Provinciale Staten
Voorstel aan Provinciale Staten HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH Vaststellen Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011, in het kader van Deregulering HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH
Beknopte samenvatting van inhoud voorstel: Op 27 januari 2010 hebben uw Staten de gewijzigde Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 vastgesteld. Het ging om een wijzigingsvoorstel in het kader van het project Deregulering. In dat voorstel werden tevens actiepunten aangekondigd die in een tweede fase zouden worden aangepakt. Bij het uitwerken van deze actiepunten is gebleken dat de wijzigingen van een dusdanige omvang zijn, dat er voor gekozen is om voor te stellen de bestaande Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 in te trekken en een nieuwe Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 te introduceren. Nagenoeg alle incidentele subsidies van de provincie zijn in de nieuwe verordening opgenomen, waaronder ook de bepalingen op de beleidsterreinen cultuur en sociaal beleid. De onderdelen uit de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 waarvoor in verband met bezuinigingen geen gelden meer beschikbaar zijn komen te vervallen. Daarnaast zijn overbodige bepalingen geschrapt en worden termijnen en procedures geharmoniseerd, waarbij aangesloten wordt bij het Rijksbreed Subsidiekader. ===== Aan Provinciale Staten I.
Inleiding
Bij het voorstel tot wijziging van de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 (PS2009-1012) hebben wij dertien concrete acties aan uw Staten voorgesteld, waarvan de eerste acht al aan de orde zijn gesteld. De hieronder vermelde overige acties komen in dit voorstel aan de orde. 1. 2. 3. 4. 5.
toetsen van (beleids)regels aan de Europese staatsteun regelgeving; wijziging van de beleidsregels naar regels; aanpassen van de nadere regels aangaande uurtarieven; creëren van een nieuwe titel “sociaal beleid”; aanpassing van Subsidieregeling naar Subsidieverordening
Verder zijn er ook andere acties ondernomen. Deze zijn met name gericht op verdere deregulering en een verdere aanscherping van reeds genomen maatregelen uit de eerste fase. Met dit voorstel wordt tevens een eerste stap gedaan in de aansluiting bij het Rijksbreed Subsidiekader. Dit subsidiekader is begin 2009 door de minister van Financiën opgesteld met als doel de uniformering van het subsidieproces van het rijk. Daarbij is het wenselijk dat andere overheden zoveel mogelijk bij dit kader aansluiten. Het Rijksbreed Subsidiekader bestaat uit drie met elkaar samenhangende onderdelen, waarvan er twee op regelgeving betrekking hebben: 1. drie standaard uitvoerings- en verantwoordingsarrangementen waarbij de toepassing afhankelijk is van de hoogte van het subsidiebedrag; 2. uniformering en vereenvoudiging van begrippen en verplichtingen in het subsidieproces.
code: 984237
Inlichtingen bij dhr. J.S. Langejan, tel. (026) 359 92 99 e-mailadres:
[email protected]
De thans voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op de uniformering, vereenvoudiging en stroomlijning in het subsidieproces. De andere punten uit het Rijksbreed Subsidiekader, zoals de standaard uitvoerings- en verantwoordingsarrangementen, zullen in een later stadium (2011) aan uw Staten worden voorgesteld hetgeen mogelijk opnieuw kan leiden tot een aanpassing van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998. De Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 bevat uniforme en vereenvoudigde regels voor het financiële beheer van subsidies (aanvraag, uitvoering en de verantwoording). Concreet gaat het onder meer om uniformering en vereenvoudiging van verplichtingen ten aanzien van kostenbegrippen, voorschotten en (tussentijdse) rapportages. In een separaat voorstel wordt u tevens voorgesteld de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 te wijzigen. Dit voorstel hangt evenwel nauw samen met het onderhavige voorstel. Er is onder andere sprake van uniformering van de staatssteunregels en de besluitvorming in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. II.
Acties
Wij leggen thans de volgende maatregelen ter besluitvorming aan uw Staten voor: 1. Toetsen van regels aan de Europese staatsteun regelgeving Toetsing van de regels aan de Europese regels van staatssteun hebben deels plaatsgevonden. Dit gelet op het bewerkelijke karakter van de werkzaamheden. Deze actie zal onze aandacht niet verliezen. Momenteel wordt er subsidiebreed gezocht naar staatssteunoplossingen. Zolang er niet voor elke regeling afzonderlijk een passende oplossing is gevonden zullen alle aanvragen individueel op staatssteun moeten worden getoetst. Dit heeft echter geen gevolgen voor de vaststelling van de nieuwe Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011. De nieuwe regeling bevat procedurele en kaderscheppende bepalingen die niet worden getroffen door de Europese staatssteunregels. 2. Wijziging van de beleidsregels naar regels De uitwerking van de specifieke bepalingen door ons college zal op grond van de voorgestelde verordening plaatsvinden in regels in plaats van beleidsregels. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze regels bepalingen bevatten die normerend van aard zijn en die - anders dan de naam “beleidsregel” doet vermoeden - niet enkel zien op de wijze waarop bevoegdheden door ons college zullen worden uitgeoefend. 3. Aanpassen van de nadere regels aangaande uurtarieven In de Nadere regels Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 zijn door ons bepalingen opgenomen omtrent de subsidiabiliteit van loonkosten (uurtarieven). Met de nu in artikel 1.5 voorgestelde berekeningsmethoden wordt aangesloten bij het Rijksbreed Subsidiekader. Om de berekening van uurtarieven in het kader van een te verlenen subsidie te vereenvoudigen wordt voorgesteld uit te gaan van drie standaardberekeningswijzen, waarbij de aanvrager zelf mag kiezen welke wordt gehanteerd; a. hanteren van een forfaitair vastgesteld uurtarief: maximaal € 35,--; b. berekening op basis van een uurloon vermeerderd met een forfaitair (20%) vastgestelde opslag voor indirecte kosten ; of c. berekening op basis van integrale kosten. Hiermee krijgt de subsidieontvanger de keuzemogelijkheid om de subsidiabele kosten volgens één van deze drie gestandaardiseerde methoden te berekenen.
2
Tenslotte is er een maximum uurloon bepaald voor zelfstandigen, directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) en andere personen waarbij het loon niet eenduidig bepaald kan worden. 4. Creëren van een nieuwe titel “sociaal beleid” In ons vorige voorstel (PS2009-1012) stelden wij voor incidentele subsidies op het gebied van sociaal beleid op te nemen in de verordening in een nieuw te creëren gelijknamige titel. Dit omdat wij het wenselijk achten dat alle incidentele subsidies op dezelfde manier worden behandeld. Aangezien de bezuinigingen voor sociaal beleid ingaan na afloop van de huidige beleidsperiode (2009-2012) zullen er nog ten minste twee jaar subsidies op basis van deze titel worden verleend. In de nieuwe verordening zijn niet alleen de subsidies van sociaal beleid toegevoegd, maar tevens die op de beleidsterreinen cultuur, cultuurhistorie en jeugd. De verordening is daardoor uitgebreid met drie nieuwe titels, te weten: 1. titel Cultuur; 2. titel Cultuurhistorie; 3. titel Sociaal & Jeugd. Met deze uitbreiding komen de respectievelijke (beleids)regels te vervallen. De reikwijdte van de nieuwe verordening is hierdoor vergroot, doordat nagenoeg alle incidentele subsidies zijn opgenomen. Dit leidt tevens tot stroomlijning en uniformiteit omtrent het financiële beheer van incidentele subsidies (aanvraag, uitvoering en de verantwoording). Incidentele subsidies op het terrein van veiligheid zijn nog niet in deze verordening opgenomen. In de eerstvolgende herziening zullen deze subsidies eveneens in de verordening worden opgenomen. Tenslotte is ten behoeve van de duidelijkheid de indeling gewijzigd. De algemene en procedurele bepalingen zijn in het begin van de verordening geplaatst. Daarna komen de beleidsinhoudelijke titels in vier hoofdstukken. 5. Aanpassing van de Subsidieregeling naar Subsidieverordening In de naam zal het woord “regeling” worden vervangen door “verordening”. Dit omdat deze regelgeving bestuursrechtelijk wordt aangemerkt als een verordening. Dit gelet op de verordenende bevoegdheid van uw Staten. Door het opnemen van het woord “verordening” in de benaming van de regeling is in één oog opslag de status van de regelgeving duidelijk. 6. Overige acties tot deregulering Naast bovengenoemde acties die in het kader van deregulering worden genomen, worden tevens de volgende deregulerende acties aan u voorgesteld: a. Schrappen van de Nadere regels Veel bepalingen uit de Nadere regels Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 zijn inmiddels achterhaald en laten zich moeilijk toepassen. Daarnaast blijken sommige bepalingen niet voor alle titels toepasbaar te zijn. Daarom stellen wij u voor de Nadere regels te schrappen. Bepalingen omtrent subsidiabiliteit van loonkosten, die in de Nadere regels staan, zijn aangepast (zie onder 3.) en verplaatst naar artikel 1.5 van de nieuwe verordening. b. Voorschotten en Voortgang uitvoering Met het Statenvoorstel Deregulering (PS2009-259) is invulling gegeven aan de adviezen van de Taskforce Deregulering onder leiding van de heer Van Diessen. Eén van de aanbevelingen uit de Veranderagenda wordt nu ingevoerd door over te gaan naar het systeem van automatische bevoorschotting. Tevens sluiten wij hiermee weer aan bij het rijksbreed subsidiekader.
3
Om een voorschot te ontvangen is het nu gebruikelijk dat de subsidieontvanger een aanvraag tot voorschot indient, voorzien van de nodige informatie. Het indienen van deze voorschotaanvraag door de subsidieontvanger wordt afgeschaft. De voorschotten zullen worden verstrekt volgens een in de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme, dat gebaseerd is op het uitgavenpatroon dat is opgegeven door de subsidieontvanger. Indien de subsidieontvanger op grond van zijn informatieplicht aangeeft, dat de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit niet conform de verleningsbeschikking plaatsvindt kan, indien nodig, het bevoorschottingsritme en de hoogte van de nog te ontvangen voorschotten aangepast worden. Dit systeem past binnen hetgeen hierover in de AsG is bepaald, waardoor het huidige artikel 3.3.1. in zijn geheel kan vervallen. Tenslotte geldt deze automatische bevoorschotting niet voor Europese subsidies, omdat hier de Europese regelgeving daaromtrent gevolgd dient te worden. c. Dood hout kappen De huidige Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008, die in eerste instantie werd opgesteld voor een beperkt aantal thema’s, is inmiddels uitgegroeid tot een zogenaamde “parapluregeling”. Hierdoor bestaan er veel bepalingen die niet voor alle titels van toepassing zijn. Deze zijn bekeken op toepasbaarheid en houdbaarheid en zonodig in de betreffende specifieke titels geplaatst. Een voorbeeld hiervan is het huidige artikel 3.2.2, waarin de aanvrager die een aanbestedende dienst is, wordt gewezen op zijn plichten. Deze wordt in hogere regelgeving ook aan de orde gesteld, namelijk in het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten. Daarom is deze bepaling verwijderd. d. Gegevens bij de aanvraag In het huidige artikel 3.1.1 wordt in het eerste lid, onder b, de verplichting gesteld ten aanzien van het bijvoegen van een financiële jaarplanning. In het eerste lid, onder c, wordt de aanvrager verplicht documenten bij te voegen waaruit blijkt dat de regels van het aanbestedingsrecht in acht worden genomen. Omdat beide verplichtingen niet handhaafbaar zijn, wordt voorgesteld deze uit de bepaling te verwijderen. Bovendien draagt dit bij aan de deregulering voor de aanvrager en administratieve lastenvermindering voor het ambtelijk apparaat. e. Afstemming Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 Tot slot heeft de afstemming met de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 geleid tot wijziging in de nieuwe verordening. Voorbeelden hiervan zijn: I. Het in het huidige artikel 3.2.3, tweede lid, (nieuw artikel 2.4) bepaalde, omtrent de verplichting aan subsidieontvanger om Gedeputeerde Staten te allen tijde inzage te verlenen in de administratie, staat eveneens geregeld in artikel 4.2, derde lid van de AsG. Hierom vervalt deze bepaling. II. Het in het huidige artikel 1.3, derde lid, geregelde met betrekking tot het afwijzen van aanvragen die bij de Europese Commissie moeten worden aangemeld op grond van staatssteunregelgeving wordt verplaatst naar de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998. 7. Overige acties Tot slot worden er acties aan u voorgesteld die strekken tot verdere aanscherping van reeds genomen acties. Daarbij worden nog een tweetal overige acties aan u voorgesteld. Aanscherping reeds genomen maatregelen f.
Kosten gemaakt voor indiening van een aanvraag
4
Binnen de huidige regeling is het – voor zover Europese staatssteunregels zich hiertegen niet verzetten - mogelijk om subsidie te krijgen voor kosten die zijn gemaakt voordat een aanvraag is ingediend, indien het voornemen tot uitvoering van een activiteit aan het provinciebestuur kenbaar is gemaakt. Voorgesteld wordt om deze kosten te beperken tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten. Hiermee wordt voorkomen dat aanvragen moeten worden gehonoreerd voor activiteiten die al grotendeels zijn afgerond. Dit zou haaks staan op het beginsel dat de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 een stimuleringsinstrument is. g. Beperken van afwijkingsbepalingen In de huidige Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 komen artikelen voor die in de bepaling zelf ook een algemene, dan wel een selectieve afwijking inhouden. Bij het opstellen van de nieuwe verordening is geïnventariseerd of deze afwijkingen breder geformuleerd moeten worden dan wel bij de titels moeten worden geplaatst. Een voorbeeld hiervan is het huidige artikel 3.2.1. Deze bepaling regelt dat activiteiten binnen twee jaar moeten zijn afgerond. Het derde lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om hiervan af te wijken en een termijn van drie jaar te stellen. Er is voor gekozen om de afwijkende termijnen die in het derde lid van dit artikel staan, voor alle titels van toepassing te verklaren. Hiermee wordt één uniforme lijn gehanteerd. Overige h. Verruiming eenmalige activiteit Hoewel de regeling bedoeld is voor incidentele subsidies blijkt er in de praktijk behoefte te bestaan om succesvolle activiteiten te kunnen vervolgen of langer voort te zetten. Voorgesteld wordt om dit eenmalig mogelijk te maken indien een activiteit succesvol is gebleken en er een nieuwe, nog niet eerder bereikte doelgroep kan worden bereikt. i. Balkenende-norm Met betrekking tot het uurloon van personen die in een project subsidiabel zijn wordt een maximum gesteld (artikel 1.5, eerste lid). Dit maximum is gebaseerd op de Balkenende-norm. III.
Europese dimensie
Zie II. Acties, 1. Toetsen van (beleids)regels aan de Europese staatsteun regelgeving IV.
Toelichting Subsidieverordening vitaal Gelderland
Toelichting Algemeen 1 Inleiding De afgelopen jaren hebben zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven tot een andere wijze van subsidieverstrekking. Enerzijds klinkt al geruime tijd de roep om deregulering en vereenvoudiging van regelgeving, anderzijds heeft zich onder andere onder invloed van de uitvoering van enkele Europese programma's een aanzienlijke professionalisering voorgedaan. Bovendien heeft ook de dualisering gevolgen voor de wijze waarop het subsidiebeleid wordt vastgesteld. Deze ontwikkelingen hebben hun weerslag gevonden in de eerder versies van de Subsidieregeling vitaal Gelderland. De Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 is een samenvoeging van deze regelingen. Deze verordening bevat de juridische grondslag voor incidentele subsidieverstrekking en daarnaast in hoofdzaak procedurele aspecten (in ruime zin), evenals subsidiabele kosten, algemene subsidievoorwaarden, rapportageplicht en toezicht.
5
2 Vereenvoudiging De Subsidieregeling vitaal Gelderland (2007, 2008) was een zogenaamde aanbouwregeling. De regeling is zodanig ontworpen dat deze steeds kan worden uitgebreid met nieuwe beleidsvelden. Dit had een vereenvoudiging tot gevolg voor subsidieaanvragers. Waar voorheen aanvragers geconfronteerd werden met vele regelingen, elk met verschillende verplichtingen, procedures en regels voor subsidiabele kosten e.d., kon nu een beroep worden gedaan op één regeling waarin al deze zaken waren geharmoniseerd. Dit kwam ook beleidsveldoverschrijdende projecten ten goede. Met de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 wordt deze ingezette koers voortgezet. Het aantal beleidsvelden is wederom uitgebreid. Daarbij is omwille van de overzichtelijkheid de indeling van de verordening gewijzigd. De verordening telt nu zeven hoofdstukken in plaats van vier. Daarbij zijn de procedurele bepalingen van hoofdstuk drie achter de algemene bepalingen van hoofdstuk 1 in hoofdstuk 2 geplaatst. Voorheen werden deze twee hoofdstukken gescheiden door de inhoudelijke subsidiebepalingen (beleidsvelden). Deze waren in de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 in hoofdstuk 2 opgenomen. Beleidsvelden werden in dit hoofdstuk op volgorde van vaststelling geplaatst. Hierdoor ontbrak een overzichtelijke structuur. Mede gelet hierop en door de verdere uitbreiding van de beleidsvelden, zijn in de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 de beleidsvelden verdeeld in vier categorieën. Elke categorie is afzonderlijk geplaatst in een apart hoofdstuk. 3 Subsidiesystematiek Provinciale regelgeving kent een gelede normstelling. Dat wil zeggen dat een samenstel van rechtsregels van toepassing (kan) zijn op één subsidieaanvraag. De provincie Gelderland kent drie lagen van subsidieregelgeving. Aan de basis staat de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998. Deze bevat procedurele bepalingen. Daarnaast staat de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011. Deze regeling bevat inhoudelijke bepalingen op hoofdlijnen. De regeling is met andere woorden kaderstellend. Binnen deze kaders vindt nadere invulling plaats door Gedeputeerde Staten middels regels. In deze regels staan de specifieke inhoudelijke regels. Voorheen kende de provincie vier lagen. Echter met de komst van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 zijn de Nadere regels Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 komen te vervallen. Dit zorgt voor meer overzichtelijkheid in de regelgeving. Op grond van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 worden incidentele subsidies verstrekt. Dat zijn subsidies ten behoeve van eenmalige activiteiten. Daarbij is het van belang dat gewenste initiatieven met behulp van subsidie de kans krijgen zich te ontwikkelen, zonder dat daarbij subsidieafhankelijkheid ontstaat. Dit betekent dat alleen niet reguliere eenmalige activiteiten of aanloopkosten (exploitatietekorten in de beginfase van een project) worden gesubsidieerd. Deze regeling is niet bedoeld voor subsidieverstrekking per boekjaar aan instellingen. Daarnaast is opgenomen dat activiteiten die worden verricht om te kunnen voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimum kwaliteitseisen niet voor subsidie in aanmerking komen. Dit was al (impliciet) gebruikelijk als het ging om milieueisen, maar dit is nu ook doorgetrokken naar andere minimum kwaliteitseisen. De reden hiervoor is dat de subsidieverstrekking te zeer concurrentievervalsend zou werken als het behalen van reeds gangbare maatstaven wordt gesubsidieerd. 4. Vertrouwen als basis In de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 was de hoofdregel dat een verzoek tot bevoorschotting werd vergezeld van een voortgangsrapportage. Een voorschot werd dan slechts
6
verstrekt op basis van gemaakte en betaalde kosten. De achterliggende gedachte hierbij was enerzijds het bespoedigen van de voortgang van de uitvoering (door een vinger aan de pols te houden) en anderzijds het hiermee voorkomen dat het lucratief kan zijn om helemaal niet met de uitvoering van de activiteiten te beginnen, omdat men rente ontvangt over de voorgeschoten bedragen. In de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 wordt voor een andere benadering gekozen. De provincie wenst na goede ervaringen te hebben opgedaan in de afgelopen jaren haar bevoorschottingspraktijk te baseren op vertrouwen in de aanvrager. Er zal dan ook niet meer op basis van gemaakte en betaalde kosten worden bevoorschot maar er zal in lijn met de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 en de Algemene wet bestuursrecht vooraf worden bevoorschot. De uitbetaling van dit voorschot zal dan vervolgens automatisch (met uitzondering van Europese projecten) in termijnen worden gedaan op basis van het verwachte uitgavenpatroon van de aanvrager. Dat de provincie haar subsidieproces meer wenst te baseren op vertrouwen komt ook tot uiting in het schappen van de zogenaamde “informatieplicht” bepaling. Op grond van deze bepaling was een subsidieontvanger verplicht om de provincie op de hoogte te stellen van elke feit en omstandigheid waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kan hebben op de aanspraak op subsidie. Door het verwijderen van deze bepaling wordt er meer verantwoordelijkheid bij de ontvanger gelegd. Wel moet een subsidieontvanger zich realiseren dat de subsidiabele activiteiten uitgevoerd moeten worden met inachtneming van de verplichtingen zoals deze zijn opgelegd in de subsidieverleningsbeschikking. Afwijking hiervan kan negatieve gevolgen hebben voor de hoogte van het subsidiebedrag. Mocht een subsidieontvanger willen afwijken van het verleningsbesluit, dan wel wordt hij hiertoe gedwongen, dan moet hij beseffen dat hij er zelf voor verantwoordelijk is om hierover met de provincie te communiceren. 5 Staatssteun De Europese Unie heeft zich onder meer tot doel gesteld naar economische vooruitgang te streven voor haar bevolking. Belangrijk voor het bereiken van dit doel is een goed werkende interne markt en vrije concurrentie. Overmatig steunverlening door overheden aan ondernemingen zou dit in gevaar kunnen brengen. Om overheidssteun aan ondernemingen goed te reguleren zijn in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staatssteunregels opgenomen. Deze regels zijn van een hogere orde dan provinciale regelgeving en prevaleren. Dit blijkt ook uit artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998. Subsidieverstrekking kan derhalve alleen plaatsvinden voor zover dit niet in strijd is met de Europese staatssteunregels. De Europese Commissie erkent dat overheidssteun, onder bepaalde voorwaarden, op diverse beleidsvelden wenselijk is en heeft hiertoe vrijstellingen in het leven geroepen. Indien subsidieverstrekking in lijn geschiedt met deze vrijstellingen wordt deze als geoorloofd beschouwd. Onder meer ten behoeve van milieubescherming, onderzoek & ontwikkeling, landbouw en kleine steunbedragen (de-minimis) zijn er vrijstellingen. 6 Dualisering De verordening is zo opgezet dat recht wordt gedaan aan het duale stelsel, waarin Provinciale Staten de strategische beleidsplannen vaststellen en Gedeputeerde Staten hieraan nadere invulling geven. De Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden beschouwd als het kader voor eenmalige subsidies; de beleidsinhoudelijke kaders zullen door Provinciale Staten worden vastgesteld in de strategische plannen. De nadere uitwerking van de strategische plannen, die zijn toegespitst op het instrument subsidie kunnen in regels als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, door Gedeputeerde Staten worden vastgesteld.
7
7 Communicatie Wij zullen subsidieontvangers steeds vaker verzoeken in hun communicatie-uitingen (zoals publicaties en aankondingsborden) kenbaar te maken dat het project mede mogelijk is gemaakt door de Provincie Gelderland. De Provincie Gelderland vindt het belangrijk om het grote publiek te informeren over haar rol in de Gelderse regionale ontwikkelingen. Met haar subsidieverlening laat de Provincie concreet zien hoezeer zij aanwezig is in het dagelijks leven van de burgers in Gelderland.
Toelichting artikelsgewijs Artikel 1.1, aanhef en onder i Bio-based economy is een internationaal erkend begrip dat onder meer wordt gebruikt door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, maar ook in de wetenschap en het bedrijfsleven. Artikel 1.2, eerste lid Deze bevoegdheid strekt tevens tot handelingen die samenhangen met besluiten tot verstrekking van subsidies., zoals het verdagen van beslistermijnen. Artikel 1.3, vijfde lid De zogenaamde vermogenstoets van artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder c, van de AsG wordt buiten toepassing verklaard voor deze regeling. Deze bepaling dient niet verward te worden met de inkomstentoets uit artikel 1.4, aanhef en onder e. Bij de vermogenstoets wordt bekeken of een aanvrager zelf reeds over voldoende middelen beschikt om het project te kunnen uitvoeren. Is dit het geval dan komt aanvrager niet in aanmerking voor subsidie. Op grond van de inkomstentoets worden inkomsten die met de subsidiabele activiteit verband houden in mindering gebracht op de totale subsidiabele kosten. De vermogenstoets is niet van toepassing verklaard in de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 om de werking van de regeling als stimuleringsinstrument niet te frustreren. Artikel 1.4, aanhef en onder b De hoofdregel is dat alleen kosten die na de ontvangstdatum van de aanvraag zijn gemaakt subsidiabel zijn. Echter uit de praktijk blijkt een grotere behoefte voor flexibiliteit. Daarom zijn kosten die gemaakt zijn voorafgaand aan de ontvangstdatum van de aanvraag subsidiabel vanaf het moment de aanvrager zijn voornemen tot uitvoering van de activiteiten aantoonbaar heeft kenbaar gemaakt. Dit kan tot een maximum van 10% van de totale subsidiabele kosten. De bewijslast voor het aantonen van het moment van het kenbaar maken ligt bij aanvrager. Aanvragers die beginnen met de uitvoering van activiteiten voordat er een besluit tot subsidieverstrekking is genomen lopen risico. Indien de aanvraag (gedeeltelijk) wordt afgewezen dan zullen de kosten (gedeeltelijk) voor eigen rekening van de aanvrager komen.
8
Uitzondering: Subsidieverstrekking door de Provincie dient in lijn te zijn met de staatssteunregels van de Europese Unie. Hiertoe maakt de Provincie geregeld gebruik van Europese vrijstellingsbepalingen. Deze vrijstellingen vereisen normaliter een stimulerend effect. Dit betekent doorgaans dat met de uitvoering van de activiteit pas mag worden gestart na indiening van de aanvraag. Dat betekent dat alle kosten voorafgaand aan de aanvraag niet subsidiabel zijn. Artikel 1.5 De regeling maakt onderscheid tussen het uurloon en het uurtarief. Het uurloon bevat alleen het brutoloon inclusief alle wettelijke sociale lasten. Winstuitkeringen, bonussen en jubilieumgratificaties vallen daar bijvoorbeeld niet onder, maar een dertiende maand mag wel meegeteld worden als dit in de CAO of arbeidsovereenkomst is overeengekomen. Deze kosten moeten gedeeld worden door 1.600 uur, ongeacht of de normale werkweek maximaal 40, 38 of 36-uur bedraagt. Als iemand parttime werkt, dan mag dit aantal uren naar rato worden verminderd. Het uurtarief is het uurloon inclusief een opslag voor indirecte kosten. Indirecte kosten zijn kosten die verband houden met de projectactiviteiten, maar die niet, of moeilijk direct aan de activiteiten zijn toe te rekenen. Vaak zijn dit kosten die de aanvrager ook maakt als de activiteit niet uitgevoerd zou worden, al zouden de kosten dan wellicht lager uitgevallen zijn. Voorbeelden hiervan zijn de toe te rekenen kosten voor Gas, Water en Elektra, kosten voor gebruik van bestaande ruimte, verbruik kantoorartikelen of inzet van ondersteunende diensten, zoals administratie en secretariaat. Als de aanvrager bijvoorbeeld een aparte huurovereenkomst moet sluiten om ruimte te huren voor de uitvoering van de activiteiten, dan zijn dit geen indirecte kosten, maar directe kosten. De kosten zijn immers vrij eenvoudig toe te rekenen aan de activiteiten. Bovendien zou de aanvrager deze kosten niet gemaakt hebben als het project niet uitgevoerd zou worden. De indirecte kosten zijn binnen de gestelde voorwaarden subsidiabel, mits de aanvrager de genoemde kosten niet op een andere manier opneemt in de begroting. De aanvrager mag dus bijvoorbeeld niet aanvullend een post administratiekosten opnemen in de begroting, als gekozen is voor een uurtarief. Het staat de aanvrager vrij geen gebruik te maken van een uurtarief. In dat geval mogen indirecte kosten wel apart opgenomen worden in de begroting. De toerekening moet dan wel objectief en controleerbaar zijn. Bijvoorbeeld een toerekening van huur op basis van gebruikte vierkante meters, of inzet van de ondersteunende diensten op basis van een urenregistratie. Voor zelfstandigen en Directeur Groot Aandeelhouders (DGA) is het loon vaak moeilijk of pas achteraf te bepalen. Daarom is voor hen aangesloten bij het minimale DGA-loon. Het berekende uurloon inclusief sociale lasten bedraagt dan maximaal € 35,-Dit uurloon geldt alleen als de aanvrager zelf een zelfstandige of DGA is en zelf de werkzaamheden voor het project gaat uitvoeren. In die gevallen dat de aanvrager een zelfstandige is, maar de diensten inkoopt bij derden, kan de aanvrager de kosten op basis van facturen verantwoorden. Artikel 1.5, eerste lid Op 3 maart 2010 hebben Provinciale Staten middels een motie aangegeven het onwenselijk te vinden dat instellingen worden gesubsidieerd die personeel in dienst hebben waarvan het salaris de Balkenende-norm overschrijdt. Gelet hierop bedraagt het maximale uurloon van personen die in het project subsidiabel zijn niet meer dan € 110,--.
9
Artikel 1.5, tweede lid De aanvrager geeft in de toelichting bij de kostenbegroting aan voor welke methode is gekozen. De op basis van methoden genoemd onder a en b berekende uurtarieven hoeven niet nader te worden onderbouwd. Uurtarieven berekend op basis van de methode genoemd onder c worden wel onderbouwd door aanvrager. Hoofdstuk 2 Procedurele Bepalingen Subsidieaanvragen worden bij voorkeur digitaal ingediend via www.gelderland.nl/subsidies. Digitaal indienen heeft als voordeel dat de ontvangst van de aanvraag direct per e-mail wordt bevestigd en de aanvraag sneller in behandeling kan worden genomen. Artikel 2.1 De aanvrager heeft zijn voornemen tot uitvoering van activiteiten aantoonbaar kenbaar gemaakt zodra hij deze voldoende concreet te kennen heeft gegeven aan het betreffende bestuursorgaan. Dit kan mondeling maar gezien het feit dat de bewijslast bij aanvrager ligt is het verstandig dit schriftelijk dan wel per e-mail te doen. Met het indienen van een aanvraag is ook voldaan aan deze voorwaarde. Door te beginnen met de uitvoering van de activiteiten vóórdat een besluit tot subsidieverstrekking is genomen loopt de aanvrager een risico. De aanvrager maakt immers kosten zonder een toezegging op subsidie. Indien de aanvraag wordt afgewezen zal aanvrager zelf moeten voorzien in de (reeds gemaakte) kosten van het project. Deze bepaling is nauw verbonden met artikel 1.4, aanhef en onder b. Deze bepaling regelt vanaf welk moment kosten gemaakt kunnen worden. Dit zal doorgaans ook het moment zijn waarop met de activiteiten wordt gestart. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Daarom wordt in artikel 2.1 aangegeven op welk moment met de activiteiten een begin kan worden gemaakt. Artikel 2.2 Indien de aanvraag aangevuld moet worden wordt de beslistermijn op grond van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht opgeschort met ingang van de dag waarop het verzoek tot aanvulling wordt gedaan tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is gelaten. Artikel 2.3 Onder subsidieverstrekking wordt verstaan een besluit tot subsidieverlening dan wel een besluit tot vaststelling zonder voorafgaand besluit tot subsidieverlening. Artikel 2.4 Voor het opstellen van betrouwbare rapportages is het van belang dat de aanvrager een administratie opzet. Hoe de aanvrager de administratie inricht is een eigen keuze. Wel dient de administratie die informatie op te leveren, welke is genoemd in dit artikel.
10
Daarnaast dienen de vastleggingen in de administraties gebaseerd te zijn op primaire registraties. Een primaire registratie is een document met bewijskracht dat de gedane boeking ondersteunt. Primair betekent dit dat het originele stukken moeten zijn en geen afgeleiden daarvan. Ook dient de administratie zodanig opgezet te zijn dat het ‘controlespoor’ gewaarborgd is. Dat betekent dat de verantwoording stapsgewijs herleid kan worden naar de stukken die daaraan ten grondslag liggen. Het is van belang dat de bewijsstukken, zoals facturen geadresseerd zijn aan de aanvrager. Als de aanvrager de uitvoering en administratie laat voeren door een derde blijft de aanvrager aansprakelijk voor de administratie en het voldoen aan de voorwaarden. Als de bewijsstukken niet op naam van de aanvrager zijn gesteld, dan dient in de administratie een overeenkomst of bevestiging opgenomen te zijn waaruit blijkt dat deze derde met toestemming van de aanvrager de uitvoering, administratie en verantwoording voor haar rekening neemt. De facturen moeten voldoen aan de normale vereisten, zoals die in Nederland, onder meer door de belastingdienst, aan facturen worden gesteld. Daarbij dient de factuur minimaal aan te geven welke leveringen zijn gedaan, of welke diensten zijn verricht en tegen welke prijs. Verwijzing naar een offerte waaruit dit blijkt is ook voldoende. Een factuur met de omschrijving: “Voor u geleverde diensten”, of “Detachering maand x” zonder verdere specificatie is niet voldoende. Hieruit is immers niet af te leiden of de kosten betrekking hebben op de subsidiabele activiteiten en hoeveel prestaties en tegen welke prijs deze zijn verricht. Als gewerkte uren worden verantwoord moet in ieder geval een urenregistratie ten behoeve van het gesubsidieerde project worden bijgehouden. Deze registratie moet op het niveau van de medewerker inzicht geven in wie, waarvoor, in een bepaald tijdvak uren heeft besteed aan het project. Het is aan te bevelen met weekverantwoordingen te werken en in ieder geval geen langere registratieperiode te hanteren dan een maand. Om de betrouwbaarheid van de registraties te verhogen kunnen de registraties door een tweede persoon gecontroleerd worden en voor akkoord mede-ondertekend worden. Artikel 2.9 De provincie zal een vergoeding eisen bij overname van de activiteiten door een ander, tenzij aan alle drie de genoemde vereisten wordt voldaan. Bijzondere bepalingen subsidieverstrekking Artikel 3.2.2, eerste lid (artikel 6.2.3) Op grond van artikel 3.1, tweede lid, van de AsG worden subsidies tot te hoogste € 25.000,-vastgesteld zonder voorafgaand besluit tot subsidieverlening. Op grond van artikel 3.2.2, eerste lid, kunnen Gedeputeerde Staten, voorzover de aard van de activiteiten hierom vragen, ook bij bedragen boven de € 25.000,-- besluiten de subsidie ineens vast te stellen. Artikel 5.1.1 Met het meerjarenbeleidskader wordt bedoeld het in artikel 1.3, eerste lid, van de Verordening voor Welzijn, Zorg en Cultuur 2005 bedoelde beleidskader. Artikel 5.2.1
11
Met het Belvoir-beleidskader wordt bedoeld het in artikel 1, aanhef en onder h, van de Verordening Cultuurhistorie Gelderland bedoelde Belvoir-programma. Artikel 5.2.5, tweede lid Bij de uitvoering van activiteiten op het gebied van onderhoud en restauratie kunnen nieuwe inzichten ontstaan die tot een nieuw bestek moeten leiden. Deze gewijzigde inzichten zullen tot een aanvraag tot wijziging van de subsidieverlening moeten leiden. Deze bepaling brengt met zich mee, dat ook in dit geval pas met de gewijzigde uitvoering kan worden begonnen, als Gedeputeerde Staten met deze gewijzigde uitvoering hebben ingestemd. Er is dan sprake van een van een gewijzigde aanvraag en een herzieningsbesluit. Artikel 5.5.1 Bij sociale cohesie moet gedacht worden aan het stimuleren van activiteiten die tot doel hebben om op een voor Gelderland nieuwe wijze te werken aan het bevorderen van de sociale samenhang op het platteland. Ook mensen op het platteland leven steeds individualistischer en sluiten zich minder aan bij sociale structuren als verenigingen. De bedoeling van dit onderdeel is om nieuwe vormen van sociale samenhang tot ontwikkeling te brengen. Artikel 5.5.2 Als bebouwde kom wordt beschouwd het gebied dat op grond van artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet als zodanig is aangewezen. Activiteiten in de kleine kernen of het buitengebied van de in dit artikel genoemde gemeenten komen voor subsidie in aanmerking. Artikel 5.6.3 Bij de verdeling van de beschikbare middelen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een gelijkmatige spreiding hiervan binnen de provincie. Daarbij wordt evenwel rekening gehouden met de kwaliteit van de aanvragen. Artikel 6.1.1 De minister van Economische Zaken heeft het Besluit EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013 vastgesteld. Dit besluit ziet op de uitvoering van de rijksfinanciering en Europese financiering voor EFRO programma's 2007-2013 voor doelstelling 2. Dit artikel regelt de besteding van provinciale cofinancieringsmiddelen voor de uitvoering van de EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013. Artikel 6.2.1 Dit artikel regelt de besteding van provinciale cofinancieringsmiddelen voor de uitvoering van activiteiten ter uitvoering van het Operationeel Programma in het kader van Europese Territoriale Samenwerking, gefinancierd uit de structuurfondsen. De subsidie wordt verstrekt aan de beheersautoriteit of aan de diverse Euregio’s. Deze zijn ten opzichte van de Europese Commissie verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma.
12
Kostensoorten De aanvrager kan in de projectbegroting op het subsidieaanvraagformulier de onderstaande kostensoorten onderscheiden. Kostensoort Toelichting
Advies en onderzoek
kosten verbonden aan ten behoeve van het project uitgevoerde adviesdiensten en onderzoeken, zoals bodemonderzoek, geluidsonderzoek, haalbaarheidsstudies. Het gaat hierbij uitsluitend om externe inzet. Eventuele inzet van eigen uren dienen onder de kostensoort "loonkosten" vermeld te worden.
Exploitatiekosten
Uitsluitend exploitatiekosten die verband houden met de aanloopfase van een activiteit komen voor subsidie in aanmerking, bijvoorbeeld tijdelijke huur ruimte of opslag tijdens uitvoering van het project.
Kosten voor het (ver)bouwen van opstallen, het verrichten van grond-, Grond- en bouwwerken civieltechnische en cultuurtechnische werken, inclusief het aanbrengen van technische installaties. Inrichtingskosten
Inrichtingskosten van gebouwen en terreinen zoals aanleg en onderhoud van beplantingen, bebording, bankjes, etc.
Investering in productiemiddelen
Kosten voor aanschaf (koop of lease) van productiemiddelen, zoals machines, inventaris, computers en opleidingen, die een directe relatie met de uitvoering van het project hebben
Kantoorkosten
Daadwerkelijk gemaakte kosten voor huisvesting, kantoorbenodigdheden, postverzending, telefoonkosten, etc.
Kosten van aankoop gebouwen
Kosten voor aankoop van gebouwen die rechtstreeks samenhangen met het project (incl. notaris-, kadaster- en taxatiekosten).
Kosten van aankoop grond
Kosten voor aankoop van grond (incl. notaris-, kadaster- en taxatiekosten) gebaseerd op de werkelijke kostprijs voor zover die niet afwijkt van de marktwaarde.
Loonkosten (intern)
Kosten van inzet van interne uren van de aanvrager/aanvragende organisatie, die rechtstreeks aan het project zijn toe te rekenen (urenadministratie vereist).
Op grond van artikel 1.4 sub c komen alleen BTW-kosten die de aanvrager niet kan verrekenen met de belastingdienst of die gemeenten Niet-verrekenbare BTW niet kunnen compenseren uit het BTW-compensatiefonds voor subsidie in aanmerking. Betreft inzet van externe uren voor ontwerp, planvorming, voorbereiding Ontwerp, voorbereiding en toezicht op bestek. Onder deze post kunnen ook kosten ter en toezicht op bestek voorbereiding van het project worden opgevoerd. Projectmanagement
Betreft inzet van externe uren voor projectmanagement, zoals projectadministratie en projectleiding.
Promotie en publiciteit
Direct aan het project toe te rekenen kosten voor communicatie een voorlichting, waaronder het maken van folders, persberichten, website, voorlichtingsbijeenkomsten, openingsfestiviteit etc.
Reis- en verblijfskosten Direct aan het project toe te rekenen reis- en verblijfskosten. Uitvoeringskosten
Kosten die direct bijdragen aan de activiteiten van het project, niet zijnde investeringskosten en exploitatiekosten. Voorbeeld: belastingen of leges, die gemaakt worden in het kader van de uitvoering van het project.
13
V.
Dictum
Wij stellen uw Staten voor te besluiten in overeenstemming met bijgevoegd ontwerpbesluit. Arnhem, 5 oktober 2010 - zaaknr. 2008-004127 Gedeputeerde Staten van Gelderland C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koningin drs. P.P.L. van Kalmthout - secretaris
+++++
14