De Priesters des Heren (Deel 1) Chip Brogden Wat wil het zeggen een dienaar van de Heer te zijn? Wat houdt bediening in? Als je de populaire definitie van bediening hanteert, heb ik inderdaad vele jaren ʻin de bedieningʼ gestaan. Ik was ofwel bezig met mij voor te bereiden op de bediening of ik stond er actief in, d.w.z. wat ik er zelf onder verstond. Dat betekent natuurlijk dat ik voorging in de kerk of onderwijs gaf of deelnam aan een of andere evangelisatie- of zendingsactiviteit. Dit is waar de meeste mensen aan denken als zij het woord ʻbedieningʼ horen. Zo heb ik het grootste deel van mijn leven bediening gezien en gepraktiseerd. Langs de weg van een aantal pijnlijke ervaringen heeft de Heer mij beter doen inzien wat het betekent Hem te bedienen. In dit artikel wil ik die diepere bediening graag toelichten. Ik heb er in andere artikelen en boodschappen al op gezinspeeld, maar door de genade van de Heer wil ik nu de gelegenheid aangrijpen om deze zienswijze op bediening toe te lichten. Deze bediening bestond reeds vóór al het andere er was, dus hij is helemaal niet nieuw, maar zeker zeldzaam; dus voor ons is hij nieuw, ook al is hij oud. Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat bediening gericht is OP DE HEER, het is het bedienen van de Heer Zelf. Terwijl bediening doorgaans gericht is OP de mens, en VOOR de mens is, is de bediening waar ik van spreek gericht OP de Heer en VOOR de Heer. Er kan bediening geschieden ten behoeve van de heiligen, en er bestaan vele voorbeelden hiervan, maar er is heel weinig bediening van UITSLUITEND de Heer. Ik begrijp dat de meesten mensen bedienen ʻomwille van de Heerʼ en zij zien dit als hetzelfde; toch spreek ik van een bediening die GEHEEL en ALLEEN voor de Heer en helemaal niet voor de mens bestemd is. Bediening die aan mensen geschiedt, is heel gewoon, maar de bediening van de Heer ZELF wordt met uitsterven bedreigd. Nog terwijl ik deze woorden opschrijf, besef ik dat niet iedereen zal begrijpen of accepteren wat ik hierover te zeggen heb. Ik probeer niemand ervan te overtuigen dat hij iets moet veranderen. Maar ik geloof dat de Heer zich altijd mensen voorbehouden heeft die HEM bedienen, vooral in deze tijd nu de nood van de Heer zo groot is. Als ik maar een klein beetje licht op deze zaak werp, hoort u misschien net genoeg bevestiging om deze volheid binnen te stappen. Dus degenen voor wie dit bestemd is, zullen de boodschap horen, en u weet zelf of u tot hen behoort. De overigen nemen het misschien op als de zoveelste ʻinteressante studieʼ en alles blijft voor hun bij het oude. Mijn gebed is dat, terwijl wij samen de Schrift lezen, de Heer dit zal gebruiken om te bevestigen wat Hij al een hele tijd tot velen van u zegt. Hij trekt inderdaad veel heiligen aan tot deze bediening. Laten wij dus met een open hart op ontdekkingstocht gaan om te zien wat de Heer tot ons zegt. DE BASIS VAN WAT GOD NODIG HEEFT: EEN LIEFDESRELATIE “Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente.” (Efeziërs 5:32) Voordat wij verdergaan, moeten wij eerst uitleggen wat bedoeld wordt met ʻwat God nodig heeftʼ. Als u dit voor de eerste keer hoort, denkt u misschien dat wij het erover hebben dat de Heer iets mist, waardoor Hij niet compleet en dus niet almachtig zou zijn. Dat is niet wat wij bedoelen. 1
Wij moeten ʻwat Hij nodig heeftʼ zien, niet op het gebied van Zijn bekwaamheid of almacht, maar als het verlangen van Zijn hart. Ik heb mijn vrouw niet ʻnodigʼ. Ik kan mijzelf aankleden, zelfstandig eten en goed voor mijzelf zorgen. Ik kan het leven zonder haar wel aan. Maar in een andere betekenis van het woord heb ik mijn vrouw wel ʻnodigʼ, en wil ik zonder haar niet eens leven. Als het gaat om relatie, vanuit het standpunt van mijn liefde voor haar, heb ik haar nodig. Op dezelfde wijze is God God, met ons of zonder ons. Maar als het gaat om een liefdesrelatie heeft God een Voornemen, een Verlangen, en ja, een Nood. Er is iets wat Zijn hart bevredigt wat alleen wij mensen Hem kunnen geven, en dat is iets onbeschrijflijks, behalve dat wij kunnen zeggen dat het te maken heeft met liefde. Het heeft te maken met onze reactie op de avances die Hij tegenover ons maakt. Het Bijbelboek Spreuken zegt ons dat de liefde iets is wat te wonderbaarlijk is om te begrijpen (Spreuken 30:18, 19). Eigenlijk is de enige reden waarom God na de schepping van de engelen en de dieren doorging met iets wat meer op Hemzelf leek, dat Hij iemand wilde die Hij kon liefhebben (en door wie Hij bemind kon worden) op hetzelfde niveau als Hij Zelf liefhad, en dat is alleen mogelijk wanneer Hij die persoon volledig vervuld. Met andere woorden, zij moesten naar Zijn beeld gemaakt worden, en dan veranderd worden zodat zij op Hem leken. Het gaat allemaal om relatie! Kijk eens naar hoe Eva uit Adam genomen werd. Eerst was er een nood. “Het is niet goed dat de mens alleen is.” (Genesis 2:18) Dan trekken alle dieren aan Adam voorbij, maar er wordt geen geschikte hulp voor hem onder hen gevonden. Dan wordt Eva uit Adam geschapen, en eindelijk wordt aan die nood voldaan want “Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees!” (Genesis 2:23) Paulus zegt dat dit het mysterie van de Christus en de Kerk verklaart (Efeziërs 5:30-32). Hoe dat dan? Het stemt overeen met de relatie in de hemel. Eerst, als wij dat zo vrijmoedig mogen stellen, besluit de Heer dat het niet goed is dat Hij Zelf nog verder alleen is! Wij moeten dat in het vervolg nader uitleggen. In ieder geval, de engelen en de dieren worden geschapen maar een geschikte hulp zit er niet bij. Indien die er wel bij geweest was, was Hij daar gestopt, maar zij voldeden niet ten volle en konden niet geheel voldoen aan Zijn Nood, of Zijn Verlangen bevredigen. Dus nam God iets van Zichzelf en schiep de Mens naar Zijn Eigen Beeld—iemand die een weinig lager dan de engelen stond en een beetje hoger dan de dieren. Nu zijn wij allemaal “leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente.” (Efeziërs 5:30) Bevredigde Christus, de voorwereldlijke Zoon, Gods hart dan niet? Inderdaad. Maar als wij naar de taal in Genesis kijken, zien wij, “Laten WIJ mensen maken naar ONS beeld, naar Onze gelijkenis;” (Genesis 1:26) God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest verlangden samen naar gezelschap en gemeenschap met iemand buiten Henzelf. Daarom kwamen Zij overeen verder te gaan door een wezen te scheppen, dat het vermogen zou hebben om liefde te geven en te ontvangen op een manier die veel verder gaat dan dieren of engelen kunnen doen. En zo is het gekomen dat de mens geschapen werd. Als wij de geschiedenis van de mensheid beschouwen, zien wij hoeveel energie en inspanning de Godheid heeft opgebracht om de Mens te scheppen, en hem dan na de zondeval te verlossen om deze onstabiele relatie te herstellen. Wat heeft het allemaal gekost! Welk een gigantische prijs moest er betaald worden! Wat is de aannemelijke verklaring ervoor dat er zoveel tijd, inspanning, moeilijkheden en lankmoedigheid van Godswege werd geïnvesteerd in Zijn handelen met de Mens? Hoe kunnen wij begrijpen dat Christus bereid was voor ons te sterven? Het enige wat zin lijkt te hebben is totaal onlogisch en toch begrijpelijk. Alleen iemand die VERLIEFD IS, zou zoveel moeite doen. Dus wat God betreft is het LIEFDE, dieper dan wij kunnen peilen, die Hem beweegt. Daarom, als wij aan de Heer Zijn Nood willen tegemoet komen, dan moeten wij het verlangen van Zijn hart naar gemeenschap en omgang bevredigen op een niveau dat voor ons onbereikbaar is. Hoe 2
moet dat dan? Een dergelijke gemeenschap kan alleen werkelijk plaatsvinden als Christus de eerste plaats in ons krijgt, want Hij is de Enige Die ALS MENS ooit volledig voldaan heeft aan de Nood van de Heer en Zijn hart bevredigd heeft. Anderen hebben het slechts benaderd. “Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.” (1 Johannes 4:8) Misschien kunt u het zich voorstellen, misschien ook niet, maar hoe zou dat zijn als je zoveel te geven hebt, zoveel door te geven hebt, zoveel liefde hebt om iemand mee te overladen, maar er is niemand dat het kan ontvangen, waarderen, ervan profiteren of zelfs maar weet dat zoʼn liefde bestaat? God IS liefde. Kunnen wij ons dat wel indenken hoe het is als je liefde BENT, maar je hebt niemand om lief te hebben? Een almachtige, alwetende, alomtegenwoordige, eeuwige God die Liefde is, is op een onbegrijpelijke manier niet compleet als Hij niemand heeft, die het voorwerp van Zijn liefde, verering, tederheid en persoonlijke zorg kan zijn. Is het zo moeilijk zich voor te stellen dat er een vacuüm is in Gods hart in de vorm van de mens, dat alleen de mens kan vullen? Als dat zo is, dan vervult eenheid met God twee wederzijdse behoeften: die van GOD aan de mens en die van de MENS aan God. Als u dit vergezocht vindt, denk dan eens na over Gods eerste reactie wanneer duidelijk wordt dat de mensheid als geheel volledig door de zonde aangetast is. De Schrift zegt dat, toen de HERE zag dat de boosheid van de mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, smartte het Hem in Zijn hart (Genesis 6:6). Het Hebreeuwse woord voor ʻsmartteʼ is een woord rijk aan betekenis dat spreekt van veel emoties, waaronder bezorgdheid, boosheid, verdriet en (dit moet u vooral zien) PIJN. Zijn hart was gebroken! Waar komt deze stroom aan emoties vandaan? Natuurlijk is duidelijk dat de mensen in de zonde gevallen zijn en elkaar naar het leven staan. ʻGod haat de zonde!ʼ roept de predikant. Iedereen weet dat—maar WAAROM haat Hij de zonde? Ik wil een beeld schetsen van wat Zonde eigenlijk is. De Heer daalt zoals gewoonlijk in de avondkoelte van de hemel neer om omgang te hebben met de mens. Maar deze ene keer is de mens nergens te zien. Dus roept de Heer, ʻWaar ben je?ʼ. De mens zit te beven in de bosjes omdat hij te bang is om zich te vertonen en als tevoren met God omgang te hebben (zie Genesis 3). De mens heeft iets kostelijks verloren—maar ziet u dan niet dat de Heer net zoveel kwijt is geraakt? Vrienden, DAT is nu juist wat de zonde zo afschuwelijk maakt voor God. Door de zonde verbergt de mens zich voor Hem, waardoor God in de steek gelaten wordt en op mensen staat te roepen die te bang zijn om te reageren. Er zijn vandaag de dag miljarden mensen op aarde, maar de meesten zitten in de bosjes verstopt terwijl God op hen staat te roepen. Wat een armzalige situatie! Wat doet God nu het meeste pijn? Dat het ENIGE WEZEN in heel de schepping waar Hij een nauwe relatie mee kan hebben helemaal niet aan Hem denkt; ja, zij rennen, zonder te weten dat Hij er is, in de tegenovergestelde richting en zij staan apathisch tegenover Zijn verlangen naar hen, zijn niet geïnteresseerd in Hem en heel bang om te reageren als zij al wisten hoe. Als er al iets bestaat dat erger is dan niemand hebben om lief te hebben, dan is het wel dat degene die je liefhebt je niet ziet staan. Dit brengt ons op een heel belangrijk kenmerk van de liefde: als wij van iemand houden, geven wij hem of haar de macht om ons te kwetsen. Als je aan ouders vraagt wat hun grootste bron van vreugde en pijn is, dan noemen zij hun kinderen. Als wij het aandurven van iemand te houden of om hem te geven, of over hem te waken, of als wij de verantwoordelijkheid aandurven een nieuw 3
leven in de wereld te zetten, dan stellen wij onszelf open voor verwonding door diegene die wij liefhebben. Dit is de reden waarom er mensen zijn die, als zij eenmaal in een relatie gekwetst zijn geraakt, gezworen hebben nooit meer van iemand te houden. Als de liefde zo veel pijn veroorzaakt, waarom zou je dan nog liefhebben? Omdat liefde zo groot is dat het eerder verkieslijk is lief te hebben met de kans op verwonding, dan helemaal niet lief te hebben. Het onderstreept hoe riskant de liefde is. “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad.” (1 Johannes 4:19) Het probleem van de vrije morele keuze en de zonde kwam in de wereld nu juist vanwege de liefde. Wil de mens God kunnen liefhebben, moet hij de keuze hebben om voor die relatie te kiezen. Als het hem opgedrongen wordt, dan is het geen echte liefde. Met andere woorden, ik kan mijn vrouw niet dwingen om van mij te houden. Elke poging van mijn kant om haar te dwingen van mij te houden heeft iets tot gevolg wat geen liefde is. Als wij op iemand verliefd worden, dan hebben wij geen garantie dat die ander ook op ons verliefd wordt. Dus de mens moet vrij zijn om van God te houden of niet—en dat is dus een van de risicoʼs die de liefde neemt. Bij die vrijheid hoort dat de mogelijkheid bestaat dat de mens zijn eigen weg kiest die van God wegleidt en hem dus in de zonde terecht doet komen. En dit is, zoals wij weten, precies wat er gebeurd is. God heeft dus een enorm risico met ons gelopen door ons te willen als het voorwerp van Zijn genegenheid, en van het begin af aan al hebben wij Hem teleurgesteld. Natuurlijk wist Hij al dat wij dat zouden doen, en daarom heeft Hij ook in de oplossing voorzien nog voor wij zondigden. Maar waarom die hoge prijs? Waarom gaat Hij ermee door ons lief te hebben? Waarom geeft Hij het niet gewoon op? Omdat Hij, in tegenstelling tot onze beste pogingen tot liefhebben, Volmaakte Liefde is, en deze Liefde wint het uiteindelijk. Deze Liefde faalt nooit. Hij kan er niet mee ophouden het te proberen. Als wij de Bijbel zouden lezen, en dan vooral de profetische geschriften, en hem bekijken als een liefdesbrief van een echtgenoot aan een overspelige echtgenote, of van een gefrustreerde ouder aan een weerspannig kind, dan zouden wij het hart van de Heer gaan begrijpen. Zesduizend jaar menselijke geschiedenis lang spreekt, smeekt, argumenteert de Heer al, verdraagt Hij pijn, maakt Hij ons het hof, berispt Hij ons, protesteert en redeneert Hij om te bereiken wat Hij al die tijd al wil—een relatie, gezelschap, kameraadschap, gemeenschap met hen die Hij naar Zijn beeld gemaakt heeft. Laten wij nu, met al deze achtergrondinformatie, een beetje uitweiden en nagaan hoe het evangelie vandaag de dag aan mensen gepresenteerd wordt. Mensen krijgen met het evangelie dat zij horen maar de helft van het verhaal mee: die helft waar zij zelf wat aan hebben. Hoeveel moeite wordt er gedaan om mensen te doen inzien wat de Heer kwijt is geraakt, en wat de Heer erbij kan winnen als zondaren tot Christus komen en als Christenen opgroeien in de volle kennis (epignosis) van Hem? Er wordt heel weinig aandacht geschonken aan het bedienen van de Heer of het lenigen van Zijn Nood (de meeste mensen hebben zelfs nooit gehoord dat de Heer een Nood heeft, en zij die dat wel hebben, vragen het zich nog steeds af; er is nog veel werk te doen!). In plaats daarvan draait de Evangelie-prediking vandaag de dag vooral om de mens en hoe zijn nood opgelost moet worden—hoe voorkom je dat je naar de hel gaat, hoe zorg je dat je naar de hemel gaat, dat je genezen en gezegend wordt, dat je overwint, dat het je voor de wind gaat, dat je vervuld, gelukkig, gezalfd wordt, enz., enz. Het houdt nooit op. Dit schept in het denken van de mens een instelling waardoor wij God zien als Degene Die in onze behoeften moet voorzien, ons moet bedienen, ons door de moeilijke perioden van ons leven moet loodsen, en ons een plaats moet bereiden voor als wij sterven. Het is geen wonder dat men er geen oren naar heeft als wij spreken over het bedienen van de Heer. 4
Het is zo totaal vreemd aan de Christelijke ervaring, zoals zij die tot nu toe gekend en gezien hebben. Hoe geavanceerd wij in onze Westerse cultuur ook lijken te zijn, deze één-richtingsrelatie, die met het idee van ʻwat word ik er zelf beter vanʼ alleen op zichzelf gericht is, lijkt heel veel op de relatie die de heidense en inheemse volken hebben met hun animistische godheden en afgoden. Zij houden hun goden tevreden, niet omdat zij van ze houden, maar omdat zij er hun eigen egoïstische behoefte mee bevredigd willen krijgen, of het nu gaat om rijkdom, voorspoed, regen of bescherming tegen hun vijanden. Is dit wel zo veel anders dan het Evangelie volgens het Kerkendom? Wij staan tienden af, brengen het Bloed aan, sturen er engelen op uit, bidden het gebed van Jabes en halen onze ʻZalvingʼ op zodat het ons goed gaat. Het schiet toch wel zeer te kort. Het model van ʻeen persoonlijke relatie met Christusʼ dat wij de mensen aanbieden, werkt zo verstorend en is zo egoïstisch dat het een menselijk huwelijk binnen een week op de klippen zou doen lopen; waarom blijven wij dan zo met Hem omgaan? “Wij hebben Hem lief,” zegt de Schrift “OMDAT Hij ons eerst liefhad.” Echte gemeenschap, echte aanbidding, een echte relatie met God is gebaseerd op het tegemoetkomen aan Zijn Nood, d.w.z. Hem de bevrediging van Zijn hart schenken door op Hem te reageren op een manier die overeenstemt met Zijn avances naar ons toe. Je zegt eigenlijk, ʻHoe kan ik anders dan Hem liefhebben, nu ik zie hoeveel Hij van mij houdt? Hoe kan ik Hem nog langer negeren?ʼ Dit wordt gevolgd door, ʻU houdt zo veel van mij, U heeft zo veel voor mij gedaan dat ik aan U genoeg heb, en ik verlang niets anders dan U. U heeft mijn hart voldoening geschonken; hoe kan ik iets terugdoen? Hoe kan ik U bedienen? Wat verlangt U? Niet mijn wil, maar Uw Wil geschiede. Ik hou van U, Heer!ʼ Op die manier bedienen wij Hem, en nadat Hij een eeuwigheid gewacht heeft, heeft de Heer dan eindelijk een doorbraak en de relatie bereikt, waartoe Hij al zo lang naar u op zoek is. Wat is zoʼn relatie verkwikkend, vreugdevol, mooi! Is er ooit iemand in de geschiedenis geweest, die dit wel aanstond? JA! Laten wij er een paar van bekijken. SAMUËL “En de jonge Samuël diende de HEERE onder toezicht van Eli. Het woord van de HEERE was schaars in die dagen; er was geen visioen dat in de openbaarheid kwam.” (1 Samuël 3:1) Het derde hoofdstuk van 1 Samuël is zo rijk. Als wij willen praten over profetische onkreukbaarheid, profetische roeping en profetische vorming is het de beste plaats waar je naartoe kunt gaan. In het begin van het hoofdstuk staat dat een waar woord van de Heer in die dagen zeldzaam was. Wij zien Samuël die de Heer bedient wanneer hij nog maar een kind is, en dat de Heer op hem roept. In het begin is Samuël enigszins verward, maar dan krijgt hij het woord van de Heer. Hij wil het eerst niet doorvertellen en uiteindelijk stemt hij ermee in Eli alles te vertellen wat de Heer hem getoond heeft. Aan het einde van het hoofdstuk staat Samuëls roeping als profeet vast, komen zijn woorden altijd uit en deelt de Heer alles met Samuël. Ziet u hoe het zich ontwikkelt? Eerst is er geen openbaring, en aan het eind deelt de Heer alles. Eerst is de Heer geïsoleerd van de mens, en uiteindelijk heeft de Heer geen geheimen meer voor de mens, en in het verlengde hiervan via deze ene man voor het hele volk. Bij de aanvang is er een kind, en wij eindigen met een profeet. Laten wij naar het laatste vers in hoofdstuk 3 kijken en het samen met het eerste vers in hoofdstuk 4 citeren, “En de HEERE bleef in Silo verschijnen; ja, de HEERE openbaarde Zich aan 5
Samuël in Silo door het woord van de HEERE. Het woord van Samuël kwam tot heel Israël … .” (1 Samuël 3:21-4:1a) U ziet dat het woord van de Heer kwam tot Samuël, en dan komt het woord van Samuël tot Israël. Kunnen wij de betekenis hiervan vatten? De Heer heeft Zich met een man verbonden, en de man heeft dat gedaan met de Heer. Zo wordt het woord van Heer tot Samuël tot een woord van Samuël tot Israël. De Heer sprak niet rechtstreeks tot Israël, maar tot Samuël, die dan in de naam van de Heer tot Israël sprak. Wat ik wil zeggen is dit: op welk fundament is die nauwe relatie gebouwd? Hoe is die begonnen? Samuël bedient de Heer als kind. Wie is de vriend van God? Wie kent God? Wie hoort van God? Wie is Gods spreekbuis? Degene die Hem bedient, die Zijn aangezicht zoekt, die aangepast is aan Zijn verlangen, die Zijn bevrediging zoekt, die Zijn Nood vervult. Onze tijd lijkt in alle opzichten op de dagen van 1 Samuël 3. Een echt woord van God is schaars, en er is geen open visioen. Anders gezegd, de meeste mensen die iets zien, hebben niet genoeg openbaring om echt te weten wat zij nu eigenlijk zien—waardoor het gesloten blijft, of erger nog, het verkeerd uitgelegd en het misleiding wordt. Er is tegenwoordig een overvloed aan woorden, dromen, visioenen en profetieën, maar ik herhaal: een ECHT woord van de Heer is schaars, en er is weinig OPENBARING. Begrijpt u wat ik wil zeggen? En het priesterdom, zoals wij dat ook zien in Eli, is oud, vetgemest en blind: het gaat op de oude voet verder, matigt zich aan priester te zijn maar valt reeds onder het oordeel. Wat is het probleem? Niemand bedient de Heer. Het is ieder voor zich. Behalve één kind dat de Heer bedient—en DAT is degene aan wie de Heer Zich openbaart. Zonder relatie geen openbaring. Ik heb vele dingen moeten doorstaan om dit te leren. DAVID “… De HEERE heeft een man naar Zijn hart voor Zich uitgezocht ...” (1 Samuël 13:14 e.v.) “Toen zei de HEERE tegen Samuël: Hoelang rouwt u om Saul, die Ík immers verworpen heb, zodat hij geen koning over Israël meer zal zijn? Vul uw hoorn met olie, en ga op weg; Ik zend u naar Isaï, de Bethlehemiet, want Ik heb een koning voor Mij gezien onder zijn zonen. … Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan.” (1 Samuël 16:1, 7b) Samuël is belangrijk omdat de Heer hem gebruikt om iemand anders op te sporen en zijn roeping aan door te geven, iemand die beter dan alle anderen voor ogen stelt wat het betekent de Heer te bedienen. Die man, David, was zo vastbesloten de Heer te bedienen dat hij muziekinstrumenten uitvond om God mee te aanbidden. Hij componeerde liederen voor de Heer die op die instrumenten gespeeld werden en hij was een fanatieke aanbidder. En zijn teksten staan nog steeds te boek in het Bijbelboek Psalmen, dat zowel door Christenen als Joden met eerbied behandeld wordt. Waar ik uw oog op wil richten, is dat de Heer net zo zeer David opzoekt als David de Heer. “De HEERE heeft een man naar Zijn hart voor Zich uitgezocht”. De Heer Zijn Nood wordt in deze zin heel beknopt weergegeven. Wij mogen geen beeld hebben van een passieve God die vriendelijk ogend in de hemelen troont en afwacht tot er iemand komt die Hem wil aanbidden. Hij is een proactieve God, Die Geest-en-Waarheid aanbidders zoekt, Die mensen zoekt naar Zijn eigen hart, Die mensen tot Zich trekt, Die Zichzelf openbaart in de mate dat wij het hem toestaan, Die klaar staat om te spreken in zoverre wij willen luisteren. Wat een machtige God! Wat ontzagwekkend is dit: ʻIk heb Mij een man uitgezocht, iemand 6
die Mij wil om Wie Ik ben, iemand die zoekt wat Ik zoek, die mij in alles gehoorzaamt, die mij zonder reserve zal liefhebben, die Mij met heel zijn hart volgt, zodat Ik Mij op Mijn beurt helemaal aan hem kan geven.ʼ En kan er iets beter zijn? ʻIk heb Mij een koning uitgezocht.ʼ De Heer heeft een man voor Zich uitgezocht, en Hij heeft een koning voor Zich gevonden. Hij heeft gevonden wat Hij zocht, en als wij Davids levenspad volgen, zien wij dat ook David een Koning gevonden heeft. Kijk naar Davids fijngevoeligheid in 2 Samuël 7. Hij wil God een huis bouwen, en in plaats daarvan zegt God dat Hij voor David een huis zal bouwen. Terwijl David dit in zijn hart overweegt, leren wij uit de Psalmen dat dat Huis de Kerk is, en de Zoon Die voor altijd zal regeren niet Salomo is, maar Christus. Petrus noemt David een profeet die de opstanding van Christus gezien heeft (Handelingen 2:29-31). In feite heeft David de vleeswording duidelijk gezien (Psalm 8), de kruisiging (Psalm 22), het sterven (Psalm 88), de tenhemelopneming (Psalm 68), de opstanding (Psalm 16), en Christusʼ regering (Psalm 2). Wat ging zijn openbaring diep! Wat was zijn blikveld ruim! Wie Gods hart zoekt, zal zien zoals God ziet. Schrijf het op en onderstreep het: geen relatie, geen openbaring. ANNA “Ook Anna was er, een profetes, … zij was een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar, die de tempel niet verliet en met vasten en bidden God dag en nacht diende.” (Lukas 2:36, 37) Wij bezitten een volledig verslag van Koning Davids leven, maar van Anna weten wij erg weinig. Zij was de dochter van Fanuël uit de stam Aser, en zij had maar zeven jaar met haar man geleefd eer deze stierf. Zij is nu vierentachtig jaar. Misschien heeft het verlies van haar man na zo korte tijd mede het karakter van deze profetes gevormd. Dit valt niet te achterhalen. In het Bijbelverslag worden geen profetische woorden, dromen of visioenen van haar vermeld. Hoe kun je nu profeet zijn zonder profetieën uit te spreken? Heel eenvoudig omdat de profetische bediening veel ruimer is dan het doorgeven van een paar ʻwoordenʼ van God. Het enige wat wij van Annaʼs bediening weten is dat die vooral bestond uit het met aanhoudend vasten en gebed bedienen van de Heer. Dit lijkt voor ons misschien wel erg veel op het leiden van een kloosterleven, maar de Bijbel ziet het als profetisch. Wij willen niet beweren dat als je de Heer bedient, dit betekent dat je je aan mensen onttrekt. Het is niet nodig zoʼn overbodige tweedeling te maken. Maar wat wij beweren, is dit: bediening van mensen vanuit Geest en Waarheid kan alleen plaatsvinden op voorwaarde dat wij eerst de Heer bediend hebben, en niet eerder. Op de eerste plaats kunnen wij nooit gemotiveerd worden door de nood van de mens, maar alleen door Gods Nood, want die twee zijn vaak met elkaar in strijd. En verder kunnen wij alleen Leven spreken als wij openbaring hebben, en dat kunnen wij alleen van God ontvangen. Wij moeten heel veel tijd steken in onze verborgen bediening aan de Heer, anders zal de oppervlakkigheid van onze openbare bediening snel aan het licht komen. Vandaag de dag is het overduidelijk dat er niet genoeg tijd besteed wordt aan het bedienen van de Heer, en veel te veel tijd aan het bedienen van mensen; daardoor wordt het meeste van wat zogezegd bediening is, gedaan op een vleselijke, menselijke manier, waar nooit blijvende vrucht uit voortkomt. Daar in de Tempel bedient Anna de Heer. Zij heeft voor zover wij weten nooit een boek geschreven, nooit een website onderhouden, nooit een samenkomt geleid. Al met al lijkt het een heel passief bestaan dat zij geleid heeft, het soort ʻverkwistingʼ waar wij haar voor zouden bekritiseren omdat zij niet meer gepresteerd heeft. Anna de profetes had ergens 7
mee ʻbezigʼ moeten zijn geweest. Maar hoe velen van ons beschouwen bidden en vasten als het bedienen van God? Wij kunnen het niet vaak genoeg zeggen: voor veel te veel mensen is bidden en vasten een manier om ZICHZELF te bedienen, of om God voor HUN karretje te spannen. Wij hebben een nood en dus bidden wij, en als de nood dringend is, worden wij wanhopig en dan vasten wij. Er zijn situaties waarin dit gepast is, maar het is niet het bedienen van de HEER. Het kan gedaan worden om te laten gebeuren wat WIJ willen, maar het wordt niet per se ingegeven door een verlangen om de Heer te bedienen, om te zien dat Zijn hart bevredigd wordt, en om te zorgen dat Zijn Nood opgelost wordt. Nu is het geen toeval dat, in vers 38, Anna op dat moment erbij kwam staan en Simeon en Jozef en Maria en het kindje Jezus ontmoette, en Hem als de Christus herkende. Haar reactie was ʻde Heer te danken en Hem te belijden en over Hem te spreken tot allen die verlossing in Jeruzalem verwachttenʼ. Jezus is hier nog maar een paar dagen oud. Er zijn geen engelenkoren die Hosannaʼs zingen, geen herders die in aanbidding neerbuigen, geen ster die boven hen schittert. Alle uiterlijk tekenen zijn verdwenen, en dit Babyʼtje lijkt zo sprekend op de tientallen andere Joodse babyʼs die op die dag in de Tempel worden opgedragen. Maar Anna zag het verschil omdat zij haar leven had toegewijd aan het bedienen van de Heer. Wat een verkwisting leek, draait uit op nu juist datgene waardoor zij op het juiste moment op de juiste plek te vinden was, terwijl de nuttigere bemoeials de gelegenheid helemaal misliepen. Alweer blijkt dat profetische dingen, openbaringsdingen, onlosmakelijk verbonden zijn met het bedienen van de Heer. Geen relatie, geen openbaring. DE TWAALVEN “En Hij stelde er twaalf aan om bij Hem te zijn, en om hen uit te zenden om te prediken” (Markus 3:14) Ik heb deze tekst een keer tijdens een retraite van voorgangers gebruikt om hun te laten zien dat, wat zij ook dachten dat hun bediening was, of dat nu apostel, profeet, evangelist, herder of leraar was, hun eerste roeping helemaal niet was met mensen, maar met Jezus bezig te zijn. Wat is dit toch gemakkelijk. Er worden twaalf mannen ingezegend, of apart gezet of geselecteerd. Waartoe? Om te prediken? Uiteindelijk, ja, maar niet direct. Om zondaren te redden? Mettertijd wel, ja. Om wonderen te doen? Dat zit eraan te komen, maar nu nog niet. Er was een directe Nood aan mensen die alleen BIJ DE HEER WILDEN ZIJN. Zij werden apart gezet om bij Hem te zijn; hun uitzending (apostello) was van secundair belang. Dat zou er een keer van komen, maar het was niet het belangrijkste. Het belangrijkste was dat zij BIJ DE HEER ZOUDEN ZIJN. Waar heeft ʻde bedieningʼ gefaald? Door mensen boven de Heer te stellen, door het werk van de Heer te stellen boven de Heer van het werk, door zo bezig te zijn met preken en huisbezoeken en bouwprogrammaʼs en kerkbestuur en duizend en een andere dingen, dat er geen tijd was om BIJ DE HEER TE ZIJN. Ik heb heel wat jaren geleden geleerd dat het er niet toe doet hoe druk ik het heb voor God, of hoeveel dingen ik doe in de Naam van Jezus, of hoe zeer ik in staat ben om mensen te zegenen, als ik niet voortdurend ʻbij Jezusʼ ben. Wat is het gemakkelijk opgeslokt te worden, geobsedeerd en verteerd te raken door ons bedieninkje, ons werkje, ons kerkje, en te vergeten dat de enige reden waarom wij ooit geroepen zijn, is om de Heer te bedienen, bij Hem te zijn, Hem lief te hebben. Zijn wij verliefd op de Heer, of zijn wij verliefd op het werk van de Heer? Is de Nood van de Heer onze motivatie of die van de mens? Als de Heer ons vroeg een jaartje vrijaf te nemen van onze bediening, onze 8
bediening achter te laten en alleen maar bij Hem te zijn, zou het ons dan grote vreugde bereiden of zouden wij tegenwerpen dat wij het met zoʼn belangrijk werk te druk hebben en dat wij onmogelijk kunnen stoppen? Zou het kunnen dat wij ons lang geleden al zo ingegraven hebben in het werk van de Heer dat Hij helemaal niet meer betrokken is bij wat wij doen? Zou het kunnen dat wij nu in eigen kracht, in onze eigen naam en volgens vlees en bloed, onze weg vervolgen? De vrucht op onze arbeid (of het gebrek eraan) zegt alles. Als je van geestelijke vrucht mag spreken op basis van hoeveel mensen gered worden, of hoeveel kerken gesticht worden, of hoeveel preken er gehouden worden, dan kunnen wij dat soort vrucht voortbrengen en er de Heer helemaal niet meer bij nodig hebben. Maar als geestelijke vrucht is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw (geloof), zachtmoedigheid en zelfbeheersing, dan moeten wij in Jezusʼ tegenwoordigheid vertoeven om die vrucht voort te brengen. En hoeveel je ook WERKT voor God, daarmee kun je niet compenseren dat je te weinig bij Hem BENT. DE KERK TE ANTIOCHIË “En er waren in Antiochië, in de gemeente aldaar, enkele profeten en leraars, … En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb.” (Handelingen 13:1a, 2) Wij kunnen uit dit Schriftgedeelte veel leren. Het eerste wat opvalt, is dat de profeten en leraren samen waren om de Heer te bedienen. Wat zien wij dit tegenwoordig weinig! Allereerst is het zo dat profeten en leraren het over heel weinig eens raken. De profeet vindt de leraar te intellectueel, en de leraar vindt de profeet te zweverig. De profeet is voorstander van inspiratie en openbaring, terwijl de leraar dat is van verlichting en studie. Die twee lijken niet met elkaar samen te gaan, en waarschijnlijk is dit noodzakelijk om iedereen in balans te houden. De profeet heeft de leraar nodig en de leraar de profeet. Maar hier zien wij dat iedereen is samengekomen, niet om een profeten-leraars conferentie te houden, maar om de Heer te bedienen. Zij hebben hun eerste liefde nog! Profetische dingen zijn op hun plaats, maar er komt een tijd dat profetische dingen even moeten wachten. Onderwijs en instructie zijn nuttig, maar er komt een moment wanneer iedereen zijn mond moet houden, om te onderwijzen of anderszins. Er is een tijd wanneer de heiligen moeten samenkomen met als doel om de Heer te bedienen. Het Griekse woord voor ʻbedienenʼ is hier ʻleitourgeoʼ, en hiervan is het woord ʻliturgieʼ afgeleid. De betekenis was het uitvoeren van priesterlijke ~ of bedieningsfuncties. Het is interessant dat het woord alleen kon slaan op de Tempeldienst, omdat dat de enige plaats was waar een priester of bedienaar zijn werk mocht doen. Maar in Handelingen 13 zien wij dat het woord gebruikt wordt in verband met de Kerk te Antiochië. Wat heeft dat te betekenen? Eenvoudig dit: wij zijn de tempel van de levende God, een huis van levende stenen die zichzelf in de dienst aan de Heer als offer, als een heilige natie, als een koninklijk priesterschap aanbieden. Daarom hebben wij geen aardse tempel of priester nodig om ons bij God te vertegenwoordigen. Wij aanbidden God in Geest en Waarheid. Het feit dat de Heilige Geest Zich bewoog en de Behoefte van de Heer openbaarde terwijl zij de Heer bedienden, is veelbetekenend. Hoe willen wij weten wat de Heer nodig heeft als wij Hem niet bediend hebben? Er waren misschien wel een tiental zendingsmissies die zij hadden kunnen uitvoeren, en zij hadden wellicht talloze noden kunnen lenigen en kunnen doorgaan voor goede Christenen. Maar het gaat er niet om hoeveel noden wij 9
kunnen oplossen, maar wordt er tegemoetgekomen aan de Heer Zijn Nood? Als wij nu eens aan iedereen zijn nood voldeden, maar de Heer blijft met Zijn Nood in de kou staan? Laten wij eerst voorzien in de Heer Zijn Nood, en Hem Zijn deel geven; dan zijn wij toegerust om voor de mensen te staan en hen te bedienen. Mensen die geen geduld hebben met deze dingen banen zich alleen een weg, zien een nood en komen onmiddellijk in beweging, zoals elke zakelijke persoon zou doen. Maar het Koninkrijk is niet gebaseerd op zakelijke principes. Onze allereerste zorg is het hart van de Heer voldoening te schenken, bij Hem te zijn, aan Zijn nood te voldoen. Bediening aan mensen is gegrond op bediening aan de Heer. AANZIENLIJKE VROUWEN “… Maria, die Magdalena genoemd werd, … en Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en vele anderen, die Hem dienden uit hun eigen bezittingen.” (Lukas 8:2, 3 e.v.) Wanneer de heiligen waar dan ook samenkomen, dan zijn daar twee soorten mensen te vinden. De ene soort is er alleen maar om te ontvangen, en de andere om te geven. De meeste mensen komen naar een samenkomst om te ontvangen—een profetisch woord, een bemoediging, omgang (sociale omgang met een nadruk op een geestelijke zaken), onderwijs, handoplegging, enz. Dit verklaart waarom samenkomsten zo onbezield en oninteressant kunnen zijn. Iedereen is er om iets te ontvangen en slechts weinigen om iets te geven. Daarom is er weinig leven. Maar wij hebben geleerd dat er nog iets te zien is wanneer de heiligen samenkomen, en dat is: het ontvangen en het kleine beetje geven dat er gedaan wordt, vindt vooral horizontaal plaats. Met andere woorden, de meesten komen om te ontvangen, een handjevol komt om iets te geven, maar voor het overgrote deel is dat geven gericht op de behoefte van de mens. Weinig expressie gaat richting God, en als er verticaal al iets gebeurt, dan draait dat toch weer vooral om ontvangen. Wij kunnen Hem wat lofprijs of aanbidding geven of in het gebed een verzoek doen—misschien vragen wij Hem zelfs om onze tijd samen te zegenen—maar wij zijn nauwelijks hoger dan onze eigen hoofden uitgestegen. Lofprijs, aanbidding en gebed moeten uit traditie deel uitmaken van een samenkomst, maar die dingen worden vooral gedaan omdat het moet, met even weinig geestelijk belang als het voorlezen van de mededelingen. Het draait in de samenkomst voor het grootste deel om ons. Wij zeggen niet dat er in een samenkomst voorbijgegaan moet worden aan wat de mensen nodig hebben, maar wel dat het oplossen van de noden van de mensen, wanneer wij samenkomen, niet ons hoogste streven moet zijn. Er is geen twijfel dat Jezus jou wil bedienen en aan jouw behoeften tegemoetkomen. Aan Zijn aardse bediening is duidelijk te zien dat Hij verlangt de schapen te hoeden, hun ziektes te genezen en ze vreugde te schenken. Dat mogen wij nooit uit het oog verliezen. Maar ook niet overdrijven. Wat gebeurde er met alle mensen die genezen en verlost en door Zijn tegenwoordigheid vervuld werden van vreugde, toen de tijd aangebroken was om aan het kruis te sterven? Mensen rennen naar het altaar als zij een nood hebben, en dan zie je ze zes maanden niet—tot zij weer een andere nood hebben, en daar zijn zij weer en roepen als te voren op God. Wij blijven zo snel weg als wij alleen voor dingen op de Heer vertrouwen. Uit de Schrift is duidelijk dat er twee soorten verering zijn. Er staat een menigte mensen te wachten tot Jezus HEN bedient, en er is een klein groepje dat zich heeft toegewijd om HEM te bedienen. Wij willen niet zeggen dat het of of is, maar wel dat het beide moet zijn, 10
en van die twee is het bedienen van Hem het belangrijkste. Je mag misschien beginnen met de Heer te zoeken om wat Hij te bieden heeft, maar als dat de enige diepte is die wij kennen, zullen wij nooit een sterk fundament hebben, en als wij daar te lang blijven stilstaan, brengt dat een onvolwassenheid in onze relatie met God aan het licht. INTELLIGENTE AANBIDDING OF ONDOORDACHTE GEWOONTE? “Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.” (Romeinen 12:1) Aangezien de Heer Zijn aardse bediening heeft afgesloten, kunnen wij Hem niet bedienen met onze bezittingen zoals Maria en Johanna en Susanna. Hij heeft geen geld of voedsel of kleding of onderdak van ons nodig. Dus hoe bedienen wij Hem nu dan? Paulus zegt dat wij als priesterlijk volk onszelf als levend offer moeten aanbieden. God wil onze dingen niet, en in een heel reële zin wil Hij onze werken ook niet. De Heer wil ONS. Als Hij ONS heeft, is Hij dan niet ook eigenaar van al onze dingen en al onze werken? Een andere weergave van het vers hierboven is ʻintelligente aanbiddingʼ in plaats van ʻredelijke godsdienstʼ. Dit is zo belangrijk dat ik moet citeren wat Spiros Zodhiatos zegt over het woord ʻredelijkeʼ, dat een vertaling is van ʻlogikosʼ (logisch): ʻIn Romeinen 12:1 moet de redelijke godsdienst of aanbidding worden opgevat als de dienst aan God, die een intelligente meditatie of overdenking inhoudt zonder de heidense praktijken uit 1 Korintiërs 12:2 en zonder de cultische aanbidding uit het Oude Testament, wat verworden was tot een gewoonte waar men niet meer bij nadacht.ʼ Met andere woorden, de Kerk die Jezus bezig is te bouwen is doortrokken van aanbidding in ʻGeest en Waarheidʼ en die vorm van aanbidding is het kenmerk van de relatie die Hij met ons wil hebben. Veel van wat wij in het Kerkendom zien gebeuren kan men het beste omschrijven als ʻondoordachte gewoonteʼ. Meer dan 150 jaar geleden schreef Søren Kierkegaard:ʻAls u geen deel meer neemt aan het openbare deel van de aanbidding van God, zoals u die nu waarneemt (met de bewering dat dat het Christendom van het Nieuwe Testament is), heeft u zich ontdaan van één zonde en dat is een grote zonde: u bent ermee gestopt God te behandelen als een dwaas.ʼ Heeft deze uitspraak vandaag de dag niet nog aan betekenis gewonnen? Ik citeer anderen zelden, dus moet ik de opmerking maken dat wie deze dingen echt inzien ze geleerd hebben in de smeltoven van hun eigen ervaring, en niet omdat zij er ergens over gelezen hebben. Wij hebben geen Griekse theoloog of een Deense filosoof nodig om ons te vertellen wat wij al weten: zij bevestigen slechts wat al diep in ons hart gekerfd is. Wat doen wij hier nu aan? Valt er wel iets te doen? Gelukkig is God bezig meer Samuëls, Davids, Annaʼs, Mariaʼs en Handelingen-13 gelovigen te doen opstaan die vastbesloten zijn de Heer te bedienen. Buiten de levende voorbeelden die verlangden de Nood van de Heer te lenigen, is er een profetische en historische precedent van wat wij hier met u delen. In deel twee van dit artikel zullen wij deze precedent onderzoeken en aantonen hoe dit vandaag op ons van toepassing is. Moge de heer deze boodschap tot leven wekken voor allen die hongeren en dorsten naar Hem.
11