Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen Hoofdstuk 3 Natuur en Leefomgeving Titel 3.1 Natuur en Landschap Paragraaf 3.1.1 Landschap en Landgoederen Paragraaf 3.1.2 Promotie en marketing Nationale Landschappen Paragraaf 3.1.3 Natuurbeheer met schaapskuddes en schaapskooien Paragraaf 3.1.4 Faunavoorzieningen Paragraaf 3.1.5 Grondverwerving ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur Paragraaf 3.1.6 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk Titel 3.2 Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) Paragraaf 3.2.1 Bevordering van toeristische activiteiten (POP 313) Titel 3.3 Water Titel 3.4 Externe Veiligheid Titel 3.5 Faunabeheer Hoofdstuk 4 Ruimte en Bereikbaarheid Titel 4.1 Mobiliteit Paragraaf 4.1.1 Algemene bepalingen Paragraaf 4.1.2 Gemeentelijke projecten in het kader van de Brede Doeluitkering (BDU) Paragraaf 4.1.3 Verkeersveiligheid Paragraaf 4.1.4 Openbaar vervoer waaronder begrepen regiotaxi Paragraaf 4.1.5 Infrastructurele openbaarvervoervoorzieningen Paragraaf 4.1.6 Sociale veiligheid en toegankelijkheid Paragraaf 4.1.7 Fietsvoorzieningen Paragraaf 4.1.8 Mobiliteitsprojecten Paragraaf 4.1.9 Goederenvervoer Titel 4.2 Gelderse Gebiedsontwikkeling Paragraaf 4.2.1 Algemene bepalingen Paragraaf 4.2.2 Ontwikkeling forten Paragraaf 4.2.3 Gebiedsontwikkeling Paragraaf 4.2.4 Beleef de Waal Paragraaf 4.2.5 Waalpleisterplaatsen Titel 4.3 Ruimtelijke Ontwikkeling Titel 4.4 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Paragraaf 4.4.1 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Titel 4.5 Impulsplan Wonen Paragraaf 4.5.1 Procesondersteuning Impulsplan Wonen Hoofdstuk 5 Economie en Samenleving Titel 5.1 Cultuur Titel 5.2 Erfgoed Paragraaf 5.2.1 Algemene bepalingen Paragraaf 5.2.2 Cultuur- en erfgoedpacten
Paragraaf 5.2.3 Instandhouding gemeentelijke monumenten, historische molens en stoomgemalen Paragraaf 5.2.4 Draaisubsidie Titel 5.3 Sociaal Profiel Paragraaf 5.3.1 Sociaal Profiel Titel 5.4 Jeugd Paragraaf 5.4.1 Jeugd Titel 5.5 Leefbaarheid en gemeenschapsvoorzieningen Paragraaf 5.5.1 Algemene bepalingen Paragraaf 5.5.2 Versterken van duurzame exploitatie van gemeenschapsvoorzieningen Paragraaf 5.5.3 Creëren van samenhang van functies en voorzieningen Paragraaf 5.5.4 Versterken van zelforganiserend vermogen Paragraaf 5.5.5 Investering in een gemeenschapsvoorziening Paragraaf 5.5.6 Ontmoetingsplek Titel 5.6 Sport Paragraaf 5.6.1 Algemene bepalingen Paragraaf 5.6.2 Vitale samenleving - sportieve bewegingsruimte Paragraaf 5.6.3 Vitale samenleving - actieve senioren Paragraaf 5.6.4 Vitale samenleving - sport en gezondheid bij jeugd Paragraaf 5.6.5 Vitale samenleving - sport en gezondheid bij mensen met een lage sociaal-economische status Paragraaf 5.6.6 Vitale samenleving - sport en gezondheid bij mensen met een functiebeperking Paragraaf 5.6.7 Excellente prestaties - Talentontwikkeling Paragraaf 5.6.8 Excellente prestaties - Accommodaties Paragraaf 5.6.9 Economische impact - Sportevenementen Paragraaf 5.6.10 Economische impact - Kennis en innovatie Paragraaf 5.6.11 Economische impact - Vitale bedrijven, vitale werknemers Paragraaf 5.6.12 Programmatische subsidiëring Titel 5.7 Topsectoren en Innovatie Paragraaf 5.7.1 Algemene bepalingen Paragraaf 5.7.2 Versnellen van innovaties Food, Health en Maakindustrie Paragraaf 5.7.3 Collectief onderzoek Paragraaf 5.7.4 Projectsubsidie Paragraaf 5.7.5 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten Paragraaf 5.7.6 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties Paragraaf 5.7.7 Ondersteunen innovatieve starters Paragraaf 5.7.8 Internationalisering Paragraaf 5.7.9 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie sectoren Food, Health en Maakindustrie Paragraaf 5.7.10 Ondersteuning Valleybureaus als innovatiecluster Paragraaf 5.7.11 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling Titel 5.8 Economisch beleid Paragraaf 5.8.1 Algemene bepalingen Paragraaf 5.8.2 Verbeteren positie van starters Paragraaf 5.8.3 Versnellen van innovaties in logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector Paragraaf 5.8.4 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector Paragraaf 5.8.5 Collectief onderzoek Paragraaf 5.8.6 Projectsubsidie Paragraaf 5.8.7 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten Paragraaf 5.8.8 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties Paragraaf 5.8.9 Kwaliteitsverbetering en meeropbrengst ondernemingen vrijetijdseconomie Paragraaf 5.8.10 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie Paragraaf 5.8.11 Wandelen, fietsen en varen
2
Paragraaf 5.8.12 Marketing en promotie vrijetijdseconomie Paragraaf 5.8.13 vervallen Paragraaf 5.8.14 Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving Paragraaf 5.8.15 Bedrijfsverplaatsingen Paragraaf 5.8.16 Digitale bereikbaarheid Paragraaf 5.8.17 Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving Paragraaf 5.8.18 Jeugdwerkeloosheid Titel 5.9 Land- en tuinbouw Paragraaf 5.9.1 Algemene bepalingen Paragraaf 5.9.2 Landbouwstructuurverbetering Paragraaf 5.9.3 Opstellen en uitvoeren integraal masterplan glastuinbouw Paragraaf 5.9.4 Verplaatsing glastuinbouwbedrijven Paragraaf 5.9.5 Groene kringlopen Paragraaf 5.9.6 Investeringen in innovatieve installaties en bedrijfsgebouwen Paragraaf 5.9.7 Adviesdiensten in de landbouwsector Titel 5.10 Prioritair Programma Energietransitie, Energie- en milieutechnologie (EMT) Paragraaf 5.10.1 Algemene bepalingen Paragraaf 5.10.2 Versnellen van innovaties energie- en milieutechnologie en biobased economy Paragraaf 5.10.3 Collectief onderzoek Paragraaf 5.10.4 Projectsubsidie Paragraaf 5.10.5 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten Paragraaf 5.10.6 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties Paragraaf 5.10.7 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in EMT-sector Paragraaf 5.10.8 Ondersteuning Programmabureau EMT als innovatiecluster Paragraaf 5.10.9 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling Paragraaf 5.10.10 Tenderregeling BioBest Paragraaf 5.10.11 Haalbaarheidsstudie Paragraaf 5.10.12 Businesscase Paragraaf 5.10.13 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie door natuurlijke personen Paragraaf 5.10.14 Woningisolatie Paragraaf 5.10.15 Masterplan bodemenergie Paragraaf 5.10.16 Rijden op biogas: bedrijfsmatig te gebruiken wegvervoermiddelen Paragraaf 5.10.17 Rijden op biogas: particulieren Paragraaf 5.10.18 Warmtekrachtkoppeling, warmtepomp of gaswarmtepomp Paragraaf 5.10.19 Tender Gelderse maten Paragraaf 5.10.20 HRe ketels Paragraaf 5.10.21 Energiedisplay voor scholen Paragraaf 5.10.22 Extra verduurzaming sociale huurwoningvoorraad Paragraaf 5.10.23 Leningverstrekking energieneutraal renoveren particuliere woningen Toelichting
3
Hoofdstuk 1
Begripsomschrijvingen
Artikel 1.1.1.1 Begripsomschrijvingen In deze regels wordt verstaan onder: a. AsG: Algemene subsidieverordening Gelderland 1998; b. business case: een document waarin, in samenhang met de planning, de haalbaarheid, een exploitatiemodel en de risico’s, het doel en de realisatie van een project wordt beschreven; c. eigenaar: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de eigendom heeft over een zaak als bedoeld in artikel 5:1 Burgerlijk Wetboek; d. experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten, zoals verder beschreven in randnummer 86. van artikel 2 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014; e. fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische werkzaamheden die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een directe commerciële toepassing of een direct commercieel gebruik wordt beoogd; f. grote onderneming: een onderneming die gelet op de grootte niet behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van Bijlage 1 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen; g. haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn; h. industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving en/of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie; i. innovatie: het proces waarbij kennis en technologie, worden samengebracht met het benutten van marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke processen ten opzichte van wat al op de markt beschikbaar is; j. innovatiecluster: structuur of georganiseerde groepering van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve starters, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers) die tot doel hebben innovatieve activiteiten te stimuleren door het delen van faciliteiten en de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij te dragen aan technologieoverdracht, netwerking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster; k. innovatieve onderneming: een onderneming a) die aan de hand van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie kan aantonen dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procédés zal ontwikkelen die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in deze sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden, of b) waarvan de kosten voor onderzoek en ontwikkeling ten minste 10% bedragen van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan
4
l. m.
n.
o.
p. q. r. s.
de toekenning van de steun of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant; onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd; onderzoeksinfrastructuur: faciliteiten, middelen en verwante diensten die door de wetenschappelijke gemeenschap worden gebruikt om op hun respectieve vakgebied onderzoek te verrichten. Hierbij gaat het om: wetenschappelijke uitrusting of sets wetenschappelijke instrumenten; kennisgebaseerde hulpbronnen zoals verzamelingen, archieven of gestructureerde wetenschappelijke informatie; ict-gebaseerde enabling infrastructuur zoals gridnetwerken, computers, software en communicatie, of iedere andere entiteit met een uniek karakter die onontbeerlijk is om onderzoek te kunnen verrichten. Dit soort infrastructuur kan zich op één enkele locatie bevinden (single-sited) dan wel verspreid zijn (distributed) (een georganiseerd netwerk van hulpbronnen) in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC); op arm’s lenght: de voorwaarden van de tansactie tussen de contractpartijen wijken niet af van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en behelzen geen enkele vorm van heimelijke verstandhouding. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het arm’s lenght-beginsel; startende onderneming: een kleine onderneming tot vijf jaar na haar registratie, die nog geen winst heeft uitgekeerd en niet uit een fusie is ontstaan. Voor een onderneming die zich niet hoeft te laten registreren, kan de periode van vijf jaar geacht worden aan te vangen op het tijdstip dat de onderneming ofwel haar economische activiteiten aanvangt of belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten; SvG: Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011; onderneming in moeilijkheden: een onderneming als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening; Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014; Landbouw groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014.
Hoofdstuk 2
Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1.1 Communautaire toetsingskader 1 Indien de verstrekking van subsidie als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet worden aangemerkt, wordt de subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352). 2. Indien tegen een subsidieontvanger een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, is betaling daarvan uitgesloten (Deggendorfclausule). 3. Subsidie wordt niet verstrekt met toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de Landbouw groepsvrijstellingsverordening aan ondernemingen in moeilijkheden. Artikel 2.1.1.2 Onvolledige aanvragen bij tenders Indien Gedeputeerde Staten hebben bepaald dat bij de verdeling van het beschikbare bedrag die activiteiten voorrang krijgen die het meest overeenstemmen met het doel waarvoor dat bedrag ter beschikking is gesteld, wordt de aanvraag om subsidie geweigerd indien de aanvraag niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen en voorwaarden in de SvG of in deze regels.
5
Hoofdstuk 3
Natuur en Leefomgeving
Titel 3.1
Natuur en Landschap
Paragraaf 3.1.1
Landschap en Landgoederen
Artikel 3.1.1.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. bos- of landgoed: een voor het publiek opengestelde onroerende zaak, geheel of gedeeltelijk bezet met bossen, natuurterreinen of landschapselementen; b. bos- of landgoedeigenaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechthebbende is op een bos- of landgoed en de instandhouding daarvan nastreeft; c. cultuurhistorische landschapselementen: elementen die kenmerkend zijn voor de lokale ontstaansgeschiedenis van het landschap; d. EHS: ecologische hoofdstructuur, zijnde een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen, zoals begrensd door Provinciale Staten bij besluit van 1 juli 2009 (PS2009-260) of een daarvoor in de plaats tredende begrenzing; e. erfbeplanting: beplanting binnen het agrarisch bouwblok; f. EVZ: ecologische verbindingszone, aangeduid in het Natuurbeheerplan Gelderland; g. hagen en heggen: opgaande lijnvormige elementen bestaande uit loofhoutsoorten, niet zijnde vlecht-, knip- of scheerheggen; h. klein historisch water: wielen en kolken; i. landschapselementen: groene opgaande elementen bestaande uit inheemse loofhoutsoorten; j. Nationale Landschappen: Nationale Landschappen zoals aangewezen in de Uitwerking streekplan Gelderland 2005; k. poel: waterelement gelegen in een EVZ met als doeltype "kamsalamander" of waterelement dat bijdraagt aan instandhouding van de boomkikker, heikikker en kamsalamander; l. Programma Buiten Gewoon Groen: programma waarin uitvoering wordt gegeven aan de Beleidsuitwerking natuur en landschap zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 27 juni 2012 (PS2012-401). m. rijks beschermde buitenplaatsen: buitenplaatsen aangewezen als rijksmonument; n. rode lijst soorten: soorten die zijn vastgesteld bij besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, nr. 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. Artikel 3.1.1.2 Subsidiabele activiteit 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de aanleg van nieuwe en het herstel van bestaande landschapselementen en cultuurhistorische landschapselementen; b. de aanleg van poelen; c. het wegwerken van achterstallig onderhoud aan de volgende elementen: i. poelen; ii. hagen en heggen en klein historisch water voor zover deze als identiteitsbepalend element zijn aangemerkt in het gemeentelijke landschapsbeleid; iii. lanen ouder dan 60 jaar gelegen op landgoederen; d. de aanleg van eenvoudige openbaar toegankelijke onverharde paden; e. de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen; f. de aanleg van eenvoudige houten loopbruggetjes in openbaar toegankelijke routes wanneer de oorspronkelijke brug verdwenen is; g. burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap; h. educatieve natuur- en landschapsvoorlichting gericht op jongeren.
6
2.
Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden op terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon met uitzondering van de terreinen in eigendom van Staatsbosbeheer.
Artikel 3.1.1.3 Criteria 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de activiteiten, als bedoeld in artikel 3.1.1.2, passen binnen een (inter)gemeentelijk landschapsbeleid-, landschapsontwikkel- of landschapuitvoeringsplan of een daarmee vergelijkbaar plan dat door de gemeenteraad is vastgesteld; b. de nieuw aan te leggen landschapselementen, niet zijnde heggen en hagen, aan de volgende omvangscriteria voldoen: i. de aan te leggen houtopstanden omvatten tenminste 10 are; ii. de aan te leggen rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, omvatten tenminste 20 bomen; iii. de aan te leggen hoogstamfruitgaarden omvatten tenminste 15 en maximaal 50 bomen. c. poelen een minimale omvang hebben van 3 are en de poelen gelegen zijn op een locatie met grondwatertrap 3 of ondieper; d. heggen en hagen gelegen zijn buiten de EHS; e. de kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.1.2, aanhef en onder a tot en met f, voldoen aan de normen uit het Normenboek Alterra. 2. Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie voor activiteiten die worden uitgevoerd op een bos- of landgoed slechts verstrekt indien: a. het bos- of landgoed tenminste 50 jaren bestaat; b. de activiteiten passen binnen een vastgesteld toekomstplan voor het bos- of landgoed en aantoonbaar en duurzaam bijdragen aan het behoud en de versterking van de in dat plan opgenomen landschappelijke kernkwaliteiten. Artikel 3.1.1.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen niet voor in aanmerking kosten voor: a. natuurontwikkeling binnen de EHS; b. projectleiding, coördinatie, rapportage, verantwoording; c. planvorming; d. aankoop of verkoop van onroerende goederen en waardedaling van grond; e. ambtelijke inzet. Artikel 3.1.1.5 Aanvrager 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder a tot en met g wordt verstrekt aan: a. gemeenten; b. bos- of landgoedeigenaren. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder h wordt verstrekt aan: a. gemeenten; b. bos- of landgoedeigenaren; c. stichtingen met als statutaire doelstelling educatieve natuur- en landschapsvoorlichting. Artikel 3.1.1.6 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie aan gemeenten bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten binnen de begrenzing van de Nationale Landschappen. Voor activiteiten buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen bedraagt de subsidie aan gemeenten ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. 2. Voor de subsidie aan gemeenten geldt een minimum van € 25.000 per subsidieaanvraag en een maximum van € 200.000 per gemeente. 3. De subsidie aan bos- en landgoedeigenaren bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500 per subsidieaanvraag en een maximum van € 200.000 per bos- en landgoedeigenaar.
7
4.
De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder h bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500 per subsidieaanvraag en een maximum van € 25.000 per stichting.
Artikel 3.1.1.7 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien het activiteiten betreft: a. binnen de begrenzing van een rijks beschermde buitenplaats, met uitzondering van activiteiten gericht op het instandhouden van rode lijstsoorten; b. op agrarische bouwpercelen (erfbeplanting). Artikel 3.1.1.8 Verplichtingen 1. De subsidieontvanger is verplicht een voortgangsrapportage, als bedoeld in artikel 4.4 van de AsG, te voorzien van een topografische kaart waarop de activiteiten op een topografische ondergrond zijn vastgelegd. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor subsidie ontvangen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder g en h. Paragraaf 3.1.2 Vervallen
Promotie en marketing Nationale Landschappen
Paragraaf 3.1.3
Natuurbeheer met schaapskuddes en schaapskooien
Artikel 3.1.3.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7 de Subsidieverordening Kwaliteitsimpuls natuur en landschap Gelderland; b. gehoede schaapskudde: een schaapskudde, bestaande uit minimaal 100 ooien van een zeldzaam schapenras, die wordt gehoed door een herder met gebruik van één of meer honden; c. beheersequivalent: een rekeneenheid bedoeld om de effectiviteit van het beheer te kunnen bepalen en gedefinieerd als het quotiënt van de per jaar gevraagde subsidies en het aantal hectares dat in die periode wordt begraasd; d. gebied: natuurgebied waarop een natuurbeheerplan van toepassing is; e. natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009; f. schaapskooi: een potstal die dient als onderkomen voor een gehoede schaapskudde die een nabijgelegen heidegebied begraast; g. zeldzaam schapenras: Drents heideschaap, Kempisch heideschaap, Schoonebeker heideschaap, Veluws heideschaap, Groot heideschaap. Artikel 3.1.3.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het inzetten van een gehoede schaapskudde voor het begrazen van één of meerdere gebieden; b. het gebruik van een schaapskooi door een gehoede schaapskudde. Artikel 3.1.3.3 Criteria 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien het inzetten van de gehoede schaapskudde bijdraagt aan het verwezenlijken van de doelstellingen uit het Natuurbeheerplan. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt indien de schaapskooi is opengesteld voor publiek en door de subsidieontvanger in of rond de schaapskooi publieksactiviteiten worden georganiseerd die bijdragen aan natuurbeleving en natuureducatie.
8
Artikel 3.1.3.4 Rangschikking 1. Bij de verdeling van het beschikbare budget voor subsidies als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, krijgen die activiteiten voorrang die de laagste beheersequivalent hebben. 2. Gedeputeerde Staten plaatsen de aanvragen in een prioriteitsvolgorde. 3. De prioriteitsvolgorde wordt bepaald door de mate waarin de aanvragen aan de selectiecriteria voldoen. 4. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit. Artikel 3.1.3.5 Aanvrager 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, natuurlijke persoon of rechtspersoon die middels eigendom uitoefent over het gebied. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder b, natuurlijke persoon of rechtspersoon die middels eigendom uitoefent over de schaapskooi.
wordt verstrekt aan een of erfpacht zeggenschap wordt verstrekt aan een of erfpacht zeggenschap
Artikel 3.1.3.6 Aanvraag Aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, worden ingediend voor 1 mei 2014. Artikel 3.1.3.7 Hoogte van de subsidie 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, bedraagt, voor een gehoede schaapskudde van tenminste 100 en maximaal 249 ooien, maximaal € 16.000 per jaar. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, bedraagt, voor een gehoede schaapskudde van tenminste 250 ooien, maximaal € 28.000 per jaar. 3. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder b, bedraagt € 5.000 per jaar. 4. De subsidie kan worden aangevraagd voor een periode van minimaal één kalenderjaar tot een maximum van zes aaneengesloten kalenderjaren. Artikel 3.1.3.8. Weigeringsgronden Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, wordt geweigerd indien: a. aan de aanvrager voor het gebied geen subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009 of de Subsidieregeling Natuurbeheer 2008; b. het gebied niet op de ambitiekaart in het natuurbeheerplan is begrensd als Gelders Natuurnetwerk met voor tenminste 70% natuurtype N06 Voedselarme venen en vochtige heiden, N07 Droge heiden of N11 Droge schraalgraslanden. Artikel 3.1.3.9 Communautair toetsingskader Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met beschikking N 376/2010 van de Europese Commissie van 20 april 2011. Paragraaf 3.1.4
Faunavoorzieningen
Artikel 3.1.4.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. bedreigde diersoorten: soorten als genoemd in de bijlagen bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 november 2004, nummer TRCJZ/2004/5727; b. EHS: Ecologische hoofdstructuur, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland de in Structuurvisie Aanpassing EHS 2012, op 29 mei 2013; c. EHS verbindingen: verbindingen tussen de Ecologische hoofdstructuur, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland de in Structuurvisie Aanpassing EHS 2012, op 29 mei 2013;
9
d. faunavoorziening: een voorziening inclusief toeleidende rasters die het dieren mogelijk maakt openbare infrastructuur veiliger over te steken; e. knelpunt: een locatie waarvan door onderzoek is gebleken dat daar regelmatig dieren worden aangereden of verdrinken of waarbij het voor ter plaatse levende dieren onmogelijk is om de overkant van infrastructuur te bereiken. Artikel 3.1.4.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van een faunavoorziening. Artikel 3.1.4.3 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2 wordt slechts verstrekt: a. voorzover de subsidiabele activiteit op een locatie wordt gerealiseerd die gelegen is binnen de aandachtsgebieden die zijn opgenomen in het vigerende programma Ontsnippering Natuur; indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor fauna; b. op plaatsen binnen de EHS: indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor fauna; c. op plaatsen buiten de EHS: indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor bedreigde diersoorten en dassen; d. op plaatsen binnen de EHS verbindingen: indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor bedreigde diersoorten en dassen. Artikel 3.1.4.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor: a. de aanleg van de faunavoorziening; b. de kosten voor procesondersteuning en begeleiding. Artikel 3.1.4.5 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. het Rijk: voor locaties genoemd in artikel 3.1.4.3, aanhef en onder d, waarbij het Rijk eigenaar of beheerder is van openbare infrastructuur; b. aan andere eigenaren en beheerders van openbare infrastructuur: voor plaatsen als genoemd in artikel 3.1.4.3, aanhef en onder a, b en c. Artikel 3.1.4.6 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval een GIS kaart met daarop de faunavoorziening en het onderzoek waaruit blijkt dat er sprake is van een knelpunt gevoegd. Artikel 3.1.4.7 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 150.000. 2. De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.4.4, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 10% van de subsidie met een maximum van € 15.000. Artikel 3.1.4.8 Weigeringsgrond Subsidie wordt niet verstrekt indien de faunavoorziening wordt aangelegd op grond van een verplichting tot mitigatie of compensatie. Artikel 3.1.4.9 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht na de realisatie van de subsidiabele activiteit een GIS kaart te overhandigen waarop de aangelegde faunavoorziening staat aangegeven.
10
Paragraaf 3.1.5
Grondverwerving ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur
Artikel 3.1.5.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. ambitiekaart: kaart behorende bij het vigerende Natuurbeheerplan Gelderland; b. EHS: ecologische hoofdstructuur zoals begrensd door Provinciale Staten bij besluit van 1 juli 2009 of een daarvoor in de plaats tredende begrenzing; c. terrein: gronden waaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten die van belang of potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden; d. natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten; e. Natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009; f. natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009 opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap; g. natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond waarop natuurbeheer wordt uitgeoefend; h. onafhankelijke taxateur: persoon die voldoet aan de eisen gesteld in de Mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (97/C/209/03); i. reële marktwaarde: de waarde van grond in het vrije economische verkeer vastgesteld door een onafhankelijk taxateur; j. verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht. Artikel 3.1.5.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de verwerving van terreinen die zijn opgenomen op de ambitiekaart en zijn aangeduid als N00.01 en waarvoor onder “indicatieve verhouding beheertypen” is aangegeven welke beheertypen op deze gronden van toepassing zijn; en b. de beëindiging van pachtovereenkomsten ten aanzien van terreinen die zijn opgenomen op de ambitiekaart en zijn aangeduid als N00.01 en waarvoor onder “indicatieve verhouding beheertypen” is aangegeven welke beheertypen op deze gronden van toepassing zijn. Artikel 3.1.5.3 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt voor: a. de beëindiging van pachtovereenkomsten die reeds waren gevestigd op het moment waarop het terrein door de aanvrager is verworven; en b. waarvoor in het licht van het Natuurbeheerplan beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling. Artikel 3.1.5.4 Subsidiabele kosten 1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, komen in aanmerking de kosten voor: a. verwerving van een terrein tegen de reële marktwaarde; b. een taxatie door een onafhankelijke taxateur; c. het kadastraal recht en het registratierecht; d. veiling; e. notaris; f. inschrijving in de openbare registers; g. overdrachtsbelasting; h. schenkingsrecht;
11
2.
i. het afkopen van landinrichtingsrente voor het verworven terrein; j. vooronderzoek of historisch bodemonderzoek volgens NEN 5725; en k. milieukundig bodemonderzoek volgens NEN 5740. Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, komen in aanmerking de kosten voor: a. het vrijmaken van pacht van genoemd terrein, blijkend uit een taxatie door een onafhankelijke taxateur; b. een taxatie door een onafhankelijke taxateur.
Artikel 3.1.5.5 Aanvrager 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan een ieder die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt verstrekt aan een eigenaar van een terrein die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten. Artikel 3.1.5.6 Aanvraag Een subsidieaanvraag voor de subsidiabele activiteit als bedoel in artikel: a. 3.1.5.2, aanhef en onder a, wordt uiterlijk op de dag voor het passeren van de notariële akte van levering ingediend; b. 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt uiterlijk op de dag voor de beëindiging van de pachtovereenkomst ingediend. Artikel 3.1.5.7 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste: a. 80% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, eerste lid, aanhef en onder a; b. 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, eerste lid, aanhef en onder b tot en met j; c. € 4.500 voor de kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, eerste lid, aanhef en onder k. 2. De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, tweede lid. 3. Voor zover voor verwerving of pachtvrij maken van grond subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door een bestuursorgaan van een ander overheidslichaam, wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen. Artikel 3.1.5.8 Verplichtingen 1. De subsidie-ontvanger is verplicht: a. zorg te dragen voor de verwerving dan wel pachtvrij maken van het terrein waarvoor hij subsidie ontvangt binnen twaalf weken na de subsidieverlening; b. het verworven dan wel pachtvrij gemaakte terrein direct na verwerving dan wel pachtvrij maken als natuur te beheren; c. het verworven dan wel pachtvrij gemaakte terrein binnen twee jaar na verwerving dan wel pachtvrij maken overeenkomstig de indicatieve verhouding beheertypen dat ingevolge het natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden te beheren; d. zorg te dragen dat het terrein tenminste 358 dagen per jaar wordt opengesteld en toegankelijk blijft voor het publiek, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing wordt verleend; e. eventuele opbrengsten van het terrein uitsluitend aan duurzaam natuurbeheer te besteden; en f. bij het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemming inhoudende dat het terrein enkel als natuur mag worden gebruikt.
12
2. 3.
4. 5.
6.
7. 8.
9.
Op verzoek van de subsdieontvanger kunnen de termijnen genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, b en c worden verlengd. Ontheffing als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder d, wordt verleend indien: a. gehele of gedeeltelijke sluiting van het natuurterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhouding doelstellingen en toegangsbeperkingen; b. het natuurterrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheel of gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is; c. sluiting van ten hoogste één hectare van het natuurterrein wenselijk is vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; of d. andere belangen gehele of gedeeltelijke sluiting rechtvaardigen. Het is de subsidieontvanger niet toegestaan om het terrein te vervreemden, te verpachten of daarop zakelijke rechten te vestigen, behoudens toestemming van Gedeputeerde Staten. De subsidieontvanger is bij vervreemding, verpachting of vestigen van zakelijke rechten verplicht ingevolge deze regeling verstrekte subsidie binnen een termijn van zes maanden terug te betalen aan de provincie Gelderland, tenzij hiervan in de toestemming als bedoeld in het vierde lid ontheffing is verleend. Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen: a. de verplichting, inhoudende dat de subsidieontvanger het terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van de ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort; en b. dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen. De overeenkomst als bedoeld in het zesde lid wordt uiterlijk binnen vier weken na totstandkoming daarvan op last van de subsidieontvanger als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het terrein ingeschreven in de openbare registers. Indien de subsidieontvanger ook andere economische activiteiten verricht dan de verwerving van terreinen ten behoeve van natuurbeheer als bedoeld in deze regeling, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EUkaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03). Een subsidieontvanger bewaart de administratie en alle documenten inzake een aan hem verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste twintig jaar nadat de subsidie is verleend.
Artikel 3.1.5.9 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling 1. Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2 wordt een afschrift van de overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.5.9, zevende lid in de openbare registers ingeschreven kwalitatieve verplichting overlegd. 2. Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, worden de volgende gegevens verstrekt: a. een afschrift van de notariële akte van levering van het terrein of een afschrift van de notariële akte van vestiging van het erfpachtrecht op het terrein; en b. in voorkomend geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van het recht van opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheden of een de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek. 3. Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt in elk geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot
13
4. 5.
ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek verstrekt. Artikel 5.3, derde lid, van de AsG is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in dit artikel. In afwijking van artikel 5.1, eerste lid, van de AsG dient aanvrager binnen 13 weken na inschrijving van de kwalitatieve verplichting in de openbare registers een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2.
Paragraaf 3.1.6
Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 3.1.6.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. begrensde grond: binnen de provincie gelegen grond die in het vigerende Natuurbeheerplan is begrensd met als hoofdfunctie om te vormen naar natuur; b. gebruiksgerechtigde: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die op grond van pacht of erfpacht zeggenschap heeft over het landbouwbedrijf; c. GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van artikel 2.7.3.1 van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten gewijzigde begrenzing van het Gelders natuurnetwerk; d. grondstrategieplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin is vastgelegd de wijze waarop ruiling , aan- en verkoop van gronden plaatsvindt ten behoeve van het bereiken van provinciale doelen in een bepaald gebied; e. landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf; f. landbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf; g. modernisering: vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd; h. Natura 2000 doelstellingen: instandhoudings- en ontwikkeldoelstellingen van het betreffende Natura 2000 gebied; i. natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009; j. verhoging van de productiecapaciteit: indien het landbouwbedrijfsgebouw na verplaatsing in staat is om meer producten voort te brengen; k. voorzieningen: installaties, machines en uitrusting in of aan een landbouwbedrijfsgebouw ten behoeve van de uitoefening van het landbouwbedrijf. Artikel 3.1.6.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw. Artikel 3.1.6.3 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.6.2 wordt slechts verstrekt indien door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw: a. ten minste 5 hectares begrensde grond gelegen binnen een Natura 2000 gebied beschikbaar komen die daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de Natura 2000 doelstellingen van dat gebied; of b. ten minste 15 hectares begrensde grond gelegen in het GNN beschikbaar komen in een gebied waarvoor door Gedeputeerde Staten een grondstrategieplan is vastgesteld, welke gronden daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de doelstellingen genoemd in het natuurbeheerplan.
14
Artikel 3.1.6.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.6.2 komen in aanmerking: a. de kosten voor het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw; b. de kosten voor het aanpassen van een landbouwbedrijfsgebouw of het oprichten van een landbouwbedrijfsgebouw op de nieuwe locatie, ter vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw op de bestaande locatie. Artikel 3.1.6.5 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van het te verplaatsen landbouwbedrijfsgebouw. Artikel 3.1.6.6 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten. 2. Als de verplaatsing gepaard gaat met modernisering van voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit, bedraagt de subsidie naast het bepaalde in het eerste lid ten hoogste 40% van de met de modernisering of verhoging van de productiecapaciteit gepaard gaande kosten. 3. De subsidie bedraagt maximaal € 400.000. Artikel 3.1.6.7 Verplichtingen 1. De subsidieontvanger is verplicht binnen 12 maanden na subsidieverlening: a. zijn landbouwbedrijfsgebouw te verplaatsen; b. op de als gevolg van de verplaatsing vrijkomende begrensde grond gelegen binnen het Natura 2000 gebied en het GNN een kwalitatieve verplichting te vestigen of te doen vestigen, inhoudende dat het perceel niet gebruikt zal worden als landbouwgrond. 2. Op verzoek van de subsidieontvanger kan de termijn genoemd in het eerste lid aanhef en onder a worden verlengd. 3. Het bepaalde in het eerste lid aanhef en onder b geldt niet voor zover de provincie binnen 12 maanden na de subsidieverlening de gronden aankoopt. Artikel 3.1.6.8 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening. Titel 3.2
Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)
Paragraaf 3.2.1
Bevordering van toeristische activiteiten (POP 313)
Artikel 3.2.1.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 3.2.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van paden of routes ten behoeve van fietsen, wandelen, varen en paardrijden en daarbij behorende voorzieningen. Artikel 3.2.1.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover: a. voldaan wordt aan Maatregelfiche 313 “Bevordering van toeristische activiteiten” van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013; en b. de activiteiten voor 1 april 2015 zullen zijn afgerond. Artikel 3.2.1.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan een publiekrechtelijke rechtspersoon.
15
Artikel 3.2.1.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de totale subsidiabele kosten met een minimum van € 50.000. Titel 3.3 Gereserveerd
Water
Titel 3.4 Gereserveerd
Externe Veiligheid
Titel 3.5 Gereserveerd
Faunabeheer
Hoofdstuk 4
Ruimte en Bereikbaarheid
Titel 4.1
Mobiliteit
Paragraaf 4.1.1
Algemene bepalingen
Artikel 4.1.1.1 Begripsomschrijvingen In deze titel wordt verstaan onder: a. goederenvervoer: vervoer van goederen over de weg en over water; b. halteplaats: punt van het regionet met wacht- en informatievoorziening waar de reiziger kan in- en uitstappen; c. mobiliteitsmanagement: alle activiteiten gericht op het afstemmen van vraag en aanbod van verkeer en vervoer gericht op het keuzeproces en bewustwording van de reiziger en goederen; d. openbaar vervoer: vervoer per trein, bus, tram of regiotaxi dat wordt verzorgd door een vervoerder waaraan op grond van de Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend; e. regionet: netwerk van buslijnen, buurtbusvervoer en regiotaxi ter ontsluiting van dorpen, steden en regio’s met een inwonertal; f. snelnet: netwerk van snelle buslijnen en regionale railverbindingen die zowel de belangrijkste relaties binnen regio’s als de relaties met belangrijke bovenregionale centra binnen en buiten de provincie op hoogwaardige manier verbinden; g. sociale veiligheid: objectieve veiligheid en het gevoel van veiligheid onder reizigers en personeel, ten aanzien van misdaad en wangedrag binnen het openbaar vervoer, bij transferpunten en halteplaatsen; h. toegankelijkheid: toegankelijkheid van voertuigen, halteplaatsen en de route naar halteplaatsen voor openbaar vervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking; i. transferpunt: punt van het snelnet met wacht- en informatievoorziening waar de reiziger kan in-, uit- of overstappen op andere vormen van vervoer; j. vervoerder: de rechtspersoon die openbaar vervoer verricht, waaronder begrepen regiotaxi. Paragraaf 4.1.2
Gemeentelijke projecten in het kader van de Brede Doeluitkering (BDU)
Artikel 4.1.2.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. infrastructuur projecten; b. intergemeentelijke niet-infrastructuur projecten.
16
Artikel 4.1.2.2 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.2.1 wordt slechts verstrekt voor projecten die zijn opgenomen in het Bestedingsplan Brede Doeluitkering als bedoeld in artikel 6 van de Wet BDU Verkeer en Vervoer. Artikel 4.1.2.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersoonlijkheid bezitten.
gemeenten
en
gemeenschappelijke
regelingen
die
Artikel 4.1.2.3 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste: a. 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 50.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.2.1, aanhef en onder a; b. 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.2.1, aanhef en onder b. 2. Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten. Paragraaf 4.1.3
Verkeersveiligheid
Artikel 4.1.3.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor niet-infrastructurele verkeersveiligheidsactiviteiten. Artikel 4.1.3.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt als de niet infrastructurele activiteiten voldoen aan eisen vermeld in het werkplan van het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Oost-Nederland. Artikel 4.1.3.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die zich krachtens hun statutaire doelstellingen en feitelijke werkzaamheden inzetten voor de verkeersveiligheid in Oost-Nederland. Artikel 4.1.3.5 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 1.000. 2. Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten. Paragraaf 4.1.4
Openbaar vervoer waaronder begrepen regiotaxi
Artikel 4.1.4.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor het verrichten van: a. openbaar vervoer; of b. vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Artikel 4.1.4.2 Criteria Subsidie voor het verrichten van openbaar vervoer wordt slechts verstrekt voor de duur van de concessie of voor de duur van de overeenkomst tussen de provincie en vervoerder. Artikel 4.1.4.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. vervoerders voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.4.1, aanhef en onder a; b. gemeenten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.4.1, aanhef en onder b.
17
Artikel 4.1.4.4 Hoogte van de subsidie De subsidie, als bedoeld in artikel 4.1.4.1, aanhef en onder a, bedraagt maximaal het bedrag zoals is overeengekomen in de concessie. De subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd. Paragraaf 4.1.5
Infrastructurele openbaarvervoervoorzieningen
Artikel 4.1.5.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder f, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de aanpassing van bestaande treinstations; b. de aanpassing van de omgeving van bestaande treinstations; c. nieuwe of te verplaatsen treinstations; d. planstudies voor nieuwe of te verplaatsen treinstations; e. het verbeteren van de doorstroming van het openbaar vervoer op het snelnet; f. de aanleg of verbetering van transferpunten op de routes van het snelnet; g. de aanleg of verbetering van halteplaatsen op de routes van het regionet; h. de plaatsing van zuilen en panelen voor reisinformatie voor reizigers van het openbaar vervoer bij transferpunten en halteplaatsen; i. uitbreiding van fietsenstallingen bij stations in het kader van het programma van Ruimte voor de Fiets van Prorail. Artikel 4.1.5.2 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, vervoerders en rechtspersonen die zich krachtens hun statuten inzetten voor het openbaar vervoer in Gelderland. Artikel 4.1.5.3 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste a. 66% van subsidiabele kosten tot een maximum van € 350.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder a tot en met d; b. 90% van subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder e; c. 50% van subsidiabele kosten tot een maximum van € 45.000 per transferpunt voor activiteiten als bedoeld artikel 4.1.5.1, aanhef en onder f; d. 35% van subsidiabele kosten voor tot een maximum van € 10.000 per halteplaats voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder g; e. 100% van subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder h; f. 40% van subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder i. 2. Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten. Paragraaf 4.1.6
Sociale veiligheid en toegankelijkheid
Artikel 4.1.6.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder g en h, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten ter verbetering van de: a. sociale veiligheid; en b. toegankelijkheid. Artikel 4.1.6.2 Criteria Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden in gebieden waar en ten behoeve van bus- en treinlijnen waarvoor de provincie Gelderland bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 verantwoordelijk is voor het openbaar vervoer.
18
Artikel 4.1.6.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten en vervoerders. Artikel 4.1.6.4 Hoogte van de subsidie 1. Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.6.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten. 2. Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.6.1, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste: a. 80% van de subsidiabele kosten voor vervoerders; b. 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.400 per halteplaats voor gemeenten; c. 90% van de subsidiabele kosten tot een minimum van € 5.400 en een maximum van € 13.500 per moeilijk aanpasbare halte voor gemeenten; d. 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250 per geplaatst bankje bij een halteplaats. 3. Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten. Paragraaf 4.1.7
Fietsvoorzieningen
Artikel 4.1.7.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder i, van de SvG 2011 kan worden verstrekt voor: a. het aanleggen van funderingen, verhardingen, kunstwerken, oversteekvoorzieningen, bermen, taluds en bermsloten; b. het aanbrengen van verlichting ten behoeve van vrij liggende fietspaden; c. het plaatsen van verkeerstekens behorende bij een fietsreconstructie, oversteekvoorzieningen en verkeersregelinstallaties. Artikel 4.1.7.2 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten. Artikel 4.1.7.3 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste: a. 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 35.000 en een maximum van € 300.000; b. 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 750.000 voor nieuwe, vrij liggende fietspaden, fietstunnels of fietsbruggen. 2. Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten. Paragraaf 4.1.8
Mobiliteitsprojecten
Artikel 4.1.8.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder j, van de SvG kan worden verstrekt voor haalbaarheidsstudies, onderzoek, pilots en promotieprojecten gericht op mobiliteitsmanagement. Artikel 4.1.8.2 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. gemeenten; b. privaatrechtelijke rechtspersonen: i voor zover de activiteit gericht is op de eigen organisatie en uitsluitend voor eigen gebruik is; of ii die zich krachtens hun statuten inzetten voor de bevordering van mobiliteitsmanagement.
19
Artikel 4.1.8.3 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000; Paragraaf 4.1.9
Goederenvervoer
Artikel 4.1.9.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder l, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. haalbaarheids- en onderzoeksstudies voor multimodaal of efficiënt en schoon goederenvervoer; b. investeringsprojecten infrastructuur ten behoeve van overslagvoorzieningen voor multimodaal goederenvervoer; c. pilots of praktijkproeven voor multimodaal of efficiënt en schoon goederenvervoer. Artikel 4.1.9.2 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.9.1 wordt slechts verstrekt indien: a. de activiteiten worden uitgevoerd in de provincie Gelderland dan wel, in geval van een provinciegrensoverschrijdende goederenvervoerstroom, het eind- of beginpunt in Gelderland ligt; b. de activiteiten passen binnen het strategisch uitvoeringsprogramma logistiek en Goederenvervoer 2012-2015; en c. voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in artikel 4.1.9.1, onder c, de beoogde innovatie een bijdrage of besparing oplevert voor de Gelderse logistieke sector. Artikel 4.1.9.3 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.9.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 100.000. 2. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.9.1, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 1.000.000. 3. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.9.1, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van: a. € 100.000 voor zover deze betrekking hebben op transport over de weg; b. € 200.000 voor zover deze geen betrekking hebben op transport over de weg; c. € 300.000 voor zover de ze worden uitgevoerd door publiekrechtelijke rechtspersonen of publiekrechtelijke instellingen. 4. Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten. Titel 4.2
Gelderse Gebiedsontwikkeling
Paragraaf 4.2.1
Algemene bepalingen
Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen In deze titel wordt verstaan onder: a. cultuurhistorisch object: elk object behorende tot tenminste een van de volgende categorieën: i. andere objecten dan de waterlinieforten genoemd in artikel 4.2.1.1 onder e en die een functie hadden in de militaire werking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie; ii. relicten van landschappelijke veranderingen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot en met 1945 die direct het gevolg zijn van doorbraken van een kade of dijk van een inundatiekom;
20
iii.
b. c. d. e.
relicten van maatregelen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot en met 1945 om schade als gevolg van een doorbraak van kade of dijk van een inundatiekom te herstellen; iv. relicten van menselijke ingrepen in het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als onderdeel van ontginningen voor landbouwkundig gebruik tot en met 1945. normaal onderhoud: regulier onderhoud dat noodzakelijk is om de functie en zichtbare kenmerken van een object te behouden; restauratie: werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor het herstel van een object of om verval van een object te voorkomen; voorbereiding: alle handelingen, die nodig zijn om met de uitvoering van werkzaamheden te kunnen starten, inclusief het aanvragen van vergunningen; waterliniefort: een van de navolgende objecten: i. Complex Fort bij Asperen; ii. Complex Fort aan de Nieuwe Steeg; iii. Complex Fort bij Vuren; iv. Complex Werk op de Spoorweg bij de Diefdijk; v. Complex Batterij onder Poederoijen; vi. Complex Batterij onder Brakel; vii. Complex Fort Everdingen.
Paragraaf 4.2.2
Ontwikkeling forten
Artikel 4.2.2.1 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de restauratie of voorbereiding van de restauratie van een waterliniefort; b. het voorbereiden of het realiseren van fysieke veranderingen aan een waterliniefort. Artikel 4.2.2.2 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien: a. de wijze van uitvoering van de werkzaamheden voldoet aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden, en; b. de werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een leerlingbouwplaats of opleidingsplaats voor leerlingen in de restauratiebouw. Artikel 4.2.2.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van een waterliniefort. Artikel 4.2.2.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste: a. 100% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a, ten behoeve van de waterlinieforten genoemd in artikel 4.2.1.1, aanhef en onder e, onderdelen i tot en met vi; b. 50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a, ten behoeve van het waterliniefort genoemd in artikel 4.2.1.1, aanhef en onder e, onderdeel vii, met uitzondering van monumentnummers 531684, 531664 en 531666; c. 75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder b. Artikel 4.2.2.5 Communautair toetsingskader Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd zijn met Beschikking N606/2009 van de Europese Commissie van 15 december 2009 inzake de Nationale regeling voor de instandhouding en het herstel van beschermde historische monumenten.
21
Paragraaf 4.2.3
Gebiedsontwikkeling
Artikel 4.2.3.1 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor de voorbereiding of uitvoering van werkzaamheden waarmee: a. een cultuurhistorisch object wordt gerestaureerd; b. bewegwijzering of straatmeubilair wordt aangeschaft en geplaatst; c. informatiepanelen worden aangeschaft en geplaatst; d. straatverlichting wordt aangeschaft en geplaatst; e. wandel- of rolstoelpaden worden aangelegd of aangepast; f. aanleg of aanpassingen worden gerealiseerd van parkeerplaatsen; g. landschappelijke of bouwkundige aanpassingen worden gerealiseerd ten gunste van het overwinteren, het zwermen of migreren van vleermuizen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Artikel 4.2.3.2 Criteria 1. Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien: a. de wijze van uitvoering van de werkzaamheden voldoet aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden; en b. de werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een leerlingbouwplaats of opleidingsplaats voor leerlingen in de restauratiebouw. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt indien: a. de plaatsing van de bewegwijzering of het straatmeubilair gebeurt op openbaar terrein in de Nieuwe Hollandse Waterlinie, en; b. de bewegwijzering of het straatmeubilair worden geproduceerd in de vormgeving zoals ontwikkeld voor het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie. 3. Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien: a. de informatiepalen worden geplaatst op openbaar terrein in de Nieuwe Hollandse Waterlinie; b. de informatiepanelen worden geproduceerd in de vormgeving zoals ontwikkeld voor het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie; en c. de informatiepanelen bevatten informatie over het historische, militaire systeem de Nieuwe Hollandse Waterlinie. 4. Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder d, wordt slechts verstrekt indien: a. de straatverlichting wordt geplaatst op openbaar terrein aan de Diefdijk in de gemeenten Vianen en Leerdam, de Meerdijk, de Nieuwe Zuiderlingedijk of de Zuiderlingedijk in de gemeente Lingewaal; en b. de straatverlichting wordt geproduceerd in de vormgeving zoals ontwikkeld voor het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie. 5. Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder e, wordt slechts verstrekt indien: a. de wandel- of rolstoelpaden openbaar toegankelijk zijn; en b. de wandel- of rolstoelpaden leiden naar een cultuurhistorisch object of vormen een aaneengesloten route om een cultuurhistorisch object. 6. Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder f, wordt slechts verstrekt indien: a. de parkeerplaatsen openbaar toegankelijk zijn; en b. de ingang van de parkeerplaatsen is gelegen op een afstand van minder dan 200 meter van objecten die zijn aangewezen als Rijksmonumenten en die een functie hadden in de militaire werking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Artikel 4.2.3.3 Aanvrager 1. Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder a en g, wordt verstrekt aan de eigenaar van het cultuurhistorisch object. 2. Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder b tot en met f, wordt verstrekt aan de eigenaar van het terrein waarop de werkzaamheden plaatsvinden of de materialen worden geplaatst.
22
Artikel 4.2.3.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten. Artikel 4.2.3.5 Communautair toetsingskader Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd zijn met Beschikking N606/2009 van de Europese Commissie van 15 december 2009 inzake de Nationale regeling voor de instandhouding en het herstel van beschermde historische monumenten. Paragraaf 4.2.4
Beleef de Waal
Artikel 4.2.4.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. Beleef de Waal: het deelproject van het Uitvoeringsprogramma WaalWeelde 2013 2017 zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 maart 2013; b. samenwerking “Rondje Pontje”: een samenwerkingsverband van ondernemers en initiatiefnemers rond twee pontjes en de routes daartussen op de beide oevers van de Waal; c. vertierplek: plek aan de Waal die met minimale aanpassingen zodanig is ingericht dat er toegang is tot de oever en gelegenheid om aan het water te recreëren; d. WaalWeeldegebied: het gebied omvattende het grondgebied van de gemeenten Beuningen, Druten, Lingewaal, Lingewaard, Maasdriel, Millingen a/d Rijn, Neerijnen, Neder- Betuwe, Nijmegen, Overbetuwe, Rijnwaarden, Tiel, Ubbergen, West Maas en Waal en Zaltbommel. Artikel 4.2.4.2 Subsidiabele activiteiten 1. Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de voorbereiding van de aanleg en de realisatie van vertierplekken en veerstoepen en de ontwikkeling, productie en plaatsing van informatievoorzieningen; b. de ontwikkeling van producten en arrangementen op het gebied van duurzaam toerisme; c. het opzetten en ontwikkelen van de samenwerking “Rondje Pontje”; d. het ontwikkelen en organiseren van evenementen en manifestaties. 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor de aanleg of wijziging van wegen of dijken. Artikel 4.2.4.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die: a. worden uitgevoerd in het WaalWeeldegebied; b. passen binnen de doelstellingen van Beleef de Waal; c. positief zijn beoordeeld door burgemeester en wethouders van de gemeente in het WaalWeeldegebied waar de activiteit plaatsvindt, voor zover het activiteiten betreft als bedoeld in artikel 4.2.4.2, eerste lid, aanhef en onder a, b en d; en d. passen in een duurzame ontwikkeling van het WaalWeeldegebied. Artikel 4.2.4.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. een natuurlijk persoon die woonachtig is in het WaalWeeldegebied; b. een gemeente in het WaalWeeldegebied; c. rechtspersonen die blijkens hun statutaire doelen en activiteiten een bijdrage kan leveren aan Beleef de Waal; Artikel 4.2.4.5 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
23
a. een schriftelijke verklaring van burgemeester en wethouders waaruit blijkt dat de betreffende subsidiabele activiteit positief is beoordeeld, voor zover het een activiteit als bedoeld in artikel 4.2.4.2, eerste lid, aanhef en onder a, b of d betreft; b. een uiteenzetting dat de betreffende subsidiabele activiteit past in een duurzame ontwikkeling van het WaalWeeldegebied. Artikel 4.2.4.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 75.000. Artikel 4.2.4.7 Weigeringsgrond Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.2, eerste lid, aanhef en onder b tot en met d, wordt geweigerd voor zover fysieke voorzieningen niet worden aangelegd of gewijzigd op grond die in eigendom is van publiekrechtelijke rechtspersonen. Paragraaf 4.2.5
Waalpleisterplaatsen
Artikel 4.2.5.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. Beleef de Waal: het deelproject van het Uitvoeringsprogramma WaalWeelde 2013 2017 zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 maart 2013; b. WaalWeeldegebied: het gebied omvattende het grondgebied van de gemeenten Beuningen, Druten, Lingewaal, Lingewaard, Maasdriel, Millingen a/d Rijn, Neerijnen, Neder-Betuwe, Nijmegen, Overbetuwe, Rijnwaarden, Tiel, Ubbergen, West Maas en Waal en Zaltbommel; c. knooppunt in de recreatieve infrastructuur: een plaats bij een veerverbinding over de Boven-Rijn, het Bijlandsch Kanaal of de Waal waar wandel- en fietsroutes en struinpaden samenkomen en die bereikbaar is met de auto; d. openbare voorzieningen: i. picknicktafel; ii. ten minste één bank en prullenbak op de veerstoep; iii. watertappunt; iv. parkeerplaats liggend op of aan de veerdam of direct achter de dijk; v. elektriciteitsaansluiting; vi. openbaar toilet; vii. camperplaatsen; viii. aanlegsteiger recreatieve vaartuigen. Artikel 4.2.5.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van openbare voorzieningen aan een knooppunt in de recreatieve infrastructuur. Artikel 4.2.5.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover: a. het knooppunt in de recreatieve infrastructuur gelegen is in het WaalWeeldegebied; b. niet alle openbare voorzieningen als genoemd in artikel 4.2.5.1, aanhef en onder d, onderdelen i tot en met iv, reeds op het knooppunt in de recreatieve infrastructuur aanwezig zijn; c. alle openbare voorzieningen als genoemd in artikel 4.2.5.1, aanhef en onder d, onderdelen i tot en met iv, na afronding van de subsidiabele activiteit op het knooppunt in de recreatieve infrastructuur aanwezig zullen zijn; d. de aan te leggen openbare voorzieningen tegen hoogwater bestendig zijn, dan wel dat deze gedurende hoogwater tijdelijk verwijderd kunnen worden; e. de activiteit positief is beoordeeld door burgemeester en wethouders van de gemeente in het Waalweeldegebied waar de activiteit plaatsvindt.
24
Artikel 4.2.5.4 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijke verklaring van burgemeester en wethouders verstrekt waaruit blijkt dat de betreffende subsidiabele activiteit positief is beoordeeld. Artikel 4.2.5.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt maximaal 50 % van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 100.000. Artikel 4.2.5.6 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien er binnen dezelfde gemeente reeds subsidie is verstrekt ten behoeve van de in artikel 4.2.5.2 genoemde activiteit. Artikel 4.2.5.7 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht de openbare voorzieningen gedurende ten minste vijf jaar na de vaststelling van de subsidie te beheren en te onderhouden. Titel 4.3 Gereserveerd
Ruimtelijke Ontwikkeling
Titel 4.4
Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Paragraaf 4.4.1
Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Artikel 4.4.1.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. collectief: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon die beoogt hun belangen in een CPO-woningbouwproject te behartigen. b. CPO: Collectief Particulier Opdrachtgeverschap; c. CPO-woningbouwproject: de bouw en realisatie van minimaal 3 woningen door een collectief. Artikel 4.4.1.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1 van de SvG kan worden verstrekt ten behoeve van: a. procesbegeleidingsactiviteiten door een procesbegeleider of architect met ervaring in procesbegeleiding; b. ontwerpactiviteiten door een deskundige voor woningbouwprojecten die gerealiseerd worden door middel van CPO; c. eenmalige niet-reguliere activiteiten ter stimulering van woningbouw met CPO. Artikel 4.4.1.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de omgevingsvergunning, onderdeel bouwen, nog niet verleend is; b. de maximale koopprijs van de woningen binnen een CPO-woningbouwproject bij indienen van de aanvraag beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt; en c. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente een positief advies heeft afgegeven ten behoeve van het CPO-woningbouwproject. Artikel 4.4.1.4 Aanvrager 1. Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1.2, aanhef en onder a en b, wordt verstrekt aan een collectief. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1.2, aanhef en onder c, wordt verstrekt aan gemeenten.
25
Artikel 4.4.1.5 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie, als bedoeld in artikel 4.4.1.2, aanhef en onder a en b, bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten en maximaal: a. € 5.000 per woning, tot een maximum van € 50.000 per CPO-woningbouwproject indien het nieuwbouw betreft; b. € 8.000 per woning, tot een maximum van € 80.000 per CPO-woningbouwproject indien het bestaande bouw betreft of sloop met nieuwbouw. 2. De subsidie, als bedoeld in artikel 4.4.1.2, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste 50% van de kosten van niet reguliere werkzaamheden, tot een maximum van € 25.000 per gemeente. Titel 4.5
Impulsplan Wonen
Paragraaf 4.5.1
Procesondersteuning Impulsplan Wonen
Artikel 4.5.1.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. domotica: technische hulpmiddelen in woningen om de kwaliteit van wonen en leven op peil te houden; b. Gelderse huistest: een mede door de provincie Gelderland ontwikkeld instrument waarmee ouderen en mensen met een beperking zelf de geschiktheid van hun woning voor hun situatie kunnen bepalen; c. Impulsplan Gelderse Woningmarkt: beleidsplan vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 26 september 2012, PS2012-656, inzake het stimuleren van projecten op het gebied van binnenstedelijk wonen, functieverandering van leegstaande gebouwen, herstructurering als verdunningsopgave, revitalisering van kernen in krimpgebieden of gebieden met soortgelijke problematiek, langer zelfstandig wonen en innovatieve initiatieven; d. intentieovereenkomst: overeenkomst waarin partijen de intentie vastleggen een project gezamenlijk te realiseren; e. kleinschalige voorziening: voorziening waar een bewonersgroep samen met het personeel een gezamenlijke huishouding voert, ondersteund met zorg; f. project: activiteit die voldoet aan de inhoudelijke criteria uit het Vervolgvoorstel Uitwerking Impulsplan Gelderse Woningmarkt (PS 2012-656). Artikel 4.5.1.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.5.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het verrichten van een studie naar de technische haalbaarheid van een project; b. het verrichten van een studie naar de financiële uitvoerbaarheid van een project; c. het opstellen van een plan van aanpak voor de uitvoering van een project. Artikel 4.5.1.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt: a. wanneer de aanvrager met deelnemende partijen een intentieovereenkomst heeft gesloten; b. voor zover de aanvraag een project op het gebied van langer zelfstandig wonen betreft, i. sprake is van een samenhangende aanpak van wonen, welzijn en zorg; ii. de voorgestelde maatregelen, op grond van de Gelderse huistest en met toepassing van domotica, leiden tot woon- en zorgtechnologische aanpassingen; en iii. de voorgestelde maatregelen leiden tot een kleinschalige woonvoorziening voor dementerenden; c. voor zover de aanvraag een project op het gebied van leegstaande gebouwen betreft en aannemelijk is dat: i. revitalisering bijdraagt aan de vermindering van de leegstand; ii. de uitvoering van de voorgestelde maatregelen leidt tot een functieverandering van de gebouwen; iii. de voorgestelde maatregelen de functiewijziging mogelijk maken.
26
Artikel 4.5.1.4 Subsidiabele kosten De kosten die voorafgaand aan het sluiten van de intentieovereenkomst worden gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking. Artikel 4.5.1.5 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten. Artikel 4.5.1.6 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag een ondertekende intentieovereenkomst overgelegd waarin zijn opgenomen de aanleiding van de overeenkomst, het doel van het te realiseren project, de werkwijze waarlangs partijen tot realisering van het project willen komen, de financiering van het project en een planning van de werkzaamheden. Artikel 4.5.1.7 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000 per aanvraag en tot een maximum van € 100.000 per gemeente per jaar. Hoofdstuk 5
Economie en Samenleving
Titel 5.1 Gereserveerd
Cultuur
Titel 5.2
Erfgoed
Paragraaf 5.2.1
Algemene bepalingen
Artikel 5.2.1.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. cultuurparticipatie: niet-professionele bemoeienis met de kunsten en deelname aan het culturele leven; b. draaipremie: subsidie verstrekt voor het jaar 2012 op grond van artikel 7 van de Verordening Cultuurhistorie Gelderland; c. gemeentelijke monument: een object dat op grond van een gemeentelijke verordening bescherming geniet vanwege bijzondere cultuurhistorische of architectonische waarden; d. historische molen: een door wind, water of ros aangedreven krachtwerktuig inclusief het bouwwerk geschikt of bedoeld voor een historisch maal-productieactiveitbedrijf; e. instandhouding: activiteiten die worden uitgevoerd overeenkomstig de Uitvoeringsvoorschriften Duurzame Instandhouding Cultuurhistorisch e Waarden (PB 2006/17) en de Lijst met subsidiabele kosten en werkzaamheden ten behoeve van de berekening van de subsidiabele instandhoudingskosten (PB 2006/18); f. stoomgemaal: een door stoom aangedreven krachtwerktuig bedoeld voor het bemalen van een polder; g. vrijetijdseconomie: economie die bestaat uit ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met dienstverlening ten behoeve van recreanten en toeristen. h. waardenkaart: een besluit van een gemeentebestuur waarin de cultuurhistorische of archeologische waarden binnen het gehele grondgebied van de gemeente zijn weergegeven en dat gebruikt kan worden bij het voorbereiden van ruimtelijke planvorming.
27
Paragraaf 5.2.2
Cultuur- en erfgoedpacten
Artikel 5.2.2.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.2.2 van de SvG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een intergemeentelijk meerjarenprogramma 2014-2016 dat is gericht op de versterking van de vrijetijdseconomie of cultuurparticipatie. Artikel 5.2.2.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de aanvrager samen met één of meer andere gemeenten uitvoering geeft aan de subsidiabele activiteit; b. het programma de gezamenlijke doelen van de participerende gemeenten, gericht op versterking van vrijetijdseconomie of cultuurparticipatie beschrijft; c. het programma beschrijft hoe de gemeenten de in b. genoemde doelen met inzet van cultuur of erfgoed willen realiseren; en d. het programma beschrijft hoe de programmaresultaten bij beëindiging van het programma is geborgd. Artikel 5.2.2.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de gemeente die blijkens de aanvraag optreedt als penvoerder van de samenwerkende gemeenten. Artikel 5.2.2.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten in de periode 2014-2016 tot een maximum van € 41.000 per gemeente. Paragraaf 5.2.3
Instandhouding gemeentelijke monumenten, historische molens en stoomgemalen
Artikel 5.2.3.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.2.1, onder e en f, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het verstrekken van subsidie voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten; b. het verstrekken van subsidie voor de instandhouding van historische molens en stoomgemalen; c. het opstellen van een archeologische of cultuurhistorische waardenkaart. Artikel 5.2.3.2 Criteria 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien de aanvrager beschikt over een subsidieregeling op grond waarvan aan een: a. eigenaar van een gemeentelijk monument subsidie kan worden verstrekt voor het instandhouden van het monument; b. eigenaar van een historische molen of stoomgemaal subsidie kan worden verstrekt voor de instandhouding van de historische molen of stoomgemaal. 2. Subsidie voor het vervaardigen van een archeologische of cultuurhistorische waardenkaart wordt slechts eenmaal verstrekt. Artikel 5.2.3.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten. Artikel 5.2.3.4 Hoogte van de subsidie 1. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 5.2.3.1, aanhef en onder a, bedraagt niet meer dan 50% van de door de aanvrager op grond van de in artikel 5.2.3.2, eerste lid, bedoelde regeling verstrekte subsidie. 2. De subsidie als bedoeld in artikel 5.2.3.1, aanhef en onder b, bedraagt € 2.100 per historische molen of stoomgemaal die een draaipremie heeft ontvangen.
28
3.
De subsidie als bedoeld in artikel 5.2.3.1, aanhef en onder c, bedraagt niet meer dan € 10.000 per type waardenkaart.
Artikel 5.2.3.5 Verplichtingen De aanvrager is verplicht om in de subsidieregeling als bedoeld in artikel 5.2.3.2 te bepalen dat: a. de subsidie aangevraagd wordt door de eigenaar van het monument of de molen waaraan de subsidie ten goede komt; b. de subsidie aangevraagd wordt tussen 1 maart 2014 en 31 december 2016; c. de subsidie uitsluitend wordt verstrekt voor de instandhouding van monumenten;p d. de subsidie uitsluitend wordt verstrekt aan eigenaren van historische molens of stoomgemalen die een provinciale draaipremie hebben ontvangen; e. de subsidie als bedoeld in artikel 5.2.3.1, onder a en c, niet wordt verstrekt aan een gemeente, een provincie of de Staat. Paragraaf 5.2.4
Draaisubsidie
Artikel 5.2.4.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.2.1 onder f van de SvG kan worden verstrekt voor de asomwenteling van een monumentale molen. Artikel 5.2.4.2 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of beheerder van een monumentale molen. Artikel 5.2.4.3 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt: a. € 1 per 300 asomwentelingen voor molens met kleppen; of b. € 1 per 200 asomwentelingen voor molens met zeilen, tot een maximum van € 1.200 per jaar. 2. De subsidie voor het jaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend wordt verstrekt op basis van het aantal asomwentelingen dat de molen heeft gemaakt in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. 3. De draaisubsidie voor een molen die niet door wind wordt aangedreven bedraagt € 450 per jaar en wordt verstrekt indien er naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sprake is van het regelmatig draaien van deze molen. Artikel 5.2.4.4 Weigeringsgrond Geen subsidie wordt verstrekt, indien het subsidiebedrag op grond van artikel 5.2.4.3, eerste lid minder dan € 70 zou bedragen. Artikel 5.2.4.5 Indieningstermijn aanvraag De aanvraag wordt ingediend voor 1 april. Titel 5.3
Sociaal Profiel
Paragraaf 5.3.1
Sociaal Profiel
Artikel 5.3.1.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. actief burgerschap: het deelnemen aan en verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van publieke taken binnen het sociale domein; b. Beleidskader Sociaal Profiel: bijlage 3 bij het Statenvoorstel Beleidsuitwerkingen Uitdagend Gelderland (PS2011-644), met uitzondering van de thema’s Leefbaarheid en Gemeenschapsvoorzieningen; c. doelgroep: gebruikers of vertegenwoordigers van gebruikers van zorg en welzijn, kwetsbare groepen in de samenleving en burgers of groepen burgers die deelnemen
29
d. e. f. g. h. i.
aan en verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van publieke taken binnen het sociale domein; eerstelijns zorg: rechtstreeks toegankelijke zorg; anderhalvelijns zorg: eerstelijnszorg die gegeven wordt door een specialist uit de tweede lijn; tweedelijnszorg: zorg die slechts toegankelijk is na verwijzing; kwetsbare groepen: groepen in de samenleving die om wat voor reden dan ook de aansluiting met de samenleving dreigen te verliezen, zoals beschreven in de Uitvoeringsagenda; preventieve zorg: preventiemaatregelen ter voorkoming of vermindering van zorg; uitvoeringsagenda: de Uitvoeringsagenda 2015: Verbinden, verbreden, versnellen (PS2014-484) met uitzondering van het thema Leefbaarheid en Gemeenschapsvoorzieningen;
Artikel 5.3.1.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.3.1 van de SvG kan worden verstrekt voor projecten waarin werkwijzen worden ontwikkeld die: a. gericht zijn op een verbeterde aansluiting tussen preventieve zorg, eerstelijnszorg, anderhalvelijnszorg en tweedelijnszorg; b. gericht zijn op een verbeterde economische of maatschappelijke participatie van kwetsbare groepen; of c. actief burgerschap bevorderen. Artikel 5.3.1.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten dieaantoonbaar: a. passen binnen het Beleidskader Sociaal Profiel en de Uitvoeringsagenda; b. uitzicht bieden op structurele voortzetting of overname van de ontwikkelde werkwijze; en c. een leereffect of voorbeeldwerking opleveren die aan derden kunnen worden overgedragen. Artikel 5.3.1.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor: a. inzet van uren van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit; b. inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd is aan de subsidiabele activiteit; c. inzet van goederen en diensten door de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit. Artikel 5.3.1.5 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon. Artikel 5.3.1.6 Aanvraag 1. Aanvragen worden ingediend voor 22 april 2015. 2. Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit. Artikel 5.3.1.7 Selectiecriteria Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die: a. aantoonbaar bijdragen aan de doelstellingen uit de Uitvoeringsagenda; b. elders binnen Gelderland kunnen worden toegepast; c. op korte termijn tot resultaat leiden; d. geïnitieerd en uitgevoerd worden in samenwerking tussen verschillende partijen, met name gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers;
30
e. nog niet eerder in Gelderland zijn uitgevoerd; en f. de doelgroep actief betrekken bij de voorbereiding en realisatie van de subsidiabele activiteit. Artikel 5.3.1.8 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 20.000 en een maximum van € 100.000. Artikel 5.3.1.9 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd: a. indien er sprake is van uitvoering van wettelijke taken; b. aan een rechtspersoon die subsidie ontvangt op grond van het besluit van Provinciale Staten PS2011-787, onder 6. Titel 5.4
Jeugd
Paragraaf 5.4.1 Vervallen
Jeugd
Titel 5.5
Leefbaarheid en gemeenschapsvoorzieningen
Paragraaf 5.5.1
Algemene bepalingen
Artikel 5.5.1.1 Begripsomschrijvingen In deze titel wordt verstaan onder: a. burgerinitiatief: een rechtspersoon die tot doel heeft de leefbaarheid van een gemeenschap te bevorderen of te verbeteren; b. dorpscontactpersoon: persoon die, in opdracht van een dorpsraad of een bestuur van een gemeenschapsvoorziening, tot taak heeft voor een dorp activiteiten te bevorderen die leiden tot verbetering van de leefbaarheid; c. dorpsraad: een rechtspersoon die de belangen in brede zin van een dorp en zijn omgeving behartigt en zich richt op versterking van de sociale structuur van een dorpsgemeenschap; d. gemeenschapsvoorziening: openbaar toegankelijk multifunctioneel gebouw of gedeelte van een gebouw met ruime openstellingstijden waarin structureel ruimte wordt geboden aan overwegend non-profit organisaties voor het uitvoeren van activiteiten door en voor bewoners van één of meer dorpen; e. leefbaarheid: de mate van aantrekkelijkheid van het sociale en bestuurlijke klimaat in een dorp en de omgeving; f. ontmoetingsplek: kosteloos toegankelijke multifunctionele publieke openluchtvoorziening binnen of direct grenzend aan de bebouwde kom waar bewoners elkaar ontmoeten, bijeenkomsten houden en activiteiten organiseren; g. vernieuwing: ontwikkeling van voor Gelderland nieuwe activiteiten ten behoeve van verbetering van de leefbaarheid binnen een kern of meerdere kernen of ter verhoging van de kwaliteit of doelmatigheid van activiteiten op dit terrein; h. zelf organiserend vermogen: de mate waarin burgers zelf vorm geven aan hun leefomgeving. Artikel 5.5.1.2 Indieningstermijn Subsidie op grond van deze titel kan worden aangevraagd vóór 19 maart 2015. Artikel 5.5.1.3 Selectiecriteria Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang: a. die aantoonbaar breed draagvlak hebben in dorp en regio;
31
b. die mede ontwikkeld, uitgevoerd en bekostigd worden door bewoners en leden van lokale organisaties; c. die mede uitvoering geven aan de voor gemeenten nieuwe gedecentraliseerde taken op het terrein van (jeugd)zorg, participatie en ondersteuning; d. die een vernieuwend karakter hebben; e. die voorzien in activiteiten die voor de langere tijd zijn geborgd; f. die niet-concurrerend zijn met nabij gelegen gelijksoortige voorzieningen; g. waarbij gebruik wordt gemaakt van nieuwe technologieën; h. waarvoor niet eerder subsidie is ontvangen; i. die bijdragen aan een evenredige spreiding van de subsidiabele activiteit over de provincie Gelderland. Paragraaf 5.5.2
Versterken duurzame exploitatie van gemeenschapsvoorzieningen
Artikel 5.5.2.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de: a. ondersteuning bij het opstellen van een exploitatiebegroting van een gemeenschapsvoorziening die voor meerdere jaren dekkend en realistisch is; b. ondersteuning bij het opstellen van een programma voor ten minste twee jaar van een gemeenschapsvoorziening; c. ontwikkeling binnen een gemeenschapsvoorziening van vernieuwende vormen van: i. exploitatie; ii. bestuurlijke samenwerking; iii. beheer; of iv. programmering. Artikel 5.5.2.2 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor: a. inzet van uren van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit; b. inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd is aan de subsidiabele activiteit; c. ontwikkeling gemaakt door de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit. Artikel 5.5.2.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden.
die
tot
doel
heeft
een
Artikel 5.5.2.4 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit. Artikel 5.5.2.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 20.000. Paragraaf 5.5.3
Creëren van samenhang van functies en voorzieningen
Artikel 5.5.3.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor de voorbereiding en uitwerking van afspraken tussen dorpsraden, bestuurders van gemeenschapsvoorzieningen,
32
burgerinitiatieven, gemeente en mogelijke andere partners over afstemming van functies en voorzieningen. Artikel 5.5.3.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij de subsidiabele activiteiten ten minste drie van de volgende functies zijn betrokken: welzijn, educatie, cultuur, zorg, maatschappelijke dienstverlening en zakelijke dienstverlening. Artikel 5.5.3.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor: a. inzet van uren van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit; b. inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit. Artikel 5.5.3.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan a. een dorpsraad; b. een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden; c. een burgerinitiatief; of d. een gemeente. Artikel 5.5.3.5 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit. Artikel 5.5.3.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 20.000. Paragraaf 5.5.4
Versterken van zelforganiserend vermogen
Artikel 5.5.4.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor: a. de ondersteuning bij het opstellen van een activiteitenprogramma voor één of meer woonkernen met als doel de leefbaarheid te bevorderen; b. de activiteiten van een dorpscontactpersoon voor een periode van maximaal twee jaar; c. de ondersteuning bij de opzet en ontwikkeling van een burgerinitiatief voor een of meer dorpen met als doel de leefbaarheid te bevorderen. Artikel 5.5.4.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien sprake is van structurele verankering van activiteiten. Artikel 5.5.4.3 Subsidiabele kosten 1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.5.4.1, aanhef onder a en c, komen in aanmerking de kosten voor: a. inzet van uren van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit; b. inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit. 2. Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.5.4.1, aanhef onder b, komen de kosten van een dorpscontactpersoon in aanmerking.
33
Artikel 5.5.4.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. een dorpsraad; b. een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden; c. een burgerinitiatief. Artikel 5.5.4.5 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit. Artikel 5.5.4.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000, en een maximum van € 20.000. Paragraaf 5.5.5
Investering in een gemeenschapsvoorziening
Artikel 5.5.5.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor: a. de ombouw van bestaand vastgoed tot een gemeenschapsvoorziening; b. de verbouw van een bestaande gemeenschapsvoorziening; of c. vervangende nieuwbouw van een bestaande gemeenschapsvoorziening. Artikel 5.5.5.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij de subsidiabele activiteit ten minste drie van de volgende functies zijn betrokken: welzijn, educatie, cultuur, zorg, sport, maatschappelijke dienstverlening en zakelijke dienstverlening. Artikel 5.5.5.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor: a. inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit; b. het verrichten van grond- en bouwwerkzaamheden van een gemeenschapsvoorziening. Artikel 5.5.5.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden. Artikel 5.5.5.5 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt: a. een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit; b. een realistische en dekkende exploitatiebegroting voor een periode van ten minste vier jaar; en c. een programma voor ten minste twee jaar waarin aangegeven wordt welke partners structureel aan de subsidiabele activiteit deelnemen. Artikel 5.5.5.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 20.000 en een maximum van € 100.000.
34
Paragraaf 5.5.6
Ontmoetingsplek
Artikel 5.5.6.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor de aanleg of verbetering van een ontmoetingsplek. Artikel 5.5.6.2 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor: a. ontwerp van de ontmoetingsplek; b. werkzaamheden die aantoonbaar gerelateerd kunnen worden aan grond- en bouwwerken en (her)inrichting van een ontmoetingsplek. Artikel 5.5.6.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan a. een dorpsraad; b. een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden. Artikel 5.5.6.4 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt: a. een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit. b. een programma voor ten minste twee jaar voor het gebruik van de ontmoetingsplek waarin aangegeven wordt welke activiteiten plaatsvinden op de ontmoetingsplek. Artikel 5.5.6.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 20.000 en een maximum van € 75.000. Titel 5.6
Sport
Paragraaf 5.6.1
Algemene bepalingen
Artikel 5.6.1.1 Begripsomschrijvingen In deze titel wordt verstaan onder: a. Actieplan Ruimte voor Buitensport: plan van de buitensportbonden, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de doelstelling om meer mensen meer te laten bewegen en sporten; b. breedtesport: sport die wordt beoefend door grote groepen uit alle lagen van de bevolking vanwege de sportieve, gezonde en sociale functie ervan; c. buitensportbonden: sportbonden die zich richten op sport of andere vormen van sportieve recreatie in de buitenruimte; d. evenementenkalender: een door Gedeputeerde Staten vastgestelde lijst met sportevenementen welke in 2015 en 2016 voor subsidie in aanmerking kunnen komen. e. FieldLab: locatie voor veldonderzoek in de topsport onder de hoede van Stichting InnosportNL; f. InnoSportlab: test- en onderzoeksfaciliteiten om innovatieve activiteiten ten uitvoer te brengen onder de hoede van Stichting InnosportNL, de landelijke organisatie die sport, bedrijfsleven en kennisinstellingen bij elkaar brengt teneinde sportinnovaties tot stand te brengen; g. interventie: elke planmatige en doelgerichte aanpak om het gedrag van burgers te veranderen en hun omstandigheden te beïnvloeden, met als doel de kwaliteit van het leven of het samenleven te vergroten; h. jongeren: personen jonger dan 18 jaar;
35
i. kernsport: de zes sporten atletiek, hippische sport, wielersport, volleybal, judo en tennis, zoals aangewezen door Provinciale Staten op 30 juni 2010 in het document ‘Gelderland Sportland: Programma 2010-2016’ en op 11 december 2013 in het document Uitvoeringsprogramma Gelderland Sport! 2014; j. kernsportbond: voor de atletiek: i. Koninklijke Nederlandse Atletiekunie (KNAU); ii. KNBLO Wandelsportorganisatie Nederland (KNBLO-NL); iii. Nederlandse Wandelsportbond (NWB); voor de hippische sport: Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS); voor de wielersport: i. Koninklijke Nederlandsche Wielrenunie (KNWU); ii. Nederlandse Toerfietsunie (NTFU); voor het volleybal: Nederlandse Volleybalbond (Nevobo); voor de judosport: Judobond Nederland (JBN); voor de tennissport: Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB); k. mensen met een functiebeperking: personen die in het dagelijks leven beperkingen ondervinden door chronische problemen van lichamelijke, psychische of verstandelijke aard; l. niet-economische activiteit: activiteiten waarbij geen goederen of diensten op een bepaalde markt worden aangeboden; m. onrendabele top: berekening van de contante waarde van de projectkosten voor realisering van een accommodatie minus de contante waarde van de netto inkomsten gedurende een periode van twintig jaar, waarbij een discontovoet van 5,5% wordt gehanteerd; n. regionaal talentencentrum: een organisatievorm waarin voor een geselecteerde groep talenten in een kernsport in hun directe leefomgeving onafhankelijk van en aanvullend op hun eigen vereniging extra faciliteiten worden georganiseerd; o. RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; p. RIVM Centrum voor Gezond Leven: Rijksorganisatie die de kwaliteit van lokale gezondheidsbevordering versterkt, onder meer door interventies te beoordelen op effectiviteit; q. senioren: personen van 55 jaar en ouder; r. side event: stimuleringsevenement voor Gelderse burgers, dat georganiseerd wordt rondom een topsportevenement of topsportwedstrijd met als doel de participatie in de sport te verbeteren; s. spin-off: bestedingen door burgers en organisaties, of investeringen door bedrijven die zonder de te subsidiëren activiteit niet zouden plaatsvinden; t. sportevenement: evenement dat tot de categorie internationaal topevenement of landelijk kampioenschap behoort, of tot de categorie breedtesport, waarbij verbindingen worden gemaakt met sport, economie en ruimte; u. sporttalent: Gelderse sporter waaraan NOC*NSF of Topsport Gelderland de talentenstatus heeft toegekend; v. topaccommodatie: sportaccommodatie die ten behoeve van de te beoefenen kernsporten voldoet aan de in de betreffende tak van sport, door de betreffende sportbond, gestelde wedstrijdeisen; w. tweede ring van potentiële kernsporten: de sporten golf, gymnastiek, handbal, hockey, schaatsen (inclusief skeeleren), schermen, vrouwenvoetbal, waterpolo en zwemmen die zijn aangewezen door Provinciale Staten op 30 juni 2010 in het document Gelderland Sportland: Programma 2010-2016 (besluit PS2010-510; zaaknummer 2010-009055) als mogelijke toekomstige kernsport; x. Uitvoeringsprogramma: een door een kernsportbond opgesteld plan waarin de bond aangeeft voor welke samenhangende activiteiten subsidie wordt aangevraagd. y. vitale bedrijven: bedrijven of instellingen die activiteiten ondernemen met betrekking tot vitaliteitsmanagement binnen hun organisatie;
36
z. vitale werknemers: werknemers in dienst bij bedrijven of instellingen gevestigd in Gelderland die activiteiten of maatregelen ondernemen ter bevordering van hun eigen gezondheid of levensstijl. Artikel 5.6.1.1a Indieningstermijn Subsidie op grond van deze titel kan worden aangevraagd binnen een bij nader besluit door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdvak. Paragraaf 5.6.2
Vitale samenleving - sportieve bewegingsruimte
Artikel 5.6.2.1 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van nieuwe beachvolleybalvelden in de buitenruimte. Artikel 5.6.2.2 Criteria Onverminderd artikel 2.1, tweede lid van de AsG wordt slechts subsidie verstrekt indien: a. er ten minste drie velden op één locatie worden aangelegd; b. de velden in aanmerking komen voor classificatie door de Nevobo; c. ten aanzien van de materiële veldeisen, de materiële zandeisen en de veldafmetingen ten minste de B-status kan worden verkregen van de Nevobo; d. een bij de Nevobo aangesloten vereniging toeziet op het gebruik, het onderhoud en de veiligheid van de velden; e. de voorzieningen passen binnen het gemeentelijk sportbeleid. Artikel 5.6.2.3 Aanvrager Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.2.1 wordt verstrekt aan: a. een volleybalvereniging die is aangesloten bij de Nevobo; b. een gemeente. Artikel 5.6.2.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000. Paragraaf 5.6.3 Vervallen
Vitale samenleving - actieve senioren
Paragraaf 5.6.4 Vervallen
Vitale samenleving - sport en gezondheid bij jeugd
Paragraaf 5.6.5
Vitale samenleving - sport en gezondheid bij mensen met een lage sociaal- economische status
Gereserveerd Paragraaf 5.6.6
Vitale samenleving - sport en gezondheid bij mensen met een functiebeperking
Vervallen Paragraaf 5.6.7 Vervallen
Excellente prestaties - Talentontwikkeling
37
Paragraaf 5.6.8
Excellente prestaties - Accommodaties
Artikel 5.6.8.1 Subsidiabele activiteiten Subsidie kan worden verstrekt voor: a. de bouw van een topaccommodatie; b. de verbouw van een accommodatie tot een topaccommodatie; Artikel 5.6.8.2 Criteria 1. Accommodaties als bedoeld in artikel 5.6.8.1: a. worden ten minste gebruikt voor de beoefening van een kernsport; b. zijn geschikt voor de beoefening van sport door zowel sporters met als zonder functiebeperking; c. worden ten minste gebruikt door inwoners uit ten minste twee Gelderse gemeenten; d. worden voor minimaal 80% ter beschikking gesteld aan gebruikers die niet-economische activiteiten verrichten tegen tarieven die ten hoogste kostprijs dekkend zijn; e. worden onverminderd het bepaalde onder d ter beschikking gesteld aan gebruikers die economische activiteiten verrichten tegen tarieven die ten minste marktconform zijn; f. komen slechts voor subsidie in aanmerking indien de accommodatie past binnen het provinciaal sportbeleid en het sportbeleid van de gemeente waarin de accommodatie wordt gerealiseerd dan wel de gemeenten waarvoor de accommodatie bestemd is, en g. zijn voor ten minste 80% van de capaciteit bedoeld voor sportbeoefening. 2. Subsidieverstrekking voor accommodaties als bedoeld in artikel 5.6.8.1 heeft een stimulerend effect. Dit is het geval indien het gaat om: a. kleine- of middelgrote ondernemingen: wanneer de subsidieaanvrager een subsidieaanvraag heeft ingediend voordat de werkzaamheden aan het project zijn begonnen; b. grote ondernemingen: i. wanneer wordt voldaan aan de voorwaarde genoemd onder a; ii. indien de subsidieverstrekking een wezenlijke toename van de omvang en de reikwijdte van het project tot gevolg heeft; en iii. indien de subsidieverstrekking zorgt voor een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de subsidieontvanger voor het project en zorgt voor een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het project wordt voltooid. Artikel 5.6.8.3 Subsidiabele kosten 1. Voor subsidie komen kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de bouw of verbouw van de accommodatie die voldoet aan de door de sportbonden gestelde eisen om wedstrijden breedtesporten te kunnen beoefenen in aanmerking. 2. Niet voor subsidie komen in aanmerking kosten die betrekking hebben op: a. de aankoop van grond, eventuele opstallen en de waarde van de grond; b. de aanleg van parkeervoorzieningen; c. de aanleg van groenvoorzieningen; d. de aanleg van voorzieningen die niet op de bouwkavel zijn gelegen waar de accommodatie wordt gerealiseerd dan wel verbouwd; e. de inrichting van de accommodatie, welke niet aard- en nagelvast met de accommodatie zijn verbonden. Artikel 5.6.8.4 Weigeringsgrond Geen subsidie wordt verstrekt voor: a. de verbouw van of de aanbouw aan bestaande accommodaties, tenzij er sprake is van het bepaalde in artikel 5.6.8.1, aanhef en onder b; b. de bouw of verbouw van een accommodatie in een gemeente waar in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag reeds voor een accommodatie ten behoeve van dezelfde kernsport subsidie is verstrekt. c. ondernemingen ten aanzien waarvan er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.
38
Artikel 5.6.8.5 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.000.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.6.8.1, aanhef en onder a en b; 2. Het subsidiebedrag als bedoeld in het eerste lid bedraagt ten hoogste de onrendabele top die het gevolg is van het bepaalde in artikel 5.6.8.2, eerste lid, aanhef en onder d. 3. Ter vaststelling van de onrendabele top dient de subsidieaanvrager een realistisch onderbouwd bedrijfsplan te overleggen. In dit bedrijfsplan is ten minste een bezettingsindicatie, een risicoparagraaf en een investerings- en exploitatiebegroting opgenomen. 4. De subsidieaanvrager is verplicht een gescheiden boekhouding te voeren dan wel een ander monitoringssysteem te hanteren waaruit blijkt dat er geen sprake is van overcompensatie. Artikel 5.6.8.6 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. Gemeente Ede; b. Gemeente Tiel; c. Gemeente Nunspeet; d. KNLTB. Artikel 5.6.8.7 Verplichtingen 1. De subsidieontvanger is verplicht de inkomsten die boven de geraamde inkomsten worden gegenereerd terug te betalen aan de provincie naar evenredigheid van de verleende subsidie. Deze inkomsten worden daarbij vermeerderd met die overstijgende inkomsten, die ten goede komen aan een subsidieontvanger. 2. Tot de topaccommodatie wordt op transparante en niet discriminerende basis toegang verleend. 3. Ondernemingen die ten minste 30% van de investeringskosten van de topaccommodatie hebben gefinancierd, kunnen bevoorrechte toegang krijgen op gunstige voorwaarden, mits die voorwaarden publiek beschikbaar worden gesteld. 4. Indien de subsidieontvanger gebruik maakt van derden om de accommodatie te bouwen, verbouwen of te exploiteren, neemt hij hierbij de geldende aanbestedingsregels in acht. Paragraaf 5.6.9
Economische impact - Sportevenementen
Artikel 5.6.9.1 Evenementenkalender Gedeputeerde Staten stellen voor de jaren 2015 en 2016 een evenementenkalender vast. Artikel 5.6.9.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1, aanhef en onder b van de SvG kan worden verstrekt voor de organisatie van sportevenementen die op de evenementenkalender staan indien er een programma van breedtesportstimuleringsactiviteiten rondom het evenement wordt georganiseerd. Artikel 5.6.9.3 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie voor nationale en internationale kernsportevenementen, sportevenementen of regionale breedtesportevenementen op het gebied van de tweede ring van potentiële kernsporten bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van: a. € 75.000 voor een Nederlands Kampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste nationale niveau van sportbeoefening; b. € 150.000 voor een Europees Kampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste Europese niveau van sportbeoefening; c. € 200.000 voor een Wereldkampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste wereldniveau van sportbeoefening; d. € 35.000 voor regionale breedtesportevenementen.
39
2.
De subsidie kan met € 20.000 worden verhoogd voor het organiseren van activiteiten die zijn gericht op het vergroten van de economische impact van het evenement.
Artikel 5.6.9.4 Verplichtingen Bij een subsidie van meer dan € 25.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.6.9.2, is de subsidieontvanger verplicht binnen zes maanden na het einde van het evenement een onderzoeksrapport te overleggen, met de resultaten van een onderzoek naar de economische spin-off van het evenement voor het bedrijfsleven in Gelderland conform de methodiek van de landelijke Werkgroep Evaluatie Sportevenementen. Artikel 5.6.9.5 Weigeringsgrond 1. Geen subsidie wordt verstrekt op grond van 5.6.9.3 lid 2 indien voor dezelfde subsidiabele activiteit reeds subsidie is verstrektop grond van artikel 5.6.11. 2. Indien aan een kernsportbond subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf kan aan diezelfde kernsportbond geen subsidie worden verstrekt op grond van paragraaf 5.6.12. Paragraaf 5.6.10
Economische impact - Kennis en innovatie
Artikel 5.6.10.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. activiteiten die bijdragen aan de toepassing van innovatie op het gebied van top en breedtesport in Gelderland; b. de realisering van een FieldLab of InnoSportLab in de provincie Gelderland dat zich richt op een kernsport of de tweede ring van potentiële kernsporten. Artikel 5.6.10.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de activiteiten als bedoeld in artikel 5.6.10.1, aanhef en onder a, betrekking hebben op een kernsport of een sport uit de tweede ring van potentiële kernsporten; b. ten aanzien van de activiteiten als bedoeld in artikel 5.6.10.1, aanhef en onder b, een positief advies is uitgebracht door de betrokken sportbond(en) en door InnosportNL; c. uit de aanvraag blijkt dat de resultaten van een innovatie in eerste instantie ten goede komen aan Gelderse sporttalenten. Artikel 5.6.10.3 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per activiteit. Artikel 5.6.10.4 Weigeringsgronden 1. Geen subsidie wordt verstrekt voor het verrichten van fundamenteel onderzoek. 2. Indien aan een kernsportbond subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf kan aan diezelfde kernsportbond geen subsidie worden verstrekt op grond van paragraaf 5.6.12. Paragraaf 5.6.11
Economische impact - Vitale bedrijven, vitale werknemers
Artikel 5.6.11.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1 van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het verspreiden van kennis, het verbinden en bijeen brengen van bedrijven of instellingen met betrekking tot het thema vitaliteit en gezondheid van werknemers. Artikel 5.6.11.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt voor het organiseren van bijeenkomsten, waar ten minste vijf bedrijven of instellingen, welke in Gelderland gevestigd zijn, aan deelnemen.
40
Artikel 5.6.11.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking: a. het organiseren van bijeenkomsten; b. het inhuren van sprekers of deskundigen; of c. het opstellen dan wel laten opstellen van communicatie uitingen. Artikel 5.6.11.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de organisator van een bijeenkomst. Artikel 5.6.11.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000 per bijeenkomst. Artikel 5.6.11.6 Weigeringsgrond 1. Geen subsidie wordt verstrekt indien voor dezelfde subsidiabele activiteit reeds subsidie is verstrekt op grond van artikel 5.6.9.3 lid 2. 2. Indien aan een kernsportbond subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf kan aan diezelfde kernsportbond geen subsidie worden verstrekt op grond van paragraaf 5.6.12. Paragraaf 5.6.12
Programmatische subsidiëring
Artikel 5.6.12.1 Subsidiabele activiteiten 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die zijn opgenomen in een uitvoeringsprogramma van de aanvrager. 2. Het uitvoeringsprogramma omschrijft de wijze waarop wordt bijgedragen aan het realiseren van de navolgende provinciale programmadoelen: a. sportieve bewegingsruimte; b. actieve senioren; c. sport en gezondheid bij jeugd; d. sport en gezondheid bij mensen met een functiebeperking; e. talentontwikkeling; f. sportevenementen. Artikel 5.6.12.2 Sportieve bewegingsruimte 1. Subsidie voor sportieve bewegingsruimte kan verstrekt worden voor: a. activiteiten die uitvoering geven aan een Gelderse invulling van het Actieplan Ruimte voor Buitensport; b. activiteiten die zijn gericht op het realiseren van sportieve buitenruimte overeenkomstig de resultaatdoelstellingen uit minimaal twee kernsportplannen. 2. Onverminderd artikel 2.1, tweede lid van de AsG wordt slechts subsidie verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit tot doel heeft het gebruik van de sportieve buitenruimte te bevorderen b. het onderhoud en beheer na uitvoering van de subsidiabele activiteit zijn verzekerd; en c. er een programma is opgesteld met afspraken over het gebruik van de gerealiseerde voorziening en de te organiseren activiteiten. 3. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. Artikel 5.6.12.3 Actieve senioren 1. Subsidie voor actieve senioren kan verstrekt worden voor: a. activiteiten die gericht zijn op sport- en beweeginterventies uitgevoerd in meer dan één gemeente; b. activiteiten die gericht zijn op valpreventie in combinatie met bewegings- of sportactiviteiten uitgevoerd in meer dan één gemeente; c. activiteiten die gericht zijn op het opleiden van docenten in combinatie met een interventie uitgevoerd in meer dan één gemeente. 2. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
41
Artikel 5.6.12.4 Sport en gezondheid bij jeugd 1. Subsidie voor sport en gezondheid bij jeugd kan verstrekt worden voor activiteiten in meer dan één gemeente waarbij leefstijlinterventies gericht op sporten en bewegen uit de Interventiedatabase van het Loket Gezond Leven van het RIVM of van de Menukaart van het samenwerkingsverband Effectief Actief worden ingezet. 2. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. Artikel 5.6.12.5 Sport en gezondheid voor mensen met een functiebeperking Subsidie voor sport en gezondheid voor mensen met een functiebeperking kan verstrekt worden voor: a. activieteiten in meer dan één gemeente die zijn gericht op mensen met een zodanige functiebeperking dat zij niet in staat zijn om een reguliere vorm van een sport te beoefenen; of b. activiteiten in meer dan een gemeente die bijdragen aan een goede sportinfrastructuur voor aangepast sporten voor mensen met een functiebeperking Artikel 5.6.12.6 Talentontwikkeling 1. Subsidie voor talentontwikkeling kan verstrekt worden voor: a. het oprichten en opstarten van een Regionaal Talenten Centrum ten behoeve van één van de kernsporten; b. de opleiding van coaches tot topsportcoach; c de begeleiding van het kader van sportverenigingen t.b.v. de ondersteuning van sporttalenten. 2. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. Artikel 5.6.12.7 Sportevenementen 1. Subsidie voor sportevenementen kan worden verstrekt voor de organisatie van sportevenementen die op de evenementenkalender staan indien er een programma van breedtesportstimuleringsactiviteiten rondom het evenement wordt georganiseerd. 2. De subsidie voor nationale en internationale kernsportevenementen bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van: a. € 75.000 voor een Nederlands Kampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste nationale niveau van sportbeoefening; b. € 150.000 voor een Europees Kampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste Europese niveau van sportbeoefening; c. € 200.000 voor een Wereldkampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste wereldniveau van sportbeoefening; d. € 35.000 voor regionale breedtesportevenementen. 3. De subsidie kan met € 20.000 worden verhoogd voor het organiseren van activiteiten die zijn gericht op het vergroten van de economische impact van het evenement. 4. Bij een subsidie van meer dan € 25.000 voor activiteiten als bedoeld in eerste lid is de ontvanger verplicht binnen zes maanden na het einde van het evenement een onderzoeksrapport te overleggen, met de resultaten van een onderzoek naar de economische spin-off van het evenement voor het bedrijfsleven in Gelderland conform de methodiek van de landelijke Werkgroep Evaluatie Sportevenementen. Artikel 5.6.12.8 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan kernsportbonden. Artikel 5.6.12.9 Weigeringsgrond Indien aan een kernsportbond subsidie is verstrekt op grond van de paragrafen 5.6.8, 5.6.9, 5.6.10 en 5.6.11 kan aan diezelfde kernsportbond geen subsidie worden verstrekt op grond van deze paragraaf.
42
Titel 5.7
Topsectoren en Innovatie
Paragraaf 5.7.1
Algemene bepalingen
Artikel 5.7.1.1 Begripsomschrijvingen In deze titel wordt verstaan onder: a. arbeidsmarktdiscrepantie: kwalitatief of kwantitatief verschil tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt; b. basisvoorwaarden: voorwaarden waaraan een business case moet voldoen, zijnde duidelijkheid omtrent een beproefde techniek, aangetoonde marktkansen, een beschouwing van de financiering van de marktintroductie en de organisatorische inbedding van de marktintroductie; c. bedrijfsverzamelgebouw: een gebouw bedoeld voor de huisvesting van meerdere afzonderlijke ondernemingen die in dezelfde sector of fase in het bestaan van de onderneming actief zijn; d. concept: een schriftelijke uitwerking van een innovatie met een onderbouwing ter voldoening aan ten minste één van de basisvoorwaarden; e. incubator: broedplaats die tot doel heeft om startende ondernemingen te ondersteunen in hun groei naar gezonde, goed draaiende ondernemingen, door hen huisvesting, seedcapital, administratie, technische ondersteuning, contacten en managementadvies te bieden; f. innovatie-infrastructuur: fysieke faciliteiten, zoals laboratoria en onderzoeksruimten, waar onderzoek kan worden gedaan door of in opdracht van verschillende ondernemingen als onderdeel van het innovatieproces door deze ondernemingen; g. innoverende onderneming: een onderneming waarvan aantoonbaar is, door middel van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie, op basis van met name een businessplan, dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die technologisch nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de state-of-the-art in deze sector in de Europese Gemeenschap, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden, of een onderneming waarvan de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling ten minste 15% van haar totale exploitatiekosten bedragen in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de steunverlening of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant; h. kennisinstelling: universiteiten, hogescholen en academische ziekenhuizen, instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en onderzoeksinstellingen die zonder winstoogmerk onderzoek en ontwikkeling verrichten en voor minimaal 10% meerjarig structureel door de overheid worden gefinancierd; i. maakindustrie: het met behulp van machines bedrijfsmatig bewerken van grondstoffen en produceren van halffabricaten en eindproducten voor de commerciële markt; j. marktfalen: situatie waarin ondernemingen activiteiten niet of niet voldoende zouden verrichten als zij alleen naar de signalen van de markt zouden kijken; k. marktintroductie: overgang van de eindfase van het innovatieproces naar de pioniersfase van ondernemerschap; fase waarin afnemers en producenten van innovatieve producten overeenkomsten aangaan; l. MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124); m. proeftuinen: fysieke of virtuele proefomgeving voor meerdere onafhankelijke ondernemingen en organisaties waar eindgebruikers van innovatieprojecten of innovatieprocessen in participeren teneinde te komen tot versnelde marktintroducties van een innovatief product; n. programma: samenhangende reeks van projecten en activiteiten met een gezamenlijk doel; o. Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor
43
p. q.
Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet; technische haalbaarheidsstudie: een studie naar de technische onzekerheden bij de ontwikkeling van producten, processen of diensten teneinde de slagingskans van een innovatie te vergroten; Valleybureaus: Stichting Food Valley te Wageningen en de Stichting Health Valley te Nijmegen.
Paragraaf 5.7.2
Versnellen van innovaties Food, Health en Maakindustrie
Artikel 5.7.2.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op: a. de fase van het innovatieproces waarbinnen ideeën worden omgezet in concepten; b. deelname aan programma’s van de Europese Unie. Artikel 5.7.2.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie. Artikel 5.7.2.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. Valleybureaus; b. Regionale Centra voor Technologie. Artikel 5.7.2.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste € 500.000. Artikel 5.7.2.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek. Artikel 5.7.2.6 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onderneming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd maximaal € 10.000 wordt aangewend en maximaal 50% van de onderzoekskosten wordt vergoed. Paragraaf 5.7.3
Collectief onderzoek
Artikel 5.7.3.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. industrieel onderzoek; b. experimentele ontwikkeling; c. haalbaarheidsstudies. Artikel 5.7.3.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie; b. de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst: i. tussen ondernemingen waarvan er ten minste één MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening, of
44
ii. tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren; en c. de aanvrager aannemelijk maakt dat hij in staat is zelf de productie ter hand te nemen na een eventuele succesvolle marktintroductie in vervolg op de subsidiabele activiteit. Artikel 5.7.3.3 Subsidiabele kosten 1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.3.1, aanhef en onder a en b, komen in aanmerking: a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden; b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd; c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking; d. kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt; e. bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien. 2. Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.3.1, aanhef en onder c komen de studiekosten in aanmerking. Artikel 5.7.3.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen. Artikel 5.7.3.4a Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien: a. ten aanzien van de subsidiabele activiteit risicodragende financiering mogelijk is; b. de aanvrager of holding waartoe de aanvrager behoort in het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf. Artikel 5.7.3.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000. Artikel 5.7.3.6 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.7.4
Projectsubsidie
Artikel 5.7.4.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. industrieel onderzoek;
45
b. experimentele ontwikkeling. Artikel 5.7.4.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie; b. de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst: i. tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening; of ii. tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren; c. de aanvrager aannemelijk maakt dat hij in staat is zelf de productie ter hand te nemen na een eventuele succesvolle marktintroductie in vervolg op de subsidiabele activiteit; en d. de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en eindgebruiker. Artikel 5.7.4.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking: a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden; b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd; c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking; d. kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt; e. bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien. Artikel 5.7.4.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen. Artikel 5.7.4.5 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker. Artikel 5.7.4.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000. Artikel 5.7.4.7 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien: a. ten aanzien van de subsidiabele activiteit risicodragende financiering mogelijk is;
46
b. de aanvrager of holding waartoe de aanvrager behoort in het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf; of c. de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt. Artikel 5.7.4.8 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met artikel 25 en hoofdstuk I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.7.5
Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten
Artikel 5.7.5.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht. Artikel 5.7.5.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie; b. de infrastructuur wordt gebruikt voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling; c. de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, overeenstemt met een marktprijs; en d. de toegang tot de infrastructuur open staat voor meerdere gebruikers en op transparante en niet-discriminerende basis wordt verleend. Ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Artikel 5.7.5.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa. Artikel 5.7.5.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000. Artikel 5.7.5.5 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met artikel 26 en hoofdstuk I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening Paragraaf 5.7.6
Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties
Artikel 5.7.6.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het: a. ontwikkelen van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties door een innovatiecluster; b. generiek promoten van het Gelderse proeftuinklimaat; c. generiek promoten van het Gelderse ondernemingsklimaat voor innoverende ondernemingen. Artikel 5.7.6.2 Criteria 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie.
47
2.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisinstelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Artikel 5.7.6.3 Aanvrager 1. Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan de onderneming die het innovatiecluster exploiteert (de clusterorganisatie). 2. Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1, aanhef en onder b, wordt verstrekt aan Valleybureaus en Regionale Centra voor Technologie. 3. Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1, aanhef en onder c, wordt verstrekt aan: a. gemeenten; b. openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; c. privaatrechtelijke rechtspersonen. Artikel 5.7.6.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000. Artikel 5.7.6.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op de realisatie, verkrijging, gebruik of beheer van onroerende zaken en infrastructuur. Artikel 5.7.6.6 Communautair toetsingskader Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1 aanhef en onder a wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.7.7
Ondersteunen innovatieve starters
Artikel 5.7.7.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een programma gericht op het ondersteunen van innovatieve starters teneinde innovatie en ondernemerschap te bevorderen. Artikel 5.7.7.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie; b. de begunstigde onderneming een startende onderneming is; en c. de begunstigde onderneming een innovatieve onderneming is. Artikel 5.7.7.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die deels of volledig statutair wordt bestuurd door vertegenwoordigers van onderwijs- of kennisinstellingen en die zich blijkens zijn statuten het bevorderen van het ontstaan van jonge innoverende ondernemingen tot doel stelt. Artikel 5.7.7.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.000.000. Artikel 5.7.7.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien samenwerking met andere door de provincie ondersteunde programma's ter bevordering van ondernemerschap ontbreekt. Artikel 5.7.7.6 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 22 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
48
Paragraaf 5.7.8 Gereserveerd.
Internationalisering
Paragraaf 5.7.9
Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie sectoren Food, Health en Maakindustrie
Artikel 5.7.9.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties. Artikel 5.7.9.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie; en b. bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten één of meerdere ondernemingen zijn betrokken. Artikel 5.7.9.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. ondernemingen; b. verenigingen van ondernemingen; c. kennisinstellingen; d. gemeenten. Artikel 5.7.9.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000. Paragraaf 5.7.10
Ondersteuning Valleybureaus als innovatiecluster
Artikel 5.7.10.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de bouw of het upgraden van een innovatiecluster; b. het exploiteren van een innovatiecluster. Artikel 5.7.10.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de sector Food of Health. Artikel 5.7.10.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de Valleybureaus. Artikel 5.7.10.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000. Artikel 5.7.10.5 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
49
Paragraaf 5.7.11
Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling
Artikel 5.7.11.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op de fysieke realisatie van een incubator, een bedrijfsverzamelgebouw of een gedeelde onderzoeksfaciliteit. Artikel 5.7.11.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie; en b. de bij de subsidiabele activiteit betrokken publieke en private partijen hun samenwerkingsafspraken schriftelijk hebben vastgelegd en daarbij ten minste regelingen hebben getroffen terzake de financiering van de voorgenomen fysieke realisatie en de verdeling van financiële risico's. Artikel 5.7.11.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking: a. het opstellen van een ruimtelijk-planologische visie of een ruimtelijk plan; b. het opstellen van een business case; c. het financieren van een onrendabele top in de vorm van kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen als subsidiabele kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking. Artikel 5.7.11.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. gemeenten; b. openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; c. privaatrechtelijke rechtspersonen. Artikel 5.7.11.5 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000 voor kosten als bedoeld in artikel 5.7.11.3, aanhef en onder a of b. 2. De subsidie voor kosten als bedoeld in artikel 5.7.11.3, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste: a. 50% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond als bedoeld in artikel 5.7.11.1 worden gebruikt voor industrieel onderzoek; b. 25% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond als bedoeld in artikel 5.7.11.1 worden gebruikt voor experimentele ontwikkeling. Artikel 5.7.11.6 Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien: a. niet uit een marktonderzoek het nut, de noodzaak en de realiseerbaarheid van de subsidiabele activiteit volgt; b. de uitgangspunten van de subsidiabele activiteit niet in overleg met de provincie zijn opgesteld. Artikel 5.7.11.7 Communautair toetsingskader Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.11.3, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellings verordening.
50
Titel 5.8
Economisch beleid
Paragraaf 5.8.1
Algemene bepalingen
Artikel 5.8.1.1 Begripsomschrijvingen In deze titel wordt verstaan onder: a. Actieplan Vrijetijdseconomie: het actieplan zoals vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 22 mei 2012 (zaaknummer 2012-008498); b. arbeidsmarktdiscrepantie: kwalitatief of kwantitatief verschil tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt; c. basisvoorwaarden: voorwaarden waaraan een business case moet voldoen, zijnde duidelijkheid omtrent een beproefde techniek, aangetoonde marktkansen, een beschouwing van de financiering van de marktintroductie en de organisatorische inbedding van de marktintroductie; d. businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving: een uitgewerkt plan dat inzicht geeft in de knelpunten, investeringskansen op zowel publiek als privaat terrein, beoogde maatregelen inclusief begroting en een visie op toekomstig beheer en onderhoud van het desbetreffende bedrijventerrein; e. concept: een schriftelijke uitwerking van een innovatie met een onderbouwing ter voldoening aan ten minste één van de basisvoorwaarden; f. creatieve sector: sector van ondernemingen die gericht zijn op de exploitatie van kunstzinnigheid en intellectueel eigendom; g. economische spin-off: positieve (boven)regionale economische effecten voorafgaand aan, tijdens of na het evenement; h. evenement: een bestaand één- of meerdaags sport- of cultuurevenement met een (boven)regionaal karakter dat georganiseerd wordt in Gelderland en past binnen het “Gelders Evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken”; i. kennisinstelling: universiteiten, hogescholen en academische ziekenhuizen, instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en onderzoeksinstellingen die zonder winstoogmerk onderzoek en ontwikkeling verrichten en voor minimaal 10% meerjarig structureel door de overheid worden gefinancierd; j. Maakindustrie: het met behulp van machines bedrijfsmatig bewerken van grondstoffen en produceren van halffabricaten en eindproducten voor de commerciële markt; k. marktfalen: situatie waarin ondernemingen activiteiten niet of niet voldoende zouden verrichten als zij alleen naar de signalen van de markt zouden kijken; l. marktintroductie: overgang van de eindfase van het innovatieproces naar de pioniersfase van ondernemerschap; fase waarin afnemers en producenten van innovatieve producten overeenkomsten aangaan; m. MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124); n. Platform Onderwijs Arbeidsmarkt: een door de provincie gefaciliteerd regionale samenwerkingsverband tussen bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en gemeenten om het arbeidsaanbod beter en tijdig af te stemmen op de behoefte uit de markt; o. proeftuinen: fysieke of virtuele proefomgeving voor meerdere onafhankelijke ondernemingen en organisaties waar eindgebruikers van innovatieprojecten of innovatieprocessen in participeren teneinde te komen tot versnelde marktintroducties van een innovatief product; p. programma: samenhangende reeks van projecten en activiteiten met een gezamenlijk doel; q. regiocontract: contract tussen enerzijds provincie en anderzijds regio's en steden in het kader van het Programma Stad en Regio; r. Regionaal Programma Bedrijventerreinen: een document dat afspraken bevat tussen de betreffende regio en de provincie voor de planning en de programmering van bedrijventerreinen, waarbij voornoemde afspraken een uitwerking betreffen van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van
51
bedrijventerreinen; s. Regionale Bureaus voor Toerisme: organisaties ter bevordering van toerisme per regio zoals aangegeven op een als bijlage bij onderhavige subsidieregeling gevoegde kaart; t. Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet; u. SBI-code: de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde code conform de Standaard Bedrijfsindeling 2008 ter aanduiding van de belangrijkste activiteit van een onderneming die in het Handelsregister is ingeschreven; v. sector logistiek: sector van ondernemingen die goederen vervoeren, overslaan, sorteren of opslaan; w. toeristische informatie: informatie ten behoeve van (dag)recreanten die ten minste bezienswaardigheden, horeca, natuur en landschap en dagrecreatieve mogelijkheden betreft; x. Uitvoeringsplan voor herstructurering: een plan dat een concrete uitwerking behelst van het Businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving, dat de kosten van de maatregelen weergeeft en dat de herstructureringsmaatregelen zodanig omschrijft dat deze vrijetijdseconomie: de economie die bestaat uit ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met dienstverlening ten behoeve van (dag)recreanten en toeristen; y. WESP-methodiek: de door de Werkgroep Evaluatie Sportevenementen ontwikkelde meetmethodiek om de economische spin-off voorafgaand aan, tijdens of na een evenement te meten. Paragraaf 5.8.2
Verbeteren positie van starters
Artikel 5.8.2.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, b en c, van de SvG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een door meerdere partijen gezamenlijk opgesteld programma: a. ter verbetering van ondernemersvaardigheden; b. voor het opzetten van een fysieke bedrijfsomgeving; of c. gericht op het ondersteunen van individuele startende ondernemingen. Artikel 5.8.2.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. het programma is bedoeld ter begunstiging van startende ondernemingen die tevens innovatieve ondernemingen zijn; b. de in artikel 5.8.2.1 bedoelde partijen hun samenwerking schriftelijk hebben vastgelegd; c. het programma leidt tot een research- en developmentimpuls bij ondernemingen of kennisinstellingen of het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen; en d. de doelgroep van het programma bij de totstandkoming daarvan is betrokken. Artikel 5.8.2.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. ondernemingen; b. verenigingen van ondernemingen; c. kennisinstellingen; d. gemeenten. Artikel 5.8.2.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000.
52
Artikel 5.8.2.5 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 22 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.8.3
Versnellen van innovaties in logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector
Artikel 5.8.3.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op: a. de fase van het innovatieproces waarbinnen ideeën worden omgezet in concepten; b. deelname aan programma’s van de Europese Unie. Artikel 5.8.3.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector. Artikel 5.8.3.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de Regionale Centra voor Technologie. Artikel 5.8.3.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt maximaal € 50.000. Artikel 5.8.3.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek. Artikel 5.8.3.6 Verplichtingen De subsidie-ontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onderneming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd maximaal € 10.000 wordt aangewend en maximaal 50% van de onderzoekskosten vergoed. Paragraaf 5.8.4
Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector
Artikel 5.8.4.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties. Artikel 5.8.4.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector; b. bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten één of meerdere ondernemingen zijn betrokken; en c. bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten afstemming heeft plaatsgevonden met het Platform Onderwijs Arbeidsmarkt. Artikel 5.8.4.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. ondernemingen; b. verenigingen van ondernemingen; c. kennisinstellingen; d. gemeenten.
53
Artikel 5.8.4.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000. Paragraaf 5.8.5
Collectief onderzoek
Artikel 5.8.5.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. industrieel onderzoek; b. experimentele ontwikkeling; c. haalbaarheidsstudies. Artikel 5.8.5.2 Criteria 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector; en b. de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst: i. tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening, of ii. tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren. 2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, slechts verstrekt indien de aanvrager samenwerkt met ten minste één andere onderneming die een andere SBI-code heeft dan de aanvrager. Artikel 5.8.5.3 Subsidiabele kosten 1. Voor subsidie als bedoeld onder artikel 5.8.5.1, aanhef en onder a en b, komen in aanmerking: a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden; b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd; c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking; d. kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt; e. bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien. 2. Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder c, komen de studiekosten in aanmerking.
54
Artikel 5.8.5.4 Aanvrager 1. Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen. 2. In afwijking van het vorige lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, verstrekt aan MKB-ondernemingen met ten minste één van de volgende SBI-codes: 5811, 5813, 5814, 5819, 5821, 5829, 59111, 59112, 5912, 5913, 5914, 5920, 6010, 6020, 6030, 7021, 7111, 7311, 7312, 7410, 74201, 7990, 8230, 90011, 90012, 90013, 9002, 9003, 90041, 91011, 91012, 91019, 91021, 91022, 9103, 93211, 93212, 94993 of 94994. Artikel 5.8.5.4a Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, ingediend: a. een beschrijving van de wijze waarop aanvrager zich inspant om de subsidiabele activiteit binnen zes maanden na subsidieverlening te hebben uitgevoerd; b. een beschrijving van de wijze waarop en de mate waarin de subsidiabele activiteit bijdraagt aan het verminderen van milieubelasting; c. een beschrijving van de wijze waarop aanvrager inzake de subsidiabele activiteit samenwerkt met andere partijen dan de onderneming zoals bedoeld in artikel 5.8.5.2, tweede lid; d. een verklaring van Oost N.V. waaruit blijkt dat voorafgaand aan de het indienen van de aanvraag afstemming heeft plaatsgevonden met Oost N.V. Artikel 5.8.5.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste: a. 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder a en c; b. 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover deze plaatsvinden in de sectoren logistiek en vrijetijdseconomie en 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover deze plaatsvinden in de creatieve sector. Artikel 5.8.5.5a Indieningstermijn aanvraag De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, wordt voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector ingediend tot en met 30 september 2014 of in de periode van 1 februari 2015 tot en met 30 april 2015. Artikel 5.8.5.5b Verplichtingen De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, is voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector verplicht het resultaat van de subsidiabele activiteit of de zakelijke inhoud daarvan kenbaar te maken door vermelding daarvan op ten minste zijn eigen website of de website www.ondernemengelderland.nl. Artikel 5.8.5.6 Communautair toetsingskader 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. 2. Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector. Paragraaf 5.8.6
Projectsubsidie
Artikel 5.8.6.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. industrieel onderzoek; b. experimentele ontwikkeling.
55
Artikel 5.8.6.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector; b. de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst: i. tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening, of ii. tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren; en c. de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en eindgebruiker. Artikel 5.8.6.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking: b. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden; b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd; c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking; d. kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt; e. bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien. Artikel 5.8.6.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen. Artikel 5.8.6.5 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker. Artikel 5.8.6.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste: 1. 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.6.1, aanhef en onder a; 2. 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.6.1, aanhef en onder b.
56
Artikel 5.8.6.7 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt. Artikel 5.8.6.8 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.8.7
Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten
Artikel 5.8.7.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht. Artikel 5.8.7.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creactieve sector; b. de infrastructuur wordt gebruikt voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling; c. de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, overeenstemt met een marktprijs; d. de toegang tot de infrastructuur open staat voor meerdere gebruikers en op transparante en niet-discriminerende basis wordt verleend. Ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden; en e. de infrastructuur is bedoeld voor MKB-bedrijven. Artikel 5.8.7.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa. Artikel 5.8.7.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 150.000. Artikel 5.8.7.5 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.8.8 Gereserveerd
Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties
Paragraaf 5.8.9
Kwaliteitsverbetering vrijetijdseconomie
en
meeropbrengst
ondernemingen
Artikel 5.8.9.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor regionale projecten ter versterking van de vrijetijdseconomie. Artikel 5.8.9.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit: a. plaatsvindt in de sector vrijetijdseconomie;
57
b. bijdraagt aan de doelstellingen uit het Actieplan Vrijetijdseconomie; c. is gericht op verhoging van de kwaliteit van de activiteiten van aanvrager, toeristische bezoekersaantallen of werkgelegenheid; d. leidt tot meer toeristische bestedingen; e. aanvrager voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste vier andere ondernemingen uit eenzelfde regio en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd; en f. bijdraagt aan de bestaande regionale identiteit zoals die volgt uit het Actieplan Vrijetijdseconomie of aansluit bij de activiteiten uit het regiocontract. Artikel 5.8.9.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking: a. uitvoering van procesbegeleiding; b. uitvoering van haalbaarheidsonderzoek; c. investeringsbijdragen. Artikel 5.8.9.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen in de sector vrijetijdseconomie. Artikel 5.8.9.5 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie, voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.9.3, aanhef en onder a en b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000 per kalenderjaar per regio zoals aangegeven op de in de bijlage opgenomen kaart. 2. De subsidie, voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.9.3, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000 per kalenderjaar per regio zoals aangegeven op de in de bijlage opgenomen kaart. Artikel 5.8.9.6 Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien en voor zover ten behoeve van de regio waar de subsidiabele activiteit betrekking op heeft in het jaar waarin de aanvraag is gedaan de totale som van reeds verstrekte subsidie in de zin van deze titel € 25.000 bedraagt. Paragraaf 5.8.10
Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie
Artikel 5.8.10.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. procesbegeleiding bij nieuwe samenwerkingsinitiatieven; b. conceptontwikkeling van nieuwe producten of diensten; c. haalbaarheidsonderzoek naar nieuwe producten of diensten. Artikel 5.8.10.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector vrijetijdseconomie; b. de subsidiabele activiteit bijdraagt aan de doelstellingen uit het Actieplan Vrijetijdseconomie; c. de subsidiabele activiteit leidt tot meer toeristische bestedingen, hogere toeristische bezoekersaantallen of een toename van werkgelegenheid; en d. aanvrager voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste twee andere ondernemingen en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd. Artikel 5.8.10.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen in de sector vrijetijdseconomie. Artikel 5.8.10.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 15.000.
58
Paragraaf 5.8.11
Wandelen, fietsen en varen
Artikel 5.8.11.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het verbeteren van de kwaliteit van regionaal dekkende routestructuren voor fietsen, wandelen, paardrijden of mennen; b. het maken van aanlegplaatsen voor vaartuigen; c. het maken van een digitaal routesysteem in de vorm van een applicatie voor wandelen, fietsen, paardrijden of mennen. Artikel 5.8.11.2 Criteria 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien het onderhoud en beheer na uitvoering van de subsidiabele activiteit zijn verzekerd; 2. Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.11.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien: a. de applicatie de gehele provincie Gelderland betreft; en b. de applicatie toeristische informatie bevat. Artikel 5.8.11.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie zoals bedoeld in artikel 5.8.11.1, aanhef en onder c, komen de kosten voor het verzamelen van data en toeristische informatie niet in aanmerking. Artikel 5.8.11.4 Vervallen
Aanvrager
Artikel 5.8.11.5 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 wordt bij de aanvraag in elk geval een toelichting verstrekt in de vorm van een projectplan op de in artikel 5.8.11.2 opgenomen criteria. Artikel 5.8.11.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000. Artikel 5.8.11.7 Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit: a. zich niet leent voor herhaalde toepassing ten aanzien van andere routestructuren dan die waar de aanvraag betrekking op heeft; b. de aanleg of bebording van nieuwe wandel-, fiets- of ruiterpaden betreft tenzij binnen een straal van 2 kilometer respectievelijk 5 kilometer geen alternatieve mogelijkheden bestaan voor recreatief wandelen respectievelijk fietsen of paardrijden; c. de aanleg van wandelknooppunten betreft; d. reguliere onderhoudswerkzaamheden betreft; e. geheel of gedeeltelijk bestaat uit marketing en promotie. Paragraaf 5.8.12
Marketing en promotie vrijetijdseconomie
Artikel 5.8.12.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor generieke marketing en promotie van de provincie Gelderland of Gelderse regio's ter bevordering van de vrijetijdseconomie. Artikel 5.8.12.2 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. Regionale Bureaus voor Toerisme; b. Stichting Vrijetijdshuis;
59
c. Stichting Toerisme Gelderland. Artikel 5.8.12.3 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 750.000. Artikel 5.8.12.4 Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit niet past binnen de campagne "Gelderse Streken". Paragraaf 5.8.13 Vervallen
Evenementen ter versterking van de vrijetijdseconomie
Paragraaf 5.8.14
Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving
Artikel 5.8.14.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het opstellen van een businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving; b. de uitvoering van maatregelen op het bedrijventerrein waarmee investeringskansen worden verzilverd, zoals omschreven in het businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving; Artikel 5.8.14.2 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.14.1, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt indien: a. er sprake is van een ruimtelijk knelpunt op het bedrijventerrein die het (toekomstig) functioneren van tenminste één bedrijf bemoeilijkt, er aantoonbaar draagvlak bij de ondernemers aanwezig is en er een positief effect is op de ontwikkeling of behoud van de werkgelegenheid op het bedrijventerrein; en b. er een businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving aan de activiteit ten grondslag ligt dat voldoet aan de volgende vereisten: i. een omschrijving van de knelpunten, kansen, ambities en doelstellingen; ii. een beschrijving van de projecten of deelprojecten; iii. een beschrijving van de organisatie, communicatie, planning, kosten en financiering van de maatregelen. Artikel 5.8.14.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten. Artikel 5.8.14.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste: a. 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.14.1, aanhef en onder a; b. 50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.14.1, aanhef en onder b. Paragraaf 5.8.15
Bedrijfsverplaatsingen
Artikel 5.8.15.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. bedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat waarbinnen daadwerkelijk economische activiteiten, niet zijnde primaire landbouwproductie, worden verricht; b. bedrijfsverplaatsing: verplaatsing van een geheel bedrijf;
60
c. bedrijventerrein: terrein in gebruik van meer dan één bedrijf, dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening; d. circulaire: Circulaire schadevergoedingen, Staatscourant 1997, 246; e. primaire landbouwproductie: de in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de EU vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt. Artikel 5.8.15.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van een bijdrage voor bedrijfsverplaatsing vanwege een milieuhygiënisch knelpunt. Artikel 5.8.15.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de bijdrage wordt verstrekt voor een bedrijfsverplaatsing vanwege een milieuhygiënisch knelpunt veroorzaakt door het te verplaatsen bedrijf; b. de bijdrage van de gemeente maximaal 50% bedraagt van de kosten voor de verplaatsing van het bedrijf; c. de gemeente bij het bepalen van haar bijdrage in de kosten voor de verplaatsing van het bedrijf toepassing geeft aan de circulaire; d. de gemeente haar bijdrage in de kosten voor de verplaatsing van het bedrijf vaststelt op basis van een taxatie die is opgesteld door een onafhankelijk taxateur; e. sprake is van bedrijfsverplaatsing binnen de provincie Gelderland naar een bedrijventerrein; f. het milieuhygiënische knelpunt blijvend wordt opgelost. Artikel 5.8.15.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie komt in aanmerking de bijdrage van de gemeente in de kosten voor de verplaatsing van het bedrijf. Artikel 5.8.15.5 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten. Artikel 5.8.15.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000. Paragraaf 5.8.16
Digitale bereikbaarheid
Artikel 5.8.16.1 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het uitvoeren van vraagbundeling voor open breedbandinfrastructuur; b. het opstellen van een plan van aanpak ten behoeve van de onder a genoemde activiteit; c. activiteiten voor promotie van het gebruik van open breedbandnetwerken door bedrijven; d. het ontwerp en een kostenberekening van een open breedbandnetwerk. Artikel 5.8.16.2 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan een vereniging van ondernemingen die gevestigd zijn op het bedrijventerrein waar de activiteiten voor worden ontwikkeld. Artikel 5.8.16.3 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000.
61
Artikel 5.8.16.4 Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien het een investering betreft in: a. breedbandkabels of breedbandnetwerken; b. vraagbundeling van breedbandinfrastructuur ten behoeve van woningen. Paragraaf 5.8.17
Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving
Artikel 5.8.17.1 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek naar de oprichting van een rechtspersoon die het beheer van een bedrijventerrein als statutair doel heeft; b. het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek naar de uitvoering van energiebesparende maatregelen op een bedrijventerrein. Artikel 5.8.17.2 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één onderneming of gemeente en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd. Artikel 5.8.17.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. gemeenten en ondernemingen voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder a; b. aan rechtspersonen die het beheer van een bedrijventerrein als statutair doel hebben voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder b. Artikel 5.8.17.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste: a. 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder a; b. 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder b. Paragraaf 5.8.18
Jeugdwerkeloosheid
Artikel 5.8.18.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. centrumgemeente: een gemeente die in het kader van het actieplan jeugdwerkloosheid namens de regio een convenant heeft afgesloten met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; b. werkloze jongere: een als niet-werkend werkzoekend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) of de gemeente ingeschreven persoon tot 27 jaar oud, die beschikbaar is om minimaal twaalf uur per week arbeid te aanvaarden; c. werkplek: i. een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) gedurende tenminste zes maanden; ii. een leerwerkplaats anders dan een BBL voor ten minste zes maanden; iii. een baan voor ten minste zes maanden en ten minste twaalf uur per week. Artikel 5.8.18.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.2 van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie aan werkgevers voor het realiseren van een werkplek voor een werkloze jongere die is ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie van een Gelderse gemeente.
62
Artikel 5.8.18.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de plaatsing uiterlijk op 31 december 2015 is gerealiseerd. Artikel 5.8.18.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan een centrumgemeente. Artikel 5.8.18.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt € 1.250 per werkplek met de volgende maxima: Apeldoorn € 553.750 Arnhem € 493.750 Doetinchem € 327.500 Ede € 187.500 Nijmegen € 552.500 Tiel € 278.750 Amersfoort Gorinchem Zwolle
€ 43.750 € 8.750 € 53.750
Artikel 5.8.18.6 Aanvraagperiode De subsidie wordt aangevraagd vóór 1 april 2014. Titel 5.9
Land- en tuinbouw
Paragraaf 5.9.1
Algemene bepalingen
Artikel 5.9.1.1 Begripsomschrijvingen In deze titel wordt verstaan onder: a. aantoonbare verbetering van de ruimtelijke structuur: de verplaatsing van het glastuinbouwbedrijf, die bijdraagt aan het verwezenlijken van de doelstellingen van het Projectbureau herstructurering glastuinbouw Huissen-Angeren en het Projectbureau herstructurering tuinbouw Bommelerwaard; b. bedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf; c. concentratiegebied glastuinbouw: een als zodanig begrensd gebied waarbinnen conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven mogelijk is; d. EHS: ecologische hoofdstructuur, zijnde een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen, zoals begrensd door Provinciale Staten bij besluit van 1 juli 2009 (PS2009-260) of een daarvoor in de plaats tredende begrenzing; e. eigenaar: degene die de eigendom heeft over een zaak zoals bedoeld in artikel 5:1 van het Burgerlijk Wetboek; f. extensiveringsgebied glastuinbouw: een als zodanig begrensd gebied waarbinnen conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven mogelijk is, maar geen nieuwvestiging; g. grondwaterbeschermingsgebied: gebied rondom een waterwingebied, dat door Provinciale Staten is aangewezen ter bescherming van het grondwater dat ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening wordt opgepompt en waar de verblijftijd van het grondwater tot aan de pompputten van het waterbedrijf, niet langer is dan 25 jaar; h. integraal masterplan glastuinbouw: plan voor de ontwikkeling van een in de Ruimtelijke verordening Gelderland aangeduid cluster voor de glastuinbouw van minimaal 5 hectare waarbij niet alleen de bedrijfslocaties worden opgenomen in het masterplan, maar ook de benodigde nutsvoorzieningen, wegen en andere voorzieningen om de bedrijven te vestigen en te ontwikkelen in de aangeduide clusters;
63
i. intensiveringsgebied glastuinbouw: een als zodanig begrensd deel van een concentratiegebied glastuinbouw waarbinnen conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland actief wordt ingezet op herstructurering van glastuinbouw; j. kas: constructie van glas, kunststof of een andere materiaalsoort voor een overkapte teelt of veredeling van gewassen; k. kleine en middelgrote onderneming: ondernemingen zoals omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG (Pb L 124 van 20.5.2003); l. landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014; m. langdurige pacht: pachtovereenkomst met betrekking tot een perceel grond met een minimale duur van 6 jaar; n. mestverwerking: proces waarbij de mest een behandeling ondergaat, zodat het gebruikt kan worden als grondstof voor het maken van een ander product of als grondstof voor energieopwekking; o. primaire landbouwproductie: de productie van de in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt; p. projectbureau herstructurering glastuinbouw Huissen-Angeren: het projectbureau van het publieke samenwerkingsverband tussen de provincie Gelderland en gemeente Lingewaard, dat uitvoering geeft aan de uitvoeringsovereenkomst tussen provincie Gelderland en gemeente Lingewaard inzake de herstructurering van het glastuinbouwgebied Huissen-Angeren, d.d. december 2010; q. projectbureau herstructurering tuinbouw Bommelerwaard: het projectbureau van het openbaar lichaam van het samenwerkingsverband Glastuinbouwproject Bommelerwaard ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen dat uitvoering geeft aan de samenwerkingsovereenkomst ‘herstructurering glastuinbouw en paddenstoelenteelt Bommelerwaard’ die is afgesloten tussen provincie Gelderland, gemeente Zaltbommel, gemeente Maasdriel en het waterschap Rivierenland d.d. 9 december 2009; r. SO: de gestandaardiseerde opbrengst per hectare of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald; s. solitair gelegen glastuinbouwbedrijf: glastuinbouwbedrijf buiten een concentratiegebied glastuinbouw; t. STEVIG: Stichting Effectief Verkavelen In Gelderland; u. volwaardig in gebruik: het gebruik van een agrarisch bedrijf dat naar de aard en omvang zodanig is dat het gehele inkomen afkomstig is uit het bedrijf, de gehele arbeidsinzet aan het bedrijf besteedt wordt en waarvan de continuïteit voor minimaal de afgelopen drie jaar is aangetoond. Paragraaf 5.9.2
Landbouwstructuurverbetering
Artikel 5.9.2.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor het ruilen van landbouwgronden in een ruilverkaveling bij overeenkomst. Artikel 5.9.2.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover: a. de ruilverkaveling plaatsvindt in overeenstemming met artikel 85 van de Wet inrichting landelijk gebied; b. de te ruilen landbouwgronden zijn gelegen in de provincie Gelderland; en c. wanneer het ruilen van landbouwgronden bijdraagt aan een effectiever gebruik van landbouwgronden voor de huidige functie. Artikel 5.9.2.3 Subsidiabele kosten 1. Voor subsidie komen de notaris- en kadasterkosten in aanmerking.
64
2.
De kosten die verbonden zijn aan het ruilen van bedrijfsgebouwen en het ruilen van quota die zijn ingesteld door de Europese Commissie komen niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 5.9.2.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. kleine- en middelgrote ondernemingen die een landbouwbedrijf exploiteren; b. gemeenten; c. waterschappen. Artikel 5.9.2.5 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt: a. een beschrijving van de actuele toestand en de waarde van de ingebrachte en toe te delen percelen, alsmede de verrekening; b. een kavelruilovereenkomst die is ondertekend door alle deelnemende partijen; c. een overzicht van de deelnemende partijen, waarbij is weergegeven welke partij welke landbouwgronden met wie ruilt; d. kadastrale kaarten van het gebied waar kavelruil plaatsvindt, een inbreng- en toedelingskaart. Artikel 5.9.2.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste € 500 per geruilde hectare. Artikel 5.9.2.7 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien het ruilen van landbouwgronden: a. plaatsvindt in een gebied waar STEVIG ondersteunde kavelruil uitvoert; b. de doelstellingen van STEVIG belemmert. Artikel 5.9.2.8 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 15 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.9.3
Opstellen en uitvoeren integraal masterplan glastuinbouw
Artikel 5.9.3.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het opstellen van een integraal masterplan glastuinbouw; b. het aanleggen en wijzigen van de openbare infrastructuur, inrichting van de openbare ruimte en openbare nutsvoorzieningen in een masterplangebied. Artikel 5.9.3.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt: a. wanneer door middel van verslaglegging van bijeenkomsten aangetoond kan worden dat direct betrokkenen zoals grondeigenaren en gebruikers, omwonenden en het tuinbouwbedrijfsleven bij het opstellen van het integraal masterplan glastuinbouw participeren; b. wanneer de aanleg of wijziging van voorzieningen, als genoemd in artikel 5.9.3.1, aanhef en onder b, bijdraagt aan de realisatie van een integraal masterplan glastuinbouw waarmee Gedeputeerde Staten vooraf hebben ingestemd. Artikel 5.9.3.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.9.3.1, aanhef en onder a, komen slechts de kosten voor externe inhuur in aanmerking. Artikel 5.9.3.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
65
Artikel 5.9.3.5 Hoogte van de subsidie 1. Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.3.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 30.000. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.3.1, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 250.000. Paragraaf 5.9.4
Verplaatsing glastuinbouwbedrijven
Artikel 5.9.4.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. glastuinbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de glastuinbouw worden gebruikt als bedoeld in de Landbouw groepsvrijstellingsverordening. b. Glastuinbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat wordt gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf. c. modernisering: vervanging van een bestaand glastuinbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd; d. verhoging van de productiecapaciteit: indien het glastuinbouwbedrijfsgebouw na verplaatsing in staat is om meer producten voort te brengen; e. voorzieningen: bouwwerken of installaties die functioneel met het glastuinbouwbedrijfsgebouw zijn verbonden of benodigd zijn om het glastuinbouwbedrijfsgebouw te laten functioneren voor het productieproces. Artikel 5.9.4.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de verplaatsing van een glastuinbouwbedrijfsgebouw behorend tot een solitair gelegen klein of middelgroot glastuinbouwbedrijf naar een concentratiegebied glastuinbouw; b. de verplaatsing van een glastuinbouwbedrijfsgebouw behorend tot een klein of middelgroot glastuinbouwbedrijf binnen een concentratiegebied glastuinbouw. Artikel 5.9.4.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt: a. wanneer de aanvrager heeft aangetoond dat het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf volwaardig in gebruik is; b. wanneer alle achterblijvende glastuinbouwopstanden volledig worden gesloopt, inclusief de gebouwen, bouwwerken en voorzieningen ten dienste van het glastuinbouwbedrijf; c. wanneer subsidie wordt gevraagd op grond van artikel 5.9.4.2, aanhef en onder a: indien de eigenaar van de grond waarop het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf staat: i. schriftelijk verklaart hierop geen nieuw glastuinbouwbedrijf te vestigen; ii. schriftelijk verklaart deze last als kwalitatieve verplichting op te leggen aan diegenen die de grond onder bijzondere titel zullen verkrijgen; en iii. de gemeente schriftelijk verzoekt de glastuinbouwbestemming van het oorspronkelijke perceel waar het glastuinbouwbedrijf stond en de eveneens in eigendom belendende percelen te ontdoen van de bestemming glastuinbouw voor zover het oorspronkelijke perceel niet is gelegen binnen een intensiveringsgebied; d. wanneer subsidie wordt gevraagd op grond van artikel 5.9.4.2, aanhef en onder b: indien de eigenaar van de grond waarop het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf staat schriftelijk aantoont overeenstemming te hebben bereikt met het desbetreffende projectbureau herstructurering over de wijze waarop en voorwaarden waaronder de gronden beschikbaar komen voor de herstructurering; e. wanneer de verplaatsing, als bedoeld in artikel 5.9.4.1, aanhef en onder b, een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke structuur tot gevolg heeft; en
66
f. wanneer ten tijde van de aanvraag om subsidie de aanvrager door middel van een transportakte, koopovereenkomst of pachtovereenkomst heeft aangetoond dat de aanvrager eigenaar of langdurig pachter is of wordt van de bedrijfsgebouwen en gronden op de nieuwe vestigingslocatie. Artikel 5.9.4.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.9.4.2 komen in aanmerking: a. de kosten van demonteren, verhuizen en weer opbouwen van de voorzieningen van een bestaand glastuinbouwbedrijfsgebouw; b. de kosten voor het aankopen of het aanpassen van een glastuinbouwbedrijfsgebouw of het oprichten van een glastuinbouwbedrijfsgebouw op de nieuwe locatie, ter vervanging van een bestaand glastuinbouwbedrijfsgebouw op de bestaande locatie. Artikel 5.9.4.5 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of langdurig pachter van een te verplaatsen klein of middelgroot glastuinbouwbedrijf. Artikel 5.9.4.6 Aanvraag Bij nader besluit wordt een termijn als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, van de AsG vastgesteld waarbinnen aanvragen van subsidie moeten worden ingediend. Artikel 5.9.4.7 Selectie criteria 1. Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die door het geïndexeerde aantal vierkante meter te saneren kas de laagste uitkomst hebben. 2. De vierkante meters te saneren kas worden geïndexeerd door ze te vermenigvuldigen met: a. 2,0 indien deze zijn gelegen in de EHS of een grondwaterbeschermingsgebied; b. 1,8 indien deze zijn gelegen in een waardevol landschap of waardevolle open gebied; c. 1,6 indien deze zijn gelegen in een extensiveringsgebied glastuinbouw; d. 1,0 indien deze zijn gelegen in een intensiveringsgebied glastuinbouw, en e. 1,4 indien deze zijn gelegen in overige gebieden. 3. Indien na toepassing van het eerste lid aanvragen een gelijke plaats in de rangorde hebben, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van een loting voor zover toekenning van die aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond. Artikel 5.9.4.8 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten. 2. Als de verplaatsing gepaard gaat met modernisering van installaties of verhoging van de productiecapaciteit, bedraagt de subsidie voor de investeringen voor de modernisering of verhoging van de productiecapaciteit maximaal € 500.000. 3. De subsidie is niet hoger dan de resultante van € 30 vermenigvuldigd met het aantal vierkante meters kas dat wordt afgebroken, bestaande uit: a. het te verplaatsen glastuinbouwbedrijfsgebouw; b. glastuinbouwbedrijfsgebouwen op andere locaties waarvan de eigenaar van de grond voldoet aan de criteria van artikel 5.9.4.3, onderdelen b en c. 4. De subsidie bedraagt maximaal € 1.000.000. Artikel 5.9.4.8 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.9.5
Groene kringlopen
Artikel 5.9.5.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor:
67
a. een investering in innovatie met een terugverdientijd van meer dan 5 jaar voor mestverwerking als onderdeel van de eigen bedrijfsvoering; b. een investering in innovatie die de productie van biogas versnelt operationeel maakt; c. een investering in innovatie waarbij mineralen uit mest gehaald worden zodat deze weer opnieuw kunnen worden gebruikt; d. het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek voor de onder a tot en met c genoemde activiteiten. Artikel 5.9.5.2 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking: a. met betrekking tot de activiteiten genoemd in artikel 5.9.5.1, aanhef en onder a tot en met c: i. de bouw en verbouw van onroerende goederen; ii. de aanschaf van nieuwe machines en apparatuur inclusief computersoftware, tot maximaal de marktwaarde van de activa, ten behoeve van de innovatie; iii. de inhuur van architecten, ingenieurs en adviseurs voor zover de kosten hiervan niet hoger zijn dan 10% van de subsidiabele kosten als bedoeld onder i en ii; b. met betrekking tot activiteiten als genoemd in artikel 5.9.5.1, aanhef en onder d, de inhuur van externen. Artikel 5.9.5.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen die een landbouwbedrijf exploiteren met een SO van minimaal € 125.000. Artikel 5.9.5.4 Hoogte van de subsidie 1. Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.5.1, aanhef en onder a tot en met c, bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 100.000. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.5.1, aanhef en onder d, bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000. Artikel 5.9.5.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd voor de aanschaf van: a. biomassakachels; b. mestscheiders; c. luchtwassers. Artikel 5.9.5.6 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht de kennis en ervaring die met de subsidiabele activiteit wordt verkregen openbaar te maken door: a. het verzorgen van een presentatie door deel te nemen aan minimaal één studiegroep, seminar of themabijeenkomst; en b. minimaal één publicatie in een vakblad. Artikel 5.9.5.7 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 14 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.9.6
Investeringen in innovatieve installaties en bedrijfsgebouwen
Artikel 5.9.6.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor investeringen in innovatieve installaties en bedrijfsgebouwen. Artikel 5.9.6.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt voor investeringen die:
68
a. gericht zijn op: i. verlaging van de productiekosten; of ii. verbetering en omschakeling van de productie; en b. verder gaan dan wat wettelijk verplicht is en gericht zijn op: i. verbetering van het natuurlijk milieu; ii. verbetering van de hygiëneomstandigheden; of iii. verbetering van normen inzake dierenwelzijn. Artikel 5.9.6.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking: a. de bouw of verbetering van onroerende goederen; b. de koop of huurkoop van machines en materieel, met inbegrip van computersoftware, tot maximaal de marktwaarde van de activa; c. de kosten voor de inzet van externen in verband met de onder a en b bedoelde uitgaven. Artikel 5.9.6.4 Aanvrager De subsidie wordt verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen die een landbouwbedrijf exploiteren met een SO van minimaal € 125.000. Artikel 5.9.6.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 35 % van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 100.000. Artikel 5.9.6.6 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd voor het verwerven van onroerende goederen. Artikel 5.9.6.7 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 14 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.9.7
Adviesdiensten in de landbouwsector
Artikel 5.9.7.1 Begripsomschrijvingen 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. Aanbieder van de adviesdienst: de natuurlijke of rechtspersoon die het advies verstrekt; b. Advies: advies als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 45, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening; c. Korte voorzieningsketen: een voorzieningsketen bestaande uit een beperkt aantal marktdeelnemers die streven naar samenwerking, plaatselijke economische ontwikkeling en nauwe geografische en sociale betrekkingen tussen producenten, verwerkers en consumenten; d. Producentengroepering of producentenorganisatie: een groepering of organisatie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 43, van de Landbouw groepsvrijstellings verordening. 2. Onder aanbieder van de adviesdienst worden tevens verstaan producentengroeperingen of producentenorganisaties. Artikel 5.9.7.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, eerste lid, aanhef en onder c, ten eerste, van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van advies aan ondernemingen die in de landbouw actief zijn. Artikel 5.9.7.3 Criteria De subsidie wordt slechts verstrekt indien het advies is gericht op de ontwikkeling van een korte voorzieningsketen.
69
Artikel 5.9.7.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de aanbieder van de adviesdienst. Artikel 5.9.7.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt 50% van de in aanmerking komende kosten met een maximum van € 1.500 per advies. Artikel 5.9.7.6 Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien de aanbieder van de adviesdienst niet bij de aanvraag door middel van een of meerdere schriftelijke verklaringen aantoont dat het advies wordt verstrekt in opdracht van een of meerdere ondernemingen in de landbouw ten behoeve van de ontwikkeling van een korte voorzieningsketen. Artikel 5.9.7.7 Communautair toetsingskader 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover verstrekking niet in strijd is met hoofdstuk 1 en artikel 22 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening. 2. De aanvrager neemt bij de adviesverlening de in artikel 13, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde vertrouwelijkheidsvoorschriften in acht. Titel 5.10
Prioritair Programma milieutechnologie (EMT)
Paragraaf 5.10.1
Algemene bepalingen
Energietransitie,
Energie-
en
Artikel 5.10.1.1 Begripsomschrijvingen In deze titel wordt verstaan onder: a. arbeidsmarktdiscrepantie: kwalitatief of kwantitatief verschil tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt; b. basisvoorwaarden: voorwaarden waaraan een business case moet voldoen, zijnde duidelijkheid omtrent een beproefde techniek, aangetoonde marktkansen, een beschouwing van de financiering van de marktintroductie en de organisatorische inbedding van de marktintroductie; c. bedrijfsverzamelgebouw: een gebouw bedoeld voor de huisvesting van meerdere afzonderlijke ondernemingen die in dezelfde sector of fase in het bestaan van de onderneming actief zijn; d. biobased economy: een economie waarin op duurzame en efficiënte wijze biomassa wordt ingezet voor productie van chemische grondstoffen, materialen, brandstoffen, elektriciteit en warmte zonder negatieve effecten op biodiversiteit en voedselvoorziening; e. biobased product: product of halfproduct voor commerciële of industriële toepassing, anders dan energie- of warmteopwekking, dat geheel of gedeeltelijk is samengesteld uit hernieuwbare grondstoffen; f. bodemenergie: het gebruik en de opslag van warmte of koude in de ondiepe ondergrond; g. CNG: Compressed Natural Gas, ofwel aardgas dat met behulp van een compressor is gecomprimeerd tot een druk van 200 bar; h. concept: een schriftelijke uitwerking van een innovatie met een onderbouwing ter voldoening aan ten minste één van de basisvoorwaarden; i. creatieve industrie: bedrijfstak die zich in hoofdzaak bezighoudt met het scheppen van kunstwerken en het vormgeven van objecten; j. eigenaar-bewoner: een persoon die op grond van artikel 1 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek eigenaar is van een koopwoning en zelf deze koopwoning bewoont; k. Energy Service Company: samenwerking tussen partijen met als doel om energiebesparende maatregelen uit te voeren voor de eigenaar van een gebouw, waarbij een van de partijen risicodragend participeert; l. energietransitieopgave: de opgave tot het realiseren van innovaties op het gebied van
70
energiebesparing en opwekking van duurzame energie; m. gaswarmtepomp: een installatie die met behulp van gas warmte verplaatst van buiten het betreffende gebouw naar binnen waarbij minimaal 75.000 m3 gas en maximaal 500.000 m3 gas wordt gebruikt per jaar; n. groen gas: biogas dat is gezuiverd tot aardgaskwaliteit en dat vervolgens is gecomprimeerd; o. hernieuwbare energie: niet-fossiele energie zoals windenergie, zonne-energie, geothermische energie, golfenergie, getijdenenergie, waterkrachtinstallaties, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas; p. HRe-ketel: een ketel voor verwarming van een ruimte of van tapwater, die in één proces gelijktijdig thermische energie en elektrische energie opwekt; q. incubator: broedplaats die tot doel heeft om startende ondernemingen te ondersteunen in hun groei naar gezonde, goed draaiende ondernemingen, door hen huisvesting, seedcapital, administratie, technische ondersteuning, contacten en managementadvies te bieden; r. kennisinstelling: universiteiten, hogescholen en academische ziekenhuizen, instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en onderzoeksinstellingen die zonder winstoogmerk onderzoek en ontwikkeling verrichten en voor minimaal 10% meerjarig structureel door de overheid worden gefinancierd; s. LBG: Liquefied Bio Gas, ofwel biogas dat is gecomprimeerd door het te vervloeien bij een temperatuur lager dan -162 °C; t. LNG: Liquid Natural Gas, ofwel aardgas dat is gecomprimeerd door het te vervloeien bij een temperatuur lager dan -162 °C; u. lokaal duurzaam energiebedrijf: een onderneming die hernieuwbare energie produceert waarbij de afnemers zijn gevestigd binnen een straal van 30 kilometer ten opzichte van een productielocatie van voornoemde onderneming; v. maakindustrie: het met behulp van machines bedrijfsmatig bewerken van grondstoffen en produceren van halffabricaten en eindproducten voor de commerciële markt; w. marktfalen: situatie waarin ondernemingen activiteiten niet of niet voldoende zouden verrichten als zij alleen naar de signalen van de markt zouden kijken; x. marktintroductie: overgang van de eindfase van het innovatieproces naar de pioniersfase van ondernemerschap; fase waarin afnemers en producenten van innovatieve producten overeenkomsten aangaan; y. masterplan bodemenergie: visiedocument over het optimaal gebruik van de ondergrond voor het gebruik van bodemenergie; z. mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie: een installatie die in één proces gelijktijdig thermische energie en elektrische energie opwekt waarbij minimaal 75.000 m3 gas en maximaal 500.000 m3 gas wordt gebruikt per jaar; aa. MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124); bb. ondernemingsklimaat: de hoeveelheid en kwaliteit van ruimte, randvoorwaarden en regelgeving die bepaalt hoe aantrekkelijk Gelderland is voor bedrijven en kennisinstellingen; cc. ontwikkeling: verwerving, combinatie, vormgeving en gebruik van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten; dd. pilot: proefproject dat een indicatie geeft van de omvang, inpassing en haalbaarheid van een project; ee. proeftuinen: fysieke of virtuele proefomgeving voor meerdere onafhankelijke ondernemingen en organisaties waar eindgebruikers van innovatieprojecten of innovatieprocessen in participeren teneinde te komen tot versnelde marktintroducties van een innovatief product; ff. programma: samenhangende reeks van projecten en activiteiten met een gezamenlijk doel; gg. rd-waarde: het warmte-isolerend vermogen van een materiaallaag;
71
hh. Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet; ii. sector energie- en milieutechnologie: de sector energie- en milieutechnologie bestaande uit ondernemingen uit de sectoren Grondstoffen en Chemie, Metaal, Machines en Apparaten, Energie, Recycling en Milieudienstverlening, Handel, Research en Zakelijke Dienstverlening alsmede bedrijven die bijdragen aan de biobased economy; jj. terugverdientijd: de subsidiabele kosten gedeeld door de verwachte jaarlijkse besparing; kk. Valleybureau’s: Stichting Food Valley te Wageningen en de Stichting Health Valley te Nijmegen; ll. warmtepomp: een installatie die met behulp van elektriciteit warmte verplaatst van buiten het betreffende gebouw naar binnen waarbij minimaal 150.000 kWh stroom en maximaal 1.000.000 kWh stroom wordt gebruikt per jaar; mm. afgemeld: de procedure als bedoeld in artikel 3 van de Regeling energieprestatie gebouwen; nn. bestaande woning: woning die is opgeleverd voor de inwerkingtreding van deze regels; oo. coördinatieteam: team bestaande uit de zes voorzitters van de zes regionale werkverbanden; pp. energie-index: cijfer dat het energiegebruik aangeeft op basis van de hoeveelheid energie die nodig wordt geacht voor de verschillende behoeften die verband houden met een gestandaardiseerd gebruik van de woning berekend volgens de rekenmethodiek genoemd in artikel 2, derde lid, van de Regeling energieprestatie gebouwen; qq. energieprestatiecertificaat: certificaat als bedoeld in het Besluit energiecertificaat gebouwen; rr. gelabelde woning: woning waarvan de eigenaar beschikt over een op die woning toegesneden energieprestatiecertificaat; ss. labelklasse: letter die behoort bij de berekende energie-index; tt. labelstap: verbetering van de energie-index waardoor de woning in een hogere labelklasse valt; uu. leerwerkplaats: een authentieke werkomgeving, waarin een groep studenten alle voor de beroepsuitoefening typerende werkprocessen uitvoert, met als doel het beroep te leren; vv. sociale huurwoning: woning met een rekenhuur die lager of gelijk is aan het bedrag als genoemd in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet op de huurtoeslag; ww. werkverbanden: de zes regionale werkverbanden, zijnde Food Valley corporaties, RNV corporaties, SWR corporaties, Corporaties Regio Stedendriehoek, Achterhoeks Corporatie Overleg en Verenigde Woningcorporaties in de Stadsregio Arnhem Nijmegen, welke alle woningcorporaties in Gelderland vertegenwoordigen; xx. woningcorporatie: een instelling als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet; yy. zelfstandige woning: woning als bedoeld in artikel 234 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. ddd. duurzaamheidsmaatregelen: energiebesparende maatregelen en voorzieningen of maatregelen en voorzieningen waarmee duurzame energie wordt opgewekt; eee. energieneutrale woning: een woning waarvan de som van de ingaande en uitgaande energiestromen voor gebouwgebonden energie bij een normaal leefpatroon op jaarbasis gelijk is aan of lager is dan nul en met een additionele energieopwekkingscapaciteit voor gebruiksgebonden energie van ten minste: i. 3.150 kWh indien het een vrijstaande of half vrijstaande woning betreft; ii. 2.700 kWh indien het een rijwoning betreft; of iii. 1.780 kWh indien het een appartement betreft,
72
waarbij in alle gevallen gasverbruik en elektraverbruik omgerekend kunnen worden naar Megajoules en een restverbruik aan gas gecompenseerd kan worden door de additionele opwekking van stroom; fff. integraal plan: plan waaruit de te treffen duurzaamheidsmaatregelen blijken die aantoonbaar zullen leiden tot een woning die energieneutraal is, waarbij in ieder geval het Maatwerkadvies Energiebesparing is gevoegd; ggg. Maatwerkadvies Energiebesparing: een EnergiePrestatieAdvies-maatwerkrapport bestaande woningen als bedoeld in de Beoordelingsrichtlijn 9500, deel 2, waaruit in ieder geval de te treffen duurzaamheidsmaatregelen blijken welke zullen leiden tot een energieneutrale woning; hhh. stimuleringslening: laagrentende lening op annuïteitenbasis met een hypothecaire zekerheid ten behoeve van de financiering van de duurzaamheidsmaatregelen die leiden tot een energieneutrale woning. Paragraaf 5.10.2 Versnellen van innovaties energie- en milieutechnologie en biobased economy Artikel 5.10.2.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op: a. de fase van het innovatieproces waarbinnen ideeën worden omgezet in concepten; b. deelname aan programma’s van de Europese Unie. Artikel 5.10.2.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energieen milieutechnologie. Artikel 5.10.2.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie; b. de Regionale Centra voor Technologie. Artikel 5.10.2.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste € 250.000. Artikel 5.10.2.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek. Artikel 5.10.2.6 Verplichtingen De subsidie ontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onderneming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd maximaal € 10.000 wordt aangewend en maximaal 50% van de onderzoekskosten vergoed. Paragraaf 5.10.3
Collectief onderzoek
Artikel 5.10.3.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. industrieel onderzoek; b. experimentele ontwikkeling; c. haalbaarheidsstudies. Artikel 5.10.3.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie;
73
b. de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst: i. tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening, of ii. tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren; en c. de aanvrager aannemelijk maakt dat hij in staat is zelf de productie ter hand te nemen na een eventuele succesvolle marktintroductie in vervolg op de subsidiabele activiteit. Artikel 5.10.3.3 Subsidiabele kosten 1. Voor subsidie als bedoeld onder artikel 5.10.3.1, aanhef en onder a en b, komen in aanmerking: a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden; b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd; c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking; d. kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt; e. bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien. 2. Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.10.3.1, aanhef en onder c komen de studiekosten in aanmerking. Artikel 5.10.3.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen. Artikel 5.10.3.4a Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien: a. ten aanzien van de subsidiabele activiteit risicodragende financiering mogelijk is; b. de aanvrager of holding waartoe de aanvrager behoort in het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf. Artikel 5.10.3.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000. Artikel 5.10.3.6 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
74
Paragraaf 5.10.4
Projectsubsidie
Artikel 5.10.4.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. industrieel onderzoek; b. experimentele ontwikkeling. Artikel 5.10.4.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie; b. de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst: i. tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening; of ii. tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren; c. de aanvrager aannemelijk maakt dat hij in staat is zelf de productie ter hand te nemen na een eventuele succesvolle marktintroductie in vervolg op de subsidiabele activiteit; en d. de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en eindgebruiker. Artikel 5.10.4.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking: a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden; b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd; c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking; d. kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt; e. bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien. Artikel 5.10.4.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen. Artikel 5.10.4.5 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
75
Artikel 5.10.4.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000. Artikel 5.10.4.7 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien: a. ten aanzien van de subsidiabele activiteit risicodragende financiering mogelijk is; b. de aanvrager of holding waartoe de aanvrager behoort in het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf; of c. de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt. Artikel 5.10.4.8 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.10.5
Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten
Artikel 5.10.5.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht. Artikel 5.10.5.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie; b. de infrastructuur wordt gebruikt voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling; c. de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, overeenstemt met de marktprijs; en d. de toegang tot de infrastructuur open staat voor meerdere gebruikers en op transparante en niet-discriminerende basis wordt verleend. Ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Artikel 5.10.5.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa. Artikel 5.10.5.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000. Artikel 5.10.5.5 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.10.6
Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties
Artikel 5.10.6.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. ontwikkelen van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties door innovatiecluster; b. generiek promoten van het Gelderse proeftuinklimaat;
76
een
c. generiek promoten ondernemingen.
van
het
Gelderse
ondernemingsklimaat
voor
innoverende
Artikel 5.10.6.2 Criteria 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie. 2. Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisinstelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd. Artikel 5.10.6.3 Aanvrager 1. Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan de privaatrechtelijke rechtspersoon die het innovatiecluster exploiteert (de clusterorganisatie). 2. Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1, aanhef en onder b, wordt verstrekt aan Valleybureaus en Regionale Centra voor Technologie. 3. Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1, aanhef en onder c, wordt verstrekt aan: a. gemeenten; b. openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; c. privaatrechtelijke rechtspersonen. Artikel 5.10.6.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000. Artikel 5.10.6.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op de realisatie, verkrijging, gebruik of beheer van onroerende zaken en infrastructuur. Artikel 5.10.6.6 Communautair toetsingskader Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1 aanhef en onder a wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellings verordening. Paragraaf 5.10.7
Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in EMT-sector
Artikel 5.10.7.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties. Artikel 5.10.7.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie, en; b. bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten één of meerdere ondernemingen zijn betrokken. Artikel 5.10.7.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. ondernemingen; b. verenigingen van ondernemingen; c. kennisinstellingen; d. gemeenten. Artikel 5.10.7.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000.
77
Paragraaf 5.10.8
Ondersteuning Programmabureau EMT als innovatie-intermediair
Artikel 5.10.8.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de bouw of het upgraden van een innovatiecluster; b. het exploiteren van een innovatiecluster. Artikel 5.10.8.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de sector energie- en milieutechnologie. Artikel 5.10.8.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie. Artikel 5.10.8.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000. Artikel 5.10.8.5 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening Paragraaf 5.10.9
Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling
Artikel 5.10.9.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op de fysieke realisatie van incubators, bedrijfsverzamelgebouwen of gedeelde onderzoeksfaciliteiten. Artikel 5.10.9.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie, en; b. de bij de subsidiabele activiteit betrokken publieke en private partijen hun samenwerkingsafspraken schriftelijk hebben vastgelegd en daarbij ten minste regelingen hebben getroffen terzake de financiering van de voorgenomen fysieke realisatie en de verdeling van financiële risico's. Artikel 5.10.9.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking: a. het opstellen van een ruimtelijk-planologische visie of een ruimtelijk plan; b. het opstellen van een business case; c. het financieren van een onrendabele top in de vorm van kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als subsidiabele kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking. Artikel 5.10.9.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. gemeenten; b. openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; c. privaatrechtelijke rechtspersonen.
78
Artikel 5.10.9.5 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000 voor kosten als bedoeld in artikel 5.10.9.3, aanhef en onder a of b. 2. De subsidie voor kosten als bedoeld in artikel 5.10.9.3, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste: a. 50% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond worden gebruikt voor industrieel onderzoek; b. 25% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond worden gebruikt voor experimentele ontwikkeling. Artikel 5.10.9.6 Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien: a. niet uit een marktonderzoek het nut, de noodzaak en de realiseerbaarheid van de subsidiabele activiteit volgt; b. de uitgangspunten van de subsidiabele activiteit niet in overleg met de provincie zijn opgesteld. Artikel 5.10.9.7 Communautair toetsingskader Subsidie ten behoeve van de onrendabele top in de zin van artikel 5.10.9.3, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.10.10
Tenderregeling BioBest
Artikel 5.10.10.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de ontwikkeling van biobased products. Artikel 5.10.10.2 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen. Artikel 5.10.10.3 Aanvraag 1. Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een toelichting verstrekt in de vorm van een projectplan op de in artikel 5.10.10.4 opgenomen criteria en een planning. 2. Bij nader besluit wordt een termijn als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, van de AsG vastgesteld waarbinnen aanvragen van subsidie moeten worden ingediend. Artikel 5.10.10.4 Selectie criteria 1. Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die: a. ten opzichte van activiteiten van andere aanvragers in hogere mate leiden tot vervanging van aardolie als grondstof voor het betreffende product; b. aantoonbare marktpotentie hebben in die zin dat met behulp van een business case is onderbouwd dat de terugverdientijd ligt binnen 5 jaar na indiening van de subsidieaanvraag; c. leiden tot de ontwikkeling van een biobased product binnen één jaar na subsidieverlening ten behoeve van de betreffende ontwikkeling; d. resulteren in een biobased product dat ten opzichte van activiteiten van andere aanvragers in hogere mate onderscheidend is wat betreft presentatie en vormgeving; e. in samenwerking met de creatieve industrie worden verricht; f. in hogere mate in house door medewerkers van aanvrager worden verricht ten opzichte van activiteiten van andere aanvragers; g. in hogere mate in samenwerking met kennisinstellingen plaatsvinden; h. leiden tot een hogere mate van herbruikbaarheid van het product, productonderdelen of materiaal als gevolg van het ontwerp als zodanig;
79
2.
i. voorzien in de wijze waarop het biobased product na ontwikkeling kan worden geproduceerd en afgezet op de markt; j. leiden tot biobased products die in hogere mate in de praktijk toepasbaar zijn op vergelijkbare of afgeleide wijze. De mate waarin aan de in het eerste lid genoemde onderdelen a tot en met j wordt voldaan, wordt door middel van de toekenning van punten gewaardeerd waarbij per onderdeel maximaal 10 punten wordt toegekend.
Artikel 5.10.10.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 150.000. Artikel 5.10.10.6 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien de aanvragen ingevolge de waardering als bedoeld in artikel 5.10.10.4, tweede lid, minder dan 55 punten krijgen toegekend. Paragraaf 5.10.11
Haalbaarheidsstudie
Artikel 5.10.11.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het doen uitvoeren van haalbaarheidsstudies voor nieuw te ontwikkelen installaties en infrastructuur gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie. Artikel 5.10.11.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien een haalbaarheidsonderzoek, als bedoeld in artikel 5.10.11.1 het volgende bevat: a. een beschrijving van de projectopzet; b. een opgave van de deelnemende of anderszins te betrekken partijen; c. een omschrijving van hun rol in het project; d. het vermogen en de energieopbrengst (in Joules); e. de globale kosten en baten; f. een schatting van de opbrengst in termen van CO2-emissiebeperking; en g. eventuele andere milieueffecten. Artikel 5.10.11.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen uitsluitend de kosten van de studie in aanmerking die worden gemaakt door de opsteller van de haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 5.10.11.1. Artikel 5.10.11.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. de stichting Programmabureau EMT; b. de regionale centra voor technologie. Artikel 5.10.11.5 Hoogte van de subsidie 1. Subsidie voor de aanvrager als bedoeld in artikel 5.10.11.3, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste € 200.000. 2. Subsidie voor de aanvrager als bedoeld in artikel 5.10.11.3, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste € 50.000. Artikel 5.10.11.6 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht om: a. per onderneming ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd maximaal € 25.000 te verstrekken; b. de onderneming, ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, te verplichten om ten minste 50% van de kosten van de subsidiabele activiteit zelf te dragen;
80
c. de opdracht tot uitvoering van de subsidiabele activiteit te verstrekken binnen een jaar nadat de subsidie is verleend; d. ervoor zorg te dragen dat de subsidiabele activiteit binnen een jaar na het verlenen van de opdracht is voltooid; en e. het haalbaarheidsonderzoek openbaar te maken. Artikel 5.10.11.7 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.10.12
Businesscase
Artikel 5.10.12.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het opstellen van een business case voor: a. het realiseren van installaties en energie infrastructuur gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie; b. het oprichten van een lokaal duurzaam energiebedrijf gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie; of c. een Energy Service Company gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie. Artikel 5.10.12.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de business case, als bedoeld in artikel 5.10.12.1 het volgende bevat: a. een toelichting op de hoedanigheid van de aanvrager, waaronder in ieder geval de juridische en de bestuurlijke structuur en een opgave van de partners; b. een haalbaarheidsanalyse; c. een financiële haalbaarheidsanalyse waarbij de volgende zaken worden meegenomen: i. projecties van de winst- en verliesrekening over een periode van 5 jaar; ii. projecties van de balans over een periode van 5 jaar; iii. een liquiditeitsprognose per maand over een periode van 2 jaar; d. een omschrijving van de betrokken patenten; en e. een beschrijving van de gegenereerde energieopbrengst, een beschrijving van het opgewekte vermogen en een schatting van het resultaat in joules; f. de beoogde locatie van de installaties en energie infrastructuur. Artikel 5.10.12.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen niet in aanmerking: a. kosten voor eigen personele inzet van de onderneming ten behoeve waarvan de businesscase wordt gemaakt; b. kosten van communicatie en het werven van leden; c. kosten voor energiescans bij woningen of bedrijven; d. kosten voor automatisering; e. kosten voor de bouw van installaties en energie infrastructuur. Artikel 5.10.12.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500 en een maximum van € 25.000. Artikel 5.10.12.5 Verplichting De subsidie-ontvanger is verplicht om de business case openbaar te maken.
81
Paragraaf 5.10.13
Lokale hernieuwbare natuurlijke personen
energieprojecten
en
participatie
door
Artikel 5.10.13.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten. Artikel 5.10.13.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de projecten, als bedoeld in artikel 5.10.13.1, voldoen aan de volgende voorwaarden: a. minimaal 50 natuurlijke personen nemen deel middels een financiële bijdrage; b. de financiële deelname van voornoemde personen bedraagt minstens 25% van de subsidiabele kosten; c. de bijdrage per natuurlijk persoon bedraagt minimaal € 50; d. het lokale hernieuwbare energieproject heeft een terugverdientijd van minimaal vijf jaar. Artikel 5.10.13.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan lokale duurzame energiebedrijven. Artikel 5.10.13.4 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen en van de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon. Artikel 5.10.13.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 200.000. Artikel 5.10.13.6 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd: a. indien minder dan 50 natuurlijke personen financieel deelnemen; b. indien de financiële deelname van voornoemde personen minder dan 25% van de subsidiabele kosten bedraagt; c. indien de bijdrage per natuurlijk persoon niet minimaal € 50 bedraagt; d. voor lokale hernieuwbare energieprojecten met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar. Artikel 5.10.13.7 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht om ervoor zorg te dragen dat de bijdrage van natuurlijke personen, als genoemd in artikel 5.10.13.4, minimaal 5 jaar beschikbaar blijft voor de subsidiabele activiteit. Paragraaf 5.10.14
Woningisolatie
Artikel 5.10.14.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie voor woningisolatie van koopwoningen. Artikel 5.10.14.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de aanvrager beschikt of zal beschikken over een subsidieregeling op grond waarvan aan een eigenaar-bewoner subsidie kan worden verstrekt voor: a. het aanbrengen van vloerisolatie met een Rd-waarde van minimaal 2,5 m² K/W; b. het aanbrengen van dakisolatie met een Rd-waarde van minimaal 2,5 m² K/W, waarbij isolatie van de vloer van niet-verwarmde vliering wordt beschouwd als dakisolatie;
82
c. het aanbrengen van muurisolatie door middel van het aanbrengen van spouwmuurisolatie in de bestaande spouw, of door middel van het aanbrengen van andere gevelisolatie waarbij de Rd-waarde 2,5 m² K/W is; of d. het vervangen van bestaand glas door HR++-glas. Artikel 5.10.14.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten. Artikel 5.10.14.4 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt niet meer dan een derde van de subsidiabele kosten per koopwoning met een maximum van € 500 per koopwoning. 2. Indien de aanvrager één isolatiesubsidie verstrekt aan tenminste zes eigenaren van koopwoningen binnen de gemeente, waarbij iedere eigenaar-bewoner de aanvraag moet ondertekenen, bedraagt de subsidie niet meer dan één derde van de subsidiabele kosten per koopwoning met een maximum van € 750 per koopwoning. 3. Het aantal koopwoningen dat voor subsidie in aanmerking komt bedraagt maximaal 20% van het aantal woningen dat binnen de gemeente voldoet aan de criteria van artikel 5.10.14.2, aanhef en onder b en c. Artikel 5.10.14.4 Verplichtingen De aanvrager is verplicht om in de subsidieregeling als bedoeld in artikel 5.10.14.2 te bepalen dat de subsidie: a. aangevraagd wordt door de eigenaar-bewoner van de koopwoning waaraan de subsidie ten goede komt; b. aangevraagd wordt voor 31 december 2015; c. uitsluitend wordt verstrekt voor isolatie van woningen die een woonbestemming hebben. Paragraaf 5.10.15
Masterplan bodemenergie
Artikel 5.10.15.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het doen opstellen van een masterplan bodemenergie. Artikel 5.10.15.2 Subsidiabele kosten De kosten voor eigen personele inzet van de aanvrager komen niet voor subsidie in aanmerking. Artikel 5.10.15.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit gericht is op het: a. voorkomen van de negatieve onderlinge beïnvloeding van bodemenergiesystemen; b. voorkomen van negatieve beïnvloeding van andere bodemfuncties door bodemenergiesystemen; of c benutten van positieve interactie tussen bodemenergiesystemen onderling en tussen bodemenergiesystemen en ander bodemgebruik. Artikel 5.10.15.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten. Artikel 5.10.15.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000.
83
Paragraaf 5.10.16
Rijden op biogas: bedrijfsmatig te gebruiken wegvervoermiddelen
Artikel 5.10.16.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG. Artikel 5.10.16.2 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de extra investeringskosten voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt in aanmerking. Artikel 5.10.16.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. ondernemingen; b. publiekrechtelijke rechtspersonen. Artikel 5.10.16.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten indien het betrokken wegvervoermiddel een massa heeft van: a. minder dan 3500 kilogram en rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, met een maximum van € 2.000 per wegvervoermiddel en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 12.000; b. meer dan 3500 kilogram en rijdt op CNG of groen gas, met een maximum van € 6.000 per wegvervoermiddel en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 30.000; c. meer dan 3500 kilogram en rijdt op LNG of LBG, met een maximum van € 15.000 per wegvervoermiddel, en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 60.000. Artikel 5.10.16.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien: a. voertuigen in het kader van een concessie tussen een overheidsinstantie en een aanvrager worden aangeschaft; b. de aanvrager subsidie ontvangt, op basis van andere soortgelijke subsidieregelingen, voor hetzelfde wegvervoermiddel of dezelfde wegvervoermiddelen als waarvoor aanvrager onderhavige subsidie aanvraagt, waardoor de totale subsidie, te weten de subsidie die aanvrager wenst te ontvangen op basis van deze regeling en mogelijke andere soortgelijke subsidieregelingen, boven de maximale subsidiehoogte komt zoals beschreven in artikel 5.10.16.4; of c. de aanvrager het (de) wegvervoermiddel(en) heeft aangeschaft vóór het moment van inwerkingtreding van deze regels. Artikel 5.10.16.6 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht kentekenhouder te worden van het aan te schaffen voertuig. Artikel 5.10.16.7 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 36 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 5.10.17
Rijden op biogas: particulieren
Artikel 5.10.17.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG.
84
Artikel 5.10.17.2 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de extra investeringskosten voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt in aanmerking. Artikel 5.10.17.3 Aanvrager Subsidie kan worden verstrekt aan particulieren. Artikel 5.10.17.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.000 per wegvervoermiddel. Artikel 5.10.17.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien: a. subsidie wordt aangevraagd voor meer dan één wegvervoermiddel; of b. de aanvrager het (de) wegvervoermiddel(en) heeft aangeschaft vóór het moment van inwerkingtreding van deze regels. Artikel 5.10.17.6 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht kentekenhouder te worden van het aan te schaffen voertuig. Paragraaf 5.10.18
Warmtekrachtkoppeling, warmtepomp of gaswarmtepomp
Artikel 5.10.18.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf en installatie van een mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, een warmtepomp of een gaswarmtepomp. Artikel 5.10.18.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp een terugverdientijd heeft van meer dan vijf jaren; b. het geraamde energieverbruik over de gehele terugverdientijd, uitgedrukt in petajoules, bij het gebruik van de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp, niet minimaal 20% minder is dan het geraamde energieverbruik over deze periode wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van voormelde installaties, hetgeen is aangetoond door een onafhankelijke deskundige. Artikel 5.10.18.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor: a. aanschaf van de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp; b. inhuur van het bedrijf dat de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de waterpomp of de gaswarmtepomp installeert. Artikel 5.10.18.4 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt maximaal de subsidiabele kosten gedeeld door de terugverdientijd vermenigvuldigd met twee en een kwart jaar, tot een maximum van € 100.000. 2. Voor zover de terugverdientijd minder dan zeven en een kwart jaren bedraagt, wordt het maximum van twee en een kwart jaar als bedoeld in het vorige lid verminderd tot de periode van de terugverdientijd minus vijf jaar. Artikel 5.10.18.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager een grote onderneming is.
85
Artikel 5.10.18.6 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht om een installatie- en onderhoudscontract aan te gaan met het installatiebedrijf dat de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp heeft geïnstalleerd. Paragraaf 5.10.19
Tender Gelderse maten
Artikel 5.10.19.1 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het opstellen van een businessplan ten behoeve van een pilot; en b. de uitvoering van een pilot zoals beschreven in een businessplan, gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie. Artikel 5.10.19.2 Aanvraag 1. Aanvragen voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 5.10.19.1 onder a. kunnen worden ingediend van 1 januari 2015 tot en met 1 maart 2015. 2. Aanvragen voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 5.10.19.1 onder b. kunnen worden ingediend tot 6 maanden na bekendmaking van de selectie als bedoeld in artikel 5.10.19.3, derde lid. Artikel 5.10.19.3 Selectiecriteria 1. Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die: a. inspirerend, innovatief en een goed navolgbaar voorbeeld zijn voor anderen; b. experimenteren met het in de tijd op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van lokaal opgewekte hernieuwbare energie, waarbij een combinatie van elektriciteit en warmte een pre is; c. optimaal gebruik maken van nieuwe regelgeving, ontwikkeling en financieringsconstructies op het gebied van hernieuwbare energie waardoor sprake is van een financieel sluitend businessplan; d. uitgaan van lokale samenwerking tussen de bevolking, bedrijven, netbeheerder, gemeente en maatschappelijke instellingen; e. de hoogste bijdrage leveren aan het opwekken van hernieuwbare energie, energiebesparing en omzet en werkgelegenheid voor het lokale bedrijfsleven; f. een zo laag mogelijk provinciaal subsidie aandeel hebben in verhouding tot de totale projectkosten. 2. Per onderdeel als genoemd in lid 1 wordt maximaal 20 punten toegekend. 3. Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder a, wordt toegekend aan de zes aanvragen met het hoogst aantal punten. 4. Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder b, wordt toegekend aan de drie aanvragen met het hoogste aantal punten. 5. Indien vier of meer aanvragen voor de subsidiabele activiteit ingevolge artikel 5.10.19.1, aanhef en onder b, 96 of meer punten hebben wordt elk van deze aanvragen geselecteerd. Artikel 5.10.19.4 Hoogte van de subsidie 1. Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 75% tot een maximum van € 20.000. 2. In afwijking van het vorige lid bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder a, ten hoogste 75% tot een maximum van € 10.000 indien de aanvrager reeds eerder op grond van deze paragraaf subsidie heeft ontvangen. 3.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder b bedraagt ten hoogste € 160.000, te verminderen met het subsidiebedrag dat aanvrager reeds heeft ontvangen voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder a.
86
Artikel 5.10.19.5 Weigeringsgronden Subsidie wordt geweigerd indien: a. een aanvraag minder dan 72 punten krijgt toegekend; b. aanvrager reeds eerder op grond van deze paragraaf subsidie heeft ontvangen voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder b. Paragraaf 5.10.20
HRe-ketels
Artikel 5.10.20.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de huur, huurkoop of koop en het installeren van een HRe-ketel. Artikel 5.10.20.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de HRe-ketel een vermogen heeft van maximaal 3 kilowatt; b. de efficiëncy van de HRe-ketel minimaal 125% bedraagt, berekend op grond van de volgende formule:
Pth x100 % Qgas Pe 0.456 Artikel 5.10.20.3 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de kosten voor de aanschaf van een HRe-ketel in aanmerking. Artikel 5.10.20.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan een eigenaar-bewoner in wiens huis de HRe-ketel wordt geïnstalleerd. Artikel 5.10.20.5 Aanvraag De subsidieontvanger is verplicht bij de aanvraag een contract te overleggen waaruit blijkt dat de subsidieontvanger huurder of eigenaar is geworden of eigenaar zal worden van de HRe-ketel. Artikel 5.10.20.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste € 2.000 per woning per HRe-ketel. Artikel 5.10.20.7 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht binnen vier weken na aanschaf de HRe-ketel te installeren. Paragraaf 5.10.21
Energiedisplay voor scholen
Artikel 5.10.21.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. energiedisplay: een display dat de prestaties van het zonne-energiesysteem grafisch weergeeft; b. school: een onderwijsinstelling die onderwijs verzorgt dat binnen het nationale onderwijsstelsel wordt gefinancierd door de staat en onder staatstoezicht staat; c. zonne-energiesysteem: een nieuw aan te schaffen systeem dat met behulp van zonnepanelen zonne-energie omzet in elektriciteit. Artikel 5.10.21.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf van een energiedisplay.
87
Artikel 5.10.21.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien het energiedisplay minimaal label A+ heeft en de prestaties weergeeft van een zonne-energiesysteem van minimaal 10 KiloWattpiek. Artikel 5.10.21.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen de kosten voor de aanschaf van een energiedisplay in aanmerking. Artikel 5.10.21.5 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan scholen. Artikel 5.10.21.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.500 per energiedisplay. Artikel 5.10.21.7 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd voor zover deze wordt aangevraagd voor meer dan één energiedisplay per zonne-energiesysteem. Artikel 5.10.21.8 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht om het energiedisplay op te hangen op een voor leerlingen en bezoekers duidelijk zichtbare plaats en gedurende vijf jaar te blijven gebruiken als energiedisplay. Paragraaf 5.10.22
Extra verduurzaming sociale huurwoningvoorraad
Artikel 5.10.22.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het extra verbeteren van de energie-index van een bestaande, zelfstandige, gelabelde sociale huurwoning, waarbij leerwerkplaatsen worden gecreëerd. Artikel 5.10.22.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt, indien: a. de subsidiabele activiteit uiterlijk op 31 december 2015 is afgerond, met dien verstande dat de woning binnen dertien weken na gereedkomen is afgemeld; b. de subsidieaanvrager voor iedere woning waarvoor hij subsidie aanvraagt tenminste twee labelstappen maakt; c. voor de woningen waar de subsidie betrekking op heeft, tenminste gemiddeld het niveau van labelklasse B wordt bereikt; d. per 100 woningen ten minste één leerwerkplaats van 1 fte wordt gecreëerd gedurende de looptijd van de subsidiabele activiteit; e. er door het coordinatieteam een schriftelijke aanbeveling is afgegeven voordat met de uitvoering van de subsidiabele activiteit van het coördinatieteam wordt gestart; en f. er een verklaring aanwezig is als bedoeld in artikel 5.10.22.6, tweede lid. Artikel 5.10.22.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan woningcorporaties. Artikel 5.10.22.4 Aanvraag 1. Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een overzicht verstrekt van de labelklassen welke zijn toegesneden op de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. 2. Bij de aanvraag behoeven de gegevens als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid onderdeel b en c van de AsG, niet te worden verstrekt. Artikel 5.10.22.5 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt gemiddeld € 7.000 per woning, met dien verstande dat de aanvrager ten minste de kosten van één labelstap per woning draagt.
88
Artikel 5.10.22.6 Communautair toetsingskader 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het besluit van de Commissie van 20 december 2011 (2012/21/EU) betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU 2012, L 7). 2. In verband met het bepaalde in het eerste lid is de aanvrager gehouden een verklaring over te leggen inhoudende enerzijds dat de woning waar de subsidiabele activiteit wordt verricht niet binnen tien jaren na dato subsidiebeschikking zal worden verkocht aan de zittende huurder dan wel aan een derde en anderzijds dat aan de zittende huurder als gevolg van de te verrichten subsidiabele activiteit geen huurverhoging zal worden doorgevoerd. Paragraaf 5.10.23
Leningverstrekking energieneutraal renoveren particuliere woningen
Artikel 5.10.23.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het treffen van duurzaamheidsmaatregelen aan een bestaande woning in overeenstemming met het Maatwerkadvies Energiebesparing die zullen leiden tot een energieneutrale woning. Artikel 5.10.23.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de subsidiabele activiteit uiterlijk op 31 december 2015 is afgerond; b. de woning binnen dertien weken na oplevering van alle duurzaamheidsmaatregelen is gereed gemeld; en c. de subsidiabele activiteit wordt verricht door een aannemer. Artikel 5.10.23.3 Aanvrager Subsidie wordt slechts verstrekt aan de eigenaar-bewoner van een bestaande woning, gelegen in de gemeente Wageningen, Arnhem, Nijmegen, Zutphen of Apeldoorn. Artikel 5.10.23.4 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt: a. een integraal plan; b. een opgave van de kosten en een financiële onderbouwing van deze opgave op basis van een of meerdere offertes van aannemers. Artikel 5.10.23.5 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een stimuleringslening met een hypothecaire zekerheid. 2. De subsidie bedraagt ten minste € 25.000 en ten hoogste € 50.000. 3. Per aanvrager wordt niet vaker dan een maal subsidie verleend.
89