Het Zwitserleven Gevoel.
2
MICK
3
MICK
Dat kon er ook nog wel bij
REIZEN
Sjoerd Litjens
In de winter van 2006, de zomer op het zuidelijke halfrond, fietsten Mick en Sjoerd Litjens door de Zuid-Amerikaanse Andes. Van Argentinië naar Chili en weer terug, trapten vader en zoon honderden ruige kilometers langs vulkanen, meren, pampa, canyons, gletsjers, fjorden en regenwoud. Een verslag van de verjaardag waarop het avontuur begon. 28 MICK
29 MICK
We worden wakker in een Argentijnse bus. Het is vijf uur ‘s ochtends als de realiteit langzaam via de ramen naar binnen dringt: een duinlandschap zonder duinen, een strakblauwe lucht in ochtendgloren, een enkele boom die boven een niet te maaien veld uit steekt en hier en daar een old skool windmolen. De weg is eindeloos recht. Medepassagiers ontwaken een voor een. Het is 20 december, de dag waarop mijn vader 57 wordt. We zijn onderweg naar San Rafael, het vertrekpunt van onze fietstocht door de Andes, een tocht die een kleine vier weken zal duren. In de Alpen, de Pyreneeën, de Sierra Nevada, Frankrijk, Spanje, Italië, Slovenië en Oostenrijk fietsten we eerder. De Andes is anders. Ver weg van platgetreden paden, gaan we fietsen in het onherbergzame. Waar we zullen gaan en komen, we hebben er geen idee van. Vermoedelijk zal het mooi zijn en worden we verrast, door natuur, door mensen, door ontmoetingen. Zeker weten doen we niks, denk ik terwijl de buschauffeur ons een goedemorgen wenst en zegt dat we binnen enkele momenten op de eindbestemming, ons vertrekpunt, arriveren.
RECHTE LIJN WESTWAARTS In San Rafael groet een vrolijke man met witte hoed ons: ‘Hola, Buenas Dias.’ Mick zegt ook ‘Hola’ en zet onderwijl zijn fiets in elkaar. Het praatje is voor mij. De man met hoed vertelt enthousiast over het boek met volksmuziek dat hij schreef en prijst al even enthousiast de kwaliteit van de bagagedragers van onze fietsen. Achter hem doorkruisen opvallend veel fietsers het knusse centrum met laagbouw en platanen, op weg naar hun werk. Venters met grote bakken met kersen op een handkar zoeken naar klanten. Wij doen het met bananen en drinken een verkeerde koffie op een terras, alvorens we tegen elven vertrekken en op zoek gaan naar de N144, de weg die ons vandaag in een lange rechte lijn westwaarts zal brengen. Met de bebouwde kom van San Rafael verdwijnen de bomen. In de 138 kilometer die volgen zien we langs de weg nauwelijks iets dat meer meet dan een meter. Er is geen beschutting. Het is droog en warm. De weg lijkt vlak maar stijgt vals, getuige onze snelheidsmeters. Ze geven aan dat twintig kilometer per uur de maximale snelheid is vandaag. Na dertig kilometer dwingt mijn leeglopende achterband ons tot stoppen, het gevolg van
kilometer van hier. Meer laat hij niet los. Zwijgen en staren is wat deze man het liefst doet. We drinken koude cola en eten een stokbrood met ham en kaas. Mick krijgt het met moeite weg. We moeten verder en zien de N144 veranderen in de Routa 40, de weg die Argentinië van noord naar zuid, over meer dan vijfduizend kilometer, doorkruist. De kwaliteit van het asfalt wordt er niet beter op. Kaal en eindeloos blijft het uitzicht. De Andestoppen, waarvan de kaart vertelt dat ze tot ruim vijfduizend meter reiken, komen langzaam dichterbij. Het fietsen wordt een monotome bezigheid. Het bewustzijn vernauwt. Gedachten versimpelen, verschrompelen tot er niets meer is. Enkel het geluid van ronddraaiende tandwielen, van banden die over het asfalt rollen, van ademhaling.
REIZEN
En dan. Weer een lekke band. We stoppen en plakken. Mick zegt misselijk te zijn en hoofdpijn te hebben. Ten einde raad gaat hij op de grond liggen, met z’n hoofd achter een struik zodat de zon er even niet op schijnen kan. Verkeer rijdt hier niet. Verder moeten we, op eigen kracht. Met nog twintig kilometer voor de boeg begint het te schemeren. Bij Mick doet alles zeer. De trappers krijgt hij nauwelijks nog rond. Veel meer dan tien kilometer per uur haalt hij niet. Het hoofd, de spieren, het zitvlees, ze vragen om rust. OMGEKEERDE WERELD Ik blijf rustig, houd Mick uit de wind, duw hem, laat hem aan mijn arm hangen, praat op hem in en schets het vooruitzicht van een hostel, van een warme douche, van een goede maaltijd. Het is de omgekeerde wereld. Hoewel ik hem toen ik veertien was bergop al uit het wiel reed, was er nooit iemand sterker dan mijn vader: de onvermoeibare diesel, de man die de marathon in dik drie uur liep, de man die altijd en overal kon komen in zijn eigen tempo en op eigen kracht. Nu heb ik hem op sleeptouw. Dat is even raar als vanzelfsprekend. Zorgen maak ik me niet. Ons doel is duidelijk, en wat is dit mooi: de stilte, de geuren, de leegte en het bewustzijn dat zich beperkt tot de geruststellende constatering dat we er wel komen, al moet het lopend. Om negen uur rijden we dan eindelijk El Sosneado binnen. Het is een gehucht van niks. Er is een politiepost, parkeerruimte voor grote vrachtwagens en een tankstation annex supermarkt. Het enige hostel in het dorp blijkt deze tijd van het jaar niet open. Dat kon er ook nog wel bij. Op advies van een dikke mevrouw die de auto’s tankt, installeren we ons in een roze geverfd bushokje aan
‘Het bewustzijn vernauwt. Gedachten versimpelen, verschrompelen tot er niets meer is. Enkel het geluid van ronddraaiende tandwielen, van banden die over het asfalt rollen, van ademhaling.’ een ongewenste ontmoeting met het stekelig struikgewas langs de weg. We plakken, maar een paar kilometer verderop loopt de band opnieuw leeg. Dat tafereel herhaalt zich nog een paar keer, waarna Mick het lumineuze idee heeft om voor- en achterband te verwisselen. Dat helpt. Waarom het helpt, is een raadsel. DE ROUTA 40 Dit is alles behalve lekker fietsen. En toch. Hier in de hitte, samen met mijn jarige vader, op weg naar het onbekende, op een plek waar de zon niet rechts- maar linksom draait, op een fiets. Veel beter kan het niet; veel mooier wordt het niet. En terwijl ik dat denk, doemen in de verte vier bomen op, met daarbij een gebouwtje waar ze ‘bebidas y sandwiches’ verkopen. Noem het een truckerscafé. Naast ons zit een man van een jaar of zestig, onberispelijk gekleed in een blauwe blouse, in stilte voor zich uit te staren. Hij wacht op de bus naar Malargüe, 120 30 MICK
de rand van het parkeerterrein. We leggen onze matjes en slaapzakken op de grond, drinken cola en water en eten koekjes, chips en stokbrood met kaas en tonijn om op krachten te komen. De nacht is rustig en we slapen beide prima. De volgende ochtend tegen zevenen zijn we wakker. De vermoeidheid is verdwenen. De maag schreeuwt om eten. We poetsen onze tanden bij een stroompje dat langs het parkeerterrein loopt. We slaan eten en drinken in voor de dag en genieten bij het tankstation van koffie en ontbijt. Even later zitten we op de fiets. De zon komt langzaam op, het asfalt is goed, het uitzicht op bergtoppen en vulkanen met hun sneeuwmuts nog op, verbluft. Daarom doen we dit.
31 MICK
De Wadden
COLUMN
Natuur Gerard Jutten
Onlangs was ik een dag op pad met een echte natuurkenner, een man die de naam van elke paddenstoel en van iedere plant weet. Ik liep mee, aandachtig luisterend naar zijn verhalen. Ik zag en hoorde over de holwortel, een vaste plant die vaak al in maart begint te bloeien, roodpaars of wit. Ik leerde dat de plant zijn naam dankt aan zijn knol die hol is, in tegenstelling tot de vingerhelmbloem waarop het plantje zo lijkt. Het was een dag waarop ik me als vaker intens verwonderde over de natuur. Het was ook een dag waarop ik me realiseerde dat de geconcentreerde manier waarop ik de natuur had beleefd een specifieke vorm van natuurbeleving is. Hoe anders is het als je wandelt met Mick. Als je onderwijl praat over wat je meemaakt, wat je dwarszit, waar je van geniet en waar je enthousiast van wordt. Als je tijdens een wandeling in vertrouwen deelt wat er voor jou toe doet. Dan neem je de natuur om je heen op een totaal andere manier waar. Minder geconcentreerd, dat zeker, maar in zekere zin ook intenser, omdat je op een andere manier in contact staat met de wereld om je heen, omdat het ervaren van de natuur een gemeenschappelijke ervaring is, een ervaring vanuit een breder perspectief. Ik denk aan de wandelingen die ik in de loop der jaren maakte met Mick. De uiterwaarden van de IJssel, de beukenlanen in de Achterhoek, het open
36 MICK
landschap van de Friese Greiden. Een buizerd boven een weiland, een vlucht ganzen, een bijzondere vergroeiing aan een boom. Waar we ook liepen, wat we ook zagen, overal en altijd was het prettig. En het waren en zijn uiteindelijk juist die wandelingen die beklijven. Want hoewel de kennis over het wat, het hoe en het waarom van de flora en de fauna die we zagen meestal ontbrak, was de bewondering er niet minder om. En dus denk ik terug aan de momenten dat we zwijgend lopen en in stilte de omgeving in ons opnemen. Ik denk aan de cup-a-soup en de broodjes op bijzondere plekken. Ik denk aan de middagdutjes in het gras als het weer en de tijd dat toelaten. En ik denk aan de basale vragen die naarmate de wandeldag vordert in belang toenemen: Waar zullen we vanavond lekker gaan eten? Wat biedt de tap? En niet onbelangrijk: Zou het mogelijk zijn vanavond na de maaltijd te genieten van een goede sigaar? Natuur is, zo beschouwd, meer dan de dieren, de bloemen en de planten die ons omringen. Natuur gaat over de samenhang tussen mens, plant en dier. Een samenhang die vraagt om respect, rechtvaardigheid en om zorg, willen we de aarde ook voor komende generaties goed - en liever beter - achterlaten. Het kunnen delen van juist die waarden, wandelend met Mick tussen alles wat groeit en bloeit, is wat van de natuur een beleving maakt.
37 MICK
Foto’s: David Dijkhoff
VAKMANSCHAP 44 MICK
45 MICK
Staalmeesters van de Jordaan Het begon allemaal rond 1915 met de Jordanese broers Wim en Joop Bustraan. Twee tieners die zich een slag in de rondte werkten als bankwerker en pijpfitter bij de Westergasfabriek. In het weekend waren ze vrij en deden ze hun best als amateurwielrenners. Maar de fietsen waarop ze noodgedwongen reden, dat was niet wat. Het kon beter, vonden Wim en Joop. En dus zetten ze op hun zolderkamer zelf fietsen in elkaar. De geometrie van het stalen frame werd zó ontwikkeld, dat er een – zoals dat heet – goede ‘loop’ in de fiets ontstond, strak en wendbaar. Hun rennersvrienden zagen de voordelen en waren er al gauw dolenthousiast over. Zij wilden ook 46 MICK
zo’n fiets. Dus toen er in de Eerste Boomdwarsstraat, hartje van de Amsterdamse Jordaan, een werkplaatsje vrij kwam, besloten de Gebroeders Bustraan het erop te wagen: ze begonnen een eigen bedrijfje. Op 21 maart 1921 vond de opening plaats van Gebr. Bustraan RIH – SPORT – Rijwielen. RIH, de Arabische hengst uit de boeken van Karl May, sneller dan de wind en on-overwinnelijk, werd het merk van hun fietsen. Het waren schrale tijden. De middenklasse werkte lange dagen en had nauwelijks genoeg geld om van rond te komen. Toch werd de vraag naar RIH fietsen steeds groter. De werkplaats was al gauw te
klein. Gebr. Bustraan RIH–SPORT–Rijwielen verhuisde in 1928 naar een iets grotere locatie in de buurt: Westerstraat nummer 150. Daar bouwden de broers steeds betere fietsen en gaven zij het stokje door aan een van de zonen: Willem Bustraan Jr. In 1948 kwam Wim van der Kaaij als 11-jarig jongetje voor het eerst in de werkplaats waar inmiddels Willem Bustraan Jr. het voor het zeggen had. Hij was samen met een vriend die nieuw stuurlint voor zijn fiets nodig had. “Ik was meteen verkocht voor het fietsenmakersvak en vanaf dat moment niet meer weg te slaan uit de
winkel. Willem Bustraan vond dat ik eerst maar eens naar de ambachtsschool moest om een vak te leren. Maar ik volhardde en mocht na verloop van tijd een beetje helpen met het sleutelen, totdat ik in 1955 in loondienst kwam. In 1973 heb ik de zaak overgenomen en me toegelegd op exclusieve, handgemaakte racefietsen (zelf gesoldeerd, geverfd en ge-monteerd). Het is elke keer een weelde om iets moois te maken van staal. Het is mijn leven. Ik kan ontzettend genieten van de details, van een elegante fiets.”
47 MICK