Gemeente Eindhoven ontvangen 2 9 APR. 14
Inspectie van het Onderwijs Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
> Retouradres Postbus 88 5000 AB Tilburg
Aan het College van B&W gemeente Eindhoven t.a.v. mw. L. Scholten, wethouder van Jeugd, Welzijn en Zorg Postbus 90150 5600 RB EINDHOVEN
Locatie T i l b u r g Spoortaan 420 Postbus 88 5000 AB Tilburg www.onderwijsinspectie.nl Contact mw. M. Rijks medewerker toezicht we zuid T (088) 659 63 82 F (088) 669 60 50
[email protected]
Datum 25 april 2014 Betreft conceptrapport kwaliteit w e in gemeente Eindhoven
Geachte mevrouw Scholten,
Onze referentie 4325098/0772/gem. Eindhoven/MR Uw referentie Kopte aan de heer N. Hendrix beleidsmedewerker onderwijs Bi]lage(n) conceptrapport w e
Hierbij stuur ik u het conceptrapport met de bevindingen van het onderzoek naar de kwaliteit van w e in de gemeente Eindhoven in 2013. Mocht u naar aanleiding van het conceptrapport nog willen reageren (dit kunnen vragen of opmerkingen zijn, maar ook een andere zienswijze of opvatting op de oordelen), dan hoor ik dat graag binnen vier werkweken van u. Zonder tegenbericht wordt het rapport na deze periode vastgesteld en ontvangt u het definitieve rapport van bevindingen. Indien u het prijs stelt om een gesprek met mij over dit conceptrapport te voeren, neemt u dan contact op met mij. Zonder tegenbericht wordt het rapport na deze periode vastgesteld en ontvangt u het definitieve rapport. Vier werkweken na de vaststelling wordt het rapport openbaar gemaakt op de website van de inspectie, www.onderwijsinspectie.nl. Nadat het rapport definitief is vastgesteld, verneem ik graag van u de beleidsreactie van de gemeente Eindhoven op de bevindingen uit het onderzoek naar de kwaliteit van w e in Eindhoven. Met vriendelijke groet,
mw. drs. J.M.B.T. van Schijndel Inspecteur van het Onderwijs en stadsinspecteur w e
Pagina 1 van 1
Inspectie van het Onderwijs Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gemeente Eindhoven ontvangen 2 9 APR. W DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE EINDHOVEN IN 2013
Concept
Onderzoeksnummer Documentnummer Datum vaststelling
ED4153568/4
275619 4325007
Inhoud
Voorwoord
5
1
Inleiding
7
2
Vve In de gemeente Eindhoven
9
4
Conclusies
37
Pagina 3 van 41
Voorwoord In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve). Daarna is het signaalgestuurde toezicht op vve in werking getreden. Voor de periode 2012-2015 hebben het Rijk en de 37 grote steden (G37) afepraken gemaakt om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met een taalachterstand gebruik kunnen maken van hoogwaardige onderwijsvoorzieningen. In deze afspraken staan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de voor- en vroegschoolse educatie. Daarbij is afgesproken dat de Inspectie van het Onderwijs in 2013 en 2015 een monitor uitvoert om de kwaliteit van vve op gemeentelijk niveau, op voorscholen en op vroegscholen (groep 1 en 2 van basisscholen) in beeld te brengen. Dit rapport beschrijft de kwaliteit van vve in de gemeente Eindhoven in 2013. De hoofdinspecteur primair onderwijs, dr. A. Jonk
Pagina 5 van 41
Pagina G van 41
Inleiding Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Eindhoven in 2013. De opbouw van het rapport is als volgt: Het rapport begint met een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau. Daarin wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de bestandsopname en de relatie met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de gemeente Eindhoven(paragraaf 2.1). Daarna wordt een overzicht gegeven van de voor- en vroegscholen in de gemeente (paragraaf 2.2) en van de door de gemeente aangeleverde vve-documenten (paragraaf 2.3). Tevens geeft de inspectie in dit hoofdstuk een oordeel over het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 2.4). De basis van deze beoordeling is een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. De inspectie heeft deze vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde documenten en in een gesprek met betrokkenen van de gemeente. Ook de voor- en vroegscholen in de gemeente hebben een digitale vragenlijst ingevuld. In hoofdstuk 3 worden de oordelen van de inspectie over de locaties gepresenteerd. Dat gebeurt in de vorm van overzichtstabellen met daarin de eigen antwoorden van de locaties per kwaliteitsaspect (uitkomsten digitale vragenlijst). De inspectie heeft in de gemeente Eindhoven acht voorschoollocaties en acht vroegschooilocaties bezocht om de antwoorden te verifiëren. De resultaten van de locatiebezoeken worden ook in dit hoofdstuk toegelicht en de oordelen van de inspectie worden vergeleken met de resultaten van de vragenlijsten. Hoofdstuk 4, ten slotte, bevat de conclusies over de kwaliteit van vve in de gemeente Eindhoven. Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal:
1.
Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden.
2.
Enigszins ontwil
3. 4.
Voldoende Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.
Pagina 7 van 41
Pagina 8 van 41
2
Vve in de genneente Eindhoven
De gemeente Eindhoven heeft een digitale vragenlijst ingevuld. De digitale vragenlijst levert de volgende informatie: • Een lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd: zie paragraaf 2.3 • Een beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid: zie paragraaf 2.4. 2.1 Ontwikkeling van vve In Eindhoven sinds de bestandsopname Toezichthistorie In het najaar 2011 heeft de bestandsopname vve in de gemeente Eindhoven plaatsgevonden. Het rapport over de kwaliteit van vve in Eindhoven is vastgesteld in november 2011. De voornaamste conclusies waren: • De gemeente Eindhoven investeerde in flink wat Spilcentra. Spilcentra staan voor de toekomstige Integrale Kindcentra, brede scholen voor 0-12 jarigen met een gemeenschappelijk pedagogisch en educatief concept. Het gemeentelijk vve-beleid is nadrukkelijk onderdeel van dit Spilcentra-beleid. • In de context van dit gevoerde Spil- en vve-beleid waren de stedelijke coördinatie, de doorgaande lijn, de externe zorg en het aanbod de indicatoren die voldoende tot ontwikkeling waren gekomen. • Het gemeentelijk vve-beleid miste destijds op zes van de negen beoordeelde indicatoren in de vve- context nog een actuele of toereikende invulling. Het betrof het bereik en de vvetoeleiding van doelgroepkinderen, het ouderbeleid, de beleidsmatige inzet van de kwaliteitszorg en de te bereiken resultaten van vve. • De condities, waaronder vve in Eindhoven werd gerealiseerd, voldeden op zeven van de tien beoordeelde indicatoren aan de verwachtingen. Het gemeentelijk subsidiekader diende zelfs als goed voorbeeld voor anderen. Ook de groepsgrootte, de dubbele bezetting en de kwaliteit van de beroepskrachten waren grotendeels voldoende. De vve-tijd voor doelgroep kinderen en het opleidingsplan voor vve beroepskrachten vroegen nog verdere verbetering. Ten aanzien van de inspecties met de GGD was een afspraak gemaakt, waaraan de gemeente gehoor heeft gegeven. Schets W E ontwikkelingen gemeente Eindhoven na de bestandsopname De gemeente heeft de bevindingen van de inspectie als startfoto gebruikt voor een aangescherpt vve-beleid voor de periode 2012-2015. In april 2012 heeft de gemeente Eindhoven de bestuursafspraken G33 'Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen' met het rijk gemaakt. De gemeente heeft in dit kader extra middelen gekregen, in ruil voor het realiseren van specifieke ambities en streefdoelen per 2015. Volgend op de bestandsopname van de Onderwijsinspectie in 2011 stelde de gemeente Eindhoven in samenspraak met de LEA-partners een vve-kwaliteitskader op. Dit kader moest een hernieuwde basis vormen voor de gemeentebrede aanpak van vve. Het vaststellen van dit 'Kwaliteitskader vve 2012-2015' vereiste de nodige bestuurlijke creativiteit. Het document werd ongewild onderwerp van een politieke discussie over de rol en positie van het peuterspeelzaalwerk en de vermeende bevoordeling (staatssteun) ervan. Op 4 april 2012 werd het kwaliteitskader door de gezamenlijke LEA-partners vastgesteld. In het verlengde ervan werd het 'Pedagogisch raamplan Spil' op advies van een, uit vertegenwoordigers van de betrokken partners bestaande, werkgroep (en in lijn met het inspectieadvies) omgevormd tot een vierjaarlijks te actualiseren: 'Pedagogisch educatief raamplan Spil', inclusief jaarplan en vve-verbeterplan. Om samen vorm te kunnen geven aan vve werd bovendien een stuurgroep vve ingesteld (juni 2012). Deze stuurgroep bestaat uit de bestuurlijke vertegenwoordigers van de Spilpartners en de gemeente en opereert onder het LEA. De stuurgroep stelt jaarlijks een vve-plan op. Ook stuurt deze groep een aantal thematische werkgroepen aan. Deze werkgroepen houden zich (in lijn met het jaarplan) onder meer bezig met: vve taak- en rolprofielen; indiceren en actief toeleiden; actieve ouderbetrokkenheid; scholing en begeleiding en monitoring en onderzoek. In januari 2012 startte de politieke discussie over de voor vve geldende kaders (gebaseerd op de in 2010 vastgestelde uitgangspunten). Een door de nodige politieke beroering gekenmerkte gang Pagina 9 van 41
langs commissie- en raadsvergaderingen leidde uiteindelijk op 8 mei 2012 tot de vaststelling van het kaderstellend raadsvoorstel 'Doorontwikkeling voor- en vroegschoolse educatie'. Het voorstel zou een politieke 'doorbraak' betekenen, indien alle bij Spil betrokken partners (onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, jeugdgezondheidszorg) het vóór 1 juli 2012 samen eens konden worden over de organisatorische uitwerking van vve. De gemeente slaagde in die opzet. Aansluitend werd in oktober 2012 het collegedossier'Financiële uitwerking doorontwikkeling vve' vastgesteld. Een financiële vertaling van de gemeenschappelijke ambities met inbegrip van de in april 2012 met het Rijk gemaakte "Bestuursafspraken'. Op 1 januari 2013 was de harmonisatie een feit: alle peuterspeelzalen en de daarin werkzame pedagogisch medewerkers waren ondergebracht bij de kinderopvang. Scholen hadden vanaf dat moment nog maar met één, voor de totale opvang, verantwoordelijke partner te maken. Na een maand of vier stagneerde het vve-proces echter onverhoopt, als gevolg van een door kinderopvang Korein aangekondigde reorganisatie. Afnemende deelnamepercentages leidden, net als elders in het land, bij de grootste kinderopvangorganisatie van Eindhoven en omstreken tot noodzakelijke inkrimping van het personeelsbestand. Voormalige peuterspeelzaalleidsters bleven zoveel, als maar mogelijk was 'buiten schot', maar desondanks leidden wisselingen in de personele bezetting van de voorscholen tot de nodige onrust onder ouders (en medewerkers). De impact van de hiervoor genoemde contextfactoren en beleidsmaatregelen was in de periode 2011-2012 voor alle actoren, die betrokken waren op het lokale Spil- en vve beleid, groot. Het heeft er mede toe geleid, dat voorgenomen ambities om vve te versterken in Eindhoven sinds de eerste bestandsopname van de inspectie vertraging heeft opgelopen bij zowel de kinderopvangorganisaties, de scholen, als de jeugdgezondheidszorg. Sinds 2013 en -in het bijzonder het nieuwe schooljaar 2013-2014- is in alle voorzieningen een bewuste inhaalslag gaande om de kwaliteit van vve te versterken. Een herstelplan is binnen de kinderopvang opgesteld om de bestaande expertise van het peuterwerk en vve te borgen en de kwaliteit te verbeteren. Tegelijkertijd zijn de vroegscholen gestart met een analyse van vve en een vve-verbeterplan. De gemeente heeft daarbij elk Spilcentrum extra gefaciliteerd met coördinatie-uren voor verdere kwaliteitsverbetering op de werkvloer van de voor- en vroegschoolse educatie. De streefdoelen uit het Bestuursakkoord voor 2015 blijven daarbij richtinggevend onder aanmoediging van de gemeente Eindhoven en de stuur- en werkgroepen van LEA. Aansluitend op de hiervoor geschetste ontwikkelingen nam de gemeente initiatief om het toezicht door de GGD scherper te laten toezien op de kwaliteit van de kinderopvang. Niet alleen de landelijk geldende eisen, maar ook aanvullende gemeentelijke eisen. In 2013 werden alle voor certificering in aanmerking komende kinderopvanginstellingen uitgebreid geïnspecteerd. Per 1 januari 2014 zijn de vve certificeringseisen verder aangescherpt in lijn met de Bestuursafspraken. De GGD zal de voorzieningen hierop opnieuw inspecteren. Ook pakte de gemeente het non bereik aan door een regeling te treffen voor ouders met schulden (regeling betalingsachterstand). Ze breidde tevens het aantal toeleidende speelinlopen uit en verlaagt met ingang van 1 januari 2014 de instroomleeftijd van 2.5 jaar naar 2 jaar en 3 maanden. Dit alles in nauw overleg met de Spilpartners en het LEA-beraad. Ook is vastgesteld dat de jeugdgezondheidszorg ZuidZorg doelgroep peuters indiceert en doorverwijst naar een voor vve gecertificeerde kinderopvangvoorziening. ZuidZorg is tevens verantwoordelijk voor de toeleiding. Om meer zicht te krijgen op het feitelijk bereik van doelgroep peuters, heeft de gemeente bovendien een evaluatie onderzoek uitgezet, dat met ingang van 2014 plaats vindt. De gemeente investeerde (en investeert) ook in de verdere verbetering van de lokale vve-monitor. Een pitot "vve-monitor Eindhoven' is hiervoor uitgezet. Ervaringen leiden ertoe, dat met kleine aanpassingen deze wijze van monitoring in 2014 stadsbreed wordt ingevoerd. Parallel aan de doorontwikkeling van vve (Spilniveau) vindt momenteel een verandering in de externe zorgstructuur plaats. De vorming van generalistisch opererende wijkteams ('WIJ Eindhoven') is van invloed op de bestaande Spil zorgstructuur. De rol van de min of meer schoolgebonden j e u g d - en gezinswerker wordt geleidelijk overgenomen door de "WIJ generalist", die niet de schoot, maar het gezin als vertrekpunt hanteert. Over deze ontwikkeling bestaat bij scholen de nodige zorg (evenals als over de toekomstige rol en positie van het CJG); voor de gemeente was dit aanleiding om een aantal afstemmingsbijeenkomsten te beleggen (juni en oktober 2013).
Pagina 10 van 41
2.2 Overzicht van de voor- en de v r o e g s c h o l e n In Eindhoven Voorafgaand aan de digitale vragenlijst is gevraagd naar een overzicht met de vvepeuterspeelzalen en -kinderdagverblijven (dus: de voorscholen) en de bijbehorende vroegscholen (de vve-basisscholen). De onderwijsinspectie heeft met gebruikmaking van de DUO-telgegevens per 1 oktober 2012 met het percentage gewichtenleerlingen van 4 en 5 jaar dat overzicht, indien nodig, nader ingevuld: zie tabel 1.1. Hierbij is er van uitgegaan dat scholen die 20 procent of meer gewichtenkleuters hebben gezien kunnen worden als een 'vroegschool'. Tabel 2.2: Overzicht van de voor- en vroegscholen in de gemeente Eindhoven. Alle onderstaande locaties hebben een digitale vragenlijst gekregen en (voor)scholen met * zijn ook bezocht. Locaties met een # zijn niet-vve gecertificeerd (31 december 2013). Voorschool: peuterspeelzaal Korein Jozef Israëls SKON De Blauwe Libel* Dikkie Dik Barrier SKON De Blauwe Fazant Korein Mendelsohnin 3 * Mendelsohnin 217 Korein Samariain* (Pachtakker) Korein Tafelbergpl Kids Soc.Erica Lievendaal* Kdv Billies* Dikkie Dik Jagershoef* Korein Wenckenbachin Korein Gen Boreelpad Korein St Petrus Canin Korein Barrierweg* KOV 't Parelbosch Pasqualiniestr en De Waghemaekerstr. Korein Bennekelstraat Korein Hemelrijken*
Vroegschool: Basisschool BoschAkker Louis Buelens* De Opbouw Drents Dorp Karei de Grote*
Spilcentrum
Cornelis Jetses*
Vlokhoven
Driesprong De Schakel*
Tafelbergplein Lievendaal
De Tweelingen* De Tempel Korenaar (Elegaststr)* 't Palet Rapenland Beppino Sarto Atalanta*
Eckart
Kameleon Fellenoord* Tarieq Ibnoe Ziyad EBS Online Sbao Reis van Brandaan
Boschakker Mirabelweg Drents Dorp Genderdal
Jagershoef Boschdijk Generalenbuurt Burghplan Mensfort
Bennekel Fellenoord
Het Avontuur KOV Korein Sliffertsestraat Korein Florain west Dikkie Dik Driestam Korein Seringenstraat Little Jungle Papa Leeuw Korein Marseillein Korein Keverberg KC De Droomwereld Korein Kwartelstr Korein Schouwbroekseweg Little Jungle Pappa Aap pov Acht Korein Zeelsterstr Pagina 11 van 41
Little Jungle Mamma Olifant Korein Topaasring Korein Belgiëplein # Korein Ouverture 6 Korein Normandiëlaan Korein M.v.Bourgondiëln Korein Waterlinie Korein Grasland Little Jungle Mamma Zebra Korein Urkhovenseweg Korein vd Muydenstr # Korein Muzenin Korein Fransebaan Bloemenkinderen # Korein Don Boscostr Korein St Adrianusstr. Korein Aldendriel Korein Keverberg KDV De Kleine Prins Korein Herm.Gorterln Korein Meerbos SKON De Blauwe Krokodil # Korein Noordzeein Korein Poeijerstr Korein Otterstr Korein Heezerweg # Korein Avondroodstr # Korein Tongelresestr # Korein Clusein Korein St.Lidwinastr # Korein Vuurvogel Korein Tarwein Korein Fakkelln # Bambino's Home noord Kruimel KOV Wonderboom Korein Baarie Hertogin Korein St Trudostr 2.3 Lijst met de v v e - d o c u m e n t e n die de gemeente heeft a a n g e l e v e r d De volgende documenten zijn door de gemeente Eindhoven aangereikt: • Vragenlijst inspectie van het onderwijs voor de gemeente: vve monitor 2013. • Bestuursafspraken G4/G33-Rijk Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen, periode 2012-2015. • Voor- en vroegschoolse educatie Eindhoven 2012-2015, kwaliteitskader inclusief O bijlage Financiering. O bijlage Doorgaande leerlijn en kwaliteitszorg, april 2012.
Pagina 12 van 41
•
SPIL Centrum: pedagogisch, educatief raamplan. Versluis H. , mei 2012. Raadsvoorstel Doorontwikkeling voor- en vroegschoolse educatie, 1 mei 2012, inclusief O Amendement bij dit raadsvoorstel Uitwerking gezamenlijk voorstel spilpartners doorontwikkeling vve, 8 mei 2012. O Motie bij dit raadsvoorstel Eindverantwoordelijkheid bij het onderwijs voor vve, 8 mei 2012. Intentieverklaring Organisatorische uitwerking doorontwikkeling voor en vroegschoolse educatie, 18 juni 2012. Besluit Nadere regels tot wijziging van de nadere regels subsidie ouderbijdrage voor- en vroegschoolse educatie 2013-2014, 27 november 2013. Besluit Nadere regels subsidie ouderbijdrage voor en vroegschoolse educatie 2013-2014, 16 juli 2013. Raadsvoorstel Actualisering financiële doorontwikkeling vve (2014-2015), 4 november 2013. Raadsvoorstel Verlaging instroomleeftijd voor- en vroegschoolse educatie (vve), 12 november 2013, 13R5623, dosslernr. 13.46.551 Rapport Pilot vve monitor Eindhoven, 19 november 2013, OCGH Peeters. Subsidievoorwaarden: Per 1 januari 2014 geldende vve-certificeringseisen voor voorschoolse instellingen in Eindhoven (herstelplan) Afspiegelingsonderzoek primair onderwijs Eindhoven 2013, oktober 2013, BlO-rapport, Hogervorst, C. Vve-inspecties 2013, een korte analyse, GGD Brabant zuidoost Onderzoek doelgroepbereik vve, gemeente Eindhoven, BiO, Hogervorst C, april 2013. Leefstijlen in Eindhoven, sector communicatie gemeente Eindhoven, september 2012. Knelpunten en gewenste situatie ouderbeleid, bron onbekend, tijdstip van uitgave onbekend Overzicht vve verbeterplannen 2013-2014, gemeente Eindhoven, tijdstip van uitgave onbekend.
Daarnaast is gebruik gemaakt van (instellingsgebonden) documenten en gesprekken die door de Kinderopvangorganisatie Korein is aangereikt en door de schoolbesturen SKPO en Salto. 2.4 Het g e m e e n t e l i j k e w e - b e l e i d In deze paragraaf geeft de inspectie haar bevindingen weer over het gemeentetijk vve-beleid. Per domein wordt weergegeven op welke punten de inspectie het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende ('3') beoordeelt, waar nog verbeterpunten worden gezien, zowel zonder ('2') als met ('1') afspraken en op welke punten de gemeente als een voorbeeld voor anderen gezien wordt ('4'). De inspectie baseert haar bevindingen op de uitkomsten van haar verificatie van de digitale vragenlijst door middel van documentenanalyse, gesprekken met betrokkenen en informatie uit locatiebezoeken. Waar de bevindingen van de inspectie afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente wordt dit vermeld en onderbouwd.
Pagina 13 van 41
HET GEMEENTELIJK VVE-BELEID lal Definitie doelgroepkind la2 Bereik la3 Toeleiding la4 Ouders la5 Integraal vve-programma la6 Externe zorg la7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen laS Doorgaande lijn la9 Resultaten Ib Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau Ic Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau DE VVE-CONDITIES 2a GGD-rapport 2b Gemeentelijk subsidiekader
1
2
3
4 •
• • • • • • • • • •
• •
De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht, dat door de gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer informatie hierover zie www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Kinderopvang. In het hiernavolgende volgt een toelichting op de beoordeelde indicatoren. Daarbij wordt eerste stil gestaan bij de verbeterpunten al dan niet met een afspraak, daarna de als voldoende beoordeelde indicatoren en tot slot de indicatoren die kunnen dienen als voorbeeld voor anderen. Toelichting ' 1 ' Verbeterpunten met een afspraak De inspectie heeft, net als in het voorgaande onderzoek in 2 0 1 1 , géén verbeterpunten vastgesteld die vragen om een afspraak. ' 2 ' Verbeterpunten In de gemeente Eindhoven zijn na de harmonisatie van de peuterspeelzalen in de kinderopvang en de reorganisatie van de kinderopvang voortvarend positieve ontwikkelingen in gang gezet. In de bestandsopname van vve in november 2011 werden de volgende indicatoren door de inspectie als verbeterpunt benoemd: bereik, toeleiding, ouders, de interne kwaliteitszorg op de locaties, het in kaart brengen van de resultaten en het systematisch evalueren en verbeteren van vve. Drie ervan gelden nu nog als verbeterpunt: bereik, ouders, naast systematische evaluatie en verbetering van vve. Afgelopen periode is er door de gemeente ook voor deze punten het initiatief genomen om ze te versterken. Nu is het echter vooral belangrijk deze verder te implementeren en te borgen (bereik en evaluatie en verbetering van vve) en op onderdelen (ouders) verder te verbeteren. De start hiervan in schooljaar 2013-2014 is nog pril. Ia2 Bereik De periode 2011 en 2012 was een onrustige periode in de gemeente Eindhoven om vve en de voorscholen goed te positioneren. Dit heeft ook gevolgen gehad voor het inzicht en overzicht van de gemeente op het feitelijk bereik van de doelgroep peuters in die periode. Inmiddels is de gemeente er met ZuidZorg (de jeugdgezondheidszorg), de kinderopvangvoorzieningen en de schoolbesturen in geslaagd het lokale vve-beleid voortvarend door te ontwikkelen. In het vve-kwaliteitskader meldt de gemeente dat zij eind 2010 gemiddeld 4 7 % van de doelgroep leerlingen tussen 2 jaar en 6 maanden en 4 jaar bereikte, waarvan 3 2 % een vve-programma volgde. Uit de nulmeting van de inspectie in 2011 bleek, dat Eindhoven de gestelde 7 0 % bereik van doelgroep peuters bij lange niet haalde. Ten minste een derde van de doelgroep maakte toen geen gebruik van de peuterspeelzaal. Pagina 14 van 41
Na vaststelling van het lokale vve-kader in 2012 heeft de gemeente de hoge ambitie om 100% bereik van alle Eindhovense peuters te realiseren. Alle peuters tussen 2 jaar en 6 maanden (vanaf 1 januari 2014 2 jaar en 3 maanden) en 4 jaar komen daarbij in aanmerking voor subsidiëring van twee dagdelen vve. De doelgroep kinderen komen daarbij -geïndiceerd door ZuidZorg- in aanmerking voor nog twee extra dagdelen. Aansluitend heeft de gemeente (financiële) maatregelen getroffen om 100% bereik na te streven. Op 1 oktober 2012 diende de gemeente echter vanuit de landelijke definitie doelgroepkinderen 254 kindplaatsen te creëren. Vanuit de, in 2012, bijgestelde lokale definitie voor doelgroep peuters zou de gemeente zelfs 763 kindplaatsen moeten creëren. De gemeente had er toen echter geen zicht op hoe het bereik feitelijk was. Het proces van het harmoniseren van het peuterwerk in de kinderopvang in 2012 werkte hierbij vertragend en belemmerend. Inmiddels is er stevig beleid gemaakt op het vergroten van het bereik en het inzichtelijk maken ervan. Vanaf 2013 is ZuidZorg belast met de indicering van doelgroep peuters. Met ingang van 2013 acht de gemeente Eindhoven zich in staat meer en beter zicht te krijgen op het feitelijk bereik. Zo heeft de gemeente de bestuursinformatiedienst (BiO) de opdracht gegeven het daadwerkelijke bereik van vve onder de doelgroep te onderzoeken. De gegevens worden grotendeels aangeleverd door ZuidZorg. ZuidZorg dient bovendien ook zélf verantwoording af te leggen over dezelfde zaken. Afgesproken is dat BiO en ZuidZorg gezamenlijk optrekken om dubbel werk te voorkomen. Als peildatum is 1 januari 2014 aangehouden. Het nieuwe beleid is sinds 1 januari 2013 volledig geëffectueerd. Centrale vragen voor de evaluatie zijn: in welke mate wordt de doelgroep bereikt; waar zitten nog lacunes in het bereik en welke resultaten zijn er bereikt onder het nieuwe beleid? Daarnaast start de gemeente in 2014 met een gerichte monitoring van de effecten van het vve-beleid, waaronder ook het feitelijk bereik. De voornemens om goed zicht te krijgen op het bereik, een verantwoording ervan te geven en op basis van deze rapportage geformuleerde verbeterpunten aan te reiken bieden voldoende vertrouwen, dat dit verbeterpunt in 2014 zich voldoende door ontwikkelt. Ia4 Ouders In het inspectierapport van 2011 heeft de inspectie de indicator die gaat over de actieve betrokkenheid van ouders, als een duidelijk verbeterpunt benoemd. Het is dan ook niet zonder reden, dat de ouderbetrokkenheid een actiedomein en verbetertraject is en blijft binnen Eindhoven met ambitieuze doelen. In de gemeente Eindhoven is -na de bestandsopname van vve door de inspectie- het informeren, toeleiden, ondersteunen en begeleiden van ouders primair belegd bij de Spilpartners: de kinderopvang en het onderwijs. In het verlengde zijn daarnaast medewerkers van de Lumensgroep betrokken, waaronder de jeugd- en gezinswerker, het (school)maat5Chappelijk werk en -nu de transitie jeugdzorg meer en meer plaats vindt- medewerkers van de wijkgericht opererende WIJ Eindhoven generalisten. Bovendien hebben de consultatiebureaus en de GGD vanuit hun basistaken de opdracht gekregen ouders bij te staan in hun opvoedende taak voor -in het bijzonder- de doelgroep kinderen van de voor- en vroegschool. In het gemeentelijk kwaliteitskader vve meldt de gemeente, dat de raad het vergroten van ouderbetrokkenheid- vooral in het creëren van een stimulerende omgeving voor hun kind- als een belangrijk instrument ziet bij het tegengaan van achterstanden bij risicoleerlingen. Het is daarom in 2012 bij de doorontwikkeling van vve- een gemeentelijke eis om ouderbetrokkenheid verder uit te breiden. De gemeente refereert daarbij aan onderzoek dat aantoont dat, als ouders adequaat zijn geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind en thuis extra met hun kind bezig zijn, in aansluiting wat het kind op de voorschool doet, dit een positief effect heeft op de leerresultaten. Ouderbetrokkenheid kan onder meer worden vergroot door het inzetten van een meer gezinsgerichte vve-aanpak. Daarbij merkt de gemeente op, dat er wel verschil is tussen ouders. Ouders verschillen in gedrag, opvattingen, mentaliteit, overtuiging en ook wat betreft achtergrond en situationele kenmerken. Bij het denken over en vormgeven aan ouderbetrokkenheid spelen deze verschillen steeds een rol. In het vve-kader stelt de gemeente, dat tussen de kernpartners van de Spilcentra een passend ouderbeleid dient te worden verwoord en uitgevoerd, dat recht doet aan de behoeften en mogelijkheden van de ouders van de betreffende locatie.
Pagina 15 van 41
De Spilpartners dienen hun ouderbeleid In het educatieve, pedagogisch raamplan te verantwoorden. Dit is een door de gemeente verplicht gesteld subsidie-instrument, waarin de uitgangspunten zijn beschreven hoe de Spilcentra zich moeten verantwoorden over hun Spil- en daarbinnen hun vve- en ouderbeleid. In het raamplan zijn onder meer'opvoedingsondersteuning en ouderbetrokkenheid' als functies van het Spilcentrum opgenomen. Uitgangspunt is, dat ouders de partners binnen Spil zijn. Met de ouders wordt daarom aan de hand van verschillende domeinen gesproken over het gewenste aanbod van Spil. In de praktijk varieert deze inventarisatie van behoeften van ouders nog per Spilcentrum. Richtlijn is, dat de Spilcentra verplicht drie vormen van ouderbetrokkenheid: 'communiceren, participeren en beïnvloeden' onderscheiden. Ook wordt in het Spilraamplan een aantal kwaliteitscriteria ten aanzien van ouderbeleid voorgeschreven, zoals: 'er is sprake van een gericht ouderbeleid binnen vve'; 'ouders worden vooraf adequaat geïnformeerd over het w e - a a n b o d ' ; 'er wordt gewerkt met een standaard intake'; 'ouders worden gestimuleerd ontwikkelingstimulerende activiteiten thuis aan te bieden'; 'ouders participeren in vve-activiteiten in de voor- en vroegschool'; 'ouders worden geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind' en 'er wordt rekening gehouden met hun thuistaal'. Het educatief pedagogisch Spilraamplan beschrijft vooral de weg naar een ouderbeleid, dat een Spilcentrum specifiek moet invullen. In het plan van aanpak wordt de uitwerking van een dergelijk beleid nog vooral op het niveau van de instelling neergelegd, met het risico op versnippering en niet-gewenste accenten. Een noodzakelijke onderbouwende analyse van de ouderpopulatie ontbreekt nog veelal op een Spillocatie. Ook op stedelijk niveau ontbreekt het nog een heldere analyse van de ouderpopulatie, die de gemeente wil bereiken en komen daaruit volgend resultaatgerichte doelen van dat noodzakelijke lokale ouderbeleid nog niet uit de verf. Gestelde percentages uit het bestuursakkoord blijven vooralsnog grotendeels fictief. De belemmerende randvoorwaarden vanwege onder meer de harmonisatie, staatsteun en het Middelburgarrest vertraagden de gemeentelijke ambities. Dat geldt ook voor de vertraging van de inzet van Spilcentra bij het opstellen en implementeren van de vereiste Spilplannen. Sinds schooljaar 2013-2014 is er echter meer stabiliteit in de personeelssamensteling in de voor- en vroegscholen. De Spilmeerjarenplannen konden nu opgesteld worden en die zijn bij de gemeente ter verantwoording ingediend. Er was daarnaast tot voor kort maar beperkt zicht op het gevoerde vve- en ouderbeleid bij de LEAstuurgroep en bij de gemeente of de implementatie ervan op de Spillocaties, conform planning, plaats vindt, wat de kwaliteit ervan is en of deze beantwoordt aan de gestelde criteria. Inmiddels is de gemeente met de LEA-stuurgroep zover, dat ze met hulp van de lokale thematische werkgroep 'actieve ouderbetrokkenheid' het ouderbeleid nieuw leven in blaast om het verder te richten in overeenstemming met de verwoorde ambities. Zaak is nu enerzijds op gemeentelijk niveau een analyse van de ouderpopulatie van de vve doelgroep ouders op te stellen en specifieke doelen op lokaal niveau resultaatgericht daarvan af te leiden. Anderzijds is het nodig gericht te gaan monitoren op de Spilcentra op de kwaliteit van de implementatie van de noodzakelijk geachte activiteiten voor ouders van doelgroep kinderen en de bereikte effecten in het vergroten van kansen in groep 3. ic Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau Na de harmonisering van de peuterspeelzalen in 2012 en de reorganisatie van de kinderopvang in 2013 hebben alle partners in Eindhoven zich gericht op een inhaalslag en het verder versterken van vve in de stad. In 2013 kwam de focus van de gemeente opnieuw op de evaluatie en effectmeting van het eigen vve-beleid, op afspraken, op de uitvoering en op de resultaten te liggen. Het doorlichten van de ingediende Spilraamplannen, en de vve-verbeterplannen ( met analyse) door de gemeente is hier een eerste voorbeeld van. De gemeente heeft deze plannen echter nog niet geëvalueerd, op effecten beoordeeld en hierover gerapporteerd. Ook zijn nog geen verbeterpunten benoemd. Dat komt, volgens de gemeente, in 2014 aan bod. Zoals gezegd, is daarnaast de opdracht voor BiO om samen met ZuidZorg het bereik van de doelgroep peuters te evalueren een initiatief, dat de gemeente genomen heeft. Ook de pilot 'Monitoring' in 2013 is een voorbeeld van aandacht voor evaluatie. In deze aanpak worden goede aanzetten gegeven hoe te evalueren in combinatie met een aantal aanbevelingen ter verbetering. In de eerste rapportage in november 2013 is over de bereikte effecten van vve op een tiental Spil/vve-voorzieningen geschreven.
Pagina 16 van 41
De gemeente heeft -na de nulmeting van de inspectie in 2011- volop initiatieven uitgewerkt om nu systematisch het lokale vve-beleid te gaan evalueren. In 2013 ontbreekt het echter nog aan stadsbrede rapportages met onderbouwde conclusies over de effecten van het vve beleid en met de verbeterpunten voor de komende periode. De indicator blijft daarom nog een verbeterpunt voor de gemeente. Het beleid met betrekking tot de beoogde beleidsevaluatie is nog maar nèt als pilot afgerond en de werkwijze en procedures moeten nog definitief vastgesteld worden en daarna geïmplementeerd. Samenvattend verbeterpunten '2' De start hiervan in schooljaar 2013-2014 ts nog pril. Ga door op de ingeslagen weg! • Leg accent op het implementeren en borgen van het bereik en evaluatie en verbetering van vve. Ga door met de uitvoering en verdere doorontwikkeling van de voornemens om goed zicht te krijgen op het (non) bereik en vergroot het bereik in de lijn met de gemaakte bestu u rsaf spraken. • Verbeter het ouderbeleid enerzijds door op gemeentelijk niveau een analyse van de ouderpopulatie van de vve doelgroep ouders op te stellen en specifieke doelen op lokaal niveau resultaatgericht daarvan af te leiden. Anderzijds door gericht te gaan monitoren op de Spilcentra op de kwaliteit van de implementatie van de noodzakelijk geachte activiteiten voor ouders van doelgroep kinderen en de bereikte effecten in het vergroten van kansen in groep 3. • Nu de monitoring een feit is in 2014, besteed zorg aan de implementatie bij alle deelnemende voor en vroegscholen, stel stadsbrede rapportages op met onderbouwde conclusies over de effecten van het vve beleid en met de verbeterpunten voor de komende periode. ' 3 ' Voldoende Op gemeentelijk niveau zijn nu verreweg de meeste indicatoren als voldoende bestempeld. Vooral het beleid met betrekking tot de toeleiding, de interne kwaliteitszorg op de locaties en het in kaart brengen van de resultaten is verbeterd ten opzichte van 2011 en is zichtbaar in de praktijk op de Spilcentra geïmplementeerd. laS Toeleiding In het vve kwaliteitskader geeft de gemeente Eindhoven aan dat de jeugdgezondheidsorganisatie ZuidZorg een belangrijke rol speelt bij de vroegsignalering en het bereik van ouders en kinderen. Ook binnen de wet OKE komt hun rol in het toeleidingsproces duidelijk naar voren. In 2010 had ZuidZorg een bereik van 99.5% van de kinderen van 2 jaar en 95% van de kinderen van 2 tot en met 4 jaar. Na vaststelling van het vve kader en de harmonisatie van het peuterwerk in de kinderopvangvoorzieningen zijn de consultatiebureaus van ZuidZorg 1 januari 2013 daadwerkelijk uitvoerend begonnen de doelgroep kinderen in kaart te brengen en die naar de vve- voorziening toe te leiden. De ervaring binnen ZuidZorg leert, dat de implementatie van deze opdracht op de werkvloer ook in 2014 nog ondersteuning en coaching van de medewerkers vraagt. De LEA-partners met de gemeente Eindhoven hebben ervoor gekozen de toeleiding van vve doelgroepkinderen naar de voorschool centraal plaats te laten vinden binnen de jeugdgezondheidszorg, in aansluiting met het onderwijs(bestuur). Een lokale LEA-werkgroep 'Indiceren en toeleiding', bestaande uit vertegenwoordigers van de jeugdgezondheidszorg, de kinderopvangorganisaties, het onderwijs en de gemeente hebben een stappenplan ontwikkeld. Dat moet door de jeugdgezondheidszorg en de kinderopvangorganisaties worden gevolgd. Het consultatiebureau van ZuidZorg indiceert op basis van eigen screeningsprotocollen en registreert daarbij de indicatie vve in het elektronisch kinddossier. Ouders worden dan geïnformeerd door ZuidZorg en er vindt actieve toeleiding plaats door beschikbare medewerkers van bijvoorbeeld de Lumensgroep of Humanitas (opvoedingsondersteuners, maatschappelijk werkers) of pedagogisch adviseurs van het Centrum voor Jeugd en Gezin en/of (nu de transitie jeugdzorg plaats vindt) medewerkers van de nieuwe wijkteams de zogenaamde WIJ Eindhoven generalisten. Eind 2013 was het echter voor de jeugdgezondheidszorg moeilijk realistisch te registreren of ouders gebruik maken van een voorschool en van welke voorschool. Dit knelpunt wordt in de lokale werkgroep 'indiceren en actief toeleiden' ingebracht en wordt daarna aangepakt. Aansluitend is belangrijk, dat in het kader van toeleiding tot opvoedingstimulering en ondersteuning van vve recent door de gemeenteraad is besloten, dat er negentien wijkgerichte Pagina 17 van 41
speelinlopen georganiseerd worden. Deze speelinlopen zijn gratis en bedoeld voor ouders met peuters van anderhalf tot tweeëneenhalf jaar ter optimalisering van de toeleiding naar vve. Ze worden georganiseerd op die Spilcentra waar de populatie uit 2 0 % of meer doelgroepkinderen bestaat. Bovendien heeft de gemeente Eindhoven zich ingespannen om beleid vast te stellen om vve voor alle peuters toegankelijk te maken en ouders te stimuleren om hun kinderen een vve gecertificeerde voorschoolse voorziening te laten bezoeken. Nadere subsidieregels om de bijdrage van de voor- en vroegschoolse educatie voor elke Eindhovense ouder toegankelijk te maken zijn hiervoor door het college van burgemeesters en wethouders bekend gemaakt. Om de toeleiding optimaal te laten werken en 100% bereik te realiseren komt nu geleidelijk in Eindhoven steeds beter in beeld hoe het gesteld is met het non bereik. Vooral de analyse van de jeugdgezondheidszorg over het bereik in 2013 biedt daarbij belangrijke informatie om elk geval van non bereik doel gericht aan te (gaan) pakken. Ia5 Integraal vve-programma Binnen de gemeente Eindhoven zijn afspraken gemaakt over het te hanteren integrale vveprogramma, waarin aandacht wordt besteed aan de ontwikkelingsgebieden taal, rekenen, sociaalemotioneel en motoriek. Daarbij is de keuze van de Spilcentra vrijgelaten. Spilcentra maken momenteel gebruik van Piramide, Puk en Ko/Ko Totaal, Basisontwikkeling met Startblokken; incidenteel Kaleisdoscoop, Peuter- en Kleuterplein. Ook Schatkist en LoGO 3000, naast de woordenlijst van lOOlSLO blijken in de Spilraamplannen van 2013-2014 voor te komen. Na de bestandsopname hebben de vve-partners vooral meer werk gemaakt van het invoeren van een genormeerd kind volg systeem op zowel de voor- als vroegscholen. Menige voorschool is sinds dit schooljaar bezig met de invoering van het observatie- en registratiesysteem 'KIJK' in navolging van de vroegschool, waar zij mee samenwerken. Op alle vroegscholen worden daarnaast al jarenlang de kleutertoetsen voor taal- en rekenontwikkeling van het Cito gebruikt. Op gemeentelijk niveau is het wenselijk verdere aandacht te blijven besteden aan de doorgaande lijn in deze vve-programma's tussen de voor- en vroegscholen. Dit temeer, omdat personeel op verschillende locaties gewisseld is en nog niet helemaal thuis is in het verkozen vve-programma. Tevens is het van belang, dat met elkaar vastgesteld wordt welke aanvullende programma's gebruikt worden op die locaties waar veel of minder veel doelgroep vve-kinderen verblijven. Te denken valt dan aan bijvoorbeeld aanvullende woordenschatprogramma's. Ia6 Externe zorg In Eindhoven streven de schoolbesturen en kinderopvangvoorzieningen er mét de gemeente naar om de zorg primair te beleggen bij de intern begeleider van de basisschool (analyse en advies) en de teamcoach/teamleider van de kinderopvang (signaleren). In de Spilcentra is veel ervaring opgebouwd om de externe zorg af te stemmen op de interne zorg van onder meer de voor- en vroegscholen. Het is een arbeidsintensieve aanpak, waarbij in Eindhoven meer dan gemiddelde aandacht is voor een effectieve ketenaanpak. Daarbij staat steeds voor ogen 'het kind en zijn gezin' direct hulp te bieden. Dit komt mede voort uit het feit, dat de gemeente al in 2006 haar Spilcentra liet doorlichten op een effectieve ketenaanpak in het oplossen en voorkomen van problemen met 0-12 jarigen in Spilcentra door de inspectie Samenwerkend Toezicht Jeugd (voorheen Integraal Toezicht Jeugdzaken). Op basis van de bevindingen uit dit onderzoek is de externe zorg verder ingericht en verbeterd. De zorgstructuur is vastgelegd in het pedagogisch en educatief Spilraamplan van de voor- en vroegscholen. Om het uitgangspunt van Spil: 'risico situaties worden gezamenlijk aangepakt' te realiseren, is samenwerking tussen de partners en disciplines binnen Spil noodzakelijk. Er wordt gewerkt op basis van de zorgpiramide met vijf zorgniveaus, die te vinden is in het beleidskader van Spil. Binnen elk Spilcentrum is er een breed Spilzorgteam, dat volgens de uitgangspunten van Samenwerkend Toezicht Jeugd werkt. Zo werkt het brede Spilzorgteam met gebundelde informatie in een gezinskaart. Het probleem, evenals de oplossingsrichting worden door de gezamenlijke Spilpartners vastgesteld. Er wordt een casuscoördinator benoemd en bekeken wordt wat het Spilcentrum zelf aan oplossingen kan aandragen om het probleem met het kind en in het verlengde het gezin aan te pakken. Vervolgens wordt een gezamenlijk actieplan opgesteld met medewerking of medeweten van de ouders en terugkoppeling aan de ouders. Daarnaast wordt een signaal afgegeven aan het lokale signaleringssysteem 'Zorg voor Jeugd' en wordt eventueel doorverwezen naar het Centrum voor Jeugd en Gezin en of samenwerking gezocht met wijkteams. Pagina 18 van 41
Dit alles zou kunnen leiden tot een goed voorbeeld voor anderen, maar met de transitie van de jeugdzorg staat deze opgebouwde expertise onder druk. Spilcentra maken zich hier zorgen om. De deelname van een kind- en gezinswerker of een schoolmaatschappelijk werker, die momenteel structureel aan een Spilcentrum zijn verbonden en ook aan het brede Spilzorgteam deelnemen, worden vervangen door de WIJ Eindhoven generalisten, die wijkgericht opereren. Voor de gemeente is het daarom belangrijk om deze transitie kritisch te volgen en vooral de effecten in beeld te brengen op de preventieve en curatieve aanpak bij gesignaleerde risico's bij -in het bijzonder vve-doelgroepkinderen- en hun gezinnen: Worden de risicokinderen en -gezinnen tijdig en met effect geholpen? Ia7 Interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen Effecten van vve zijn mede afhankelijk van de kwaliteit van de vve die geleverd wordt door de voor- en vroegscholen. Het gaat dan om pedagogische en didactische vaardigheden van de medewerkers, de wijze waarop het vve-programma gebruikt wordt, de zorg en begeleiding die aangeboden wordt, de inrichting van de ruimtes enzovoorts. Van voor- en vroegscholen wordt verwacht, dat ze deze kwaliteit regelmatig evalueren, verbeteren en borgen. Na de nulmeting van de inspectie in 2011 heeft de gemeente -in samenspraak met de schoolbesturen en besturen van kinderopvangorganisaties- haar eisen wat betreft het pedagogisch Spilraamplan verbreed naar een educatief, pedagogisch Spilraamplan. Dit plan is (inclusief het jaarplan, het vve-verbeterplan en het verplichte jaarverslag) hét centrale kwaliteitszorginstrument, waarmee elk Spilcentrum zich jaarlijks verantwoordt. Voorwaardelijk om dit plan adequaat in te kunnen vullen, is een interne analyse op de kwaliteit van vve. Subsidievoorwaarden, ook geactualiseerde, zijn aan deze planvorming gekoppeld. Om aan de planverplichting tegemoet te komen heeft de gemeente coördinatie-uren beschikbaar gesteld bij de directie van elk Spilcentrum om de integrale eindverantwoordelijkheid voor het Spilbeleid op zich te nemen. Ook is elk Spilcentrum gefaciliteerd met 7 uur vve-coördinatie en 4 uur plan-coördinatie. De toekenning van deze uren was extra nodig na de harmonisatie. Door de gedwongen wisseling van medewerkers bleek de vve-voortgang niet overal vanzelfsprekend. De gemeente heeft daarbij normen, waaraan de vve-voorzieningen in de Spilcentra moeten voldoen, vastgesteld. Voorbeelden hiervan zijn: er is een vve-coördinator; de voor- en vroegschool evalueren de kwaliteit en de opbrengsten van vve regelmatig; borgen de kwaliteit van vve en er wordt opbrengstgericht gewerkt. Daarnaast heeft de gemeente recent besloten alle Spilpartners te laten deelnemen aan de nieuwe vve-monitor. In september 2014 komt de eerste rapportage over de effecten van het lokale vve-beleid. Overwogen kan worden of de gemeente daarnaast geen gebruik gaat maken van audits, om de opgebouwde kwaliteit van vve structureel te borgen. Geconcludeerd kan worden, dat de gemeente Eindhoven alles in het werk stelt om de interne kwaliteitszorg op de vve-locaties tot een succes te maken. Er is echter nog aandacht nodig voor de daadwerkelijke implementatie en borging van alle beleidsvoornemens, die de vve-voorzieningen in hun plannen hebben vastgelegd. Daar heeft de gemeente, maar ook in een aantal gevallen schoolbesturen en besturen van kinderopvangorganisaties, momenteel feitelijk nog te weinig zicht op. Vooral in 2012 is de uitvoering van vve op menige locaties onder druk komen staan. Beschreven contextfactoren speelden hierbij een rol. Medio 2013 zijn de meeste Spilcentra echter voortvarend aan de slag gegaan hun plannen uit te voeren. Vanuit de kinderopvangvoorzieningen is sprake van een inhaalslag en correctie op basis van een herstelplan, dat uit elf blokken bestaat. Vanuit de basisscholen is men begonnen om het onderwijs aan het jonge kind verdergaand te verbeteren of te borgen. Op menige vve locatie oriënteert men zich bovendien hoe de doorgaande lijn verder te optimaliseren. Dat geldt bijvoorbeeld voor de inzet van de toegekende coördinatie uren, voor het aanbod, voor de afstemming van de zorg en begeleiding, voor het ouderbeleid, maar ook voor het gemeenschappelijk handelen als vve-team. Besturen van de kinderopvang en schoolbesturen hebben -nu er weer duidelijkheid is over vve- geleidelijk in 2013 hun verantwoordelijkheid hernomen om vve door te ontwikkelen en de gestelde doelen uit het Bestuursakkoord 2012-2015 waar te maken.
Pagina 19 van 41
Ia8 Doorgaande lijn Een soepele doorgaande lijn van de voorschool naar de vroegschool is belangrijk voor succesvol vve. Met de 'knip' in vve-middelen in 2006 (vve-geld voor voorscholen gaat naar de gemeente; vve-geld voor vroegscholen komt terecht in de lump sum van het primair onderwijs) is het extra belangrijk dat de gemeente hier gericht beleid op ontwikkelt, dit vaststelt en de uitvoering ervan borgt. In Eindhoven zijn er goede initiatieven genomen hier beleid op te ontwikkelen en vast t e stellen. De structurele inbedding van het vve-beleid in de Spilcentra is hiervan het beste voorbeeld. Ook de Spilplanverplichting om het vve beleid met de kernpartners van Spil jaarlijks te verantwoorden is hiertoe een goede opmaat. Daarnaast zijn er in de gemeente goede afspraken gemaakt over de samenwerking tussen de vve-partners. De gemeente faciliteert hierbij de coördinatie van vve. Ook zijn er afspraken over de overdracht van kindgegevens en is een warme overdracht verplicht. Komend jaar is het voornemen om het overdrachtsformulier tussen de voor- en vroegschool verder aan te scherpen en te standaardiseren. Nu kan dit per voor- en vroegschool nog verschillen. Een belangrijk aandachtspunt voor de komende periode is vooral de verdere implementatie en borging van de gemaakte afspraken op de Spillocaties. Ook is het van belang, dat de gemeente aandacht besteedt aan geschikte werkafspraken tussen voorscholen - waarvan de peuters naar meerdere vroegscholen uitstromen- en betrokken vroegscholen. Schoolbesturen, besturen van kinderopvangvoorzieningen en gemeente zien er op toe dat de gemaakte afspraken en beoogde voornemens uitgroeien tot een goed praktijkvoorbeeld in 2014. Ia9 Resultaten In 2013 heeft de gemeente met de Spilpartners stevig geïnvesteerd om tot een nieuwe vve monitor te komen, een monitor waarin de resultaten meetbaar zijn uitgewerkt. De bestaande monitor van Fontys Vides is hiermee komen te vervallen. In de periode augustus-november 2013 vond een pilot 'Monitoring' plaats onder leiding van OCGH advies in opdracht van de gemeente. Een lokale LEA-werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de schoolbesturen Salto en SKPO, de voorschoolse instellingen Korein, Billies, Dikkie Dik en Little Jungle en de gemeente Eindhoven heeft de pilot mee ontwikkeld. De pilot had een drieledig doel: introductie van de vve-monitor; het inhoudelijk en het procesmatig inrichten van de monitor en starten met dataverzameling vve voor Eindhoven. In november 2013 volgde een stedelijke rapportage. Per prestatie indicator zijn de resultaten weergegeven. Deze prestatie indicatoren hebben betrekking op 'bereikbaarheid en toegankelijkheid' (12 indicatoren); 'kwaliteit: condities' (5 indicatoren); 'kwaliteit: doorgaande lijn' (14 indicatoren) en 'opbrengsten' (2 indicatoren). Dit laatste onderdeel 'opbrengsten' kent twee (concept)doelen waarop alle vve locaties zich vanaf 2014 definitief dienen te verantwoorden: "Gemiddeld gezien liggen de beoogde opbrengsten van Eindhoven boven het landelijk gemiddelde' (niveau van opbrengsten) en 'De groei in vaardigheidscore van de doelgroep leerlingen is de landelijk gemiddelde toename in vaardigheidscore tussen twee momenten + 1 ( M l - E l ) (ontwikkeling van opbrengsten). Een eerste toets in de pilot laat overigens zien dat deze conceptdoelen in de pilot nog niet gehaald zijn. Tevens zijn voorstellen voor inhoudelijke en procesmatige aanpassingen voor de definitieve monitor aangegeven. Over dit laatste vindt begin 2014 besluitvorming plaats in de LEA-stuurgroep, waarna de gemeente Eindhoven tot definitieve invoering overgaat. Daarbij is het de bedoeling stadsbreed de vve monitor in te voeren en in september 2014 een eerste rapportage te doen. Ten aanzien van de nieuwe monitor valt op, dat vanuit de vroegscholen landelijk genormeerde Citotoetsen gebruikt worden van groep 1 om de resultaten weer te geven. Voor de gemeente is het een overweging ook de resultaten van de Citotoetsen taal en rekenen van groep 2 hierbij t e betrekken. Tevens is het belangrijk na te gaan hoe de resultaten van de voorschoot op het gebied van de (taal) ontwikkeling van de peuters objectief in de monitoring betrokken kunnen worden. Tot slot is in de pilot het voornemen aangegeven, dat uiteindelijk alle schoolbesturen uniform aantonen, dat de kinderen die deelnamen aan vve bij aanvang van groep 3 over de gewenste taal-, lees- en rekenvoorwaarden beschikken. Het is daarom belangrijk dat de gemeente ook hierover de komende periode resultaatgerichte afspraken te maken met de schoolbesturen.
Pagina 20 van 41
2a De gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen beoordeelt De gemeente Eindhoven heeft de GGD Brabant-Zuidoost de opdracht gegeven jaarlijks de basiskwaliteit volgens de Wet op de Kinderopvang, de kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 1.50 en 2.6) en de basiskwaliteit voorschoolse educatie (artikel 1.50b en 2.8; het achtste domein) te toetsen. Dit is vastgelegd in een subsidiecontract. De GGD verantwoordt zich jaarlijks in een lokale rapportage. Er is een recent rapport van 2013 beschikbaar. In 2013 zijn 71 locaties zijn bezocht, waarbij de criteria getoetst zijn, die door de gemeente Eindhoven zijn opgesteld. Tijdens de eerste inspectie in 2013 voldeden er 11 locaties direct aan alle criteria ten aanzien van de kwaliteit van vve; de overige locaties hadden dus een of meer overtredingen binnen de gestelde eisen. De meest geconstateerde overtredingen waren: 'scholing voorschoolse educatie' (34 locaties) en 'voldoen aan de Wet Kinderopvang' (47 locaties). In de nota 'Vve-inspecties 2013, een korte analyse, GGD Brabant zuidoost" was de algemene indruk van de inspecties de volgende: 'Bij de start van de inspecties van de voorschoolse educatie in februari 2013 was duidelijk zichtbaar dat de criteria voor de houders nog onvoldoende helder of erkend waren en dat het aanbieden van de voorschoolse educatie net was gestart. Er was begonnen met het implementeren van de voorschoolse programma's en het uitwerken van activiteiten. Dit stond nog in de kinderschoenen en men was vaak er vaak nog niet van op de hoogte aan welke criteria dit jaar voldaan moest worden. Daarnaast was zichtbaar, dat beroepskrachten moesten wennen aan de andere manier van werken, van 'verzorgen' naar "voorschools werken'. In de loop van het jaar werd steeds duidelijker, dat het begrip voorschoolse educatie onderdeel is van de kinderopvang Eindhoven. Dit was zichtbaar door: ontwikkelingsgerichte activiteiten; inrichting van speelhoeken; inhoudelijke kennis van de beroepskrachten; het aanstellen van een vve-coördinator op Spilniveau; het werken met een kindvolgsysteem, zoals KIJK en het meer vorm geven aan de doorgaande ontwikkelingslijn met een Spilpartner'. Naar aanleiding van de inspecties door de GGD in 2013 is er een aantal aanbevelingen geformuleerd gericht op de voorschoolse educatie en het toezicht. Belangrijk zijn de volgende: 'het formuleren van meetbare criteria'; 'het tijdig kenbaar maken van de criteria bij de houders ervan' en 'het bekend zijn van de kwaliteitsdoelen voor het vve aanbod in Eindhoven bij de houders ervan'. Ook zijn er enkele aanbevelingen, die de inhoudelijke groei van de kwaliteit van de voorschoolse educatie bevorderen: 'het inzetten op de eigen verantwoordelijkheid van houders van voorschoolse educatie in het intensief coachen van hun beroepskrachten"; tijdig spreken over de knelpunten en gewenste verbeteringen met de beroepskrachten'. In dit tussentijdse monitor- onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van vve is in een steekproef vastgesteld, dat van de voor- en vroegscholen in Eindhoven ook recente GGD-rapporten beschikbaar zijn, waarin ook het 8^ domein (voorschoolse educatie) is beoordeeld. Sinds 2008 voert de Inspectie van het Onderwijs ook het tweede lijnstoezicht uit op de kwaliteit van de Kinderopvang. Doel is om de prestaties van het eerste lijnstoezicht door de gemeente te bevorderen. En daarmee de kwaliteit van de kinderopvang op hoog niveau te brengen en/ofte borgen. Tot slot: het beeld van de inspectie is nu dat de hiervoor beschreven -als voldoende beoordeeldeindicatoren zich de komende jaren -met de ambities die nu getoond worden door gemeente Eindhoven, besturen en vve voorzieningen- met een goede implementatie kunnen door ontwikkelen tot praktijkvoorbeelden voor andere gemeenten. '4' Voorbeeld voor anderen In Eindhoven is sprake van goede praktijken in het vve beleid. De Integrale inbedding van vve en ouderbeleid in het Spilbeleid is daarbij een uitstekend fundament om het beleid voor 0-13 jarigen vorm te geven. Het biedt een goede opmaat Integrale Kindcentra te realiseren. Ook nu is er al sprake van enkele indicatoren die kunnen dienen als goede voorbeelden voor anderen.
Pagina 21 van 41
la.1 Definitie doelgroepkind (art 167 WPO, lid la,l) De wijze waarop in Eindhoven de definitie voor doelgroepkind verder is aangescherpt, kan dienen als een goed praktijkvoorbeeld voor anderen. In het vve kwaliteitskader geeft de gemeente Eindhoven haar visie weer op een doorontwikkeling van vve. In dit kader heeft Eindhoven de definitie voor vve-doelgroepkind opgerekt. De LEA-partners en de gemeente hebben met elkaar vastgesteld, dat er een onderscheid wordt gemaakt in de definitie doelgroep kinderen tussen de voorschoolse- en vroegschoolse educatie. De partners gebruiken sinds april 2012 de volgende definitie voor de doelgroep kinderen van de voorschoolse fase: 'Kinderen bij wie een taalachterstand is geconstateerd, aannemelijk veroorzaakt door een blootstellingsachterstand'. In het kwaliteitskader licht de gemeente deze definitie als volgt toe: 'Blootstellingsachterstand in de Nederlandse taal kan voorkomen bij kinderen die in een andere taal dan het Nederlands opgroeien, de achtergrond van ouders (niet Nederlands sprekend thuis), een onvoldoende stimulerende (thuis-)omgeving en/of pedagogische onmacht van ouders. Anderstalige kinderen bij wie de taalontwikkeling goed verloopt, zullen normaal gesproken weinig problemen ervaren met het aanleren van het Nederlands als tweede taal. Twee- of meertaligheid is dus niet per definitie een indicatie voor vve; alleen in combinatie met een taalarme thuisomgeving, waardoor een blootstellingsachterstand ontstaat, is een indicatie voor vve. Bij blootstellingsachterstand kan een vergroting van het taalaanbod, bijvoorbeeld middels vve, nuttig zijn'. De partners geven tevens aan, dat 'kinderen met een spraak-of taalontwikkelingsstoornis of ernstige opvoedingsproblemen in eerste instantie niet tot de doelgroep vve behoren. Bij een taalontwikkelingsstoornis beoordeelt en verwijst Jeugdgezondheidszorg naar een medische of paramedische therapie of behandeling. Ernstige opvoedingsproblemen kunnen veroorzaakt worden door een ontwikkelingsstoornis of gezinscontext'. Ook voor de vroegschoolse periode is de definitie doelgroepkind herijkt: 'Kinderen met een gewicht volgens de gewichtenregeling EN met een geconstateerde taalachterstand'. Het onderwijs sluit in deze doelgroepdefinitie aan op de huidige gewichtenregeling, waarbij het opleidingsniveau van beide ouders het criterium is voor het vaststellen van het gewicht. In de gemeente Eindhoven baseren de partners zich echter op onderzoek, waarin naar voren komt, dat de gewichtenregeling voor het basisonderwijs een té beperkte definitie omschrijft van de doelgroep vve. 'Achterstand' vindt men een relatief begrip, waarbij geen eenduidige/absolute maat aanwezig is. Onderzoek bij kinderen uit risicowijken geeft aan, dat de groep kinderen met meer risicofactoren slechts deels overiapt met de groep, die voldoet aan de gewichtenregeling. In een later stadium is de doelgroep omschreven als 'kinderen bij wie een taalachterstand is gedefinieerd'. De jeugdgezondheidszorg ZuidZorg heeft een belangrijke rol gekregen bij de vroegsignalering en het bereik van ouders en kinderen. In de praktijk kan jeugdgezondheidszorg, altijd op een later tijdstip alsnog een indicatie afgeven. Zij leert ook van omissies uit het verieden door dossierstudies van -ten onrechte- niet geïndiceerde kinderen in de huidige groepen 2. Bij de overdracht van de voorschool naar de vroegschool wordt doorgegeven of het kind een indicatie heeft. De gemeente onderkent, dat deze herdefiniëring van vve-doelgroepkind consequenties zal hebben op de aantallen kinderen die ze wil bereiken en op het financieel kader. Er wordt uitgegaan van uiteindelijk een bereik van 100% van alle kinderen tussen 2 jaar en 6 maanden en vier jaar. (Vanaf 1 januari 2014 bijgesteld naar 2 jaar en 3 maanden). Daarbij schat de gemeente in dat er altijd sprake zal zijn van enig non-bereik. Ib Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau De inrichting en organisatie van het gemeentelijk Spil- en vve beleid kan eveneens dienen als een praktijkvoorbeeld voor anderen. De beleidsontwikkeling en coördinatie, zoals dat in het kwaliteitskader vve 2012-2015 is opgenomen, berust bij de stuurgroep Spil/LEA die de gemeente (wethouder en beleidsmedewerker) voorzit en waar de voorzitters van de schoolbesturen Salto en SKPO, de bestuursvoorzitter van Korein, de voorzitter van de lokale werkgroep kinderopvang (PSKE), de bestuursvoorzitter van de Lumensgroep en de manager ZuidZorg van de jeugdgezondheidszorg als lid in vertegenwoordigd zijn. Hun bevoegdheden zijn richtinggevend en besluitvormend binnen de gemeentelijke kaders. De stuurgroep is overall eindverantwoordelijk
Pagina 22 van 41
voor de implementatie op stadsniveau van LEA, Spil en bijgevolg ook het lokale vve-beleid en ouderbeleid. Onder deze stuurgroep zijn projectgroepen per onderwijsbestuur actief en per onderwijslocatie is er een werkgroep actief. De gemeente Eindhoven Is als regievoerder de opdrachtgever en voorzitter. Daarbij is de stuurgroep leidend; de gemeente is daarbij kaderstellend van toeleiding tot uitstroom vve/voorschool; subsidieert de voorschoolse vve; is co-financierder aansluiting voorschoolse en vroegschoolse vve; is centraal aanspreekpunt voor de inspectie; legt afspraken tussen uitvoerders en gemeente vast in een voorschoolse/vve overeenkomst voor de duur van de implementatie; is verantwoordelijk voor de communicatie en stadsbrede implementatie van de voorschool/vve en is verantwoordelijk voor de huisvesting. De uitvoerende organisaties (basisscholen, kinderopvang en ZuidZorg zijn verantwoordelijk voor de implementatie en leverancier van middelen en menskracht. Voor de komende periode is de LEA stuurgroep er met de gemeente van doordrongen, dat het accent in het lokale vve-beleid moet liggen op de implementatie en borging van vve op de Spillocaties. Dit in combinatie met een resultaatgerichte monitoring, waaruit duidelijk wordt dat alle Eindhovense doelgroep kinderen hun achterstand in groep 3 hebben ingelopen. 2b Er is een gemeentelijk subsidiekader De gemeente Eindhoven heeft de afgelopen jaren haar subsidiekader verder uitgebreid voor de aanbieders van voorschools educatie in de kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Om in aanmerking te komen voor de subsidie verplichten de aanbieders om te voldoen aan de wet Kinderopvang, de kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de WPO wat betreft de bestrijding van onderwijsachterstanden. Ook heeft de gemeente haar subsidiekader uitgebreid voor de jeugdgezondheidszorg ZuidZorg en voor de vroegschoolse educatie met de betrokken schoolbesturen. Het subsrdiekader valt uiteen in een aantal losse onderdelen en is gerelateerd aan het kwaliteitskader 'Voor- en vroegschoolse educatie Eindhoven, 2012-2015'. In deze subsidiekaders zijn aanvullende voorwaarden opgenomen om bijvoorbeeld segregatie in de vve-groepen tegen te gaan, subsidie ouderbijdrage op maat van de hulpvraag van ouders op te stellen, de instroom leeftijd van de peuters te veriagen, afspraken in het kader van het Spilraamplan en vve certificeringseisen voor voorschoolse instellingen in Eindhoven per 1 januari 2014 vast te stellen.
Pagina 23 van 41
Pagina 24 van 41
3
De oor(jelen over de voor- en óe vroegscholen
De voor- en vroegscholen uit het overzicht in paragraaf 2.2 hebben een digitale vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve. De vragen zijn rechtstreeks afkomstig uit het vve-waarderingskader. Elke voor- en vroegschool heeft een eigen zelfrapportage teruggekregen. Niet alle locaties zijn nu al vve-locatie. In de gemeente Eindhoven kunnen alle locaties in aanmerking komen om vve aan te bieden. De locaties moeten daarvoor gecertificeerd zijn. Het is echter met duidelijk welke locaties nog niet vve gecertificeerd zijn. Mogelijk dat het invullen van de vragenlijst in 2013 door met-gecertificeerd voorscholen voor een afwijking zorgt. Paragraaf 3.1 bevat een overzicht van de resultaten van de vragenlijst. In paragraaf 3.2 worden de resultaten van de locatiebezoeken door de inspectie besproken. Een overzicht van de eigen waarderingen van alle vve-locaties is naar de gemeente gestuurd. 3.1 Resultaten vragenlijst De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de werkinstructie van de Inspectie van het Onderwijs vertaald naar waarderingen van een indicator. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om oordelen die door de inspectie zijn gegeven. De meeste vragenlijsten zijn ingevuld in de periode september-oktober 2013. In de periode tussen de vragenlijsten en de tot standkoming van deze rapportage zijn de ontwikkelingen doorgegaan, waardoor sommige waarderingen mogelijk niet meer actueel zijn. In de onderstaande tabel staan deze waarderingen weergegeven in percentages van het totaal aantal (potentiële) vve-locaties in de gemeente. Het percentage waarderingen per indicator is met altijd 100 %, omdat op sommige locaties geen waardering is gegeven, bijvoorbeeld omdat het antwoord op vragen ontbrak. De toelichting gaat vooral over de verschuiving van oordelen ten opzichte van de bestandsopname en de verbeterpunten die uit de antwoorden van de medewerkers in de vragenlijsten af te leiden zijn. Tabel 3.1a De waardering van de indicatoren: Condities 2 CONDITIES 1 AO.1 Recent en compleet GGD-rapport* A2 Groepsgrootte* 3 21 A3 "Dubbele bezetting" A4.1 Voldoende vve-tijd per week* 1 A5.2 Opgeleide leidsters* 97 A5.3 Nederiands spreken* A5.4 Vve-geschoolde leidsters * * A5.5 Jaariijks opleidingsplan* 15 De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen. De indicator met een * * daarvan is de waardering niet te bepalen op basis
3 93 97 79 92 100 3
4
76 van de
vragenlijst
Toelichting tabel Condities In 2011 voldeden de onderzochte voor en vroegscholen scholen op alle onderdelen van het kwaliteitsaspect 'condities' met uitzondering van een toereikende scholing van beroepskrachten en het beschikbaar hebben van een opleidingsplan op de voorscholen. In 2013 zijn er volgens de voor- en vroegscholen binnen de condities nog enkele verbeterpunten. Dit is een lichte verschuiving ten opzichte van de situatie in 2 0 1 1 . Deels heeft dit te maken met aangescherpte eisen (bij indicator A5.3) en deels heeft dit te maken met nieuwe voorscholen. AO.1 Op de meeste locaties is een GGD-rapport beschikbaar, dat met meer dan twee jaar oud is. Enkele voorscholen hebben aangegeven, dat bij het Invullen van de vragenlijst hen niet bekend was of er een actueel rapport beschikbaar was. In 2011 ontbrak een GGD rapport op twee derde van de locaties. De gemeente is in 2013 overgegaan tot een verbeterslag van het lokale toezicht. Met succes zoals nu blijkt. A2 In 2011 was de groepsgrootte van maximaal 16 kinderen in de vve-gecertificeerde voorschool voor 100% goed geregeld. Nu voor 9 7 % . Mogelijk dat het invullen van de vragenlijst m 2013 door niet-gecertificeerde voorscholen voor een kleine afwijking zorgt. Pagina 25 van 41
A3 In 2011 was zowel op de voor-als vroegscholen de dubbele bezetting grotendeels op orde (minstens op 9 0 % van de locaties). Toen was op 1 van de 10 vroegscholen de groepsgrootte te groot. Vrijwel alle vroegscholen geven nu aan, dat de dubbele bezetting is losgelaten en dat de kleutergroepen groter zijn dan vanuit vve wenselijk is. Dit hangt samen met de groei van deze groepen in de loop van het schooljaar, maar ook beredeneerd bestuursbeleid speelt hierin een rol. Volgens het convenant agenda Tocus op vve' moeten er ook minimaal 10 uur per week twee leraren ( of één leraar met één onderwijsassistent) in de vroegschool zijn. Als de school met kleine groepen werkt, kan de school kiezen voor één leraar (maximaal zestien kleuters). Enkele voorscholen geven aan, dat de dubbele bezetting nog niet klopt. Volgens de OKE wet zijn er (ten minste) twee gekwalificeerde pedagogisch medewerkers gedurende 10 uur per week bij de voorschoolgroep met meer dan acht peuters. A4.1 Op de meeste voorscholen volgen doelgroep peuters minimaal vier dagdelen of 10 uur vve, zoals in de OKE-wet aangegeven. In 2011 was dat op 100% van de locaties. A5.2 Alle locaties zijn van mening, dat de leidsters voldoende zijn opgeleid. Dat betekent minimaal MBO-3 gekwalificeerd. In 2010 was dat ook het geval. A5.3 De locaties geven aan, dat het 'Nederiands spreken' voor de pedagogisch medewerkers nog een verbeterpunt is. In 2011 speelde dat nog met, omdat de landelijke normen toen nog niet zo scherp waren. In het bestuursakkoord "Effectief benutten van vve en extra leertijd van jonge kinderen" (G33; 2012-2015) is de gemeente Eindhoven met het rijk overeengekomen, dat de pedagogische begeleidsters van de voorscholen in 2015 minimaal 3F/B2 niveau moeten beheersen voor mondelinge- en leesvaardigheden en 2F/B1 voor schrijfvaardigheden. Daar wordt in de gemeente nu druk aan gewerkt samen met het ROC. Alle pedagogisch medewerkers hebben al een instaptoets gemaakt. De kinderopvangvoorzieningen zijn druk doende de scholing te organiseren. A5.5 De vve-medewerkers van de voorscholen zijn van mening, dat op drie kwart van de locaties een opleidingsplan beschikbaar is, gericht op het vergroten van de vve vaardigheden om onderwijsachterstanden te bestrijden. Op 15% van de locaties ontbreekt echter een dergelijk plan. In 2011 was er op ruim de helft van de voorscholen een opleidingsplan beschikbaar. De kinderopvangvoorziening Korein is in 2013 begonnen met een her- en bijscholing (herstelplan) van de pedagogisch begeleidsters, die vanwege de harmonisatie van de peuterspeelzalen en/of de reorganisatie van de kinderopvang naar andere vve-locaties verplaatst zijn. Dit leidde tot veel wisselingen van personeel. Korein heeft een opleidingsplan opgesteld om de basiscompetenties van de pedagogisch medewerkers te verbeteren en een doorgaande lijn in vve op de locaties weer op termijn te borgen. Op elke locatie wordt afhankelijk van de beginsituatie met de voorscholen hier op maat aan gewerkt. Verbeterpunt Het belangrijkste verbeterpunt vinden de vve-locaties de noodzaak van de scholing van de pedagogisch begeleidsters om de Nederiandse taal te gebruiken. Tabel 3.1b. De waardering van de indicatoren: Ouders OUDERS B I Gericht ouderbeleid B2 Vooraf info aan ouders over vve B3 Intake B4 Thuis vve-activiteiten B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind 87 rekening houden met thuistaal
1
2 78
3 3
4 13
89
4
6
73
5
17
Toelichting tabel Ouders In 2010 zijn er binnen het aspect Ouders verbeterpunten vastgesteld voor de voorscholen en in meerdere mate voor de vroegscholen. In 2013 is er volgens de voor- en vroegscholen nog steeds sprake van de noodzaak meerdere onderdelen van het ouderbeleid te verbeteren. Enkel voorvroegscholen zijn van mening dat ze kunnen dienen als goed praktijk voorbeeld voor anderen. BI Ruim drie kwart van de vve-locaties Is niet tevreden over hun ouderbeleidsplan. De medewerkers geven aan, dat het vooral ontbreekt aan een goede analyse van de kenmerken van Pagina 26 van 4 1
de ouderpopulatie. Vragen zoals 'Wat voor ouders hebben wij? Wat zijn hun mogelijkheden en wensen? Hoe willen we dat ze de ontwikkeling van hun kinderen actief stimuleren? Welke concrete doelen stellen we op dit gebied? En welke concrete activiteiten bedenken we?' zijn nog onderbelicht. Kennis hierover is wel aanwezig, maar is veelal impliciet en niet systematisch in beeld gebracht. Ook zijn de medewerkers van mening, dat het beleid nog te weinig vraaggestuurd is. Er zijn echter ook enkele vve-locaties die zich een goed praktijkvoorbeeld vinden voor anderen. Ook in 2011 was het ouderbeleid onderbelicht. B3 De meeste locaties geven aan dat de intake niet naar wens is. Dat geldt zowel voor de voor- als vroegscholen. In de gemeente wordt door een werkgroep, die valt onder de stuurgroep LEA, gewerkt aan de verbetering van de intake en de overdracht. Belangrijk is dat in de intake de samenstelling van het gezin helder is; er bijzonderheden over de ontwikkeling van het kind zijn; er specifieke kind- of ontwikkelingskenmerken zijn en dat inzichtelijk is hoe het gesteld is met de gezondheid van het kind en of er sprake is van eventuele opvallende gedragskenmerken. De lijst kan uitvoeriger door bijvoorbeeld ook de thuistaal op te nemen en de opvoedingssituatie thuis. In 2011 was nog 9 0 % van de voorscholen tevreden over de intake en vond bijna 8 0 % van de vroegscholen dat de intake voldeed. Nu is men kritischer. B5 Bijna drie kwart van de vve-locaties vindt de participatie van de ouders een verbeterpunt. In 2010 vonden ook ruim driekwart van de voorscholen dat en ruim de helft van de vroegscholen. Nu zijn meer leidsters van de vroegscholen van mening dat de participatie van ouders beter kan. De leidsters stellen hogere eisen aan de deelname van ouders aan informatiebijeenkomsten vve, themabijeenkomsten, inloopuren, koffieochtenden en ontwikkkelingstimulerende activiteiten. Verbeterpunt Het ouderbeleid is op lokaal niveau een belangrijk verbeterpunt, dat gerichte aandacht verdient. Volgens de vve-medewerkers vragen vooral de analyse van de ouderpopulatie, de intake en de participatie verbetering. Tabel 3.1c. De waardering van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering K W A L I T E I T VAN DE U I T V O E R I N G VAN V V E 2 1 Het aangeboden programma C l . 1 Integraal programma 2 C l . 2 Doelgerichte planning 22
van vve 4 3 49 65
Toelichting Kwaliteit uitvoering vve In 2011 werkten de vve-locaties ook met een integraal programma. Weekplanningen en een daarmee samenhangende dagplanning werden wel aangetroffen maar waren schaars. Vooral op de voorscholen werd toen nog te weinig gedacht in doelen, eerder in activiteiten. Ook voldeden zes van de tien vroegscholen niet aan de eisen van een doelgerichte en planmatige werkwijze. Alle vve-koppels werken in 2013 met een integraal programma. De locaties zijn meer tevreden over hun doelgerichte planning. Toch is ruim een vijfde van de vve-locaties nog kritisch en van mening dat het de planmatige aanpak van het aanbod meer beredeneerd en gepland kan veriopen. Cl.1 Het besluit 'basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie' zegt in artikel 5, dat voor vve een programma gebruikt wordt waarop gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij nadere analyse van de vragenlijsten geven alle gecertificeerde vve-locaties aan met een integraal vve-programma te werken. De percentages vertekenen het beeld. In 2011 gaf 8 0 % van de voor- en vroegscholen aan met een integraal programma te werken. Een deel van de voorscholen heeft nu 'onbekend' aangegeven. C l . 2 . Over de planning is twee derde van de medewerkers tevreden. Ruim 2 0 % is hier ontevreden over. Het gaat er bij de planning om of het aanbod ook daadwerkelijk wordt aangeboden. Dat blijkt uit de jaar- en weekplanningen en of deze ook daadwerkelijk gevolgd, geëvalueerd en bijgesteld worden. In 2011 was een derde van de vroegscholen en slechts een klein deel van de voorscholen tevreden over de beredeneerde planning van het vve-aanbod. De medewerkers geven aan dat er in het beredeneerde aanbod vorderingen gemaakt zijn. Het feit dat er opnieuw een aantal voorscholen onbekend hebben ingevuld, kan te maken hebben met het gegeven, dat zij nog niet vve-gecertificeerd zijn. Pagina 27 van 41
Verbeterpunt De vragenlijsten geven aanleiding om de verantwoording van het beredeneerde aanbod aan de hand van tussendoelen vooral op de voorscholen te verbeteren.
O N T W I K K E L I N G , B E G E L E I D I N G EN ZORG D l . 1 Volgen ontwikkeling kinderen D l . 2 Planmatige begeleiding D l . 3 Evaluatie van begeleiding en zorg D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig? D2.2 Aanmelding externe zorg
1
2 60 67 46 57 29
3 22 2 46 32 70
4 30
Toelichting Ontwikkeling, begeleiding en zorg In 2013 lijkt het kwaliteitsaspect 'de ontwikkeling, begeleiding en zorg' op de vroegscholen aanmerkelijk verbeterd te zijn. Op de voorscholen minder. Zij zijn minder tevreden over het volgen van de brede ontwikkeling van de kinderen, de planmatige zorg en de effectmeting ervan. Op de vve-locaties lijkt daarom een doorgaande lijn in het kijken naar kinderen en in de zorg en begeleiding vooralsnog niet geborgd. In 2013 zijn de locaties begonnen met een verbetering ervan. Voor- en vroegscholen registreren nog niet voldoende welke leeriingen extra zorg nodig hebben. De aanmelding van de externe zorg loopt volgens de vastgestelde Spil-procedures, maar vvelocaties maken zich zorgen over de vervanging van de vaste contactpersonen in de school: de jeugd- en gezinswerker door een WIJ-Eindhoven generalist. D l . 1 . Van elke voor- en vroegschool wordt verwacht dat ze de brede ontwikkeling van alle kinderen systematisch volgt. Daarbij maken ze gebruik van een observatie-instrument waarin de ontwikkeling op vier gebieden gevolgd wordt: taal, rekenen, sociaal-emotioneel en motoriek. Binnen drie maanden na de start als peuter of kleuter is het de bedoeling, dat met het eerste observatiemoment begonnen wordt. Vrijwel alle voorscholen vinden dat zij hierin nog te kort schieten; in 2013 zijn zij hier minder tevreden over dan in 2 0 1 1 . De harmonisatie van de peuterspeelzalen speelt hierbij een rol. In het herstelplan (scholingsplan) van Korein is opgenomen dat de observatie- en registratie daarin ook een speerpunt is. De invoering ervan is in 2013 begonnen. De vroegscholen zijn allen tevreden over het volgen van de ontwikkeling van de kinderen. In 2011 was driekwart van de vroegscholen tevreden. Dl.2 De gegevens uit het observatiesysteem worden gebruikt om het planmatig aanbod van de zorg en begeleiding aan te passen aan de behoefte aan ondersteuning van de kinderen. Kinderen met een achterstand krijgen individueel of in een kleine groep extra begeleiding om de achterstand in te halen. De extra zorg moet planmatig zijn: ergens moet zijn vastgelegd wat het doel is, welke activiteiten en welke begeleiding ingezet worden, wanneer en hoe de extra hulp geëvalueerd wordt. Het beeld bij de voorscholen is, dat zij er onvoldoende inslagen planmatige begeleiding te bieden aan kwetsbare kinderen, die specifieke zorg nodig hebben. Enkelen menen een goed praktijkvoorbeeld te zijn. In 2011 was de mening van de voorscholen ook somber gesteld ( 9 1 % ) . De vroegscholen geven allen aan dat zij hier nu dusdanig in slagen dat zij een voorbeeld zijn voor anderen. In 2011 was slechts 4 % van de vroegscholen van mening dat ze een goed praktijkvoorbeeld waren. Het beeld van de vroegscholen is nu echter veel positiever. Dl.3 De voorscholen geven evenals in 2011 aan, dat in de effectmeting van de planmatige zorg nog veel te verdienen is; de vroegscholen zijn meer tevreden hierover. Geen van de locaties geeft aan, dat de effectmeting een goed praktijkvoorbeeld is. D2.1 Medewerkers moeten een overzicht hebben van de kinderen die zorg nodig hebben en die de voor- en vroegschool niet alleen kunnen leveren. Dit kan garant staan, dat er geen kinderen onopgemerkt blijven, waardoor toch achterstanden ontstaan. In de vragenlijst is gevraagd of men over een (schriftelijk) overzicht van zorgkinderen beschikt. Ruim de helft van de vve-locaties is niet tevreden over dit overzicht ten behoeve van de externe zorg. Daarvan is het merendeel van de voorscholen ontevreden over en bijna de helft van de vroegscholen is van mening, dat het overzicht van de zorgkinderen kan verbeteren. Een aantal voorscholen hebben geen antwoord op deze vraag gegeven. D2.2 Ruim twee derde van de vve-voorzieningen is tevreden over de aanmelding van de externe zorg. Binnen het lokale Spilbeleid zijn hier richtlijnen en procedures voor ontwikkeld. Het Spilbreedoverieg is een goed vangnet op elke vve-locatie. Mogelijk dat de aanpak verandert Pagina 28 van 41
vanwege de transitie jeugdzorg in de wijken. Voor de aanmelding vanuit het Spilhandboek geldt dat er stadsbreed vaste afspraken zijn, met ouders wordt overiegd welke mogelijkheden er zijn en ouders worden ondersteund bij een eventuele aanmelding voor externe zorg. Voor- en vroegscholen en ook hun besturen maken zich hier zorgen o m . Men vreest langdurige trajecten nu de Spillocatie niet meer de directe vindplaats is (wordt). Verbeterpunten De medewerkers van de vve-locaties zijn van mening, dat het volgen van de brede ontwikkeling verder verbeterd kan worden, evenals de planmatige zorg en de effectmeting ervan. De voorscholen pleiten vooral voor verdere verbetering. De vve-locaties vragen tevens aandacht voor de ontwikkelingen binnen de externe zorg. Tabel 3.1e. De waardering van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en K W A L I T E I T S Z O R G BINNEN DE V O O R - EN VROEGSCHOOL E l Vve-coördinatie binnen school E2 Vve evalueren E3 Opbrengsten evalueren E4 Verbetermaatregelen E5 Vve borgen E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school
1
2
3
9 74 61 26 33 25
91 1 16 27 53 70
4
1 18
Toelichting kwaliteitszorg binnen vve In 2011 zijn er binnen het aspect 'kwaliteitszorg' meerdere verbeterpunten vastgesteld voor zowel de voor- als de vroegscholen. De vve-coördinatie kon verbeteren op de inhoudelijke coördinatie. De evaluatie van zowel de opbrengsten, als van het eigen vve-beleid kon beter. Dat gold ook voor planmatige aanpak van de verbeteringen. De voorscholen moesten hierin nog meer door ontwikkelen dan de vroegscholen. Over de gehele linie moest het borgen verbeterd worden. In 2013 is er volgens de voor- en vroegscholen nog steeds sprake van deze verbeterpunten. De kwaliteit laat voor een deel een stilstand zien, er zijn echter ook aanzetten tot verbetering zichtbaar. El Ruim 9 0 % van de voor en vroegscholen is van mening dat de vve-coördinatie voldoende is geregeld op de locatie. De gemeente heeft sinds 2013 voor elke vve-locatie 7 uur coördinatie beschikbaar gesteld. Onderwijs is daarbij leidend: een personeelslid van de basisschool is gefaciliteerd om de kwaliteit van vve voor, zowel de voor- als vroegschool, in een doorgaande lijn te ontwikkelen en te borgen. Deze specifieke taak komt geleidelijk uit de verf op de vve-locaties, maar vraagt veelal een verdere doorontwikkeling. E2 Regelmatig dienen voor- en vroegscholen na te gaan of de inhoudelijke kwaliteit van vve nog voldoet aan de afgesproken standaarden. In de evaluatie moet in ieder geval de participatie van ouders, de kwaliteit van het aanbod met afspraken hierover, de competenties van de leidsters met betrekking tot het pedagogisch en didactisch handelen, de inrichting van de ruimte, de zorgstructuur en de doorgaande lijn meegenomen te worden. Hierover dienen de vve-locaties te rapporteren. In Eindhoven vraagt de gemeente hiervoor een Spil-jaarverslag, waarin ook vve is opgenomen. Over de wijze waarop vve wordt geëvalueerd is drie kwart van de vve-voorzieningen niet tevreden. In 2011 waren meer vroegscholen hierover tevreden ( 5 0 % ) . Er is sprake van achteruitgang vanuit de bevindingen van de medewerkers. E3 De evaluatie van de opbrengsten van doelgroepkinderen is onderdeel van de eigen kwaliteitszorg en staat los van de gemeentelijke afspraken over resultaten. Veel voorscholen vinden, dat de opbrengsten van de kinderen niet adequaat geëvalueerd worden. Bijna alle vroegscholen daarentegen zijn daarover erg tevreden. Zij zijn van mening, dat hun aanpak kan dienen als goed voorbeeld voor anderen. Gelet op het verschil in bevindingen tussen de voor- en vroegschool kan meer werk gemaakt worden van het evalueren van de opbrengsten van vve op de vve-locatie. Er is overigens wel een positieve verschuiving ten opzichte van 2 0 1 1 . Toen waren de meeste voor- en vroegscholen ontevreden. E4 Ruim een kwart van de medewerkers van vve-locaties vindt, dat er voldoende verbetermaatregelen planmatig zijn uitgevoerd. Dat zijn vooral de vroegscholen. De vve Pagina 29 van 41
verbeteractiviteiten zijn dan veelal in de kwaliteitszorg van de basisschool opgenomen. In 2011 was de helft van de vroegscholen hier tevreden over. Een kwart, dat zijn vooral de voorscholen, zijn niet tevreden. Veel voorscholen hebben dit antwoord open gelaten in de vragenlijst. De harmonisatie van de peuterspeelzalen en de reorganisatie bij Korein spelen hierin wellicht een rol. E5 Ruim de helft van de voor- en vroegscholen is tevreden over het borgen van vve op de locaties. Een derde vindt dat het beter kan. Een aantal medewerkers heeft geen antwoord gegeven. In 2011 was geen enkele voorschool tevreden over het borgen van vve; 20 % van de vroegscholen vond dat het borgen kon verbeteren. Borgen van vve blijft volgens de medewerkers verdere verbetering vragen de komende jaren. E6 De kwaliteit lijkt deels te zijn verbeterd en laat deels een achteruitgang zien. Op twee derde van de vroegscholen is vve opgenomen in de kwaliteitszorg van de school. Toch is een kwart van de medewerkers van de vroegscholen hier niet tevreden over. In 2011 was bijna de helft van mening dat vve was opgenomen in de kwaliteitszorg van de school. Nu een meer positief beeld dat verder toeneemt. Verbeterpunt De vragenlijsten geven aan dat verbetering nodig is voor de kwaliteitszorg en daarbinnen vooral de evaluatie van vve en de resultaten van de kinderen. Dat laatste vinden vooral de voorscholen. Borgen blijft eveneens een belangrijk verbeterpunt. Tabel 3.1f. De waardering van de indicatoren: Doorgaande lijn DOORGAANDE L I J N F l Vve-coördinatie tussen voor-vroeg F2 Doorstroom naar vroegschool F3 Warme overdracht F4 Afstemming aanbod F5 Afstemming pedagogisch/educatief handelen F6 Afstemming over ouders F7 Afstemming begeleiding/zorg
1
2
3
57 72 3 37 38 27
31 14 79 45 44 55
4
Toelichting Doorgaande lijn In 2011 was de doorgaande lijn voor de coördinatie, de doorstroom, de overdracht en het aanbod overwegend op orde. Verbetering was nodig voor de afstemming van het pedagogisch, didactisch handelen, ouders en de zorg en begeleiding. In 2013 zien we - o p basis van de vragenlijsten- dat deze verbeterpunten nog steeds van toepassing zijn. Daarnaast vinden locaties het belangrijk de doorstroom van de peuters naar de vroegschool en de warme overdracht beter te regelen. In de gemeente zijn hier werkgroepen actief mee bezig. Fl De vve-coördinatie is op basis van de vragenlijst niet te waarderen. Wel geven de meeste voor- en vroegscholen aan dat er iemand verantwoordelijk is voor het contact tussen de voor- en vroegschool. F2 Het merendeel van de voorscholen is niet tevreden over de doorstroom naar de vroegschool. Nogal wat voorscholen geven aan, dat er geen vastgelegde afspraken zijn om er voor te zorgen dat zoveel mogelijk (doelgroep)kinderen doorstromen naar een vroegschool, al of niet in de directe omgeving. Ouders maken daarin vaker, om voor hen soms moverende redenen, andere keuzes. De vroegscholen hebben hier niet op geantwoord in de vragenlijst. In 2011 was ruim 8 0 % hier tevreden over. Nu geven een aantal voorscholen aan dat ze niet naar wens samenwerken met een vroegschool. F3 Bij kinderen die specifieke zorg en begeleiding hebben gehad, moet altijd een warme overdracht plaats vinden. Voor- en vroegschool zijn hier beide verantwoordelijk voor. Hierover moeten concrete afspraken gemaakt zijn. Zowel de voor- als de vroegscholen geven aan, dat de warme overdracht niet voor alle zorgkinderen wordt gerealiseerd. Een aantal locaties heeft de vraag onbeantwoord gelaten. De voor- en vroegscholen werken ook nog niet allemaal met een overdrachtsformulier. Dat formulier wordt overigens wel ontwikkeld door een lokale werkgroep. In 2011 was men positiever. F4 De meeste vve-locaties zijn van mening, dat het aanbod voldoende is afgestemd. De vvemedewerkers gebruiken veelal hetzelfde programma óf er zijn afspraken zijn gemaakt over het Pagina 30 van 41
beredeneerde aanbod op basis van de tussendoelen. Het betreft hier overigens vaak de afstemming van thema's. Een aantal voorscholen heeft de vraag onbeantwoord gelaten, omdat er nog geen sprake is van samenwerking met een vroegschool. F5 Veel voor- en vroegscholen vinden, dat het pedagogisch en didactisch handelen beter op elkaar afgestemd kan worden. De wisselingen van personeel vanwege de harmonisatie van het peuterwerk en de reorganisatie van de kinderopvang hebben de voortgang in de ontwikkeling naar een doorgaande lijn vertraagd. De locaties zijn in 2013 weer gestart om de aanpak weer meer op één lijn te krijgen. F6 De voor- en vroegscholen zijn van mening, dat het ouderbeleid beter op elkaar afgestemd moet worden. Vroegscholen zijn hier voor een groot deel ontevreden over. Bij de voorscholen wisselt het. Een aantal voorscholen heeft de vraag onbeantwoord gelaten. F7 Ongeveer de helft van de vve-locaties is tevreden over de afstemming tussen de zorg en begeleiding. In 2011 was dit ook een verbeterpunt; nu is men kritischer. Dat geldt zowel voor- de voorscholen, als voor de vroegscholen. Er is nog winst te behalen in het verbeteren van de doorgaande lijn in de zorg en begeleiding. De continuïteit in de ontwikkeling van (kwetsbare) kinderen en in het veriengde de ondersteuning van hun ouders wordt dan beter geborgd. Verbeterpunt Uit de vragenlijsten is af te leiden dat de vve-locaties de doorgaande lijn in het pedagogisch didactisch handelen, de zorg en begeleiding, de doorstroom en de ouders willen verbeteren. Tabel 3.1g. De waardering van de indicatoren: Resultaten RESULTATEN 1 2 G l Vve-resultaten meten G2 Niveau vve-resultaten 1 G3 Veriengde kleuterperiode** De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen. Toelichting
3
4
10
Resultaten.
De resultaten in de gemeente Eindhoven zijn niet beoordeeld. In de gemeente is men immers nog niet zo ver dat streefdoelen waren vastgelegd. Nu is dat volop in ontwikkeling en wordt in 2014 de lokale vve-monitor ingevoerd. Vrijwel alle vroegscholen zijn van mening dat de leerlingen niet te lang over de vroegschool doen, dan landelijk gebruikelijk is. G2 In 2010 is het kwaliteitsaspect 'resultaten' niet beoordeeld, omdat er door de gemeente Eindhoven geen opbrengstdoelen in de zin van leer- of ontwikkelingsresultaten waren vastgelegd en daarmee de bereikte resultaten van vve nog niet beschikbaar waren. Ook in 2013 waren er in de gemeente Eindhoven op lokaal niveau nog geen definitieve afspraken gemaakt hoe de resultaten van vve vast gesteld moesten worden. Wel is er toen een pilot gestart om een lokale monitor te ontwikkelen. Er werden eerste afspraken gemaakt over wat de resultaten van VVE zouden moeten zijn, hoe deze gemeten moeten worden en wat hierbij de norm is. Inmiddels is de pilot afgerond en vindt de invoering in 2014 plaats, nadat vaststelling van deze monitor. G3 Slechts een enkele vroegschool is van mening, dat ze een te hoog percentage leeriingen langer over de kleuterperiode laten doen dan landelijk als wenselijk wordt gezien. Verbeterpunt De antwoorden uit de vragenlijsten geven aan dat de resultaten op stedelijk niveau verbeterd worden nu de streefdoelen in de vve-monitor worden vastgelegd voor alle voor- en vroegscholen. 3.2 R e s u l t a t e n inspectiebezoek De inspectie heeft ter verificatie van de vragenlijsten acht voor- en vroegscholen bezocht. Dit is zo'n 15% van alle vve-locaties in de gemeente Eindhoven. Bij de keuze van de te bezoeken locaties is de inspectie vooral uitgegaan van het percentage doelgroepkinderen en waar mogelijk van een evenredige vertegenwoordiging van kinderdagverblijven en basisscholen. Het onderzoek bestond uit groepsobservaties, gesprekken en documentenanalyse.
Pagina 31 van 41
In onderstaande tabellen staan de oordelen van de inspectie in percentages van het totaal aantal bezochte vve-locaties in de gemeente. Het percentage oordelen per indicator kan verschillen, omdat op sommige locaties geen oordeel is gegeven. Onder iedere tabel wordt een toelichting gegeven op de oordelen en de mogelijke verschillen tussen de oordelen op basis van de bezoeken en de waarderingen op basis van de vragenlijsten. Aansluitend zijn per kwaliteitsaspect de verbeterpunten beschreven. Tabel 3.2a De beoordeling van de indicatoren: Condities CONDITIES AO.1 Recent en compleet GGD-rapport* A2 Groepsgrootte* A3 "Dubbele bezetting" A4.1 Voldoende vve-tijd per week* A5.2 Opgeleide leidsters* A5.3 Nederiands spreken* A5.4 Vve-geschoolde leidsters A5.5 Jaariijks opleidingsplan* De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de Toelichting
1
2
13
62 19
3 100 25 87 88 100 38 68 100
4 75 12
13
voorscholen.
Condities
De bevindingen uit de vragenlijsten komen grotendeels overeen met de oordelen van de inspectie. In 2011 was het beschikbaar hebben van een jaariijks opleidingsplan een verbeterpunt. Nu beschikt elke onderzochte vve-locatie erover. In de wet Kinderopvang is geregeld dat de GGD als toezichthouder alle voorscholen inspecteert. In Eindhoven heeft de GGD Brabant-Zuidoost 71 onderzochte voorscholen in 2013 bezocht. Tijdens die bezoeken is domein acht (de voorschoolse educatie) ook beoordeeld. Deze oordelen heeft de inspectie geverifieerd en overgenomen. Een uitzondering hierop betreft de eisen voor het Nederiands taalniveau (indicator A5.3). Zoals eerder genoemd zijn deze eisen in kader van de G37-bestuursakkoorden aangescherpt. Daarnaast is de vve-scholing voor de pedagogisch medewerkers en de leraren op een van de vijf voor- en vroegscholen nog niet naar wens. De wisselingen van medewerkers in de afgelopen jaren speelt hierin een rol, naast het gegeven, dat het borgen van vve-kwalificaties op de vve-locaties nog onderbelicht is. Dat laatste komt in de vragenlijsten minder als knelpunt naar voren. Verbeterpunten Het verificatie-onderzoek van de inspectie op de vve-locaties geeft twee verbeterpunten aan waar de vve-partners al druk mee aan de slag zijn: het gebruik van het Nederiands van de pedagogisch medewerkers op de voorscholen en een verdergaande borging van een toereikende kwalificatie van alle beroepskrachten op de vve-locaties. Tabel 3.2b De beoordeling van de indicatoren: Ouders OUDERS B I Gericht ouderbeleid B2 Vooraf info aan ouders over vve B3 Intake B4 Thuis vve-activiteiten B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind B7 rekening houden met thuistaal
1
6
2 69 19 44 50 19 6
3 31 81 100 56 44 81 94
4
Toelichting ouders De bevindingen van de inspectie in haar onderzoeken naar de kwaliteit van het vve-ouderbeleid op de locaties komen grotendeels overeen met de antwoorden uit de vragenlijsten. De meeste vvelocaties en ook de inspectie vinden, dat er geen sprake van is van een gericht ouderbeleid. Ook kan de participatie van ouders op meer dan de helft van de locaties nog verbeteren. Een aantal vooren vroegscholen zien zich in de vragenlijst hiervoor echter ook als goed praktijkvoorbeeld; de inspectie heeft de participatie echter niet op de onderzochte locaties als goed praktijkvoorbeeld aangetroffen. Pagina 32 van 41
Over de kwaliteit van de intake denken de medewerkers in de vragenlijsten kritischer, dan de inspectie in haar praktijkonderzoek. Vve-locaties zijn in de vragenlijsten minder tevreden over de wijze waarop de intake verloopt. Inmiddels is er lokaal door de werkgroep een nieuwe procedure "intake' en een overdrachtsformulier ontworpen. In 2011 gaf de inspectie aan dat het ouderbeleid binnen het Spilbeleid gericht moest verbeteren. Er waren meer locatie specifieke analyses nodig. Verbeterpunten Ook op basis van de onderzoeken van de inspectie in de praktijk is ook in 2013 een gericht ouderbeleid een noodzakelijk verbeterpunt. Hierbij is het belangrijk dat er een goede analyse van de ouderpopulatie gemaakt wordt, als input voor de (vraaggestuurde) ouderactiviteiten. Een doelmatige aanpak van de participatie van de ouders is daarbij voorwaardelijk. Tabel 3.2c De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van vve 2 K W A L I T E I T VAN DE U I T V O E R I N G VAN W E 3 4 1 Het aangeboden programma C l . 1 Integraal programma 100 C l . 2 Doelgerichte planning 100 C l . 3 Gericht op taalontwikkeling 100 C l . 4 Opklimmende moeilijkheidsgraad Het pedagogisch klimaat C2.1 Pedagogisch handelen 94 6 C2.2 Structuur en gedragsgrenzen 94 6 C2.3 Stimuleren sociale vaardigheden en competenties 94 6 C2.4 Bevorderen zelfstandigheid 25 75 C2.5 Inrichting van de ruimte 63 31 6 Het educatief handelen C3.1 Afstemming educatief handelen 100 C3.2 Structurele activiteiten voor taalontwikkeling 100 C3.3 Bevorderen interactie 31 69 C3.4 Stimuleren actieve betrokkenheid kinderen 31 69 C3.5 Ontwikkeling van aanpakgedrag bij kinderen 62 38 C3.6 Responsief gedrag 13 80 6 C3.7 Afstemming activiteiten op ontwikkelingsverschillen 94 6 Toelichting kwaliteit van vve Net als bij het voorgaande onderzoek in 2011 is de kwaliteit van de uitvoering vooral beoordeeld tijdens de verificatieonderzoeken. Het beeld dat naar voren komt, wijkt niet substantieel af van dat in 2 0 1 1 . Op een enkele indicator is nu een positiever beeld waargenomen. Op andere indicatoren is echter een kleine teruggang te zien. De verklaring hiervoor is dat er vooral binnen de voorscholen het nodige is veranderd in de samenstelling en aansturing van de teams, waardoor vertrouwde patronen zijn doorbroken en de ontwikkeling op de vve-locaties soms is gestagneerd. De bevindingen uit de vragenlijsten komen grotendeels overeen met de oordelen van de inspectie. In de vragenlijsten geven vooral voorscholen aan, dat de planning van het aanbod aan de hand van tussendoelen beter kan. De inspectie vindt het beredeneerde aanbod op de onderzochte locaties voldoende en beter dan in 2 0 1 1 . Toen vond ze het vooral belangrijk te benadrukken dat het aanbod 'plannend' behoorde te zijn en niet 'volgend'. Over de afstemming van het educatief handelen en de structurele activiteiten voor taalontwikkeling in de zorg oordeelde de inspectie in 2011 iets positiever dan in 2013. Het pedagogisch handelen wordt positief gewaardeerd evenals het feit dat de leidsters er voldoende in slagen om de kinderen actief bij hun activiteiten te betrekken. Die activiteiten blijken ook voldoende afgestemd op de ontwikkelingsverschillen in de groep. In de onderzoeken in zowel 2 0 1 1 , als in 2013 constateert de inspectie, dat enkele indicatoren verbetering vragen. De onderzoeken laten zien, dat de interactie tussen de leidster en het kind beter kan: op twee derde van de onderzochte locaties. Vaak is er sprake van een te sterke sturing door de leidster of leraar, worden er te weinig open vragen gesteld en is er te weinig participatie in het spel. De inrichting van de leeromgeving kan evenals in 2011 ook aan kwaliteit winnen. Dat Pagina 33 van 41
geldt voor alle onderzochte vroegscholen, maar ook voor een aantal voorscholen. De leeromgeving kan meer aantrekkelijk, uitdagend en spelontlokkend ingericht worden. Tot slot is ook de ontwikkeling van het aanpakgedrag (strategiegebruik) van de kinderen een verbeterpunt. Kinderen krijgen te weinig kansen om zelf een oplossing te zoeken, zelf te doen en zelf te ervaren en daarover te refiecteren wat hiervan kan worden geleerd voor een volgende keer. Verbeterpunten Uit de onderzoeken van de inspectie blijkt, dat de leeromgeving als een uitdagende, aantrekkelijke en spel ontlokkende ruimte verbeterd kan worden. Dat geldt ook voor de interactie van de leidster met de leeriing en C3.5 het aanpakgedrag (strategieën) van de kinderen.
O N T W I K K E L I N G , B E G E L E I D I N G EN ZORG D l . 1 Volgen ontwikkeling kinderen D l . 2 Planmatige begeleiding D l . 3 Evaluatie van begeleiding en zorg D l . 4 Specifieke begeleiding en zorg voor taalontwikkeling D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig? D2. 2 Aanmelding externe zorg D2.3 Volgen van de externe zorg
1
2 60 68 75 75
3 37 2 25 25 100 100 100
4 30
Toelichting Ontwikkeling, begeleiding en zorg De bevindingen uit de vragenlijsten komen gedeeltelijk overeen met de oordelen van de inspectie. De inspectie is kritischer over de kwaliteit van het volgen van de brede ontwikkeling en de kwaliteit van de zorg en begeleiding, dan de beroepskrachten in de vragenlijst. Ook in 2011 waren deze onderdelen verbeterpunten. Uit de onderzoeken blijkt, dat de vve-locaties volop in ontwikkeling zijn, maar er nog niet in geslaagd zijn deze onderdelen naar de kwaliteitsstandaarden van de inspectie uit te voeren. Zo zijn de verkozen observatielijsten vaak slechts voor een gedeelte geïmplementeerd. Soms worden de observatielijsten ook nog niet bij alle kinderen afgenomen. Een aantal vroegscholen heeft overigens wel een voorsprong op de voorscholen; zij zijn verder met de invoering van vooral KIJK. De planmatige zorg aan kwetsbare kinderen en de evaluatie van de geboden hulp is een structureel verbeterpunt op alle vve-locaties. In de vragenlijsten hadden de vroegscholen een positiever beeld van de zorg. De inspectie signaleert echter in haar onderzoeken, dat kinderen met een ontwikkelingsachterstand weliswaar gesignaleerd worden en zorg en begeleiding krijgen, maar de planmatigheid en de verantwoording ervan in de groepsadministratie is veelal nog onderbelicht. Ook constateert de inspectie, dat de taalontwikkeling voor de zorgleeriingen moet verbeteren. Het huidige integrale aanbod voldoet voor de groepsaanpak, maar vraagt een doelgerichte versterking voor de kwetsbare kinderen om hun taalachterstand in te lopen. Voor de komende periode is het belangrijk dat het volgen van de brede ontwikkeling van de kinderen en de zorg en begeleiding verder geïmplementeerd en geborgd worden. In 2011 gaf de inspectie al aan hierbij scholing expliciet als verbetermaatregelen op te nemen en het middenmanagement van de vve-locaties een rol te geven. Alle actoren in de gemeente Eindhoven zijn hier in 2013 mee aan de slag gegaan. Tijdens de praktijkonderzoeken waardeert de inspectie de externe zorg op alle locaties als voldoende. Verbeterpunten Binnen het kwaliteitsaspect 'ontwikkeling, begeleiding en zorg" vragen naar aanleiding van het praktijkonderzoek van de inspectie enkele onderdelen een verbetering. Vooral de planmatige zorg voor kwetsbare risicokinderen en de evaluatie ervan vragen verbetering. Dat geldt ook voor het taalaanbod binnen de planmatige zorg om de taalachterstand bij kwetsbare kinderen weg te werken. Bovendien is het belangrijk aandacht te houden voor de invoering van het observatie- en registratiesysteem in vooral de voorscholen en -op termijn- een doorgaande lijn van het volgen van de brede ontwikkeling op de vve-locatie te borgen.
Pagina 34 van 41
Tabel 3.2e De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en K W A L I T E I T S Z O R G BINNEN DE V O O R - EN VROEGSCHOOL E l Vve-coördinatie binnen school E2 Vve evalueren E3 Opbrengsten evalueren E4 Verbetermaatregelen E5 Vve borgen E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school
1
2
3 6
94 44 100
4
94 100 6 56 88
12
Toelichting kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool Zowel in 2011 als in 2013 is het beeld over de kwaliteitszorg niet sterk van elkaar afwijkend. De bevindingen uit de vragenlijsten komen voor een groot deel overeen met de oordelen van de inspectie. Er zijn een paar verschillen. Het meest positief is de inspectie over de evaluatie van vve en het feit, dat vve is opgenomen in de kwaliteitszorg binnen de school. Er is zelfs sprake van enkele goede praktijkvoorbeelden, die navolging verdienen. Volgens de vve-locaties in de vragenlijsten vinden de vve-medewerkers echter, dat de kwaliteit van de evaluatie van vve beter kan. Over de evaluatie van de opbrengsten, de leerresultaten, denkt de inspectie weer kritischer. De vroegscholen geven in de vragenlijst aan, dat zij de resultaten van vve meten. Dat klopt op groepsniveau, maar de inspectie constateert, dat de evaluatie van vve-resultaten -in het kader van de kwaliteitszorg op locatie- (of Spil-) niveaunog niet voldoende aan bod komt. Binnen de locaties zelf zijn veelal geen eigen streefnormen ontwikkeld om de opbrengsten te evalueren. Ze wachten hiervoor onder meer op wat er gemeentelijk of op school- of bestuursniveau wordt (is) afgesproken. Over het borgen van gerealiseerde verbeteringen en opgebouwde expertise denken de vve-locaties en de inspectie hetzelfde. De planmatige verbetering blijft een aandachtspunt. Het borgen is een onderbelicht gebied geweest de afgelopen jaren en is dat in 2013 nog steeds. Verbeterpunten Voor de komende periode is het belangrijk, dat de gemeente, de schoolbesturen, de besturen van de kinderopvangvoorzieningen, de jeugdgezondheidszorg en de vve-locaties de systematische kwaliteitszorg van vve in hun verbetermaatregelen opnemen. Hierin kan de evaluatie van vve en van de opbrengsten, de planmatige verbetering en vooral ook het borgen meer nadrukkelijk doelgericht aan bod komen. In 2011 benadrukte de inspectie het opbrengstgerichte werken als centraal verbeterpunt in de kwaliteitszorg op te nemen. Dat geldt in 2013 ook. In de gemeente Eindhoven onderkennen alle vve-actoren dit gegeven en inmiddels is ieder weer in staat hier de komende twee jaar een succes van te maken. Tabel 3.2f De beoordeling van de indicatoren: Doorgaande lijn DOORGAANDE L I J N F l Vve-coördinatie tussen voor-vroeg F2 Doorstroom naar vroegschool F3 Warme overdracht F4 Afstemming aanbod F5 Afstemming pedagogisch klimaat/educatief handelen F6 Afstemming Over ouders F7 Afstemming begeleiding/zorg
1
2 6 75 13 100 69 100
3 94 50 81 100
4
6
31
Toelichting doorgaande lijn De inspectie ziet dezelfde verbeterpunten, als de vve-locaties in de vragenlijsten. De doorstroom van de peuters van de voor- naar de vroegschool loopt in de praktijk nog niet naar wens. Dat geldt vooral voor voorscholen, waarbij de kinderen naar meerdere vroegscholen uitstromen. Er blijkt meer aandacht nodig voor lokale afspraken hierover. Ook is er winst te behalen in een verbetering van de doorgaande lijn van het pedagogisch en didactisch handelen, het ouderbeleid en de zorg en begeleiding op de vve-locaties. Een meer doelgerichte inzet van de inhoudelijke coördinatie door de vve-coördinator, de teamcoach van de Pagina 35 van 41
voorscholen en de intern begeleider van de vroegscholen kan de noodzakelijke ondersteuning en begeleiding van de medewerkers in de groepen faciliteren. Om die reden verbetert menige vvelocatie dat nu al. Belangrijk is wel, dat hierop ook door de besturen en de gemeente in de praktijk gemonitord en geborgd wordt. Verbeterpunten De doorgaande lijn in het pedagogisch en didactisch handelen, het ouderbeleid en de zorg en begeleiding per vve-locatie is een belangrijk verbeterpunt. Ook de doorstroom van peuters naar de vroegscholen moet verder verbeteren. Tabel 3.2g De beoordeling van de indicatoren: Resultaten van vve R E S U L T A T E N VAN V V E 1 G l Vve-resultaten meten G2 Niveau vve-resultaten G3 Veriengde kleuterperiode** De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen. Toelichting
van de resultaten
2
3
4
100
van vve
De bevindingen uit de vragenlijsten komen overeen met de oordelen van de inspectie. Ook uit de onderzoeken van de inspectie op de locatie blijkt dat de vve-locaties in de gemeente Eindhoven nog niet zo ver zijn dat zij zich over hun resultaten verantwoorden. Dat waren ook de bevindingen van de medewerkers in de vragenlijsten. Begin 2014 bereiken alle betrokken partijen in Eindhoven overeenstemming over het monitoren van de ontwikkelingen binnen vve en over het meten van de met vve gerealiseerde opbrengsten. Vandaar dat de meeste scores op deze indicatoren nu nog ontbreken. Wel is duidelijk geworden dat er op geen enkele vroegschool sprake is van een onwenselijk aantal leeriingen met een verienging van de kleuterperiode. Verbeterpunt Het is nodig dat de vve-locaties de gewenste resultaten van vve op gemeentelijk niveau verantwoorden. Streefdoelen vormen daarbij de kwaliteitsstandaarden waar de effecten op vastgesteld worden. Nu de vve-monitor van start gaat in 2014 krijgt dit verbeterpunt structurele aandacht.
Pagina 35 van 41
4
Conclusies
De inspectie heeft zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderiijke locaties, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Eindhoven beoordeeld. De oordelen zijn gebaseerd op de antwoorden op vragenlijsten door zowel de gemeente als de vve-locaties. De antwoorden van de gemeente zijn geverifieerd in gesprekken en aan de hand van toegestuurde beleidsdocumenten. De antwoorden van de vve-locaties zijn in een beperkte steekproef van onderzoeken ter plaatse geverifieerd. Conclusies gemeentelijk we-beleid De gemeente Eindhoven is na de bestandsopname in 2010 met de LEA-partners voortvarend te werk gegaan. Eindhoven was in 2011 toe aan een herijking van het vve beleid en alle partners waren erop gericht het vve beleid toekomstproof te maken. Centraal bleef en blijft de hoofddoelstelling van vve om de (taal)achterstand van de kinderen in groep 3 op alle Spilcentra weg te werken en te voorkomen, zodat sprake kan zijn van een optimale ononderbroken ontwikkelingslijn van het kind. Een aantal beren op de weg kwam de gemeente daarbij wel tegen om het peuterwerk in de kinderopvang te harmoniseren. Het proces om tot beslultname te komen stagneerde ondermeer vanwege een lokale (politieke) impasse, de risico's van staatsteun en het Middelburgarrest. Later speelde ook de reorganisatie binnen de kinderopvang een belemmerende rol met als gevolg wisseling van beroepskrachten en onrust bij ouders. Met inzet van een bevlogen wethouder en een constructieve inzet van alle LEA-actoren 'stond' het beoogde beleid er uiteindelijk met ingang van 1 januari 2013 en vonden alle partners nieuwe energie om de ambities van vve waar te maken. Een inhaalslag is hiervoor georganiseerd door de uitvoering van een herstelplan binnen de voorscholen en een hernieuwde aanpak om vve -in een doorgaande lijn- op de Spilcentra te optimaliseren. Besturen en medewerkers zetter er hun schouders onder. De bevindingen van de inspectie zijn meegenomen in deze doorontwikkeling van vve, dat gebaseerd is op het nieuwe kwaliteitskader vve 2012-2015, daaruit voortkomende subsidiekaders en aanvullend beleidsmaatregelen. De afspraken die vervolgens in het Bestuursakkoord met OCW zijn opgenomen liggen in de lijn van de ingeslagen weg. Op zes indicatoren heeft de gemeente Eindhoven de kwaliteit van het vve-beleid aantoonbaar verbeterd ten opzichte van 2010. Vermeldenswaard hierbij zijn de drie goede praktijkvoorbeelden voor andere gemeenten. De belangrijkste verklaringen voor deze positieve ontwikkelingen liggen bij duidelijke afspraken, een gerichte uitwerking van het beleid en betere regie van en meer afstemming tussen de partners bij het stedelijke vve-beleid. Nieuwe praktijkvoorbeelden staan voor de komende periode 2014-2015 'in de wacht', indien de Implementatie en borging ervan conform voornemens blijven verlopen. De conclusie van de inspectie is, dat het huidige beleid van hoge ambities getuigt met een hoge betrokkenheid van de gemeente, de schoolbesturen en de besturen van voorschoolse voorzieningen. En vooral van de inzet van alle professionals in de voor- en vroegscholen en de Eindhovense Spilcentra. Wel vraagt het vve-beleid nu een sterker accent op een structurele uitvoering in de praktijk en op een systematische borging. Ook vraagt het beleid om een nóg betere evaluatie en verbetering van het vve op gemeentelijk niveau, dan tot nog toe het geval is. De aanzetten daartoe zijn ruimschoots aanwezig, maar de uitvoering en resultaten waren tijdens deze tussenmeting nog niet beschikbaar. Een overweging is om audits op de Spilcentra structureel te organiseren ten einde de opgebouwde expertise rondom vve -ook op deze wijze- te borgen. Het ouderbeleid blijft daarnaast een specifiek verbeterpunt, dat de komende periode ook stedelijk meer aandacht verdient. Tot slot is het belangrijk om de externe zorg, die met de brede Spilzorgteams en vaste contactpersonen als goed praktijkvoorbeeld kon dienen, voor Eindhoven niet onder druk komt te staan vanwege nieuwe ambities, die er in het kader van de transitie jeugdzorg in de steigers staan. Menige Spillocatie is huiverig voor het veriies van de opgebouwde expertise en collega's en de rol en verantwoordelijkheid als vindplaats.
Pagina 37 van 41
Verbeterafspraken Op grond van alle beschikbare gegevens acht de inspectie het niet nodig, noch wenselijk op dit moment verbeterafspraken vast te leggen met de gemeente of met één van de onderzochte vvelocaties. Verbeterpunten In de gemeente Eindhoven hebben de verschillende partners de verbeterpunten, die bij deze tussenmeting vve aan de orde komen, al onderkend. Er is ook al hard aan gewerkt. Vanuit de gemeente Eindhoven zèlf hebben de betrokken ambtenaren in samenspraak met de LEAstuurgroep en daaronder vallende projectgroepen in 2013 aanvullende maatregelen getroffen om het lokale vve-beleid en het bereik van doelgroep peuters meer systematisch te gaan evalueren en te verbeteren. De effectuering ervan vindt echter pas in 2014 plaats. Dan komen de eerste rapportages vrij van BiO samen met ZuidZorg, de jeugdgezondheidsdienst, over de evaluatie van het feitelijk bereik. Ook volgt in het najaar 2014 uit de lokale vve-monitor een eerste stedelijke effectrapportage. Samen met de jaariijkse rapportage van de toezichthoudende GGD kan dan een goed beeld gegeven worden van de beoogde effecten van het gevoerde vve-beleid. Belangrijk daarbij blijft overigens wel, dat de gemeente ook de noodzakelijke verbeterpunten uit deze tussenrapportage aan deze effectmetingen toevoegt. Er is voldoende vertrouwen, dat deze beide verbeterpunten komende periode goed uit de verf gaan komen. Het andere verbeterpunt op gemeentelijk niveau 'ouderbeleid' vraagt een meer structurele aanpak en verbetering ook op stedelijk niveau. Ook in 2011 was "ouderbeleid' al een verbeterpunt. De lokale LEA-projectgroep is nu begonnen aan het verder ontwikkelen van een gericht ouderbeleid op gemeentelijk niveau, dat vervolgens doorvertaald wordt naar de vve-locaties. Tot slot is de conclusie dat er afgelopen periode vooruitgang is geboekt in het lokale vve-beleid. In 2010 waren zeven indicatoren een verbeterpunt. Nu is er op gemeentelijk niveau sprake van nog drie indicatoren voorzien van de waardering "verbeterpunt'. Een voortuitgang ten opzichte van 2011. • IA.2 bereik • IA.4 ouders •
IC
systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
Voldoende oordelen Op gemeentelijk niveau gaf de inspectie in 2010 vijf indicatoren de waardering 'voldoende'. Nu zijn dat er zeven. Een voortuitgang ten opzichte van 2 0 1 1 . Het betreft • IA.3 toeleiding; • IA.5 integraal vve-programma; • IA.7 interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen; • IA.6 externe zorg; • IA.8 doorgaande lijn; • IA.9 resultaten; • 2A de gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen beoordeelt. Voorbeelden voor a n d e r e n In 2010 was er één indicator een goed praktijkvoorbeeld. Nu is er op gemeentelijk niveau sprake van drie indicatoren. Een voortuitgang ten opzichte van 2 0 1 1 . Het betreft • IA.1 doelgroepdefinitie; • IB vve-coördinatie op gemeentelijk niveau; • 2B er is een gemeentelijk subsidiekader. Kwaliteit van w e op de locaties en relatie t u s s e n de bezoeken en de v r a g e n l i j s t e n In de vragenlijsten is gedetailleerd naar de kwaliteit van de diverse aspecten van vve gevraagd. De voor- en vroegscholen hebben daarbij eeriijk en realistisch geantwoord. Uit de onderzoeken die de inspectie bij een achttal voor- en vroegscholen heeft gebracht, blijkt dat de eigen waarderingen van deze locaties over het algemeen overeenkomen met de aangetroffen praktijk. Dat geldt grotendeels voor de condities (A), ouders (B), het aanbod (C) en de doorgaande lijn (F).
Pagina 38 van 41
Vooral bij het volgen van de ontwikkeling van de kinderen en het bieden van planmatige zorg (D) en de kwaliteitszorg (E) is de inspectie bij enkele indicatoren kritischer. Enkele in het oog springende discrepanties tussen de antwoorden in de vragenlijsten en de uitgevoerde onderzoeken zijn opvallend. In de vragenlijsten zijn de vroegscholen behooriijk positief over de planmatige zorg en begeleiding van de vve kinderen, terwijl de observaties daarvan een genuanceerder beeld geven. Een tweede discrepantie doet zich voor bij de indicator 'evaluatie van de resultaten van vve'. De inspectie heeft die beduidend minder vaak waargenomen, dan de antwoorden in de vragenlijsten zouden rechtvaardigen. Dat komt, omdat de vve-locaties vrijwel nog niet werken met streefdoelen om de mate van leerwinst van de doelgroepkinderen te kunnen verantwoorden. Over het algemeen geven de antwoorden in de vragenlijst een positief beeld op de kwaliteit van vve in de voor- en vroegscholen in Eindhoven wat betreft de condities en het aanbod. Ten aanzien van de condities heeft de inspectie de bevindingen van de toezichthouders GGD Brabant-Oost geverifieerd en gevolgd. Alleen het gewenste taalniveau van de pedagogische medewerkers in de voorscholen blijkt nog niet op peil. Voorbereidingen zijn echter ruimschoots getroffen. Zo bleek bij de verificatieonderzoeken, dat menige leidster al een assessment achter de rug had om de beginsituatie in beeld te brengen. Voor zover dat in de vragenlijst aan de orde kwam, zijn alle vve-locaties tevreden over het aanbod: van een integraal vve-programma voor peuters en kleuters, dat overwegend beredeneerd lijkt te zijn ingevoerd. Wel geven vooral voorscholen aan, dat het beredeneerde aanbod in de jaar- en weekplanning verbeterd kan worden. In de verificatieonderzoeken vond de Inspectie het integrale aanbod voldoende beredeneerd weergegeven. Aandacht blijft echter nodig voor het werken met tussendoelen voor de brede ontwikkelingsgebieden, die aan de hand van thema's aan bod komen en in de groepsadministratie verantwoord worden. Uit de vragenlijsten blijkt verder dat de vve-medewerkers verbeteringen nodig vinden voor het ouderbeleid, het volgen van de ontwikkeling van de kinderen, de planmatige zorg, onderdelen van de kwaliteitszorg en de effectmeting van de resultaten van vve. In 2011 waren dit ook al verbeterpunten. De vve-locaties geven in de vragenlijsten aan, dat zij niet tevreden zijn over het gevoerde ouderbeleid. Enkele voor- vroegscholen daarentegen geven aan, dat ze kunnen dienen als goed praktijkvoorbeeld voor anderen. In de verificatieonderzoeken constateerde de inspectie, dat de participatie van ouders een belangrijk verbeterpunt is, naast de invoering van een gericht ouderbeleid. Ook op stedelijk niveau is het nodig, dat het ouderbeleid een belangrijk verbeterpunt blijft, dat gerichte aandacht verdient. Vooral de voorscholen zijn niet tevreden over het volgen van een brede ontwikkeling van de kinderen. Veel voorscholen zijn echter met een inhaalslag bezig om een registratie- en observatieinstrument (KIJK) in te voeren. De kinderopvangvoorzieningen hebben dit onderdeel opgenomen in hun lokale herstelplan vve. Vroegscholen geven aan doorgaans al met een observatiesysteem te werken. Gevolg is wel, dat de verdere afstemming van 'het volgen van de ontwikkeling' op de vvelocatie zélf in een doorgaande lijn verbeterd moet worden. De voorscholen zijn evenmin tevreden over de planmatigheid van de vermeende zorg en de evaluatie ervan. De vroegscholen echter schatten hun planmatige zorg in als goede praktijkvoorbeeld, dat navolging verdient. Uit het verificatie onderzoek van de inspectie blijkt echter dat de planmatige zorg, de evaluatie ervan en ook het specifieke zorg aanbod voor de taalachterstand van de leeriingen die achter blijven in de groep verbetering vraagt. De kwaliteitszorg van vve laat voor een deel een stilstand zien ten opzichte van 2011. Er zijn echter ook aanzetten tot verbetering zichtbaar. In de vragenlijsten geven de vve-locaties aan, dat het kwaliteitsbeleid voor vve verbeterd moet worden. Dit ondanks het gegeven dat elke vve-locatie al over een aantal uren vve-coördinatie beschikt. De vve-coördinatie moet zich vooral inhoudelijk verstevigen en meer doelmatig worden ingezet. In 2011 was dit al een verbeterpunt. Dat geldt nog steeds. De verificatieonderzoeken van de inspectie bevestigen dit beeld. De evaluatie van de opbrengsten van de kinderen én van het eigen vve-beleid vragen verbetering. De vroegscholen zijn in de vragenlijsten echter positiever over de evaluatie van de opbrengsten van de kinderen, dan de inspectie in haar verificatie-onderzoeken. Met betrekking tot de doorgaande lijn tussen voor- en vroegscholen geven de vragenlijsten het beeld dat de doorstroom van de kinderen van de voor- naar de vroegschool beter kan. Dat geldt Pagina 39 van 41
vooral voor die voor- en vroegscholen, die nog niet intensief samenwerken. Ook kan de overdracht, de afstemming in het ouderbeleid en het pedagogisch didactisch handelen aan kwaliteit winnen. Het onderzoek van de inspectie bevestigt dit beeld. Tot slot vragen de resultaten van vve op lokaal niveau verbetering. De vve-locaties slagen er op nog te weinig in zich goed te verantwoorden. Dat komt vooral omdat eigen streefdoelen nog ontbreken in het gevoerde kwaliteitsbeleid. De schoolbesturen, de besturen van de kinderopvangvoorzieningen en de jeugdgezondheidszorg richten zich -na de moeizaam veriopende periode in 2011 en 2012- sinds 2013 nadrukkelijk op een gerichte implementatie van de noodzakelijke verbeterpunten voor vve. Het urgentiebesef is groot. Alle actoren zijn doordrongen van de noodzaak van een doelgerichte inhaalslag, waarbij een actuele analyse van 'hoe de beginsituatie op een vve-locatie is' vertrekpunt. Vandaaruit ligt de focus zowel op het borgen van de opgebouwde expertise, naast het verbeteren van de kwaliteit van vve en een doorgaande lijn in alle opzichten. In de gemeente Eindhoven zijn alle vve partners gericht om uiteindelijk het beoogde vve-beleid tot een succes te maken. De ambitie is om de onderwijsachterstanden van de Eindhovense doelgroep kinderen in groep 3 weg te werken en te voorkomen. In 2015 wil men de bestuursafspraken met het rijk in alle opzichten waarmaken. Relatie t u s s e n gemeentelijk beleid e n kwaliteit op de locaties Na de bestandsopname van vve in 2011 was de gemeente Eindhoven met de besturen en voorzieningen genoodzaakt veel werk te maken om de voor- en vroegschoolse educatie tot een succes te maken. Hierbij stonden vooral randvoorwaarden centraal om vve structureel te positioneren in het lokale vve-beleid op de Spilcentra. Daarvoor moesten wel een aantal hindernissen uit de weg geruimd worden, die een adequate uitvoering van vve op veel locaties in de weg stonden. Er was een periode sprake van een ongewisse situatie voor de werkers op de vvelocaties. Banen stonden op de tocht, onduidelijk was waar pedagogisch medewerkers geplaatst zouden worden en de continuïteit in de samenstelling van de teams van de vve-locaties stond onder druk. Ouders waren ongerust. De besturen maakten zich zorgen over de voortgang van de verbeteringen van vve op de locaties. De gemeente was met de wethouder genoodzaakt veel te investeren in het (politieke) proces om te komen tot de harmonisatie van de peuterspeelzalen naar de kinderopvang, waarbij rijksmaatregelen als staatsteun en het Middelburgarrest vertragend werkten op een definitieve besluitname. Toen de harmonisatie rond was in 2012 stond nog een reorganisatie binnen de kinderopvang te wachten, die opnieuw onrust gaf. Ook die periode is nu afgesloten. Inmiddels zijn de kaders waarbinnen en de lijnen waariangs vve moet plaatsvinden met de stedelijke stuurgroep afgesproken en gecommuniceerd en in de Raad vastgesteld. De uitwerking daarvan in de praktijk, onder leiding van de stedelijke stuurgroep moet nu (verder) gaan plaatsvinden. Voorbeelden daarvan zijn het vergroten van het bereik, een doelgericht ouderbeleid en het bepalen van de resultaten van vve. De verbeterpunten van de gemeente liggen in het veriengde van wat de vve-locaties nastreven. In 2013 konden ook de besturen en de vve-locaties hun ambities weer herpakken en is de focus meer en meer gericht op het verbeteren van de voor- en vroegschoolse educatie en het wegwerken van de taalachterstanden van de doelgroep kinderen. De ambities zijn hoog, gelet op de overeengekomen streefdoelen die in de lokale (concept) vve-monitor zijn opgenomen. Ook het bestuursakkoord 2011-2015 getuigt hiervan. Besturen van de kinderopvang, de schoolbesturen, de jeugdgezondheidszorg weten mét de vvelocaties, wat hen nu te doen staat: het borgen van de opgebouwde expertise en het verdergaand invoeren van noodzakelijke verbeteringen. Accenten in de verbetering onderkennen de voorzieningen zelf al, zoals het verbeteren van het ouderbeleid, het verbeteren van de uitvoering van vve (waaronder de planmatige zorg en de doorgaande lijn), de kwaliteitszorg én het evalueren van de resultaten. Speciale aandacht vragen de vve-locaties nog voor het borgen van de externe zorg, zoals deze op de Spilcentra gestalte kreeg, nu er in Eindhoven met Wij-generalisten wijkgericht gewerkt gaat worden. Ook is het belangrijk om de doorstroom van peuters van voorscholen die naar meerdere vroegscholen stedelijk beter te regelen.
Pagina 40 van 41
Vervolgafspraken: Verbeterafspraken zijn niet aan de orde. Het beeld is, dat alle actoren op alle niveaus in de gemeente Eindhoven voortvarend hun verantwoordelijkheid nemen en volop aan de slag zijn de taalachterstand van de Eindhovense kinderen in groep 3 weg te werken. De inspectie zal vanaf 2015 opnieuw de kwaliteit van vve in de gemeente Eindhoven in beeld brengen (vve-Monitor 2015).
Pagina 41 van 41
PostNL
Port betaald Port Payé Pays-Bas
Gemeente Eindhoven ontvangen 2 9 APR. 14
MM
Inspectie van het Onderwijs Mmisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Postbus 88 I 5000 AB Tilburg