UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-11 Eerste Examenperiode
Hoe ervaren mensen hun scheiding: een kwalitatief onderzoek. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Valerie Bardyn. MASTERPROEF II
Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lut Daniëls
DANKWOORD
Allereerst wil ik de respondenten bedanken die hebben deelgenomen aan het Interdisciplinair Project voor Optimalisatie van Scheidingstrajecten. Hoewel ik zelf geen rechtstreeks contact gehad heb met de deelnemers, wil ik hen toch bedanken voor hun openheid in het beantwoorden van de vragen. Ik wens hen allemaal het allerbeste toe in de toekomst. Ik wil ook graag mijn begeleidster Lut Daniëls bedanken. Zij gaf keer op keer antwoord op mijn vele vragen en hielp mij steeds vooruit. Ten slotte wil ik graag mijn familie en vrienden bedanken om mij te steunen wanneer het even moeilijker ging en om mijn scriptie telkenmale te herlezen.
2
ABSTRACT
Scheiding is reeds lange tijd object van onderzoek. Het merendeel van het onderzoek gebeurt naar redenen en gevolgen van scheiding. Er zijn echter heel wat aspecten die in rekening genomen moeten worden om een volledig beeld te kunnen schetsen van de impact van een scheiding op de levenskwaliteit van alle betrokkenen. Het Interdisciplinair Project voor Optimalisatie van Scheidingstrajecten probeert alle belangrijke determinanten in een multidisciplinair model te omvatten en doet naar elk van deze facetten onderzoek. Deze scriptie wil een bijdrage leveren aan de doelstellingen van dit project door op een exploratieve, kwalitatieve manier onderzoek te doen naar belangrijke thema’s in scheiding. Via thematische analyse werd bij een Vlaamse populatie scheidende mannen en vrouwen nagegaan welke belangrijke thema’s terugkeerden doorheen het gehele scheidingsproces. De respondenten kregen een basisvragenlijst die op vier verschillende tijdstippen werd afgenomen. Deze scriptie omvat drie van die vier meetmomenten. In die basisvragenlijst werden twee open vragen gesteld die de aanleiding vormden voor onze thematische analyse. We wilden daarbij nagaan welke thema’s naar voren komen bij scheidende mannen en vrouwen en of deze thema’s op elk tijdstip terugkeren en in welke mate. Daarnaast werd ook gekeken naar mogelijke beïnvloedende factoren zoals het scheidingstraject, geslacht, het al dan niet hebben van kinderen, wie de scheiding het meest wou en bij wie men de oorzaak van de scheiding situeerde. Uit de thematische analyse bleek enerzijds dat mensen het gevoel hadden dat ze verantwoording moesten afleggen voor hun scheiding en hierdoor de redenen van hun scheiding aanhaalden. Anderzijds kwamen de thema’s ‘beslissing om te scheiden’, ‘regeling/proces’ en ‘resultaat’, alsook ‘evaluatie’ en ‘emotie’ op elk tijdstip naar voren. Als belangrijkste bevinding vonden we dat ‘regeling/proces’ over alle tijdstippen heen het belangrijkste thema is en dat er bij de scheidende Vlaamse populatie
nood
is
aan
degelijke
psychologische
ondersteuning
vanuit
de
rechtbanken.
3
INHOUDSTAFEL
Inhoudstafel……………………………………………………………………………………………4 Inleiding……………………………………………………………………………………...…………7 Situering…………………………………………………………………….………………….7 Scheidings(r)evolutie……………………………………………………….………………..8 Evolutie voor België……………….……………………………………………….10 Samenlevingsvormen in België……………………………………………………………11 Het huwelijk………………………………………………………………………….12 Wettelijk samenwonen………………………………………..……………………12 Feitelijk samenwonen………………………………………………………………13 Scheidingstrajecten in België………………………………………………………………13 Echtscheiding……………………………………………………………………….13 Echtscheiding door onderlinge toestemming………………………….14 Echtscheiding door onherstelbare ontwrichting……………………….15 Ontbinding van de wettelijke samenwoning…………………………………….16 Beëindigen van feitelijk samenwonen……….…………………………...……..16 Thema’s in scheiding……………………………………………………………………….17 Scheiding in Vlaanderen……………………………………………………………………19 IPOS: Interdisciplinair Project voor de Optimalisatie van Scheidingstrajecten……..21 Onderzoeksvragen………………………………………………………………………….23 Methode………………………………………………………………………………………………25 Steekproef…………………………………………………………………………………..25 Opzet…………………………………………………………………………………………26 4
Vragenlijsten………………………………………………………………………………..27 Analyse…..………………………………………………………………………………….28 Redenen van scheiding…………………………………………………………29 Thema’s bij mensen in scheiding………………………………………………31 Invloed van Traject………………………………………………………………32 Overige inputvariabelen…………………………………………………………34 Resultaten………………………………………………………………………….…………………34 Inleiding…………………………………………………………………………………….34 Redenen van scheiding………………………….………………………………………35 Kindgerelateerde antwoorden………………………………………………….35 Redenen voor scheiding…………………………………………..……………36 Regeling/resultaat/rest…………………………………………………………..39 Invloed van Traject………………………………………………………………………40 Thema’s in scheiding…………………………..…..……………………………………41 Beslissing om te scheiden/regeling/resultaat……………………..…………43 Evaluatie………………………………………………………………………….43 Emotie………………………………………………………….…………………43 Impact van inputvariabelen op thema’s in scheiding……………….………44 Geslacht……………………………………………………….45 Scheidingstraject…………………………………………….45 Kinderen………………………………………………………46 Wie wou de scheiding het meest………………………..…47 Oorzaak van scheiding……………………………………..47 Discussie………………………………………………………………………………………..……47 5
Bespreking van de bevindingen…………………………………………………..……48 Moeilijkheden, beperkingen en sterktes van het onderzoek…………………………53 Voorstellen voor de toekomst………………………………………………..…………54 Referenties……………………………………………………………………………………………56
6
INLEIDING Scheiden1 is een maatschappelijke realiteit. Het vormt een belangrijk onderdeel van de sociale verandering die onze samenleving doormaakt (Weeda, 1991). Die sociale verandering kwam er door een andere kijk op relaties, het jonger uit huis gaan van de kinderen en de verhoging van het opleidingsniveau (Weeda, 1991). Het fenomeen is dan ook niet meer weg te denken uit de hedendaagse samenleving. Het begrip ‘scheiding’ komt voor op verschillende domeinen. In het kader van deze scriptie is het psychologische domein van belang waarbij partners beslissen hun liefdesrelatie te beëindigen en waarbij echtgenoten beslissen hun huwelijk te laten ontbinden. Scheiden heeft belangrijke gevolgen, zowel voor de ex-partners als voor de kinderen en dit op verschillende vlakken. De huisvesting moet herdacht worden, de opvang van de kinderen vraagt een goede regeling en ook financieel verandert er heel wat voor de ex-partners. Onderzoek naar huwelijksprocessen en de gevolgen van scheidingsprocessen is dan ook van belang om te weten wat verbeterd kan worden. Situering De inleiding werpt een blik op de evolutie die echtscheiding in ons land heeft doorgemaakt en op de huidige samenlevingsvormen en scheidingstrajecten in België. Daarna bespreken we ons onderzoek waarbij we nagaan welke thema’s voor mensen in scheiding belangrijk zijn. Hieromtrent is weinig terug te vinden in de literatuur. Meestal wordt onderzoek verricht naar redenen voor scheiding. Deze scriptie
kadert
binnen
het
Interdisciplinair
Project
voor
Optimalisatie
van
Scheidingstrajecten, dit wordt dan ook verder in de inleiding uiteengezet. De inleiding wordt afgesloten met de onderzoeksvragen.
1
De term ‘scheiding’ wordt gehanteerd voor de beëindiging van elke samenlevingsvorm van twee partners, zijnde een huwelijk, wettelijke of feitelijke samenwoning.
7
Scheidings(r)evolutie De evolutie van scheiding in ons land ging hand in hand met de evolutie van het huwelijk. 1830 telde vier echtscheidingen. Daarna steeg dit aantal tot honderd scheidingen per jaar en rond 1910 werd een duizendtal scheidingen genoteerd (Matthijs, Baerts & Van de Putte, 2008). Deze stijging is echter nog vrij gelimiteerd. De toename in het aantal scheidingen betekent niet dat de maatschappij toleranter werd tegenover echtscheiding, integendeel, scheiden werd gezien als een individueel falen. Bovendien was de echtscheidingsprocedure lang en duur (Dumon & Kooy, 1983; Van Look, 1972; van Poppel, 1997). Scheiden werkte stigmatiserend en leidde tot negatieve sociale gevolgen voor de betrokkenen (Matthijs & Meulders, 1997). De stijging in het aantal echtscheidingen kan verklaard worden door een veranderende houding ten aanzien van het huwelijk en familiale verwachtingen (Matthijs et al. 2008). Die veranderende houding had zowel op psychologisch als op sociologisch vlak grote gevolgen. Het West-Europa van de 18de – 19de eeuw werd gekarakteriseerd door huwelijken op latere leeftijd en door een grote proportie van niet gehuwden (Hajnal, 1965). Vanaf 1850 daalde de gemiddelde huwelijksleeftijd echter, ook in België. Volgens Matthijs (2001) was deze evolutie in het huwelijk te wijten enerzijds aan een economische groei en anderzijds aan een verlangen om te trouwen. Dit verlangen ging gepaard met een zekere druk om gerespecteerd te worden in de maatschappij. De getuigen van het huwelijk waren niet langer anonieme partijen maar familieleden (Matthijs, 2003). Van Poppel & Schoonheim (2005) bevestigden in een Nederlands onderzoek deze trend: het huwelijk kreeg een significante plek in het leven van de mensen. Economisch gezien was het vooral voor vrouwen moeilijk om te scheiden omdat ze afhankelijk waren van hun partner voor het levensonderhoud. Door deze moeilijkheid gingen vrouwen zich toeleggen op romantiek en emotionele banden in hun huwelijk in een poging de relatie te doen slagen. Vrije tijd werd nu gezien als tijd die gespendeerd kon worden aan intieme familiebanden. Scheiden werd hier echter nog veel moeilijker door, omdat scheiden het verlies van het sociale netwerk zou betekenen (Matthijs et al. 2008). Anderzijds zorgde de groeiende economische welvaart ervoor dat de nadruk niet langer kwam te liggen op stabiliteit. 8
Het emotionele welzijn van zichzelf en de partner won aan belang. Partners gingen hierdoor hogere eisen stellen aan de kwaliteit van hun relatie (de Graaf & Kalmijn, 2006). Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw daalde het gemiddeld aantal kinderen per gezin. Minder kinderen per gezin betekende minder druk vanuit de familie en de maatschappij om gehuwd te blijven waardoor scheiden makkelijker werd. Geluk was iets dat snel bereikt moest worden en dit kon door jong te trouwen. Omdat huwen vanaf toen gelijk stond aan geluk, werd scheiding aanvaardbaar indien het huwelijk niet tegemoet kwam aan de hoge verwachtingen (Matthijs et al. 2008). Het was dus eigenlijk een kwestie van de kosten en baten van een scheiding tegenover die van een huwelijk af te wegen. De voorbije 50 jaar is het scheidingsproces opnieuw getransformeerd (Steegh, 2008). Die transformatie situeert zich op verschillende vlakken en gebeurde wereldwijd. Niet alleen steeg het aantal echtscheidingen spectaculair (Buysse, 2009; NIS, 2010), sinds 1960 versoepelden ook de scheidingswetten, onder andere in de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk. Daarnaast werden grote inspanningen geleverd om gedeeld ouderlijk gezag te promoten en om de alimentatie voor de kinderen wettelijk te regelen (Fine & Fine, 1994). Tot de jaren zestig werd scheiding quasi uitsluitend geïnitieerd op basis van een fout door één van de echtgenoten (Phillips, 1988). Deze grond tot echtscheiding werd niet afgeschaft, maar er kwamen nieuwe gronden bij zoals scheiden met wederzijdse toestemming
(Fine
&
Fine,
1994).
Ook
in
België
veranderde
het
scheidingslandschap. Wettelijk gezien was er een graduele evolutie weg van de schuldvraag (Buysse, 2009), met de invoering van de echtscheiding door onherstelbare ontwrichting. Vroeger was de rechter de enige persoon die kon beslissen over hoe scheidende partners met elkaar moesten overeenkomen (Buysse, 2009). Nu kan men ook zonder rechter en eventueel met een bemiddelaar zelf aangeven wat en hoe de zaken geregeld moeten worden (Buysse, 2009; Herbots, 2007). Dit werd geregeld in de wet op bemiddeling van 21 februari 2005 (Buysse, 2009). Met betrekking tot de gevolgen voor kinderen is ook heel wat veranderd. Terwijl expartners die samen kinderen hadden vroeger een scheiding doormaakten waar er 9
nadien geen of nog heel weinig contact was met elkaar, wordt nu verwacht van ouders dat er nog veel contact, maar weinig conflict is en dit in het belang van de kinderen. Van ouders wordt dus verwacht dat ze veel contact hebben na de scheiding dat niet negatief geladen is. Het ouderlijk gezag, dat vroeger vooral aan de moeder werd toegekend (Steegh, 2008), wordt nu geregeld via de wet van 18 juli 2006 die verblijfsco-ouderschap prefereert (Martens, 2007). De rechter kan verblijfsco-ouderschap uitspreken wanneer de ouders er samen niet uitkomen en er geen contra-indicaties zijn. Steegh kwam zo tot onderstaande definitie van een succesvolle scheiding: Thus "successful" divorce came to be defined as one where "the adults are able to work through their anger, disappointment, and loss in a timely manner and terminate their spousal relationship with each other (legally and emotionally), while at the same time retaining or rebuilding their parental alliance with and commitment to their children." (Steegh, 2008) Evolutie voor België In figuur 1 zien we dat het aantal huwelijken fors daalt vanaf de jaren ’80, terwijl het aantal echtscheidingen sterk toenam. De stijging tussen 2006 en 2008 is mogelijk te wijten aan de nieuwe echtscheidingswet van 12 april 2007 waardoor scheiden sneller en makkelijker kan op grond van onherstelbare ontwrichting (Corijn, 2009). In 1960 werden er 65 220 huwelijken gesloten, daartegenover stonden 4 589 echtscheidingen. Bijna 50 jaar later, in 2009, zien we dat het aantal huwelijken dat jaarlijks plaatsvindt, gedaald is naar 43 303 terwijl het aantal echtscheidingen fors is toegenomen tot 32 606 echtscheidingen.
10
70000 60000 50000 40000
Huwelijk Echtscheiding
30000 20000 10000 0 1960 1980 2000 2006 2008 2009
Figuur 1 – Vergelijking huwelijken vs. echtscheidingen in België, 1960-2008 (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008; Nationaal Instituut voor de Statistiek, 2011).
In 2009 zien we een lichte daling in het aantal echtscheidingen tegenover 2008, die samengaat met een daling in het aantal huwelijken. Het aantal echtscheidingen is echter nog steeds hoog. Omdat echtscheiding een invloed heeft op de levenskwaliteit van alle betrokkenen is het belangrijk dat er onderzoek gebeurt naar de onderliggende processen zodat scheidingstrajecten geoptimaliseerd kunnen worden. Om scheidingstrajecten te kunnen optimaliseren is het belangrijk te weten hoe het huidige samenlevings –en scheidingslandschap in België eruit ziet.
Samenlevingsvormen in België Er zijn verschillende manieren om als koppel door het leven te gaan. Het is belangrijk deze van elkaar te kunnen onderscheiden omdat de samenlevingsvorm het scheidingstraject bepaalt.
11
Het Huwelijk Het huwelijk is een samenlevingsvorm die wettelijk geregeld wordt. Het burgerlijk huwelijk is een verbond tussen 2 personen, vastgelegd in een huwelijksakte door een ambtenaar van de burgerlijke stand (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008). De wetgever geeft enkel aan dat het huwelijk een verbintenis is tussen 2 personen, er is niet langer sprake van een verbintenis tussen man en vrouw. Sedert 13 februari 2003 is ook een huwelijksverbintenis tussen homoseksuelen toegestaan. Wanneer men eenmaal gehuwd is, hebben echtgenoten plichten. Ze zijn verplicht met elkaar samen te wonen, elkaar trouw te zijn, elkaar bijstand en hulp te verlenen en bij te dragen in de lasten van het huwelijk (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008). Wettelijk Samenwonen Wettelijk samenwonen is mogelijk sinds de Wet van 23 november 1998. Wettelijk samenwonen kan je door dit aan te geven aan de burgerlijke stand en door het opstellen
van
een
samenlevingscontract
(art.
1476,
§1,
B.W.).
In
een
samenlevingscontract kunnen allerlei zaken geregeld worden zoals het vermogen en wat er gebeurt bij het beëindigen van het contract. De samenwoning legt rechten en plichten op die te vergelijken zijn met deze die ook aan gehuwden opgelegd worden (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008). In 2007 waren in België 67 561 personen die een samenlevingscontract hadden (Nationaal Instituut voor de Statistiek, 2011). Ter vergelijking: in datzelfde jaar waren er 20 308 Belgen die hun samenlevingscontract hebben stopgezet. Deze wet is enkel van toepassing op het samenwonen van 2 personen. Bij feitelijk samenwonen is het van geen belang hoeveel personen met elkaar samenleven. Mensen die wettelijk willen gaan samenwonen, moeten meerderjarig zijn en bekwaam zijn om verbintenissen aan te gaan (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008). Ze mogen ook niet gehuwd zijn, noch gebonden door een andere wettelijke samenwoning.
12
Feitelijk Samenwonen Met feitelijk samenwonen wordt bedoeld dat men zonder enige regeling gaat samenwonen. Men hoeft dus niet te huwen en er moet geen samenlevingscontract gesloten worden. Het burgerlijk wetboek bevat geen specifieke bepaling over ongehuwd samenwonenden zonder registratie (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008). Het aantal feitelijk samenwonenden in België is moeilijk in cijfers te vatten, net omdat registratie van dit samenleven niet verplicht is. Ongeregistreerde partners hebben niet dezelfde plichten als gehuwden. Ze hoeven bijvoorbeeld niet samen te wonen of elkaar trouw te blijven. De onderhoudsplicht geldt enkel tegenover eventuele kinderen, niet tegenover elkaar. Toch is het mogelijk om overeenkomsten te sluiten over bepaalde aspecten van het gemeenschappelijk leven en dit ook op papier te zetten (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008). Scheidingstrajecten in België In België kun je op verschillende manieren scheiden. Wanneer echtgenoten uit elkaar wensen te gaan, noemt men dit echtscheiding. Sedert de echtscheidingswet van 2007 kan dit op twee manieren: via de echtscheiding door onderlinge toestemming (E.O.T.) of via de echtscheiding door onherstelbare ontwrichting (E.O.O.). Wanneer wettelijk samenwonende partners hun relatie beëindigen, kan dit op basis van een minimaal wettelijke regeling die we straks nader zullen bespreken. De feitelijk samenwonenden kunnen op elk ogenblik uit elkaar gaan, zonder enige formaliteit. Echtscheiding Vóór de echtscheidingswet 2007 gold een systeem van vijf gronden tot echtscheiding. Het oorspronkelijke wetsvoorstel van de regering-Verhofstadt II wou dit meervoudig systeem vervangen door een enkelvoudig systeem waarin de duurzame ontwrichting van het huwelijk als enige overkoepelende grond tot echtscheiding
zou
worden
aangehouden.
Ook
de
twee
bestaande
echtscheidingsprocedures – op grond van bepaalde feiten enerzijds en door onderlinge
toestemming
anderzijds
–
zouden
tot
één
procedure
worden
samengevoegd (Swennen, 2008). Het integreren van de echtscheiding door 13
onderlinge toestemming stuitte echter op fel protest. De regering ging daarom akkoord met de voorstellen om de echtscheiding door onderlinge toestemming als afzonderlijke echtscheidingsgrond en –procedure te behouden (Swennen, 2008). Sedert de Wet van 12 april 2007 bestaan er nog twee gronden tot echtscheiding: -
De echtscheiding door onderlinge toestemming (E.O.T.)
-
De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk (E.O.O.) Echtscheiding door onderlinge toestemming (E.O.T.)
De E.O.T. laat de echtgenoten toe de regeling zelf meer in handen te nemen. Tijdens een eerste fase komen de echtgenoten overeen hoe zij hun echtscheiding en de gevolgen ervan regelen. Een overeenkomst moet opgesteld worden en alle wettelijke vereiste documenten verzameld. Voor het opmaken van deze overeenkomst is de tussenkomst van een notaris of advocaat niet verplicht, tenzij er een onroerend goed (een huis, stuk grond…) aanwezig is (Belmans & Louwette, 2003; Herbots, 2007). Er moet een totaalakkoord gesloten worden op contractuele basis over alle gevolgen van de breuk. Dan pas kan de tweede fase, de procedure voor de rechtbank van Eerste Aanleg, gestart worden. Dit gebeurt door het indienen van een verzoekschrift (Brouwers, 2008; Herbots, 2007). De echtscheiding door onderlinge toestemming bestond al vóór de Wet van 12 april 2007, maar werd door het nieuwe wetsontwerp gewijzigd op een aantal punten. De minimumleeftijd van 20 jaar en de minimumduur van het huwelijk werden afgeschaft (Brouwers, 2008). De E.O.T. is eigenlijk een echtscheiding zonder fout. Het wederzijdse goedvinden van de echtgenoten is voldoende om het huwelijk te laten ontbinden. Ze moeten niet preciseren wat er fout ging, ze moeten alleen onderling overeenkomen (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008; Brouwers, 2008).
14
Echtscheiding door onherstelbare ontwrichting (E.O.O.) Onherstelbare ontwrichting wordt in de huidige wettekst gedefinieerd als de toestand waarin de voortzetting of de hervatting van het samenleven tussen de echtgenoten rederlijkwijs onmogelijk is geworden…als gevolg van onherstelbare ontwrichting (art. 229, B.W.; Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008; Herbots, 2007). Scheiden op basis van onherstelbare ontwrichting kan zonder een schuldige voor de scheiding aan te duiden, ook al vloeit die ontwrichting onrechtstreeks voort uit een schuldige gedraging (Swennen, 2008; Herbots, 2007). Deze grond tot echtscheiding wordt onderverdeeld in drie subgronden waarop de echtgenoot (of beide echtgenoten) kan aantonen dat het huwelijk onherstelbaar ontwricht is: -
de feitelijke scheiding;
-
het herhaald verzoek;
-
de onherstelbare ontwrichting.
Er kunnen hiervoor drie vorderingswijzen worden onderscheiden (Herbots, 2007): -
Eén van de echtgenoten vordert de echtscheiding.
-
Gezamenlijke vordering: beide echtgenoten vorderen de echtscheiding.
-
Aanvaarde vordering: de verwerende echtgenoot verklaart zich akkoord met de vordering op grond van feitelijke scheiding of op herhaald verzoek die de eisende echtgenoot alleen heeft ingesteld.
Wanneer de rechter ernstige bewijzen krijgt van onherstelbare ontwrichting, moet de scheiding dadelijk uitgesproken worden. Een verklaring van één van de echtgenoten (of beide) of het verstrijken van een bepaalde periode volstaat niet. De rechter moet bij elk aangevoerd feit oordelen of de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk hieruit voortvloeit en dat het naleven van een periode zoals bij feitelijke scheiding en het herhaald verzoek onmogelijk is (Herbots, 2007). Feiten die in aanmerking komen als ernstig bewijs zijn partnergeweld en overspel, maar ook een objectieve toestand kan leiden tot een onherstelbare ontwrichting. 15
Dit is bijvoorbeeld een geestesstoornis of een overspelige relatie van beide echtgenoten die niet als fout wordt gezien (Herbots, 2007). Wanneer er geen ernstig bewijs voor handen is, is een periode van feitelijke scheiding vereist. De duur van deze periode verschilt naargelang de vorderingswijze. Zowel bij het aanvaard als gezamenlijk verzoek tot echtscheiding moeten de echtgenoten meer dan zes maanden feitelijk gescheiden leven. Bij een eenzijdig verzoek tot echtscheiding is een termijn van één jaar vereist (Herbots, 2007; Swennen, 2008). In geval van echtscheiding op grond van herhaald verzoek moet het verzoek tot E.O.O. tweemaal uitgesproken worden, met een reflectieperiode tussen de twee verzoeken in (Herbots, 2007). Deze subgrond tot echtscheiding door onherstelbare ontwrichting biedt de mogelijkheid om uit de echt te scheiden zonder dat men een minimale periode feitelijk gescheiden moet leven (Swennen, 2008). Zowel bij het aanvaard als gezamenlijk verzoek tot echtscheiding dient deze reflectieperiode minimaal drie maanden te duren. Ontbinding van de Wettelijke Samenwoning Wanneer een van de partners huwt of overlijdt, gebeurt het beëindigen van de wettelijke samenwoning automatisch. Het is echter ook mogelijk om een schriftelijke verklaring in te dienen bij de burgerlijke stand van de gemeente. De ambtenaar noteert deze verklaring in het bevolkingsregister en hierbij eindigt de samenwoning met onmiddellijke ingang (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008). Beëindigen van Feitelijk Samenwonen Het burgerlijk wetboek voorziet geen specifieke bepalingen voor het beëindigen van een ongeregistreerde samenwoning. Het samenleven komt tot een einde wanneer één van de partners overlijdt of wanneer één of beide partners beslissen de relatie stop te zetten. Samenwonende partners moeten geen formaliteiten invullen om hun relatie te beëindigen. Er is hiervoor geen procedure voorzien. Dit leidt vaak tot problemen wanneer regelingen omtrent geld, huis e.d. niet in een contract vooraf werden geregeld (Baert, Gonnissen & Kalisz, 2008). 16
Thema’s in Scheiding Van een huwelijksrelatie wordt veel goeds verwacht zoals warmte, liefde, begrip, eerlijkheid en dergelijke meer. De realiteit ligt vaak anders. Ruzies en conflicten kunnen een huwelijk kapot maken, maar partners kunnen ook gewoon uit elkaar groeien en beseffen dat dit niet is wat ze wilden voor zichzelf. Om te achterhalen welke thema’s belangrijk zijn voor mensen in scheiding, maken we gebruik van de bevraging die is gebeurd in het kader van het Interdisciplinair Project voor de Optimalisatie van Scheidingstrajecten, IPOS. De eerste vraag die werd gesteld was: “Voordat we beginnen met het invullen van de vragenlijst heeft u de mogelijkheid om op te schrijven wat voor u het belangrijkste thema van u w scheiding was/is. Deze vraag is niet verplicht.”, terwijl deze vragenlijst afsloot met de vraag: “Zijn er voor u nog thema’s omtrent de scheiding die niet aan bod gekomen zijn en waar u wel nog graag iets over zou vertellen, of thema’s die wel aan bod gekomen zijn, maar waar u het gevoel heeft dat u niet (alles) heeft kunnen vertellen wat u wilde? Indien dit het geval is, heeft u hier de mogelijkheid om erover te schrijven. Deze vraag is niet verplicht.” De eerste vraag werd door een groot aantal respondenten opgevat als een uitnodiging om de reden van hun scheiding te geven. Daarnaast gaven de respondenten de thema’s die voor hen van belang waren. Hieruit blijkt dat mensen willen aangeven of verantwoorden dat ze gescheiden zijn voor goede redenen (de Graaf & Kalmijn, 2006). In Vlaanderen werd totnogtoe geen onderzoek verricht naar belangrijke thema’s van mensen gedurende hun scheidingsproces, terwijl er wel veel onderzoek verricht is naar redenen voor scheiding. In Vlaanderen heeft vooral Matthijs (1990) hieromtrent onderzoek verricht en voor het buitenland zijn vooral Amato (2003), Weeda (1980) en Farber (1957) van belang. We bespreken hier dan ook hun belangrijkste bevindingen. Het onderzoek van Matthijs (1990) wordt besproken in een volgende onderdeel dat specifiek gericht is op de situatie in Vlaanderen. Farber (1957) onderzocht hoe Amerikaanse mannen en vrouwen verschilden in hun redenen voor ontevredenheid met hun huwelijk en hoe die verschillen te maken hadden met socio-economische status. Uit zijn onderzoek bij 600 participanten kwamen verschillende redenen naar voren: verwaarlozing van kinderen en gezin, 17
financiële problemen, fysiek en psychisch geweld, ontrouw, seksuele problemen, drankmisbruik, gebrek aan liefde en overdreven eisen van de partner zoals ongeduld en onverdraagzaamheid. Lage socio-economische klassen gaven vaker financiële problemen, geweld en drankmisbruik aan dan hogere socio-economische klassen. Mannen haalden vaker relatiespecifieke kenmerken aan als reden van scheiding, zoals seksuele problemen of problemen met de schoonfamilie dan vrouwen (Levinger, 1966). Amato & Previti (2003) onderzochten bij 208 Amerikaanse personen welke de belangrijkste redenen voor scheiding waren. Deze redenen werden dan gekoppeld aan sociale klasse, geslacht, aanpassing na de scheiding en levensloopvariabelen zoals de leeftijd waarop men huwde, de duur van het huwelijk en het al dan niet hebben van kinderen. Uit dat onderzoek kwam ontrouw als meest aangegeven reden naar voren. Ontrouw bleek ook de sterkste voorspeller te zijn voor latere scheiding (Amato & Rogers, 1997). Onverenigbaarheid van karakters, middelenmisbruik en uit elkaar gegroeid zijn volgden op de voet. Verder kwamen ook fysiek en psychisch geweld, communicatieproblemen, financiële problemen en het verdwijnen van de liefdesgevoelens uit het onderzoek naar voren (Amato & Previti, 2003). Opvallend was dat vrouwen significant minder communicatieproblemen rapporteerden dan mannen. Respondenten die kinderen hadden, rapporteerden vaker fysiek en psychisch geweld en middelenmisbruik door de partner als reden van scheiding. Uit een onderzoek van Iteke Weeda (1980) bij 167 gescheiden Nederlandse mensen kwamen verschillende huwelijksproblemen naar voren die hebben geleid tot echtscheiding. De meest belangrijke redenen voor echtscheiding waren de sociale omgeving, de geld- en taakverdeling, liefde en communicatie, kinderen en vrijetijdsbesteding, angst en depressie, conflicten, sociale achtergronden en karakters, seksualiteit, lichamelijk geweld en verslavingsproblematiek. Deze redenen zijn gelijklopend met redenen die naar voren komen in andere onderzoeken (Amato & Previti, 2003; Levinger, 1966). Sociale omgeving heeft betrekking op het contact met de eigen familie en de familie van de partner wanneer men eenmaal gehuwd is. Sommige partners ervaren een gevoel van controle die uitgeoefend wordt door de schoonouders, meestal de 18
schoonmoeder. Hierdoor voelt de partner zich niet geaccepteerd en vaak vindt men dat de huwelijkspartner niet voldoende ondersteuning biedt om daarmee om te gaan. Het kan ook omgekeerd zijn. Hier heeft men een hekel aan zijn of haar schoonouders en dit kan tot huwelijksproblemen leiden. Een derde manier waarop dit tot uiting kan komen is dat de ene partner de ander verwijt dat de eigen ouders verwaarloosd worden ten voordele van de schoonouders (Weeda, 1991). Wat de geld- en taakverdeling betreft, is het zo dat wanneer de materiële basis onvoldoende is en als mensen de taken op dit vlak niet goed kunnen verdelen, er spanningen ontstaan. Meer vrouwen dan mannen ervaren dit probleem. Dit kan te wijten zijn aan de idee van gelijkwaardigheid als het op carrière maken aankomt (Weeda, 1991). Het is nog altijd zo dat vrouwen minder verdienen dan mannen, ook al stelt de maatschappij een gelijkwaardigheidsideologie. Vooral lagere sociale milieus en gezinnen met jonge kinderen geven geld –en taakverdeling op als reden voor scheiding. In de literatuur zien we gelijklopende redenen voor scheiding terugkeren, met name ontrouw, geweld, middelenmisbruik en financiële problemen. Bovendien worden in elke besproken studie verschillen tussen mannen en vrouwen gevonden. Het onderzoek dat door IPOS wordt gedaan, situeert zich in Vlaanderen. Er wordt gewerkt met een grotere en representatievere steekproef dan in voorgaande scheidingsonderzoeken. We kunnen dus nagaan of de redenen die mensen in scheiding in Vlaanderen vermelden, gelijklopen met deze uit de bestaande literatuur. Wij zijn echter niet enkel geïnteresseerd in de reden van scheiding, maar ook in ruimere thema’s die een belangrijke plaats innemen in de levens van mensen in scheiding. Totnogtoe is hier geen onderzoek naar verricht, niet in België noch in het buitenland. Op zoek gaan naar de belangrijke thema’s in het scheidingsproces is dus vernieuwend binnen het scheidingsonderzoek. Scheiding in Vlaanderen Figuur 2 toont een evolutie in het aantal huwelijken en echtscheidingen voor Vlaanderen van 1995 tot 2009. We zien dat het aantal huwelijken afneemt van 1995
19
tot 2005 om daarna opnieuw te stijgen. Ook het aantal echtscheidingen neemt in die periode af, maar we zien dat in 2008 dit aantal opnieuw gestegen is. Mogelijk is die stijging te wijten aan de Echtscheidingswet van 12 april 2007 (Corijn, 2009) die in werking trad op 1 september 2007.
35000 30000 25000 20000
Huwelijk Echtscheiding
15000 10000 5000 0 1995 2000 2005 2008 2009
Figuur 2 – Evolutie in het aantal huwelijken en echtscheidingen voor het Vlaams Gewest (Nationaal Instituut voor de Statistiek, geraadpleegd op 29 april 2011).
Vrouwen nemen in het merendeel van de echtscheidingen het initiatief tot scheiden (Amato & Previti, 2003; Matthijs, 1990; Orde van Vlaamse Balies, 2010). 3 op de 4 vrouwen tegenover 1 op de 4 mannen zet de scheiding in gang (Matthijs, 1990). Uit onderzoek in Vlaanderen van het Centrum voor Sociologie van Gezin en Bevolking (1983) bij 766 gescheiden personen blijkt dat mannen en vrouwen een verschillende kijk hebben op de oorzaken van huwelijksmoeilijkheden die geleid hebben tot echtscheiding. Typische redenen aangegeven door de vrouwen zijn mishandeling, seksuele problemen en alcohol- of drugsmisbruik. Dit zijn vooral persoonsspecifieke kenmerken. Typische redenen aangegeven door de mannen zijn bemoeienissen
van
de
(schoon)familie,
financiële
problemen,
communicatieproblemen en een buitenechtelijke relatie. Dit zijn dan eerder 20
relatiespecifieke kenmerken (Matthijs, 1990). De resultaten die uit dit onderzoek naar voren komen liggen in dezelfde lijn als buitenlands onderzoek (Amato & Previti, 2003; Weeda, 1991), maar het ontbreekt Vlaanderen aan recente gegevens omtrent redenen voor scheiding. In ons onderzoek zullen we nagaan of er naast de redenen aangegeven voor scheiding ook nog andere zaken zijn die voor mensen in scheiding van belang zijn. Deze zaken worden via thematische analyse dan in centrale thema’s onderverdeeld. Om mensen in scheiding te kunnen bijstaan in wat voor hen belangrijk is, is er nood aan onderzoek zoals gerealiseerd door het Interdisciplinair Project voor de Optimalisatie van Scheidingstrajecten (IPOS). Dit project is longitudinaal van opzet en is representatief voor de Vlaamse bevolking. Interdisciplinair Project voor de Optimalisatie van Scheidingstrajecten Het IPOS of Interdisciplinair Project voor de Optimalisatie van Scheidingstrajecten is een project gerealiseerd in samenwerking tussen de universiteit Gent en de katholieke
universiteit
Leuven.
Het
onderzoek
wordt
gevoerd
door
een
multidisciplinair team van psychologen, economen en juristen van zowel de universiteit
Gent
als
de
Katholieke
Universiteit
Leuven.
Dit
project
is
procesonderzoek en richt zich in het bijzonder op die processen die actief zijn bij scheiding, met respect voor de zelfdeterminatie van de scheidende partners en hun kinderen. Het doel van dit project is inzicht te verwerven in het scheidingsproces2 en de scheidingstrajecten in Vlaanderen en deze scheidingstrajecten te optimaliseren (IPOS, www.scheidingsonderzoek.be ). Het project ging van start in september 2007 en zal duren tot oktober 2011. Er worden op vier verschillende momenten in deze tijdspanne vragenlijsten afgenomen van mensen in scheiding. Het IPOS onderzoek is een longitudinaal onderzoek. Op het einde van de basismeting wordt gevraagd of de respondent wil deelnemen aan het vervolgonderzoek. Dit vervolgonderzoek werd niet nader gespecificeerd. Dit
2
Met de term ‘scheidingsproces’ wordt bedoeld, iedereen die zich nog in een scheidingsprocedure (een E.O.O. of E.O.T. of beëindigen van samenlevingscontract) bevindt, iedereen die de beslissing tot echtscheiding heeft gemaakt en iedereen die de scheidingsprocedure heeft afgerond.
21
laat toe de respondenten ad random toe te wijzen aan één van de drie vervolgbevragingen en zelfselectie te vermijden. Zes maanden na het tijdstip van het basisonderzoek werd de respondent opnieuw uitgenodigd om deel te nemen op de wijze die hij/zij initieel had aangegeven (elektronisch of telefonisch) voor een tweede bevraging. De derde bevraging gebeurde zes maanden na de tweede bevraging. De vierde bevraging gebeurde 24 maand na de eerste bevraging. De vragenlijsten werden telkens overgemaakt aan alle respondenten van de eerste bevraging, ongeacht of ze deel hadden genomen aan de tweede en/of derde bevraging. In dit onderzoek beperken we ons tot de eerste drie meetmomenten. Om het doel van het IPOS te bereiken, wordt vertrokken vanuit een procesgericht, multidisciplinair model voor levenskwaliteit.
Figuur 3 – Multidisciplinair model voor levenskwaliteit (IPOS, www.scheidingsonderzoek.be).
In het model, dat afgebeeld wordt in figuur 3, wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende determinanten van levenskwaliteit. De afspraken/regelingen, het scheidingstraject, kenmerken van het gezin in scheiding en de context (zoals wetgeving, onder meer de Wet van 2007 en het beleid) hebben effect op de levenskwaliteit van alle betrokkenen (IPOS, www.scheidingsonderzoek.be). Deze masterproef richt zich op de eerste twee determinanten, met name de kenmerken van het gezin en het scheidingstraject. We gaan na welke de belangrijkste thema’s zijn die mensen in scheiding rapporteren en hoe deze het
22
scheidingstraject beïnvloeden, maar ook hoe het scheidingstraject de thema’s kan beïnvloeden. Onderzoeksvragen 1) Komen er centrale thema’s naar voren die belangrijk zijn voor mensen tijdens en na hun scheidingsproces? Totnogtoe richtte scheidingsonderzoek zich vooral op de gevolgen van scheiding en dan vooral op de gevolgen voor kinderen (Grych & Fincham, 1999; Lambert, 2009; Lee & Hunsley, 2001). Er is nood aan onderzoek dat zich richt op het gehele proces van scheiding, van de beslissing tot het eind van de scheiding. Onderzoek richtte zich nog nooit op wat er tijdens het scheidingsproces in mensen omgaat. In dit onderzoek gaan we op drie momenten in de tijd na wat voor mensen het belangrijkste thema is tijdens hun scheiding met behulp van de open vragen die reeds op pagina 17 besproken werden. Deze open vragen worden gecodeerd aan de hand van een kwalitatieve thematische analyse (Braun & Clarke, 2006). De antwoorden op de open vragen worden gecodeerd en geanalyseerd. Uit een eerste analyse van de antwoorden gegeven op de open vraag bij het begin van de vragenlijst, stelden we vast dat deze geïnterpreteerd werd als een vraag naar de reden van scheiding. In de analyse zal dus rekening gehouden worden met het feit dat we niet enkel belangrijke thema’s alleen zullen krijgen, maar ook redenen voor de scheiding. Daarnaast verwachten we dat kinderen een belangrijk thema zullen vormen doorheen het scheidingsproces. Wat betreft de laatste open vraag van de vragenlijst op tijdstip één verwachten we wel dat er belangrijke thema’s naar voren zullen komen eerder dan redenen voor scheiding. 2) Veranderen de thema’s naargelang het tijdstip waarop gemeten wordt? Het IPOS onderzoek loopt over 4 jaar. Deze masterproef zal 3 van de 4 meetmomenten beslaan. We gaan na of er een evolutie zit in de thema’s die mensen aangeven, dit wil zeggen dat we onderzoeken of de thema’s veranderen naarmate er meer tijd verstrijkt sinds de scheiding. We stellen hier geen hypothese voorop omdat deze onderzoeksvraag louter exploratief bedoeld is. Er is nog nooit eerder onderzoek gebeurd naar de evolutie van belangrijke thema’s doorheen het scheidingsproces. 23
3) Is er een verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft deze thema’s? Uit vorig onderzoek (Amato & Previti, 2003; Farber, 1957; Matthijs, 1990) blijkt dat de thema’s die mannen en vrouwen aangeven, verschillen. Vrouwen leggen hun relatie vaker onder de loep en merken dan ook sneller relatieproblemen op (Thomas & Walker, 1991). Vrouwen lijken dan ook vaker aan te geven dat relationele of emotionele zaken en negatief gedrag van de partner de reden van scheiding zijn (Cleek & Pearson, 1985). Mannen zijn eerder geneigd de reden van scheiding buiten de relatie te zoeken (Levinger, 1966). Ook in Vlaams onderzoek (Matthijs, 1990) wordt aangegeven dat vrouwen vaker de oorzaak van de problemen bij de partner leggen en dat mannen eerder externe factoren aanhalen als reden van scheiding. We gaan de belangrijke thema’s die naar voren komen uit de antwoorden op de laatste open vraag koppelen aan het man of vrouw zijn. Omdat het onderzoek naar belangrijke thema’s in scheiding vernieuwend is, gaan we exploratief op zoek naar verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft deze thema’s. 4) Is het thema dat mensen aangeven gekoppeld aan wie de scheiding initieerde? Uit Amerikaans onderzoek (Amato & Previti, 2003) blijkt dat het merendeel van de scheidingen door de ex-vrouw wordt geïnitieerd. Mits er nog geen enkel onderzoek zich totnogtoe gericht heeft op thema’s in scheiding, gaan we louter exploratief kijken of de thema’s verschillen afhankelijk van wie de scheiding heeft geïnitieerd. 5) Zijn de thema’s verschillend naargelang het scheidingstraject? Via deze onderzoeksvraag willen we nagaan of de keuze van een bepaald scheidingstraject, E.O.T. of E.O.O., invloed heeft op wat er belangrijk is tijdens en na de scheiding van de deelnemers. Een specifieke verwachting over de resultaten hieromtrent hebben we niet. De onderzoeksvragen zijn vooral exploratief bedoeld omdat er totnogtoe geen enkel scheidingsonderzoek
zich
gericht
heeft
op
centrale
thema’s
tijdens
het
scheidingsproces, los van de redenen die mensen opgeven voor hun scheiding.
24
METHODE Steekproef Voor het uitvoeren van de thematische analyse kunnen we gebruik maken van de gegevens verzameld in het kader van het Interdisciplinair Project voor de Optimalisatie van Scheidingstrajecten (IPOS). Tussen 17 maart 2008 en 16 maart 2009 werden deelnemers gerekruteerd in de rechtbanken van Eerste Aanleg te Antwerpen, Mechelen, Gent en Kortrijk. Iedereen die voor de rechtbank verscheen in het kader van een scheiding, werd door een IPOS medewerker gevraagd of hij/zij wilde deelnemen aan het IPOS project. De medewerker werd geïdentificeerd aan de hand van een badge. Aan elke potentiële deelnemer werd uitgelegd dat het een universitair onderzoek betrof over levenskwaliteit van mensen tijdens hun scheidingsproces, dat deelname volledig vrijwillig was en dat deelname geen invloed zou hebben op de procedure in de rechtbank. Daarnaast werd meegedeeld dat de gegevens vertrouwelijk zouden worden
behandeld
en
dat
het
onderzoek
onder
toezicht
stond
van
de
privacycommissie en de ethische commissies van de universiteiten van Gent en Leuven. Tezelfdertijd kregen de potentiële deelnemers een folder met een korte uiteenzetting van het onderzoek, een antwoordkaart en een IPOS pen overhandigd. Op de antwoordkaart kon men aanduiden of men wou deelnemen aan het project en op welke manier men wilde gecontacteerd worden. De antwoordkaart werd ter plaatse ingevuld en aan de IPOS medewerker overhandigd. Eenzelfde procedure werd toegepast bij de rekrutering van ex-wettelijk samenwonenden in de burgerlijke standen. De rekrutering van ex-feitelijk samenwonenden vereist een andere methodologie omdat er geen wettelijke registratie plaatsvindt in deze situatie, bijgevolg wordt deze groep buiten beschouwing gelaten in het IPOS project. De participanten zijn zowel Vlaamse mannen als vrouwen die zich in het scheidingsproces bevinden of die dit scheidingsproces hebben beëindigd. De proefpersonen zijn zowel gehuwden als wettelijk samenwonenden. Van de 8896 kaarten kwamen er 3924 (44%) terug die aangaven dat de respondent bereid was om deel te nemen, waarvan uiteindelijk 1850 (20.8%) volwassenen de vragenlijst volledig invulden. Dit leverde uiteindelijk een steekproef op van 2142 personen (n = 25
2142) voor het eerste meetmoment. Dit aantal van 2142 is een gekoppeld aantal, wat betekent dat wanneer twee ex-partners deelnamen aan het IPOS onderzoek, zij allebei werden opgenomen in de steekproef. De steekproef omvatte meer vrouwen dan mannen. Er namen 1149 vrouwen deel, wat neerkomt op 55% van de steekproef. De overige 45% waren mannen. De gemiddelde leeftijd bedroeg 43 jaar. In bijna de helft van de gevallen initieerde de respondent zelf de scheiding (48%), bij een derde was het de ex die dit deed (32%) en bij een vijfde werd de scheiding in gang gezet door beide ex-partners (20%). 75% van de koppels volgde het traject van een echtscheiding door onderlinge toestemming, 25% volgde het traject op grond van echtscheiding door onherstelbare ontwrichting. Opzet Met diegenen die aangaven te willen deelnemen, werd binnen de drie weken contact opgenomen op de wijze waarop de respondent had aangegeven. De meerderheid (60%) opteerde voor elektronisch contact (e-mail), de overige respondenten opteerden ervoor om telefonisch gecontacteerd te worden. Diegenen die wensten online gecontacteerd te worden, kregen binnen de drie weken een e-mail toegestuurd met de basisvragenlijst. Een ad random toebedeelde subversie (versie A tot C, zie deel ‘Vragenlijsten’) werd twee weken na het invullen van de basisvragenlijst naar de respondent gemaild. Er was ook een D-versie, maar deze was een versie die ingevuld kon worden door de kinderen van de respondenten. De respondenten die telefonisch gecontacteerd werden, werden de mogelijkheid geboden om ofwel op een centrale afnameplaats, ofwel thuis in aanwezigheid van een IPOS medewerker de vragenlijsten in te vullen. Bij een huisbezoek werd de vragenlijst ingevuld op de laptop van de IPOS medewerker. Hetzij op hetzelfde moment, hetzij in een tweede huisbezoek na drie weken, werd een ad random toebedeelde subversie van de vragenlijst ingevuld. Een voorbeeld van een centrale afnameplaats is de computerklas van de universiteit. Indien de respondent voor deze mogelijkheid opteerde, werden de reiskosten vergoed. 26
Vragenlijsten Ten behoeve van het IPOS werden voor de eerste meting vijf vragenlijsten opgesteld: een basisversie en een A –tot D-versie. De A-versie behandelt stalking, emoties tussen ex-partners en turningpoints. De B-versie bevraagt bemiddeling. De C-versie is de ouderversie en de D-versie is diens tegenhanger, de kinderversie. Alle vragenlijsten zijn gebaseerd op zelfrapportage. De basisversie is er voor iedereen van de deelnemers. De versies A tot C werden ad random afgenomen. De D-versie werd enkel bij kinderen afgenomen. De vragenlijsten bevatten zowel kwantitatieve als kwalitatieve vragen. Van belang voor dit onderzoek is de basisversie. Deze bevraagt algemene zaken zoals het aantal jaar men samen was met de partner, welk scheidingstraject men volgt, welke regelingen werden getroffen en dergelijke meer. Voor deze masterproef worden vier open vragen uit de basisversie geanalyseerd. Enerzijds zijn er de vragen die peilen naar belangrijke thema’s in scheiding en redenen voor scheiding. Anderzijds zijn er de vragen naar waarom men een E.O.O. of een E.O.T. volgt. De eerste vraag werd afgenomen bij aanvang van de afname van de basisversie. Deze vraag werd bovendien enkel bij de eerste meting gesteld. Deze vraag is de volgende: 1. Voordat we beginnen met het invullen van de vragenlijst heeft u de mogelijkheid om op te schrijven wat voor u het belangrijkste thema van u w scheiding was/is. Deze vraag is niet verplicht.
De tweede vraag werd telkens bij afsluiten van de vragenlijst gesteld. Deze vraag werd zowel op meetmoment een, als meetmoment twee en drie gesteld. Deze vraag is: 2. Zijn er voor u nog thema’s omtrent de scheiding die niet aan bod gekomen zijn en waar u wel nog graag iets over zou vertellen, of thema’s die wel aan bod gekomen zijn, maar waar u het gevoel heeft dat u niet (alles) heeft kunnen vertellen wat u wilde? Indien dit het geval is, heeft u hier de mogelijkheid om erover te schrijven. Deze vraag is niet verplicht. 27
Dan was er nog de vraag waarom men een scheidingstraject volgde op basis van echtscheiding door onderlinge toestemming. Deze vraag werd ook enkel op het eerste meetmoment gesteld: 3. Wat maakt dat u in een EOT-procedure bent gestapt?
Dezelfde vraag werd gesteld aan diegenen die een EOO-traject volgden. Ook deze vraag werd enkel op het eerste meetmoment gesteld: 4. Wat maakt dat u in een EOO-procedure bent gestapt?
Voor elke vraag werd een codeerschema opgesteld om de antwoorden overzichtelijk te kunnen analyseren. Deze codeerschema’s worden in een volgend onderdeel besproken. Analyse De antwoorden op de open vragen worden gecodeerd aan de hand van een thematische analyse, een vorm van kwalitatieve analyse. De geëxtraheerde thema’s worden dan geplaatst in de context van bestaand wetenschappelijk onderzoek rond scheiding. We kiezen voor een thematische analyse boven de gefundeerde theoriebenadering (‘grounded theory’) en boven een fenomenologische analyse omdat een thematische analyse niet dient te berusten op een (semi-) gestructureerd interview. Bij een fenomenologische analyse spitst men zich bovendien toe op de specifieke beleving van een individu (Smith & Osborn 2003) wat hier niet aan de orde is. Hier proberen we een algemene tendens te vinden voor de Vlaamse bevolking in scheiding, geen individuele concepten. Een
thematische
analyse
is
toepasbaar
over
verschillende
theoretische
benaderingen en is dus niet gebonden aan een bepaalde epistemologie (Braun & Clarke, 2006). Via deze methode willen we patronen identificeren, deze analyseren en erover rapporteren. Hierdoor krijgen we de kans om onze dataset te organiseren en te beschrijven op een welbepaalde manier. In thematische analyse kunnen we er voor kiezen ofwel een rijke, thematische omschrijving te geven van de volledige 28
dataset ofwel een bepaald deel van de dataset gedetailleerd weer te geven (Braun & Clarke, 2006). Bij thematische analyse focust men zich vaak slechts op één niveau (Braun & Clarke, 2006), maar voor ons onderzoek richten we ons op een semantische benadering van de data en niet op een latente benadering (Boyatzis, 1998). Dit betekent dat we de data in de eerste plaats willen beschrijven en samenvatten om ze uiteindelijk te kunnen interpreteren (Patton, 1990). In een eerste fase van het analyseproces worden de data actief gelezen om op zoek te gaan patronen (Braun & Clarke, 2006). Daarna worden er initiële codes gegenereerd. Intussen wordt een lijst gemaakt met ideeën omtrent de patronen. De data worden vervolgens in betekenisvolle groepen georganiseerd. In een derde fase zoeken we de eigenlijke thema’s. De codes worden geanalyseerd en gecombineerd tot overkoepelende thema’s (Braun & Clarke, 2006). Daarna worden deze thema’s herzien. Er wordt daarbij gekeken of de data een coherent patroon vormen met de thema’s, maar ook of de thema’s passen in de dataset. Uiteindelijk worden de thema’s gedefinieerd en benoemd. De thema’s hebben we in thematische kaarten gezet om het geheel overzichtelijk te maken (zie figuur 4 en 5). Meerdere codes per respondent worden toegelaten. Redenen van Scheiding Eerst werd genoteerd of de respondent al dan niet een reden van zijn/haar scheiding opgaf. Indien ja, dan werd gekeken welke reden specifiek. Verder werd gekeken of de respondent iets zei over de regeling. Hier kon een onderverdeling gemaakt worden tussen algemeen, geld, woning en kinderen al naargelang het soort regeling waarover men het had in het antwoord. Bijvoorbeeld antwoorden als de verdeling van de inboedel werden in de categorie ‘regeling: woning’ geplaatst. Er werd eveneens gekeken of de respondent iets zei over het resultaat, hier bedoelden we vooral het resultaat dat men beoogde te bekomen, zoals het zelf beter hebben of de kinderen die het beter hebben. Er werd ook een restcategorie gehanteerd die antwoorden omvatte over de scheiding algemeen. Dit waren dan antwoorden die handelden over de duur van de scheiding of de manier waarop er gescheiden werd. 29
Tijdens het coderen van de antwoorden kwamen we tot de vaststelling dat de antwoorden vaak kindgerelateerd waren. We hebben dan ook besloten dat we kinderen als een apart thema zouden zien en dat dit niet als reden van scheiding zou opgenomen worden, tenzij dit expliciet zo werd aangegeven. Omdat in de thema’s regeling en resultaat ook een onderdeel kinderen was opgenomen, werd beslist om deze categorieën samen te nemen onder de grote noemer ‘kinderen’. De categorie kinderen
werden
bovendien
ook
onderverdeeld
omdat
de
antwoorden
te
uiteenlopend waren om samen te nemen. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid op basis van twee onafhankelijke codeurs bedraagt
κ
=
89.88%.
We
kunnen
spreken
van
een
uitstekende
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.
Reden van scheiding
Ja/neen
Zegt iets over: Regeling
Welke?
Zegt iets over: Resultaat
Mezelf
Algemeen
Geld
Woning
Kinderen
Restcategorie: scheiding algemeen
Kinderen Kinderen
Figuur 4 – Thematische kaart met uiteindelijke thema’s voor de eerste vraag.
30
Thema’s bij Mensen in Scheiding In eerste instantie werd gekeken of de respondent in de antwoorden iets zei over de beslissing om te scheiden, de regeling of het proces of het resultaat. De mogelijkheid dat de respondent een antwoord gaf dat in meerdere categorieën kon geplaatst worden, werd toegelaten. De categorie beslissing om te scheiden omvatte antwoorden die de reden van scheiding nogmaals aanhaalden, de huwelijkssituatie verklaarden
of
kantelmomenten
in
het
huwelijk
bespraken.
De
categorie
regeling/proces had betrekking op antwoorden die het hadden over de duur van scheiding, de ouderschapsregeling, de emotionele verwerking en de verdeling van gemeenschappelijke goederen. Ook antwoorden die kritiek (zowel positief als negatief) omvatten op het juridische proces werden in deze categorie opgenomen. Toekomstgerichte antwoorden, zowel op praktisch als op gevoelsmatig vlak, werden in de categorie resultaat ondergebracht. Verder werd gekeken of de antwoorden al dan niet een evaluatie inhielden. Indien ja, dan werd gekeken wie of wat er geëvalueerd werd. Een algemene evaluatie hield antwoorden in als dat het de beste beslissing was om te scheiden. Een evaluatie over zichzelf had betrekking op antwoorden als dat men nu al dan niet beter af was. Ook antwoorden die aangaven dat men achteraf gezien ook wel een aandeel had in de mislukking van het huwelijk werden hierin opgenomen. Evaluatie van het proces betekende dat men antwoorden gaf die kritiek vormden op het proces en die een balans opmaakten van de reeds genomen beslissingen. Ten slotte werd gekeken of de respondent ook emoties aangaf in zijn/haar antwoord. Indien wel, dan werd nagegaan of dit een positieve of negatieve emotie was en welke deze specifiek was. De positieve en negatieve emoties worden in het deel Resultaten uitvoerig geanalyseerd. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van het eerste meetmoment werd berekend op basis van Cohen’s kappa κ voor twee onafhankelijke codeurs. Voor deze vraag bedraagt κ = 95.31%, wat een uitstekende interbeoordelaarsbetrouwbaarheid betekent. Voor het tweede meetmoment ligt de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid iets lager (κ = 82.96%), maar is deze nog steeds teken van een uitstekende overeenkomst. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid op het derde meetmoment was κ = 87.93%, opnieuw een uitstekende overeenkomst.
31
Bevat evaluatie: ja/neen
Zegt iets over:
Beslissing om te scheiden
Regeling of proces
Resultaat
Algemeen
Over zichzelf Van het proces
Positief
Emoties: ja/neen
Negatief Figuur 5 – Thematische kaart van de uiteindelijke thema’s voor de tweede vraag.
Invloed van Traject Om de laatste onderzoeksvraag te beantwoorden moeten we nagaan wie een E.O.O. of E.O.T. volgt en waarom. De antwoorden op deze open vragen werden eveneens via thematische analyse gecodeerd. Figuur 6 toont het codeerschema voor de antwoorden met betrekking tot E.O.T.; figuur 7 toont het schema voor de antwoorden met betrekking tot E.O.O. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid voor het codeerschema van E.O.T. op basis van twee onafhankelijke codeurs was van een goede overeenkomst, Cohen’s kappa κ = 72.8%. Voor het codeerschema van E.O.O. bedroeg Cohen’s kappa, κ = 91.28%, een uitstekende overeenkomst.
Eigen keuze
Zegt iets over het proces
Zegt iets over resultaat
Ja, alleen Nee, advocaat Ja, samen
Nee, ex
Figuur 6 – Thematische kaart van het codeerschema E.O.T.
32
Allereerst gingen we na of de respondent aangaf of de keuze van E.O.T./E.O.O. een eigen keuze was. Indien het een eigen keuze betrof, specificeerden we of die keuze alleen of samen met de partner gemaakt werd. Indien het geen eigen keuze was, dan werd gekeken of het dan op initiatief van de ex-partner of op aanraden van de advocaat was. Daarna keken we of de respondent in zijn/haar antwoord iets zei over het proces naar E.O.T/E.O.O. Dit betekent dat antwoorden die betrekking hadden op het waarom hierin werden opgenomen. Dit waren antwoorden als ‘snelste en goedkoopste manier’, ‘er viel niet meer te praten’ en dergelijke meer. In het schema van E.O.T. werd nog een derde categorie opgenomen, deze die iets zei over het resultaat. Deze antwoorden omvatten antwoorden als ‘we kwamen in alles overeen’, ‘we hebben een akkoord bereikt’ of ‘we hebben een eerlijke regeling getroffen’. Omdat uit de codering van de antwoorden over waarom men een E.O.O. volgde bleek dat er geen resultaatgerichte antwoorden aanwezig waren, werd deze categorie niet opgenomen in het codeerschema van E.O.O.
Eigen keuze
Zegt iets over het proces
Nee, advocaat
Ja, alleen Ja, samen
Nee, ex
Figuur 7 – Thematische kaart van het codeerschema E.O.O.
33
Overige Inputvariabelen Om
onze
onderzoeksvragen
te
kunnen
beantwoorden,
moesten
enkele
inputvariabelen in rekening worden gebracht. Deze inputvariabelen vloeien allemaal voort uit meerkeuzevragen. Enerzijds werd gekeken of de respondenten al dan niet kinderen hadden met hun expartner. Ook de variabele geslacht werd in rekening gebracht. Daarnaast werd ook nagegaan wie de scheiding het meest wou. Bij deze vraag was er de mogelijkheid om te antwoorden met ikzelf, de ex-partner of beiden evenveel. De laatste inputvariabele die werd gebruikt, was deze over de oorzaak van de scheiding. Hier bestond de mogelijkheid om aan te geven op een schaal van 1, zijnde helemaal niet akkoord, tot 7, zijnde helemaal akkoord, in welke mate de optie op de oorzaak van scheiding van toepassing was. De verschillende opties waren de oorzaak ligt bij mezelf, de oorzaak ligt bij de ex-partner, de oorzaak ligt in de relatie tussen mijn ex-partner en ik, de oorzaak ligt in externe omstandigheden (vb. ziekte) en ik had controle over de oorzaak van de scheiding.
RESULTATEN Inleiding De vragenlijsten werden op drie meetmomenten afgenomen van de deelnemende proefpersonen. Omdat eenieder het recht heeft om niet langer deel te nemen aan het onderzoek, neemt het aantal proefpersonen af naargelang het onderzoek vordert. Het eerste meetmoment leverde 2146 proefpersonen op, dit aantal is wel nog gekoppeld wat betekent dat sommige proefpersonen ex-partners waren. Na zes maanden werd aan de deelnemers van het eerste meetmoment opnieuw gevraagd om verder deel te nemen aan het IPOS project. Het tweede meetmoment omvatte 1262 proefpersonen. Na zes maanden werd opnieuw aan de deelnemers van het eerste meetmoment gevraagd om deel te nemen aan het derde meetmoment. Hier gingen 878 mensen op in. De vragen die voor dit onderzoek gesteld werden, waren niet verplicht. Hierdoor ontbreken er antwoorden. Bij het analyseren van de eerste vraag op het eerste meetmoment mogen we ervan uitgaan dat de missing values ad random zijn omdat 34
het de eerste vraag is die gesteld wordt. Bij het analyseren van de tweede vraag op het eerste meetmoment kunnen we niet met zekerheid zeggen dat de missing values ad random zijn omdat de kans bestaat dat niet elke deelnemer de vragenlijst volledig heeft kunnen invullen daar de vragenlijst vrij uitgebreid was. Tijdens meetmoment twee en drie werd enkel de tweede vraag opnieuw gesteld aan het eind van de vragenlijst. Ook hier kunnen we ervan uitgaan dat de missing values niet ad random zijn doordat de mogelijkheid bestaat dat de deelnemers niet tot het einde van de vragenlijst zijn gekomen. Meetmoment twee heeft bovendien missings die zeker niet ad random zijn omdat de vraag niet gesteld werd aan de deelnemer. Deze “antwoorden” werden genoteerd door de IPOS-medewerker als ‘niet gevraagd’. Vermoedelijk was dit het gevolg van tijdsgebrek. Tabel 1 toont ons een overzicht van het percentage missing values voor alle meetmomenten. Tabel 1 – Overzicht percentage missing values voor alle meetmomenten.
Meetmoment
Redenen van scheiding
Thema’s in scheiding
1
45.39%
63.70%
2
/
55.63% (missing) + 15.77% (niet gevraagd)
3
/
69.25%
Redenen van Scheiding Tijdens het eerste meetmoment werden twee verschillende vragen (zie pagina 24-25) gesteld. Bij het eerste meetmoment waren er 2146 personen die de vragenlijst hebben ingevuld. Van die 2146 waren er 974 missing values ofwel 45.39%. Tijdens de eerste analyse van de resultaten kwamen we tot een thematische kaart (figuur 4, p. 27). Kindgerelateerde Antwoorden Van de 1172 antwoorden waren 22.27% kindgerelateerd (n = 261). Tabel 2 toont het percentage kindgerelateerde antwoorden.
35
Tabel 2 – Kindthema’s met percentage en ruwe aantallen.
Thema
Percentage
N (totaal = 261)
Algemeen: kinderen op zich
59.55
155
20.31
53
Welzijn van de kinderen.
9.96
26
Toekomst van de kinderen.
4.21
11
Hoe de scheiding voor hen
4.98
13
blijven
0.77
2
Problemen met de kinderen
0.38
1
en opvoeding. Regeling: ouderlijk gezag en alimentatie.
zo
aangenaam
mogelijk
houden. Communicatie behouden.
sinds de scheiding.
Redenen voor Scheiding De categorie reden van scheiding werd opgedeeld in reden ja of nee. Omdat sommige antwoorden niet duidelijk in te delen waren in deze categorie werden deze ook apart opgenomen. Dit zijn dan antwoorden die eerder een toelichting van de specifieke situatie waren, bijvoorbeeld iemand die stelt dat de adoptie van hun kind eigenlijk geen adoptie was. Bij sommige respondenten was het niet duidelijk in welke context we hun antwoorden moesten begrijpen. Deze antwoorden konden van toepassing zijn op de situatie tijdens of na de scheiding of van toepassing op de reden van scheiding; bijvoorbeeld het antwoord ‘nieuwe partner’ kan enerzijds opgevat worden als reden indien geïnterpreteerd als overspel tijdens huwelijk, maar anderzijds kan het ook opgevat worden als zijnde ‘mijn nieuwe partner is belangrijk’ of als ‘ik wil graag een nieuwe partner vinden’. Op basis van een thematische analyse konden we overkoepelende thema’s zoeken die vaker terugkeerden. Tabel 3 toont de gevonden percentages in deze categorie.
36
Tabel 3 – Percentages in categorie ‘Reden van scheiding’.
Reden van scheiding: ja of
Percentage
N
24.23
284
6.57
77
Wel een reden aangegeven.
46.59
546
Antwoorden die hier niet
0.34
4
neen. Geen reden. Antwoorden
waarbij
de
richting onduidelijk is.
onder
konden
ingedeeld
worden.
De antwoorden waarin wel een reden werd aangegeven, vormden 46.59% van het geheel, dit komt overeen met n = 546. Uit de antwoorden werden overkoepelende redenen geëxtraheerd en dit bracht ons tot tabel 4. Het is belangrijk te begrijpen dat alle categorieën samen meer dan 100% vormen omdat in de antwoorden vaak meer dan één reden wordt aangegeven. Om de rijkdom van de gegevens te respecteren werd er dan ook geopteerd om meerdere codes per respondent toe te laten.
37
Tabel 4 – Geëxtraheerde redenen van scheiding.
Reden van scheiding
Percentage
Geweld: psychisch + fysiek
7.51
Ruzie: meningsverschillen, dominantie,
9.53
relatieproblemen,
niet
overeenkomen,
niet kunnen samenwonen. Uit elkaar gegroeid.
13.92
Ziekte:
11.17
• Algemeen, zonder specificatie wie
• 24.59
of op welk vlak. • Middelenmisbruik.
• 75.41
Overspel: ontrouw en bedrog.
34.43
Verschil in levensvisie
10.99
Seksuele
problemen:
seksuele
3.30
geaardheid + geen seksuele match. Vertrouwen.
3.48
Communicatie.
4.40
Partner wou scheiden.
1.28
Gemis van liefdesgevoelens.
5.13
Financiële problemen.
1.83
Problemen met eigen of stiefkinderen.
1.10
Sociale omgeving.
0.73
De vaakst voorkomende redenen die we uit de analyse naar voren zien komen, zijn overspel, het uit elkaar groeien, ziekte en verschil in levensvisie. Ruzie en geweld zijn ook vaak aangegeven redenen van scheiding. Naast de categorie ‘reden van scheiding’, onderscheiden we nog een categorie ‘regeling’, een categorie ‘resultaat’ en een categorie ‘rest’.
38
Regeling/resultaat/rest De categorie ‘regeling’ maakt 3.92% van de antwoorden uit (n = 46). Deze categorie wordt onderverdeeld in algemeen, woning, geld en kinderen. De onderdelen kinderen van categorieën regeling en resultaat worden zoals vermeld op p. 27 opgenomen in het algemene thema ‘kinderen’. De rest van de resultaatscategorie bestaat uit het onderdeel ‘het zelf beter hebben’, dit deel werd nogmaals onderverdeeld in ‘rust hebben en vinden’ en ‘vrijheid’ omdat de nuance tussen deze twee onderdelen toch net iets anders is. De restcategorie wordt onderverdeeld in duur van scheiding, het al dan niet onderling toegestemd hebben om te scheiden, wat na de scheiding, juridische aspect en de manier waarop er gescheiden wordt. Deze categorieën worden samen in tabel 5 gepresenteerd. Ook hier zijn meerdere codes per respondent toegelaten. Tabel 5 - Percentages in categorieën regeling/resultaat/rest.
Regeling (n = 46, Algemeen
32.61
excl. kinderen) Woning
69.57
Geld
41.30
Resultaat (n = 49, Het zelf beter hebben: rust
10.20
excl. kinderen)
Rest (n = 124)
hebben Het zelf beter hebben: vrijheid
8.16
Duur van scheiding
12.10
Manier waarop er gescheiden
28.23
wordt. Wat na de scheiding
29.84
Juridische aspect
6.45
Al dan niet onderlinge
24.19
toestemming om te scheiden
Binnen de categorie regeling wordt het vaakst over de woonst gesproken. Deze categorie wordt ook meer aangegeven dan de categorieën resultaat en rest. Binnen de restcategorie denkt men het meest aan wat de toekomst zal brengen na de 39
scheiding. Op de voet volgt de manier waarop er gescheiden wordt, dit slaat vooral op het snel en vlot kunnen scheiden.
Invloed van Traject De respondenten kregen de vraag wat gemaakt had dat zij in een E.O.O. of een E.O.T. waren gestapt. De antwoorden werden eveneens gecodeerd via een thematische analyse. De codeerschema’s zijn te vinden in figuur 6 (p.32) en figuur 7 (p.33). Het eerste meetmoment had 2146 gekoppelde respondenten. De antwoorden op het waarom kiezen voor een E.O.T. hadden 1047 missing values; n = 1099. De antwoorden op het waarom kiezen voor een E.O.O. hadden 1853 missing values, waardoor we nog 293 effectieve antwoorden overhielden. Tabel 6 toont de gevonden resultaten per categorie uit het codeerschema voor E.O.T. en E.O.O. Tabel 6 – Percentages binnen de categorieën binnen de codering E.O.O./E.O.T.
Eigen keuze
E.O.T.
E.O.O.
Ja, alleen
10.76
75.29
Ja, samen
89.24
24.71
Nee, advocaat
43.84
40.85
Nee, ex
46.58
59.15
Nee, niet
9.59
0
81.71
71.33
12.37
/
gespecificeerd Proces naar E.O.T./E.O.O Resultaat
We zien dat bij de categorie ‘nee’ bij E.O.T. ook een deel opgenomen is dat niet werd gespecificeerd. Dit betekent dat in het antwoord niet werd aangegeven wie de E.O.T. aanvroeg, maar dat het wel duidelijk was dat het geen eigen keuze was. Uit sommige antwoorden viel niet af te leiden of het al dan niet om een eigen keuze ging. In 89.24% van de gevallen was het opstarten van de E.O.T. een eigen keuze (n = 474) die samen met de ex-partner werd gemaakt. Bij het coderen van de antwoorden
40
waarom men een E.O.O. heeft gekozen, zien we dat het in het ¾ van de gevallen gaat om een eigen keuze (n = 174) die men alleen heeft gemaakt. Voor het scheidingstraject met E.O.T. zien we dat er procentueel gezien toch meer aandacht gaat naar het proces dan naar het resultaat.
Thema’s in Scheiding De tweede vraag die bij dit onderzoek bestudeerd werd, werd gesteld tijdens het eerste, tweede en derde meetmoment. Zoals in tabel 1 (p. 32) zichtbaar, waren er vrij veel missing values. Op het eerste meetmoment waren er 2146 respondenten. Bij de tweede bevraging waren er 1262 deelnemers en op het derde meetmoment telde onze steekproef nog 878 respondenten. Bij elke bevraging waren er respondenten die antwoordden dat ze niets meer toe te voegen hadden aan de vragenlijst. Tabel 7 toont een vergelijking van de categorieën tijdens de drie meetmomenten.
41
Tabel 7 – Resultaten binnen de thema’s op de drie meetmomenten (in procent).
Zegt
T1
T2
T3
19.26
15.19
7.41
Regeling/proces
45.06
38.40
45.55
Resultaat
20.80
25.41
34.07
Geen evaluatie
28.24
28.45
28.52
Ja, algemeen
23.97
28.96
38.34
Ja, van het proces
22.90
13.89
14.51
Ja, van zichzelf als persoon
12.52
16.60
12.44
Ja, van de ouder-kind relatie
22.18
15.44
16.06
Geen emotie
29.65
25.41
34.81
Ja, negatief
74.45
65.19
47.78
39.22
35.23
35.66
• verdriet
20.83
26.70
17.05
• woede
13.79
32.95
10.85
• bezorgdheid/onzekerheid
11.79
2.84
7.77
• spijt
3.67
2.84
6.98
• onmacht
3.19
3.41
3.89
• restgevoelens
11.57
4.55
15.52
6.02
8.89
4.81
• blij/gelukkig
45.45
33.33
53.85
• hoop
24.24
12.50
0
• opgelucht/rustig
21.21
54.16
53.85
• geen spijt
9.09
4.16
7.69
• veilig
3.03
0
0
14.38
19.89
3.87
iets Beslissing om te scheiden
over
Bevat evaluatie
Bevat emotie
• teleurgesteld
in
wettelijk
systeem
Ja, positief
Niets toe te voegen
42
Beslissing om te scheiden/regeling/resultaat Procentueel gezien is de categorie regeling/proces de grootste op het eerste meetmoment. De overige categorieën beslissing om te scheiden en resultaat verschillen nauwelijks van elkaar. Ook op het tweede en derde meetmoment blijft de categorie regeling/proces procentueel de grootste. De categorie beslissing om te scheiden is op elk meetmoment het minst vertegenwoordigd. We zien dat het aantal respondenten dat iets zegt over de beslissing om te scheiden afneemt in de tijd en dat diegenen die iets over het resultaat zeggen, toenemen in de tijd. Het onderdeel regeling/proces lijkt min of meer stabiel te blijven. Evaluatie Doorheen de tijd zien we de algemene evaluatie toenemen en de procesevaluatie eerder afnemen. De evaluatie van zichzelf als persoon verschilt procentueel gezien op het derde meetmoment niet van het eerste meetmoment. Er is een lichte stijging te zien op het tweede meetmoment. De ouder-kind relatie wordt meer geëvalueerd op het eerste meetmoment dan op de overige meetmomenten. Emotie Wat de emoties betreft, zien we dat er doorheen de tijd minder emoties gerapporteerd worden. De daling expliciteert zich vooral op het vlak van de negatieve emoties. Die negatieve emoties hebben we van dichtbij bekeken en bepaalde van die emoties keerden in elk meetmoment terug. De vaakst voorkomende emotie werd gecodeerd als teleurgesteld in het wettelijke systeem. Deze emotie blijft ook grotendeels constant over de meetmomenten heen. Onder deze emotie verstaan we alle gevoelens als woede, teleurstelling, verbazing, verdriet, onmacht die terugkeren wanneer men het had over de manier waarop men zich behandeld voelde gedurende het scheidingsproces door rechters, advocaten en de maatschappij in zijn geheel. De vaakst voorkomende klacht aan het adres van de juridisch betrokkenen is dat er te weinig rekening gehouden wordt met de gevoelsbeleving van de scheidende partners en hun kinderen. De te lange tijdsduur van een scheiding en de kostprijs volgen op de voet. Daarnaast geven mannen aan dat vrouwen bevooroordeeld worden wat betreft de kinderen en geven de vrouwen aan dat de maatschappij 43
mannelijk georiënteerd is, waardoor ze financieel altijd de verliezer zijn bij een scheiding. Tot de categorie restgevoelens behoren gevoelens als onbegrip, eenzaamheid, mislukking, gemis, schuld, onderdrukking en vernedering. Omdat deze gevoelens apart weinig gewicht hadden, werden deze samengenomen tot de categorie restgevoelens. Geluk en opluchting zijn de vaakst voorkomende positieve gevoelens. Impact van Inputvariabelen op Thema’s in Scheiding Om onze onderzoeksvragen die betrekking hebben op de verzamelde gegevens van de thema’s in scheiding te beantwoorden, worden enkel de antwoorden die binnen de thema’s ‘beslissing om te scheiden’, ‘regeling/proces’ en ‘resultaat’ op het eerste meetmoment vallen, opgenomen in de verdere analyses. Dit komt neer op een subsample van n = 647. We gaan na of er verschillen optreden tussen mannen en vrouwen binnen de thema’s en of er een verschil is in de thema’s naargelang het scheidingstraject. Daarnaast gaan we kijken of het al dan niet hebben van kinderen van invloed is op de thema’s. Ook gaan we kijken of de thema’s verschillen afhankelijk van wie de scheiding het meest wou en of de thema’s verschillen afhankelijk van bij wie men de oorzaak van de scheiding legt. Van de 647 respondenten is 39.7% mannelijk (n = 257) en 60.3% (n = 390) van het vrouwelijke geslacht. De keuze van het scheidingstraject is als volgt verdeeld: 34.5% van deze subsample bestaande uit 647 respondenten koos voor een E.O.O.; hiertoe werden ook de respondenten gerekend die van een E.O.T. naar een E.O.O. zijn overgestapt. 63.8% koos voor een E.O.T. en 1.7% van deze subsample was niet gehuwd en scheidde dus door het verbreken van een samenlevingscontract. Van deze respondenten zijn er 520 die kinderen hebben met hun ex-partner, dit komt neer op 80.4%. Tabel 8 en 9 vormen een integratie van de onderzoeksvariabelen per thema. Deze variabelen zijn geslacht, het al dan niet hebben van kinderen, het scheidingstraject, wie de scheiding het meest wou en de oorzaak van de scheiding.
44
Tabel 8 – Frequentietabel van geïntegreerde onderzoeksvariabelen per thema.
Beslissing
Regeling/proces
Resultaat
om te
(n=351)
(n=162)
scheiden (n=151) Man
58
144
61
Vrouw
93
207
101
Scheidingstraject E.O.O.
38
157
38
E.O.T.
110
188
122
3
6
2
Ja
115
280
139
Neen
36
71
23
Geslacht
Niet gehuwd Kinderen
Geslacht In het algemeen zijn de vrouwen meer vertegenwoordigd binnen elk thema dan de mannen. Er moet echter rekening gehouden worden met het feit dat de meerderheid van de respondenten in de steekproef vrouwen zijn. Bovendien blijkt uit het toetsen via kruistabellen dat er geen significante verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen binnen de thema’s,
χ2 (df = 1) = 0.141, p = 0.707 (beslissing om te
scheiden), χ2 (df = 1) = 0.545, p = 0.460 (regeling/proces), χ2 (df = 1) = 0.386, p = 0.535 (resultaat). Scheidingstraject Diegenen die een E.O.T. volgen zijn ook in elke categorie meer vertegenwoordigd dan de E.O.O. en de niet gehuwden. Ook hier moeten we dit nuanceren omdat het merendeel van onze steekproef in een E.O.T. was gestapt. Opvallend is dat het aantal respondenten dat een E.O.O. volgt, meer antwoorden geven binnen de categorie ‘regeling/proces’ dan in de overige categorieën. Het aantal respondenten dat een E.O.T. volgt, ligt hier ook een stuk lager dan in de categorieën ‘beslissing om te scheiden’ en ‘resultaat’.
45
De verschillen tussen de scheidingstrajecten binnen de thema’s zijn wel significant, χ2 (df = 2) = 7.547, p < 0.05 (beslissing om te scheiden), χ2 (df = 2) = 36.126, p < 0.001 (regeling/proces), χ2 (df = 2) = 12.335, p < 0.05 (resultaat). Er is dus een verband tussen het scheidingstraject waarin men stapt en het thema dat men aangeeft als belangrijkst tijdens het scheidingsproces. Kinderen Het al dan niet hebben van kinderen blijkt niet significant voor de thema’s beslissing om te scheiden (χ2 (df = 1) = 2.215, p > 0.05) en regeling/proces (χ2 (df = 1) = 0.174, p > 0.05), maar wel significant voor het thema resultaat, χ2 (df = 1) = 4.041, p < 0.05. Diegenen die het thema resultaat aanduiden als belangrijkste tijdens hun scheidingsproces, zijn dus vaker ouders met kinderen. Tabel 9 – Frequentietabel van overige onderzoeksvariabelen per thema.
Beslissing
Regeling/proces
Resultaat
om te
(n=351)
(n=162)
68
173
74
Ex-partner
58
123
67
Beiden
25
55
21
16
43
20
Ex-partner
107
272
111
Relatie
91
202
110
Extern
42
86
37
Controle
22
54
27
scheiden (n=151) Wie
wou
scheiding
de Ik het
meest?
evenveel Oorzaak van de Mezelf scheiding
46
Wie wou de scheiding het meest Binnen de thema’s is er geen significant verschil tussen wie de scheiding het meest wou met χ2 (df = ) = 0.439, p > 0.05 (beslissing om te scheiden), χ2 (df = 2) = 1.669, p > 0.05 (regeling/proces) en χ2 (df = 2) = 1.968, p > 0.05 (resultaat). Hoewel diegenen die aangaven dat ze zelf de scheiding wensten het meest vertegenwoordigd zijn in elke categorie, is er dus geen significant verschil met diegenen die aangaven dat de ex-partner de scheiding het meest wou noch met diegenen die aangaven dat beiden de scheiding evenveel wensten. Oorzaak van de scheiding Via kruistabellen werd eveneens nagegaan of er een verschil is tussen de verschillende oorzaken van de scheiding die men aangeeft per thema. Enkel de oorzaak relatie binnen het thema resultaat bleek significant te verschillen van de overige oorzaken, χ2 (df = 1) = 5.041, p < 0.05. Dit betekent dat de respondenten die de oorzaak van hun scheiding in de relatie met hun ex-partner situeren, vaker een antwoord geven dat binnen de categorie ‘resultaat’ geplaatst kan worden. Binnen de categorie regeling/proces verschilde de oorzaak ex-partner significant van de overige oorzaken, χ2 (df = 1) = 6.534, p < 0.05. Respondenten die de oorzaak van hun scheiding bij de ex-partner leggen, geven vaker antwoorden die betrekking hebben op de regeling.
DISCUSSIE Deze scriptie kaderde binnen het IPOS project, het interdisciplinair project voor de optimalisatie van scheidingstrajecten in Vlaanderen. De centrale vraag binnen het IPOS is wat de levenskwaliteit na scheiding bepaalt en hoe we op het proces kunnen inwerken zodat het verlies aan levenskwaliteit zo klein mogelijk wordt en kinderen en ouders zo goed mogelijk door de scheiding komen. Scheiding is een stressvolle verandering in het leven van alle betrokkenen. Het is dan ook noodzakelijk om alle facetten die belangrijk zijn tijdens en na het scheidingsproces te onderzoeken, zodat gepaste hulp kan geboden worden aan zowel scheidende ex-partners als aan hun kinderen.
47
Mede doordat het IPOS een representatieve steekproef voor Vlaanderen heeft getrokken, is dit project een pionier binnen het scheidingsonderzoek. In ons onderzoek zijn we op zoek gegaan naar centrale thema’s die belangrijk zijn tijdens het scheidingsproces voor de scheidende partners. Hiervoor werden een eerste open vraag op het eerste tijdstip en een tweede open vraag op drie tijdstippen geanalyseerd, wat het onderzoek ook longitudinaal maakte. De analyse van de eerste vraag leerde ons dat mensen deze vraag vooral als een vraag naar reden van de scheiding interpreteerden. De analyse van de tweede vraag bracht ons tot drie overkoepelende thema’s die voor mensen belangrijk bleken te zijn. Deze thema’s waren ‘beslissing om te scheiden’, ‘regeling/proces’ en ‘resultaat’ met daarnaast ook de evaluaties die men maakt tijdens het scheidingsproces en de emoties die met scheiding gepaard gaan. We gingen daarbij ook op zoek naar verschillen tussen man en vrouw wat betreft deze thema’s, alsook naar verschillen tussen de scheidingstrajecten gezien de rijkdom van onze steekproef. We vroegen ons ook af of er een verschil bestond tussen scheidende mensen met en zonder kinderen. Gezien we ons met dit onderzoek op onbekend terrein hebben begeven, zijn we ook exploratief op zoek gegaan naar mogelijke verschillen binnen de thema’s al naargelang wie de scheiding het meest wou en bij wie men de oorzaak van de scheiding legde. Bespreking van de Bevindingen De onderzoeksvragen werden grotendeels beantwoord door ons kwalitatief onderzoek. Via thematische analyse extraheerden we categorieën uit de verzamelde data die ons toelieten de antwoorden van de respondenten overzichtelijk te maken. Wanneer we gaan kijken naar de analyse van de eerste open vraag, dan liggen de resultaten in de lijn van onze verwachting. Bijna de helft van de respondenten interpreteerde deze vraag als een vraag naar wat de reden was van de scheiding. Een belangrijk terugkerend thema in de antwoorden was kinderen. Antwoorden aangaande kinderen werden dan ook als een aparte categorie opgenomen. Kinderen vormen dus een aanzienlijk deel van de belangrijke themata in scheiding. Dit is gelijklopend met onze verwachting alvorens we de codering startten. We zien dat de algemene noemer kinderen het vaakst voorkomt, gevolgd door de regeling omtrent de kinderen. Die regeling behelst alle informatie over ouderlijk gezag, 48
alimentatie, het feit dat men niet wilt dat het kind de dupe wordt van de regeling tussen de ouders en dergelijke meer. Dit is een te verwachten categorie binnen het thema kinderen. Scheiden betekent dat mensen hun leven anders moeten regelen en indien er kinderen zijn, moet uitgedacht worden hoe de situatie voor hen op maat gemaakt kan worden. Daarnaast hebben we de redenen van scheiding onderverdeeld in de vaakst voorkomende antwoorden. Die onderverdeling is terug te vinden in tabel 6. De redenen die we hebben geëxtraheerd sluiten aan bij de reeds bestaande literatuur. Uit het onderzoek van Amato & Previtti (2003) bleek ontrouw de meest aangegeven reden voor scheiding te zijn. Ook uit ons onderzoek blijkt dat overspel (de overkoepelende term voor antwoorden als bedrog en ontrouw) de meest aangegeven reden blijkt te zijn. Middelenmisbruik, uit elkaar gegroeid zijn en geweld zijn eveneens sterk aanwezige redenen die gevonden werden in ons onderzoek. Ook dit is een bevestiging van eerder onderzoek (Amato & Prevetti, 2003). Onderzoek van Iteke Weeda (1980) gaf de sociale omgeving aan als belangrijke reden van scheiding. In ons onderzoek is dit eveneens een factor, maar deze werd het minst belangrijk geacht door onze respondenten. Mogelijk is dit te verklaren doordat mensen almaar mondiger worden en dus ook meer hun eigen mening durven geven, ook aan schoonfamilie. Dit kan onderliggende wrevel met de schoonfamilie en dus ook de partner verminderen. Anderzijds is het ook mogelijk dat het leven van koppels zo druk geworden is, dat er weinig tijd overblijft voor (schoon)ouders en dat zij dus geen beïnvloedbare factor kunnen zijn. Immers, als er weinig contact is met (schoon)ouders, weet men heel vaak niet wat er zich binnen elke familie afspeelt en kan er dus ook geen kritiek geleverd worden op de levenswijze. In het algemeen wordt op de eerste vraag vooral geantwoord met redenen voor scheiding. Antwoorden die geen reden voor scheiding omvatten, worden ingedeeld in de categorie ‘regeling’, eerder dan in de categorie ‘resultaat’. Dit kan misschien verklaard worden doordat deze vraag in het begin van het scheidingsproces gesteld wordt. Dan ligt de reden voor de breuk en de breuk zelf nog vers in het geheugen. Een deel van de respondenten moet nog in het scheidingstraject stappen en is nog niet bezig met een regeling treffen. Diegenen die een antwoord geven dat past binnen de categorie resultaat, zijn vooral diegenen die zich afvragen wat hen te wachten staat. 49
Wanneer we kijken naar de resultaten bij de tweede vraag om onze eerste onderzoeksvraag te beantwoorden, dan zien we dat we op basis van de thematische analyse drie thema’s konden extraheren. Het eerste thema ‘zegt iets over’ werd opgesplitst in beslissing om te scheiden, regeling/proces en resultaat. Het tweede thema is evaluatie en het derde thema emotie. We zien dat de beslissing om te scheiden minder belangrijk wordt naarmate de tijd verstrijkt. Dit lijkt logisch gezien het scheidingsproces reeds verder gevorderd is op het derde meetmoment en de reden waarom men uit elkaar ging minder belangrijk wordt. Anderzijds wordt het resultaat belangrijker over de meetmomenten heen. Dit is te verwachten gezien de beslissing om te scheiden minder belangrijk wordt en men almaar dichter bij de afloop van het scheidingsproces komt. Hoe meer tijd er verstrijkt sinds het moment waarop men besluit uit elkaar te gaan, hoe meer men bezig is met de uiteindelijke uitkomst van het gehele scheidingsproces. De occupatie met het thema ‘regeling/proces’ blijft grotendeels constant over de meetmomenten heen. Dit valt te begrijpen vanuit het feit dat het scheidingsproces op zich een heel belangrijke rol gaat spelen in het leven van de scheidende mensen, zowel op financieel vlak als op het vlak van de kinderen indien die er zijn. Deze verklaring pleit ook voor het toenemende belang van het thema ‘resultaat’ naarmate de tijd voorbij gaat. Scheiden verplicht mensen hun leven anders te regelen en een al of niet bevredigende uitkomst van het scheidings –of regelingsproces heeft een directe invloed op wat het resultaat van de scheiding zal zijn. Op het eerste meetmoment wordt de ouder-kind relatie meer geëvalueerd dan op meetmomenten twee en drie. Deze bevinding is makkelijk te begrijpen vanuit de idee dat ouders in het begin van het scheidingsproces heel bezorgd zijn over welke impact de beslissing om te scheiden zal hebben op het welzijn van de kinderen. Als men na verloop van tijd ziet dat de impact minder groot is dan aanvankelijk gedacht, is er minder nood aan een evaluatie van de ouder-kind relatie. Een lichte toename van deze evaluatie op het derde meetmoment doet vermoeden dat ouders opnieuw stilstaan bij hoe hun relatie met hun kind(eren) veranderd is nu de scheiding bijna of reeds volledig achter de rug is.
50
Op meetmoment twee zien we al een afname in de rapportage van de emoties en deze trend zet zich verder op meetmoment drie. Dit valt te begrijpen vanuit de idee dat mensen meer afstand kunnen nemen van de gehele situatie naarmate de tijd verstrijkt. Deze dalende trend valt ook te rijmen met het feit dat de beslissing om te scheiden een minder centrale plaats inneemt op het derde meetmoment. Die beslissing gaat gepaard met allerlei uiteenlopende en heftige emoties, dus naarmate men meer afstand kan nemen van de beslissing, zijn er ook minder emoties. De emoties die op meetmoment drie nog gerapporteerd worden kunnen bekeken worden in het licht van het resultaat dat nu belangrijk geworden is. Enerzijds zien we de bezorgdheid/onzekerheid opnieuw toenemen na het tweede meetmoment. Dit kunnen we begrijpen als we stilstaan bij het feit dat op meetmoment drie de scheiding voor sommigen volledig en voor anderen bijna afgerond is. Op dat moment moeten er nieuwe beslissingen genomen worden over de toekomst en moet men opnieuw een leven zien op te bouwen los van de expartner en de geschiedenis die ze samen deelden. Anderzijds zien we dat het rapporteren van spijtgevoelens het hoogst is op het derde meetmoment. Dit valt misschien te verklaren doordat de (bijna) gescheiden ex-partners de balans opmaken van het gehele proces en tot de conclusie komen dat ze toch niet beter af blijken te zijn zonder de ex. Een andere verklaring is dat men na het opmaken van de balans beseft dat er gedurende het proces dingen zijn gezegd die niet gemeend waren of dat er dingen zijn geregeld waar men eigenlijk niet mee akkoord is omdat men er snel vanaf wou. In dat geval is de spijt gericht op beslissingen die men tijdens het scheidingsproces heeft genomen De emotie die gecodeerd werd als teleurgesteld in het wettelijk systeem is belangrijk om nader toe te lichten. Deze emotie is van toepassing op allerlei opmerkingen waarin de respondent de juridische procedure en diens uitvoerders bekritiseert. Dit gaat van opmerkingen over het tekort schieten van de nieuwe echtscheidingswet tot opmerkingen over hoe men zich behandeld voelt door de rechter of de advocaat. Uit die antwoorden spreekt een duidelijke ontevredenheid over de gang van zaken. Enerzijds wordt duidelijk dat scheiden lang duurt en veel kost, ook sinds de invoering van de E.O.O. en de hervorming van de E.O.T. Anderzijds wordt ook duidelijk dat er te weinig aandacht is voor de gevoelsbeleving van de betrokkenen tijdens het juridisch steekspel. Scheidende ouders willen vooral dat hun kinderen een stem 51
krijgen in de rechtbank en scheidende ex-partners in het algemeen willen dat er rekening gehouden wordt met specifieke situaties als scheiden van een partner met buitenlandse nationaliteit, financieel bedrog door de ander, het psychisch welzijn van de ex-partners en dergelijke meer. Dit zijn zeer zeker factoren waaraan gewerkt kan worden binnen de rechtbank. Anderzijds kan de bedenking gemaakt worden dat het voor de rechter niet altijd mogelijk is om elk individu zijn/haar verhaal te laten doen wegens tijd –en werkdruk. Geslacht geeft geen significant verschil binnen de thema’s. Er zijn dus geen thema’s die meer of minder van belang zijn bij mannen of vrouwen. De scheidingstrajecten geven echter wel een significant verschil voor alle thema’s. We zien dat diegenen die in een E.O.O. zijn gestapt, in het algemeen vaker aangeven dat regeling/proces heel belangrijk is. Als we kijken naar de codering van waarom men een E.O.O. kiest, dan valt deze bevinding te verklaren vanuit de categorie ‘proces naar E.O.O.’. In die categorie kwamen antwoorden naar voren die duidden op het feit dat een E.O.O. de snelste manier is en dat dit traject gevolgd werd omdat een E.O.T. mislukte of geweigerd werd door de tegenpartij. Het is dan ook duidelijk dat regeling/proces hier een uitdrukkelijke rol gaat spelen. Daarnaast valt op dat er een groot aantal respondenten aangeeft dat de E.O.O. een eigen keuze was die men alleen nam. Dit wijst er op dat de stap naar een E.O.O. gezet wordt wanneer er geen verzoening meer mogelijk lijkt en wanneer men denkt dat een scheiding anders niet zal lukken. Het kiezen voor een E.O.O. gebeurt ook vaker wanneer de ex-partner niet wenst te scheiden. Binnen de thema’s bleken er geen significante verschillen tussen wie de scheiding het meest wou. Mogelijk zijn onze thema’s te globaal om specifieke verschillen te vinden. Mijn inziens zou er wel een verschil kunnen optreden binnen het thema ‘regeling/proces’ indien er een onderscheid gemaakt wordt tussen bijvoorbeeld emotionele verwerking enerzijds en wettelijke regeling anderzijds. Het lijkt mij mogelijk dat indien de ex-partner de scheiding het meest wou, er meer emotionele verwerking nodig blijkt voor diegene die de scheiding minder of niet wou. Ook wat betreft de wettelijke regeling denk ik dat er een verschil kan ontstaan omdat iemand die zelf de scheiding wenst, mogelijk ook wenst dat de regeling snel en correct afgehandeld kan worden. 52
Bij het koppelen van de thema’s aan bij wie men de oorzaak van de scheiding legt waren er enkel bij de thema’s regeling/proces en resultaat significante verschillen. In de categorie regeling/proces verschilde het leggen van de oorzaak bij de ex-partner significant van de overige oorzaken. Een mogelijke verklaring kan zijn dat diegenen die de oorzaak van scheiding bij hun ex-partner leggen, meer gericht zijn op een eerlijke regeling en verdeling van materiële goederen of de kinderen en bovendien ook meer bezig zijn met het verwerken van de scheiding omdat zij misschien meer leed ervaren doordat in hun ogen de ex-partner in de fout is gegaan. Binnen de categorie resultaat verschilde het leggen van de oorzaak in de relatie significant van de andere oorzaken. Een mogelijke verklaring is dat door de idee te hebben dat de relatie fout zat, men nu meer geneigd is om het in de toekomst beter te doen in een volgende relatie. Moeilijkheden, Beperkingen en Sterktes van het Onderzoek Het was geenszins onze bedoeling om op basis van de verkregen data correlaties en covarianties te berekenen; het onderzoek is kwalitatief bedoeld om te exploreren of er terugkerende thema’s zijn die voor mensen in scheiding belangrijk zijn. We kunnen dus
geen
uitspraken
doen
over
mogelijke
verbanden
in
oorzaak-gevolg
redeneringen. Bovendien zijn vele variabelen in dit onderzoek ongecontroleerd gebleven, zoals socio-economische status, het aantal (stief)kinderen, de tijd verstreken sinds het begin van de scheiding, het al dan niet hebben van een nieuwe partner… Indien de scheiding reeds lange tijd voor deelname aan dit onderzoek werd geïnitieerd, is het mogelijk dat de antwoorden gebiased zijn. Het is dan ook mogelijk dat sommige antwoorden gekleurd zijn doordat de scheiding niet langer een prominente plaats inneemt in het leven van de respondenten. Anderzijds kunnen bepaalde aspecten die bevraagd werden gekleurd zijn doordat men anders gaat denken over het gehele scheidingsproces waardoor de herinneringen niet langer accuraat zijn. De steekproef die gebruikt werd voor dit onderzoek is representatief voor Vlaanderen. Er was toegang tot de gegevens van 2146 nog gekoppelde respondenten. Er kan geopperd worden dat er sprake is van een selectie-effect, waarmee we bedoelen dat diegenen die wensten deel te nemen aan het onderzoek, 53
vooral mensen waren die hun hart wilden luchten over de gang van zaken voor, tijdens en na hun scheiding. De grootte van de steekproef sluit dit effect echter uit. Hoewel we een grote steekproef hebben getrokken uit de Vlaamse populatie, is het aantal missings in onze analyse heel groot. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat de vragen die voor dit onderzoek gebruikt werden, niet verplicht waren. Indien een respondent dus niet wou of kon antwoorden op de vraag, hoefde dit ook niet. Over de drie meetmomenten heen zien we het aantal respondenten aanzienlijk dalen. Mogelijk haakten sommige respondenten af omdat de vragenlijst vrij uitgebreid was en dus veel tijd in beslag nam. Anderzijds kunnen respondenten afhaken gedurende het project omdat men het gevoel heeft dat de scheiding een afgesloten hoofdstuk is en men er dus niet langer aan herinnerd wil worden. De respondenten waren vrij om te antwoorden op de gestelde vragen in dit onderzoek. Ze werden niet in een bepaalde richting gestuurd. Ze konden dus ongegeneerd spreken over bijvoorbeeld geweld, seksualiteit en middelenmisbruik. Dit vermindert het gevoel van schaamte voor wie bijvoorbeeld uit een situatie van huiselijk geweld komt als agressor of als slachtoffer van dit geweld. Anderzijds heeft deze vrije interpretatie van de vragen ook een keerzijde. Iedereen interpreteert deze vraag op een andere manier. Sommige respondenten namen de tweede vraag vrij letterlijk en hadden het over bepaalde vragen die zij nog graag hadden beantwoord, maar die niet in de vragenlijst waren opgenomen. Anderen gebruikten deze vraag als de mogelijkheid om meerkeuzeantwoorden verder toe te lichten. Hierdoor gaat een deel van de intentie van dit onderzoek verloren. Voorstellen voor de Toekomst Dit onderzoek heeft ons kostbare informatie opgeleverd over belangrijke thema’s voor mensen in scheiding. Die thema’s laten ons toe om advies te geven aan scheidingsdeskundigen in de wijze van omgaan met mensen in scheiding. Zeker voor deskundigen die niet psychologisch geschoold zijn, kan dit onderzoek een belangrijke aanvulling zijn omdat dit onderzoek aantoont dat de psychologische ondersteuning in de rechtbank kan worden verbeterd. De ganse regeling is van het moment dat men beslist om te scheiden tot op het moment dat men volledig gescheiden is, van groot belang. Een duidelijke procedure die stelt wat men kan verwachten, is belangrijk voor de gemoedsrust van mensen in scheiding. 54
Een interessante aanvulling op het onderzoek zou zijn om dit onderzoek te repliceren, maar de vragen die gesteld werden verplicht maken. Gezien de grootte van de steekproef, de intense voorbereidingen, de enorme mankracht achter het project en de lange duurtijd ervan lijkt het echter weinig waarschijnlijk dat exact dezelfde studie herhaald kan worden. Indien dit onderzoek toch gerepliceerd zou worden, al is het op kleinere schaal, dan zou het ook nuttig zijn om voor dit onderzoek te controleren voor bepaalde variabelen zoals socio-economische status, duur van het huwelijk of het samenlevingscontract en hoeveel keer men reeds is gescheiden. Het kan een interessante onderzoekspiste zijn om te kijken of er verschillen zijn in belangrijke themata tussen diegenen die voor een eerste keer scheiden en diegenen die al meerdere scheidingen achter de rug hebben. Mij lijkt het alleszins alsof mensen die reeds een keer gescheiden zijn, andere standaarden hanteren voor een relatie of een breuk dan diegenen die een eerste keer scheiden. Het lijkt boeiend om de eerste vraag die vooral geïnterpreteerd werd als een vraag naar de reden van scheiding, te repliceren en te analyseren op meerdere tijdstippen. Zo kan er nagegaan worden of er een evolutie zit die gelijkloopt met onze denkpiste dat de reden van scheiding geleidelijk aan in belang afneemt en plaatsmaakt voor toenemend belang van regeling en resultaat. Omdat de tweede vraag tot verschillende interpretatie leidde, is het voor toekomstig onderzoek aan te raden de vraag goed te expliciteren zodat duidelijk is waarnaar gepeild wordt. In dit onderzoek peilden we naar de verschillen tussen de scheidingstrajecten, het is misschien ook interessant om na te gaan of er verschillen bestaan tussen de verschillende samenlevingsvormen, met inbegrip van de feitelijk samenwonenden die nu buiten beschouwing werden gelaten. Het kan ook interessant zijn om na te gaan of bepaalde vooroordelen over scheiding invloed hebben op belangrijke thema’s in scheiding. Het onderzoek geeft zeker stof tot nadenken en is bruikbaar in de dagelijkse praktijk van de rechtbank, bemiddeling en psychologische ondersteuning van mensen in scheiding. Verder onderzoek naar antecedenten en consequenties van scheiding, beïnvloedende factoren tijdens het scheidingsproces en scheidingstrajecten is
55
noodzakelijk om deze scheidingstrajecten te optimaliseren. Dit om gepaste ondersteuning te kunnen bieden aan alle betrokkenen in scheiding.
REFERENTIES Amato, P.R., & Previti, D. (2003). People’s Reasons for Divorcing: Gender, Social Class, the Life Course, and Adjustment. Journal of Family Issues, Vol. 24 No. 5, p.602-626. Amato, P.R., & Rogers, S.J. (1997). A longitudinal study of marital problems and subsequent divorce. Journal of Marriage & the Family, 59, p612-624. Baert, M., Gonnissen, M., & Kalisz S. (Eds.). (2008). De rechten van het paar: samenwonen – huwelijk – echtscheiding – afstamming. Drogenbos. Drukkerij Dereume. Belgian Federal Government (2010). Nationaal Instituut voor de Statistiek: Huwelijken, Echtscheidingen en Samenlevingscontracten. Geraadpleegd op 15 mei 2011, op www.statbel.fgov.be. Belmans, K., & Louwette, M. (2003). Gids bij scheiding: wegwijs in het sociaaljuridische kluwen. Antwerpen: Standaard Uitgeverij en Brussel: KAV. Boyatzis, R.E. (1998). Transforming qualitative information: Thematic analysis and code development. Sage. Braun, V., & Clarke, V. (2006). Using thematic analysis in psychology. Qualitative Research in Psychology, 3, 77-101. Brouwers, S. (2008). Deel V. Hoofdstuk I: Van wetsontwerp tot wet. In Senaeve, P., Swennen, F., & Verschelden G. (eds.) (2008). De hervorming van het echtscheidingsrecht. Commentaar op de wet van 12 april 2007 (p.143-147). Antwerpen – Oxford. Intersentia. Buysse, A. (2009). Cursus Relatie –en Gezinsstudies (ongepubliceerd manuscript). Gent: Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. 56
Cleek, M.G., & Pearson, T.A. (1985). Perceived causes of divorce: An analysis of interrelationships. Journal of Marriage & the Family, 47, p.179-183. Corijn M., & Lodewijckx E. (2009). Echtscheiding en leefvorm na echtscheiding in het Vlaamse Gewest: verschillen naar herkomst. Een analyse op basis van Rijksregistergegevens voor volwassenen en kinderen. Brussel: SVR-Rapport 4. Drukkerij Hendrix NV. Cott, N. (1977). The bonds of womanhood: Woman’s sphere in New England, 17811832. New Haven: Yale University Press. Davidoff, L., & Hall, C. (1987). Family fortunes: Men and women of the English middle class, 1780-1850. Chicago: The University of Chicago Press. de Graaf, P.M., & Kalmijn, M. (2006). Divorce Motives in a Period of Rising Divorce: Evidence From a Dutch Life-History Survey. Journal of Family Issues, vol. 27, no. 4, p. 483-505. Dumon, W.A., & Kooy, G.A. (1983). Echtscheiding in België en Nederland. Deventer: Van Loghum. Farber, B. (1957). An index of marital integration. Sociometry 20(2), p. 117-134. In Levinger, G. (1966). Revision of a paper: Sources of marital dissatisfaction among applicants for divorce. Fine M.A., & Fine D.R. (1994). An Examination and Evaluation of Recent Changes in Divorce Laws in Five Western Countries: The Critical Role of Values. Journal of Marriage and Family, Vol. 56, No. 2, p.249-263. Grych, J.H., & Fincham, F.D. (1999). The adjustment of children from divorced families: Implications of empirical research for intervention. In Lee C.M., & Hunsley J. (2001). Empirically Informed Consultation to Parents Concerning the Effects of Separation and Divorce on Their Children. Cognitive and Behavioral Practice, 8, p.85-96.
57
Hajnal. J. (1965). European marriage patterns in perspective. In Glass, D.V., & Eversley D.E.C. (eds.) (1965). Population in history: Essays in historical demography (p.101-146). London: Arnold. Herbots, K. (2007). Echtscheiding of scheiding. Een overzicht van het verloop, met aandacht voor de vier trajecten om familiezaken te regelen. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. IPOS (2010). Interdisciplinair Project
voor
de
Scheidingstrajecten in Vlaanderen. Geraadpleegd
Optimalisatie
van
op 16 maart 2010, 24
april 2010, 11 mei 2010, www.scheidingsonderzoek.be. Lambert, A. (2009). From Causes to Consequences: A Critical History of Divorce as a Study Object and the Main Orientations of French Research. Population, vol. 64, no. 1, p. 147-172. Lee C.M., & Hunsley J. (2001). Empirically Informed Consultation to Parents Concerning the Effects of Separation and Divorce on Their Children. Cognitive and Behavioral Practice, 8, p.85-96. Levinger, G. (1966). Revision of a paper: Sources of marital dissatisfaction among applicants for divorce. Martens, I. (2007). Hoofdstuk II: De inhoud van de wet van 18 juli 2006. C. Injunctiebevoegdheid van de rechter. In Senaeve P., Swennen, F. & Verschelden, G. (eds.). Verblijfsco-ouderschap (p. 12). Intersentia. Matthijs, K. (1990). Echtscheiding als sociaal proces: een onderzoek in Vlaanderen. Leuven. Sociologisch Onderzoeksinstituut/Departement Sociologie. Matthijs, K. (2001). De mateloze negentiende eeuw. Bevolking, huwelijk, gezin en sociale verandering. Leuven: Universitaire Pers Leuven. Matthijs, K. (2003). Demographic and sociological indicators of privatization of marriage in the 19th century in Flanders. European Journal of Population, vol. 19, no. 4, p.375-412.
58
Matthijs, K., Baerts, A., & Van de Putte, B. (2008). Determinants of Divorce in Nineteenth-century Flanders. Journal of Family History, vol. 33, no. 3, p. 239261. Matthijs, K., & Meulders, C. (1997). On ne se jouera pas du divorce! Echtscheiding in de negentiende eeuw in het licht van de echtscheidingspraktijk te Brugge, 1865- 1914. Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, vol. 26, no. 3-4, p.64-103. Orde van Vlaamse Balies. Feiten & Cijfers. Vlamingen, huwelijken en echtscheidingen. Geraadpleegd op 29 maart 2009, op www.onzewegenscheiden.be. Patton, M.Q. (1990). Qualitative evaluation and research methods, second edition. Sage. Phillips, R. (1988). Putting asunder: a history of divorce in Western society. New York: Cambridge University Press. Smith, J.A., & Osborn, M. (2003). Chapter IV: Interpretative phenomenological analysis. In Smith, J.A. (2003). Qualitative psychology: A practical guide to research methods (p. 51-80). London: Sage Publications Ltd. Steegh, N.V. (2008). Family Court Reform and ADR: Shifting Values and Expectations Transform the Divorce Process. Family Law Quarterly, vol.42 issue 3, p.659-671. Swennen, F. (2008). Deel I. Hoofdstuk II: Doelstellingen van de hervorming. In Senaeve, P., Swennen, F., & Verschelden G. (eds.) (2008). De hervorming van het echtscheidingsrecht. Commentaar op de wet van 12 april 2007 (p.515). Antwerpen – Oxford. Intersentia. Swennen, F. (2008). Deel I. Hoofdstuk III: artikel 229 van het Burgerlijk Wetboek. In Senaeve, P., Swennen, F., & Verschelden G. (eds.) (2008). De hervorming van het echtscheidingsrecht. Commentaar op de wet van 12 april 2007 (p.1740). Antwerpen – Oxford. Intersentia. 59
Thompson, I., & Walker, A.J. (1991). Gender in families: Women and men in marriage, work, and parenthood. In Amato P.R., & Previti, D. (2003). People’s Reasons for Divorcing: Gender, Social Class, the Life Course, and Adjustment. Journal of Family Issues, Vol.24 No.5, p.602-626. Van Look, M. (1972). Het burgerlijk recht inzake echtscheiding. In Heylen, V. (ed.) (1972). Mislukt huwelijk en echtscheiding. Een multidisciplinaire verkenning (p.75-91). Leuven: Universitaire Pers. Van Poppel, F. (1997). Family breakdown in nineteenth century Netherlands: divorcing couples in The Hague. The History of the Family, vol. 2, no. 1, p.4972. Van Poppel, F., & Schoonheim, M. (2005). Measuring cultural differences between religions with network data. An example based on 19th century Dutch marriage certificates. Annales de Démographie Historique, vol. 1, no. 109, p.173-197. Weeda, I. (1991). Echtscheiding. Een regenboog van ervaringen. Baarn. Uitgeverij Bosch & Keuning/Sesam.
60