HET SCHEEPVAARTHUIS EN DE BEURS, EEN VERGELIJKENDE STUDIE IN DE MODERNE AMSTERDAMSCHE BOUWKUNST
O O O DOOR R A. BOEKEN. 0 O O Hoe groot was voor een jaar of drie, Welk een tegenstelling, deze beide gevier, — ik herinner het mij nog duidelijk — bouwen ! de belangstelling, de nieuwsgierigheid van Ziet in het Scheepvaarthuis is alles beweieder, wien de moderne bouwkunst dierbaar ging, de rijzing der pijlers, de brokkelingen was, toen in de warreling van steigerhout van de silhouetten, het binnenwaarts opschieop den hoek der Prins Hendrikkade en den ten der raamkozijnen, de groote terra cotta Binnenkant, de rijpbruine baksteen in on- motieven, die van den hocktoren nederwaarts, gekende vormen en groepeeringen om de klateren en de kleine, die in snelle trillingen betonnen kern al hooger steeg, toen boven de opklimmen, alles is beweging, die als geheel strakke pijlcrlijncn het allergrilligst silhouet den grooten, van inwendige krachten gespanvan het gele tegeldak tn de looden borstwering- nen, den geniaal-nerveusen indruk maakt, bekleeding zich tcekende en de hoekt oren met zooals geen andere architectuur vermag. den kantigen ommegang en zijn verscheidenDaar tegenover de Beurs, waarin de rust heid van ornamenten groeide tot het beheer- van den steen heerscht, waar de groepeering schend hoofdmoment van de oude buurt (n der simpele massa's door de aller-ecnvoudigtevens van de geheele nieuwe architectuur. ste, aller-klaarste vlakken besloten de diepe Thans staat het Scheepvaarthuis reeds emotie wekt van grootschhcid en van schooncenigen tijd voltooid, langzamerhand ver- heid. En schoon de groote contouren der rijkt met de laatste versieringen — het massa's, het zwaar oprijzen van den vierijzeren hek, de nisfiguur boven den middui- kanten hoektoren boven de vlakke zuiver ingang, de uitstalkasten onder den toren. zich tcekenende daken, getuigen van machMijn dagelijksche gang voorde mij honderden tig bewegen, ligt in dit bewegen wederom koeren langs het gebouw en telkenmale een vastberadenheid, een groote rust, die werd ik aangetrokken en in beslag genomen ook de schoonheid is van de mooiste oude door de sterk suggcreerende architect uur,dooi- bouwwerken. Ook in het Noorderlijk deel de onstuimigheid van de omhoogstijgende van de Beurs, waar de monumentaliteit pijlers, door de scherp tcekenende versie- heeft plaats gemaakt voor losser groepeeringen in baksteen-ornament en beeldhouw- ringen en een vrijer, meer in de toevallige werk of grillig smeedwerk. En nu mijn oog werkelijkheid van dienst en gebruik gegrond niet meer schrikt van de vreemdheid, nu karakter, is de bewogenheid der architectuur mijn geest zich uit de overrompeling der toch een gansch andere dan die in het ongekende emoties heeft losgewerkt, wil ik Scheepvaarthuis. Hier in de Beurs een getrachten dit onverwachte phenoneem in de zonde levendigheid, natuurlijke beweging bouwkunst, de nieuwe zoozeer oorspronke- van zelfbewuste simpele eenheden; ginds lijke kunst van den architect Van der Meij, een trillende gereptheid. te vergelijken met het andere grootsche, Het Scheepvaarthuis is een werk van den nu reeds een twintig jaar oude monument fel- en nerveus-willenden, naar impressie der moderne Amsterdamsche architectuur, jagenden bouwkunsttnaar, de Beurs een de Beurs van Bcrlage, om zoodoende te werk van den wijsgeerigen, diep-in voor het geraken tot een waardebepaling van de schoone heel gevoeligen bouwmeester, die nieuwe en van de oude kunst. de rust der inwendige bewegingen uitspreekt
HET
SCHF.EI'VAARTIiriS
( A R C H . I. M. VAN
PER
MKI1.)
HET SCHEEPVAARTHUIS EN DE BEURS. in de klare schoonheid zijner scheppingen. Zijn beide architecten moderne architecten? Zeer zeker! Beiden zijn modern, alleen modern in zoo ganschelijk verschillende tijden, modern in elkaar haast tegengestelde kunsttijdperken. Niet over de menschen echter, niet over de tijden, moet ik schrijven, doch over de werken.
21
sterk-expressiefs te maken: op de samenkomst der schuin naar elkaar loopende gevelvlakken den hoektoren te ontwerpen, die gesteund door de sterker klimmende perspectieven der dakvormen machtiger en grootscher uitkomt dan op een rechthoekigen bouw ooit mogelijk zou zijn geweest. Dat de architect in verband met de overeenkomst tusschen de toeloopcndheid van het terrein en de boeg van een schip, het gehcele geWelaan, dan eerst over den grooten vorm! bouw heeft willen denken als een naderend Het is opmerkelijk, dat beide bouwmees- vaartuig, welke gedachte den bouwmeester ters hunne terreinen zuiver langs de rooi- er toe bracht den hoek der gevels te delijnen vol hebben gebouwd. Berlage deed tailleeren als een rijk versierden voorsteven — dit zeker zoowel uit economisch als artistiek inderdaad een allerliefste symboliek voor beginsel. In de strakke begrenzing der een gebouw voor de directiën van groote Damrakzijde, den veel veroordeelden platten scheepvaart-maatschappijen — is een opgevel, zocht hij wellicht naar dezelfde zuivere vatting, die alleen in zooverre als ernst is op en rustige schoonheid, die ook de vlakke te nemen, dat, gelijk er van den hoogen voorgevel van de prachtige thans verwoeste voorsteven van een oud zeilschip een Lakenhal te IJpercn had, terwijl in de sterke suggestieve kracht uitgaat, deze ook bebouwing der gebogen Beursstraat na- moet uitstralen uit de hoekoplossing, uit tuurlijk-toevallige oplossingen zorgden voor het hoofdmoment van een voornaam, zich het verbreken van al te groote regelmaat. toonen willend bouwwerk; maar voor de Bij den bouw der Beurs was de toepassing rest, dus zoodra de vergelijking ook maar van het beginsel der strakke begrenzing eenigszins concreter wordt, in onarchitectoeen heele waag, een daad tegen alle gebruike- nische dwaasheid overgaat. lijke opvattingen, omdat het gebouw geheel Berlage, die in plattegrond al zijn ruimvrij aan een ruime straat en aan een plein ten strak aaneen sloot, deed deze spreken kwam te liggen, terwijl juist de groote in hunne afzonderlijke silhouetten, waarBeurszalen uitgangscentra konden zijn voor door de bekende, grootsch bewogen en toch een duidelijk gemarkeerde groepeering der rustige contour ontstond. De architect van nevenruimten, welke in een geteekende het Scheepvaarthuis dekte zijn geheele voetlijn haar aanzet zou hebben. Bij het bouwwerk met een groot dak, een plat dak Scheepvaart huis lag het volbouwen van het met hooge borstwering en een overgang in terrein voor de hand, omdat het bouwwerk den vorm van de schuine tegelvlakken met aan de eene zijde verbonden moest worden naar achteren wijkende dakkapellen; op den met de bestaande huizen en de groote vorm hoek de torenpartij, die niet als de toren moest aansluiten in het groote beloop der van de Beurs een groote beweging veroorbreede gracht, de Kromme Waal. Boven- zaakt, maar meer een hoe>gtepunt vormt dien was het terrein verre van regelmatig. in de algcmeenc bewogenheid van de in Doch terwijl deze onregelmatigheid, èn om vele vlakken voor- en terugspringende borstde moeilijkheden, die de plan-indeeling geeft wering, die met haar grilligheid en afwisèn om die, welke de dakoplossingen ople- selenden en onverwachten omtrek de sterke veren, door de meeste architecten ten zeerste rijzing der pijlers op de juiste, in de overgevreesd wordt, vond Van der Mey in den spannen architectuur volkomen passende scheeven vorm juist de aanleiding om iets wijze afsluit.
22
HET SCHEEPYAARTHUIS EX DE BEURS.
lengte en breedte, geeft aan het geheel een sterkte van materiaal-karakter 't welk dat van de Beurs verre overtreft. Is dit vreemd?" Zocht Van der Meij niet in alle deelen naar heftiger indrukken dan men gewoon was. Uit het tintelend stecnoppervlak, dat door de uitmetselingen en door de tallooze geboetseerde in kleur aanpassende ornamenten en figuren reeds sterk verlevendigd is, heeft de architect nog meer willen halen door in groote partijen,;.in de kolosaal hooge strekken boven de vensters, in den grooten topgevel en boven de ingangen, het normale steenverband te verbreken en de scherp teekenende voegen in tegenstellende richtingen te trekken, een werkwijze, waardoor het uiterste van karakter-exHOKKl'ARTIJ VAN DE AMSTKRDAMSC'HK 11KUR: pressie van het materiaal bereikt is, maar tevens de baksteen haar Tn liet materiaal en in zijn toepassing karakter verloren heeft. ligt beider gebouwen overeenkomsten tevens
'"ill mi i i I-IA
haar grootsehe tegenstelling. Berlage bouwde zijn Beurs van baksteen, waarin hij èn door de kleine schaal der steenen in de groote \-lakken en volumen, èn door de schakeeringen der even verloopende kleuren het beste zijn gedachteschepping tot sterk sprekende werkelijkheid kon maken. Ook Van der Meij vond deze verwerkelijking het best in baksteen, maar zocht de effecten op te drijven door speciale steen aan de Opijncnsche steenfabriek voor zijn gebouw te laten bakken. De kleur, de afwisseling van grijs en bruin, van licht en donker, waarin de diepe breede voeg tegelijk rust en levendigheid geeft, liet mooie ruwe handvormoppervlak, en bovendien de gestrekte verhouding van
Dit verschijnsel brengt mij tot de tegenstelling, die ik reeds de grootste tusschen Beurs en Scheepvaarthuis noemde. Berlage' bouwde met de baksteen zijn schepping en elk onderdeel van het gebouwde heeft in zich de herinnering van het bouwen, zonder ook maar ergens dit te overdrijven of sterker te doen spreken dan de eeuwenoude metseltradities, of juister de tradities van den gezonden ouden tijd, aangaven. Daarentegen werkte Van der Meij gansch anders. Terwijl hij veel meer, door sterker verscheidenheid van steen en steenkleur, door zwaarder en dieper voegen, het samenstellen, de wording van het muurvlak uitdrukte, heeft hij zich om den werkelijken inwendigen bouw in het geheel niet bekommerd. Het
HET SCHEEPVAAI'THnS EX DE IiEURS. Scheep vaarthuis bestaat namelijk uit een reusachtig geraamte van gewapend beton, een samenstel van pijlers, vloeren en daken en de geheele baksteen architectuur is bekleeding der pijlers en opvulling der open vakken. Ziet, Berlage bouwde baksteenen muren, die beschutten en dragen en de ruimte afsluiten en vormen, muren, welker werkelijkheid de architectonische emotie wekken moest. Van der Meij construeerde een dragend bouwgeraamte in beton, waarvan hij slechts den schematischen bouw toonde in het rythme der gevelpijlers, maar dat hij overigens in den thans decoraticven baksteen verborg. Terwijl in de Beurs het baksteenen vlak orgaan van de architectuur is, is in het Scheepvaart huis het vlak opvulling van de tusschen de pijlers open blijvende onorganische deelen, welke opvulling zoodanig gedetailleerd is, dat de beschouwer een fijneren opbouw meent voor zich te hebben, die echter niet meer is dan e.-n uiting van speelsche fantasie. Opvallend zijn hierin de geweldig zware strekken, die schijnbaar bouworganen zijn, doch door hun groote hoogte, die nergens verband mee houdt en hun aanzet, te kennen geven, meer te zijn willen dan constructies, dat wil zeggen, decoratieve onderdeden, die geen constructie meer zijn. Xu het vlak in de architectuur zijn diepere schoonheid verloren heeft en als het ware opgelost is, de baksteen van de pijlers door hun massa noch door hun grooten vorm als waarachtige stof iets beteekent,
VOORMALIGE EFFECTENBEURS AAN HEN NOÜKDC.KVEI. HER AMSTERDAMSCIIE BEURS.
UU het materiaal niet meer bouwmateriaal is doch slechts beklceding, en grondstof voor het uit vieren van 's bouwmeesters luxefantasie, ligt het voor de lnmd, dat de zinnelijke schoonheid van den steen tot het uiterste is opgedreven, door kleur en lichtwerking, door grillige tegenstellingen der lintvoegrichtingcn, door duizenderlei vermetseling en ornament zoozeer is opgedreven, dat de baksteen eigenlijk geen baksteen meer is. En gelijk de strekken in hun extreme vormen geen waarlijke strekken meer zijn, zoo is ook de architectonische beteekenis der voegen, de natuurlijke herinnering aan den
HET SCHEEPVAARTHUTS EN DE BEURS. bouw, te loor gegaan, waarvoor het geheel decoratieve, 't oppervlak verrijkend, lijnenrythme in de plaats gekomen is. Men heeft deze werkwijze wel gelaakt, veroordeeld als onwaar, doch waartoe haar te veroordcclen om deze onwaarheid? Schoonheid is niet identiek met waarheid. Wanneer de kunstenaar sterker schoonheidsaandocningen weet te wekken door in den zinnelijken schijn zijn minder belemmerde en rijkere verbeeldingskracht uit te vieren, dan door den ernst der waarheid, welaan, waarom hem dit dan verweten? Het gaat om de schoonheid van de architectuur en nergens anders om. Eigenaardig is daarom de verdediging van den architect zelven, die zijn bouwwerk waar noemde, omdat hij nergens de onwaarheid in een schijn-waarheid heeft willen omvormen. Dit is natuurlijk zeer juist, maar wijst deze verdediging er niet op, dat de durvende fantast de wijsgeerige schoon heids-beginselen van zijn antipode toch niet durfde te loochenen.
natuursteen, waarop ik uitvoerig terug kom. De steenvolumen en contouren.de vlakken, waarin de kleine diep-in verscholen vensteropeningen leven brengen, moeten de schoonheid openbaren. Diep beschaduwd zijn de poorten, waar, tusschen de massieve steenen tegenkanten, de donkere teakhouten deuren liggen. Nergens is het houtwerk van kozijnen, ramen en deuren een factor in de architectuur, ondanks de frissche kleurtjes, waarmee de smalle stijltjes en dorpels met een zekere naïviteit geverfd zijn. De ijzeren ankers — hel blauw geverfd — spreken even in het muurvlak doch hebben geen pretentie. Ook de roode pannen, hoewel deze voor 't algemeen aspect van het bouwwerk wel degelijk van belang zijn, brengen toch geen wijziging in het uitsluitend steenkarakter van de Beurs. In deze eenheid van materiaal, in deze eenvoudige steenen architectuur heeft Berlage weer de groote rust gevonden, die ook de beste oude bouwwerken kenmerkt.
Gansch anders was de opvatting van den Voor Berlage was de baksteen het schoone architect Van der Meij. bouwmateriaal, voor Van der Meij de schoone In de kleur zocht hij de aansluiting der stof, kleur en oppervlak. Deze verschillende verschillende materialen. Het glanzende opvattingen voerden de architectuur van bruin van de teakhouten kozijnen en ramen beide bouwwerken nog verder van elkander. is een verdiepte nuanccering van de algeDe bouwmeester van de Beurs maakte een meenc steenkleur. Het houtwerk is door duidelijk onderscheid tusschen zijn materia- deze kleur-ovcrcenkomst één met den steen alcn. Elke stof kreeg zijn afzonderlijke kleur, gebleven, hoewel èn de diepere kleur en wel harmonisch met de omgeving, maar het gladde oppervlak met de passende steeds voldoende contrastecrend om on- dctailleering aangeeft, dat het hout in de dubbelzinnig aan te geven, dat het eene eenheid iets anders is dan de steen, en voor onderdeel van hout, 't andere van ijzer, 't een goede overgang van den ruwen steen derde van natuursteen was gemaakt. Ge- tot het glas oppervlak zorgt. In deze eenheel in deze lijn was dan ook Berlage's heid komt het houtwerk zoo veel vrijer oorspronkelijke bedoeling, de daken te be- tusschen den baksteen naar voren. Hier geen leggen met gele pannen.wclke bedoeling, zeker smalle stijltjes, die in diepe nissen nauwelijks niet tot schade van Amsterdams grootste te onderscheiden zijn, maar breedc groot moderne bouwwerk en Amsterdams voor- gedetailleerde kozijnen en ramen, die, benaamste straat, niet verwerkelijkt is. Om de halve in de onderste rij, gelijk met het vooreenheid in deze vele materialen te bewaren vlak van den geve'1 staan, en door de breedte: moest één van hen het beheerschende, het der stijlen en dorpels en ook door de eigenhoofdmateriaal zijn. Dit werd de baksteen, aardige bewerking van den middenstijl, hier en daar beseheiden aangevuld door waardoor het geheel naar achteren lijkt te
DE BEURS TE AMSTERDAM,
(ARCH.
H. P. BERLAGE N/.N.).
HET SCHEEPVAARTHUIS EN DE BEURS. hellen, meedoen in het grootc lijnenspel der architectuur. Terwijl Berlage zijn raamopeningen klein moest houden, of door steenen tusschen-stijlen moest verdeelen •om het baksteen karakter te bewaren, kon Van der Mc ij zijn kozijnen grooter ontwerpen, was hij niet alleen vrijer in het bepalen zijner vormen, doch kon ook gemakkelijker aan de eischen van lichttoevoer voldoen. Zoo viel het den laatste lichter modern te zijn, in den zin van hygiënisch en voor 't practisch leven bruikbaar, dan den zich aan de materialen bindenden eerste. Een tweede variatie van de algemeene kleur geeft het dakvlak. De gele sterk in kleur uitéénloopende leien, waarmee het . betonnen onderdak is bemetscld, zijn een heftiger levende vorm van den baksteen. De brandende kleur van dakvlakken en torens beëindigt plotseling de stijging der groote lijnen van de architectuur. Zeer juist heeft de architect van der Mc ij als afsluiting van het geheele complex, de looden borstwering aangebracht. Het neutrale karakter van het lood zorgt dat het gebouw klaar tegen den hemel uitkomt, terwijl anderzijds de afteekening van het gebouw in dezen doordien zij geheel rustig is van kleur, des te meer warrelend bewogen, des te schichtiger omhoog steigerend vermag te wezen. Van het veelvuldig toegepaste terra-cotta gaat één van de bijzonderste bekoringen van het Scheepvaart huis uit. Het is eigenlijk verkeerd in dezen onderscheid te maken tusschen terra-cotta en baksteen, want deze beide zijn slechts éénzelfde materiaal. Bovendien is de baksteen zoo vrij behandeld en zijn de steenen zelf zoozeer bijzonder van vorm, dat van gewonen baksteen, zooals men dien gemeenlijk opvat, geen sprake is, terwijl de terra-cotta steeds in streng ' architectonisch verband is toegepast, zoodat deze wel ver staat van hetgeen vroeger onder terra-cotta verstaan werd: decoratieve paneelvullingen en fries versieringen. Inderdaad, men kan niet zeggen waar de baksteen eindigt en het terra-cotta begint.
27
De decoratieve onderdeden groeien uit de architectonische, soms wel op zeer onverwachte wijze, en zijn en blijven één met de omgeving. Welk een rijkdom heeft de architect Van der Meij hiermede verkregen! Hoe kon hij, nu hij beschikte over zulk een plooibare bouwstof, nu hij geen door kleur en aard tegenstellend en daardoor bij rijkere toepassing rammelend materiaal behoefde te bezigen, hoe kon hij zijn alles sierende fantasie uitvieren, een stuk architectuur scheppen, dat tintelde van zijn onvermoeibare decoratieve en sculpturale lusten! Zoo oud als de bouwkunst zelve, is ook het terra-cotta en de baksteen, doch in de nieuwe vormen en verhoudingen van het Scheepvaarthuis is de toepassing een nieuwe overwinning van den menschelijken geest op het materiaal. In de verwerking ligt de moderne gedachte van vermenigvuldiging, van het gebruik van vele malen in den zelfden vorm geknede, als 't ware machinaal voortgebrachte onderdeden. Voor het architecturale ornament is deze wijze van voortbrengen in dezen tijd de juiste, maar dit geldt niet voor al de andere versieringen. Bij de eerste maal aanschouwen valt bij voorbeeld pijnlijk de gedurige herhaling van de twee mansfiguurtjes in de pijlers op: het mannetje met den grooten hoed en het mannetje met de pelsmuts. Hier is de machinale vermenigvuldiging een fout, want de geest wil op de plaatsen waar door de voorstelling de aandacht getrokken wordt, ook in die voorstelling telkens iets vinden, dat die aandacht waard is. Dit is niet het geval bij een tien of twintigvoudige herhaling van hetzelfde. De figuurtjes op zich zelve zijn buitengewoon aardig, hoewel de toepassing op de eigenlijk geheel willekeurige hoogte, waar plotseling, even ongemotiveerd, de vlakke pijler overgaat in één met een flauw gebroken voorvlak, niet gelukkig is; bovendien is de geheel onbewerkte dekplaat daarboven, die op een kinderachtige manier ondersteund wordt door een krullerig stukje smeedwerk, op zijn minst genomen zonderling.
HET SCHEEPVAARTHUIS EN DE BEURS. Toch, ondanks dit alles, tooncn deze stukken terra-cotta, hoe mooi de sculptuur op deze wijze uitkomt in het boiuvkunstige verband, m welke verregaande afwijkingen de ontwerper zich hierin kan veroorloven zonder de bekoring zijner werken te loor te doen gaan. Het is wel teekenend voor den geest van den ontwerper van het Schecpvaarthuis, niettegenstaande hij in zijn prachtigen bakstecn-terra-cotta een materiaal had waarin hij alles vermocht te doen: zijn pijlers metselen, zijn vullingen, zijn kleine ornamentjes, zijn figurale sculptuur en ook de reusachtige zeeslangenversicringen aan den toren, dat hij toch den natuursteen, het mooie groengrijze porlier, noodig achtte om nog meer in zijne kunst te bereiken. Om des te duidelijker de eigenaardigheid van de toepassing van het porfier aan te toonen, zal ik eerst onderzoeken hoe Berlage zijn natuursteen verwerkte aan zijn Beurs. Graniet of zandsteen heeft deze bouwmeester alleen daar gebruikt, waar of de beziging van natuursteen om constructieve redenen noodzakelijk was, de lateien, de stoepen en trappen, de plint — waar of de vorm der bouwdeclen een oplossing in baksteen onmogelijk maakte, minder karakterstiek of minde: vriendelijk zou doen zijn, zooals de zuiltjes, de kapiteelen, aanzet- en sluitsteenen ui balustraden aan de stoepen of, tenslotte, zooals aan den vlakken topgevel aan de Beurspkinzijde en in de figurale en decoratieve sculpturen, wanneer door de tegenstelling van materiaal een zeer speciaal accent op het bouwdeel moest gelegd worden. Juist in dit laatste geval, waar het een artistiek effect gold, streefde Berlage er bijzonder naar, den natuursteen door zijn hoofdvorm toch vooral wist te houden in de groote begrenzingen van het gebouw. Ziet bijvoorbeeld de Gijsbrecht van Amstel figuur en die van Jan Pieterszoon Coen, ziet de zeeleeuwen of walrussen aan den toren; hoe passen deze met hunne contouren in de architectuur! En ,:iet ook de groote
reliefs van Zijl boven de ingangen der Koopmansbeurs en der Schippcrsbeurs, door hunne maten, verhoudingen, en verdeeling vast zitten in het lijnenstelsel der omringende bouwdeelen. Door de constructieve beteekenis van den natuursteen eenerzijds en de zuivere lijnen-vastheid en eenheid van vorm anderzijds komt het tegenstellende materiaal des te beter in de baksteen-omgeving uit, en verrijkt de architectuur met een nieuw en sprekend element. Geheel hier tegenover staat de toepassing van het porfier aan het Scheepvaarthuis. Hoe allervreemdst en grilligst schieten de omtrekken van de porfierstukken bij den ingang en onder de uitgebouwde gedeelten daar nevens door den donkeren baksteen. Zwaar en grof teekenen zich de overkragende brokken met de vier oceaan-figuren zich af; hieraan verbonden door de plint en de dekstukkn boven de kleine sousterreinraampjes stijgen plotseling, door de regelmatige voorsprongen, als het ware steigerend, de hooge slanke consoles op, waarboven onverwacht het porfier weer eindigt in de dunne voetplaat. Welk een contrast; het bonkig rustige van de eerste en het skelcttige van de laatste dcelen! Hex- geheel zonder verband met den baksteen staan de groote hoekstukken met hunne telkens verspringende vlakken en de, wel in den groot en vorm gehouden maar toch eigenlijk geheel losse vrouwe-figuren. Voor de zwaarte dezer onderdeden zijn de eenvoudige rechthoekige pijlers, die overigens geheel in overeenstemming zijn met den gevel in het algemeen, mager en nietig, en de fijne terra-cotta plastiek, waarin de overkragingen dezer pijlers uitgevoerd zijn, tooncn he>e zeer de aard eler porfierstukken en de schaal deibeeldhouwwerken en versieringen vreemd in de architectuur is. En hoeveel ruimer en rustiger zou de aeiitkante open hal met zijn fijn gevormd en sierlijk gemetseld plafond zijn, indien deze geweldige grove porfierbrokken den bezoeker niet dreigden dooel te drukken.
IIOOI-'DINüANC VAN I1KT SCHEEI'VAARTIIUIS.