HUISARTS & ONDERZOEK
Gebruik en toegankelijkheid VAN de eerstelijnsgezondheidszorg Hoe bepalend is de sociaaleconomische situatie in Antwerpen? H. Philips, P. Rotthier, L. Meyvis, R. Remmen
Achtergrond
Besluit
Het percentage huishoudens dat medische hulpverlening uitstelt wegens financiële redenen, neemt geleidelijk aan toe. Bovendien vinden bepaalde populaties de weg naar de eerstelijnshulpverlening niet en komen ze onnodig op de spoedgevallendienst of bij specialisten terecht. Dit onderzoek wil nagaan hoe de eerstelijnshulpverlening voor deze populaties beter toegankelijk gemaakt kan worden.
Wanneer we de toegankelijkheid van de eerstelijnszorg willen bevorderen, zullen we vooral de hogergenoemde populaties beter moeten informeren over de verzekerbaarheid en hoe deze toegepast wordt. Wanneer hieraan voldaan wordt, zal het voor de huisarts ook gemakkelijker zijn deze kwetsbare groep op te vangen binnen de eerste lijn, zodat het gebruik van specialistische hulpverlening, die vaak niet nodig is, teruggedrongen kan worden.
Doel In dit onderzoek willen we nagaan of in een stad als Antwerpen eerstelijnszorg toegankelijk is voor iedereen.
H. Philips en R. Remmen zijn verbonden aan Vakgroep Eerstelijnsen Interdisciplinaire Zorg (ELIZA), Universiteit Antwerpen;
Methode
P. Rotthier is verbonden aan stad Antwerpen, studiedienst stadsobservatie;
De gegevens werden verzameld uit de Gezondheidsenquête die het OCMW Antwerpen in 2010 samen met de Stad Antwerpen organiseerde. De bevraging gebeurde op drie verschillende manieren: een postale enquête, een telefonische bevraging of een face-to-face interview.
Resultaten We stelden vast dat leefloners frequenter medische hulp uitstellen wegens financiële redenen dan de globale Antwerpse populatie. Zij hebben ook minder vaak een vaste huisarts. Vooral alleenstaande ouders, huisvrouwen en -mannen, werkzoekenden, mensen die arbeidsongeschikt zijn, laagopgeleiden en allochtonen behoren tot de kwetsbare groepen in de toegankelijkheid van de eerstelijnszorg.
Inleiding Door sociaaleconomische factoren heeft niet iedereen in gelijke mate toegang tot de eerstelijnsgezondheidszorg 1. In de internationale literatuur en op eerstelijnscongressen zoals WONCA komt deze problematiek steeds meer aan bod 2-4. Ondanks de snelle evolutie in nieuwe technische mogelijkheden en vooruitgang in wetenschappelijke kennis blijft de zorg nog steeds beperkt tot de populatie die zelf de weg naar de hulpverlener vindt. Uit de gezondheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid van 2008 blijkt dat 12% van de huishoudens in het Vlaamse gewest medische consumptie heeft moeten uitstellen. Dat percentage zit in stijgende lijn; in 2004 was dit slechts 6,2%. Tegelijkertijd dreigen minderheidsgroepen en sociaal zwakkeren meer en meer uit de boot te vallen, terwijl er bij hen de meeste gezondheidswinst te boeken valt 5. Het sterker uitbouwen van de eerstelijnszorg wordt almaar meer vernoemd als één van de belangrijkste oplossingen om de toegankelijkheid van zorg te verbeteren 6. Niet alleen tijdens de reguliere zorgverlening hebben bepaalde populaties moeilijker toegang tot medische hulp, maar ook buiten de kantooruren moeten bepaalde minderheidsgroe-
L. Meyvis is verbonden aan OCMW Antwerpen, dienst gezondheid. Correspondentie:
[email protected] Belangenconflict: niets aangegeven Philips H, Rotthier P, Meyvis L, Remmen R. Gebruik en toegankelijkheid van de eerstelijnsgezondheidszorg. Hoe bepalend is de sociaaleconomische situatie in Antwerpen? Huisarts Nu 2011;40:327-31.
pen extra aandacht krijgen. Het is vaak de groep van sociaal zwakkeren (niet-verzekerden, anderstaligen, allochtonen) die zijn toevlucht zoekt tot spoedgevallendiensten, ook wanneer reguliere zorg aanwezig is 7. Ook dit fenomeen wordt beschreven in de internationale wetenschappelijke literatuur 8-10. Vermoedelijk is het resultaat dus niet alleen afhankelijk van het gezondheidszorgsysteem van een bepaald land (al dan niet vrije toegang tot eerste, tweede en derde lijn, betaling per prestatie of derdebetalersregeling), maar ook van de visibiliteit van de eerste lijn 6. Om gelijkheid na te streven binnen de medische hulpverlening blijken twee aandachtspunten belangrijk: enerzijds zoveel mogelijk inwoners binnen een verzekeringsstelsel opnemen, wat de toegang tot acute hulp opmerkelijk bevordert, maar ook het uitbouwen en toegankelijk maken van de eerstelijnszorg, wat een onmiddellijk effect blijkt te hebben op de kwaliteit van zorg 11.
Methode Studieopzet en deelnemers De gegevens werden verzameld uit de gezondheidsenquête die het OCMW Antwerpen in 2010 organiseerde in samen-
Huisarts Nu oktober 2011; 40(8)
327
HUISARTS & ONDERZOEK
werking met de Stad Antwerpen. De doelgroep van deze enquête was in de eerste plaats de Antwerpse bevolking. Omdat de focus van de enquête deels lag op het verband tussen gezondheid en gebruik van gezondheidszorg enerzijds en kansarmoede anderzijds, werd er eveneens voor geopteerd om de steekproef uit te breiden met een extra steekproef van inwoners die een leefloon ontvangen. In de totale steekproef zijn de leefloners dan wel oververtegenwoordigd. We maakten deze keuze, omdat kansarmen een moeilijk te benaderen groep zijn voor enquêtes en om toch nog een voldoende aantal inwoners in een kansarme situatie op te nemen in de steekproef om statistisch bruikbare conclusies te kunnen trekken. De bevraging gebeurde op drie verschillende manieren. Het grootste deel van de Antwerpenaren werd een postale enquête benaderd. Die steekproef werd aangevuld met een telefonische bevraging van vijfhonderd inwoners. De leefloners werden face-to-face geïnterviewd. De rekrutering en de bevraging van leefloners gebeurden in de sociale centra van het OCMW. Gezien het verschil in de manier waarop leefloners en de andere Antwerpenaren bevraagd werden, moeten analyses voor beide groepen apart bekeken worden. Het verschil in methode om beide groepen te bereiken heeft vermoedelijk een belangrijke invloed gehad op de manier waarop de respondenten antwoordden.
Analysemethoden Om de toegankelijkheid en het gebruik van de gezondheidszorg verder te operationaliseren, baseerden we ons op de volgende vraag in de enquête: ‘Hebt u de laatste twaalf maanden medische zorg uitgesteld omwille van financiële redenen?’ Bij de groep Antwerpenaren voerden we een logistische regressie uit, waarbij de afhankelijke variabele het al dan niet uitstellen van medische zorg wegens financiële redenen was. De onafhankelijke variabelen zijn hier de demografische en sociaaleconomische achtergrondkenmerken zoals geslacht, leeftijd, etnische achtergrond en gezinspositie. Daarnaast brachten we ook de aanwezigheid en impact van ziekte, psychologische problemen, slaapstoornissen en stress in rekening. Tot slot gingen we na of kennis over de stelsels om toegankelijkheid te bevorderen, zoals de maximumfactuur, het Omnio-statuut en het derdebetalersysteem, een invloed hadden op het uitstelgedrag. De groep van de leefloners was te klein om zulke analyses op uit te voeren. Vanwege de hierboven beschreven redenen namen we ze ook niet op bij de groep Antwerpenaren. Ter informatie geven we wel de beschrijvende statistieken mee.
328
Wat is gekend? Allochtonen vinden vaak de weg naar de huisarts niet. Mensen die in kansarmoede leven, stellen vaker medische hulp uit omwille van financiële redenen.
Wat is nieuw? Van de leefloners stelt 39,1% medische hulp uit wegens financiële redenen. In deze populatie vinden we ook het hoogste percentage terug van personen zonder vaste huisarts. Om de toegankelijkheid van de eerstelijnszorg te bevorderen zullen we vooral de alleenstaande ouders, werklozen, laagopgeleiden en allochtonen moeten informeren over de verzekerbaarheid en hoe die toegepast wordt.
Tabel 1: Overzicht toegankelijkheid medische zorg.
Categorie
% dat geen vaste huisarts heeft
% dat medische zorg heeft uitgesteld
Algemene steekproef
5,4
13,6
Leefloners
19,9
39,1
van 30%. Bij de telefonische bevraging bedroeg de responsgraad eveneens 30%. Daarnaast bereikten we 276 leefloners via face-to-face interviews. Deze bevraging werd in de sociale centra van het OCMW afgenomen en kan als een exitpoll van OCMWklanten worden beschouwd. Er werden 400 respondenten vooropgesteld, maar de moeilijke bereikbaarheid van de doelgroep maakte dat we dit aantal niet haalden.
Resultaten
Gebruik van de eerstelijnszorg In de enquête werd gepeild in hoeverre men een vaste huisarts heeft. Het aandeel Antwerpenaren dat aangaf geen vaste huisarts te hebben, was eerder beperkt, ongeveer 7%. Bij de leefloners lag dit percentage op 20%. In de gezondheidsenquête werd ook de vraag gesteld of men in de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête medische zorg uitstelde omwille van financiële redenen. Bij de Antwerpenaren gaf 14% aan zorg te hebben uitgesteld. Bij de leefloners liep dit percentage op tot 39% (tabel 1). Bij navraag naar het type zorg dat de Antwerpenaren uitstelden, ging het in de eerste plaats om de tandarts (48%), dan om een bezoek aan de specialist (34%) en tot slot de huisarts (34%). Bij de leefloners die zorg uitstelden, ging het vooral om huisartsenbezoek (50%). Ook een bezoek aan de tandarts (32%) of de specialist (25%) of het aankopen van medicatie (30%) werd vaak uitgesteld.
Respons op de enquête De enquête werd afgenomen bij 2662 Antwerpenaren. Het ging om 2126 respondenten die postaal werden bevraagd en 536 telefonisch. Bij de postale bevraging werden initieel 7000 enquêtes opgestuurd. We bereikten dus een responsgraad
Uitstel om financiële redenen In het uiteindelijke regressiemodel behielden we de leeftijd, etnische achtergrond, gezinspositie, sociaaleconomische positie, opleidingsniveau, de aanwezigheid van psychische
Huisarts Nu oktober 2011; 40(8)
HUISARTS & ONDERZOEK
problemen, stress en slaapstoornissen en tot slot de kennis van het derdebetalersysteem als verklarende variabelen voor uitstel van zorg om financiële redenen (tabel 2). Het model heeft een R² Nagelkerke van 0,268 wat wil zeggen dat het model 27% van de variantie in de financiële toegankelijkheid van de medische zorg verklaart. Wat de demografische achtergrondvariabelen betreft, stelden allochtonen meer dan autochtonen zorg uit omwille van financiële redenen. Alleenstaande ouders stelden ook meer uit. Kinderen die inwonen bij ouders/grootouders, kenden dan weer minder uitstelgedrag. Naar leeftijd bleken veertigers en vijftigers zorg significant minder uit te stellen in vergelijking met jongeren.
Volgens de sociaaleconomische achtergrond waren werkzoekenden eerder geneigd om zorg uit te stellen. Zelfstandigen deden dit het minst. Ook het opleidingsniveau speelt een rol: wie geen diploma heeft of een diploma buitengewoon onderwijs, stelde meer zorg uit (tabel 2). De aanwezigheid van psychische problemen, slaapstoornissen en stress houdt verband met uitstelgedrag. Bij wie een van deze problemen aanwezig is, werd de kans op uitstelgedrag ook groter. Tot slot bleek dat wie kennis heeft van het derdebetalersysteem, eerder zorg uitstelt dan wie geen kennis heeft. Kennis van het Omnio-statuut of de maximumfactuur toonde geen significant verband.
Tabel 2: Logistisch regressiemodel. De afhankelijke variabele is het uitstellen van hulp ten opzichte van het niet uitstellen van hulp wegens financiële redenen (de eerste categorie is de referentiecategorie).
Onafhankelijke variabele
Parameters
95%-BI voor OR
OR
Sign.
Ondergrens
0,000
EU
1,664
0,028
1,057
2,620
Niet EU
2,116
0,000
1,463
3,061
0,002
Met partner zonder kinderen
0,755
0,185
0,497
1,145
Met partner met kinderen
0,744
0,180
0,483
1,146
Alleenstaande ouder
1,870
0,038
1,035
3,377
Inwonend bij ouders/ grootouders
0,345
0,004
0,167
0,713
Ander type
0,427
0,196
0,117
1,551
0,000
Bediende
0,611
0,060
0,366
1,020
Kader
0,419
0,183
0,116
1,507
Zelfstandige
0,176
0,008
0,049
0,634
Ambtenaar
0,412
0,059
0,164
1,035
(Brug)gepensioneerd
0,630
0,351
0,238
1,665
Werkzoekend
2,488
0,001
1,441
4,297
Huisvrouw/ -man
1,427
0,260
0,769
2,650
Student
0,630
0,247
0,288
1,378
Arbeidsongeschikt
1,812
0,069
0,954
3,442
Andere
0,724
0,565
0,240
2,179
0,000
Geen diploma
3,743
0,000
2,006
6,985
Lager onderwijs
1,409
0,248
0,788
2,522
Lager secundair
1,996
0,004
1,244
3,202
Hoger secundair
1,384
0,105
0,935
2,050
Buitengewoon onderwijs
3,167
0,006
1,388
7,228
0,011
25-34
0,824
0,570
0,423
1,606
35-44
0,702
0,325
0,346
1,422
45-54
0,428
0,023
0,206
0,890
55-64
0,294
0,003
0,129
0,667
65-74
0,406
0,151
0,119
1,390
75-99
0,473
0,233
0,138
1,621
Kennis derdebetalersysteem (ref.= ja)
0,656
0,009
0,479
0,898
Psychisch probleem (ref.= geen psychisch probleem)
1,896
0,001
1,286
2,795
Slaapstoornis (ref.= geen slaapstoornis)
1,824
0,001
1,293
2,573
Stress (ref.= geen stress)
2,037
0,000
1,465
2,834
Constant
0,150
0,000
Herkomst
Gezinspositie
Sociaaleconomische positie
Diploma
Leeftijd
Autochtoon (ref.)
Alleenstaand (ref.)
Arbeider (ref.)
Hoger onderwijs (ref.)
16-24 (ref.)
Bovengrens
Huisarts Nu oktober 2011; 40(8)
329
HUISARTS & ONDERZOEK
Bespreking Extra aandacht voor leefloners Dit onderzoek kon een beroep doen op de gegevens van 2662 respondenten, wat met een responsratio van 30% een vrij goede steekproef is. De onderzoekers opteerden voor een extra en methodologisch anders uitgevoerde bevraging van de leefloners, omdat zij volgens de literatuur tot de risicopopulatie behoren op het vlak van uitstel van medische hulpverlening. Die extra bevraging is zeker een meerwaarde. Aangezien de bevraging bij de 276 leefloners methodologisch anders verlopen is, is het niet correct deze gegevens toe te voegen aan de databank, wat minder mogelijkheden biedt voor statistische verwerking. We geven dan ook enkel een beschrijvende analyse van deze deelnemers. In de algemene steekproef van dit onderzoek stellen we vast dat 13,6% de voorbije twaalf maanden medische hulp heeft uitgesteld wegens financiële redenen. In de Gezondheidsenquête van 2008 wordt 12% vermeld voor het hele Vlaams gewest. Dit percentage neemt toe, waardoor het Antwerpse resultaat redelijk zal aansluiten bij het Vlaamse. Wanneer we echter naar de leefloners kijken, stellen we vast dat 39,1% medische hulp heeft uitgesteld. In deze populatie vinden we bovendien het hoogste percentage terug van personen die geen vaste huisarts hebben. Voor deze mensen zal de aandacht in eerste instantie moeten gaan naar het voorzien van een ziekteverzekering indien deze ontbreekt en het toegankelijker maken van de eerste lijn. Een mogelijke indicator hierbij is het percentage met een vaste huisarts 11. Stress en psychologische problemen In de globale steekproef stellen we vast dat extra aandacht het best gaat naar alleenstaande ouders, huisvrouwen en -mannen, werkzoekenden, mensen die arbeidsongeschikt zijn, laagopgeleiden en allochtonen. Opvallend is dat de aanwezigheid van psychische problemen, slaapstoornissen en stress verband houdt met uitstelgedrag. Bij wie een van deze problemen aanwezig is, wordt de kans op uitstelgedrag ook groter. Dit verband is moeilijk te verklaren. De vraag die zich hier stelt, is of er een direct causaal verband is en indien ja, in welke richting die loopt. Enerzijds kan het zijn dat men door deze problemen medische zorg moet zoeken, maar omdat er geen fysiek probleem is, zal men zorg voor dit soort problemen eerder uitstellen. Anderzijds zou het kunnen dat men net wegens van financiële problemen en/of beperkte toegankelijkheid van medische zorg stress en psychologische problemen kent. Het is bovendien zeer waarschijnlijk dat deze symptomen meer voorkomen bij mensen met een minder goede gezondheidstoestand. Kennis van de derde betaler Tot slot blijkt dat wie kennis heeft van het derdebetalersysteem, eerder zorg uitstelt dan wie er geen kennis van heeft. Dit verband lijkt op het eerste gezicht niet logisch, omdat men eerder verwacht dat wie kennis heeft van het stelsel, niet geneigd is zorg uit te stellen. De verklaring kan zijn dat de kennis in dit
330
Huisarts Nu oktober 2011; 40(8)
geval eerder een indicator is van de financieel precaire situatie waarin men leeft. Wie zelf in financiële moeilijkheden zit, kent het systeem beter. Het zou ook kunnen dat men het systeem heeft leren kennen na een moment van zorguitstel. Kennis van het Omnio-statuut of de maximumfactuur toont geen significant verband.
Besluit Algemeen kunnen we stellen dat alleenstaande ouders, werklozen, laagopgeleiden en allochtonen een grotere kans hebben op uitstelgedrag wegens financiële redenen. Deze groepen zitten vaker dan de andere in een maatschappelijk kwetsbare positie. Hoewel we in het model geen inkomensgegevens hebben meegenomen, stellen we vast dat kwetsbare groepen vaker zorg uitstellen dan andere groepen. Dit wordt versterkt door onze vaststelling dat leefloners meer dan de modale Antwerpenaar zorguitstelgedrag vertonen. De aandacht van de overheid dient dan ook te gaan naar het inlichten van deze kwetsbare populatie over de organisatie van de gezondheidszorg met de nadruk op de toegankelijkheid van de eerste lijn. Bovendien moet er werk gemaakt worden van de verzekerbaarheid van deze mensen en van de kennis over hoe die toegepast wordt, zoals het derdebetalerssysteem. Wanneer hieraan voldaan wordt, zal het voor de huisarts ook gemakkelijker zijn deze kwetsbare groep op te vangen binnen de eerste lijn. Hierdoor kan het gebruik van specialistische hulpverlening, die vaak niet nodig is, teruggedrongen worden. Literatuur 1
Avalosse HO, Gillis O, Cornelis K, Mertens R. Gezondheidsongelijkheid. Sociale ongelijkheden op het vlak van gezondheid: vaststellingen op basis van de gegevens van de ziekenfondsen. Brussel: Afdeling onderzoek en ontwikkeling Christelijke Mutualiteit, 2008. 2 Van Royen P, Beyer M, Chevalier P, et al. Series: The research agenda for general practice/family medicine and primary health care in Europe. Part 5: Needs and implications for future research and policy. Eur J Gen Pract 2010;16:244-8. 3 De Maeseneer J, Willems S. Commentary on Series: The research agenda for general practice/family medicine and primary health care in Europe. Part 5: Needs and implications for future research and policy. Eur J Gen Pract 2010;16:203-4. 4 Baum FE, Begin M, Houweling TAJ, Taylor S. Changes not for the fainthearted: reorienting health care systems toward health equity through action on the social determinants of health. Am J Public Health 2009; 99:1967-74. 5 Keppel K, Bilheimer L, Gurley L. Improving population health and reducing health care disparities. Health Affairs 2007;26:1281-92. 6 Kantayya VS, Lidvall SJ. Community health centers: disparities in health care in the United States 2010. Disease-A-Month 2010;56:681-97. 7 Philips H, Remmen R, De Paepe P, Buylaert W, Van Royen. Out of hours care: a profile analysis of patients attending the emergency department and the general practitioner on call. BMC Family Practice 2010;11:88. 8 Green J, Dale J. Primary care in accident and emergency and general practice: a comparison. Social Science & Medicine 1992;35:987-95. 9 Padela AI, Punekar IR. Emergency medical practice: advancing cultural competence and reducing health care disparities. Academic Emergency Medicine 2009;16:69-75. 10 Brim C. A descriptive analysis of the non-urgent use of emergency departments. Nurse Researcher 2008;15:72-88. 11 Starfield B. Commentary: How does ‘insurance’ improve equity in health? Int J Epidemiol 2009;38:1551-3.
HUISARTS & ONDERZOEK
Op huisbezoek met het OCMW Eén euro voor een bezoek aan de huisarts!
Vandaag ga ik op huisbezoek bij een vrouw uit Guinee. Ze woont in de buurt van het hippe Park Spoor Noord. Ik zoek even naar het adres en vind dan de voordeur om het hoekje, de deur staat open, geen slot, geen bel … Ik bel haar op haar gsm en ze stuurt me naar de eerste verdieping. Ik kom binnen in een donkere ruimte. Alles is netjes, maar het appartement is klein, eerder een studio en niet volledig in orde. Er is veel lawaai in de omliggende appartementen. De bewoonster is zwanger, heeft een peuter die rondloopt in de woonkamer, een grote televisie en sinds kort … een mutualiteit. Ik vraag hoe het met haar gaat (het gaat ‘bien’) en stel me voor: ‘Ik ben Liesbet, ik werk bij het OCMW. Ik heb je ook gebeld om te vragen of het goed is als we eens samen over je gezondheid praten.’ Kesso, dat is haar voornaam, geeft aan moeilijk Nederlands te spreken. We schakelen over in een gesprek Nederlands-Frans. Kesso is nog een beetje teruggetrokken, maar het gesprek breekt langzaam open. Ze vertelt dat de vader van haar kind een relatie heeft met een andere vrouw en maar af en toe op bezoek komt. We praten over haar kindje en over haar zwangerschap. Ik vraag, naar aanleiding van de zwangerschap, of ze een huisarts heeft. Ze vertelt dat ze bij een dokter in de buurt gaat; ze is heel tevreden, want de dokter helpt haar goed. Ik vraag haar hoeveel ze moet betalen bij de dokter: eerst niets, maar nu betaalt ze 22 euro. Dat begrijpt ze niet goed. Ik vraag of ze een mutualiteit heeft. Ze kijkt me met grote ogen en een gefronst voorhoofd aan. Ik gebruik verschillende synoniemen: ziekenkas, mutuelle, insurance, CM, De Voorzorg … SIS-kaart probeer ik nog … Ja! Die heeft ze wel. Ze laat de kaart zien en ik vraag naar een kleefbriefje, plakkertje, vignet. Als antwoord laat ze me het boekje van de mutualiteit zien, daarin zitten ziekenfondsklevertjes.
Ik neem mijn fotoboek uit mijn rugzak en begin mijn verhaal. Ik vertel aan de hand van foto’s en korte zinnen over de de gezondheidszorg in België: ∙ dat in België bijna alle mensen een huisarts hebben; ∙ dat een beetje keelpijn niet dringend genoeg is om naar de spoed te gaan; ∙ dat een GMD aanvragen veel voordelen heeft; ∙ dat je ook kunt vragen om met een klevertje te betalen bij de huisarts; ∙ dat je in het weekend naar de wachtdienst kunt gaan; ∙ dat er verschillende voordelen zijn als je een Omnio-statuut hebt; ∙ dat je beter naar de dokter zelf gaat dan dat de dokter bij je thuis komt; ∙ dat je kinderen beter niet laat vertalen; ∙ … Tijdens het gesprek komen allerlei andere verhalen naar boven. Zo is Kesso enthousiast over het ‘betalen met een kleefbriefje’. Ze vertelt dat het niet gemakkelijk is om op het einde van de maand geld te hebben om naar de huisarts te gaan, dan gaat ze liever niet en wacht ze tot het overgaat of tot de nieuwe maand begint. Soms is het moeilijk als haar dochtertje ziek is, dan gaat ze naar het ziekenhuis. Daar moet ze niet betalen. Maar nu is ze blij dat ze weet dat ze ook bij de huisarts terechtkan, voor één euro. Er komen nog veel meer vragen: over ‘alleen’ zijn, een peter en een meter voor haar kinderen, geen vrienden en geen hobby’s hebben, enkel haar tv … Maar daarvoor is de tijd te kort en we spreken een volgend huisbezoek af. Ze vraagt me te bellen, want haar gsm heeft geen belwaarde. Na een uitgebreide en hartelijke ‘merci’ sta ik weer op de stoep. Ik zoek mijn weg terug en vertrek naar een volgende klant.
Kesso’s financiën op een rijtje Alleenstaande moeder met een dochtertje.
Inkomsten Leefloon: 1026,91 euro Verhoogde kinderbijslag: 128,38 euro = 1155,29 euro per maand
Vaste kosten* Huur studio: 470 euro per maand Gas, elektriciteit: 100 euro per maand Water: 20 euro per maand TV/ internet (basis): 45 euro per maand Gsm (basis): 25 euro per maand Brand/ familiale: 12 euro per maand Mutualiteit: 6,7 euro per maand Zorgverzekering: 0,83 euro per maand Openbaar vervoer: 2,5 euro per maand = 682,03 euro per maand
Leefgeld (enkel eten en drinken)* = 375 euro per maand
Rest 98,26 euro per maand Te betalen: schuld huurwaarborg 25 euro per maand, dokterskosten, wasproducten, apotheker, crèche, kapper, vrije tijd … *Cijfers op basis van gegevens van de dienst schuldbemiddeling (minimum)
© OCMW Antwerpen
Het fotoboek ‘Gezondheidszorg in België’ kan vanaf januari 2012 bekeken en gedownload worden via www.ocmw.antwerpen.be. Meer informatie kunt u bekomen via
[email protected].
L. Meyvis, OCMW Antwerpen, dienst gezondheid
Huisarts Nu oktober 2011; 40(8)
331