Ik Weet In Wie Ik Mijn Vertrouwen Heb Gesteld. Chip Brogden De Schrift roept ons op te ʻgroeien in genade en in de kennis van onze Here Jezus Christusʼ. Onze geestelijke groei doorloopt in grote lijnen drie stadia van ontwikkeling. Ik verzoek u deze onderwijzing niet te gebruiken om te onderzoeken in welk stadium anderen zich bevinden, maar hem te gebruiken om uzelf te onderzoeken en te zien of u werkelijk groeit en rijpt in de kennis van Christus. Ik zal de termen ʻonvolwassenʼ en ʻkinderlijkʼ gebruiken, maar niet met de bedoeling om degenen die jong zijn in de Heer, te kleineren. Ik wil alleen het onderscheid behandelen tussen rijpheid en onrijpheid, tussen volwassenheid en kinderlijkheid. Mijn kinderen zijn nog niet rijp, maar zo lang zij kinderen zijn, kan ik niets anders van ze verwachten. Ik zet mij liefdevol in voor hun groei op de lange termijn. Laten wij ook degenen die geestelijk onvolwassen zijn en die zwak zijn in het geloof, niet verachten. De Schrijft zegt ons hen veeleer te ontvangen en over hen te waken. Hen die al verder gevorderd zijn, wil ik herinneren aan hoeveel jaar God nodig heeft gehad om u tot een niveau van ervaring te brengen, dat u nu vanzelfsprekend vindt. Laten wij, na deze inleidende woorden, het eerste seizoen van het Christelijke leven met elkaar bespreken. Het Kind Zegt, ʻIk Weet WAT Ik Geloof.ʼ Als wij onze Christelijke wandel beginnen, houden wij ons vooral bezig met WAT wij geloven. Wij leunen zwaar op andere Christenen, de voorganger, of de kerk, die ons moeten vertellen wat wij behoren te geloven. Onze geloofssystemen zijn gebaseerd op wat wij horen, zien of wat ons onderwezen wordt tijdens deze vormingsjaren van onze geestelijke ontwikkeling. Aangezien wij wat betreft de wegen van de Heer onervaren zijn, richten wij onze aandacht vanzelf op die Christenen die de Heer al langer kennen, om zo te leren wat de essentiële leerstellingen zijn van ons geloof. Wie of wat ons beïnvloedt, als wij in geestelijk opzicht nog kinderen zijn, is meestal bepalend voor wat wij twintig, dertig of zelfs vijftig jaar later worden. Aanwezigheid op de zondagsschool, Bijbelstudies, kerkdiensten, retraites, seminars en conferenties wordt gezien als een wenselijke en noodzakelijke stap om een sterke Christen te worden. Het uit het hoofd leren van de catechismus of geloofsbelijdenis of standpunten over de leer is vaak een vereiste om lid te worden van een kerk. Naarmate men zich identificeert met een bepaalde geloofsgezindheid en dat versterkt wordt, gaat de jonge Christen zich wellicht identificeren met sociale etiketten als Fundamentalistisch, Evangelisch, Charismatisch of Conservatief. Etiketten zijn belangrijk voor degenen die in geestelijk opzicht nog in de kinderschoenen staan, omdat zij daarmee gemakkelijk in één woord een hele ideologie kunnen samenvatten, zodat men meteen herkend wordt en een band heeft met mensen met dezelfde gezindheid. Baptisten geloven bepaalde dingen, net als de Methodisten, de Presbyterianen, de Lutheranen, de Katholieken, de Pinkstergelovigen, en zelfs de zogeheten Vrijen of Onafhankelijken. Als je opstaat en je tot een bepaalde richting bekent, heeft dat meteen tot gevolg dat je in het gezelschap, de gemeenschap en relatie opgenomen wordt van hen die het meeste op jou lijken. Jonge Christenen (of oude die kinderen zijn gebleven) zijn meteen geïnteresseerd in WAT zij geloven, en zij willen de puntjes op de i zetten wat betreft hun eigen theologie. Hierbij 1
leggen zij meestal teveel nadruk op minder belangrijke dingen en zuigen zij de mug uit en zwelgen de kameel door. Discussies over doctrine en religieuze woordenstrijd hebben tot gevolg dat men vervalt tot ijdel gepraat en ruzie, men kwetst elkaars gevoelens, en men wordt sarcastisch en bekijkt elkaar niet meer. En als WAT ze geloven eenmaal vastgeroest zit, wordt het vrijwel onmogelijk ze van iets anders te overtuigen, en als zij zelfs maar denken dat je hun iets wat zij geloven, wilt afpakken, worden zij vijandig, boos, en raken zij verward en zelfs gedeprimeerd. Ik hoorde eens over een Bijbelstudie die over een bepaald onderwerp ging. Een buitenstaander stelde de vraag: WAAROM gelooft u dit? Het verontwaardigde antwoord was, ʻOmdat het in de Bijbel staat,ʼ waarna de Bijbeltekst genoemd werd. ʻMaar hoe weet u of wat in de Bijbel staat, waar is?ʼ ʻOmdat de Bijbel het Woord van God is.ʼ ʻEn hoe weet u of de Bijbel het Woord van God is?ʼ ʻOmdat dat in de Bijbel staat.ʼ En zo ging dat nog een tijdje door. Christenen in dit groeistadium hebben geen antwoord, behalve dat je het in geloof moet aannemen (ook al heeft God nooit van ons gevraagd iets klakkeloos aan te nemen zonder duidelijk, zij het onzichtbaar, bewijs—maar dat moeten wij in een ander artikel bespreken). De vrouw die deze Bijbelstudie gaf, kon antwoorden met WAT zij geloofde, maar op de vraag WAAROM had zij niets te melden, omdat het in haar geloofssysteem niet mogelijk was een openhartige discussie te voeren over de Goddelijke inspiratie van de Bijbelteksten die zij aanhaalde. God heeft het gezegd (of de voorganger heeft gezegd dat God het gezegd heeft), ik geloof het, en daarmee is de kous af. Einde verhaal. Kinderen wordt vaak gezegd zus en zo te handelen, en als zij dan vragen waarom, is het antwoord meestal ʻOmdat ik het zeg.ʼ Zoʼn antwoord is voldoende zolang zij zich in DAT stadium bevinden, maar als het kind opgroeit, is een simpel ʻOmdat ik het zegʼ een belediging. Voor een volwassene is het zelfs kwetsend. Hoe komt dit? Omdat het geen eigen inbreng, terugkoppeling of vragen toelaat. En wat gaat daarbij verloren? De ervaring van het LEREN en het volwassen worden. Is de Bijbel het geïnspireerde Woord van God? Natuurlijk is hij dat. Maar niet omdat dat het er in staat, en ook niet omdat de voorganger dat zegt, of de kerk het zegt, of ik het zeg. Weet u WAAROM hij het geïnspireerde Woord van God is? Heeft u zich al eens afgevraagd waarom? ʻOmdat het er in staatʼ is als antwoord voldoende voor een jonge Christen, maar u moet boven de eerste beginselen uitstijgen, als u ooit hoopt de volle kennis van Christus te bereiken of anderen er binnen te leiden. De Jonge Volwassene Zegt, ʻIk Weet WAAROM Ik Geloof.ʼ Wie weet WAT hij gelooft, voelt zich altijd bedreigd door wie weet WAAROM hij gelooft. Helaas bereiken sommigen nooit het punt waar zij de vraag ʻWaarom?ʼ stellen. Zij zien er het nut niet van in die vraag te stellen, en dat verklaart hun aanhoudende kinderlijkheid, hun onophoudelijke vleselijke gevecht en ijdel gepraat. Als je vraagt waarom, is dat voor hun het begaan van de onvergeeflijke zonde! Twijfelen aan de kerk of de leiders of wat zij leren, staat voor hun gelijk met je eeuwige ziel in gevaar brengen. Mensen met geloof behoren niet te vragen ʻWaarom?ʼ. Mensen die zich op de juiste wijze aan autoriteit onderwerpen, horen volgens hun niet te vragen ʻWaarom?ʼ. Als je niet weet waarom, zeggen zij, richt je dan op het wat, en zit niet in over het waarom. Ik wil het zo duidelijk mogelijk zeggen: als je mensen ervan af probeert te brengen te vragen WAAROM, dan belemmer je hun geestelijke groei en die van anderen. Een 2
onvolwassen Christen is iemand, die zichzelf of anderen niet toestaat vraagtekens te plaatsen bij hun denkwijze over wat zij geloven. Inderdaad, vaak gaan mensen die al langer in de kerk zijn, vragen WAAROM iets is, en ogenschijnlijk verachteren zij van de genade of zij verlaten zelfs helemaal de kerk. Jezus noemde dit gezonde vragen en zoeken en tasten naar de waarheid, “hongeren en dorsten naar gerechtigheid”. (Matteüs 5:6) De belofte is, “zij zullen verzadigd worden.” Zij zijn gezegend en niet verachterd. Jezus leidt ze gewoon weg, omdat Hij ze waar ze zijn, niet vullen kan. De zoektocht naar Waarheid en de verzadiging die erop volgt, vindt vrijwel nooit daar plaats WAAR U BENT, maar daar WAAR GOD U HEEN BRENGT. Als u hongert en dorst naar wat juist is, naar wat waar is, dan zult u verzadigd worden. Er staat niet bij waar of hoe, alleen DAT het zal gebeuren. Het is niet aan mij u te vertellen waar of hoe Hij u leiden zal, alleen dat het gebeurt. Kijk, weten WAT u gelooft schenkt een aura van voldoening en veiligheid, die erg lijkt op het gekoesterd worden aan de moederborst. Het is een belangrijke stap in het Christelijke leven, maar meer is het niet, een middel tot een doel, en niet HET doel. Wij willen niet zeggen dat u niet hoeft te weten WAT u gelooft. Wel zeggen wij dat de echte vooruitgang pas komt, als u door begint te krijgen WAAROM u iets gelooft. Dit is het middelste stadium van geestelijke groei. Net als het weten wat, is het weten waarom een belangrijke stap, maar het is nog niet het einddoel. U bent nog maar op doorreis van de kinderlijke fase naar volwassenheid. Het is een letterlijke vergroting van uw capaciteit om Waarheid te bevatten en natuurlijk om Christus, Die Waarheid is, te vatten. U kunt het zien als uw geestelijke puberteit, een tijd van grote veranderingen en snelle groei, en grote emotionele en geestelijke verwarring. De Christen die ernaar verlangt te groeien en volwassen te worden, gaat een opwindende tijd tegemoet. Het is te hopen dat de jonge Christen, na wat vorderingen in geestelijke dingen en na een paar nederlagen en teleurstellingen, zal vragen, ʻIs dit alles wat het Christelijke leven dat ik nu beleef, inhoudt, of is er misschien meer?ʼ O, wat hoor ik die vraag graag! Wat heeft God lang en hard gewerkt om de Christen zover te brengen! En het antwoord dat Hij ons zo graag geeft, is, ʻJa! Er is meer! Je bent nog maar net begonnen!ʼ Die Vraag komt vaak op ons af tijdens een kerkdienst, wanneer alle anderen de Heer aan het aanbidden zijn en het fijn hebben. Wij proberen mee te doen, maar de Vraag blijft ons week na week lastigvallen, totdat wij besluiten er iets aan te doen. Maar wat gebeurt er meestal? De kerk zal de jonge Christenen vaak geruststellen dat het allemaal goed komt, als zij maar niet letten op hoe zij zich voelen, en naar de kerk blijven komen, hun Bijbel blijven lezen, hun gebed niet veronachtzamen, enz. Maar Hij die de Vraag stelt, geeft niet op, en het is echt de Geest der Waarheid Zelf Die de vlam van het heilige verlangen aansteekt en aanwakkert om dieper water op te zoeken, de Diepten van Christus Zelf. WAT zij geloven bevredigt niet meer, en zij willen antwoord hebben op de vraag WAAROM. In plaats van deze vragen te ontmoedigen, behoren wij ze te verwelkomen en uit te nodigen. Wij zouden zelfs het initiatief moeten nemen en ze zelf aan anderen gaan stellen. Wat na deze periode van zelfonderzoek, vragen, zoeken en kloppen tevoorschijn komt, is een aantal kernwaarden en -overtuigingen, die in de vurige oven van echte levenservaringen gereinigd zijn, en die niet uit een boek of op de zondagsschool geleerd zijn. Het verschil zit hem in zingen ʻGroot is Uw Trouw, o Heerʼ omdat wij de woorden kennen, of de woorden zingen, omdat wij ervaren hebben hoe trouw Jezus Christus is. Wij weten WAT wij zingen, maar wat nog belangrijker is, wij weten WAAROM wij het zingen. 3
En WAAROM wij omgang met andere gelovigen zoeken. En WAAROM de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is. Enzovoort. En het allerbelangrijkste is dat Christenen in dit groeistadium bevrijd zijn van de beperkende overtuigingen, die anderen hun hebben opgelegd, zelfs die van goede andere mensen. De jongere kinderen zitten vol met argumenten, meningen, verdedigingsmiddelen, en met wikken en wegen. Voor hun geldt dat hun nood steeds groter wordt naarmate zij minder denken te weten. Stel hun een vraag die niet in hun letterlijke of virtuele catechismus voorkomt, en zij gaan op zoek naar een antwoord waarmee zij je de volgende keer kunnen imponeren. Zij hebben nog niet geleerd dat er altijd wel iemand ter wereld zal zijn, die slimmer is en die een al dan niet terecht, briljant argument zal gebruiken. Het lijkt wel of hun enige doel is de wereld versteld te doen staan met WAT zij geloven. Maar niet de Christenen die wat gegroeid zijn. De Christenen in dit stadium beseffen dat zij niet zo veel weten als zij dachten, maar zij weten wat belangrijk is. Zij zuigen de mug niet meer uit terwijl zij de kameel doorslikken. Zij hebben niet zo veel antwoorden, maar vragen hebben zij ook minder. Hun geestelijk leven zit in een rustig vaarwater. De Rijpe Volwassene Zegt, ʻIk Weet WIE IK geloof.ʼ Het tussenstadium heeft een nadeel, en dat is dat men op het eigen verstand leunt. Nu wij het WAAROM kennen, denken wij dat wij eraan toe zijn de jongeren onder ons te onderwijzen. Men zal antwoorden van ons verwachten. Wij zijn geneigd hun alles te vertellen wat wij weten, zelfs meer dan dat. Wij lopen het gevaar het slachtoffer te worden van een intellectueel geloof in plaats van een wandel in de Geest. Natuurlijk gesproken hebben tieners en universiteitsstudenten een hoop kennis. Als je het hun vraagt, zijn zij slimmer en hebben zij meer inzicht dan iemand die de dertig gepasseerd is. Maar als zij eenmaal dertig zijn, beseffen zij hoe weinig zij eigenlijk wisten over het leven. Academische geleerdheid maakt ervaring niet overbodig, en met ervaring is tijd gemoeid. In geestelijke zaken zullen wij altijd blijven groeien. Zelfs de geestelijk volwassenen zullen altijd blijven groeien en bijleren. Het rijpingsproces moet helemaal voltooid worden. Ter illustratie het volgende: stel dat wij die op aarde zijn de maan willen bereiken. Dat is een duidelijk omlijnd doel dat wij kunnen zien. Wij kunnen de afstand meten en plannen maken om er te komen. Voor ons hier op aarde is dat het toppunt van ruimtevaart. En stel dat wij de maan dan op een dag bereiken. Net als wij gewend zijn geraakt aan deze enorme triomf, gaan onze ogen weer omhoog en zien wij de uitgestrekte ruimte voor ons, de ontelbare sterren, planeten en sterrenstelsels, die zich over een afstand van 15 miljard lichtjaren voor ons uitstrekken, en die zich bovendien met een snelheid die wij nooit kunnen bijhouden, van ons verwijderen. Er komt geen einde aan. En dan realiseren wij ons dat alles wat wij met de maan bereikt hebben, slechts een druppel in een oceaan is. In de verhoudingen van het heelal is het oneindig klein. Natuurlijk had je geen idee dat het universum zo groot was, toen je gezichtsveld beperkt was tot de atmosfeer op Aarde, maar nu je wat verder gereisd bent, zie je hoe groot het allemaal is. Dit is in een notendop verteld, wat het betekent verloren te raken in de diepten van Christus. De rand van het universum ligt buiten ons bereik, maar ook dat is eindig, als je het in afstand zou uitdrukken. Het uitgestrekte universum ligt in Christus besloten. De 4
Schepper is groter dan de schepping. Daaruit volgt dat, hoe meer wij van Hem weten, hoe meer wij beseffen dat wij maar weinig weten. Alles wat de heiligen sinds de grondlegging der wereld geleerd hebben en aan geestelijke ervaringen hebben opgedaan, valt in het niet bij de rijkdommen van Christus. Job was na zijn ontmoeting met God sprakeloos. Hij ging de dialoog met de Schepper aan, in de veronderstelling dat hij wat wist. Totaal verward en klein gemaakt, had Job er spijt van dat hij ooit begonnen was over dingen waar hij niets van afwist. Van zijn oude beeld van God was niets meer over. Ze hadden hem over God verteld, maar nu hij God gezien had, besefte hij dat hij helemaal niets wist. Wat een ironie: zijn belijdenis van eigen onwetendheid was verhevener en edeler dan de wijsheid van zijn raadslieden, die beweerden God te kennen zonder Hem ooit gezien te hebben. Zie daar het verschil tussen openbaring en verstandelijke kennis, tussen zelf zien en er alleen maar over horen. De man die zegt, ʻIk weet het niet,ʼ maakt er eindelijk een begin mee iets te weten. Als hij eenmaal kan zien, kan hij zeggen ʻIk weet wie ik geloofd hebʼ en nauwkeurig zijn, ook al weet hij van zichzelf niets. Het is een zaak van niets bezitten, maar alles hebben. De Christen is arm van geest, maar tegelijk gezegend met elke geestelijke zegen. Het Christendom is een geestelijke paradox, die ontworpen is om ʻs mensen eigen wijsheid te niet te doen en hem zo klein te maken, dat het enige wat er van hem over is, Christus is. Als het niet meer was dan een lering of filosofie, zou het gemakkelijk na te volgen zijn. Maar het Christendom is geen lering of filosofie, het is een Man. Zonder de Man is het geen Christendom meer. Het gaat om maar één ding: je eigen leven opgeven en het Leven van een Ander ontvangen. Hoe meer ik schrijf, hoe meer ik besef dat ik niets weet. Een miljoen woorden kunnen HEM niet schetsen. Alles aan mij is smerige vodden; wie ben ik? Wie ben ik echt? Wat weet ik? Niets, helemaal niets. O, ik heb een klein stukje gezien, en DAT kan ik niet eens verwoorden, laat staan nog iets meer dan dat. Ik ben een man met onreine lippen, en ben omringd met mensen van onreine lippen, en net als Job kan ik niet meer doen dan in de as zitten en van mijzelf walgen. Ik heb tijden gehad dat ik mijn pen heb neergelegd of mijn computer heb uitgezet, met het voornemen nooit meer te schrijven. Alles wat ik dacht dat ik wist, bleek ik toch niet te weten. En wat ik wel wist, wist ik niet in woorden uit te drukken. Wij kennen deze Jezus niet, die wij denken te kennen. Hij is de Geheel Andere, de totale, verheven, schitterende GOD. Alleen God kan zwijgen terwijl wij godslasteringen en ketterijen in Zijn naam uitspreken. Hij staat het de mensheid toe te verdraaien en verkeerd voor te stellen en mensen tot wanhoop te drijven, alleen maar zodat Hij tussenbeide kan komen en Zich openbaren zoals Hij werkelijk is. En Hij is never nooit niet, wat jij dacht dat Hij was. Alles wat ze je ooit verteld hebben, is anders. En als je dan oog in oog met Hem staat, kun je Hem niet beschrijven, behalve dat hij totaal anders is als ze je verteld hadden. Hij tart elke beschrijving. Als wij eenmaal beseffen dat wij Hem niet kennen, wordt Christus onze Wijsheid om te KUNNEN weten. Zolang wij kind zijn, zijn wij geneigd te zeggen: ik weet WAT ik geloof. Als wij de kinderschoenen ontgroeien en wij de worsteling met de diepere vragen en kwesties van het Christelijk geloof aangaan, leren wij te zeggen: ik weet WAAROM ik geloof. De hoogste ervaring is echter, als wij gebracht worden tot een plaats waar wij met vertrouwen kunnen zeggen: ik weet WIE ik geloof. 5
Weten WAT is het begin. Weten WAAROM betekent vooruitgang. Weten WIE betekent volwassenheid. Er komt een tijd in ons leven wanneer wij het voorhangsel voorbijgaan en vanaf dan WETEN wij, Wie wij geloofd hebben. Dan is het geen kwestie van overtuiging, redeneren, argumenten of mening meer. Dan weten wij gewoon. Wacht even, zegt iemand. Eerst zeg je dat wij Hem niet kunnen kennen, en dan zeg je dat wij Hem kunnen kennen. Wat is het nu? Het enige wat ik zeggen kan, is dat beide beweringen waar zijn. Het kind wordt in beslag genomen door WAT, de jonge volwassene is bezig met WAAROM, en de volwassen gelovige is enkel bezig met WIE. Een broeder wilde weten wat heiligheid was. Dus zocht hij het op en vond hij 200 Bijbelteksten over heiligheid, rangschikte ze en leerde ze van buiten. En toch wist hij nog niet wat heiligheid was. Hij voelde zich leeg van binnen. Tenslotte ontmoette hij een bejaarde zuster die heilig was. Eindelijk zag hij Heiligheid, en hij was er ondersteboven van. Toen wist hij het, omdat hij het zag. Wat hij zag was geen begrip of een lering, maar Heiligheid Die leefde in en door de bejaarde heilige heen. Het was geen deugd of gedragscode of houding, maar een Persoon, die Zijn heiligheid tot uitdrukking bracht door een overgegeven vat heen. Een andere broeder maakte ook zoiets mee. Hij wist zo zeker wat hij geloofde, totdat er iemand kwam met een even goed of sterker argument, die hem ermee confronteerde. Op een dag wees iemand hem op een paar zogenaamde ʻfoutenʼ in de Bijbel. Dit verontrustte de broeder zeer. Hij ging naar diezelfde bejaarde dame en vertelde haar over deze fouten en vroeg haar wat zij ervan vond. Zij zei gewoon dat kennis van God niet berustte op een antwoord op deze vragen. Hij dacht bij zichzelf, ʻVoor jou misschien niet, maar voor mij wel!ʼ Dus onderzocht hij een jaar lang wat die persoon tegen hem gezegd had en hij ontdekte dat het niet klopte. Maar als hij God gekend had, dan had hij het niet nodig gehad het zo diepgaand te bestuderen en beredeneren. De bejaarde zuster had gelijk: kennis van God was niet afhankelijk van het antwoord op zulke vragen. Als je weet Wie, dan is weten wat en waarom minder van belang. De apostel Paulus illustreert dit nog het beste. Wat was zijn getuigenis in zijn laatste levensuren? Hij zei niet, ʻIk weet wat ik geloof.ʼ Hij was een man van uitzonderlijke intellectuele vermogens en opleiding, maar hij had meer over het Jodendom en het Christendom vergeten dan de meesten ooit zullen weten. Hij zei ook niet, ʻIk weet waarom ik geloof.ʼ Natuurlijk wist hij waarom hij geloofde. Dat hoefde hij niet te zeggen. De jaren vervolging en gevangenschap hadden hem beter gemaakt, en niet bitter. Voor het eerst in zijn leven wist hij wat echte vreugde was. Maar zelfs het weten wat en waarom hadden hem niet door zoveel lijden heen kunnen dragen. Wat was zijn geheim? “ik weet, op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik ben ervan overtuigd, dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft, te bewaren tot die dag.” (2 Timoteüs 1:12) Je mag beginnen met WAT, je mag het uitzoeken met WAAROM, maar uiteindelijk leidt het naar WIE. 6
Wie anders? Christus is Alles in allen. Alles leidt naar Hem. Alle vragen, alle antwoorden. Alles wordt tot Hem gereduceerd, want hij is het totaal van alle geestelijke dingen. Wanneer wij tot Hem gereduceerd worden, worden wij verzadigd. Laten wij ons leven verliezen om het te winnen en te weten Wie wij vertrouwd hebben. Amen.
7