Bijlage 1
Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 (Subsidieverordening investeringsreserve 2011) Het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam;
gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 15 december 2010, nr 16, inzake Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
gelet op de artikelen 4, 10, 14, 19 en 21 van de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam;
overwegende dat de stadsregio Rotterdam zich in het Ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 en de Regionale Strategische Agenda ten doel heeft gesteld de kwaliteit van de woon- en leefomgeving te verbeteren en het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief te versterken en te diversifiëren;
dat, om deze doelstellingen te realiseren, een investeringsreserve is ingesteld naast andere beschikbare financiële middelen zoals het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing;
dat het wenselijk is de criteria op basis waarvan de beschikbare financiële middelen worden verdeeld, vast te leggen;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. AB: algemeen bestuur van de Stadsregio Rotterdam; b. Awb: Algemene wet bestuursrecht; c.
CROW: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw;
d. DB: dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam; e. ISV: Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing; f.
project: in de tijd begrensde activiteit of onderdeel van die activiteit;
g. RHOB: Regionaal herstructurerings- en ontwikkelingsbureau; h. RGSP: Regionaal Groenblauw Structuurplan dat geldt op het moment van beslissing op een aanvraag om subsidie; i.
RSA: Regionale Strategische Agenda die geldt op het moment van beslissing op een aanvraag om subsidie;
j.
stadsregio: stadsregio Rotterdam.
k.
verstedelijkingsscenario: verstedelijkingsscenario 2020 "Op weg naar een gezonde woningmarkt", zoals vastgesteld door het AB op 13 oktober 2010.
Artikel 2
Bevoegdheid dagelijks bestuur
1. Het DB is belast met de uitvoering van deze verordening. 2. Het DB kan in aanvulling op deze verordening, nadere regels vaststellen.
Artikel 3
Subsidieregels Awb
Titel 4.2 van de Awb is van overeenkomstige toepassing op subsidies die op grond van deze verordening worden verstrekt.
Artikel 4
Doelen subsidie
De subsidies die op grond van deze verordening worden verstrekt, hebben ten doel: a. de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio zoals nader uitgewerkt in artikel 11 van deze verordening; b. het realiseren of verbeteren van de kwaliteit van een regionale groenblauwvoorziening in de gebieden zoals aangeduid op de kaart die als bijlage 1 bij deze verordening is gevoegd, zoals nader uitgewerkt in artikel 14 van deze verordening; c. de verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin als onderdeel van de revitalisering van stedelijk gebied en versterking van woonmilieus zoals nader uitgewerkt in artikel 17 van deze verordening.
Artikel 5
Subsidie-ontvanger
De deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam en de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam kunnen een subsidie ontvangen.
Artikel 6
Subsidieplafonds
1. Het DB stelt jaarlijks de subsidieplafonds vast voor: a. projecten als bedoeld in artikel 11 die voorzien in de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio; b. de kosten van procesmanagement ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 11 die voorzien in de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio; c. projecten als bedoeld in artikel 14 die voorzien in het realiseren of verbeteren van de kwaliteit van een regionale groenblauwvoorziening in de gebieden zoals aangeduid op de kaart die als bijlage 1 bij deze verordening is gevoegd; d projecten als bedoeld in artikel 17 die voorzien in de verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin als onderdeel van de revitalisering van stedelijk gebied en versterking van woonmilieus. 2. Het DB verdeelt de beschikbare bedragen in de volgorde van de rangschikkingen als bedoeld in artikel 9.
3. Voor zover een aanvraag slechts gedeeltelijk kan worden verleend wegens de overschrijding van het subsidieplafond, verleent het DB de subsidie gedeeltelijk wanneer het project naar haar oordeel met die subsidie zal kunnen worden gerealiseerd.
Artikel 7
Maximum en hoogte subsidiebedrag
1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor een project als bedoeld in: a. artikel 11 en voor zover het niet de kosten van procesmanagement betreft: maximaal € 1,26 miljoen; b. artikel 11 voor zover het de kosten van projectmanagement betreft: maximaal € 140.000,-; c. artikel 14: maximaal € 1,9 miljoen; d. artikel 17: maximaal € 2,1 miljoen. 2. De subsidiabele kosten als bedoeld in de artikelen 13, 16 en 17 zijn uitsluitend subsidiabel voor zover zij naar het oordeel van het DB: a. noodzakelijk zijn om het project uit te kunnen voeren; b. rechtstreeks aan het project zijn toe te rekenen; c. na indiening van de aanvraag zijn gemaakt; en d. voor rekening van de aanvrager komen. 3. Het subsidiebedrag voor een project als bedoeld in artikel 17 dat wordt uitgevoerd door een gemeente die rechtstreeks van het rijk een ISV-bijdrage ontvangt, bedraagt een derde deel van het subsidiebedrag, waarop een gemeente recht zou hebben die niet rechtstreeks van het rijk een ISV-bijdrage ontvangt, met een maximum van € 700.000,- per project.
Artikel 8
Aanvraag subsidie
1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend voor 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de uitvoering van het project start. 2. Het DB kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid wanneer een aanvraag wordt ingediend voor een project dat naar het oordeel van het DB aan alle voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een subsidie en: a. uitzonderlijk goed past binnen de doelstelling waarvoor de subsidie wordt verleend; b. urgent is en behandeling van de aanvraag niet kan worden uitgesteld tot de eerstvolgende verdeelronde; c. onvoorzien is waardoor niet voor 1 september een aanvraag kon worden ingediend. 3. Bij de aanvraag om subsidie wordt een projectplan ingediend waarin het project financieel en ruimtelijk is uitgewerkt en waarbij, voor zover van toepassing, de onvoorwaardelijke medewerking van betrokken partijen wordt aangetoond. 4. Het DB kan in aanvulling op het derde lid andere gegevens opvragen die nodig zijn voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.
Artikel 9
Rangschikking aanvragen
1. Het DB maakt per subsidieplafond als bedoeld in artikel 6, eerste lid, een rangschikking van de aanvragen die voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie
2. Het DB rangschikt de subsidieaanvragen in het kader van de economische herstructurering van bedrijventerreinen als bedoeld in artikel 11, naar de mate waarin het project waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 12. 3 Het DB rangschikt de aanvragen om een subsidie in het kader van een regionale groenblauwvoorziening als bedoeld in artikel 14, naar de mate waarin het project waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 15. 4. Het DB rangschikt de aanvragen om een subsidie in het kader van de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus als bedoeld in artikel 17 naar de mate waarin het project waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 18. 5. Het DB kan aan de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 12, 15 en 18 verschillend gewicht toekennen. 6. In geval van een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, is het bepaalde in dit artikel niet van toepassing.
Artikel 10
Beslistermijnen
1. Het DB beslist binnen acht weken na 1 september van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ontvangen op de aanvraag. 2. Het DB kan de beslistermijn met ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan. 3. Indien het DB gebruikt maakt van haar bevoegdheid op grond van artikel 8, tweede lid, beslist het binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
Hoofdstuk 2
Economische herstructurering bedrijventerreinen
Artikel 11
Subsidiabele activiteiten economische herstructurering bedrijventerreinen
Een subsidie in het kader van de economische herstructurering van bedrijventerreinen wordt verstrekt voor: a. de herontwikkeling van een bedrijventerrein en bedrijfsverplaatsingen; b. de herinrichting en verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein; c. de tijdelijke inhuur van expertise ten behoeve van procesmanagement.
Artikel 12
Voorwaarden voor subsidiëring
1. Een project als bedoeld in artikel 11 komt alleen in aanmerking voor subsidie wanneer het naar het oordeel van het DB voldoet aan de volgende voorwaarden: a. het project past binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma’s van de RSA; b. het project is opgenomen in de prioriteitenlijst van de te herstructureren bedrijventerreinen die is vastgesteld door het DB op voorstel van het RHOB; c. uitvoering van het project is urgent en lost een acuut probleem op; d. zonder subsidie van de stadsregio zal het project niet of niet tijdig worden uitgevoerd;
e. de aanvrager en eventuele andere betrokken partijen leveren zelf een substantiële bijdrage in de kosten; f. het project levert een positieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving; g. het project heeft een bovenlokale uitstraling en komt daardoor niet in overwegende mate ten goede aan één gemeente; en h. het project moet daadwerkelijk starten binnen 12 maanden nadat de subsidie is verleend.
Artikel 13
Subsidiabele kosten economische herstructurering bedrijventerreinen
1. De subsidiabele kosten voor de activiteiten genoemd in artikel 11 onder a betreffen: a. de koopsom en overdrachtskosten van de verwerving van grond en opstallen; b. de verschuldigde omzetbelasting indien degene die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen of niet kan compenseren; c. kosten van voorbereiding, toezicht en uitvoering; d. betaalde rentekosten; e. kosten van gebruiksbeëindiging; f. kosten van grondonderzoek; g. kosten van bodemsanering en bouwrijp maken; h. kosten van voorzieningen voor verkeer; i. kosten van infrastructuur; j. kosten van aanleg van leidingen voor gas, elektriciteit en water; k. kosten van aanleg van aangelegen openbare verlichting en brandvoorzieningen; l. de bouw- of verbouwkosten en de kosten van gemeenschappelijke voorzieningen in geval van bedrijfsverzamelgebouwen. 2. De subsidiabele kosten voor de activiteiten genoemd in artikel 11 onder b betreffen: a. kosten van voorbereiding, toezicht en uitvoering; b. kosten van grondonderzoek; c. kosten van bodemsanering; d. kosten van voorzieningen voor verkeer; e. kosten van infrastructuur; f. kosten van aanleg van leidingen voor gas, elektriciteit en water; g. kosten van aanleg van leidingen voor telcommunicatie, informatie- en communicatievoorzieningen; h. kosten van aanleg van openbare verlichting en brandvoorzieningen. 3. De subsidiabele kosten voor de activiteiten genoemd in artikel 11 onder c betreffen de totale kosten van inhuur van de expertise.
Hoofdstuk 3
Regionaal Groenblauw
Artikel 14
Subsidiabele activiteiten Regionaal Groenblauw
Een subsidie wordt verstrekt voor projecten die een kwaliteitsverbetering tot stand brengen door het aanleggen van ontbrekende schakels in de regionale groenstructuur, het verbeteren van de kwaliteit van bestaande regionale groenvoorzieningen of het aanleggen van stad-landverbindingen, recreatieve en
ecologische verbindingen in de gebieden zoals aangeduid op de kaart die als bijlage 1 bij deze verordening is gevoegd.
Artikel 15
Voorwaarden voor subsidiëring Regionaal Groenblauw
Een project als bedoeld in artikel 14 komt alleen in aanmerking voor subsidie wanneer het naar het oordeel van het DB voldoet aan de volgende voorwaarden: a. het project past binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma’s van de RSA; b. het project is opgenomen in het RGSP; c. uitvoering van het project is urgent en lost een acuut probleem op; d. zonder subsidie van de stadsregio zal het project niet of niet tijdig worden uitgevoerd; e. de aanvrager en eventuele andere betrokken partijen leveren zelf een substantiële bijdrage in de kosten; f. het project levert een positieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving; g. het project heeft een bovenlokale uitstraling en komt daardoor niet in overwegende mate ten goede aan één gemeente; en h. het project moet opgeleverd zijn binnen 4 jaar nadat de subsidie is verleend.
Artikel 16
Subsidiabele kosten Regionaal Groenblauw
De subsidiabele kosten voor projecten als bedoeld in artikel 14 zijn: a. de kosten van aankoop van gronden; b. de inrichtingskosten; c. de directiekosten.
Hoofdstuk 4
Revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus
Artikel 17
Subsidiabele activiteiten en kosten revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus
1. Een subsidie voor projecten op het gebied van de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus wordt verstrekt voor de kosten van het realiseren van die voorzieningen en aanpassingen in de openbare ruimte die leiden tot een extra verbetering van de kwaliteit van die openbare ruimte als onderdeel van een integrale aanpak tot herstel van de woonmilieubalans. 2. Tot de voorzieningen en aanpassingen in de openbare ruimte die leiden tot een extra verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte worden gerekend de voorzieningen en aanpassingen die op grond van de kwaliteitscatalogus 2010 van het CROW of op grond van een door de betreffende gemeenteraad vastgestelde kwaliteitscatalogus voor de openbare ruimte, leiden tot een kwaliteitsverbetering van minimaal één niveau, schaal of trede.
Artikel 18
Voorwaarden voor subsidiëring revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus
1. Een project als bedoeld in artikel 17 komt alleen in aanmerking voor subsidie wanneer naar het oordeel van het DB wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. het project past binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma’s van de RSA; b. het project valt in een gebied dat is opgenomen in de prioriteitenlijst Gezonde woningmarkt, zoals door het DB op voorstel van het portefeuillehoudersoverleg Wonen voor de ISV-3 periode is vastgesteld of het project laat door een relatief kleine ingreep de kwaliteit van het woonmilieu sterk verbeteren; c. zonder subsidie zal de extra kwaliteit van het project niet tot stand komen; d. het project levert een positieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving; e. de uitvoering van het project draagt bij aan de doelstellingen van het Verstedelijkingsscenario 2020; f. de omwonenden worden aantoonbaar bij het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte betrokken en ondersteund; g. het AB heeft ingestemd met de gemaakte woningmarktafspraken van de aanvrager; h. de aanvrager moet naar het oordeel van het DB, in voldoende mate uitvoering hebben gegeven dan wel zal naar verwachting in voldoende mate uitvoering geven aan de gemaakte woningmarktafspraken; en i. het project moet daadwerkelijk starten binnen 12 maanden nadat de subsidie is verleend. 2. Bij het opstellen van de prioriteitenlijst als bedoeld in het eerste lid onder b, worden gebieden beoordeeld op de mate waarin het gebied bijdraagt aan het herstel van de woonmilieubalans.
Hoofdstuk 5
Overige en slotbepalingen
Artikel 19
Uitvoering
1. De subsidie-ontvanger voert het gesubsidieerde project uit overeenkomstig het bij de aanvraag ingediende projectplan. 2. Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid en kan aan de ontheffing voorschriften verbinden.
Artikel 20
Aanvullende weigeringsgrond
De subsidie kan naast de in artikel 4:25, tweede lid Awb en artikel 4:35 Awb genoemde gronden of indien het project niet voldoet aan de voorwaarden uit deze verordening, geweigerd worden indien er gegronde reden bestaat aan te nemen dat het verstrekken van subsidie zou leiden tot verboden staatssteun dan wel indien het verstrekken van subsidie mogelijk leidt tot verboden staatssteun.
Artikel 21
Nadere verplichtingen
1. Naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 Awb en de verplichtingen genoemd in deze verordening, kan het DB bij subsidieverlening andere doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 Awb opleggen. 2. Het DB kan tevens bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen indien regelingen van het Rijk dan wel van de provincie deze voorschrijven of noodzakelijk maken in verband met de verantwoording die de stadsregio over de besteding van gelden jegens het Rijk of de provincie moet afleggen.
Artikel 22
Verplichting tussentijdse rapportages
Het DB kan een ontvanger verplichten gedurende de looptijd van het project tussentijds rapportages aan te leveren over het verloop en de voortgang van het project.
Artikel 23
Aanvraag subsidievaststelling
1. De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na de afronding van het project een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald. 2. Bij een aanvraag tot vaststelling van de subsidie worden de volgende gegevens overgelegd: a. een schriftelijk verslag van het verloop, de uitvoering en de resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden; b. een financieel verslag over de inkomsten en uitgaven ten behoeve van de uitvoering van het project; 3. Indien de subsidie meer dan € 50.000,- bedraagt wordt het financieel verslag voorzien van een verklaring afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 4. Indien de aanvraag niet op tijd wordt ingediend, stelt het DB de subsidie-ontvanger een termijn van twee maanden om dit alsnog te doen. 5. Is de aanvraag na afloop van de in het vierde lid bedoelde termijn niet ingediend, dan stelt het DB de subsidie ambtshalve vast op nihil.
Artikel 24
Beschikking tot subsidievaststelling
Het DB beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 25
Hardheidsclausule
Het DB kan het bepaalde in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 26
Overgangsbepaling
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 8, 9 en 10 van deze verordening, worden de beschikbare budgetten voor 2011 voor projecten in het kader van de economische herstructurering van bedrijventerreinen en de aanleg en verbetering van de kwaliteit van regionale groenblauwvoorzieningen, verdeeld op basis van de rangschikking van de projecten die door gemeenten zijn aangemeld en welke rangschikking door het DB op 9 maart 2011 is vastgesteld. 2. De aanmelding van een project als bedoeld in het eerste lid wordt aangemerkt als aanvraag om een subsidie.
Artikel 27
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking.
Artikel 28
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening investeringsreserve 2011.
Aldus besloten door het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam in de openbare vergadering van 2 februari 2011
de secretaris,
de voorzitter,
mr. M.C. Jansen.
ing. A. Aboutaleb.
*** EINDE BIJLAGE 1 ***
Bijlage 2
Toelichting op de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 Algemene toelichting De stadsregio en de provincie Zuid Holland hebben in het Ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) hun ambities voor de stadsregio vastgelegd. Doel van dit plan is het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving en het versterken en diversifiëren van het ruimtelijkeconomisch ontwikkelingsperspectief. Het RR2020 is vastgesteld als regionaal structuurplan. De uitwerking hiervan is beschreven in het Uitvoeringsprogramma RR2020, eind 2010 herijkt in de Regionaal Strategische Agenda (RSA). Voor de financiering van de RSA heeft de stadsregio extra middelen beschikbaar gesteld in de vorm van een investeringsreserve. In de notitie 'Invoering investeringsreserve stadsregio Rotterdam', vastgesteld door het AB op 13 december 2010, is vastgelegd wanneer aanspraak kan worden gemaakt op een bijdrage uit de investeringsreserve. In de notitie zijn op hoofdlijnen de spelregels voor het verkrijgen van een bijdrage uit de investeringsreserve vastgelegd. Tevens is bepaald dat deze spelregels - het kader waarbinnen een aanvraag om een bijdrage wordt beoordeeld- , worden vastgelegd en uitgewerkt in een subsidieverordening. De subsidieverordening Investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 is hier de uitkomst van. Uitgangspunten en subsidiabele activiteiten Uitgangspunt voor de aanwending van de investeringsreserve is het realiseren van de Regionaal Strategische Agenda (RSA). Op basis van de criteria uit de subsidieverordening kunnen projecten met een bijdrage vanuit de investeringsreserve worden medegefinancierd. Het beschikbare budget voor de periode 2011 – 2014 is € 40 mln.. Dit is een relatief beperkt bedrag. Daarom hebben de regiogemeenten de wens uitgesproken de reserve niet te verdelen over alle beleidsterreinen om daarmee verwatering te voorkomen. Het geld wordt daarom ook alleen ingezet waar we er echt het verschil mee kunnen maken. Dat betekent: zonder bijdrage vanuit de investeringsreserve zou een bepaald project niet of niet tijdig tot stand kunnen komen. Bij het bepalen van de beleidsterreinen waarop het geld wordt ingezet, is gekeken naar de strategische doelen van de stadsregio zoals die zijn opgenomen in de notitie Verbindende Kracht over de toekomstige regionale samenwerking en de RSA. Op basis hiervan zijn drie beleidsterreinen benoemd waar de noodzaak om te investeren groot is en een bijdrage uit de investeringsreserve een wezenlijk verschil kan maken. De beleidsterreinen zijn: economische herstructurering; regionaal groen; revitalisering stedelijk gebied (in aanvulling op ISV3). Een bijdrage wordt uitsluitend verstrekt voor projecten die één van deze beleidsterreinen betreffen en voor zover met de projecten de volgende doelen worden nagestreefd: a. de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio; b. het realiseren van de verbetering van de kwaliteit van een regionale groenblauwvoorziening; c. de revitalisering van stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus ter verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin. Om deze doelen te bereiken zijn de volgende activiteiten subsidiabel. Subsidiabele activiteiten economische herstructurering bedrijventerreinen: a. de herontwikkeling van een bedrijventerrein en bedrijfsverplaatsingen; b. de herinrichting en verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein; c. de tijdelijke inhuur van expertise ten behoeve van procesmanagement. Subsidiabele activiteiten Regionaal Groenblauw: projecten die een kwaliteitsverbetering tot stand brengen door het aanleggen van ontbrekende schakels in de regionale groenstructuur, het verbeteren van de kwaliteit van bestaande regionale groenvoorzieningen of het aanleggen van stad-landverbindingen, recreatieve en ecologische verbindingen. Subsidiabele activiteiten revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus: het realiseren van die voorzieningen en aanpassingen in de openbare ruimte die leiden tot een extra verbetering van de kwaliteit van die openbare ruimte.
Verdeling beschikbaar budget Voor de periode 2011 tot en met 2014 is € 40 mln. beschikbaar. Dit bedrag wordt gelijkelijk over de jaren verdeeld, dus € 10 mln. per jaar. In principe wordt bij het vaststellen van de subsidieplafonds (de per jaar beschikbare bedragen) de volgende verdeelsleutel gehanteerd: economische herstructurering bedrijventerreinen € 3,5 mln. per jaar regionaal groenblauw € 4,75 mln. per jaar revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus € 1,75 mln. per jaar Aan het bedrag uit de investeringsreserve dat beschikbaar is voor de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus wordt het ISV-3-budget van € 13,44 mln. toegevoegd. Aangezien het ISV-3-budget volgens dezelfde systematiek als de investeringsreserve wordt verdeeld, is de toekenning van de budgetten geregeld in één verordening. Het DB stelt in de periode 2011 tot en met 2014 jaarlijks de subsidieplafonds vast. Gelden die in het voorgaande jaar niet zijn besteed, worden in beginsel toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het volgende jaar. Gekozen is voor het vaststellen van een subsidieplafond per jaar, zodat de beschikbare middelen niet al volledig worden uitgeput in de jaren 2011 en 2012. Ook projecten die pas vanaf 2012 manifest worden, kunnen worden gehonoreerd Werkingsduur subsidieverordening Hoewel het kabinet heeft uitgesproken de Wgr+-regio's op te zullen heffen, is de verordening voor onbepaalde tijd vastgesteld. Aangezien met de subsidieverstrekking beoogt wordt de doelen van de RSA te bereiken, zal de verordening -indien de stadsregio op dat moment nog bestaat - waarschijnlijk na 2020 worden ingetrokken. Systematiek Er is gekozen voor één subsidiesysteem. Jaarlijks kunnen tot 1 september subsidieaanvragen worden ingediend. De aanvragen die voldoen aan alle voorwaarden, worden per categorie (1. economische herstructurering, 2. regionaal groenblauw en 3. revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus) gerangschikt naar de mate waarin ze aan de voorwaarden of specifieke rangschikkingscriteria voldoen. De beschikbare budgetten worden verdeeld onder aanvragen die het best aan de voorwaarden of criteria voldoen. Op het systeem worden twee uitzonderingen gemaakt. 1. Voor de verdeling van het budget voor 2011, geldt dat het DB de aangemelde projecten overeenkomstig artikel 26 rangschikt op het gebied van economische herstructurering van bedrijventerreinen en de aanleg of verbetering van de kwaliteit van regionale groenblauwvoorzieningen. Overeenkomstig de rangschikking worden de budgetten verdeeld. De projecten die het best voldoen aan de voorwaarden komen als eerste in aanmerking voor een subsidie. Voor 2011 wordt dus niet gewerkt met aanvragen en geldt niet de beslistermijn van artikel 10. 2. Er kunnen situaties denkbaar zijn, waarin een project niet is voorzien en direct handelen geboden is om een project te kunnen realiseren, Te denken valt aan een situatie dat een bedrijf op een bedrijventerrein failliet wordt verklaard en snel gehandeld moet worden om de gronden of opstallen aan te kopen. Voor die gevallen bestaat de mogelijkheid af te wijken van de indieningstermijn voor 1 september. Het project moet wel aan alle voorwaarden en criteria voldoen en: a. uitzonderlijk goed passen binnen de doelstelling waarvoor de subsidie wordt verleend; b. urgent zijn waardoor de behandeling van de aanvraag niet kan worden uitgesteld tot de eerstvolgende verdeelronde; c. onvoorzien zijn, waardoor niet voor 1 september een aanvraag kon worden ingediend. Opbouw verordening De verordening bestaat uit vijf hoofdstukken: Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Het hoofdstuk bevat algemene bepalingen over onder meer de bevoegdheden van het DB, de subsidieontvanger, subsidieplafonds en de subsidieaanvraag. Hoofdstuk 2 Economische herstructurering bedrijventerreinen Het hoofdstuk bevat de bepalingen die specifiek van toepassing zijn op de subsidiabele activiteiten op het gebied van economische herstructurering van bedrijventerreinen. De subsidiabele activiteiten en kosten worden omschreven alsmede de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie. Hoofdstuk 3 Regionaal Groenblauw Dit hoofdstuk bevat de bepalingen die betrekking hebben op de subsidiabele activiteiten op het gebied van de regionale groenblauwvoorzieningen en heeft eenzelfde opzet als hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 4 Revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus In hoofdstuk 4 is vastgelegd welke activiteiten en kosten subsidiabel zijn op het gebied van revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus. Ook dit hoofdstuk heeft eenzelfde opzet als hoofdstuk 2. Hoofdstuk 5 Overige en slotbepalingen Dit hoofdstuk bevat onder meer bepalingen over de mogelijke verplichtingen, de vaststelling van subsidies, de hardheidsclausule en slotbepalingen. Toepasselijkheid titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht In artikel 3 van de verordening is vastgelegd dat titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van overeenkomstige toepassing is op de subsidies die op grond van de verordening worden versterkt. Dat heeft tot gevolg dat diverse onderwerpen in de Awb zijn geregeld en niet in de subsidieverordening. Zo ligt in titel 4.2 onder andere vast in welke situaties een subsidie lager vastgesteld, ten nadele van de subsidie-ontvanger gewijzigd of ingetrokken mag worden. In de verordening is hieromtrent dan ook geen regeling opgenomen. Artikelsgewijze toelichting op de Subsidieverordening Investeringsreserve stadsregio Rotterdam (Subsidieverordening investeringsreserve 2011) Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen Artikel 1 bevat de definities van de noodzakelijke begrippen en afkortingen. Het verhoogt de leesbaarheid en bevordert de eenduidigheid van interpretatie van de verordening. Een project is gedefinieerd als een in de tijd begrensde activiteit of een onderdeel van die activiteit. Het begrip project is opgenomen om duidelijk te maken dat ook voor onderdelen van een project een subsidie kan worden aangevraagd. Bijvoorbeeld wanneer een project in fasen is onderverdeeld en de subsidiabele kosten worden gemaakt in één van die fasen. Lopende een project kan voor een onderdeel ervan in een bepaalde fase een subsidie worden aangevraagd. Er geldt in alle gevallen de eis dat met het betreffende onderdeel van het project nog geen aanvang is gemaakt. Artikel 2 Bevoegdheid dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van (hierna: DB) de gemeenschappelijke regeling 2010 Stadsregio Rotterdam (hierna: GR) is belast met de uitvoering van deze verordening en is ook bevoegd om in aanvulling op de verordening nadere regels te vast te stellen. Artikel 3 Subsidieregels Awb Omdat behoefte bestaat aan een duidelijk juridisch subsidiekader is er voor gekozen titel 4.2 van de Awb van overeenkomstige toepassing te verklaren. De regels uit titel 4.2 zijn dus naast de subsidieverordening van toepassing. De titel bevat bepalingen over bijvoorbeeld het subsidieplafond, de verleningsbeschikking, de (lagere) vaststelling, de weigering en de intrekking van de subsidie. Naast titel 4.2 zijn overigens ook veel andere bepalingen van de Awb van toepassing. In het bijzonder van belang voor het verlenen van subsidies zijn nog de bepalingen van Titel 4.1 van de Awb, die onder meer algemene bepalingen omtrent een aanvraag bevatten en de voorbereiding van een beschikking. Artikel 4 Doelen subsidie In dit artikel worden de drie doelen van de subsidieverordening uiteen gezet, namelijk de economische herstructurering van bedrijventerreinen binnen het territoir van de stadsregio, het realiseren en verbeteren van de kwaliteit van de regionale groenblauwvoorzieningen en de revitalisering van het stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus ter verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin. In respectievelijk de artikelen 11, 14 en 17 worden de subsidiabele activiteiten benoemd waarmee de doelen moeten worden bereikt. Voor zover het de regionale groenblauwvoorzieningen betreft, beperkt de subsidiëring zich tot bepaalde gebieden, te weten: de Noordas, Oost-IJsselmonde en Voorne Putten. Het precieze gebied waarop de verordening betrekking heeft, is aangeduid op de kaart die als bijlage 1 bij de verordening is gevoegd. Artikel 5 Subsidieontvanger Dit artikel bepaalt welke partijen een subsidie kunnen aanvragen. Het eerste lid geeft aan dat een deelnemende gemeente aan de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam en de Stadsregio zelf in aanmerking kunnen komen voor een subsidie. Artikel 6
Subsidieplafonds
Op grond van dit artikel is het DB bevoegd jaarlijks de subsidieplafonds vast te stellen voor de subsidiabele activiteiten: a. projecten die voorzien in de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio; b. de kosten van procesmanagement ten behoeve van projecten die voorzien in de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio; c. projecten die voorzien in de verbetering van de kwaliteit van een regionale groenblauwvoorziening; d. projecten die voorzien in de revitalisering van stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus ter verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin. Het bedrag van € 40 mln. wordt in principe jaarlijks als verdeeld: economische herstructurering bedrijventerreinen regionaal groenblauw revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus
volgt over de subsidiabele activiteiten € 3,5 mln. per jaar € 4,75 mln. per jaar € 1,75 mln. per jaar
Aan het bedrag uit de investeringsreserve dat beschikbaar is voor de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus wordt het ISV-3-budget van € 13,44 mln. toegevoegd. Maximaal 10% van het beschikbare bedrag voor economische herstructurering van bedrijventerreinen is bestemd voor de kosten van procesmanagement. Binnen de economische herstructurering worden daarom twee subsidieplafonds vastgesteld. Omdat ongewenst is dat een groot deel van het beschikbare budget wordt besteed aan procesmanagement in plaats van aan de feitelijke herstructurering, is het maximum van 10% gesteld. Hoewel het in de bedoeling ligt de beschikbare bedragen gelijkelijk over de periode 2011 tot en met 2014 te verdelen, is er voor gekozen de bedragen niet in de verordening op te nemen. Mocht het beschikbare badrag namelijk in een jaar niet volledig worden besteed, dan wordt het restant toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het volgende jaar. Ook in 2011 zijn er voor de economische herstructurering van bedrijventerreinen en de regionale groenblauwvoorzieningen budgetten beschikbaar. Voor de revitalisering van stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus is het subsidieplafond voor 2011 door het DB op nihil vastgesteld. Voor dit beleidsterreinen worden alleen subsidies voor projecten na 2011 verstrekt. Het bedrag dat beschikbaar was voor 2011 wordt toegevoegd aan het budget voor 2012. Overigens bestaat de mogelijkheid dat een subsidieplafond verhoogd moet worden vanwege een onvoorzien project waarbij op grond van artikel 8, tweede lid, niet wordt vastgehouden aan een indieningstermijn voor 1 september. De beschikbare budgetten worden verdeeld in de volgorde van de rangschikking die het DB maakt. Projecten die het best voldoen aan de voorwaarden of rangschikkingscriteria, komen het eerst in aanmerking voor een subsidie. Voor zover een aanvraag slechts gedeeltelijk kan worden toegekend, omdat volledige toekenning zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, beoordeelt het DB of het gewenst is de subsidie gedeeltelijk te verlenen. Of gedeeltelijk verleend wordt, hangt af van de verwachting dat het project ook met slechts een deel van de gevraagde subsidie gerealiseerd kan worden. Alleen in dat geval leidt subsidiëring immers tot het gewenste resultaat. Artikel 7 Maximum en hoogte subsidiebedrag Deze bepaling geeft de maxima aan subsidiebedragen weer. Maximaal 10% van het beschikbare budget wordt aan één project besteed. Omdat het niet de bedoeling is dat de subsidiabele kosten in alle gevallen volledig worden gesubsidieerd, is in het tweede lid aangegeven dat subsidiëring alleen plaatsvindt voor zover dat nodig is om het project uit te kunnen voeren. De subsidiabele kosten als bedoeld in de artikelen 13, 16 en 17 zijn uitsluitend subsidiabel voor zover zij naar het oordeel van het DB: a. noodzakelijk zijn om het project uit te kunnen voeren; b. rechtstreeks aan het project zijn toe te rekenen; c. en na indiening van de aanvraag zijn gemaakt en betaald; en d. voor rekening van de aanvrager komen. In het derde lid is een bepaling opgenomen ten aanzien van deelnemende gemeenten die rechtstreeks een subsidie ontvangen van het Rijk in het kader van ISV3 (investeringsbudget stedelijke vernieuwing). Het is ongewenst dat zij nu ook nog aanspraak kunnen maken op de ISV-gelden die de stadsregio heeft toegevoegd aan het budget voor de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus. Op de overige door de stadsregio met deze verordening te verstrekken
subsidies, kunnen zij wel aanspraak maken. In het totale budget van de investeringsreserve voor revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus bedraagt de verhouding stadsregionale middelen – ISV3-middelen voor de periode 2011 tot en met 2014 afgerond 1/3 staat tot 2/3 (€ 7 mln. – € 13,44 mln.). De desbetreffende “rechtstreekse” gemeenten kunnen voor het genoemde beleidsterrein slechts in aanmerking komen voor maximaal een derde van het subsidiebedrag, dat in een gelijk geval verleend zou worden aan een gemeente die niet rechtstreeks ISV-geld ontvangt van het Rijk. Tot deze verdeling is besloten om de rechtstreekse ISV-gemeenten enerzijds niet uit te sluiten van subsidies uit de investeringsreserve voor dit beleidsterrein, doch anderzijds niet disproportioneel te subsidiëren gelet op de toevoeging van de ISV3-middelen aan de investeringsreserve en de directe toegang tot de ISV3-middelen van deze gemeenten. Artikel 8 Aanvraag subsidie Deze bepaling geeft een algemene regeling over de aanvraag om subsidie. Het geeft weer bij welk bestuursorgaan de aanvraag dient te worden ingediend, waar deze uit dient te bestaan in aanvulling op de reguliere indieningsvereisten uit titel 4.1 van de Awb (dagtekening, naam en adres, duiding van de beschikking (subsidie) die wordt gevraagd en ondertekening). Om een aanvraag te kunnen beoordelen is het noodzakelijk over een projectplan te beschikken waarin het project financieel en ruimtelijk is uitgewerkt. Voor zover andere partijen betrokken zijn, moet dit onomstotelijk worden aangetoond. Bijvoorbeeld door het overleggen van ondertekende overeenkomsten Vanzelfsprekend moet het projectplan alle informatie bevatten die nodig is om te beoordelen of aan alle voorwaarden wordt voldaan. Voor zover in aanvulling op het projectplan toch nog andere informatie nodig is, kan het DB die op grond van het derde lid opvragen. Wanneer de businesscase zelf onvolledig is of de aanvullende informatie niet wordt geleverd, bestaat de mogelijkheid op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht de aanvrager in de gelegenheid te stellen de aanvraag aan te vullen binnen een gestelde termijn. Wordt van deze gelegenheid niet of niet voldoende gebruik gemaakt, dan kan het DB de aanvraag buiten behandeling laten. Een besluit om de aanvraag buiten behandeling te laten wordt bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag (in onvoldoende mate) is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (artikel 4:5, vierde lid Algemene wet bestuursrecht). Een aanvraag moet betrekking hebben op een project dat in het volgende kalenderjaar start en moet voor 1 september worden ingediend, dus uiterlijk op 31 augustus. Een uitzondering wordt gemaakt voor de aanvragen voor 2011 op het gebied van de economische herstructurering van bedrijventerreinen en de regionale groenvoorzieningen. Aangezien de verordening in februari 2011 in werking is getreden, was het niet mogelijk voor 30 september 2010 aanvragen in te dienen voor projecten die starten in 2011. Om toch uit het budget voor 2011 subsidies te kunnen verlenen voor projecten die in 2011 starten, is in artikel 26 geregeld dat het DB aangemelde projecten rangschikt en dat overeenkomstig deze rangschikking de budgetten worden verdeeld. Voor onvoorziene projecten kan een uitzondering worden gemaakt op de regel dat voor 1 september een aanvraag moet zijn ingediend. Deze uitzondering wordt gemaakt om zo nodig direct in te kunnen spelen op een zich plotseling voordoende situatie. Artikel 9 Rangschikking aanvragen De voorwaarden waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie, zijn opgenomen in de hoofdstukken die betrekking hebben op de specifieke subsidiabele activiteit (artikelen 12, 15 en 18). Deze artikelen omvatten mede de prioriteitenlijsten die worden vastgesteld door het dagelijks bestuur (artikel 12, eerste lid onder b en artikel 18, eerste lid onder b). De wijze waarop de aanvragen vervolgens gerangschikt worden, is geregeld in hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Dit, omdat de wijze van rangschikking in alle drie de gevallen vrijwel volgens hetzelfde principe plaatsvindt. Een aanvraag wordt beoordeeld naar de mate waarin het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie. Een rangschikking is niet aan de orde, wanneer het gaat om onvoorziene projecten zoals omschreven in artikel 8, tweede lid. Het DB kan in nadere regels vastleggen welk gewicht aan de verschillende voorwaarden wordt toegekend. Zo kan een gedifferentieerd (punten)systeem worden opgesteld, waarmee die projecten die het best voldoen aan de doelen van de verordening een subsidie ontvangen. In deze nadere regels kunnen de algemenere criteria ook uitgewerkt en verbijzonderd worden. Artikel 10
Beslistermijnen
Artikel 10 geeft de algemene regeling inzake beslistermijnen. Een aanvraag voor een project dient voor 1 september te zijn ingediend bij het DB. De verdagingsmogelijkheid van maximaal vier weken is opgenomen voor het geval een aanvraag onvolledig is en op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht een termijn moet worden gegund waarbinnen de ontbrekende gegevens kunnen worden aangeleverd. De beslistermijn voor die onvolledige aanvraag wordt in dat geval op grond van de Algemene wet bestuursrecht opgeschort, maar dat geldt niet voor de beslistermijn van de andere aanvragen. Aangezien alle aanvragen gelijktijdig worden beoordeeld, kan het daarom nodig zijn de beslistermijn voor die andere aanvragen te verdagen. In twee situaties blijft deze bepaling buiten toepassing. De eerste situatie is het kalenderjaar 2011. Gedurende 2011 worden de budgetten voor de economische herstructurering van bedrijventerreinen en de aanleg of verbetering van de kwaliteit van regionale groenblauwvoorzieningen verdeeld op basis van de rangschikking die het DB op 9 maart 2011 heeft vastgesteld. De tweede situatie waarin het artikel buiten toepassing blijft is wanneer zich een onvoorzien project voordoet als bedoeld in artikel 8, tweede lid. In dat geval beslist het DB binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Hoofdstuk 2 Economische herstructurering bedrijventerreinen Artikel 11 Subsidiabele activiteiten economische herstructurering bedrijventerreinen In artikel 11 is vastgelegd welke activiteiten die de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio tot doel hebben, subsidiabel zijn. De subsidiabele activiteiten betreffen (a) de herontwikkeling van een bedrijventerrein en bedrijfsverplaatsingen, (b) de herinrichting en verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein, en (c) de tijdelijke inhuur van expertise ten behoeve van het procesmanagement. Artikel 12
Voorwaarden voor subsidiëring economische herstructurering bedrijventerreinen Artikel 12 bevat de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om in aanmerking te komen voor een subsidie voor de herontwikkeling van een bedrijventerrein en bedrijfsverplaatsingen, de herinrichting en verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein en de tijdelijke inhuur van expertise ten behoeve van het procesmanagement. Om duidelijk te maken dat de subsidies moeten bijdragen aan de realisering van de RSA is onder a vastgelegd dat een project moet passen binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma's van de RSA. Daarnaast moet een project zijn opgenomen op de prioriteitenlijst die op voorstel van het RHOB door het DB is vastgesteld. Daarmee wordt een voorselectie gemaakt van projecten die prioriteit hebben en van belang zijn voor de economische herstructurering. De overige criteria zien vooral op de eis dat de subsidie van de stadsregio een wezenlijk verschil moet maken: - door de subsidie wordt een urgent project uitgevoerd dat een acuut probleem oplost (eerste lid onder c); - zonder de subsidie zou het project niet worden uitgevoerd (eerste lid onder d); - het project levert een positieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving (onder f); - het project heeft een bovenlokale uitstraling en komt daardoor niet in overwegende mate ten goede aan één gemeente (eerste lid onder g); - het project moet daadwerkelijk starten binnen 12 maanden nadat de subsidie is verleend (onder h). Of aan deze voorwaarde wordt voldaan, kan pas in een later stadium worden beoordeeld. Voor zover in de loopt van de tijd duidelijk wordt dat het project niet tijdig zal starten, kan de subsidie worden ingetrokken op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht of achteraf op grond van artikel 4:46 algemene wet bestuursrecht lager worden vastgesteld. Het intrekken of lager vaststellen van de subsidie, leidt er toe dat het geld dan weer beschikbaar komt voor andere projecten. Een andere voorwaarde is dat de aanvrager en eventuele andere betrokken partijen zelf een substantiële bijdrage in de kosten leveren (onder h.). Wat een substantiële bijdrage is, wordt per aanvraag beoordeeld. Het DB beoordeelt of aan de voorwaarden is voldaan. Artikel 13 Subsidiabele kosten economische herstructurering bedrijventerreinen Deze bepaling geeft per subsidiabele activiteit als genoemd in artikel 11 aan, welke kosten in aanmerking komen voor subsidie. Hoofdstuk 3 Regionaal Groenblauw (tekst weggelaten)
Hoofdstuk 4 Revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus (tekst weggelaten) Hoofdstuk 5
Artikel 19
Overige bepalingen
Uitvoering
Een subsidie-ontvanger dient overeenkomstig zijn aanvraag en bijbehorende documenten en de toekenningsbeschikking te handelen. Het kan evenwel voorkomen dat gedurende een project van het oorspronkelijke projectplan moet worden afgeweken. Het tweede lid geeft aan een subsidie-ontvanger de mogelijkheid om een ontheffing te verzoeken van de verplichting overeenkomstig het bij de aanvraag ingediende projectplan te handelen. Aan de ontheffing kan het DB voorschriften verbinden. De ontheffingsmogelijkheid is niet bedoeld om een geheel ander plan te kunnen realiseren dan in eerste instantie voorzien, maar wel om in te kunnen spelen op noodzakelijke aanpassingen die zich binnen projecten nu eenmaal voordoen. Artikel 20 Aanvullende weigeringsgrond Naast de voorwaarden uit de verordening waaraan voldaan moet zijn, zijn de weigeringsgronden uit de Awb van toepassing. In dit artikel wordt gerefereerd aan artikel 4:25, tweede lid, Awb, dat bepaalt dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreven. Dit is een verplichte weigeringsgrond. Voorts wordt verwezen naar de gronden uit artikel 4:35 Awb. De weigeringsgronden opgesomd in het eerste lid van dit artikel houden in dat een subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat: de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden; de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn; de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid. Het tweede lid van artikel 4:35 Awb regelt dat de subsidie geweigerd kan worden wanneer de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van de schuldsaneringregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel daartoe een verzoek is ingediend bij de rechtbank. De laatste weigeringsgrond zal niet van toepassing zijn in het kader van deze subsidie, daar slechts deelnemers aan de GR en de Stadsregio een aanvraag kunnen indienen. Naast deze weigeringsgronden is de grond opgenomen dat de subsidie geweigerd kan worden wanneer gegronde reden bestaat aan te nemen dat het vestrekken van subsidie leidt of mogelijk leidt tot verboden staatssteun. Daarvan zou sprake kunnen zijn wanneer de bijdrage mede tot gevolg heeft dat een onderneming voordeel verkrijgt die zij onder normale marktomstandigheden niet zou verkrijgen Artikelen 21 en 22 Nadere verplichtingen en Tussentijdse rapportages Aangezien titel 4.2 Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard op subsidies die krachtens deze verordening worden verstrekt, is het DB bevoegd bij de subsidieverlening de standaardverplichtingen op te leggen als bedoeld in artikel 4:37 Awb. Deze verplichtingen betreffen de volgende onderwerpen: aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend; de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten; het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie; de te verzekeren risico’s; het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten; het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn; het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden; het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover. Op grond van artikel 21 kan het DB ook andere doelgebonden verplichtingen opleggen bij de subsidieverlening. Voorts kan het DB verplichtingen opleggen welke voortvloeien uit regelingen van het Rijk of van de provincie Zuid-Holland en voor zover zij verband houden met de verantwoording die
de stadsregio over de besteding van gelden jegens het Rijk of de provincie moet afleggen. Artikel 27 geeft aan dat het DB de subsidie-ontvanger ook kan verplichten tussentijds rapportages over te leggen met als doel een vinger aan de pols te houden wat betreft het verloop en de voortgang van het project. Artikel 23 Aanvraag subsidievaststelling Binnen zes maanden na de afronding van het project dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie te worden ingediend. Niet eerder dan na de subsidievaststelling ontstaat een onvoorwaardelijke aanspraak op financiële middelen. Bij de subsidieverlening kan het DB de subsdieontvanger verplichten op een ander tijdstip of op andere tijdstippen een aanvraag tot vaststelling in te dienen. In geval van subsidies die meerdere jaren beslaan, kan het wenselijk zijn de subsidie per jaar vast te stellen. Voorts wordt in deze bepaling aangegeven aan welke indieningsvereisten moet worden voldaan, te weten: a. een schriftelijk verslag van het verloop, de uitvoering en de resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden; b. een financieel verslag over de inkomsten en uitgaven ten behoeve van de uitvoering van het project; Indien de subsidie meer dan € 50.000,- bedraagt wordt het financieel verslag voorzien van een verklaring afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De Algemene wet bestuursrecht bevat een regeling voor het geval de aanvraag tot het vaststellen van de subsidie niet op tijd wordt ingediend. Op grond van artikel 4:44 lid 3 Awb heeft het bestuursorgaan de bevoegdheid om de subsidie-ontvanger een termijn te stellen om alsnog zijn aanvraag in te dienen. Als er na afloop van die termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld; zie artikel 4:44 lid 4 Awb jo. artikel 4:47 aanhef en onder b Awb. In de leden 3 en 4 van artikel 23 van deze verordening is nader ingevuld hoe het DB gebruik maakt van de bevoegdheid om een subsidie ambtshalve vast te stellen omdat een aanvraag ontbreekt: een ambtshalve vaststelling bij het ontbreken van een aanvraag leidt tot een vaststelling op nihil. Daarnaast is ook in de verordening opgenomen dat het DB de subsidie-ontvanger een termijn van twee maanden geeft voor het herstellen van het verzuim van het niet op tijd indienen van de aanvraag voor een vaststellingsbeschikking. Artikel 24 Beschikking tot subsidievaststelling Deze bepaling geeft de termijn waarbinnen het DB beslist op de aanvraag om een beschikking tot subsidievaststelling. Het betreft een beslistermijn van 13 weken na de datum van ontvangst.
Artikel 25
Hardheidsclausule
De hardheidsclausule geeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid om af te wijken van bepalingen van de verordening of ze buiten toepassing te laten indien de toepassing van één of meer bepalingen leidt tot een onbillijkheid voor de aanvrager van overwegende aard. De hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke en niet te voorziene situaties. Artikel 26 Overgangsbepaling De overgangsbepaling is bedoeld om een wettelijke grond te bieden voor het DB om nog uit het budget voor 2011 subsidies te kunnen verstrekken met toepassing van de in deze verordening opgenomen normen, maar zonder toepassing te hoeven geven aan de gebruikelijke formaliteiten om tot een reguliere subsidiebeschikking te komen. Normaliter wordt een subsidie verleend op basis van een aanvraag. Gelet op de algemene aanvraag- en beslisbepaling zou het niet mogelijk zijn een subsidie aan te vragen voor een project dat start in 2011. Voor economische herstructurering van bedrijventerreinen en de aanleg of verbetering van de kwaliteit van regionale groenblauwvoorzieningen bestaat echter wel de wens subsidies uit het budget 2011 en voor projecten die starten in 2011, te kunnen verstrekken. Daarom is geregeld dat deze subsidies worden verstrekt op basis van de rangschikking die het DB op 9 maart 2011 heeft vastgesteld. De rangschikking is gemaakt op basis van de projecten die door gemeenten zijn aangemeld en na overleg met de betreffende gemeenten. Voor revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus worden over 2011 geen subsidies verleend. Het subsidieplafond is door het DB vastgesteld op € 0,-. Reden hiervoor is dat de beleidskaders waarbinnen een project dient te worden beoordeeld nog niet duidelijk zijn voor 2011. Voor 2012 kunnen echter wel subsidies worden aangevraagd en wel - evenals de andere twee doelstellingen - volgens de reguliere bepalingen inzake subsidie aanvraag en beslistermijn. Artikel 27 Inwerkingtreding De verordening is in werking getreden op de dag na de dag waarop de verordening bekend is gemaakt.
Artikel 28 Citeertitel De verordening heeft als citeertitel Subsidieverordening investeringsreserve 2011.
*** EINDE BIJLAGE 2 ***
Bijlage 3
Prioriteitenlijst 2013 26 mei 2009 Het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam heeft in de vergadering van 24 april 2013 de volgende bedrijventerreinen geprioriteerd:
Overhoeken I en II, Albrandswaard Hoofdweg, Capelle aan den IJssel Stormpolder, Krimpen aan den IJssel Hoefslag e.a., Lansingerland Diverse terreinen uit het Meerjarenprogramma Rotterdam (Spaanse Polder, Noord-West, Hordijk, De Laagjes, Schiebroek, Stadionweg e.o. en Gadering) Nieuw-Mathenesse, Schiedam Wilhelminahaven, Schiedam De Vergulde Hand, Vlaardingen Groot-Vettenoord, Vlaardingen
Prioritaire herstructurering 2013: 2013 Donkersloot Kickersbloem 1 Halfweg/Molenwatering Hoefslag e.a. Kapelpolder ’t Woud Spaanse Polder Groot-Vettenoord Spaanse Polder Hoofdweg Agricluster Stormpolder Nieuw-Mathenesse Wilhelminahaven De Vergulde Hand Overhoeken I en II Meerjarenprogramma De Kade De Dijk
Ridderkerk Hellevoetsluis Spijkenisse Lansingerland Maassluis Brielle Rotterdam Vlaardingen Schiedam Capelle a/d IJssel Barendrecht Krimpen a/d IJssel Schiedam Schiedam Vlaardingen Albrandswaard Rotterdam Maassluis Maassluis
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
gereed gereed
B, C, D
Vak A
particulier in uitgifte prioritair
*** EINDE BIJLAGE 3 ***
in uitvoering
gereed
Bijlage 4
Toetsingskader voor beleidsveld economische herstructurering Criteria
Wegings-
Subwe-
factor
ging
rangschikkingscriterium
Urgent
0,2
-
Hoe acuut is het probleem?
Bovenlokale uitstraling
0,1
-
de uitstraling van het project komt in overwegende mate aan meer dan één gemeente ten goede
Stadsregionaal beleidsprogramma
0,2
-
de mate waarin het project ook bijdraagt aan ándere beleidsprogramma zoals die in de RSA zijn opgenomen en aan hoeveel andere beleidsprogramma’s
In het kader van duurzaamheid levert het project
0,5
0.2
-
het project levert ten behoeve van de regio een bijdrage aan:de versterking van de
een positieve bijdrage aan de verbetering van de
productiestructuur omdat het project een investering betreft in economische speerpunten, dan
kwaliteit van de leefomgeving
wel leidt tot toenemende concurrentiekracht of innovatie 0.1
-
het project levert ten behoeve van de regio een bijdrage aan:de werkgelegenheidsontwikkeling in kwantitatief of kwalitatief opzicht
0.1
-
het project levert ten behoeve van de regio een bijdrage aan:het verbeteren van de duurzame
0.03
-
het project leidt tot het verbeteren van de luchtkwaliteit en/of verlagen van de geluidbelasting
0.05
-
het beheer van de openbare ruimte en/of de groenvoorzieningen moet langjarig geregeld zijn
0.02
-
het materiaalgebruik is zodanig dat de gekozen materialen in hun levenscyclus het milieu zo min
kwaliteit
mogelijk belasten Totale weging
1
*** EINDE BIJLAGE 4 ***
Bijlage 5
Toetsingskader investeringsreserve 1.
Inleiding
Op 13 december 2010 heeft het algemeen bestuur de notitie “invoering investeringsreserve stadsregio Rotterdam” vastgesteld en op 2 februari 2011 de bijbehorende subsidieverordening. In deze documenten wordt beschreven hoeveel geld er beschikbaar is in de reserve, aan welke criteria projecten moeten voldoen willen ze voor een bijdrage in aanmerking komen en hoe het proces van aanvragen eruit ziet. Voor de periode van 2011 tot en met 2014 is jaarlijks € 10 mln. beschikbaar, verdeeld over de beleidsterreinen economische herstructurering, regionaal groen en revitalisering stedelijk gebied. Projecten komen slechts dan voor een bijdrage uit de reserve in aanmerking wanneer aan álle in de verordening gestelde criteria is voldaan. Omdat de beschikbare middelen onvoldoende zouden kunnen zijn om alle aanvragen van gemeenten te kunnen honoreren, wordt op grond van artikel 9 van de subsidieverordening investeringsreserve 2011 een toetsingskader gepresenteerd, op basis waarvan de projecten, die aan alle gestelde criteria voldoen, onderling gerangschikt kunnen worden. Na vaststelling door het algemeen bestuur wordt dit toetsingskader dan gebruikt vanaf de verdeling van de middelen uit de investeringsreserve voor uitvoeringsjaar 2012. Het toetsingskader wordt alleen toegepast als er bij een beleidsveld voor meer geld is aangevraagd, dan dat er beschikbaar is. Als er immers voldoende geld is om alle projecten die voldoen aan de criteria te subsidiëren, is een rangschikking overbodig. 2. Uitgangspunten Verordening Per beleidsveld zijn er criteria waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor subsidie. (zie de artikelen 12, 15 en 18 van de Subsidieverordening investeringsreserve 2011) Per beleidsveld is ook een subsidieplafond vastgesteld. Op het moment dat het aantal aanvragen dat aan de criteria voldoet het subsidieplafond van dat beleidsveld overschrijdt, treedt het toetsingskader in werking. In twee gevallen, namelijk bij economische herstructurering van bedrijventerreinen en bij revitalisering stedelijk gebied, wordt er ook een prioriteitenlijst vastgesteld door het dagelijks bestuur op grond van artikel 12, eerste lid sub b en artikel 18 eerste lid, sub b van de subsidieverordening investeringsreserve 2011. Deze prioriteitenlijsten zijn in feite, net zoals de andere voorwaarden van artikelen 12, 15 en 18 van de subsidieverordening investeringsreserve 2011 een absoluut criterium om in aanmerking te komen voor subsidie. Staat het project niet op de prioriteitenlijst of valt het niet in een gebied dat is opgenomen in de prioriteitenlijst, dan komt dat project niet in aanmerking voor subsidie. Het toetsingskader speelt pas een rol als het project of het gebied op de prioriteitenlijst staat en ook aan de overige voorwaarden van de verordening is voldaan. Uitzondering hierop geldt in het geval van revitalisering stedelijk gebied, de mogelijkheid dat een project dat niet op de prioriteitenlijst staat toch in aanmerking komt als aan alle overige voorwaarden is voldaan. Dit is het geval als naar het oordeel van het dagelijks bestuur sprake is van een project dat door een relatief kleine ingreep de kwaliteit van het woonmilieu sterk verbetert.
3. Uitgangspunten toetsingskader Bij het bepalen van de criteria voor het toetsingskader wordt aansluiting gezocht bij de criteria die ook al in de subsidieverordening zijn benoemd. In een aantal gevallen betekent dit dat criteria letterlijk zijn overgenomen in andere gevallen betekent dit dat een wat algemeen geformuleerd criterium verder uitgewerkt is. 3.1. Welke criteria? De criteria waar alleen met ja of nee op geantwoord kan worden zijn minder geschikt om mee te scoren. Immers omdat volgens de verordening aan alle criteria dient te worden voldaan, krijg je daarmee doorgaans homogene scores. Daarom wordt bij de criteria ingezoomd op de criteria (of onderdelen daarvan) waarbij er gradatieverschil kan zijn. Uiteraard is ook naar de toepasbaarheid van de criteria per beleidsveld gekeken. 3.2.
Systematiek toetsingskader
In het toetsingskader worden bepaalde criteria, waarbij een gradatieverschil mogelijk is, gescoord. De aanvragen worden naast elkaar gelegd en per opgenomen criterium wordt gekeken welk project daar het beste aan voldoet. Een voorbeeld: als er 5 geschikte aanvragen zijn, dan zijn er 5 punten te verdelen, waarbij het beste scorende project 5 punten krijgt en het minst scorende project 1 punt. Dit gebeurt per afzonderlijk genoemd criterium. Elk criterium heeft ook nog een wegingsfactor, om de onderlinge verhouding tussen de criteria tot uitdrukking te kunnen brengen. Op deze manier komt er een puntenscore tot stand, die leidt tot een rangschikking. De projecten met de hoogste scores komen dan als eerste in aanmerking voor subsidie. Bij elk beleidsveld is er ook een criterium dat subcriteria heeft. Hiervoor geldt eigenlijk hetzelfde. Ook hier wordt op dezelfde wijze per subcriterium gescoord. Dus als er 5 projecten zijn, krijgt de beste weer 5 punten en de minst scorende 1 punt. De scores van de subcriteria worden dan weer bij elkaar opgeteld en deze eindscore wordt dan weer op volgorde gezet waarbij die volgorde meetelt in de weging met de andere ”hoofdcriteria”. Een bijzonder geval is het beleidsveld economische herstructurering waar 2 verschillende subsidieplafonds gelden, een plafond voor de projecten die voorzien in deze economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio en een apart subsidieplafond voor procesmanagement ten behoeve van projecten die voorzien in deze economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio. Beide onderdelen worden beoordeeld aan de hand van dezelfde rangschikkingscriteria. Vandaar dat ze in het toetsingskader zijn samengevat onder het kopje Economische herstructurering. Per beleidsveld wordt naar de hierna volgende criteria gekeken. a. Economische herstructurering Urgent: de uitvoering van het project lost een acuut probleem op. Voorwaarde is verder dat zonder bijdrage vanuit de investeringsreserve (de extra kwaliteit van) het betreffende project niet tijdig of
helemaal niet tot stand komt. In dit geval wordt ingezoomd op het acute probleem. Welk probleem is het acuutst? Bovenlokale uitstraling: er wordt alleen bijgedragen aan projecten met een bovenlokale uitstraling. Hier wordt gekeken naar hoeveel gemeenten de uitstraling is en hoe groot die uitstraling is Stadsregionaal beleidsprogramma: Hier wordt gekeken naar de mate waarin het project ook bijdraagt aan andere beleidsprogramma’s in de Regionaal Strategische Agenda (RSA). Er wordt gekeken naar hoeveel andere beleidsprogramma’s dat dan zijn en hoe groot de bijdrage is. In het kader van duurzaamheid levert het project een positieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Dit criterium heeft een aantal subcriteria: o
het project levert ten behoeve van de regio een bijdrage aan:de werkgelegenheidsontwikkeling in kwantitatief of kwalitatief opzicht . Bij kwalitatief wordt gedoeld op het opleidingsniveau.
o
het project levert ten behoeve van de regio een bijdrage aan:de versterking van de productiestructuur omdat het project een investering betreft in economische speerpunten, dan wel leidt tot toenemende concurrentiekracht of innovatie. De economische speerpunten zijn te vinden in het vigerende Uitvoeringsprogramma Economie van de stadsregio Rotterdam. Bij innovatie valt te denken aan verschillende dingen, zoals de aard van de aan te trekken bedrijvigheid of een bedrijf wat zijn productieproces vernieuwt.
o
het project levert ten behoeve van de regio een bijdrage aan:het verbeteren van de duurzame kwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan CO2 neutraal of het optimaliseren van het ruimtegebruik
o
het beheer van de openbare ruimte en/of de groenvoorzieningen moet langjarig geregeld zijn. Hierbij wordt gekeken naar de kwaliteit van het beheer en de duur van de regeling.
o
het materiaalgebruik is zodanig dat de gekozen materialen in hun levenscyclus het milieu zo min mogelijk belasten
o
het project leidt tot het verbeteren van de luchtkwaliteit en/of verlagen van de geluidbelasting.
b. Regionaal groen (tekst weggelaten) c. Revitalisering stedelijk gebied (tekst weggelaten)
*** EINDE BIJLAGE 5 ***