Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 1
congo ee n geschiede n is
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 2
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 3
David Van Reybrouck
Congo ee n geschiede n is
2011 de bezige bij a mst er da m
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 4
Dit werk is mede mogelijk gemaakt door subsidies van: Vlaams Fonds voor de Letteren Nederlands Letterenfonds Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten Netherlands Institute for Advanced Study De kaarten in dit boek zijn gemaakt door Jan de Jong Copyright © 2010 David Van Reybrouck Eerste tot en met vierde druk mei 2010 Vijfde tot en met zevende druk juni 2010 Achtste druk juli 2010 Negende druk augustus 2010 Tiende en elfde druk oktober 2010 Twaalfde tot en met negentiende druk november 2010 Twintigste tot en met zesentwintigste druk december 2010 Zevenentwintigste druk februari 2011 Achtentwintigste druk mei 2011 Negenentwintigste druk september 2011 Dertigste druk november 2011 Eenendertigste druk december 2011 Tweeëndertigste druk oktober 2012 Omslagontwerp Studio Jan de Boer Omslagfoto Jürgen Escher/laif Foto auteur Stephan Vanfleteren Vormgeving binnenwerk CeevanWee, Amsterdam Druk Koninklijke Wöhrmann, Zutphen isbn 978 90 234 7279 7 n u r 680 www.debezigebij.nl
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 5
‘Le Rêve et l’Ombre étaient de très grands camarades.’ Badibanga, L’éléphant qui marche sur des œufs Bruxelles, 1931
A la mémoire d’Etienne Nkasi (1882?-2010), en reconnaissance profonde de son témoignage exceptionnel et de la poignée de bananes, qu’il m’a offerte lors de notre première rencontre. Et pour le petit David, né en 2008, fils de Ruffin Luliba, enfant-soldat démobilisé, et de son épouse Laura, qui ont bien voulu donner mon nom à leur premier enfant.
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 6
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 7
Inhoud
Inleiding
11
1. Nieuwe geesten 41 Centraal-Afrika wekt de belangstelling van Oost en West 1870-1885 2. Bliksemsche vuiligheid Congo onder Leopold ii 1885-1908
71
3. De Belgen hebben ons bevrijd 115 De eerste jaren van het koloniaal bewind 1908-1921 4. Een houdgreep van angst 155 Groeiende onrust en wederzijds wantrouwen in vredestijd 1921-1940 5. Het rode uur van de aftrap 197 De oorlog en de bedrieglijke stilte erna 1940-1955 6. Weldra van ons 243 Een late dekolonisatie, een plotse onafhankelijkheid 1955-1960 7. Een donderdag in juni 285
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 8
8. De strijd om de troon 299 De woelige jaren van de Eerste Republiek 1960-1965 9. De elektrische jaren 351 Mobutu stroopt de mouwen op 1965-1975 10. Toujours servir 385 De waanzin van een maarschalk 1975-1990 11. De doodsstrijd 419 Democratische oppositie en militaire confrontatie 1990-1997 12. Medelijden, wat is dat? 457 De Grote Afrikaanse Oorlog 1997-2002 13. La bière et la prière 487 Nieuwe spelers in een verwoest land 2002-2006 14. De speeltijd 525 Hoop en wanhoop in een prille democratie 2006-2010 15. www.com 563 Dankbetuiging 585 Verantwoording der bronnen 590 Bibliografie 623 Noten 646 Namen- en zakenregister 660
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 9
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 10
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 11
Inleiding
Het is nog steeds de zee, uiteraard, maar je ziet dat er iets is veranderd, iets aan de kleur. De brede, lage golven deinen nog steeds even vriendelijk, er is nog steeds alleen maar oceaan, maar het blauw raakt gaandeweg bezoedeld met geel. En dat levert geen groen op, zoals je van de kleurentheorie nog weet, maar troebelheid. Het schitterende azuur is verdwenen. De turkooizen rimpeling onder de middagzon is weg. Het peilloze kobalt waaruit de zon opsteeg, het ultramarijn van de schemering, het loodgrijs van de nacht: voorbij. Vanaf hier is alles sop. Gelig, oker, roestig sop. Je bent nog honderden zeemijlen van de kust verwijderd, maar je weet: dit is het begin van land. De kracht waarmee de Congo-rivier in de Atlantische Oceaan uitmondt, is zo groot dat het zeewater over vele honderden kilometers anders kleurt. Wie vroeger voor het eerst met de pakketboot naar Congo voer, dacht bij die verkleuring dat hij er bijna was. Maar bemanning en oudgedienden van de kolonie maakten de nieuweling snel duidelijk dat het vanaf hier nog twee etmalen varen was, etmalen waarop de nieuweling kon zien hoe het water steeds bruiner werd, steeds vuiler. Staande aan de reling van de achtersteven zag hij het groeiende contrast met het blauwe oceaanwater dat de schroef uit diepere lagen bleef ophalen. Na verloop van tijd dreven dikke pollen gras voorbij, zoden, eilandjes die de rivier had uitgespuwd en die nu verdwaasd ronddobberden op de oceaan. Door de patrijspoort van zijn kajuit ontwaarde hij naargeestige vormen in het water, ‘brokken hout en ontwortelde boomen, die lang geleden uit donkere oerwouden waren afgerukt, want de zwarte stammen waren bladloos en de kale stompen van dikke takken wentelden soms even aan het oppervlak en doken dan weer neer’.1
Reybrouck Congo 32e
12
01-10-2012
10:23
Pagina 12
congo
Op satellietbeelden zie je het duidelijk: een bruinige vlek die zich tijdens de piek van het moessonseizoen uitstrekt tot achthonderd kilometer westwaarts. Het lijkt wel een lek van het vasteland. Oceanografen spreken van de ‘Congo-waaier’ of de ‘Congo-rookpluim’. Toen ik er voor het eerst luchtfoto’s van zag, moest ik denken aan iemand die zich de polsen had doorgesneden en ze onder water hield – maar dan eeuwig. Het water van de Congo, de op één na langste rivier van Afrika, spuit werkelijk de oceaan in. Door de rotsige ondergrond bleef de monding ervan relatief smal.2 Anders dan bij de Nijl ontstond er geen vredige delta in zee, maar wordt de enorme watermassa door een sleutelgat naar buiten geperst. De okeren kleur komt van het slib dat de Congo-rivier op zijn 4700 kilometer lange reis heeft verzameld: van de hooggelegen bron in het uiterste zuiden van het land, door de dorre savanne en de krozige moerassen van Katanga, langs het onmetelijke evenaarswoud dat zowat de hele noordelijke helft van het land beslaat, tot de grillige landschappen van Bas-Congo en de spookachtige mangroves van de monding. Maar de kleur komt tevens van de honderden rivieren en zijrivieren die samen het stroombekken van de Congo vormen, een gebied van zo’n 3,7 miljoen vierkante kilometer, meer dan een tiende deel van heel Afrika, grotendeels samenvallend met het grondgebied van de gelijknamige republiek. En al die partikeltjes aarde, al die afgeschuurde deeltjes klei en leem en zand drijven mee, stroomafwaarts, naar breder water. Soms hangen ze stil en glijden ze onmerkbaar verder, dan weer tuimelen ze in een dolle razernij die het daglicht vermengt met donkerte en schuim. Soms blijven ze haperen. Aan een rots. Aan een oever. Aan een roestig scheepswrak dat zwijgend naar de wolken brult en waaromheen een zandbank is gegroeid. Soms komen ze niets tegen, helemaal niets, behalve water, steeds maar ander water, eerst zoet, dan brak, ten slotte zout. Zo begint dus een land: ver voor de kust, aangelengd met heel veel oceaanwater. Maar waar begint de geschiedenis? Ook veel eerder dan je zou verwachten. Toen ik een zestal jaar geleden overwoog om bij de vijftigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid een boek over de roerige geschiedenis van het land te schrijven, niet alleen van de postkoloniale periode, maar ook van het koloniale en een deel van het prekoloniale
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 13
Inleiding
13
tijdvak, besloot ik dat dit pas zinvol was indien ik zoveel mogelijk Congolese stemmen aan het woord kon laten. In een poging om het eurocentrisme dat me ongetwijfeld parten zou spelen op zijn minst uit te dagen leek het me nodig om systematisch op zoek te gaan naar het lokale perspectief, of beter: naar de diversiteit van lokale perspectieven, want er is natuurlijk niet één Congolese versie van de geschiedenis, net zomin als er één Belgische, Europese of domweg ‘blanke’ versie bestaat. Congolese stemmen dus, zoveel mogelijk. Alleen: hoe begin je daaraan in een land waar de gemiddelde levensverwachting het afgelopen decennium lager dan 45 jaar was? Het land werd 50, maar de inwoners werden het niet meer. Uiteraard, er waren stemmen die opborrelden uit al dan niet vergeten koloniale bronnen. Missionarissen en etnografen hadden prachtige verhalen en gezangen opgetekend. Er waren talrijke teksten geschreven door Congolezen zelf – ik zou tot mijn verbazing zelfs een egodocument uit de late negentiende eeuw vinden. Maar ik was ook op zoek naar levende getuigen, naar mensen die hun levensverhaal met me wilden delen, zelfs de trivia ervan. Ik was op zoek naar wat maar zelden in teksten belandt, omdat de geschiedenis zoveel meer is dan wat opgeschreven wordt. Dat geldt altijd en overal, maar zeker in gebieden waar slechts een smalle bovenlaag toegang heeft tot het geschreven woord. Omdat ik opgeleid ben als archeoloog hecht ik veel waarde aan niet-tekstuele informatie, want die geeft vaak een voller, tastbaarder beeld. Ik wilde mensen kunnen interviewen, niet noodzakelijk belangrijke decision makers, maar alledaagse individuen wier levensloop getekend is door de grote geschiedenis. Ik wilde mensen kunnen vragen wat ze aten in deze of gene periode. Ik was benieuwd naar welke kleren ze hadden gedragen, hoe hun huis eruitzag toen ze kind waren, of ze naar de kerk gingen. Uiteraard, het is altijd riskant om te extrapoleren naar het verleden wat mensen vandaag vertellen: niets zo hedendaags als de herinnering. Maar terwijl opvattingen bijzonder kneedbaar zijn – informanten prezen soms de kolonisatie: omdat het in die tijd zo goed was? of omdat ze het nu zo slecht hadden? of omdat ik Belg ben? – hebben de herinneringen aan banale voorwerpen of handelingen vaak een grotere inertie. Je had een fiets of je had geen fiets in 1950. Je sprak Kikongo met je moeder toen je kind was of je sprak geen Kikongo met haar. Je speelde voetbal op de missiepost of je speelde geen voetbal. Het geheugen verkleurt niet overal even snel. De trivia van een mensenleven behouden langer hun kleur.
Reybrouck Congo 32e
14
01-10-2012
10:23
Pagina 14
congo
Ik wilde dus gewone Congolezen interviewen over het gewone leven, al houd ik niet van dat woord ‘gewoon’, want vaak waren de verhalen die ik te horen kreeg werkelijk buitengewoon. De tijd is een machine die levens vermaalt, zo leerde ik tijdens het schrijven aan dit boek, maar af en toe zijn er ook mensen die de tijd vermalen. Maar nogmaals: hoe begon ik eraan? Ik had gehoopt hier en daar iemand te kunnen spreken die nog heldere herinneringen had aan de laatste jaren van het koloniale tijdperk. Ik was er voetstoots van uitgegaan dat voor de periode voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog nauwelijks nog getuigen zouden zijn. Ik mocht al heel blij zijn als zo’n oudere informant nog iets over zijn ouders of grootouders in het interbellum zou weten te vertellen. Voor de oudere periodes zou ik op het beverige kompas van de geschreven bronnen moeten varen. Het duurde echter een poos voor ik besefte dat die gemiddelde levensverwachting in Congo vandaag niet zo laag is omdat er weinig ouderen zijn, maar omdat er zoveel kinderen sterven. Het is de verschrikkelijke kindersterfte die het gemiddelde naar beneden haalt. Tijdens mijn tien reizen in Congo ontmoette ik algauw mensen van 70, 80, zelfs 90 jaar oud. Op een keer vertelde een oude, blinde man van bijna 90 veel over het leven dat zijn vader had geleid: indirect kon ik zo afzakken tot de jaren 1890, een duizelingwekkende diepte. Maar dat was nog niks vergeleken met wat Nkasi me vertelde. Vanuit de lucht lijkt Kinshasa op een termietenkoningin, opgeblazen tot wanstaltigheid en sidderend van de drukte, altijd maar bezig, altijd maar uitdijend. In de zinderende hitte strekt het zich uit langs de linkeroever van de stroom. Aan de overkant ligt zijn tweelingzus Brazzaville, kleiner, frisser, blinkender. De kantoortorens hebben er spiegelglas. Dit is de enige plek ter wereld waar twee hoofdsteden elkaar kunnen aankijken, maar in Brazzaville ziet Kinshasa zijn eigen schamele beeltenis weerspiegeld. Het kleurenpalet van Kinshasa is gevarieerd, maar het zijn niet de helle pigmenten van andere zonovergoten steden. Nooit zie je de verzadigde kleuren van Casablanca, nooit het warme koloriet van Havanna, nooit de dieprode tinten van Varanasi. In Kinshasa verschiet elk likje verf zo snel dat de mensen geen moeite meer lijken te doen: vale kleuren zijn een esthetica op zich geworden. Pastel overheerst, het koloriet waar de missionarissen ook al zo dol op waren. Van het geringste boetiekje
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 15
Inleiding
15
waar wat zeep of belminuten te koop zijn tot en met de uitbundige volumes van een nieuwe pinksterkerk, steevast zijn de muren vaalgeel, vaalgroen of vaalblauw geschilderd. Alsof er ook overdag neonlampen branden. De kratten coca-cola die op de koer van de Bralima-brouwerij in grote forten staan gestapeld, zijn niet scharlakenrood maar dofrood. De hemden van de verkeerspolitie zijn niet knalgeel maar urinekleurig. En in het felste zonlicht wapperen zelfs de kleuren van de nationale vlag nogal flets. Nee, Kinshasa is geen kleurrijke stad. De aarde is er niet rood, zoals elders in Afrika, maar zwart. Achter het laagje pastelverf priemen altijd grauwe muren. Als metselaars langs de Boulevard Lumumba hun stenen te drogen leggen in de zon, zie je een kleurenwaaier van grijstinten: natte donkergrijze stenen naast muisgrijze, die al leerhard zijn, naast asgrauwe exemplaren. De enige kleur die er werkelijk uit springt is het wit van de gedroogde maniok, ook wel cassave geheten, het knolgewas dat de basisvoeding vormt voor grote delen van Centraal-Afrika. De plastic bekkens met gemalen bloem die vrouwen gehurkt zitten te verkopen, schitteren zo fel dat ze hun ogen moeten dichtknijpen. Naast hen liggen bergen maniokwortels, forse felwitte stronken die doen denken aan verzaagde slagtanden. Als je die rommelige hopen vanuit de lucht ziet, lijkt het alsof de ondergrond zijn tanden ontbloot, kwaad en angstig als een baviaan. Een grimas. Het scheve gebit van een grauwe stad. Maar hagelwit, dat wel. Onberispelijk wit. Stel dat je over deze stad kon scheren als een ibis. Een schaakbord van roestige daken in golfplaat zou je zien, percelen met donkergroen loof. Het grisaille van de cité ook, de volkswijken van Kinshasa waar maar geen einde aan komt. We zouden cirkelen boven buurten met loden namen als Makala, Bumbu en Ngiri Ngiri en afdalen naar Kasavubu, een van de oudste wijken voor ‘inlanders’, zoals de Congolezen in de koloniale tijd heetten. De Avenue Lubumbashi zouden we zien, een loodrechte as waarop tal van straatjes en steegjes uitkomen, maar die nooit is geasfalteerd. Het is regenseizoen, er staan plassen ter grootte van een zwembad. Zelfs de handigste taximan rijdt zich hier vast. De inktzwarte modder schiet dan weg vanonder zijn gillende banden en besmeurt de flanken van zijn rammelende, maar pas gewassen Nissan of Mazda. We zouden hem vloekend achterlaten en verder zweven naar de Avenue Faradje. Op de binnenkoer van nummer 66, voorbij de betonnen muur die met glasscherven is bezet, voorbij de zwarte metalen poort,
Reybrouck Congo 32e
16
01-10-2012
10:23
Pagina 16
congo
schittert er iets wits. We zoomen in. Het is geen maniok of ivoor. Het is plastic. Hard, wit, gespuitgiet plastic. Het is een potje. Er zit een kind op, een snoezig meisje van één jaar oud. Haar kapsel: een plantage jonge palmboompjes die dicht bij de kruin door gele en rode elastiekjes worden samengebonden. Haar gele jurk met bloemetjesmotief ligt gedrapeerd over haar billen. Rond haar enkels hangt geen broekje: dat heeft ze niet. Maar ze doet wat alle eenjarigen over de hele wereld doen die niet begrijpen waarom dat potje nu per se moet: furieus en hartverscheurend schreien. Ik zag haar zitten op donderdag 6 november 2008. Ze heette Keitsha. Het was voor haar een traumatische middag. Niet alleen werd haar het genot van de spontane ontlasting ontzegd, ze moest ook nog eens het engste aanschouwen wat ze ooit in haar korte leven had gezien: een blanke, iets wat ze enkel kende van haar versleten, invalide barbiepop, maar dan groot en levend, en met twee benen. Keitsha zou de hele namiddag op haar hoede blijven. Terwijl haar familieleden met die merkwaardige bezoeker zaten te praten en zelfs bananen en pindanootjes met hem deelden, bleef zij op een veilige afstand, minutenlang starend naar hoe ook zijn hand in het knisperende zakje met noten graaide. Gelukkig was ik niet voor haar gekomen, maar voor haar stamvader, Nkasi. Ik liet de binnenkoer met het schreiende meisje achter me toen ik het dunne laken opzijschoof. Het was half donker. Terwijl mijn ogen eraan probeerden te wennen, hoorde ik het dak kraken van de hitte. Golfplaten, uiteraard. En vaalblauwe muren, zoals overal elders. ‘Christ est dieu’ stond er in bordkrijt. Daarnaast had iemand met houtskool een lijstje gsm-nummers gekriebeld. Het huis als adressenboekje, want papier is al jaren onbetaalbaar in Kinshasa. Nkasi zat op de rand van zijn bed. Zijn hoofd hing omlaag. Met zijn oude vingers probeerde hij zijn openhangende hemd nog dicht te knopen. Hij was pas wakker. Ik kwam nader en groette hem. Hij keek op. Zijn bril was met een elastiekje om zijn hoofd vastgemaakt. Achter de dikke en veelvuldig bekraste glazen ontdekte ik waterige oogjes. Hij liet zijn hemd los en nam mijn hand met beide handen vast. Opvallend veel kracht nog in die vingers. ‘Mundele,’ prevelde hij, ‘mundele!’ Hij klonk ontroerd, als hadden we elkaar jaren niet gezien. ‘Blanke.’ Zijn stem leek een traag, roestig tand-
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 17
Inleiding
17
wiel dat langzaam in beweging kwam. Een Belg in zijn huis... na al die jaren... Dat hij dit nog mocht meemaken. ‘Papa Nkasi,’ sprak ik tegen het halfduister, ‘ik ben zeer vereerd u te ontmoeten.’ Hij hield nog steeds mijn hand vast, maar gebaarde mij te gaan zitten. Ik vond een plastic tuinstoel. ‘Hoe maakt u het?’ ‘Aaah,’ kreunde hij vanachter zijn brillenglazen die zozeer bekrast waren dat je zijn ogen niet meer zag, ‘ik heb last van mijn demi-vieillesse.’ Naast het bed stond een kommetje met fluimen. Op de groezelige matras lag een klisteerspuit. Het rubber van het peertje zag er verstorven uit. Hier en daar een stukje folie van een geneesmiddel. Toen moest hij lachen om zijn eigen grap. Hoe oud was dat dan wel, die halve ouderdom? Hij zag er zonder meer uit als de oudste Congolees die ik ooit had ontmoet. Lang nadenken was niet nodig. ‘Je suis né en mille-huit cent quatre-vingtdeux.’ 1882? Data zijn een relatief begrip in Congo. Soms heb ik meegemaakt dat ik aan een informant vroeg wanneer een voorval plaatsvond en als antwoord kreeg: ‘Lang geleden, ja, echt lang geleden, zeker zes jaar, of nee, wacht even, laat ons zeggen: anderhalf jaar.’ Mijn verlangen om een Congolees perspectief te belichten zou nooit helemaal lukken: ik hecht te veel belang aan data. En sommige informanten hechtten meer belang aan een antwoord dan een juist antwoord. Maar anderzijds viel me vaak de precisie op waarmee velen feiten uit hun leven wisten op te halen. Naast het jaar wisten ze erg vaak de maand en de dag te vermelden. ‘Ik verhuisde naar Kinshasa op 12 april 1963.’ Of: ‘Op 24 maart 1943 vertrok het schip.’ Het heeft me alleen maar geleerd om erg voorzichtig te zijn met data. 1882? Tja, dan hebben we het dus over de tijd van Stanley, van de stichting van Congo-Vrijstaat, van de eerste missionering. Dat is nog vóór de Conferentie van Berlijn, de beroemde vergadering in 1885, waar de Europese mogendheden de toekomst van Afrika bepaalden. Zou ik waarlijk oog in oog staan met iemand die zich niet alleen het kolonialisme herinnerde, maar die ook nog eens uit de prekoloniale tijd stamde? Iemand met hetzelfde geboortejaar als James Joyce, Igor Stravinsky en Virginia Woolf ? Het viel haast niet te geloven. Dan moest die man 126 jaar oud zijn! Dan moest dit niet alleen de oudste mens ter wereld zijn, maar tevens een van de langst levende mensen ooit. In Congo nog wel. Drie keer de gemiddelde levensverwachting van het land.
Reybrouck Congo 32e
18
01-10-2012
10:23
Pagina 18
congo
En dus deed ik wat ik anders ook doe, checken en dubbelchecken. En in zijn geval betekende dat: met oneindig veel geduld, beetje bij beetje, het verleden opgraven. Soms ging dat vlot, soms voor geen meter. Nooit eerder had ik zo met de verre geschiedenis gesproken, nooit eerder voelde het zo broos aan. Vaak verstond ik hem niet. Vaak begon hij aan een zin en hield hij er halverwege mee op, met de verbaasde blik van iemand die iets uit de kast ging halen maar plots niet meer wist wat hij zocht. Het was vechten tegen de vergetelheid, maar Nkasi vergat niet alleen het verleden, hij vergat ook het vergeten. De gaten die vielen groeiden onmiddellijk weer dicht. Hij was zich van geen verlies bewust. Ik daarentegen probeerde een oceaanstomer te hozen met een conservenblik. Maar uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat zijn geboortejaar wel eens zou kunnen kloppen. Hij sprak over gebeurtenissen uit de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw die hij alleen uit eigen ervaring kon kennen. Nkasi had niet gestudeerd, maar hij kende historische feiten waar andere bejaarde Congolezen uit zijn gebied geen weet van hadden. Hij kwam uit Bas-Congo, het gebied tussen Kinshasa en de Atlantische Oceaan, waar de westerse aanwezigheid zich het eerst liet gevoelen. Als de kaart van Congo gelijkt op een ballon, dan is Bas-Congo het tuitje waardoor alles passeert. Daardoor kon ik zijn herinneringen toetsen aan goed gedocumenteerde gebeurtenissen. Hij sprak met grote precisie over de eerste missionarissen, Angelsaksische protestanten die in zijn gewest waren neergestreken. Zij waren inderdaad rond 1880 begonnen met bekeren. Hij gaf namen van zendelingen van wie bleek dat ze in de jaren 1890 in het gebied waren aangekomen en vanaf 1900 op een naburige missiepost zaten. Hij vertelde over Simon Kimbangu, een man uit een naburig dorp van wie we weten dat hij in 1889 geboren is en die in de jaren twintig een eigen godsdienst zou beginnen. En hij vertelde bovenal hoe hij als kind de aanleg van de spoorweg tussen Matadi en Kinshasa had gezien. Dat gebeurde tussen 1890 en 1898. De werken in zijn streek begonnen in 1895. ‘Ik was toen 12, 15 jaar oud,’ zei hij. ‘Papa Nkasi...’ ‘Oui?’ Telkens als ik hem aansprak, keek hij enigszins verstrooid op, als was hij vergeten dat hij bezoek had. Hij deed geen enkele moeite mij te overtuigen van zijn hoge leeftijd. Hij vertelde wat hij nog wist en leek verbaasd over mijn verbazing. Hij was duidelijk minder onder de indruk van zijn leeftijd dan ik, die een schriftje volschreef.
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 19
Inleiding
19
‘Hoe komt het eigenlijk dat u uw geboortejaar kent? Er was toch nog geen administratie?’ ‘Joseph Zinga heeft het me verteld.’ ‘Wie?’ ‘Joseph Zinga. De jongste broer van mijn vader.’ En toen kwam het verhaal van de oom die met een Engelstalige zendeling was meegegaan naar de missiepost Palabala en zelf catechist werd, waardoor hij de christelijke jaartelling leerde kennen. ‘Hij heeft me verteld dat ik van 1882 ben.’ ‘Maar heeft u Stanley dan nog gekend?’ Nooit gedacht dat ik ooit van mijn leven die vraag in alle ernst zou mogen stellen. ‘Stanlei?’ vroeg hij. Hij sprak de naam op zijn Frans uit. ‘Nee, die heb ik nooit gezien, maar ik heb wel over hem gehoord. Hij kwam eerst in Lukunga aan en daarna in Kintambo.’ Die volgorde stemde in elk geval overeen met de reis die Stanley tussen 1879 en 1884 ondernam. ‘Lutunu heb ik wel nog gekend, een van zijn boys. Die kwam uit Gombe-Matadi, niet ver bij ons vandaan. Hij droeg geen broeken.’ Die naam Lutunu zei me wel iets. Ik herinnerde me dat hij een van de eerste Congolezen was die boy werd bij de blanken. Later zou hij door de kolonisator tot inlands hoofd benoemd worden. Maar hij leefde tot in de jaren vijftig: Nkasi kon hem dus ook veel later hebben leren kennen. Dat gold uitdrukkelijk niet voor Simon Kimbangu. ‘Kimbangu kende ik al in de jaren 1800,’ zei hij nadrukkelijk. Het was de enige keer dat hij, op zijn geboortejaar na, naar de negentiende eeuw verwees. Hun dorpen lagen dicht bij elkaar. En hij voegde eraan toe: ‘Wij waren ongeveer even oud. Simon Kimbangu was groter dan ik op het vlak van pouvoir de Dieu, maar ik was groter in jaren.’ Ook bij latere bezoeken bevestigde hij telkens dat hij enkele jaren ouder was dan Kimbangu, de man uit 1889. De weken na mijn eerste bezoek ben ik verschillende keren bij Nkasi langsgegaan. Op mijn logeeradres in Kinshasa bekeek ik mijn notities opnieuw, legde de puzzelstukjes bijeen en zocht naar de lacunes in zijn verhaal. Elk bezoek duurde hooguit enkele uren. Nkasi gaf aan wanneer hij moe werd of wanneer zijn geheugen hem in de steek liet. De gesprekken vonden telkens plaats in zijn slaapkamer. Soms zat hij op de rand van zijn bed, soms op het enige andere meubelstuk in de kamer: een versleten autozetel die op de grond stond. Een keer kon ik met hem praten ter-
Reybrouck Congo 32e
20
01-10-2012
10:23
Pagina 20
congo
wijl hij zich zat te scheren. Zonder spiegel, zonder scheerschuim, zonder water, maar wel met een wegwerpmesje, dat hij nooit wegwierp. Hij betastte zijn kin, trok de gekste bekken en schraapte met het witte scheermesje over zijn verweerde huid. Na enkele schuchtere halen tikte hij het dan leeg tegen de rand van zijn bed. De witte stoppels dwarrelden neer op de donkere vloer. In de hoek van de kamer lag een hoop rommel: de rest van zijn eigendommen. Een kapotte Singer-naaimachine, een stapel lompen, een groot blik melkpoeder van het merk Milgro, een sporttas en een bundeltje linnen. Dat laatste was me al opgevallen bij mijn eerste bezoek. Er leek iets bols in te zitten. ‘Wat zit er toch in dat pak?’ vroeg ik eens. ‘Ah, ça!’ Hij reikte naar de bundel. Traag wikkelde hij de stof los en haalde er een prachtige tropenhelm uit. Een zwarte. Ik wist niet eens dat zoiets bestond. Zonder dat ik erom vroeg zette hij hem op en lachte breed. ‘Ah, monsieur David, heel mijn leven heb ik in de handen van de blanken geleefd. Maar binnen twee of drie dagen ga ik sterven.’ Zich verplaatsen ging erg moeizaam. Als wandelstok gebruikte hij de steel van een oude paraplu, maar liever vertrouwde hij op de steun van enkele dochters. Nkasi heeft vijf vrouwen gehad. Of zes. Of zeven. De meningen lopen uiteen. Hijzelf weet het ook niet meer. Op de binnenkoer zaten altijd wel enkele familieleden. De schattingen over de omvang van zijn kroost varieerden. Vierendertig kinderen was het meest gehoorde getal. In ieder geval vier keer een tweeling, daar leek iedereen het wel over eens. Kleinkinderen? Zeker meer dan zeventig. Ik maakte ook kennis met zijn twee jongere broers, Augustin en Marcel, respectievelijk 90 en 100 jaar oud. Marcel woonde niet in Kinshasa, maar in Nkamba. Ik sprak met de zoon van Augustin, een vlotte, verstandige man die nog niet op middelbare leeftijd was. Dacht ik. Tot hij zei dat hij toch ook al 60 was. Ik kon het bijna niet geloven: hij zag er werkelijk uit als nog niet eens 45. Wat een uitzonderlijk taaie familie, besefte ik, wat een uitzonderlijke speling van de natuur. Drie stokoude broers, alledrie nog in leven. En er waren ook nog twee zussen geweest, maar die waren onlangs gestorven. Ook om en nabij de 90 geworden. Ze woonden met zijn veertienen in drie kleine, aan elkaar grenzende kamers, maar elke dag was er een komen en gaan van familie. Nkasi deelde de kamer met Nickel en Platini, twee twintigers. Een ervan had een sweater waarop Miami Champs stond. Nkasi kreeg als oudste elke nacht het bed, dat sprak vanzelf, de jongelui sliepen op de grond op mat-
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 21
Inleiding
21
jes van gevlochten bananenbladeren. Overdag gingen ze af en toe liggen op de dunne matras van hun grootvader. Nkasi at maniok, rijst, bonen, soms wat brood. Geld voor vlees was er niet. Na een lang gesprek vermoedde hij dat ik honger had en hij schoof me met zijn paraplusteel een tros banaantjes en een zakje met aardnoten toe. ‘Ik zie het wel. Het hoofd is gesloten, maar de buik is open. Neem maar, eet maar.’ Weigeren had geen zin. Bij elk bezoek nam ik iets mee en kocht ik frisdrank. De familie had, zoals ontelbare families in de cité, een bescheiden drankdepot van de Bralima-brouwerij, al hadden ze zelf geen geld om de cola’s en fanta’s te kopen. Eén keer zag ik hoe Nkasi vanuit zijn autozetel een beetje coca-cola overschonk in een plastic mok. IJzingwekkend traag reikte hij die beker aan Keitsha. Het was een aangrijpend beeld: de man die kennelijk geboren was vóór de Conferentie van Berlijn (en vóór de uitvinding van coca-cola) gaf nu wat te drinken aan zijn kleindochter van ná de presidentsverkiezingen van 2006. Het was 6 november 2008 toen ik Nkasi voor het eerst ontmoette. De dag ervoor was een historische dag geweest in de geschiedenis van de wereld. Op een bepaald moment draaide Nkasi de gesprekssituatie om. Mocht hij ook eens een vraag stellen? Het hoefde niet altijd over het verleden te gaan. Hij had een gerucht opgevangen en kon het maar niet geloven. ‘Is het waar dat er in Amerika een zwarte president is gekozen?’ Het leven van Nkasi valt samen met de geschiedenis van Congo. In 1885 kwam het gebied in handen van de Belgische vorst Leopold ii. Hij noemde het de Etat Indépendant du Congo, de Onafhankelijke Congo-Staat, in het Nederlands doorgaans aangeduid als ‘de Congo-Vrijstaat’. In 1908 moest de vorst na felle binnen- en buitenlandse kritiek zijn gebied overdragen aan de Belgische staat. Tot 1960 zou het Belgisch Congo heten, daarna werd het een onafhankelijk land, de Republiek Congo. In 1965 pleegde Mobutu een staatsgreep die hem tweeëndertig jaar aan de macht zou houden. In die tijd kreeg het land een nieuwe naam: Zaïre. In 1997, toen Laurent-Désiré Kabila hem van de troon stootte, kreeg het als naam de Democratische Republiek Congo mee. Op dat ‘democratische’ was het nog even wachten, want pas in 2006 vonden de eerste vrije verkiezingen in meer dan veertig jaar plaats. Joseph Kabila, zoon van Laurent-Désiré, werd toen gekozen als president. Nkasi heeft zonder veel te verhuizen in vijf verschillende landen gewoond, of althans in een land met vijf verschillende namen.
Reybrouck Congo 32e
22
01-10-2012
10:23
Pagina 22
congo
Hoewel het land dat Leopold ii bedacht op geen enkele manier correspondeerde met een bestaande politieke realiteit, vertoonde het wel een opmerkelijke geografische samenhang: het viel in hoge mate samen met het stroombekken van de Congo-rivier. Elk stroompje, elk waterloopje dat je in Congo ziet (op twee minieme strookjes na), mondt na verloop van tijd uit in die ene, machtige rivier en draagt theoretisch bij tot die bruine vlek in de oceaan. Dat is een puur cartografisch gegeven; op de grond werd dat hydrografisch systeem niet als een eenheid ervaren. Maar Congo, een land van 2,3 miljoen vierkante kilometer, even groot als West-Europa, twee derde van India, het enige land van Afrika met twee tijdzones, is sindsdien altijd het land van die ene rivier geweest. Het werd, alle naamsveranderingen ten spijt, ook altijd vernoemd naar de moeder aller waterlopen (de Congo, de Zaïre). In het Frans spreken de inwoners vandaag doorgaans over le fleuve, de stroom, zoals de bewoners van de Lage Landen het over ‘de zee’ hebben als ze de Noordzee bedoelen. De Congo is geen rechtlijnige rivier; zijn loop beschrijft driekwart van een cirkel, tegen de wijzers van de klok in, alsof je een analoog uurwerk vijfenveertig minuten terugdraait. Die grote bocht heeft te maken met het gelijkmatige en relatief vlakke reliëf van het Centraal-Afrikaanse binnenland. De Congo maakt eigenlijk één grote meander in een zacht hellend gebied dat doorgaans slechts enkele honderden meters boven de zeespiegel ligt. Op zijn duizenden kilometers lange reis heeft de rivier een verval van nog geen vijftienhonderd meter, minder dan een forse bergbeek. Alleen het uiterste zuiden van het land, waar de rivier ontspringt, loopt op tot vijftienhonderd meter. Gebieden boven de tweeduizend meter vind je enkel helemaal in het oosten van het land. Het hoogste punt ligt pal op de grens met Oeganda: Mount Stanley, 5109 meter, de op twee na hoogste bergtop van Afrika, permanent bedekt met sneeuw en een (steeds kleiner wordende) gletsjer. De bergen in het oosten zijn samen met een sliert langgerekte meren (de vier zogenaamde Grote Meren, waarvan het Tanganyika-meer het grootste is) het gevolg van belangrijke tektonische activiteit, getuige ook de nog steeds actieve vulkanen in het gebied. Die gekreukelde oostrand van Congo vormt onderdeel van de Rift, de grote breuklijn die Afrika van noord naar zuid doorklieft. Klimatologisch kan dat bergachtige gebied fris zijn: een stad als Butembo bijvoorbeeld, dicht bij de grens met Oeganda, heeft een gemiddelde jaartemperatuur van slechts 17 graden Celsius, ter-
Reybrouck Congo 32e
01-10-2012
10:23
Pagina 23
Inleiding
23
wijl Matadi, niet ver van de Atlantische Oceaan, een gemiddelde van ruim 27 graden kent. Elders zorgt de ligging aan de evenaar voor een tropisch klimaat met hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid, al zijn de regionale verschillen aanzienlijk. In het evenaarswoud schommelt de middagtemperatuur tussen de 30 en 35 graden, in het uiterste zuiden van het land kan er tijdens het droge seizoen af en toe rijp waargenomen worden. Ook de duur van het droge seizoen en het tijdstip waarop het aanvangt variëren. Twee derde van het land is bedekt met een dichtbegroeid evenaarswoud, met zijn 1,45 miljoen vierkante kilometer het grootste tropische regenwoud ter wereld na het Amazonegebied. Vanuit het vliegtuig lijkt het op een gigantische broccoli waar maar geen einde aan komt, een gebied drie keer zo groot als Spanje. Ten noorden en ten zuiden ervan gaat dat woud (‘la forêt’, zeggen de Congolezen) geleidelijk over in savanne. Geen eindeloze National Geographic-zee van gele, wuivende grassen, maar een bossavanne die geleidelijk overgaat in een struiksavanne naarmate je je verder van de evenaar verwijdert. De biodiversiteit van het land is spectaculair, maar wordt in toenemende mate bedreigd. Drie van de belangrijkste zoölogische ontdekkingen van de twintigste eeuw kwamen uit Congo: de Congo-pauw, de okapi en de bonobo. Dat er sowieso nog in de twintigste eeuw een mensaap ontdekt kon worden was al een mirakel. Congo is het enige land ter wereld waar drie van de vier mensapen voorkomen (alleen de orang-oetan ontbreekt): maar ook de chimpansee en vooral de berggorilla zijn ernstig bedreigde diersoorten. Etnografen in de twintigste eeuw onderscheidden zo’n vierhonderd etnische groepen in het binnenland, stuk voor stuk samenlevingen met eigen gewoonten, eigen samenlevingsvormen, eigen kunsttradities en vaak ook een eigen taal of dialect. Die groepen worden doorgaans met een meervoudsvorm aangeduid, te herkennen aan het voorvoegsel baof wa-. De Bakongo (ook wel baKongo geschreven) behoren tot het Kongo-volk, de Baluba (of baLuba) tot het Luba-volk, de Watutsi (of waTutsi, zelfs waTuzi) tot het Tutsi-volk. Ik zal in de hiernavolgende hoofdstukken de gangbare uitdrukking in het Nederlands hanteren. Ik zal het dus tegelijkertijd hebben over de Bakongo en de Tutsi’s, niet erg consistent, maar wel zo handzaam. De enkelvoudsvorm (Mukongo of muKongo) heb ik zoveel mogelijk vermeden. Kongo met een k verwijst naar de etnische groep die bij de monding van de Congo-rivier woont, Congo met een c naar het land en de rivier. De talen van die groepen beginnen
Reybrouck Congo 32e
24
01-10-2012
10:23
Pagina 24
congo
meestal met het voorvoegsel ki- of tshi-: het Kikongo, het Tshiluba, het Kiswahili, het Kinyarwanda. Ook hier primeert voor mij wat gebruikelijk is. Daarom dus: Swahili in plaats van Kiswahili, Kinyarwanda in plaats van ‘Rwandees’. Het Lingala is de uitzondering op de regel, wat niet wegneemt dat talen in het Lingala ook met ki- beginnen. Ooit hoorde ik iemand praten over het ‘kiChinois’. En het Kiflama is de taal van de Baflama, de Vlamingen (afgeleid van les flamands): het Nederlands dus. De buitengewone antropologische rijkdom van Congo mag het zicht niet ontnemen op de grote linguïstische en culturele homogeniteit. Nagenoeg alle talen zijn Bantoe-talen en vertonen onderling structurele gelijkenis. (Bantoe, of bantu, is meervoud van muntu; het betekent ‘de mensen’.) Dat wil niet zeggen dat Nkasi automatisch iemand van de andere kant van het land zal verstaan, wel dat zijn taal op die van de ander zal lijken zoals Indo-Europese talen dat doen. Enkel in het uiterste noorden van Congo worden fundamenteel andere talen gesproken, talen die tot de Soedanese talengroep behoren. Overal elders kwamen Bantoe-talen in zwang door de verspreiding van de landbouw vanuit het noordwesten. Zelfs de pygmeeën, de oorspronkelijke jagers-verzamelaars van het regenwoud, schakelden over op het gebruik van Bantoe-talen. Etnisch bewustzijn is een relatief concept in Congo. Bijna alle Congolezen kunnen vrij nauwkeurig aangeven tot welke etnische groep zij en hun ouders behoren, maar de mate waarin ze zich met die groep identificeren, varieert enorm naar leeftijd, woonplaats, opleidingsniveau en, doorslaggevender dan de rest, leefomstandigheden. Groepen worden hechter naarmate ze meer bedreigd worden. Op verschillende momenten in je leven kun je er meer of minder belang aan hechten. Als de woelige geschiedenis van Congo iets duidelijk maakt, dan is het wel de rekbaarheid van wat vroeger ‘het stammenbewustzijn’ heette. Het is een vloeibare categorie. Ik zal er vaak op terugkomen. Hoewel de namen van de provincies en hun aantal vaak veranderd zijn, zijn er toch enkele regionale aanduidingen die de bewoners onveranderlijk hanteren om het enorme gebied mee op te splitsen. Bas-Congo is, zoals gezegd, het tuitje van de ballon. Matadi, de administratieve hoofdplaats ervan, is een zeehaven honderd kilometer landinwaarts, waar containerschepen, laverend tegen de sterke stroming van de Congo-rivier, kunnen aanmeren. Verder stroomopwaarts wordt de rivier onbevaarbaar door stroomversnellingen. Kinshasa, een stad van naar