Copro 14075
Subsidieverordening Rotterdam 2014 (Geconsolideerde tekst)) De raad van de gemeente Rotterdam, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 juli 2013 (raadsvoorstel nr. 1188889); raadsstuk 13GR2071; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht; overwegende dat de huidige subsidieverordening verouderd is, dat vanuit een oogpunt van deregulering en vereenvoudiging een herziening van de subsidieverordening gewenst is; besluit vast te stellen:
SUBSIDIEVERORDENING ROTTERDAM 2014 (SVR 2014)
Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. eenmalige subsidie: subsidie die wordt verstrekt voor één of meer prestaties/activiteiten die in beginsel van bepaalde duur zijn; b. jaarlijkse subsidie: subsidie die wordt verstrekt per (kalender/boek)jaar; c. college: het college van burgemeester en wethouders. Artikel 2 Reikwijdte verordening Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies op de programma’s die in de begroting zijn opgenomen. Artikel 3 Bevoegdheid college 1. Het college besluit over het verstrekken van subsidies. 2. Het college kan voorwaarden en verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening verbinden. 3. Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels en beleidsregels vaststellen. Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud 1. De gemeenteraad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s). 2. Het college kan binnen de kaders van de begroting aanvullende subsidieplafonds per programmaonderdeel van de begroting vaststellen. 3. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld. 4. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Artikel 5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens 1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij het college met behulp van een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier. 2. Het college is bevoegd ook andere dan de in het aanvraagformulier genoemde gegevens op te vragen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.
pagina 1
Copro 14075
Artikel 6 Aanvraagtermijn 1. Een aanvraag om een eenmalige subsidie wordt gedaan uiterlijk twaalf weken voor het tijdstip waarop een aanvang met de prestatie(s)/activiteit(en) wordt gemaakt. 2. Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie wordt gedaan op uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, geldt voor instellingen die hun financiële administratie of activiteiten inrichten naar schooljaren, dat de aanvraag wordt ingediend vóór 1 mei van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin de te subsidiëren prestatie(s)/activiteit(en) plaats vindt. 4. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies. Artikel 7 Beslistermijn subsidieverlening 1. Het college beslist op een volledige en juiste aanvraag binnen acht weken, welke termijn met ten hoogste twaalf weken kan worden verlengd. 2. In gevallen waarin de aanvraag betrekking heeft op het kalenderjaar volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend vangt de in het eerste lid genoemde termijn aan op de dag na die waarop de gemeentebegroting is vastgesteld. Artikel 8 Weigeringsgronden Het college kan, naast de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, een aanvraag voor subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel: a. voor de prestatie(s)/activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd geen of onvoldoende gelden op de begroting zijn gereserveerd; b. de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de prestatie(s)/activiteit(en) te realiseren; c. gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de te verlenen subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed (of bijdragen) aan het (beleids)doel waarvoor de subsidie is bedoeld; d. gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de prestatie(s)/activiteit(en) van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de gemeente of haar ingezetenen; e. de aanvrager een zodanige werkwijze toepast of over een zodanige organisatorische en administratieve opzet of over zodanig gekwalificeerde medewerkers beschikt, dat redelijkerwijs mag worden verwacht dat de prestatie(s)/activiteit(en) niet bijdraagt/bijdragen aan verwezenlijking van het beoogd (beleids)doel van de begroting; f. gegronde reden bestaat om aan te nemen, dat de aanvrager niet de capaciteiten heeft om de prestatie(s)/activiteit(en) naar behoren uit te voeren of de rechtsvorm van de organisatie niet geschikt is om de prestatie(s)/activiteit(en) te verwezenlijken waarvoor subsidie is aangevraagd; g. er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur; h. de verlening de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; i. de aanvrager doelen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde. Artikel 9 Verlening subsidie In het besluit tot subsidieverlening geeft het college vooraf in ieder geval de subsidiabele prestatie(s) en/of de subsidiabele lasten (en de eventueel daarmee gerelateerde baten) van de subsidiabele activiteit(en) aan en voor zover van toepassing wordt hierbij tevens de wijze van bevoorschotting, tussentijdse rapportage(s), verantwoording, controle en vaststelling en de overige voorwaarden en verplichtingen aangegeven. pagina 2
Copro 14075
Artikel 10 Betaling en bevoorschotting Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald. Artikel 11 Tussentijdse rapportage Bij subsidies vanaf € 100.000 kan het college de verplichting opleggen tot het overleggen van een tussentijdse rapportage omtrent de reeds verrichte subsidiabele prestatie(s)/activiteit(en) en de daaraan verbonden subsidiabele lasten en baten. Een dergelijke tussentijdse rapportage wordt bij een subsidie tot € 500.000 niet vaker dan één keer per jaar gevraagd en bij een subsidie vanaf € 500.000 niet vaker dan twee keer per jaar. Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger 1. De subsidieontvanger verricht de prestatie(s)/activiteit(en) waarvoor de subsidie is verleend. 2. De subsidieontvanger verschaft alle informatie en verleent alle medewerking aan onderzoeken die door of namens het college worden uitgevoerd. De subsidieontvanger overlegt daarbij onverwijld de gevraagde bewijsstukken. 3. Een subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de prestaties/lasten van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden gerealiseerd of dat niet of niet geheel aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden/verplichtingen zal worden voldaan. 4 De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over: a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de prestatie(s)/activiteit(en), waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon; b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden; c. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon; d. (voorgenomen) handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht. Artikel 13 Verantwoording en vaststelling subsidies tot € 25.000 1. Subsidies tot € 25.000 kunnen door het college: a. direct bij subsidieverlening worden vastgesteld of; b. vastgesteld worden nadat de aanvraag tot vaststelling is ingediend. 2. Bij een vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b verplicht het college de aanvrager om op de door zijn aangegeven wijze aan te tonen dat de subsidiabele prestatie(s)/activiteit(en), is (zijn) verricht en dat is voldaan aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen/voorwaarden. 3. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend bij het college: a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk twaalf weken na het verricht zijn van de prestatie(s)/activiteit(en); b. bij een jaarlijkse subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk twaalf weken na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend. Artikel 14 Verantwoording en controle subsidies vanaf € 25.000 1. Bij subsidies vanaf € 25.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college: a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk twaalf weken na het verricht zijn van de prestatie(s)/activiteit(en); b. bij een jaarlijkse subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk twaalf weken na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend. 2. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met behulp van een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier en bevat: pagina 3
Copro 14075
a. een met het tweede lid, onderdelen b en c, verenigbare inhoudelijke subsidieverantwoording: Hierin wordt de werkelijke realisatie van de subsidiabele meetbare prestatie(s) in overeenstemming met deze verordening en de verleningsbeschikking afgezet tegenover de bij de subsidieverlening overeengekomen prestatie(s). Afwijkingen van meer dan 10% worden hierin naar aard, omvang en beïnvloedbaarheid toegelicht. b. een met het tweede lid, onderdelen a en c, verenigbare financiële subsidieverantwoording: Hierin worden de werkelijke subsidiabele lasten en de daarmee gerelateerde baten van de subsidiabele activiteit(en) over het gesubsidieerde tijdvak in overeenstemming met deze verordening en de verleningsbeschikking afgezet tegenover de bij de subsidieverlening vastgestelde financiële begroting. Afwijkingen van meer dan 10% per begrotingsonderdeel worden hierin toegelicht. Tenzij anders is overeengekomen bevat de financiële subsidieverantwoording geen verrekenbare en/of compensabele BTW als subsidielast. c. bij subsidies vanaf € 50.000, een met het tweede lid, onderdelen a en b, verenigbare ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’, zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze verordening. Hiermee legt de subsidieontvanger verantwoording af of zij bij het feitelijk geven van bezoldigingen en uitkeren van ontslagvergoedingen aan haar zelf (natuurlijke persoon) of aan ieder van haar, al dan niet ingehuurde (deeltijd) medewerkers, bestuurders en toezichthouders gedurende het subsidietijdvak (naar rato) al dan niet binnen de normen is gebleven, zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.10 van de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). d. voor zover van toepassing per subsidiebeschikking ten minste de twee onderstaande accountantsproducten zoals nader aangegeven in het ‘SVR2014-subsidiecontroleprotocol’ van een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek: d1. een assurancerapport met beperkte mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording en een beoordelingsverklaring aangaande de opgave zoals genoemd in het tweede lid, onderdeel c, bij een verleende subsidie vanaf € 50.000 tot € 200.000 die op basis van prestatierealisatie wordt vastgesteld; d2. een assurancerapport met redelijke mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording en een controleverklaring aangaande de opgave zoals genoemd in het tweede lid, onderdeel c, bij een verleende subsidie vanaf € 200.000 die op basis van prestatierealisatie wordt vastgesteld; d3. een beoordelingverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording en een beoordelingsverklaring aangaande de opgave zoals genoemd in het tweede lid, onderdeel c, bij een verleende subsidie vanaf € 50.000 tot € 200.000 die op basis van de gerealiseerde lasten (en de daarmee gerelateerde baten) van de subsidiabele activiteit(en) wordt vastgesteld; of d4. een controleverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording en een controleverklaring aangaande de opgave zoals genoemd in het tweede lid, onderdeel c, bij een verleende subsidie vanaf € 200.000 die op basis van de gerealiseerde lasten (en de daarmee gerelateerde baten) van de subsidiabele activiteit(en) wordt vastgesteld. 3. Het college kan vooraf bij de verlening bepalen dat ook andere dan de in het tweede lid onder a, b en c bedoelde gegevens en bescheiden die voor de subsidievaststelling van belang zijn, aanvullend worden overgelegd. Indien daartoe besloten wordt, dienen deze verenigbaar te zijn met de in het tweede lid, onderdelen a, b en c, gevraagde verantwoordingen of opgaven. 4. Indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 50.000 bepaalt het college in de verleningsbeschikking de vervangende controlemethodiek. 5. Het college kan in bijzondere gevallen vooraf bij de verlening (gedeeltelijke) ontheffing verlenen aan de in het tweede lid, onderdeel d opgenomen verplichting om per geval ten minste twee accountantsproducten bij te voegen bij de aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie vanaf € 50.000. pagina 4
Copro 14075
6. De subsidieontvanger zorgt dat de door hem ingeschakelde accountant bij het onderzoek en het opstellen van in het tweede lid, onderdeel d gevraagde accountantsproduct(en) zich houdt aan hetgeen is vermeld in het ‘SVR2014-subsidiecontroleprotocol’, dat als bijlage 2 bij deze verordening is opgenomen, tenzij sprake is van subsidieverstrekking op basis van een specifieke rijksregeling of een Europese regeling waarvoor andere vereisten kunnen gelden. Dit protocol maakt onderdeel uit van de subsidieverleningbeschikking. Artikel 15 Vaststelling subsidies 1. Het college stelt binnen acht weken na ontvangst van een volledige en juiste aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast. 2. Het college kan deze termijn voor ten hoogste twaalf weken verlengen. 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, genoemd in artikel 13 en 14 is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling. 4. Het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij subsidies vanaf € 50.000 kan worden verminderd met het uit artikel 14, tweede lid, onderdeel c, voortvloeiende overschrijdingsbedrag. Artikel 16 Verrekening Subsidies die op grond van deze verordening zijn verleend of vastgesteld, kunnen worden verrekend: a. met op grond van deze verordening verleende of vastgestelde subsidies, die worden teruggevorderd; b. met vorderingen op de subsidieontvanger in geval van diens faillissement, surseance van betaling of bij toepassing van de schuldsanering natuurlijke personen, onverminderd de artikelen 53, 234, 235 en 307 van de faillissementswet. Artikel 17 Hardheidsclausule Het college handelt overeenkomstig deze verordening, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de verordening te dienen doelen. Artikel 18 Intrekking oude regeling De Subsidieverordening Rotterdam 2005 wordt ingetrokken. Artikel 19 Overgangsbepalingen Aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór 1 januari 2014 worden behandeld volgens de bepalingen van de Subsidieverordening Rotterdam 2005. Artikel 20 Inwerkingtreding Deze verordening en het daarbij behorende SVR2014-subsidiecontroleprotocol treden in werking op 1 januari 2014. Artikel 20a De ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ en het SVR2014-subsidiecontroleprotocol, zoals opgenomen in de bijlagen behorende bij deze verordening, maken deel uit van deze verordening. Artikel 21 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: 1. Subsidieverordening Rotterdam 2014, of 2. SVR 2014.
pagina 5
Copro 14075
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 oktober 2013.
De griffier,
De voorzitter,
R.G.R. Jeene, plv.
A. Aboutaleb
pagina 6
Copro 14075 TOELICHTING BIJ DE SUBSIDIEVERORDENING ROTTERDAM 2014.
Algemeen De aanleiding voor de herziening van de subsidieverordening is om het proces van subsidieverlening te laten voldoen aan het Rotterdamse beleid van het beperken van de regeldruk en het terugdringen van de verantwoordingslasten. Daarnaast het stroomlijnen van de procedures in het kader van de digitalisering van het subsidieproces. Ook landelijk staat de deregulering en het daardoor verminderen van de administratieve en bestuurlijke lastendruk hoog in het vaandel. Voor het opstellen van een nieuwe verordening is dan ook gebruik gemaakt van de nieuwe Modelverordening van de VNG. De uitgangspunten van deze modelverordening zijn: het verminderen van de indieningsvereisten en de mogelijkheden van een andere verantwoordingswijze en beter financieel beheer van subsidies. Uitgangspunt van deze nieuwe verordening is vertrouwen, zonder daarbij de eventuele risico’s uit het oog te verliezen. Dit betekent dat er meer nadruk komt te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger. Dit sluit aan op de op 10 november 2011 door de raad aangenomen motie ‘Niet afrekenen’. De vorige subsidieverordening was de Subsidieverordening Rotterdam 2005 (hierna SvR 2005). Deze verordening is een aantal malen gewijzigd. Deze subsidieverordening is tot stand gekomen door het herzien van de Verordening algemene subsidievoorwaarden 2001 (VAS 2001). Vanwege de omvang van de wijzigingen is er voor gekozen om de SvR 2005 niet te wijzigen, maar een geheel nieuwe subsidieverordening op te stellen. Zoals gezegd, heeft voor het opstellen het VNG model als basis gediend. Daarnaast is er voor gekozen om de hieraan gekoppelde uitvoeringsregels te integreren in de subsidieverordening zelf. De bepalingen omtrent de afrekening en de vereiste accountantsproducten staan nu opgenomen in deze subsidieverordening, de bijbehorende bijlage 1 ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ en bijlage 2 SVR2014-subsidiecontroleprotocol. Zo weet de subsidieaanvrager en zijn/haar subsidieaccountant direct waaraan een aanvraag aan moet voldoen en welke eisen er gelden voor de afrekening en controle.
pagina 7
Copro 14075
Belangrijkste wijzigingen A. Subsidievormen Een van de meest in het oogspringende verandering is het verdwijnen van verschillende subsidievormen. De SvR 2005 kende allereerst de begrippen incidentele en structurele subsidie. In deze verordening komen alleen deze begrippen terug, zij het onder een andere naam, namelijk eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies. Deze benamingen zijn minder strikt dan op het eerste gezicht lijkt en proberen alleen het verschil aan te geven tussen de in principe jaarlijks aan instellingen/natuurlijke personen verleende subsidies en de overige (eenmalige) subsidies. Ze zijn van belang voor de indieningvereisten. In de artikelgewijze toelichting wordt nader ingegaan op het verschil tussen deze twee benamingen. Het begrip structurele subsidie wordt bewust niet meer gebruikt om verwarring te voorkomen met de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) waarbij structurele subsidie een rechtsgevolg is wanneer een subsidie meer dan drie jaar achter elkaar wordt verleend. Daarnaast kende de SvR 2005 de exploitatiesubsidie, de investeringssubsidie, de prestatiesubsidie en de budgetsubsidie. De eerste twee vormen betroffen financiële bijdragen aan een bepaalde activiteit waarbij niet zozeer de prestatie vooropstond, maar de financiële verantwoording, die nodig was om op basis van financiën af te rekenen. Te denken valt een bijdrage in de kosten van een verhuizing of een financiële bijdrage aan een instelling. De laatste twee vormen waren meer prestatie gericht; de prestatiesubsidie, waarbij een bedrag per prestatie werd vergoed en de budgetsubsidie. Bij deze vormen stond de prestatielevering voorop en werd daar ook op afgerekend, vaak ongeacht de gemaakte kosten. Het verschil in deze subsidievormen was echter voor buitenstaanders vaak moeilijk te volgen en de verschillen in regimes die op deze verschillende vormen van toepassing waren, zijn vrij gering. De verschillen in regime kwamen met name tot uitdrukking bij de verantwoording en afrekening van de subsidies zoals beschreven in de uitvoeringsregeling. Tot slot was er nog de waarderingssubsidie die verleend werd louter als waardering voor het bestaan van een instelling of voor een bepaalde activiteit van een instelling. Deze subsidie gold tot een bedrag van €10.000 en mocht direct worden vastgesteld. B. Vermindering administratieve lastendruk voor de subsidieontvanger Zoals in de inleiding is gesteld, is de vermindering van de administratieve lastendruk een belangrijk uitgangspunt van deze subsidieverordening. Deze wordt bereikt door: het maximeren van de tussentijdse rapportages; de informatieverplichtingen voor de subsidieontvangers worden verminderd, doordat de huidige tussentijdse rapportagevereisten voor kleine subsidies niet zijn toegestaan en voor hogere subsidiebedragen worden beperkt; de mogelijkheid van direct vaststellen; de subsidieverlening wordt onderverdeeld in twee arrangementen (wijziging SvR 2005 d.d. 20 december 2012), waarbij de eerste groep (de subsidies tot € 25.000) direct kunnen worden vastgesteld; een trapsgewijze zwaarte van het accountantsonderzoek aangaande de subsidieverantwoording: lichte accountantsproducten bij subsidies vanaf € 50.000 tot € 200.000 en zware accountantsproducten bij subsidies vanaf € 200.000; de mogelijkheid tot ontheffing van het accountantsonderzoek aangaande de één of meer onderdelen van de totale subsidieverantwoording; in bepaalde gevallen kan het denkbaar zijn dat subsidies ook boven een bepaalde grens niet door een accountant worden gecontroleerd, bijvoorbeeld omdat op eenvoudige wijze is vast te stellen dat een bepaalde prestatie is verricht; pagina 8
Copro 14075
meer maatwerk mogelijk bij verlening en afrekening van subsidies.
Daarnaast is de leesbaarheid en uitvoerbaarheid uitgangspunt geweest. Dit uit zich onder meer in: beknopte eenvoudige verordening met daarbij behorende ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ (bijlage 1) en SVR2014-subsidiecontroleprotocol (bijlage 2); ten opzichte van de ‘oude’ verordening zijn er minder artikelen; aansluiting bij het Rijksbeleid en de VNG; geen uitvoeringsregels, maar een compacte verordening; twee regimes voor subsidieverlening, -verantwoording en –afrekening; heldere weergave waarop wordt afgerekend. C. Controle Een vereenvoudiging van de regels en een versoepeling van het verantwoordingsregime voor kleinere subsidies en de mogelijkheid voor maatwerk brengt ook mee dat de aanvragen ‘aan de voorkant’ goed beoordeeld moeten worden. Door het uitbreiden van het aantal weigeringsgronden wordt aan de subsidieverstrekker een adequaat instrumentarium geboden om subsidieaanvragen, waarvan onder andere twijfelachtig is of zij zullen bijdragen aan de doelstellingen van de gemeente Rotterdam, te kunnen weigeren. In de toelichting bij de artikelen wordt daar uitgebreid op ingegaan. Daarnaast heeft de subsidieontvanger zelf ook een verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid komt expliciet in de verordening tot uitdrukking. Wanneer doelstellingen niet (geheel) worden gehaald, dan dient de subsidieontvanger zelf actief hierover contact op te nemen met de subsidieverstrekker. Ook bestaat de mogelijkheid om na vaststelling van een subsidie alsnog aanvullende stukken op te vragen bij de subsidieontvanger. Wanneer mocht blijken dat niet aan de subsidievoorwaarden/verplichtingen is voldaan kan de vaststellingsbeschikking alsnog achteraf worden ingetrokken en het bedrag worden teruggevorderd. Voor subsidies vanaf € 50.000 bestaat daarnaast de mogelijkheid om voor zowel de prestaties als de financiën een accountantsproduct op te vragen. Daarnaast wordt in de verordening helder weergegeven waaraan de vereiste subsidieverantwoording moet voldoen. Artikelgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen In dit artikel wordt een tweetal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt gehanteerd namelijk: 1. de eenmalige subsidie (voorheen de incidentele subsidie): subsidie die kan worden verleend voor activiteiten/prestaties die in beginsel van bepaalde duur zijn; 2. de jaarlijkse subsidie (voorheen de structurele subsidie): subsidie die per (kalender/boek)jaar wordt verleend. Eenmalige subsidies zijn subsidies voor een eenmalige activiteit of een prestatie, waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd subsidie wil verlenen. Te denken valt aan subsidies die worden gegeven voor door de subsidieontvanger te realiseren bijzondere projecten, zoals bijvoorbeeld een buurtactiviteit, een dansvoorstelling of een kunstmanifestatie. Eenmalige subsidies hebben een looptijd die afhankelijk is van de duur van het project en kunnen onder omstandigheden dus een looptijd hebben van langer dan een jaar. pagina 9
Copro 14075
De jaarlijkse subsidie heeft veelal op voortdurende activiteiten van een instelling betrekking. Hierbij kan worden gedacht aan een bijdrage in de jaarlijkse exploitatie van een instelling of een school. Het onderscheid wordt alleen gebruikt voor het bepalen van de indieningstermijnen van de subsidieaanvraag en de eventuele subsidieverantwoording achteraf. Artikel 2 Reikwijdte verordening In dit artikel wordt aangegeven dat de subsidieverstrekking door het college wordt beperkt tot de subsidiëring van de door de raad aangegeven programma(beleids)doelen, zoals deze zijn opgenomen in de programmabegroting van de raad, en deze subsidiering volgens de in deze subsidieverordening opgenomen kaders verloopt. Het college besluit tot subsidiering binnen de door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de programmabegroting en deze subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen die niet overeenstemmen met de door de raad vastgestelde programma(beleids)doelen en deze subsidieverordening. Artikel 3 Bevoegdheid college In dit artikel staan de bevoegdheden van het college opgesomd. Deze bevoegdheden bestonden ook onder de vorige subsidieverordening, maar zijn in deze verordening in één artikel overzichtelijk weergegeven. Met ‘besluit over het verstrekken’ zoals genoemd in het eerste lid wordt bedoeld de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke. In het tweede lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden en verplichtingen aan de subsidie te verbinden. In het derde lid is bepaald dat het college door middel van delegatie van wetgevende bevoegdheid, nadere regels kan stellen met betrekking tot de subsidieverstrekking. Deze nadere regels bevatten algemeen verbindende voorschriften en zijn een daad van wetgeving. Dit houdt in dat deze nadere regels moeten worden gepubliceerd overeenkomstig de artikelen 139 e.v. van de Gemeentewet. Ook kan het college beleidsregels vaststellen. Beleidsregels zijn in tegenstelling tot de nadere regels geen algemeen verbindende voorschriften en kunnen slechts betrekking hebben op de vaststelling van feiten, afweging van belangen of uitleg van wettelijke voorschriften (artikel 4:81 e.v. Awb). Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud Ingevolge het eerste lid kan de raad subsidieplafonds per programma (beleidsterrein) van de programmabegroting vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de programmabegroting. Een subsidieplafond heeft als doel om voor een bepaald programma (beleidsterrein) van de programmabegroting een maximum aan subsidiebudget vast te stellen. Verder is in het tweede lid bepaald dat het college bij de subsidiering de programmabegroting en de door de raad ingestelde subsidieplafonds per programma in acht neemt. Als de programmabegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt een subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud (lid 4). Daarnaast maakt het derde lid mogelijk dat het college in nadere regels voor bepaalde onderdelen van de door de raad vastgestelde programma’s van de programmabegroting aanvullende subsidieplafonds kan vaststellen. In het derde lid wordt geregeld, dat indien voor een subsidieplafond wordt gekozen in nadere regels ter uitvoering van het subsidieplafond, door het college verdeelregels van het beschikbaar gestelde subsidiebudget worden opgenomen. Er zijn verschillende mogelijkheden. De meest eenvoudige vorm is een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst, “wie het eerst komt, het eerst maalt”, waarbij aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag worden behandeld. Een andere vorm is een pagina 10
Copro 14075
tendersysteem, waarbij het beschikbare subsidiebudget wordt verdeeld over de positief beoordeelde aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking van de aanvragen en de beste aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Van belang bij dit systeem is dat helder is voor de aanvrager op basis van welke criteria de aanvragen worden getoetst en in rangorde worden gezet. De criteria waaraan een aanvraag wordt getoetst, dienen zoveel mogelijk eenduidig te zijn. Ook is het aan te bevelen dat deze regels uniform gelden voor alle programma(onderdelen) van de programmabegroting. Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat de (aanvullende) subsidieplafond(s) en de wijze van verdeling van de beschikbare middelen voor subsidiering bekend wordt gemaakt, vóórdat deze, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering kunnen worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare subsidiebudget uitsluitend op de programmabegroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond. Artikel 5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het college bepaalt welke gegevens de aanvrager moet aanleveren en neemt daarbij de proportionaliteit in acht. Er is voor gekozen om in dit artikel geen opsomming te geven van de in te dienen gegevens, maar te verwijzen naar het door of namens het college vastgestelde subsidieaanvraagformulier, wat per subsidie kan verschillen. Hierdoor kan maatwerk worden geleverd, waardoor de aard en hoeveelheid van de gevraagde gegevens in redelijke verhouding kan staan tot de omvang van de gevraagde subsidie. Zo zal aan een buurtvereniging, die subsidie vraagt voor een buurtfeest, een formulier kunnen worden uitgereikt, waarop bij ‘te verstrekken gegevens’ slechts een kostenopgave wordt genoemd. De aanvraag voor subsidie dient schriftelijk te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Het uitgangspunt is dat de aanvrager zijn aanvraag digitaal indient bij de gemeente. Daarnaast zijn de aanvraagformulieren digitaal beschikbaar gesteld op de website van de gemeente. Dit is mogelijk met behulp van DigiD. Organisaties die in het Handelsregister geregistreerd staan, kunnen een toegangscode opvragen voor DigiD voor bedrijven bij de Kamer Van Koophandel (www.kvk.nl). Organisaties, die niet in het Handelsregister staan geregistreerd, kunnen het digitale formulier met hun DigiD voor burgers versturen. De gemeente controleert dan vervolgens de gegevens van de aanvrager via het Handelsregister Online. Wanneer het noodzakelijk is voor een juiste beoordeling van de subsidie kan het college ten allen tijde daarnaast nog andere gegevens opvragen bij de aanvrager van de subsidie. Artikel 6 Aanvraagtermijn Allereerst wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het college, ingevolge de Awb, aanvragen die te laat worden ontvangen niet in behandeling hoeft te nemen. In dit artikel worden de termijnen genoemd, waarbinnen subsidieaanvragen dienen te zijn ingediend bij het college. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen jaarlijkse subsidies en eenmalige subsidies. Voor specifieke regelingen kan ook maatwerk worden geleverd door andere (kortere) termijnen te verlangen. Dit kan door het opstellen van nadere regels. Artikel 7 Beslistermijn subsidieverlening In dit artikel worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een subsidieaanvraag. In deze verordening wordt de termijn gesteld op acht weken. Deze termijn kan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.
pagina 11
Copro 14075
Artikel 8 Weigeringsgronden De algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:35 Awb, worden hier met een nadere, op de praktijk toegesneden grond aangevuld. Als eerste moet voor de subsidie voldoende geld op de begroting worden gereserveerd (subsidieplafond). Ook kan een subsidie worden geweigerd wanneer er subsidie wordt aangevraagd voor een prestatie/activiteit, dat niet of onvoldoende bijdraagt aan de gemeentelijke (beleids)doelen blijkende uit de programmabegroting. Bijvoorbeeld omdat het geen taak is van de gemeente. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een subsidie te weigeren als de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de activiteit/prestatie te realiseren. Dit artikel is in plaats gekomen van de (ingewikkelde) vermogenstoets. Daarnaast kan de subsidie geweigerd worden als er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de te verlenen subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed (of bijdragen) aan het (beleids)doel waarvoor de subsidie is bedoeld of aan de gemeente of haar ingezetenen. Ook biedt artikel 8 de mogelijkheid om een subsidie te weigeren indien er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de werkwijze of capaciteiten van de aanvrager zelf. In deze verordening is er voor gekozen om niet de eis te stellen dat subsidies uitsluitend aan rechtspersonen worden verleend. Het kan echter het geval zijn dat door het ontbreken van rechtspersoonlijkheid of vanwege de rechtsvorm van de organisatie een doeltreffende verwezenlijking van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd in het gevaar komt. Te denken valt aan het aanvragen van grote subsidiebedragen door particulieren. Onderdeel g geeft naast de in deze verordening en de Awb genoemde mogelijkheden een extra mogelijkheid om subsidies te weigeren of verleende subsidies in te trekken op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB). Ook kan een subsidieaanvraag geweigerd worden als een verlening concurrentievervalsing veroorzaakt of dreigt te veroorzaken. Ten slotte moet worden voorkomen dat overheidsgeld gaat naar subsidieontvangers die niet integer zijn. Daarom wordt in onderdeel i geregeld dat een subsidieontvanger geen activiteiten mag ontplooien of doelen mag nastreven die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde. Onder het ontplooien van activiteiten wordt tevens verstaan het nalaten van bepaalde gedragingen waardoor strijdigheid met de wet, het algemeen belang of de openbare orde ontstaat. Artikel 9 Verlening subsidie Ingevolge artikel 9 geeft het college in het subsidieverleningsbeschikking vooraf de geldende voorwaarden/verplichtingen aan ten aanzien van de in deze artikel genoemde minimale aspecten. Hiermee wordt bereikt dat voor degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden/verplichtingen hij dient te voldoen. Artikel 10 Betaling en bevoorschotting Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verleend volgens het in de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme. De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot administratieve lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de gemeente. Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in deze verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in verleningsbeschikking vermeld. pagina 12
Copro 14075
De subsidieontvanger is volgens artikel 12 verplicht te melden, indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende en achteraf vast te stellen subsidiebedrag. Indien nodig kan de subsidieverstrekker vervolgens door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger. Met de algemene formulering van dit artikel is de mogelijkheid open gelaten om, zonder dat daartoe wijziging van deze lokale verordening noodzakelijk is, recht te doen aan de wijziging van de landelijke voorschotregeling, die beslag heeft gekregen met de invoering van de vierde tranche Awb. Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. Zie artikel 4:87, lid 1, Awb. Artikel 11 Tussentijdse rapportage In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen om slechts aan subsidies van meer dan € 100.000 de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks een tussentijdse rapportage te vragen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording, bij voorkeur door middel van standaardformulieren. Het ligt voor de hand dat dit regime in ieder geval lichter is dan het regime wat is opgesteld voor de eindverantwoording. Bij subsidies vanaf € 500.000 mag maximaal twee maal per jaar een rapportage worden gevraagd. Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger De verplichting in het eerste lid spreekt voor zich, indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet worden verricht kan dit leiden tot een lagere vaststelling. Daarnaast is de subsidieaanvrager verplicht om mee te werken aan een onderzoek ten aanzien van de gesubsidieerde activiteiten/prestaties en de daaraan verbonden subsidiabele lasten en baten. Hierbij kan gedacht worden aan een steekproefgewijze controle wanneer er sprake is van directe vaststelling van een subsidie. De subsidieontvanger overlegt daarbij onverwijld de gevraagde bewijsstukken. De meldingsplicht in het derde lid is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen. Zo is de subsidieontvanger verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit/prestatie niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden voorwaarden/verplichtingen zal worden verricht. Het gaat daarbij om afwijkingen van meer dan 10% in aard, aantal of bedrag. In dat geval kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de voorwaarden/verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan met toepassing van artikel 4:49 Awb ook alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening. Het vierde lid regelt dat de subsidieontvanger het college zo spoedig mogelijk op de hoogte brengt van de (voorgenomen) rechtshandelingen die van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden. Artikel 13 Verantwoording en vaststelling subsidies tot € 25.000 Het subsidiekader gaat uit van proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de administratieve lasten. Voor subsidiebedragen tot € 25.000, kan de subsidie worden verleend op basis van vertrouwen; Subsidies kunnen met de subsidieverleningsbeschikking tevens direct worden vastgesteld of achteraf worden vastgesteld waarbij niet meer standaard een inhoudelijke en financiële subsidieverantwoording aangeleverd hoeft te worden. Hierdoor kunnen de administratieve lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden beperkt. pagina 13
Copro 14075
Omdat een aantal categorieën van subsidies zich niet leent voor het direct vaststellen is het direct vaststellen niet verplicht gesteld, maar mogelijk gemaakt door middel van een ‘kanbepaling’. Op deze manier kan het college maatwerk leveren. Er geldt voor alle subsidies een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij het mogelijk niet kunnen nakomen van de subsidievoorwaarden/verplichtingen. Ook kan na (directe) vaststelling van een subsidie een risicogeoriënteerde controle achteraf plaatsvinden bij de ontvanger. Een meer risicogeoriënteerde aanpak betekent ook een zekere risicoacceptatie. Belangrijk hierbij is dat incidenten niet gelijk tot een systeemaanpassing zouden moeten leiden. De verantwoordingsfocus bij subsidies tot € 25.000 ligt op het leveren van de prestatie/activiteit in plaats van op de kosten hiervan. Hierdoor kan het ook voorkomen, dat de werkelijke kosten uiteindelijk lager zijn dan het verleningsbedrag van de subsidie. Uitgangspunt daarbij is dat bij de verstrekking van subsidies aan bijvoorbeeld bewonersorganisaties, verenigingen of particulieren de gemeente slechts een beperkt financieel risico loopt. Het subsidiebedrag is vaak niet zo hoog, terwijl de administratieve en bestuurlijke lasten naar verhouding vaak wel hoog zijn. In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie/activiteit direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de prestatie/activiteit nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie (bijvoorbeeld een ‘waarderingssubsidie’) en de door de subsidieverstrekker gemaakte risicoafweging van de subsidieontvanger. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering. In het geval van verlening, gevolgd door vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt conform artikel 9 onder andere de verantwoordingswijze in de subsidieverleningsbeschikking vermeld. Dat kan zijn een volledige (financiële en/of inhoudelijke) verantwoording van de activiteiten/prestaties, maar ook maatwerk is mogelijk, waarbij te denken valt aan een foto of krantenartikel van de activiteit/prestatie, een factuur of een ander bewijsstuk waaruit blijkt dat aan de voorwaarden/verplichtingen zijn voldaan. De subsidie wordt vervolgens, na ontvangst van een aanvraag tot vaststelling, binnen de daarvoor geldende termijnen vastgesteld. Artikel 14 Verantwoording en controle subsidies vanaf € 25.000 In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidieaanvrager de aan hem verleende subsidie vanaf € 25.000 aan het college dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 9, wordt de wijze van verantwoording en controle al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt. In het eerste lid staat geregeld wanneer de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen eenmalige en jaarlijkse subsidies. Indien het subsidietijdvak van een jaarlijkse subsidie niet synchroon loopt met een kalenderjaar (bijvoorbeeld een schooljaar of een ander gebroken boekjaar), dient de aanvraag tot vaststelling uiterlijk twaalf weken na afloop van dit subsidietijdvak bij het college te worden ingediend. In het tweede lid staat beschreven dat de aanvraag tot subsidievaststelling met behulp van een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier moet worden ingediend. Deze aanvraag bevat: a) de totale subsidieverantwoording en b) de per onderdeel van deze totale subsidieverantwoording gevraagde accountantsproducten.
pagina 14
Copro 14075
De totale subsidieverantwoording bestaat uit de volgende verplichte onderdelen: Vereiste stukken ►
Totale subsidieverantwoording bestaande uit: Inhoudelijke subsidieverantwoording art. 14 lid 2a SVR2014
Financiële subsidieverantwoording art. 14 lid 2b SVR2014
€25.000 tot €50.000
Ja
Ja
vanaf €50.000
Ja
Ja
Verleningsbedrag ▼
Opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen art. 14 lid 2c SVR2014
Ja
De verantwoordingsvoorwaarden waaraan de inhoudelijke respectievelijk financiële subsidieverantwoording - als onderdeel van de totale subsidieverantwoording - dient te voldoen zijn in het tweede lid onderdeel a respectievelijk b beschreven. Als aan een subsidieontvanger een subsidie van €50.000 of meer is verleend, wordt de gevraagde totale subsidieverantwoording uitgebreid met een ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ over het gesubsidieerde tijdvak, zoals deze als bijlage 1 bij deze verordening is opgenomen. Wanneer de subsidieontvanger bij het feitelijk geven van bezoldigingen aan haar al dan niet ingehuurde (deeltijd) medewerkers, bestuurders en toezichthouders en/of bij het uitkeren van ontslagvergoedingen aan haar in dienstverband zijnde (deeltijd) medewerkers, bestuurders en toezichthouders gedurende het subsidietijdvak de hieronder uiteengezette normen voor bezoldigingen en ontslagvergoedingen niet overschrijdt, wordt hiervan in deze opgave slechts melding gemaakt. Wanneer de subsidieontvanger de hieronder uiteengezette normen gedurende het subsidietijdvak wel heeft overschreden, wordt, naast een melding hiervan aan het begin van deze opgave, tevens voor alle betreffende medewerkers, bestuurders en toezichthouders de in bijlage 1 van deze verordening gevraagde werkelijke persoonlijke gegevens en de hiervan uiteindelijk af te leiden werkelijke overschrijdingsbedragen van de gestelde normen voor de bezoldigingen respectievelijk ontslagvergoedingen per persoon afzonderlijk vermeld. De afzonderlijke overschrijdingsbedragen voor bezoldigingen respectievelijk ontslagvergoedingen worden vervolgens in deze opgave getotaliseerd opgenomen. Van een overschrijding van de bezoldigingsnorm is er sprake als de subsidieontvanger gedurende het subsidietijdvak: haarzelf (als natuurlijke persoon) of haar al dan niet ingehuurde medewerkers en bestuurders per individu naar rato een hogere bezoldiging dan het in artikel 2.3 van de WNT genoemde algemene voltijdse jaarbezoldigingsmaximumbedrag geeft. Hierbij wordt rekening gehouden met de lengte van het subsidietijdvak en de duur- en deeltijdsfactor van de betreffende feitelijke werkverbanden van deze personen gedurende dit subsidietijdvak. haar al dan niet ingehuurde voorzitters respectievelijk leden van de eigen toezichthoudende organen per voorzitter respectievelijk lid naar rato een hogere bezoldiging dan 7,5% respectievelijk 5% van het in artikel 2.3 van de WNT genoemde algemene voltijdse jaarbezoldigingsmaximumbedrag geeft. Hierbij wordt rekening gehouden met de lengte van het subsidietijdvak en de duurfactor van de betreffende feitelijke werkverbanden van deze personen gedurende dit subsidietijdvak. Van een overschrijding van de ontslagvergoedingsnorm is sprake als de subsidieontvanger gedurende het subsidietijdvak aan haarzelf (als natuurlijke persoon) of aan haar in dienstverband zijnde medewerkers, bestuurders en toezichthouders (leden en voorzitters) per individu een totaalbedrag aan ontslagvergoedingen heeft uitgekeerd dat naar rato meer bedraagt dan de laagste van de twee in artikel 2.10 van de WNT bedoelde ontslagvergoedingsmaximumcriteria. Hierbij wordt rekening gehouden met de deeltijdsfactor pagina 15
Copro 14075
van de betreffende feitelijke werkverbanden van deze personen gedurende dit subsidietijdvak. De in artikel 2.3 en 2.10 van de WNT genoemde bedragen kunnen jaarlijks wijzigen.Voor de definities van de begrippen: bezoldiging, beloning, voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, deeltijdfactor en duurfactor wordt naar de WNT (-begrippenlijst) verwezen. Verder worden onder onderdeel d van het tweede lid de vereiste accountantsproducten aangaande de onderdelen van de totale subsidieverantwoording bij verleende subsidies vanaf € 50.000 beschreven. Als een subsidie afgerekend wordt op basis van de werkelijke prestaties respectievelijk de werkelijke subsidiabele lasten (en de daarmee gerelateerde baten) van subsidiabele activiteiten, wordt een accountantsproduct over de inhoudelijke subsidieverantwoording respectievelijk de financiële subsidieverantwoording opgevraagd. In beide gevallen wordt een accountantsproduct aangaande de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ opgevraagd. Bij subsidies vanaf € 200.000 worden ‘zware’ accountantproducten opgevraagd, aangezien bij grotere subsidiebedragen logischerwijze ook meer zekerheid wordt verlangd. In principe wordt met de verleningsbeschikking slechts twee accountantproducten opgevraagd: of over de inhoudelijke of over de financiële subsidieverantwoording in combinatie met een accountantsproduct over de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’. Alleen in de gevallen dat afgerekend wordt op basis van zowel prestaties als op basis van de subsidiabele lasten (en de daarmee gerelateerde baten) van subsidiabele activiteiten, kunnen drie accountantsproducten worden opgevraagd: namelijk één accountantsproduct over de financiële subsidieverantwoording, één over de inhoudelijke subsidieverantwoording en één accountantsproduct over de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’. Gezien de systematiek van de verordening en de hiermee gemoeide accountantskosten wordt aangeraden hier slechts bij uitzondering gebruik van te maken. Dit geldt eveneens voor de in lid vijf opgenomen (gedeeltelijke) ontheffingsmogelijkheid. Wanneer op eenvoudige wijze is vast te stellen dat de aanvrager aan de subsidievoorwaarden en verplichtingen heeft voldaan, kan bepaald worden dat er geen accountantsproduct nodig is. Dit geldt ook voor de bedoelde verplichting om met een accountantsproduct zekerheid te krijgen over de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’. Wanneer van een (gedeeltelijke) ontheffing gebruik wordt gemaakt, dient de gebruikmaking van deze (gedeeltelijke) ontheffingsmogelijkheid en de motivering daarvan vooraf duidelijk in de verleningsbeschikking kenbaar te worden gemaakt. Bij subsidies vanaf € 25.000 tot € 50.000 bepaald het college vooraf in de verleningsbeschikking de vervangende controlemethodiek die in plaats komt van de bovengenoemde accountantsonderzoeken. Artikel 15 Vaststelling subsidies In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college na ontvangst van een volledige en juiste aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vaststelt. In het tweede lid is bepaald dat het college deze termijn met ten hoogste twaalf weken kan verlengen. Het derde lid bepaalt dat indien de hier bedoelde aanvraag niet voor het in de artikelen 13 en 14 genoemde tijdstip is ontvangen, het college de subsidie binnen zes weken na een eenmalig rappel ambtshalve vaststelt. De subsidievaststelling vindt plaats op de wijze zoals die in de verleningsbeschikking (artikel 9) is bepaald. Dat kan zijn op basis van: de werkelijke realisatie van de subsidiabele meetbare prestaties, de werkelijke subsidiabele lasten (en de daarmee gerelateerde baten) van de subsidiabele activiteiten, of beide. pagina 16
Copro 14075
In het vierde lid is aanvullend bepaald dat subsidies vanaf € 50.000 vanuit het oogpunt van een doelmatige en verantwoorde wijze van besteding van ontvangen subsidiegelden ook lager kunnen worden vastgesteld bij overschrijdingen door de subsidieontvanger van de in artikel 14 genoemde normen voor bezoldigingen en ontslagvergoedingen. Artikel 16 Verrekening Subsidies die op grond van deze verordening zijn verleend of vastgesteld, kunnen worden verrekend: a. met op grond van deze verordening verleende of vastgestelde subsidies, die worden teruggevorderd; b. met vorderingen op de subsidieontvanger in geval van diens faillissement, surseance van betaling of bij toepassing van de schuldsanering natuurlijke personen, onverminderd de artikelen 53, 234, 235 en 307 van de Faillissementswet. Artikel 17 Hardheidsclausule Dit artikel bevat een hardheidsclausule, waarin is bepaald dat het college gebonden is aan deze verordening en daarvan in principe niet kan afwijken. Alleen kan worden afgeweken indien er sprake is van: - bijzondere omstandigheden; - onevenredige gevolgen, en - gevolgen die onevenredig zijn in relatie met de doelen, die door deze verordening worden gediend. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot bijzondere gevallen. De toepassing en motivering daarvan dient duidelijk uit de betreffende subsidiebeschikking en het onderliggend subsidiedossier te blijken. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd zal dit in werkinstructies worden vastgelegd. Artikel 18 Intrekking oude regeling De Subsidieverordening Rotterdam 2005 wordt ingetrokken. Artikel 19 Overgangsbepalingen Wanneer de subsidieaanvraag voor 1 januari 2014 wordt ingediend wordt ook de aanvraag om vaststelling behandeld volgens de Subsidieverordening Rotterdam 2005. Dat geeft rechtszekerheid voor de aanvragers. Artikel 20 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014. Artikel 21 Citeertitel Als citeertitel van deze verordening kan “Subsidieverordening Rotterdam 2014” of “SVR 2014” gebruikt worden.
pagina 17
Copro 14075
Gemeenteblad 2014 Opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen (als bijlage 1 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014) De raad van de gemeente Rotterdam, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 januari 2014 (raadsvoorstel nr. 1320382); raadsstuk 14GR260; overwegende, dat de op 3 oktober 2013 vastgestelde Subsidieverordening Rotterdam 2014 door het destijds aangenomen amendement (raadsstuk 13GR2714 met aanvullende subsidiebepalingen voor het tegengaan van topinkomens en ontslagvergoedingen bij subsidieontvangers die de WNT-normen overschrijden) vanwege verantwoordingstechnische redenen nader uitgewerkt moet worden; gelet op artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014; gelet op de Algemene wet bestuursrecht; besluit: tot vaststelling bijgaand ‘Opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ (als bijlage 1 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014)
Gemeenteblad 2014
Nummer 25 pagina 1
Copro 14075
OPGAVE BEZOLDIGINGEN & ONTSLAGVERGOEDINGEN (als bijlage 1 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014) OPGAVE BEZOLDIGINGEN & ONTSLAGVERGOEDINGEN conform artikel 14 lid 2 sub c van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 Ja of Neen?
1.
Zo Ja, vul hieronder bij blok 2 en/of 3 de gevraagde werkelijke persoonlijke gegevens voor de medewerkers, bestuurders en toezichthouders die het betreft per persoon afzonderlijk in en bereken voor ieder het overschrijdingsbedrag op de hiernaast gestelde normen die overschreden zijn. Bij overschrijding van zowel de bezoldigings- als de ontslagvergoedingsnorm door ééndezelfde persoon, dienen de gevraagde werkelijke persoonlijke gegevens van die persoon bij zowel de opgave bezoldigingen (blok 2) als de opgave ontslagvergoedingen (blok 3) hieronder te worden ingevuld. De afzonderlijke overschrijdingsbedragen voor bezoldigingen respectievelijk ontslagvergoedingen moeten uiteindelijk in deze opgave getotaliseerd worden weergegeven.
Heeft de subsidieontvanger, waaraan op basis van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 een subsidie van € 50.000 of meer is verleend, gedurende het subsidietijdvak: • haarzelf (als natuurlijke persoon) of haar al dan niet ingehuurde medewerkers en bestuurders die gedurende het subsidietijdvak feitelijk werkzaam zijn geweest voor de subsidieontvanger, rekening houdende met de duur- en deeltijdsfactor van de betreffende feitelijke werkverbanden van deze personen gedurende het subsidietijdvak, per individu naar rato een hogere bezoldiging gegeven dan het in artikel 2.3 van de WNT genoemde algemene voltijdse jaarbezoldigingsmaximumbedrag? • haar al dan niet ingehuurde voorzitters respectievelijk leden van de eigen toezichthoudende organen die gedurende het subsidietijdvak feitelijk werkzaam zijn geweest voor de subsidieontvanger, rekening houdende met alleen de duurfactor van de betreffende feitelijke werkverbanden van deze personen gedurende het subsidietijdvak, per voorzitter respectievelijk lid naar rato een hogere bezoldiging gegeven dan 7,5% respectievelijk 5% van het in artikel 2.3 van de WNT genoemde algemene voltijdse jaarbezoldigingsmaximumbedrag? • haarzelf (als natuurlijke persoon) of haar in dienstverband zijnde medewerkers, bestuurders en toezichthouders (leden en voorzitters) gedurende het subsidietijdvak per individu een totaalbedrag aan ontslagvergoedingen uitgekeerd, die, rekening houdende met: - de som van de beloningen en voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn over de 12 maanden voorafgaand aan de einddatum van de betreffende feitelijke werkverbanden van deze personen; en - de deeltijdsfactor van de betreffende feitelijke werkverbanden van deze personen gedurende het subsidietijdvak, naar rato meer bedraagt dan de laagste van de twee in artikel 2.10 van de WNT bedoelde ontslagvergoedingsmaximumcriteria?
Zo Neen, ga verder met de ondertekening door de subsidieontvanger (blok 4) en de waarmerking door de accountant van deze opgave (blok 5).
Vul hiernaast duidelijk Ja/Neen in. Vul 'Ja' als één of meer van de drie bovenstaande vragen met 'ja' beantwoord moet worden. Vul anders 'Neen' in.
2. OPGAVE BEZOLDIGINGEN Slechts in te vullen voor de betreffende persoon die gedurende het subsidietijdvak een totaalbedrag aan bezoldigingen heeft ontvangen, die rekening houdende met de duur- en deeltijdsfactor van zijn werkverband daarmee naar rato het in artikel 2.3 van de WNT bedoelde bezoldigingsmaximum heeft overschreden. Zie voor de berekening de kolommen A t/m I hieronder.
Functie(s) gedurende het subsidietijdvak
Aard van het werkverband in codes: - code 1 met arbeidsovereenkomst - code 2 zonder arbeidsovereenkomst
Indien van toepassing einddatum werkverband
Aanvangsdatum werkverband
Persoonlijke naam
B C = C1+C2 D Deeltijdsfactor Beloning, zoals bedoeld in de Belastbare WNT(begrippenlijst), bij een werkverband met vaste & variabele dienstverband arbeidsovereenkomst gedurende het gedurende het onkostensubsidietijdvak subsidietijdvak, zoals vergoedingen, en/of bedoeld in de zoals bedoeld in de WNT(begrippenlijst): Ontvangen vergoedingen als de taken van WNT (begrippenlijst) Deeltijdsfactor is normaal de subsidieontvanger gedurende het gedurende het 1,00 maar bij een subsidietijdvak door een werkverband zonder subsidietijdvak werkverband met kleinere arbeidsovereenkomst tegen betaling zijn (in euro's) of grotere omvang dan het verricht bij de subsidieontvanger (in euro's) gebruikelijke voltijdse werkverband met arbeidsovereenkomst (oftewel dienstverband), is aantal dagen van het de deeltijdsfactor als volgt: feitelijke werkverband gedurende aantal uren van het subsidietijdvak feitelijke werkverband gedeeld door gedurende subsidietijdvak 365 dagen gedeeld door aantal uren van een voltijds werkverband met arbeidsovereenkomst dat bij de subsidieontvanger gedurende het subsidietijdvak gebruikelijk is C1. Beloningsdeel C2. Beloningsdeel Noot: voor voorzitters en leden van de toezichthoudende organen is de deeltijdsfactor altijd 1,00
zonder winstdelingen en bonusbetalingen
E Voorzieningen tbv beloningen betaalbaar op termijn, zoals bedoeld in de WNT (begrippenlijst) gedurende het subsidietijdvak (in euro's)
F= C+D+E Totaalbedrag ontvangen bezoldiging zoals bedoeld in de WNT(begrippenlijst) gedurende het subsidietijdvak (in euro's)
A Duurfactor werkverband gedurende het subsidietijdvak, zoals bedoeld in de WNT(begrippenlijst): Duurfactor is normaal 1,00 maar bij een werkverband dat gedurende het subsidietijdvak een kortere of langere duur heeft dan een kalenderjaar, is de duurfactor als volgt:
G Gedurende het (overgrote deel van het) subsidietijdvak geldende algemene jaarbezoldigingsmaximumbedrag bij een voltijds dienstverband van een volle kalenderjaar, zoals genoemd in artikel 2.3 WNT (in euro's)
H= A x B X G I= F - H Definitief te Overschrijdingshanteren bedrag bezoldigingsbezoldigingsmaximumbedrag maximum gedurende het voor de specifieke subsidietijdvak persoon (in euro's) gedurende het subsidietijdvak, waarin rekening gehouden is met de duur- en deeltijdsfactor van het dienstverband (in euro's)
Noot: voor voorzitters resp. leden van de toezichthoudende organen is het te hanteren algemene jaarbezoldigingsmaximumbedrag 7,5% resp. 5% van het in artikel 2.3 WNT genoemde maximumbedrag.
bestaande uit winstdelingen en bonusbetalingen
I.
0 0 0 0 0 0 TOTAAL OVERSCHRIJDINGSBEDRAG BEZOLDIGINGEN
0 0 0 0
3. OPGAVE ONTSLAGVERGOEDINGEN
Functie(s) gedurende het subsidietijdvak
Einddatum werkverband met arbeidsovereenkomst, die niet mag afwijken van het tijdstip waarop de persoon de uitoefening van zijn taken in werkelijkheid heeft beëindigd.
Aanvangsdatum werkverband met arbeidsovereenkomst (oftewel dienstverband)
Persoonlijke naam
Slechts in te vullen voor de betreffende persoon die gedurende het subsidietijdvak één of meerdere uitkering(en) wegens beëindiging van dienstverband heeft ontvangen, die rekening houdende met de deeltijdsfactor van zijn werkverband met arbeidsovereenkomst naar rato gezamenlijk meer bedragen dan het laagste van de in artikel 2.10 WNT bedoelde ontslagvergoedingsmaxima. Zie voor de berekening de kolommen A t/m G hieronder. F A B C D=AxC E= D of, als B < D dan, B G=F-E Deeltijdsfactor dienstverband gedurende de 12 Som ∑(Beloningen & Voorzieningen tbv Algemene ontslagAlgemene Definitief te hanteren Totaalbedrag Overschrijdingsmaanden voorafgaand aan de einddatum van het beloningen betaalbaar op termijn) over de vergoedingsontslagontslagvergoedingsmaximum voor uitgekeerde bedrag definitieve werkverband met arbeidsovereenkomst, zoals 12 maanden voorafgaand aan de drempel bij een vergoedingsde persoon, zoals bedoeld in artikel ontslagontslagbedoeld in de WNT (begrippenlijst en artikel 2.10): voltijds werkverband einddatum van het werkverband met drempel 2.10 WNT vergoedingen vergoedingsDeeltijdsfactor is normaal 1,00 maar bij een met gebaseerd op de (in euro's) arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in i.v.m. bëeindiging maximum werkverband met arbeidsovereenkomst met een arbeidsovereenkoms deeltijdsfactor van artikel 2.10 van de WNT gedurende het werkverband met kleiner of groter omvang dan het bij de t van een volle de persoon, zoals Dit totaalbedrag vormt namelijk voor de subsidietijdvak arbeidsovereenko subsidieontvanger gebruikelijke voltijdse kalenderjaar, zoals bedoeld in artikel (in euro's) betreffende persoon de persoonlijke mst gedurende het werkverband met arbeidsovereenkomst, is de bedoeld in artikel 2.10 WNT ontslagvergoedingsdrempel subsidietijdvak, deeltijdsfactor als volgt: 2.10 WNT (in euro's) (in euro's) zoals bedoeld in (in euro's) artikel 2.10 WNT aantal uren van het feitelijke werkverband met (in euro's) arbeidsovereenkomst gedurende 12 maanden voorafgaand aan de einddatum hiervan gedeeld door aantal uren van een voltijds werkverband met arbeidsovereenkomst dat bij de subsidieontvanger gedurende hetzelde periode gebruikelijk is
Noot: voor voorzitters en leden van de toezichthoudende organen is de deeltijdsfactor altijd 1,00
0 0 0 0 0 0 0 0 0 TOTAAL OVERSCHRIJDINGSBEDRAG ONTSLAGVERGOEDINGEN
0 0 0 0
SOM I+II =TOTAAL OVERSCHRIJDINGSBEDRAG BEZOLDIGINGEN & ONTSLAGVERGOEDINGEN
0
II.
4. Verantwoordelijke
5. Subsidieaccountant
Naam subsidieontvanger: Adres en postcode: Volledige naam en functie eindverantwoordelijke (bestuurder):
(Ruimte voor waarmerking van deze opgave door de subsidieaccountant)
Plaats en datum Ondertekening met die naam
Gemeenteblad 2014
Nummer 25 pagina 2
Copro 14075
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 februari 2014. De griffier,
De voorzitter,
J.G.A. Paans
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 26 februari 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie) (Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen) Gemeenteblad 2014
Nummer 25 pagina 3
Copro 14075
Gemeenteblad 2014 SVR2014-subsidiecontroleprotocol (als bijlage 2 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014) De raad van de gemeente Rotterdam, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 januari 2014 (raadsvoorstel nr. 1320382); raadsstuk 14GR260; overwegende, dat de op 3 oktober 2013 vastgestelde Subsidieverordening Rotterdam 2014 en het bijbehorende SVR2014-subsidiecontroleprotocol door het destijds aangenomen amendement (raadsstuk 13GR2714 met aanvullende subsidiebepalingen voor het tegengaan van topinkomens en ontslagvergoedingen bij subsidieontvangers die de WNTnormen overschrijden) beiden vanwege verantwoordings- en accountantscontroletechnische redenen noodzakelijk aangepast moeten worden; gelet op artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014; besluit: tot vaststelling bijgaand SVR2014-SUBSIDIECONTROLEPROTOCOL (als bijlage 2 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014)
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 1
Copro 14075
SVR2014-SUBSIDIECONTROLEPROTOCOL (als bijlage 2 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014) INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1: INLEIDING
2
HOOFDSTUK 2: CONTROLE- OF BEOORDELINGSVERKLARING AANGAANDE DE FINANCIELE SUBSIDIEVERANTWOORDING BIJ SUBSIDIES ≥ €50.000 2.1 Algemeen 2.2 Reikwijdte, diepgang, strekkingen verklaringen en modelverklaringen
4 4 4
HOOFDSTUK 3: ASSURANCE-RAPPORT AANGAANDE DE INHOUDELIJKE SUBSIDIEVERANTWOORDING BIJ SUBSIDIES ≥ €50.000 3.1 Algemeen 3.2 Reikwijdte, diepgang, strekkingen assurance-rapporten en model assurance-rapporten
6 6 6
HOOFDSTUK 4: CONTROLE- OF BEOORDELINGSVERKLARING AANGAANDE DE ‘OPGAVE BEZOLDIGINGEN & ONTSLAGVERGOEDINGEN’ BIJ SUBSIDIES ≥ €50.000 4.1 Algemeen 4.2 Reikwijdte, diepgang, strekkingen verklaringen en modelverklaringen
8 8 8
BIJLAGEN BIJ SVR2014-SUBSIDIECONTROLEPROTOCOL 1 Model goedkeurende controleverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording bij een subsidie vanaf €200.000 2 Model goedkeurende beoordelingsverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording bij een subsidie vanaf €50.000 tot €200.000 3 Model goedkeurend assurance-rapport met redelijke mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording bij een subsidie vanaf €200.000 4 Model goedkeurend assurance-rapport met beperkte mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording bij een subsidie vanaf €50.000 tot €200.000 5 Model goedkeurende controleverklaring aangaande de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ bij een subsidie vanaf €200.000 6 Model goedkeurende beoordelingsverklaring aangaande de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ bij een subsidie vanaf €50.000 tot €200.000
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 2
10 12 13 14 15 17
Copro 14075
HOOFDSTUK 1: INLEIDING Voor de uitvoering van de bepalingen, die zijn opgesteld ten behoeve van het onderzoek naar de naleving van subsidievoorwaarden voor verleende subsidies op basis van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR2014) vanaf €50.000, is het gewenst dat aan de onderzoekende openbaar accountant, zoals bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, aanwijzingen worden verstrekt. De grondslag voor een zodanige aanwijzing wordt gevonden in artikel 14 SVR2014 alsmede in de specifieke behoeften van de subsidieverstrekker, neergelegd in de subsidieverleningsbeschikking. In dat kader wordt door de Rotterdamse raad als onderdeel in de subsidievoorwaarden een aanwijzing, in de vorm van dit ‘SVR2014-subsidiecontroleprotocol’ (verder aangeduid als: protocol), gegeven aan de subsidieontvanger ten behoeve van diens met het subsidieonderzoek belaste openbaar accountant (verder aangeduid als: subsidieaccountant). Met dit protocol wordt beoogd een efficiënte en effectieve uitvoering van het accountantsonderzoek te bevorderen naar de op basis van de SVR2014 te verantwoorden subsidies. Indien een subsidie wordt verleend uit hoofde van een specifieke subsidieregeling, zoals bedoeld onder lid 6 van artikel 14 SVR2014, dan gelden de specifieke vereisten van die desbetreffende regeling. De vereiste reguliere totale subsidieverantwoording, bestaande uit: de inhoudelijke subsidieverantwoording (bedoeld in artikel 14 lid 2a SVR2014), de financiële subsidieverantwoording (bedoeld in artikel 14 lid 2b SVR2014), en de ‘opgave van bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ (bedoeld in artikel 14 lid 2c SVR2014 en opgenomen als bijlage 1 bij de SVR 2014), en het daarbij per onderdeel vereiste soort accountantsproduct voor subsidies vanaf €50.000 zijn af te leiden uit de subsidieverleningsbeschikking. De bepalingen van artikel 14 SVR2014, waaronder de in lid 5 in bijzondere gevallen geboden ontheffingsmogelijkheid voor het vereiste accountantsproduct aangaande één of meerdere onderdelen van de reguliere totale subsidieverantwoording, vormen hiervoor de basis. Dit protocol is voor generieke doeleinden opgesteld en gaat niet verder in op bijzondere situaties waarbij van deze ontheffingsmogelijkheid gebruik is gemaakt. Het per onderdeel van de totale subsidieverantwoording gevraagde accountantsproduct, dat uit de subsidieverleningsbeschikking blijkt, is leidend voor de uit te voeren werkzaamheden van de subsidieaccountant. Voor de reikwijdte, diepgang en strekkingen van het hierbij gevraagde accountantsproduct(en) geeft dit protocol aanwijzingen. Op grond van lid 3 van hetzelfde artikel kunnen door de subsidieverstrekker, naast de vereiste reguliere totale subsidieverantwoording, aanvullend ook andere gegevens en bescheiden voor de subsidievaststelling worden opgevraagd. Conform hetzelfde lid dienen deze aanvullende gegevens en bescheiden vooraf in de verleningsbeschikking kenbaar te worden gemaakt, dienen deze verenigbaar te zijn met de reguliere totale subsidieverantwoording en worden deze niet verplicht voorgeschreven. Derhalve vallen deze aanvullende gegevens en bescheiden en de bemoeienis van de accountant hieromtrent buiten de scope van dit protocol. Hieronder wordt een overzicht van het regulier vereiste accountantsproduct per onderdeel van de reguliere totale subsidieverantwoording gegeven: Vereiste stukken ►
Verleningsbedrag ▼ €50.000 tot €200.000
vanaf €200.000
Totale subsidieverantwoording bestaande uit: Financiële subsidieverantwoording art. 14 lid 2b SVR2014
Inhoudelijke subsidieverantwoording art. 14 lid 2a SVR2014
Opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen art. 14 lid 2c SVR2014
Beoordelingsverklaring
Assurance-rapport met beperkte mate van zekerheid
Beoordelingsverklaring
Controleverklaring
Assurance-rapport met redelijke mate van zekerheid
Controleverklaring
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 3
Copro 14075
In hoofdstuk 2 van dit protocol wordt ingegaan op reikwijdte, diepgang en eindproduct van de: controlewerkzaamheden die leiden tot een controleverklaring met redelijke mate van zekerheid; of beoordelingswerkzaamheden die leiden tot een beoordelingsverklaring met beperkte mate van zekerheid; die op basis van artikel 14 SVR2014 vereist wordt aangaande de gevraagde financiële subsidieverantwoording van een subsidie met een verleningsbedrag ≥ €50.000. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op reikwijdte, diepgang en eindproduct van de: assurance-werkzaamheden die leiden tot een assurance-rapport met redelijke mate van zekerheid; of assurance-werkzaamheden die leiden tot een assurance-rapport met beperkte mate van zekerheid; dat op basis van artikel 14 SVR2014 vereist wordt aangaande de gevraagde inhoudelijke subsidieverantwoording van een subsidie met een verleningsbedrag ≥ €50.000. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op reikwijdte, diepgang en eindproduct van de: controlewerkzaamheden die leiden tot een controleverklaring met redelijke mate van zekerheid; of beoordelingswerkzaamheden die leiden tot een beoordelingsverklaring met beperkte mate van zekerheid; die op basis van artikel 14 SVR2014 vereist wordt aangaande de gevraagde ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ bij een subsidie met een verleningsbedrag ≥ €50.000. Dit protocol is gebaseerd op de vigerende wet- en regelgeving ten tijde van het vaststellen van dit protocol. Mits nieuwe ontwikkelingen dat noodzakelijk maken is voorzien in een updatemogelijkheid van dit protocol. Totdat het herziene protocol door de gemeenteraad wordt vastgesteld bij een opgetreden wijziging in de hogere wet- en regelgeving, dient de uitvoerende subsidieaccountant reeds rekening te houden met deze gewijzigde voorschriften. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het tijdig ter kennis stellen van dit protocol aan diens subsidieaccountant. De gemeente Rotterdam heeft als subsidieverstrekker te allen tijde de mogelijkheid een review te laten uitvoeren bij de subsidieaccountant. Dat wil zeggen: naar aanleiding van de ingediende totale subsidieverantwoording en het daar over afgegeven accountantsproduct(en), kan de accountant van de subsidieverstrekker een review uitvoeren bij de subsidieaccountant om vast te stellen in hoeverre van diens werkzaamheden gebruik gemaakt kan worden bij het eigen onderzoek naar de betreffende totale subsidieverantwoording.
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 4
Copro 14075
HOOFDSTUK 2: CONTROLE- OF BEOORDELINGSVERKLARING AANGAANDE DE FINANCIELE SUBSIDIEVERANTWOORDING BIJ SUBSIDIES ≥ €50.000 2.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de op basis van SVR2014 gevraagde beoordelingsverklaring respectievelijk controleverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording bij een verleningsbedrag vanaf €50.000 tot €200.000 respectievelijk vanaf €200.000. Zie tabel 1 hieronder: Tabel 1 Vereiste stukken ►
Verleningsbedrag ▼
€50.000 tot €200.000
vanaf €200.000
Totale subsidieverantwoording bestaande uit: Opgave Inhoudelijke Financiële bezoldigingen subsidiesubsidie& ontslagververantwoording verantwoording goedingen art. 14 lid 2c SVR2014
Ja
Ja
art. 14 lid 2a SVR2014
Ja
Ja
Accountantsproduct aangaande de financiële subsidieverantwoording
art. 14 lid 2b SVR2014
Ja
Ja
Beoordelingsverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording Eerste zinsnede art. 14 lid 2.d3 SVR2014 Controleverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording Eerste zinsnede art. 14 lid 2.d4 SVR2014
2.2 Reikwijdte, diepgang, strekkingen verklaringen en modelverklaringen De in artikel 14 lid 2b SVR2014 bedoelde financiële subsidieverantwoording vormt het onderzoeksobject van de in de verleningsbeschikking gevraagde controleverklaring respectievelijk beoordelingsverklaring aangaande deze financiële subsidieverantwoording. De subsidieaccountant gaat hierbij na of de financiële subsidieverantwoording - als onderdeel van de gevraagde totale subsidieverantwoording - in alle van materieel belang zijnde aspecten is opgesteld in overeenstemming met de SVR2014 (artikel 14 lid 2b) en de verleningsbeschikking. Dit houdt in dat de subsidieaccountant bij de uitvoering van de accountantscontrole of -beoordeling ten minste vast dient te stellen resp. te beoordelen dat de financiële subsidieverantwoording: 1. de werkelijke subsidiabele lasten van de subsidiabele activiteit(en) over het gesubsidieerde tijdvak juist (en de daarmee gerelateerde baten volledig) weergeeft in overeenstemming met de SVR2014 (artikel 14 lid 2b) en de verleningsbeschikking; 2. geen verrekenbare en/of compensabele BTW als subsidiabele last bevat, tenzij in de verleningsbeschikking anders is bepaald; 3. overeenkomstig de indeling en rubricering van de bij de subsidieverlening vastgestelde financiële begroting is opgesteld; 4. per begrotingsonderdeel een vergelijking bevat van de financiële realisatiecijfers met de vastgestelde financiële begrotingscijfers, waarbij eventuele afwijkingen van meer dan 10% per begrotingsonderdeel zijn toegelicht; en 5. met de inhoudelijke subsidieverantwoording (artikel 14 lid 2a SVR2014) en de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ (artikel 14 lid 2c SVR2014 en nader uitgewerkt in bijlage 1 bij de SVR2014) verenigbaar is. Bij de accountantscontrole (resulterend in een controleverklaring) dient de subsidieaccountant een redelijke mate van zekerheid te geven, waarbij uitgegaan moet worden van een betrouwbaarheid van 95%. Bij de accountantsbeoordeling (resulterend in een beoordelingsverklaring) dient de subsidieaccountant een beperkte mate van zekerheid te geven. De exacte mate van betrouwbaarheid en de diepgang van de uit te voeren werkzaamheden hierbij worden overgelaten aan de vaktechnische oordeelsvorming van de subsidieaccountant. Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 5
Copro 14075
Bij de accountantscontrole respectievelijk -beoordeling van de financiële subsidieverantwoording dient de subsidieaccountant uit te gaan van de in tabel 2 hieronder opgenomen aanwijzingen voor de nauwkeurigheid en de gevolgen van afwijkingen (fouten c.q. onzekerheden) voor de strekking van de gevraagde controleverklaring respectievelijk beoordelingsverklaring. Het totaal van de in de financiële subsidieverantwoording opgenomen subsidiabele lasten vormt hierbij de omvangsbasis. Tabel 2 Strekking controle- resp. beoordelingsverklaring ► Fout / Onzekerheid ▼ Fouten in de financiële subsidieverantwoording Onzekerheden in de controle resp. beoordeling
Goedkeurend
Met beperking
Oordeelonthouding
Afkeuren d
≤ 1% ≤ 3%
> 1% en ≤ 3% > 3% en ≤ 10%
N.v.t. > 10%
> 3% N.v.t.
In bijlage 1 respectievelijk 2 van dit protocol is een model opgenomen voor een goedkeurende controleverklaring respectievelijk beoordelingsverklaring inzake de financiële subsidieverantwoording.
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 6
Copro 14075
HOOFDSTUK 3: ASSURANCE-RAPPORT AANGAANDE DE INHOUDELIJKE SUBSIDIEVERANTWOORDING BIJ SUBSIDIES ≥ €50.000 3.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het op basis van SVR2014 gevraagde assurance-rapport met beperkte respectievelijk redelijke mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording bij een verleningsbedrag vanaf €50.000 tot €200.000 respectievelijk vanaf €200.000. Zie tabel 3 hieronder: Tabel 3 Vereiste stukken ►
Verleningsbedrag ▼
€50.000 tot €200.000
vanaf €200.000
Totale subsidieverantwoording bestaande uit: Opgave Inhoudelijke Financiële bezoldigingen subsidiesubsidie& ontslagververantwoording verantwoording goedingen art. 14 lid 2c SVR2014
Ja
Ja
art. 14 lid 2a SVR2014
Ja
Ja
Accountantsproduct aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording
art. 14 lid 2b SVR2014
Ja
Assurance-rapport met beperkte mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording
Ja
Eerste zinsnede art. 14 lid 2.d1 SVR2014 Assurance-rapport met redelijke mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording Eerste zinsnede art. 14 lid 2.d2 SVR2014
3.2 Reikwijdte, diepgang, strekkingen assurance-rapporten en model assurance-rapporten De in artikel 14 lid 2a SVR2014 bedoelde inhoudelijke subsidieverantwoording vormt het onderzoeksobject van het in de verleningsbeschikking gevraagde assurance-rapport met redelijke respectievelijk beperkte mate van zekerheid aangaande deze inhoudelijke subsidieverantwoording. De subsidieaccountant gaat hierbij na of de inhoudelijke subsidieverantwoording - als onderdeel van de gevraagde totale subsidieverantwoording - in alle van materieel belang zijnde aspecten is opgesteld in overeenstemming met de SVR2014 (artikel 14 lid 2a) en de verleningsbeschikking. Dit houdt in dat de subsidieaccountant bij de uitvoering van de assurance-opdracht ten minste vast dient te stellen dat de inhoudelijke subsidieverantwoording: 1. de werkelijke realisatiegegevens van de subsidiabele meetbare prestatie(s) juist weergeeft in overeenstemming met de SVR2014 (artikel 14 lid 2a) en de verleningsbeschikking; 2. per subsidiabele meetbare prestatie een vergelijking bevat van de realisatie ten opzichte van de bij de subsidieverlening overeengekomen meetbare prestatie, waarbij eventuele afwijkingen van meer dan 10% naar aard, omvang en beïnvloedbaarheid zijn toegelicht; en 3. met de financiële subsidieverantwoording (artikel 14 lid 2b SVR2014) en de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ (artikel 14 lid 2c SVR2014 en nader uitgewerkt in bijlage 1 bij de SVR2014) verenigbaar is. Bij de assurance-opdracht die resulteert in een assurance-rapport met redelijke mate van zekerheid, dient de subsidieaccountant een redelijke mate van zekerheid te geven waarbij uitgegaan moet worden van een betrouwbaarheid van 95%. Bij de assurance-opdracht die resulteert in een assurance-rapport met beperkte mate van zekerheid, dient de subsidieaccountant een beperkte mate van zekerheid te geven. De exacte mate van betrouwbaarheid en de diepgang van de uit te voeren werkzaamheden hierbij worden overgelaten aan de vaktechnische oordeelsvorming van de subsidieaccountant.
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 7
Copro 14075
Bij de assurance-opdracht aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording dient de subsidieaccountant uit te gaan van de in tabel 4 opgenomen aanwijzingen voor de nauwkeurigheid en de gevolgen van afwijkingen (fouten c.q. onzekerheden) voor de strekking van het gevraagde assurance-rapport. Het totaal van het gerealiseerd aantal subsidiabele meetbare prestatie(s) opgenomen in de inhoudelijke subsidieverantwoording vormt hierbij de omvangsbasis. Tenzij in de verleningsbeschikking een andere prestatierelevantie weging is opgenomen, wegen de (soorten) prestaties evenredig mee in de bepaling van de omvangsbasis voor de te hanteren nauwkeurigheid. Tabel 4 Strekking assurance-rapport ► Fout / Onzekerheid ▼ Fouten in inhoudelijke subsidieverantwoording Onzekerheden in het assurance-onderzoek
Goedkeurend
Met beperking
Oordeelonthouding
Afkeurend
≤ 1% ≤ 3%
> 1% en ≤ 3% > 3% en ≤ 10%
N.v.t. > 10%
> 3% N.v.t.
In bijlage 3 respectievelijk 4 van dit protocol is een model opgenomen voor een goedkeurend assurance-rapport met redelijke respectievelijk beperkte mate van zekerheid inzake de inhoudelijke subsidieverantwoording.
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 8
Copro 14075
HOOFDSTUK 4: CONTROLE- OF BEOORDELINGSVERKLARING AANGAANDE DE ‘OPGAVE BEZOLDIGINGEN & ONTSLAGVERGOEDINGEN’ BIJ SUBSIDIES ≥ €50.000 4.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de op basis van SVR2014 gevraagde beoordelingsverklaring respectievelijk controleverklaring aangaande de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ bij een verleningsbedrag vanaf €50.000 tot €200.000 respectievelijk vanaf €200.000. Zie tabel 5 hieronder: Tabel 5 Vereiste stukken ►
Verleningsbedrag ▼
€50.000 tot €200.000
Totale subsidieverantwoording bestaande uit: Opgave Inhoudelijke Financiële bezoldigingen subsidiesubsidie& ontslagververantwoording verantwoording goedingen art. 14 lid 2c SVR2014
Ja
art. 14 lid 2a SVR2014
Ja
Accountantsproduct aangaande de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’
art. 14 lid 2b SVR2014
Ja
Beoordelingsverklaring aangaande de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ Tweede zinsnede art. 14 lid 2.d1 of lid 2.d3 SVR2014
vanaf €200.000
Ja
Ja
Ja
Controleverklaring aangaande de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ Tweede zinsnede art. 14 lid 2.d2 of lid 2.d4 SVR2014
4.2 Reikwijdte, diepgang, strekkingen verklaringen en modelverklaringen De in artikel 14 lid 2c SVR2014 bedoelde ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’, die in bijlage 1 van de SVR2014 nader vormgegeven is, vormt het onderzoeksobject van de in de verleningsbeschikking gevraagde controleverklaring respectievelijk beoordelingsverklaring aangaande deze opgave. De subsidieaccountant gaat hierbij na of de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ - als onderdeel van de gevraagde totale subsidieverantwoording - in alle van materieel belang zijnde aspecten is opgesteld in overeenstemming met de SVR2014 (artikel 14 lid 2c en bijbehorende ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ zoals opgenomen in bijlage 1 van de SVR2014) en de verleningsbeschikking. Dit houdt in dat de subsidieaccountant, aan de hand van de administratie van de subsidieontvanger, bij de uitvoering van deze accountantscontrole of -beoordeling ten minste vast dient te stellen resp. te beoordelen dat de door de subsidieontvanger: 1. opgestelde opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen over het betreffende subsidietijdvak overeenkomstig de voorgeschreven verantwoordingswijze van de SVR2014 en de subsidieverleningsbeschikking is opgesteld; 2. gegeven beantwoording (Ja/Neen) op de gestelde vraag bij blok 1 van de opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen over het betreffende subsidietijdvak in overeenstemming met de SVR2014 en de verleningsbeschikking juist is; 3. opgestelde opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen (blok 2 respectievelijk 3 van de opgave), voor zover van toepassing, de gevraagde werkelijke gegevens en de hiervan uiteindelijk af te leiden werkelijke overschrijdingsbedragen van de gestelde normen voor de bezoldigingen respectievelijk ontslagvergoedingen gedurende het subsidietijdvak voor alle betreffende medewerkers, bestuurders en toezichthouders per persoon afzonderlijk en in zijn totaliteit in overeenstemming met de SVR2014 en de verleningsbeschikking juist en volledig weergeeft; en 4. opgestelde opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen met de inhoudelijke subsidieverantwoording (artikel 14 lid 2a SVR2014) en de financiële subsidieverantwoording (artikel 14 lid 2b SVR2014) verenigbaar is. Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 9
Copro 14075
Bij de accountantscontrole (resulterend in een controleverklaring) dient de subsidieaccountant een redelijke mate van zekerheid te geven, waarbij uitgegaan moet worden van een betrouwbaarheid van 95%. Bij de accountantsbeoordeling (resulterend in een beoordelingsverklaring) dient de subsidieaccountant een beperkte mate van zekerheid te geven. De exacte mate van betrouwbaarheid en de diepgang van de uit te voeren werkzaamheden hierbij worden overgelaten aan de vaktechnische oordeelsvorming van de subsidieaccountant. Bij de accountantscontrole respectievelijk -beoordeling van de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ dient de subsidieaccountant uit te gaan van de in tabel 6 hieronder opgenomen aanwijzingen voor de nauwkeurigheid en de gevolgen van afwijkingen (fouten c.q. onzekerheden) voor de strekking van de gevraagde controleverklaring respectievelijk beoordelingsverklaring. Het door de subsidieontvanger in zijn/haar ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ juist en volledig op te geven totaalbedrag aan overschrijdingen met betrekking tot zowel de bezoldigingen als de ontslagvergoedingen gezamenlijk vormt hierbij de omvangsbasis. De overschrijdingsbedragen ten aanzien van de bezoldigingen respectievelijk ontslagvergoedingen wegen namelijk evenredig mee in de bepaling van deze omvangsbasis voor de hanteren nauwkeurigheid. Tabel 6 Strekking controle- resp. beoordelingsverklaring ► Fout / Onzekerheid ▼ Fouten in de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen Onzekerheden in de controle resp. beoordeling
Goedkeurend
Met beperking
Oordeelonthouding
Afkeurend
≤ 1%
> 1% en ≤ 3%
N.v.t.
> 3%
≤ 3%
> 3% en ≤ 10%
> 10%
N.v.t.
In bijlage 5 respectievelijk 6 van dit protocol is een model opgenomen voor een goedkeurende controleverklaring respectievelijk beoordelingsverklaring inzake de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’.
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 10
Copro 14075
BIJLAGE 1. Model goedkeurende controleverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording bij een subsidie vanaf €200.000 Aan: Opdrachtgever CONTROLEVERKLARING betreffende de financiële subsidieverantwoording Afgegeven ten behoeve van de Gemeente Rotterdam in het kader de verstrekte subsidie op basis van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Opdracht Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte financiële subsidieverantwoording als onderdeel van de totale subsidieverantwoording inzake … (gesubsidieerde activiteit(en)) van … (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) over … (subsidietijdvak) gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de entiteit (afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals “het bestuur van de vennootschap BV/NV”, “vereniging”, “stichting” enz.) is verantwoordelijk voor het opstellen van deze financiële subsidieverantwoording in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van deze financiële subsidieverantwoording mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over deze financiële subsidieverantwoording op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het SVR2014-subsidiecontroleprotocol genoemd in artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat deze financiële subsidieverantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de financiële subsidieverantwoording. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de financiële subsidieverantwoording een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opstellen van de financiële subsidieverantwoording door de entiteit, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor het opstellen van de financiële subsidieverantwoording, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de financiële subsidieverantwoording. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel is de financiële subsidieverantwoording, als onderdeel van de gevraagde totale subsidieverantwoording, in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Beperking in gebruik en verspreidingskring De gewaarmerkte financiële subsidieverantwoording is opgesteld voor de Gemeente Rotterdam met als doel … (naam entiteit) in staat te stellen te voldoen aan de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Hierdoor is de financiële subsidieverantwoording mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor … (naam entiteit) en de Gemeente Rotterdam en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen. Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 11
Copro 14075
Plaats en datum … (naam accountantspraktijk) … (naam externe accountant en ondertekening met die naam)
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 12
Copro 14075
BIJLAGE 2. Model goedkeurende beoordelingsverklaring aangaande de financiële subsidieverantwoording bij een subsidie vanaf €50.000 tot €200.000 Aan: Opdrachtgever BEOORDELINGSVERKLARING betreffende de financiële subsidieverantwoording Afgegeven ten behoeve van de Gemeente Rotterdam in het kader de verstrekte subsidie op basis van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Opdracht Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte financiële subsidieverantwoording als onderdeel van de totale subsidieverantwoording inzake … (gesubsidieerde activiteit(en)) van … (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) over … (subsidietijdvak) beoordeeld. Het bestuur van de entiteit (afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals “het bestuur van de vennootschap BV/NV”, “vereniging”, “stichting” enz.) is verantwoordelijk voor het opstellen van deze financiële subsidieverantwoording in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Het is onze verantwoordelijkheid een beoordelingsverklaring inzake deze financiële subsidieverantwoording te verstrekken. Werkzaamheden Wij hebben onze beoordeling verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse Standaard 2400 “Opdrachten tot het beoordelen van financiële overzichten” en het SVR2014-subsidiecontroleprotocol genoemd in artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. De in dit kader uitgevoerde werkzaamheden bestonden in hoofdzaak uit het inwinnen van inlichtingen bij functionarissen van de entiteit en het uitvoeren van cijferanalyses met betrekking tot de financiële gegevens. Door de aard en de omvang van onze werkzaamheden kunnen deze slechts resulteren in een beperkte mate van zekerheid dat de financiële subsidieverantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat. Deze mate van zekerheid is lager dan die welke aan een controleverklaring kan worden ontleend. Conclusie Op grond van onze beoordeling is ons niets gebleken op basis waarvan wij zouden moeten concluderen dat de financiële subsidieverantwoording, als onderdeel van de totale subsidieverantwoording, niet in alle van materieel belang zijnde aspecten is opgesteld in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Beperking in gebruik en verspreidingskring De gewaarmerkte financiële subsidieverantwoording is opgesteld voor de Gemeente Rotterdam met als doel … (naam entiteit) in staat te stellen te voldoen aan de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Hierdoor is de financiële subsidieverantwoording mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze beoordelingsverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor … (naam entiteit) en de Gemeente Rotterdam en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen. Plaats en datum … (naam accountantspraktijk) … (naam externe accountant en ondertekening met die naam)
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 13
Copro 14075
BIJLAGE 3. Model goedkeurend assurance-rapport met redelijke mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording bij een subsidie vanaf €200.000 Aan: Opdrachtgever ASSURANCE-RAPPORT betreffende de inhoudelijke subsidieverantwoording Afgegeven ten behoeve van de Gemeente Rotterdam in het kader de verstrekte subsidie op basis van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Opdracht en verantwoordelijkheden Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte inhoudelijke subsidieverantwoording als onderdeel van de totale subsidieverantwoording inzake … (gesubsidieerde prestatie(s)) van … (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) over … (subsidietijdvak) onderzocht. Het bestuur van de entiteit (afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals “het bestuur van de vennootschap BV/NV”, “vereniging”, “stichting” enz.) is verantwoordelijk voor het opstellen van deze inhoudelijke subsidieverantwoording in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport met redelijke mate van zekerheid inzake deze inhoudelijke subsidieverantwoording te verstrekken. Werkzaamheden Wij hebben onze werkzaamheden verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse Standaard 3000 “Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie” en het SVR2014-subsidiecontroleprotocol genoemd in artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat deze inhoudelijke subsidieverantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel is de inhoudelijke subsidieverantwoording, als onderdeel van de totale subsidieverantwoording, in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Beperking in gebruik en verspreidingskring De gewaarmerkte inhoudelijke subsidieverantwoording is opgesteld voor de Gemeente Rotterdam met als doel … (naam entiteit) in staat te stellen te voldoen aan de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Hierdoor is de inhoudelijke subsidieverantwoording mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd voor … (naam entiteit) en de Gemeente Rotterdam en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen. Plaats en datum … (naam accountantspraktijk) … (naam externe accountant en ondertekening met die naam)
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 14
Copro 14075
BIJLAGE 4. Model goedkeurend assurance-rapport met beperkte mate van zekerheid aangaande de inhoudelijke subsidieverantwoording bij een subsidie vanaf €50.000 tot €200.000 Aan: Opdrachtgever ASSURANCE-RAPPORT betreffende de inhoudelijke subsidieverantwoording Afgegeven ten behoeve van de Gemeente Rotterdam in het kader de verstrekte subsidie op basis van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Opdracht en verantwoordelijkheden Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte inhoudelijke subsidieverantwoording als onderdeel van de totale subsidieverantwoording inzake … (gesubsidieerde prestatie(s)) van … (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) over … (subsidietijdvak) onderzocht. Het bestuur van de entiteit (afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals “het bestuur van de vennootschap BV/NV”, “vereniging”, “stichting” enz.) is verantwoordelijk voor het opstellen van deze inhoudelijke subsidieverantwoording in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport met beperkte mate van zekerheid inzake deze inhoudelijke subsidieverantwoording te verstrekken. Werkzaamheden Wij hebben onze werkzaamheden verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse Standaard 3000 “Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie” en het SVR2014-subsidiecontroleprotocol genoemd in artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. De in dit kader uitgevoerde werkzaamheden bestonden in hoofdzaak uit het inwinnen van inlichtingen bij functionarissen van de entiteit en het uitvoeren van analyses met betrekking tot de niet-financiële meetbare (prestatie)gegevens. Door de aard en de omvang van onze werkzaamheden kunnen deze slechts resulteren in een beperkte mate van zekerheid dat de inhoudelijke subsidieverantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat. Deze mate van zekerheid is lager dan die welke aan een assurance-rapport met redelijke mate van zekerheid kan worden ontleend. Conclusie Op grond van onze werkzaamheden is ons niets gebleken op basis waarvan wij zouden moeten concluderen dat de inhoudelijke subsidieverantwoording, als onderdeel van de totale subsidieverantwoording, niet in alle van materieel belang zijnde aspecten is opgesteld in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Beperking in gebruik en verspreidingskring De gewaarmerkte inhoudelijke subsidieverantwoording is opgesteld voor de Gemeente Rotterdam met als doel … (naam entiteit) in staat te stellen te voldoen aan de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Hierdoor is de inhoudelijke subsidieverantwoording mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd voor … (naam entiteit) en de Gemeente Rotterdam en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen. Plaats en datum … (naam accountantspraktijk) … (naam externe accountant en ondertekening met die naam)
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 15
Copro 14075
BIJLAGE 5. Model goedkeurende controleverklaring aangaande de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ bij een subsidie vanaf €200.000 Aan: Opdrachtgever CONTROLEVERKLARING betreffende de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ Afgegeven ten behoeve van de Gemeente Rotterdam in het kader de verstrekte subsidie op basis van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Opdracht Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ als onderdeel van de totale subsidieverantwoording inzake … (gesubsidieerde activiteit(en)/prestatie(s)) van … (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) over … (subsidietijdvak) gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de entiteit (afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals “het bestuur van de vennootschap BV/NV”, “vereniging”, “stichting” enz.) is verantwoordelijk voor het opstellen van deze ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014, de verleningsbeschikking en de invulinstructies opgenomen in bijlage 1 ‘opgave bezoldiging & ontslagvergoedingen’ van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van deze ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over deze ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het SVR2014-subsidiecontroleprotocol genoemd in artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat deze ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de gevraagde gegevens en bedragen in de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opstellen van de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ door de entiteit, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor het opstellen van de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel is de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’, als onderdeel van de gevraagde totale subsidieverantwoording, in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014, de verleningsbeschikking en de invulinstructies opgenomen in bijlage 1 ‘opgave bezoldiging & ontslagvergoedingen’ van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Basis voor de opgave en beperking in gebruik en verspreidingskring Zonder afbreuk te doen aan ons oordeel vestigen wij de aandacht op bijlage 1 en (de toelichting op) lid 2 sub c van artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de hierop gebaseerde Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 16
Copro 14075
verleningsbeschikking, waarin de basis voor de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ uiteen is gezet. De gewaarmerkte ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ is opgesteld voor de Gemeente Rotterdam met als doel … (naam entiteit) in staat te stellen te voldoen aan de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Hierdoor is de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor … (naam entiteit) en de Gemeente Rotterdam en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen. Plaats en datum … (naam accountantspraktijk) … (naam externe accountant en ondertekening met die naam)
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 17
Copro 14075
BIJLAGE 6. Model goedkeurende beoordelingsverklaring aangaande de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ bij een subsidie vanaf €50.000 tot €200.000 Aan: Opdrachtgever BEOORDELINGSVERKLARING betreffende de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ Afgegeven ten behoeve van de Gemeente Rotterdam in het kader de verstrekte subsidie op basis van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Opdracht Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ als onderdeel van de totale subsidieverantwoording inzake … (gesubsidieerde activiteit(en)/prestatie(s)) van … (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) over … (subsidietijdvak) beoordeeld. Het bestuur van de entiteit (afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals “het bestuur van de vennootschap BV/NV”, “vereniging”, “stichting” enz.) is verantwoordelijk voor het opstellen van deze ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014, de verleningsbeschikking en de invulinstructies opgenomen in bijlage 1 ‘opgave bezoldiging & ontslagvergoedingen’ van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Het is onze verantwoordelijkheid een beoordelingsverklaring inzake deze ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ te verstrekken. Werkzaamheden Wij hebben onze beoordeling verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse Standaard 2400 “Opdrachten tot het beoordelen van financiële overzichten” en het SVR2014-subsidiecontroleprotocol genoemd in artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. De in dit kader uitgevoerde werkzaamheden bestonden in hoofdzaak uit het inwinnen van inlichtingen bij functionarissen van de entiteit en het uitvoeren van cijferanalyses met betrekking tot de financiële gegevens. Door de aard en de omvang van onze werkzaamheden kunnen deze slechts resulteren in een beperkte mate van zekerheid dat de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ geen afwijkingen van materieel belang bevat. Deze mate van zekerheid is lager dan die welke aan een controleverklaring kan worden ontleend. Conclusie Op grond van onze beoordeling is ons niets gebleken op basis waarvan wij zouden moeten concluderen dat de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’, als onderdeel van de totale subsidieverantwoording, niet in alle van materieel belang zijnde aspecten is opgesteld in overeenstemming met de Subsidieverordening Rotterdam 2014, de verleningsbeschikking en de invulinstructies opgenomen in bijlage 1 ‘opgave bezoldiging & ontslagvergoedingen’ van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Basis voor de opgave en beperking in gebruik en verspreidingskring Zonder afbreuk te doen aan onze conclusie vestigen wij de aandacht op bijlage 1 en (de toelichting op) lid 2.c van artikel 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de hierop gebaseerde verleningsbeschikking, waarin de basis voor de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ uiteen is gezet. De gewaarmerkte ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ is opgesteld voor de Gemeente Rotterdam met als doel … (naam entiteit) in staat te stellen te voldoen aan de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en de verleningsbeschikking. Hierdoor is de ‘opgave bezoldigingen & ontslagvergoedingen’ mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze beoordelingsverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor … (naam entiteit) en de Gemeente Rotterdam en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen. Plaats en datum … (naam accountantspraktijk) … (naam externe accountant en ondertekening met die naam)
Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 18
Copro 14075
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 februari 2014. De griffier,
De voorzitter,
J.G.A. Paans
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 26 februari 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie) (Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen) Gemeenteblad 2014
Nummer 26 pagina 19