Een economische analyse van burgeroorlogen: hoe DR Congo een schoolvoorbeeld werd | Arne Schollaert |
Joseph Conrad’s Heart of Darkness, gepubliceerd in 1902, leest nog steeds als een en snoeiharde aanklacht tegen het Belgisch kolonialisme in Congo. Met zijn intussen legendarigendarische laatste woorden – “The horror! The horror!” – hekelt antiheld Mr. Kurtz dee barbaarsheid van de zogenaamd geciviliseerde mens. Dat ‘heart of darkness’ intussen ssen alludeert aan alles wat westerlingen afschrikt in Afrika, mag dus op z’n zachtst cynisch genoemd worden. Congo als het vlaggenschip van het verdoemde con-
2 $
tinent, zijn bewoners als de oerverpersoonlijking van de meest duistere en primitieve tieve instincin ten van de mens. Hoe cynisch dat ook is, wat zich de voorbije twee decennia in het hart van Afrika afspeelde tart alle verbeelding. Duizenden verkrachtingen per dag. Moeders ers die stukken van hun nog levend kind moeten opeten. Voor honderdduizenden Congolezen is de dagelijkse realiteit veel gruwelijker dan een gezonde westerling kan bevatten.
Nochtans zag het er ooit heel wat minder uitzichtloos uit. Zoals volgend citaat aantoont, wekten onder andere de schier onuitputtelijke voorraden natuurlijke rijkdommen tot midden de jaren ‘70 de hoop dat zeker Congo de boot niet zou missen: “Les «superpuissances» de l’an 2000 auront trois dénominateurs communs: un territoire aux dimensions d’un continent; des ressources naturelles aussi énormes que variées; une population unifiée et tendue par la volonté de vaincre le sousdéveloppement. En Asie, ce sera la Chine et l’Union indienne. En Amérique latine, ce sera le Brésil. Sur les cartes de l’Afrique, le Zaïre, het hoofdstuk mei 2010
immense tache verte, est un des rares Etats susceptibles de répondre à cette ambition.” (Diallo, Le Zaïre aujourd’hui, 1975) Deze voorspelling zat er, zo weten we intussen, niet zo heel ver naast. China, India en Brazilië zijn inderdaad de groeipolen van hun respectievelijke regio’s geworden en ontwikkelen zich intussen aan een benijdenswaardig tempo. Congo daarentegen blijkt er niet in geslaagd te zijn een relatief beloftevolle uitgangspositie te verzilveren. De vraag die velen blijft bezighouden is dan ook even pertinent als prangend: hoe komt het dat een land dat ogenschijnlijk
#
2 $
> Een economische analyse van burgeroorlogen: hoe DR Congo een schoolvoorbeeld werd <
alle troeven heeft om economisch welvarend te zijn, zo rampzalig evolueert?
#
Een afdoend antwoord op deze vraag is er vooralsnog niet, helaas. Maar Congo is intussen geëvolueerd naar een schoolvoorbeeld voor wie burgeroorlogen bestudeert. En dat een burgeroorlog nefast is voor de economische ontwikkeling en welvaart, is ontegensprekelijk. Maar in tegenstelling tot wat we hier in het westen (graag) geloven, zijn etnische tegenstellingen daar niet de oorzaak van. Etniciteit speelt een faciliterende rol, ze is een bindmiddel dat politieke entrepreneurs handig exploiteren. Zeker in het intussen scherp gepolariseerde Gebied van de Grote Meren ligt etniciteit als mobiliserend instrument voor het grijpen. En het ziet er naar uit dat dit zo zal blijven, zolang de economische wereldverhoudingen van die aard zijn dat de tewerkstellingsalternatieven in die regio beperkt zijn en al te zeer afhangen van de grillen van de internationale markten.
Korte geschiedenis In de nasleep van de genocide in Rwanda, in de zomer van 1994, vluchtten zo’n twee miljoen Rwandese Hutu naar vluchtelingenkampen in de Kivu-provincie in Oost-Congo. De aanwezigheid van die ‘kolonie’ vluchtelingen vlak over de grens werd het Rwandese Tutsibewind algauw een doorn in het oog. In november 1996 maakte een Congolees rebellenleger onder leiding van Laurent Kabila, en met Rwandese en Oegandese steun, deze vluchtelingenkampen brutaal ‘onschadelijk’ en trok daarna - tot zijn eigen verbazing - zonder al te veel weerstand het hele land door. In mei 1997 verdrong Kabila Mobutu van de macht; Zaïre werd opnieuw Congo.
Amper een jaar later, in augustus 1998, flakkerde de oorlog weer op nadat president Kabila de Rwandese militairen het land uitzette en alle Tutsi, tot dan zijn bondgenoten, uit zijn regering verwijderde. Dit was de aanzet van een internationaal conflict – Rwandese en Oegandese troepen trokken Congo binnen, waarop Kabila de steun inriep, en kreeg, van Zimbabwe, Angola en Namibia – dat tussen 1998 en 2003 meer dan vijf miljoen levens kostte. In 2001 werd Laurent Kabila vermoord, en opgevolgd door zijn zoon, de huidige president Joseph Kabila. Het ene vredesakkoord na het andere werd verbroken, maar na het vredesverdrag van Sun City (Zuid-Afrika) in 2002 werd het relatief rustig. In 2006 hield Congo vrije presidentsverkiezingen. Echter, geen jaar later barstte het geweld weer in alle hevigheid los. In 2007 leidde de muiterij van een voormalige generaal uit het Congolese leger, Laurent Nkunda, een nieuwe golf van geweld in die tot op vandaag, weliswaar in wisselende intensiteit, aanhoudt.
Micro-economische analyse van burgeroorlogen Intensief historisch, theoretisch en empirisch onderzoek van de onderliggende mechanismen toont echter (ook) een andere realiteit. Zo blijkt ‘etnisch’ een weinig zinnig concept om conflicten te karakteriseren. Een analyse van conflicten met een etnisch label – zoals de genocide in Rwanda en het conflict in OostCongo – leidt immers steevast naar de microeconomische mechanismen die de interactie tussen (groepen van) mensen sturen. Met name, het is vooral de analyse van de wisselmei 2010 het hoofdstuk
1 1
1 2
> Een economische analyse van burgeroorlogen: hoe DR Congo een schoolvoorbeeld werd <
werking tussen twee factoren die zowel in de academische literatuur als in het politieke discours en de media veelvuldig geciteerd worden als fundamentele oorzaken van de zogenaamde Afrikaanse groei-tragedie – de etnische versplintering en de overvloedige aanwezigheid van minerale grondstoffen – die bijzonder relevante inzichten oplevert. En hierbij komen telkens externe factoren prominent naar voren (de internationale media, humanitaire en militaire interventies door de internationale gemeenschap, de internationale markt voor grondstoffen etc.) als elementen die kunnen bijdragen tot het uitbarsten, het bestendigen en dus ook het beëindigen van interne conflicten in Afrika.
Conflictuitlokkende of -faciliterende factoren: conceptuele bevindingen Ten eerste houdt het wijdverspreide denkbeeld dat het gros van de hedendaagse Afrikaanse conflicten een etnische voedingsbodem heeft, en meer bepaald dat ze drijven op etnische tegenstellingen, geen steek. Of het nu gaat om de voorziening van publieke goederen of als motivatie om deel te nemen aan levensbedreigende conflicten, het economische of politieke belang van etniciteit ligt in zijn potentieel om aan te zetten tot collectieve actie. In een conflict met etnische inslag is etniciteit met andere woorden niet ‘de motor die het conflict voedt’, maar veeleer het bindende en mobiliserende instrument bij het streven van een groep naar gemeenschappelijke doelstellingen. Deze vaststelling heeft belang omdat de karakterisering van een conflict als ‘etnisch’ niet vrijblijvend is. Ten eerste kan ze het geloof in een gemeenschappelijke etnische identiteit het hoofdstuk mei 2010
bestendigen of zelfs creëren. Bovendien biedt ze malafide politieke entrepreneurs een wervend streven: de strijd tegen etnische onderdrukking verkoopt makkelijker dan de persoonlijke verrijking van dergelijke individuen. Ten slotte biedt de pejoratieve connotatie die de westerse publieke opinie hecht aan ‘etnisch’ gekleurde conflicten internationale beleidsmakers een handig voorwendsel om niet alleen afzijdig te blijven – waarom zou je tussenbeide komen in een onvermijdelijke strijd? –, maar ook om de rol van de economische/wereldverhoudingen – en dus de eigen verantwoordelijkheid – onder de mat te vegen. Het conflict in Congo is een sprekend voorbeeld van de instrumentele rol die etniciteit kan spelen: zowel de putsch door Kabila senior in 1996, als de aanzet van de muiterij van Nkunda in 2007 werden ingekleed als een strijd voor de bescherming van de Tutsi-minderheid in Oost-Congo. In geen van beide gevallen bleken de belangen van die minderheid achteraf, na de bezetting van respectievelijk het hele land en de cassiteriet-rijke mijnstreek, hoog op de politieke agenda te staan. En telkens blonk de internationale gemeenschap vooral uit in afwezig-, of minstens afzijdigheid. Ten tweede beïnvloedt de economische structuur van een land de strategische interactie tussen zijn inwoners, en kan het onder bepaalde omstandigheden voor een bepaalde groep rationeel zijn om zich af te zetten tegen de andere groep(en). Bepaalde regio’s zijn dus conflictgevoelig omdat de economische wetmatigheden op de lokale arbeidsmarkt er van die aard zijn dat conflict de logische en rationele uitkomst is.
> Een economische analyse van burgeroorlogen: hoe DR Congo een schoolvoorbeeld werd <
De categorisering van naal verhandelde en economieën aan de gequoteerde tropische Het conflict in Congo is een sprekend hand van de mate landbouwproducten voorbeeld van de instrumentele rol die waarin conflict de sterk onderschat. etniciteit kan spelen. productiviteit van die economieën beïnvloedt, draagt bij tot het verDe arbeidsmarktsituatie in Oost-Congo is klaren van conflicten: het zijn namelijk econoendemisch voor onderontwikkeld ruraal submieën waarin de sector van ‘robuuste’ minerale Sahara Afrika: er zijn nauwelijks alternatieven rijkdommen (grondstoffen waarvan de exploivoor de artisanale mijnbouw en wat landtatie ofwel makkelijk af te schermen is, ofwel bouw, het verbouwen van een tropisch goed relatief weinig investeringen vereist) een groot dat internationaal verhandeld wordt en waaraandeel van de toegevoegde waarde creëert, van de prijs op de internationale markt bepaald die uitermate vatbaar zijn voor conflicten. wordt. Het spreekt voor zich dat deze situatie Zowel Sierra Leone, dat jaren geteisterd werd ontvlambaar wordt wanneer de mijnbouw door een bloedige strijd om aangespoelde diavoldoende lucratief is: er zullen zich snel ‘vrijmanten, als het coltan- en cassiterietrijke1 heidsstrijders’ aandienen die zich de overwinOost-Congo zijn treffende voorbeelden van sten uit die sector proberen toe te eigenen – dergelijke structureel licht ontvlambare regio’s. er ontstaat als het ware een rebellensector. Maar in een dergelijke context zal niet alleen Een vraag die we ons hierbij dan moeten stelde internationale prijs van minerale grondlen, is of een buitenlandse interventie zou stoffen, maar ook die van het tropisch landkunnen bijdragen tot het creëren van omstanbouwproduct de eventuele lucrativiteit van digheden waarin alle groepen verkiezen om een rebellensector bepalen. Een daling van samen te werken, en of zo’n interventie zou bijvoorbeeld de internationale prijs voor koffie kunnen voorkomen dat ze er voor kiezen maakt namelijk andere ‘economische’ activielkaar te bestrijden. teiten, zoals mijnbouw (en dus ook rebellie of oorlogvoering), relatief aantrekkelijker. Ze kan De evaluatie van de meest beproefde externe dus net zo goed als een stijging van de vraag beleidsinstrumenten – een internationale boynaar, bijvoorbeeld, coltan een burgeroorlog cot, de manipulatie van de machtsverhouding teweegbrengen. In essentie draait het namelijk tussen de verschillende groepen en de maniom de relatieve verloning van de mogelijke pulatie van het wederzijds vertrouwen tussen economische activiteiten. die groepen – leidt tot de ondubbelzinnige Algemene bevindingen en politieke vaststelling dat een internationale economiconsequenties sche boycot met verve het meest doeltrefHet ultieme doel van het bestuderen van burfende instrument is. geroorlogen bestaat er uiteraard in de oorzaken te identificeren. Uiteindelijk zou een beter Ten slotte wordt de – soms nefaste – rol van inzicht in de omstandigheden die leiden tot schommelingen in de prijzen van internatio-
‘‘
mei 2010 het hoofdstuk
1 3
1 4
> Een economische analyse van burgeroorlogen: hoe DR Congo een schoolvoorbeeld werd <
burgeroorlogen regeringen (en de internationale gemeenschap) in staat moeten stellen conflicten zoals die in Oost-Congo te voorkomen, of althans te beëindigen.
de typering van conflicten als ‘etnisch’ wanneer etniciteit een instrumentele rol speelt.2 Immers, dat de westerse publieke opinie bitter weinig verontwaardiging uit over het schuldig verzuim van de internationale gemeenschap ten aanzien van het aanslepende drama in Oost-Congo, staat mijns inziens namelijk niet los van de populaire perceptie dat dit drama grotendeels drijft op eeuwenoude etnische of tribale haat.
Het staat buiten kijf dat etniciteit van belang is in vele hedendaagse interne conflicten, en dat het via diverse – fundamenteel verschillende – kanalen een substantiële invloed kan hebben op groepsgedrag en -interactie. Etniciteit is zonder enige twijfel een mobiliserende en dus cruciale factor, zeker ook in het Gebied van de Grote Daarnaast kwalificeert fundamenteel microMeren. Het is echter opmerkelijk dat er (bij mijn economisch onderzoek van burgeroorlogen weten) geen empirische of theoretische motiveechter ook de economische voorwaarden ring is voor het idee dat bij de meeste beleidsopdat een doelbewuste (etnische, maar even mensen (in het bijzonder de westerse), bij goed religieuze) mobilisering door een polijournalisten en bij de bevolking leeft, namelijk tieke elite zou slagen en renderen. Zo blijkt dat dat etnische conflicten gedreven worden door men voornamelijk in landen die sterk afhankeirrationele, tribale haat of eeuwenoude vetes. Ik lijk zijn van de inkomsten uit de ontginning betoogde in mijn doctoraat dat de discrepantie van ‘robuuste’ grondstoffen, zoals Congo, een tussen het academische concept (etniciteit als kleptocratisch regime kan verwachten. Terwijl middel) en de populaire opvatting (etniciteit als hoofdzakelijk arme en van tropische landoorzaak) kan leiden tot lokaal en internationaal bouwproducten afhankelijke economieën, politiek opportunisme. Die discrepantie biedt zoals Rwanda3, gevoelig zijn voor de ontwikkeling van (etnisch) wantrouwen. En zo blijkt ruimte aan (malafide) politieke entrepreneurs ook dat ‘zachte’ instrumenten zoals vertrouom in hun eigenbelang groepen te mobiliseren wensopbouw – die momenteel de internatioen om zich te financieren, bijvoorbeeld bij de nale voorkeur genieten – bitter weinig vermodiaspora. Bovendien reikt ze de internationale gen, zeker in etnisch gepolariseerde gebieden. gemeenschap een voorwendsel aan om zich niet Immers, daar waar politieke entrepreneurs te hoeven engageren: zowel Bush senior als conflict kunnen orkestreren, zal enkel het Clinton beriepen zich op het primordiale karakdrastisch terugdringen van de potentiële ter van de conflicten in respectievelijk de baten die het oplevert, Balkan en Rwanda om bijvoorbeeld door niet tussenbeide te middel van een boykomen. Om landen voor een burgeroorlog te cot, het (etnisch) behoeden, moeten we ondubbelzinnig Vanuit normatief mobiliseren verhindeijveren voor een structurele diversificatie oogpunt moeten we ren. Ten slotte maakt van de economische activiteiten. dan ook pleiten tegen een buitensporige
‘‘
het hoofdstuk mei 2010
> Een economische analyse van burgeroorlogen: hoe DR Congo een schoolvoorbeeld werd <
afhankelijkheid van ofwel minerale grondstoffen, ofwel internationaal verhandelde tropische landbouwproducten, landen (en voornamelijk etnisch gediversifieerde landen) bijzonder kwetsbaar voor interne conflicten. Bijgevolg, om landen voor een burgeroorlog te behoeden, moeten we dan ook ondubbelzinnig ijveren voor een structurele diversificatie van de economische activiteiten. En hoewel het bevorderen dáárvan uiteraard tot de kernverantwoordelijkheden van lokale overheden behoort, zijn er (beschamende) elementen om aan te nemen dat ook de internationale gemeenschap zich betrokken zou moeten voelen. Vooreerst is het niet uitgesloten dat de stimuli die de Fair Trade beweging voorziet voor de productie van bijvoorbeeld koffie of cacao – hoe goed bedoeld ook – derdewereldlanden nog afhankelijker maken van tropische landbouwproducten, en zo eigenlijk bijdragen tot hun voorbestemd-zijn voor conflicten. Bovendien, en helaas veel fundamenteler nog, verhogen westerse exportsubsidies en de ingenieuze tariefescalatie (waarbij hogere importtarieven gelden voor bewerkte dan voor primaire goederen) de afhankelijkheid van primaire (onbewerkte) goederen, en verhinderen ze de ontwikkeling van een secundaire industrie in de Derde Wereld. Met andere woorden, door onmiskenbaar bij te dragen tot een licht ontvlambare Derde Wereld, genereert het landbouwbeleid van de Eerste Wereld bijzonder onderschatte kosten voor landen die rijk zijn aan natuurlijke grondstoffen, maar sterk afhankelijk zijn van de uitvoer van tropische landbouwproducten.
Provocatieve geschiedenis van het conflict in Oost-Congo Op basis van het voorgaande kan de ‘officiële’ geschiedenis van het aanslepende conflict in Oost-Congo vanuit een meer provocatieve hoek herschreven worden. Ten tijde van Mobutu waren koffieplantages de belangrijkste werkgever in de huidige conflictregio. Enkele forse dalingen in de internationale koffieprijzen eind jaren ’80 en begin jaren ’90 deden het aantal koffieplantages, en dus de lokale tewerkstellingsmogelijkheden, fel slinken. Er ontstond een gigantisch ‘reservoir’ aan werkloze jongelui. De explosieve expansie van mobiele telefoons, pc’s en laptops joeg de vraag naar coltan in 1996 naar ongekende hoogten. Coltan werd op dat ogenblik hoofdzakelijk ontgonnen in de oostelijke provincies van Congo, en het lijdt weinig twijfel dat de grote vraag ernaar een cruciale rol speelde in het ontstaan, en zeker het onderhouden, van het bloedige conflict in dat land. Wijlen Laurent Kabila liet optekenen dat hij Zaïre innam met niet meer dan enkele honderden dollars en een satelliettelefoon: hij kon putten uit het grote reservoir aan werkloze en gefrustreerde – dus goedkope – jongelui, en
Arne Schollaert is medewerker van de SP-a-studiedienst. De auteur maakte een doctoraat over burgeroorlogen en won er de VDK-prijs in 2008 mee. Geboren en opgegroeid (tot zijn vijftiende) in Zaïre-Congo. mei 2010 het hoofdstuk
1 5
1 6
> Een economische analyse van burgeroorlogen: hoe DR Congo een schoolvoorbeeld werd <
dende – Congolese hij financierde zijn leger keerde, laaide het opmars door lucraHet lijdt weinig twijfel dat de grote vraag conflict opnieuw in alle tieve concessieovernaar coltan een cruciale rol speelde in hevigheid op. Vermoeeenkomsten te sluiten het ontstaan, en zeker het onderhouden, delijk niet geheel toemet Rwanda en van het bloedige conflict in Congo. vallig ging aan deze Oeganda, maar vooral ‘muiterij’ een forse relatieve prijsstijging van tin ook met grote internationale ondernemingen, ten opzichte van tantalium (een van de compovoor de mijnen die hij gaandeweg veroverde. nenten van coltan) vooraf. Eind 2007 sloot een groot Brits/Zuid-Afrikaans mijnbouwconsortiOok na het verdrijven van Mobutu bleef het um namelijk een monstercontract af met de gebied stuurloos en ontzettend ontvlambaar, zogenaamde vrijheidsstrijder Nkunda voor de en vredesakkoorden werden sneller verbroken exploitatie van zowat het hele cassiteriet-rijke dan gesloten. Al die tijd bleven de economigebied. Cassiteriet is tot op vandaag een van de sche mechanismen namelijk van dien aard dat voornaamste bronnen van tinwinning. als de ene rebellenleider het vechten staakte, de ‘rebellensector’ lucratief werd voor een Slotwoord andere. Toeval of niet, het vredesakkoord dat Ik realiseer me dat dit een bijzonder rudimenwél standhield valt samen met de ontdekking taire beschrijving is van wat zich de voorbije van coltan in Australië: het vredesakkoord van twintig jaar in het oosten van Congo heeft Sun City werd getekend in 2002 (en leidde tot voorgedaan. Maar ik hoop dat ze de kern van relatieve rust in 2003); in Australië werd eind de boodschap kracht bijzet: het wordt hoog 2001 coltan ontdekt, de actieve exploitatie tijd dat het westen zijn verantwoordelijkheid liet nog een goed jaar op zich wachten. opneemt in dit conflict. Immers, we keren niet Hoewel Oost-Congo ook na dat vredesakkoord alleen schaamteloos onze blik af van een van onbestuurd bleef, was het er relatief rustig: de de grootste humanitaire tragedies van onze ontginning van coltan was namelijk onvoltijd, we zijn – onder andere via ons protectiodoende winstgevend. Maar nadat in 2007 een nistisch landbouwbeleid en onze weinig kritigeneraal van het Congolese leger, Laurent sche houding ten aanzien van de afkomst van Nkunda, zich in de wouden in Noord-Kivu de ertsen die we invoeren – minstens mede terugtrok en zich tegen het – daar dus onbeduischuldig aan “the horror, the horror”.
‘‘
1. Coltan is een erts dat de productie van kleine condensatoren mogelijk maakt, en cassiteriet bevat tin, dat in toenemende mate in de elektronica gebruikt wordt. 2. Voor zover ik weet is er totnogtoe in de literatuur niet een conflict beschreven waar etnische afkeer de oorzaak van het conflict is. 3. Merk op dat Oost-Congo na de forse daling van de coltanprijzen, en dus van opbrengst van de mijnbouw, ook opnieuw een arm en van tropische landbouwproducten afhankelijke economie werd. En bijgevolg ook uiterst gevoelig was voor de ontwikkeling van (etnisch) wantrouwen.