MENSEN IN HUN OMGEVING
1
Van natuur naar cultuur
In sommige gebieden op aarde leven mensen nog dicht bij de natuur. Ze leven in kleine groepen. Ze gaan op jacht of verzamelen eetbare plantendelen. Op kleine akkers verbouwen
Afbeelding 1 9-1 Een dorp in Indonesië
Afbeelding 1 9-2 Een kringloop in het klein
ze planten. Een paar varkens, geiten, kippen of koeien scharrelen rond en leveren vlees. De mest van de dieren wordt gebruikt voor het bemesten van de akker. Een kringloop in het klein! Waar wij wonen gaat dat anders. De bevolking is enorm gegroeid. Veel mensen wonen in steden. Ze verbouwen hun voedsel niet zelf. Ze doen boodschappen in de supermarkt. Om voor al die mensen voldoende voedsel te produceren zijn akkers en weilanden nodig. Veel natuurlandschap is daardoor verdwenen. Het is veranderd in cultuurlandschap. Door de ontbossing hebben wind en water op veel plaatsen vrij spel. Door erosie gaat veel vruchtbare grond verloren.
Afbeelding 19-3 Een stofstorm
De verandering van natuurgrond naar cultuurgrond heeft grote gevolgen. In § 2 en § 3 vind je daarvan een overzicht. In § 4 kijken we naar mogelijke oplossingen.
Maak nu: O: 19/1 t/m O: 19/3 Afbeelding 19-5 Het oogsten van graan
2
Eten voor allen
In afbeelding 19-4 zie je een akker. Hoe groter de productie van deze planten, hoe meer mensen er door deze ene akker gevoed kunnen worden.
Voor landbouwers is het belangrijk om zoveel mogelijk voedsel per m2 te produceren. Dan kunnen ze veel verkopen, tegen een redelijke prijs. Zo ontstaan intensieve teeltmethoden. Hieraan zitten veel nadelen.
Maak nu: O: 19/4 t/m O: 19/8
2.1
Voor een landbouwer geven grote akkers met één soort planten de meeste opbrengst. Hij bewerkt het land met grote machines. Er zijn dus weinig mensen voor nodig. We noemen zo'n akker een monoculture. Voorbeelden zijn maïsvelden, bollen
Afbeelding 19-4
Een landbouwer kan veel doen om de productie te verhogen. Hij kiest een ras dat een hoge groeisnelheid heeft en resisten t is tegen ziekteverwekkers. Dat kiezen heet kunstmatige selectie. Daarbij maakt hij ook de biotische en abiotische factoren zo gunstig mogelijk. Dat kan door veel mineralen in de bodem te stoppen, het land te besproeien, schadelijke dieren te bestrijden, enzovoort. Dan zal de opbrengst optimaal zijn.
1 9
ME N S E N
Monocultures
I N
H U N
Afbeelding 19-6 Eén gewas per akker: monoculture
O MG E VI N G
velden en sparrenbossen. Voor het milieu zijn monocultures
nadelig: – De oorspronkelijke soorten verdwijnen. – Doordat er maar één gewas op verbouwd wordt, raakt de bodem voor bepaalde voedingsstoffen snel uitgeput.
– Er is dan kunstmatige bemesting nodig. Het teveel aan mest komt in het oppervlaktewater (sloten, meren) en in het grondwater terecht. – Monocultures zijn gevoelig voor ziekten en vraat. Voor bepaalde insecten of schimmels zijn monocultures grote voedselbronnen. Ze kunnen zich snel verspreiden en tot een plaag leiden.
Afbeelding 1 9-7 Diverse plagen
1 9
ME N S E N
I N
H U N
O MG E VI N G
– Om plagen te bestrijden worden bestrijdingsmiddelen gebruikt. Voor de mens mogen deze stoffen niet schadelijk zijn. Vaak worden dieren (bijvoorbeeld vlinders) het slachtoffer van deze middelen. Zo wordt het hele voedselweb verstoord. Nadeel van deze stoffen is ook dat ze slecht afbreekbaar zijn. Ze hopen zich op in een voedselketen. We noemen dat accumulatie. De organismen aan het eind van een voedselketen krijgen zoveel gif binnen dat ze sterven.
Afbeelding 19-9 Verdroging van de bodem
Ma a k n u: O: 19/9 t /m O: 9/14
2.2 Bio-industrie Wanneer veel dieren gehouden worden op een klein oppervlak, noemen we dat bio-industrie.
Afbeelding 19-8 Accumulatie van gif in de voedselketen
– Door intensieve grondbewerking en bodemontsmetting wordt het bodemleven aangetast. – De waterstand in landbouw gebieden wordt kunstmatig laag gehouden. De grond is dan beter te bewerken. Ook de bodem in aangrenzende natuurgebieden verdroogt hierdoor.
1 9
ME N S E N
I N
H U N
Dankzij de bio-industrie betalen we maar weinig voor eieren en vlees. Maar er zijn grote nadelen voor het milieu: – De dieren leven dicht op elkaar, in hokken met betonnen roosters. Daardoor is het welzijn van de dieren slecht. – De dieren worden gevoed met veevoer uit de fabriek. Hierin zitten allerlei giftige mineralen (onder andere kopersulfaat) die niet door de dieren worden opgenomen. Ze komen dus in
de mest terecht en daarna in het miAfbeelding 19-10 Kistkalveren lieu.
O MG E VI N G
– Er wordt veel mest geproduceerd op een klein oppervlak. De mest en urine (drijfmest) worden opgevangen in een mestkelder. De mest moet daarna worden afgevoerd naar akkers. Vaste mest, die met stro uit de hokken wordt geschept, is beter voor de bodem. Er zitten veel vezels in. Drijfmest is daarom minder goed.
3 Wonen werken
en
De bevolking van Nederland groeit nog steeds. Er worden daarom nieuwe huizen, winkels en scholen gebouwd. Al die mensen moeten een inkomen verdienen. Er zijn dus ook fabrieken nodig en kantoren.
Afbeelding 19-12 Woningen in aanbouw
Afbeelding 19-1 1 Mestinjectering
– De organische stoffen uit de mest kunnen door reducenten worden afgebroken. Stikstofbacteriën zorgen voor de omzetting van ammoniak (hoofdstuk 18, § 2). Maar als er veel mest is kunnen de bacteriën het niet aan. De ammoniak geeft stankoverlast en draagt ook bij aan de zure regen. – Mest bevat veel fosfaat. Wanneer dit in het oppervlaktewater komt, heeft dat een onnatuurlijk sterke groei van algen tot gevolg.
Maak nu: O: 19/15 t/m O:1 9/20
Afbeelding 19-13 Kantoorpanden
Mensen verplaatsen zich naar hun werk, maar ook naar recreatiegebieden. Velen doen dat met de auto. Van
1 9
ME N S E N
I N
H U N
O MG E VI N G
daar dat er steeds meer wegen nodig zijn. Je begrijpt dat dit alles grote gevolgen heeft voor het milieu: – Voor de planten en dieren die hier van nature leven, is er steeds minder ruim te. Hun leefgebied wordt door de groei van wegen en steden steeds kleiner. Hierdoor worden de populaties vaak te klein om te kunnen voortbestaan. Bovendien vallen er onder de dieren veel verkeersslachtoffers.
– Industrie en verkeer verbruiken veel fossiele brandstoffen. Deze brandstoffen zijn in miljoenen jaren ontstaan. In een paar honderd jaar worden ze opgebruikt! – Bij de verbranding ontstaan afvalstoffen: koolstofdioxide, zwavelverbindingen, stikstofverbindingen, onverbrandbare koolwaterstoffen, lood en andere zware metalen en radioactieve stoffen. Ze komen in grote hoeveelheden in de lucht en veroorzaken luchtvervuiling. – Sommige stoffen reageren met zuurstof, waterdamp en zonlicht. Hierdoor ontstaat zure regen. Veel organismen zijn gevoelig voor deze verzuring.
Afbeelding 19-14 Aangereden kokmeeuw
– Hoge flats, schoorstenen, hoogspanningsmasten en windmolens zijn van verre zichtbaar. Ze vormen een storend element in de natuur. We noemen dat horizonvervuiling.
Afbeelding 19-15 Horizonvervuiling
Afbeelding 19-16 De gevolgen van zure regen voor allerlei organismen
1 9
ME N S E N
I N
H U N
O MG E VI N G
– De koolstofdioxide die bij de verbranding vrijkomt, vormt in de atmosfeer een soort 'deken'. Hierdoor kan de aarde minder goed haar warmte kwijt. De aarde wordt steeds warmer. Men noemt dit het broeikaseffect. – Bij veel industriële processen worden stoffen gebruikt die schadelijk zijn voor organismen (chloor, cadmium, asbest enzovoort). CFK's (in isolatiemateriaal en koelvloeistoffen) tasten de ozonlaag aan. De ozonlaag beschermt ons tegen schadelijke ultraviolette straling. Doordat de ozonlaag dunner wordt, neemt de kans op huidkanker toe. – Mensen gebruiken steeds meer apparaten. Ze verbruiken daardoor steeds meer energie. De energie wordt opgewekt in centrales. Daarbij komen afvalgassen in de lucht. Om de vrijgekomen warmte op te vangen is koelwater nodig. Doordat het koelwater geloosd wordt, stijgt plaatselijk de watertemperatuur van rivieren. Warm water bevat minder zuurstof. Hierdoor verdwijnen grotere waterdieren.
– Veel van de gebruikte apparaten en het verkeer veroorzaken lawaai. De geluidhinder is niet alleen gevaarlijk voor het gehoor. Hij kan ook tot stress leiden. Bij veel dieren wordt het natuurlijk gedrag door geluidhinder
verstoord. Afbeelding 19-18 Geluidsoverlast
– Waar veel mensen dicht op elkaar wonen ontstaat een o/ralprobleem. Denk alleen maar aan het verpakkingsmateriaal van hun boodschappen! Veel bedrijven weten met hun chemisch afval geen raad. Of ze hebben er geen geld voor over om de stoffen op een verstandige manier te laten verwerken.
Afbeelding 19-19 Illegale stortplaats
Afbeelding 19-17 Koelwaterinstallatie
1 9
ME N S E N
I N
H U N
Afvalstoffen worden, soms illegaal, in de bodem opgeslagen. Ze zijn vaak giftig en moeilijk afbreekbaar. Doordat planten deze stoffen opnemen, worden door de bodemvervuiling hele voedselketens verstoord. Ook lood
O MG E VI N G
(uit benzine) hoopt zich in voedselketens op. – Stress komt in dichtbevolkte gebieden veel voor. In hoofdstuk 14 heb je al gezien wat de gevolgen van stress kunnen zijn. – Recreatie is daarom belangrijk. Veel mensen kunnen zich goed ontspannen in de natuur. Het beetje natuur dat over is wordt door veel mensen bezocht. Helaas gedragen ze zich niet allemaal verstandig: sommige mensen gooien afval weg, verstoren dieren of plukken zeldzame planten.
Afbeelding 19-20 De Vereniging Natuurmonumenten beheert allerlei natuur-en recreatiegebieden.
Maak nu: O: 19/21 t/m O: 9/32
4
Oplossingen
Van de opsomming in § 3 word je niet vrolijker. Wat kun jij daar nou aan doen? Het grootste probleem is de bevolkingsgroei en die kun jij niet stoppen. Toch is het belangrijk je eigen steentje bij te dragen (zie afbeelding 19-22). Je kunt: – zuinig zijn met energie – afval scheiden
1 9
ME N S E N
I N
H U N
– frisdrank kopen in flessen en niet in blikjes of pakjes – minder vlees en meer plantaardige producten eten – natuurlijke verfstoffen en kringlooppapier gebruiken – plastic verpakkingen weigeren. Ben je dan een milieuwatje, of een groentje of een ecolo? Of ben je iemand die zijn eigen keuzes maakt en doet wat hij belangrijk vindt? Ook industrieën zitten niet stil. Kijk maar eens naar het volgende lijstje. – Voedselproducenten Afbeelding 19-21 zoeken naar andere manieren om voedsel te produceren. De biotechnologie is daarbij heel belangrijk. Daarbij wordt van allerlei organismen gebruik gemaakt. Soms plaatst men zelfs nieuwe genen in planten, dieren of micro-organismen. Dit heet genetische modificatie. Zo kan de zetmeelproductie in aardappelen worden verhoogd of kunnen micro-organismen bepaalde enzymen maken. Voor de kaasbereiding is bijvoorbeeld een enzym gemaakt dat het stremsel uit kalvermagen vervangt. Ook voor de productie van zoetstoffen uit koolhydraten zijn enzymen ontwikkeld. – Industrieën zoeken naar productiemethoden die minder energie kosten en minder afval opleveren. Zo wordt geprobeerd om koolzaadplanten grondstoffen voor biologisch afbreekbare plastics te laten maken. – Afvalgassen worden zo goed mogelijk gereinigd, door het gebruik van filters (katalysatoren in auto’s en rookgasreiniging).
O MG E VI N G
Afbeelding 19-22
Er worden maatregelen genomen om het energieverbruik tegen te gaan. Apparaten worden zuiniger, autogebruik wordt teruggedrongen. Hierdoor wordt ook het broeikaseffect minder. – Organisch afval wordt afgebroken in afvalwaterzuiveringsinstallaties. Het vervuilde water wordt gemengd met –
1 9
ME N S E N
I N
H U N
bacteriën en zuurstof, waardoor de afbraak wordt versneld. Ook wordt gezocht naar 'nieuwe' bacteriën die bijvoorbeeld plastic kunnen afbreken. – Chemische bestrijdingsmiddelen worden steeds meer vervangen door biologische manieren van bestrijding. In afbeelding 19-23 zie je een aantal voorbeelden.
O MG E VI N G
Afbeelding 19-25 Windmolenpark
–Landschappen worden anders beheerd. Cultuurgrond wordt weer natuurgrond. De natuurwaarde van bermen en oevers wordt hersteld. Hierdoor ontstaan voor veel organismen (vlinders, zaadplanten) verbindingswegen tussen verschillende leefgebieden. Kwetsbare natuurgebieden worden afgesloten. Afbeelding 19-23
Afbeelding 1 9-24 Kringloopwinkel
Afbeelding 19-26 Berm met wilde planten
– Afval wordt gescheiden. Sommige producten kunnen opnieuw woren gebruikt (kringloopwinkels). Uit andere afvalstoffen kunnen grondstoffen worden teruggewonnen. We noemen dat recyclen (van glas, papier, plastic). Duurzame energiebronnen (zonne-energie, wind, water) worden verder ontwikkeld.
1 9
ME N S E N
I N
Uiteindelijk ontstaat er een duurzame samenleving: een samenleving waarin water, lucht en bodem ongeschonden worden doorgegeven aan degenen die na ons komen. Een samenleving die generaties lang kan blijven bestaan. Maak nu: O: 19/33 t/m O: 19/35
H U N
O MG E VI N G
SAMENVATTING
1
Mensen zijn afhankelijk van het ecosysteem waarin ze leven. Ze hebben voedsel, zuurstof, water, grondstoffen en energie nodig. Bovendien hebben ze ruimte nodig om zich te kunnen ontspannen.
2
De voedselproductie kan worden verhoogd door – de juiste rassen te kiezen wat betreft groeisnelheid, leefomstandigheden en resistentie tegen ziekten (kunstmatige selectie) – deze rassen zo nodig te kweken door middel van kennis van de erfelijkheidsleer of door genetische manipulatie – biotische en abiotische factoren optimaal te maken (voedsel, mest, water, lucht) – plagen te bestrijden.
3
Wanneer per hectare zoveel mogelijk product wordt geteeld, spreken we van intensieve teeltmethoden. Monocultures en bio-industrie zijn hiervan voorbeelden.
4
Nadelen van monocultures zijn: – gevoeligheid voor ziekten en vraat, waardoor veel bestrijdingsmiddelen nodig zijn. Deze middelen hopen zich op (accumulatie) in de voedselketen en komen zo ook in de mens terecht – kunstmatige bemesting nodig – aantasting van bodem (erosie), bodemorganismen en bodemwater (vervuiling, grondwaterstand) – de oorspronkelijke soorten verdwijnen.
5
Nadelen van bio-industrie zijn: – er ontstaat veel (drijf)mest. Dit bedreigt de bodem (giftige mineralen), de lucht (ammoniak zure regen) en het water (fosfaat) – het welzijn van de dieren is slecht.
6
De bevolkingsgroei geeft veel problemen: – ruimtegebrek voor andere soorten – uitputting van voorraden (energie, grondstoffen) – afvalproblemen (bodemvervuiling) – luchtvervuiling (verkeer, industrie) wat leidt tot zure regen, broeikaseffect en aantasting van de ozonlaag – geluidhinder – horizonvervuiling – stress.
7
Maatregelen tegen aantasting van het milieu zijn onder andere: – gescheiden inzamelen van afval ten behoeve van hergebruik en recycling – stimuleren van vermindering van energieverbruik (verkeer, industrie, huishoudens) – duurzame energiebronnen verder ontwikkelen (water, wind, zon) – zoeken naar minder milieubelastende productiemethoden – gebruik maken van de mogelijkheden van biotechnologie (voedselbereiding, afvalverwerking) – zuiveren van afvalwater en afvalgassen – anders beheren van landschap en wegbermen – stimuleren van natuur- en milieu-educatie.
Maak nu de diagnostische toets.