Hij Moet Meer Worden Chip Brogden “Hij moet wassen, ik moet minder worden.” (Johannes 3:30) Deze zeven woorden die wij in Johannes 3, vers 30 vinden, geven het hele mysterie weer van Gods handelen met de mens sinds het verste verleden tot aan het einde der tijden. “Hij [Christus] moet wassen.” Al Gods werken streven het doel na van Christus te vermeerderen. Met andere woorden, alles wat God gedaan heeft, bezig is te doen en nog gaat doen, heeft te maken met het openbaren en ons te brengen tot de volle kennis (epignosis) van Zijn Zoon. Het doel is dat Christus in alle dingen de eerste plaats heeft, te beginnen met ons als individuele discipelen, dan in de Kerk, en tenslotte in heel de schepping, ʻdat Hij Alles in allen wordt.ʼ Hij MOET meer worden. Jesaja zegt ons dat er aan de toename van Zijn regering en vrede geen einde zal komen (Jesaja 9:6; King James Version). In den beginne was het Woord, en wij kunnen zien hoe God vanaf het begin gestaag is doorgegaan met het vermeerderen van Christus. Uit beelden en schaduwen uit het Oude Testament zien wij Christus opdoemen. Dan wordt het Woord vlees en het woont onder ons, en weer wordt Christus vermeerderd. Dan komt Hij in ons wonen, en dat is een grote vermeerdering. Tenslotte begint Hij ons gelijkvormig te maken aan Zijn beeld door het inwonende Leven. Als wij in Hem opwassen, dan neemt Hij dagelijks toe. Uiteindelijk zal elke knie zich buigen en elke tong zal belijden dat Jezus Heer is. Hier bovenop wordt ons gezegd dat God zal doorgaan met Zijn Zoon in de toekomende tijden te openbaren, en dan zal Hij ons binnenleiden in de diepten en dimensies van Christus die wij niet kunnen peilen. God gaat niet achteruit, maar in de Zoon en door de Zoon, gaat Hij gestaag voorwaarts. Christus MOET toenemen. Dit is de wet van de Geest des Levens in Christus Jezus. Net zoals de zwaartekracht niet kan bestaan zonder de wet van de zwaartekracht, net zo is het onmogelijk het Leven van de Heer te hebben zonder de Wet van dat Leven. En de Wet van het Leven is dat Christus moet toenemen. Maar “… ik moet minder worden”. Waarom openbaart God Zijn Zoon niet in al Zijn glorie in één keer aan ons? Waardoor kan Christus niet nu al de eerste plaats hebben in alle dingen? Waarom zien wij nog niet dat alle dingen aan Hem onderworpen zijn? Omdat wij verminderd moeten worden. Wil Hij groter worden, dan moet ik minder worden. Als Paulus zegt, “Niet ik maar Christus,” zegt hij eigenlijk, “Hij moet wassen, ik moet minder worden.” Zoals alle dingen medewerken aan Gods doel om Christus te vermeerderen, net zo werken alle dingen mede tot het verminderen van ons. Het maakt niet uit of wij het begrijpen. 1 vertaald door J.Hielema
Het maakt niet uit of u erin gelooft, of het ermee eens bent. U wordt desondanks verminderd, en Christus wordt vermeerderd. Het MOET zo zijn, daarom IS het zo. Wetenschappers noemen dit verminderen ʻentropieʼ, en het betekent ʻonvermijdelijke en gestage aftakelingʼ. Wij zien dit in de schepping. De tegenwoordige dingen kreunen en zijn in barensnood, en takelen af om plaats te maken voor een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Wij beginnen te sterven op de dag dat wij geboren worden. Wij kunnen in ons eigen lichaam het bewijs zien voor ʻonvermijdelijke en gestage aftakelingʼ terwijl wij ons bewegen in de richting van een verlost lichaam. Maar wat belangrijker is, WIJ, het ʼikʼ, het ego, wordt verminderd, opdat Christus ons kan vervullen. Hoe worden wij verminderd? Ik wil beginnen met te zeggen dat het niet uw opdracht is uzelf te verminderen, een asceet te worden, en in hopeloze armoede in het stof rond te kruipen. Het is niet uiterlijk dat wij minder moeten worden, maar innerlijk, in het bereiken van het einde van onszelf. Het Koninkrijk van God behoort aan de armen van geest. Johannes heeft hieraan voorafgaand gezegd, “Geen mens kan iets aannemen, of het moet hem uit de hemel gegeven zijn.” (Johannes 3:27) Ons bezit is misschien aanzienlijk, maar als het afkomstig is vanuit een andere bron dan Christus, dan stelt het niets voor. Alleen zij die voldoende verminderd zijn, de armen van geest, zijn in staat dit te zien. Deze armoede kan niet bereikt worden door eigen inspanning. Eigenlijk is een gedeelte van het proces van het minder worden dat wij inzien dat wij uit onszelf niets kunnen doen, en dit geldt ook voor de vermindering. Net zoals ik geen zelfmoord kan plegen door mijzelf te kruisigen, net zo kan ik zelf mijn vlees niet kruisigen. De enige manier om dit te leren is door honderd of zelfs duizend keer te mislukken. Dan leren wij te zeggen, “Ik kan niet op vlees vertrouwen.” In de wereld ervaren wij verzoekingen, moeilijkheden en beproevingen. Wij ervaren er vervolging, verdrukking, zielennood en lichamelijk lijden. Wij worden er slecht behandeld en verkeerd begrepen. Het is niet een kwestie van God die dit al dan niet toestaat. Het behoort bij het leven. Sommige dingen doen wij onszelf aan, andere doen wij elkaar aan. Onze Vader is bekend met elke vogel die uit de lucht valt, maar Hij steekt er niet altijd een stokje voor. Wat moeten wij hieruit leren? Dat onze reactie op wat er gebeurt belangrijker is dan wat er gebeurt. Dit is een mysterie: de ene man ervaart dingen en zijn ervaringen leiden hem ertoe God te vervloeken, terwijl de andere man precies dezelfde dingen ervaart en zijn ervaringen leiden hem ertoe God te zegenen. Uw reactie op wat er gebeurt, is belangrijker dan wat er gebeurt.
2 vertaald door J.Hielema
Als wij zien dat verzoekingen nu eenmaal komen, dat wij nu eenmaal dingen meemaken, dan zien wij dat het verschil tussen wel of niet overwinnen hem ligt in onze reactie op wat er gebeurt. Paulus bad niet om zwak te zijn om zodoende sterk te zijn. Van nature verachten wij zwakheid. Wij hebben liever kracht. Maar menselijke kracht is een illusie. Het is geen echte kracht. De Heer laat zien dat Zijn genade volmaakt (of, rijp) wordt door onze zwakheid heen. En Paulus verheugt zich over zijn zwakheid, hij is blij met minder worden: want “als ik zwak ben, dan ben ik machtig.” (2 Korintiërs 12:10) In de mate dat wij het minder worden van onszelf aanvaarden, in die mate ervaren wij ook het meer worden van Christus. Wij kunnen pas op het smalle pad wandelen, als wij door de smalle poort gegaan zijn. Maar wij kunnen niet veronderstellen dat, nu wij door de smalle poort gegaan zijn, wij nu klaar zijn. De meeste mensen leggen de nadruk op de poort, en hun doel is mensen precies zover door de poort binnen te brengen, dat zij net aanspraak kunnen maken op de redding. Dat is waar het grootste gedeelte van de Kerk vandaag de dag zich bevindt, net binnen de smalle poort, en zij verheugen zich op een redding in de toekomst, een hemel in de toekomst, de toekomstige terugkeer van Christus, en een beloning die er aan komt. Maar de smalle poort is slechts het begin. De smalle poort is slechts de toegang tot de smalle weg. Het is de smalle weg die naar het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden. En zelfs nog minder gaan de weg ook echt tot het eind. Waar wij het nu over hebben, is zowel een gebeurtenis als een proces. Er is een definitieve beslissing om Christus te volgen, maar wij moeten blijven volgen. Door de poort gaan is een eenmalige gebeurtenis, maar op de weg wandelen is een proces. Wij winnen alles met door de poort naar binnen gaan, maar wij moeten het pad bewandelen om te leven vanuit wat wij nu hebben. Wij zijn een nieuwe schepping, maar wij worden dagelijks hervormd naar het beeld van Christus. Wij zijn eenmaal met Christus gestorven: en toch sterven wij dagelijks nog. Wij zijn eenmaal met Hem gekruisigd: maar wij nemen dagelijks het kruis op. Wij zijn eenmaal met Hem opgewekt: toch ervaren wij dagelijks Zijn Leven. Wij zijn eenmaal met Hem ten hemel gestegen en sindsdien daar gezeten: maar door onze dagelijkse wandel demonstreren wij de hemelse positie voor de ogen van de mensen, wij stijgen dagelijks op tot boven de aarde, boven het natuurlijke, om met Hem op Zijn troon als overwinnaars te zitten. God wil dat “alle mensen gered worden (de smalle poort) en tot volle kennis komen van de Waarheid (de smalle weg).” Zij die alleen door de smalle poort gaan, moeten Gods hart nog tevredenstellen. De hemel verheugt zich over één zondaar die zich bekeert, maar zoals Arthur Katz gezegd heeft: “Velen zijn gered, maar slechts weinigen zijn bekeerd.” Het is 3 vertaald door J.Hielema
Gods wil, Gods verlangen, dat wij het einde van onszelf bereiken, opdat Christus de eerste plaats in ons krijgt. Jezus heeft gezegd:”Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.” (Johannes 14:9) Het boek Hebreeën zegt, dat Christus “de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen (ofwel: een nauwkeurige weergave)” is. Evenzo is Gods doel voor ons als discipelen (en voor de Kerk) dat ʻwie een discipel gezien heeft, die heeft Christus gezien.ʼ De Christen moet de afstraling van Christusʼ heerlijkheid, en de afdruk van Zijn wezen zijn. Mijn woordenschat schiet te kort om het uit te drukken, maar ik vertrouw dat de Heer het ons zal tonen. Dit gaat verder dan redding alleen, dit is bekering, dit is gelijkvormig worden aan het beeld van Christus. Het is zeker dat Hij op dit moment niet de voorrang heeft in ons, daarom luidt het, “Hij moet wassen, ik moet minder worden.” Wij hebben zo lang de Kerk benadrukt, dat wij de individuele discipelen, waar de Kerk uit bestaat, uit het oog hebben verloren. Als er één lid gebrek lijdt, ontbreekt er iets aan het hele Lichaam. Het is niet zozeer een probleem met de Kerk die tekortschiet in het grijpen van de volheid, maar wel dat de individuele discipelen van de Heer de kosten niet berekenen, alles schade achten en voort wandelen op de smalle weg naar Christus als Alles in allen. Zoals de discipelen gaan, zo gaat de Kerk. Als Christus in de Kerk niet de eerste plaats inneemt, dan komt dat omdat Hij niet de eerste plaats inneemt in ons als discipelen. Als wij werkelijk door de poort zijn binnengegaan en op de weg wandelen, als wij ons leven echt aan Hem hebben overgegeven en ernaar verlangen Hem te kennen, dan hebben al onze ervaringen tot gevolg dat Christus vermeerderd wordt en wij verminderd worden. Aan de positieve kant is de Heilige Geest aan het werk om ons tot een meer volmaakte kennis van Christus te brengen. De Geest vermeerdert Hem, leidt ons in “alle waarheid”, naar de volle kennis. Aan de negatieve kant werkt het principe van het Kruis aan onze vermindering, om ons aan het einde van onszelf te brengen, om ons tot niets te reduceren. De Oosterse mystiek is zich al lang bewust van deze positieve en negatieve kant, maar heeft het gewoon verkeerd begrepen en het toegeschreven aan een ander doel dan Christus. Zij hebben een principe ontdekt, maar missen de Waarheid om het principe te verklaren. Wij moeten zien dat Christus meer wordt telkens wanneer het eigen ik verminderd wordt. Nog terwijl wij erover spreken, kermen wij innerlijk over het dagelijks sterven, over het opgeven van onze eigen weg en onze eigen wil. Maar wij zouden eigenlijk laaiend enthousiast moeten zijn over de vermeerdering van Christus, en over hoeveel Hij dan zal winnen in en door ons heen. Hij MOET meer worden, maar jij MOET minder worden. Het is beter nu, op vrijwillige basis, alles in te leveren en ons leven te verliezen met als doel ons echte 4 vertaald door J.Hielema
Leven te winnen. Het is heerlijker het Koninkrijk binnen te gaan vanuit het verlangen Christus de eerste plaats te geven, dan je met hand en tand te verzetten omdat je zoveel van jezelf houdt. Vergis je niet, als je het Koninkrijk zoekt, zul je het Koninkrijk vinden, maar je moet veranderen om er te kunnen binnengaan. Als je kracht van God zoekt, moet je zwakheid in jezelf accepteren. Als je met Hem wilt heersen, zul je met Hem moeten lijden. Als je Zijn Leven wilt, moet je jouw leven opgeven. De keuze is aan jou, maar je moet kiezen, je kunt ze niet alle twee hebben. Er is geen meer worden zonder minder worden, en er is geen minder worden zonder meer worden. Moge de Zoon meer worden door deze woorden. Amen.
5 vertaald door J.Hielema