HET PREVENTIEBELEID IN DE ONDERNEMINGEN
1
INLEIDING. De werkgever moet de nodige maatregelen treffen ter bevordering van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Deze maatregelen worden uitgewerkt op een geïntegreerd wijze, zodat rekening wordt gehouden met onder andere de techniek, de arbeidsorganisatie, de arbeidsomstandigheden, de sociale betrekkingen en de omgevingsfactoren op het werk. Deze geïntegreerde benadering waarbij de verschillende stappen van het preventiebeleid worden uitgewerkt, geprogrammeerd, uitgevoerd en geëvalueerd wordt het dynamisch risicobeheersingssysteem genoemd. In het kader van deze cursus is het belangrijk te weten dat de werkgever aan preventie doet (en dus preventiemaatregelen zal vaststellen) op basis van een risicoanalyse.
HOOFDSTUK I RISICOANALYSE 1. Definitie De risicoanalyse bestaat in een systematische en permanente identificatie van de aanwezige gevaren en van de risicofactoren die er een invloed op uitoefenen en het vaststellen en evalueren van het risico met het oog op het vaststellen van preventiemaatregelen. Ze heeft betrekking op concrete arbeidsprocessen en arbeidssituaties in een bepaald bedrijf, in een bepaalde instelling of op een bepaalde werf. Deze definitie van de risicoanalyse is dus zeer ruim opgevat en gaat verder dan de toepassing van methodes voor risicoanalyse.
2. Uitvoering van een risicoanalyse. Het uitvoeren van een risicoanalyse omvat de volgende stappen : a) Het identificeren van gevaren voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Het begrip gevaar slaat op de intrinsieke eigenschap of capaciteit van een voorwerp, stof, proces of situatie die tot nadelige gevolgen kan leiden of de veiligheid of de gezondheid van de werknemer kan bedreigen.
Gevaarlijke eigenschappen moeten gezocht worden in:
2
• gebouwen (materialen en constructie); • ruimtes (beschikbare ruimtes met hun inrichting: licht, lucht, ventilatie...); • horizontaal en verticaal transport (meestal een afzonderlijk proces); • processen (gebruik van agentia, machines en het uitgevoerde werk). Wanneer de risicoanalyse uitgevoerd wordt op basis van de aanwezigheid van een gevaar, spreekt men van een deductieve risicoanalyse.
b) Het vaststellen en nader bepalen van de risico’s voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
In deze fase wordt onderzocht onder welke omstandigheden de kans dat er zich negatieve gevolgen zullen voordoen reëel wordt. Onder negatieve gevolgen wordt in hoofdzaak schade verstaan. Onder schade verstaat men elke belemmering van het fysiek en psychisch goed functioneren van een menselijk individu, in casu de werknemer.
Ze wordt uitgedrukt in termen van : • ernst (fysiopathologie, complicaties, arbeidsongeschiktheid, overlijden); • frequentie (hoe dikwijls, in welke sectoren, welke groepen). Onderzoek van schade gebeurt door o.a. epidemiologen. Uit statistieken van ongevallen en ziekten proberen deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze oorzaken en associaties van oorzaken die aan de basis liggen van schade te onderzoeken. Het is mogelijk schadeprofielen op te maken per sector. Een voorbeeld hiervan is de gezondheidssector:
3 Ongevallen • • • • • • •
prikongevallen letsels door vallen letsels door stoten discushernia letsels door explosie letsels door verbranding letsels ten gevolge van bestraling
Beroepziekten
Arbeidshinder
• dermatitis (allergisch en orthoergisch) • hepatitis B • tuberculose • andere infectieziekten • kanker
• • • •
overmatige stress burn out ruglast problemen van onderste ledematen (pijnlijke voeten, oedeem, spataders) • hogere frequentie miskraam • lager geboortegewicht • hinder door beeldschermwerk
Er dient benadrukt te worden dat het begrip schade in het kader van de preventie zeer ruim wordt geïnterpreteerd : het omvat alle schadegevallen, ongeacht of ze vergoed worden. Dit wil zeggen dat
naast
de
klassieke
arbeidsongevallen
en
beroepsziekten,
ook
arbeidshinder
en
beroepsgebonden aandoeningen het voorwerp zijn van preventie. Dit brengt ons bij het begrip risico. Een risico is in feite niets anders dan de kans op schade aan de gezondheid. Wanneer een risicoanalyse uitgevoerd wordt op basis van de vastgestelde aanwezigheid van schade, spreekt men van een inductieve risicoanalyse. In dat geval wordt op basis van de tevoren vastgestelde schade de grondoorzaak onderzocht.
c) Evaluatie van de risico’s voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
Bij de evaluatie van de risico’s onderzoekt men of er een kans bestaat dat de negatieve gevolgen zich zullen voordoen en wat de draagwijdte van die gevolgen kan zijn. In dit kader zal men de risicofactoren identificeren. Dit begrip wordt omschreven als elke factor die het gevaar kan beïnvloeden en die daardoor het risico mee bepaalt.
De risicofactoren kunnen onderverdeeld worden in collectieve en individuele risicofactoren.
4
De collectieve risicofactoren zijn factoren die voorkomen op het niveau van de arbeidsprocessen en de organisatie van het werk in zijn geheel, en op het niveau van een groep van werkposten. Onder deze risicofactoren vinden we factoren die eigen zijn aan het gevaar zelf. Men spreekt in dit verband van de blootstelling aan een gevaar (chemisch-fysisch-biologisch).
Onder het begrip blootstelling verstaat men de mate waarin de werknemers in contact kunnen komen met een gevaar. Het kan gaan over de aanwezigheid van een agens in de lucht of in een vloeistof waarin men de handen dompelt, maar ook over deelname aan een arbeidsproces of over het zich bevinden in een bepaalde situatie.
De blootstelling wordt bepaald aan de hand van de intensiteit, de frequentie en de duur. Blootstelling kan gemeten worden en uitgedrukt worden in een cijfer: concentratie in omgevingslucht - belasting tijdens 8 opeenvolgende werkuren, geluidslast op een werkdag van 8 uren - dBA.
Blootstellingsonderzoek kan gestandardiseerd gebeuren, en een aantal normen
terzake werden gepubliceerd. De resultaten van de metingen van chemische stoffen kunnen vergeleken worden met limietwaarden. Deze vergelijking is geen risicoanalyse, maar is wel een element van het preventiebeleid. Ze wordt gebruikt om te beoordelen welke preventiemaatregelen kunnen getroffen worden
Blootstelling is op zich een risicofactor die we kunnen laten variëren naar een optimum, om de kans op schade zo klein mogelijk te maken. De variatie naar het optimum wordt op zich bepaald door een aantal elementen die rechtsreeks in verbinding staan met het gevaar. We moeten ze kennen en ze optimaliseren.
In de praktijk wisselen de arbeidsomstandigheden echter op een continue wijze en de werknemer
5
zelf kan een aantal handelingen uitvoeren waardoor de effectieve opname van een gevaarlijk product hoger is dan men zou verwachten aan de hand van de blootstellingswaarden. Het gedrag van individuele werknemers is immers niet te voorspellen.
Het risico op schade aan de
gezondheid kan bijvoorbeeld zeer sterk stijgen tijdens een activiteit die niet voorzien is in het normale arbeidsproces.
Risicoanalyse moet deze mogelijkheid voorzien en moet de nodige
informatie- en vormingsmaatregelen afdwingen.
Daarnaast vinden we factoren die omgevingsvoorwaarden creëren, zoals de arbeidsorganisatie (arbeidsinhoud, flexibiliteit), het arbeidsmilieu (arbeidsomstandigheden) en de psychosociale factoren (arbeidsrelaties). De individuele risicofactoren zijn factoren die eigen zijn aan het individu. Ze omvatten onder meer de genetisch-hereditair bepaalde factoren, de gedragsbepaalde factoren, de factoren bepaald door de fysiologische toestand (inspaning, zwangerschap, ziekte...), de opleiding en de ervaring. Deze risicofactoren kunnen worden gewijzigd door een ingrijpen van buitenaf. d) Wisselwerking tussen de wezenlijke aspecten van de risicoanalyse Op basis van de definities van gevaar en risico kan volgend conceptmodel voorgesteld worden, dat op een klare wijze het onderscheid tussen risico en schade verduidelijkt:
Wetenschappen
GEVAAR Collectief
RISICOFACTOREN
Individueel
Epidemiologie
RISICO
6
Uitgewerkt geeft dit:
VASTSTELLEN
GEVAAR
= aanwezigheid van intrinsieke schadeverwekkende eigenschap Collectieve (intensiteit, duur, frequentie)
RISICOFACTOREN = elk element dat geassocieerd is met de realisatie van een gevaar
Individuele EVALUEREN = kans op schade RISICO DEFINIEREN
Laten we asbest als voorbeeld nemen om dit schema concreter te maken:
7
Gevaar: Asbestvezel heeft de intrinsieke eigenschap afweercellen van longen te beschadigen (kankerverwekkend) Risicofactoren: Verbonden aan het gebruik of de manipulatie van asbest of producten die asbest bevatten en waarbij asbestvezels vrijkomen. Collectief: Blootstelling in functie van de toestand van het asbest, de aard van het werk, de duur, frequentie, Beoordeling in functie van de arbeidsomstandigheden : afzuiging, zone, klimaat Individueel: kennis, roken, bescherming Risico’s: Kans op: • Asbestose • Longkanker • Mesothelioom Pas nadat men alle factoren die een invloed hebben op het risico heeft geïdentificeerd en de variabiliteit en effecten ervan op het risico heeft onderzocht, zal men een hiërarchie in de risico’s kunnen vastleggen. Het vaststellen van een bepaald cijfer dat de kans weergeeft op schade (=risk ranking) is de laatste fase van de risico-evaluatie. Zij laat toe prioriteiten te stellen bij het vaststellen van de preventiemaatregelen.
Toch moet er voorzichtig omgesprongen worden met het becijferen van risico’s. Risico’s zijn niet stabiel. In het concept gevaar-risico-risicofactoren is er geen tijdsdimensie aanwezig en zijn de problemen onderling verbonden. Dit wil zeggen dat als er iets verandert aan de risicofactoren, het risico onmiddellijk en tegelijkertijd wijzigt. Risico’s kunnen zeer snel en aanhoudend wisselen. De risicofactoren veranderen immers voortdurend, waardoor het risico schommelt. Preventie van schade bestaat er dus in de factoren van elke schadevorm te identificeren en te laten variëren zodat het risico steeds de 0 benadert. Uitgezet in de tijd kan het risico veranderen naargelang de wijze waarop het individu omgaat met gevaarlijke situaties. Risico’s berekenen in absolute termen heeft weinig zin, en is zeker niet de ultieme bedoeling van risicoanalyse. In sommige omstandigheden kan men het risico berekenen, in de meeste omstandigheden echter niet. Vaak worden methodologische fouten gemaakt.
Een voorbeeld uit het verkeer maakt dit duidelijk. Jaarlijks sterven ongeveer 1600 mensen in
8
België in het verkeer. Men zou het totaal aantal uren of kilometers kunnen bepalen dat alle mensen samen in België rijden. Op basis van deze cijfers zou men de kans op doodgaan kunnen berekenen op een uur deelname aan het verkeer of 100 km afgelegde weg. Dit is echter een foute afleiding; de kans op een ongeval wordt immers bepaald door de risicofactoren: • collectieve: toestand van de weg, zichtbaarheid, uur van de dag, toestand van de wagen, verkeersdrukte.... • individuele: rijvaardigheid, kennis van risico’s, gezicht, gehoor, hoeveelheid alcohol, drugs, medicatie, individueel gedrag en rijstijl… Een statisch cijfer heeft hier weinig zin. Als een chauffeur een andere wagen inhaalt op een tweevaksweg, met een beperkte zichtbaarheid door mist, op een glad wegdek, onder invloed,...benadert de kans op een ongeval de 1 en dit gedurende enkele seconden. Na dit inhaalmanoeuvre wijzigen de risicofactoren onmiddellijk en daalt tegelijkertijd de kans op schade door een ongeval.
Om een volledige en optimale risicoanalyse uit te voeren, zal er noodzakelijk een samenwerking moeten gebeuren met deskundigen (door middel van procesanalyse) en met de personen die betrokken zijn bij het preventiebeleid (participatieve analyse). Voor het uitvoeren van de risicoanalyse werd de SOBANE-strategie ontwikkeld die toelaat dat mensen van het bedrijf zelf die de arbeidssituatie kennen via opsporing en observatie de belangrijkste risico’s identificeren. Zij zullen hiertoe gebruik maken van checklists. Slechts wanneer men het restrisico niet kan wegwerken of wanneer men te maken krijgt met complexe situaties, moet er een beroep gedaan worden op deskundigen die via analyse en expertise de risico’s vaststellen. Op dat ogenblik zullen ook meer specifieke analyseinstrumenten worden gebruikt. Hierna volgt een opsomming van een aantal technieken, rekening houdend met het niveau van de risicoanalyse. Voor het opsporen van risico’s met betrekking tot machines en installaties bestaan er verschillende methodes zoals What if ?, Swift, FMEA, HAZOP. Voor het opsporen van risico’s die voortvloeien uit menselijke factoren wordt vaak beroep gedaan op een taakanalyse of de “human reliabilty analysis”. Nadat er zich een arbeidsongeval heeft voorgedaan, zal men gebruik maken van de “MORT-analyse” of een “foutenboom” opstellen. Daarnaast bestaan er ook methodes die helpen de risico’s te rangschikken. De meest gebruikte methode is “Kinney”. Meer specifieke rangschikkingsmethodes zijn de brand- en explosieindex van de firma Dow, de Chemical exposure index en de preliminary hazard analysis.
9
HOOFDSTUK II. PREVENTIEMAATREGELEN. 1. Definitie Preventie is het geheel van maatregelen die genomen worden op het niveau van de organisatie als geheel, op het niveau van een groep van werkposten of functies of op het niveau van het individu, met het oog op het voorkomen van risico’s en het voorkomen of beperken van schade. Preventie is aldus nooit een doel op zichzelf, maar is een middel om doelstellingen te bereiken. Deze doelstellingen zijn vermindering van de kans op schade, vrijwaring van de gezondheid en verbetering van het welzijn.
2. Preventiemaatregelen Preventiemaatregelen moeten genomen worden in functie van de uitgevoerde risicoanalyse. Deze preventiemaatregelen worden vastgesteld in de volgende volgorde:
1. In de eerste plaats moeten preventiemaatregelen genomen worden die tot doel hebben risico’s te voorkomen, o.a. door gevaren uit te sluiten. Het gaat hier om maatregelen die in de vakliteratuur omschreven worden als maatregelen van primaire preventie. Een voorbeeld hiervan is de vervanging van een gevaarlijke stof (bv. asbest) of een machine door een stof of machine die niet gevaarlijk is. Doordat men inwerkt op het gevaar als dusdanig, nl. de intrinsieke eigenschap van de stof of machine, wordt het risico vanaf de oorsprong volledig uitgeschakeld. Die preventiemaatregelen kunnen ook bestaan in verbodsbepalingen. Ze zijn gericht op het verbieden van het gebruik van een technologie met gevaarlijke eigenschappen. Op die verbodsbepalingen dient beroep te worden gedaan indien men er niet in slaagt afdoende verandering te brengen in de risicofactoren om het risico op een aanvaardbaar niveau te beheersen of te controleren.
10 2. Op de tweede plaats komen de preventiemaatregelen die tot doel hebben de schade te voorkomen. Het gaat hier om maatregelen die in de vakliteratuur worden omschreven als maatregelen van secundaire preventie. Wanneer men bijvoorbeeld moet werken op grote hoogte is het risico op zich niet steeds vooraf uit te sluiten, maar de schade kan wel voorkomen worden door bijvoorbeeld collectieve beschermingsmiddelen, zoals leuningen of vangnetten te gebruiken.
3. Op de derde plaats komen de preventiemaatregelen die tot doel hebben de schade te beperken. Het gaat hier om die maatregelen die de vakliteratuur beschouwt als maatregelen van tertiaire preventie. Er kan hier bijvoorbeeld gedacht worden aan noodplannen en maatregelen die betrekking hebben op de eerste hulp bij ongevallen. De twee laatstgenoemde preventiemaatregelen zijn in wezen beheersmaatregelen: ze hebben tot doel de risicofactoren te beïnvloeden zodanig dat ze gaan variëren. In dat geval wijzigt ook de kans op schade. De omvorming van de lijst van risicofactoren (negatieve elementen) tot positieve acties houdt onmiddellijk een aantal preventiemaatregelen in die het risico terugdringen. De werkgever moet voor elke groep van preventiemaatregelen onderzoeken wat hun invloed is op het risico en of zij zelf geen risico inhouden, zodat ofwel een andere groep van preventiemaatregelen moet worden toegepast ofwel bijkomende preventiemaatregelen van een andere groep moeten worden genomen. Zo kan bijvoorbeeld een bepaalde stof vervangen worden door een stof die minder gevaarlijk is, en wordt deels tegemoet gekomen aan het principe dat risico’s moeten worden voorkomen. Aangezien deze stof zelf ook nog gevaarlijk is, moeten er nog preventiemaatregelen genomen worden waardoor de schade kan worden voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de aanpassing van de werkmethodes (het behandelen van de stof in een gesloten systeem) of door het bijkomend voorzien van gezondheidstoezicht, waardoor schade kan worden voorkomen of vroegtijdig worden opgespoord, zodat zij kan worden beperkt. In geval van werken die uitgevoerd worden op grote hoogte kan blijken dat het onmogelijk is collectieve beschermingsmiddelen te gebruiken, bijvoorbeeld omdat het niet mogelijk is ze te installeren. In dat geval kan men niet anders dan overschakelen op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, waardoor de schade eveneens kan worden voorkomen of in elk geval toch kan worden beperkt.
Ondanks de toepassing van maatregelen van secundaire en tertiaire preventie, wordt het risico
11
niet noodzakelijk volledig uitgeschakeld. Dit besef is belangrijk om te voorkomen dat door risicohomeostase van de andere factoren het risico identiek blijft of zelfs verhoogt. Dit wil zeggen dat indien het preventiebeleid zich toespitst op de verandering van een enkele factor, het mogelijk is dat de andere factoren (organisatorisch, groeps- en individueel gedrag) zich zodanig aanpassen aan de nieuwe situatie dat het preventief effect verloren gaat en er zelfs een netto negatief resultaat verkregen wordt. De realisatie van het risico wordt gevolgd door een grotere schade. Wat er ook van zij, de preventiemaatregelen moeten inwerken op drie niveaus: • op het niveau van de organisatie kan men bijvoorbeeld het risico op brand voorkomen of beperken door een gebouw op een gepaste manier te ontwerpen en gebruik te maken van gepaste materialen; • op het niveau van een groep van werkposten of functies, zoals werken in de hoogte, kan men collectieve beschermingsmiddelen voorzien; • op het niveau van het individu kan men bijvoorbeeld de personen die worden blootgesteld aan biologische agentia, zoals het hepatitis-B-virus, inenten of personen die worden blootgesteld aan carcinogene agentia, zoals asbest, onderwerpen aan een medisch onderzoek zodat de schade kan worden voorkomen of beperkt.
3. Opsomming van de in de wetgeving voorziene maatregelen. Artikel 9, derde lid, van het koninklijk besluit inzake het welzijnsbeleid geeft een exemplatieve opsomming van de verschillende preventiemaatregelen die kunnen worden vastgesteld. Bij deze opsomming wordt impliciet rekening gehouden met het niveau waarop de maatregel wordt vastgesteld. Deze opsomming houdt eveneens impliciet rekening met de hiërarchie van de preventiebeginselen. Daarom staan de maatregelen in verband met de vorming en de informatie van de werknemers slechts op de tiende plaats. De preventiemaatregelen zijn de volgende: 1. de organisatie van de onderneming of instelling met inbegrip van de gebruikte werk- en productiemethoden; 2. de inrichting van de arbeidsplaats; 3. de conceptie en aanpassing van de werkpost; 4. de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en van chemische stoffen en preparaten; 5. de bescherming tegen de risico’s veroorzaakt door chemische, biologische en fysische agentia;
6. de keuze en het gebruik van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en
12
werkkledij; 7. de toepassing van een aangepaste veiligheids- en gezondheidssignalering; 8. het gezondheidstoezicht met inbegrip van de medische onderzoeken; 9. het beperken van de psycho-sociale belasting veroorzaakt door het werk; 10.
de vorming en het informeren van alle werknemers, met inbegrip van aangepaste
instructies; 11.
de coördinatie op de arbeidsplaats;
12.
de noodprocedures, met inbegrip van maatregelen in geval van situaties van ernstig en
onmiddellijk gevaar, en met betrekking tot de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie van de werknemers; 13. de bescherming van de werknemers tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
13
HOOFDSTUK III. ROL VAN DE PARTIJEN BETROKKEN BIJ HET PREVENTIEBELEID.
Bij het beleid inzake het welzijn op het werk dat in de onderneming wordt gevoerd zijn de volgende partijen rechtstreeks betrokken: de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn, de preventieadviseurs, de werknemers en het comité voor preventie en bescherming op het werk.
1 Rol van de werkgever De werkgever staat ervoor in dat er een welzijnsbeleid wordt gevoerd in de onderneming. Hij moet het algemeen beleid uitstippelen en instructies geven aan het leidinggevend personeel, de hiërarchische lijn en de werknemers voor de uitvoering van dit beleid. Meer in het bijzonder moet hij het initiatief nemen voor een structurele planmatige aanpak van preventie, waarbij preventiemaatregelen worden vastgesteld op basis van risicoanalyse. Hij draagt daarvoor de volle eindverantwoordelijkheid die nog eens extra wordt benadrukt in artikel 15 van het koninklijk besluit inzake het welzijnsbeleid, dat bepaalt dat de verplichtingen opgelegd aan de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers geen afbreuk doen aan het beginsel van de verantwoordelijkheid van de werkgever.
2. Rol van de leden van de hiërarchische lijn De leden van de hiërarchische lijn zijn, elk binnen hun bevoegdheid en op hun niveau belast met de uitvoering van het door de werkgever uitgestippelde beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. In het kader van de algemene organisatie van het welzijnsbeleid hebben zij als taak: − voorstellen en adviezen te formuleren aan de werkgever in het kader van het dynamisch risicobeheersingssysteem en zodus door de werkgever betrokken te worden bij de uitwerking, programmatie, uitvoering en evaluatie van het dynamisch risicobeheersingssysteem, het schriftelijk globaal preventieplan en het schriftelijk jaarlijks actieplan, evenals bij de evaluatie van dit systeem.
− ongevallen en incidenten die zich op de arbeidsplaats hebben voorgedaan te onderzoeken en
14
maatregelen voor te stellen om dergelijke ongevallen en incidenten te voorkomen; − een effectieve controle uit te oefenen op de arbeidsmiddelen, de collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en de gebruikte stoffen en preparaten teneinde onregelmatigheden vast te stellen en maatregelen te nemen om hieraan te verhelpen. Tegenover de werknemers hebben zij meer in het bijzonder de volgende taken: − controleren of de verdeling van de taken op een zodanige wijze geschiedt dat de verschillende taken worden uitgevoerd door werknemers die de daartoe vereiste bekwaamheid hebben en de vereiste opleiding en instructies hebben ontvangen; − waken over de naleving van de instructies die aan de werknemers moeten worden verstrekt in toepassing van de wetgeving; − zich ervan vergewissen dat de werknemers de inlichtingen die ze gekregen hebben in toepassing van de wetgeving goed begrijpen en in praktijk brengen. Tegenover de diensten voor preventie en bescherming op het werk hebben zij als voornaamste taak tijdig hun advies in te winnen. 3
Rol van de werknemers
De werknemers vormen de derde partij die rechtstreeks betrokken is bij het welzijnsbeleid dat in de onderneming wordt gevoerd. Hun voornaamste verplichtingen worden opgesomd in artikel 6 van de welzijnswet-werknemers. Iedere werknemer moet in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar zijn beste vermogen zorg dragen voor zijn eigen veiligheid en deze van de andere betrokken personen. Daartoe moeten de werknemers vooral, overeenkomstig hun opleiding en de door de werkgever gegeven instructies: − op de juiste wijze gebruik maken van machines, toestellen, gereedschappen, gevaarlijke stoffen, vervoermiddelen en andere middelen; − op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen die hun ter beschikking zijn gesteld en die na gebruik weer opbergen; − de specifieke veiligheidsvoorzieningen van met name machines, toestellen, gereedschappen, installaties en gebouwen niet willekeurig uitschakelen, veranderen of verplaatsen en deze voorzieningen op de juiste manier gebruiken;
15 − de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk onmiddellijk op de hoogte brengen van iedere werksituatie waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat zij een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid en de gezondheid met zich brengt, alsmede van elk vastgesteld gebrek in de beschermingssystemen; − bijstand verlenen aan de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is om hen in staat te stellen alle taken uit te voeren of aan alle verplichtingen te voldoen die met het oog op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zijn opgelegd; − bijstand verlenen aan de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is, opdat de werkgever er voor kan zorgen dat het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden veilig zijn en geen risico’s opleveren voor de veiligheid en de gezondheid binnen hun werkterrein. Deze verplichtingen van de werknemers concentreren zich rond twee thema’s. Enerzijds het juiste gebruik van de arbeidsmiddelen en beschermingsmiddelen die hen worden ter beschikking gesteld. Anderzijds het bijstaan van de personen die het welzijnsbeleid bepalen (de werkgever) en van de personen die het welzijnsbeleid ondersteunen (de preventieadviseurs).
4. Rol van de preventieadviseurs Het door de werkgever gevoerde en door de hiërarchische lijn en de werknemers toegepaste welzijnsbeleid wordt ondersteund door deskundigen nl. de preventieadviseurs. Deze preventieadviseurs kunnen behoren tot een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk of een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. De interne en externe dienst staan de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers bij voor de toepassing van de wetgeving met betrekking tot het welzijn op het werk en alle andere preventiemaatregelen en -activiteiten. De opdrachten van de preventieadviseurs zijn wezenlijk adviesopdrachten die betrekking hebben op de verschillende aspecten van het in de onderneming gevoerde preventiebeleid
5.Rol van het comité voor preventie en bescherming op het werk
16
Het comité voor preventie en bescherming op het werk is het orgaan dat op het niveau van de onderneming wordt opgericht om het sociaal overleg over het preventiebeleid op het niveau van de onderneming mogelijk te maken. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgever en de werknemers. Het comité heeft als opdracht adviezen uit te brengen en voorstellen te formuleren omtrent het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Het brengt een voorafgaand advies uit over alle voorstellen, maatregelen en toe te passen middelen die rechtstreeks of na verloop van tijd gevolgen kunnen hebben voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Daarnaast moet het in een aantal gevallen een akkoord geven zoals over de aanduiding van de preventieadviseur en heeft het recht op informatie over de risico’s voor de veiligheid en de gezondheid, alsmede over de verschillende preventiemaatregelen op de verschillende niveaus in de onderneming.
17
HOOFDSTUK IV. DE STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN ALLE BETROKKEN PARTIJEN.
Krachtens artikel 81 van de wet zijn de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van de wet of de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en/of een geldboete van 50 € tot 1.000 € (te vermenigvuldigen met 5,5). Er is een administratieve geldboete van toepassing van 250 € tot 2500 €. De personen die strafbaar gesteld kunnen worden, zijn de werkgever, zijn lasthebber of zijn aangestelde. Deze begrippen hebben de volgende betekenis: De werkgever is de natuurlijke of rechtspersoon (NV, BVBA, VZW, provincie, gemeente) die het gezag over de werknemers uitoefent en hen tewerkstelt. − Wanneer de werkgever een natuurlijke persoon is, kan hij zelf rechtstreeks verantwoordelijk gesteld worden. − Wanneer de werkgever een rechtspersoon is, zal de rechter moeten zoeken welke natuurlijke persoon namens de rechtspersoon is opgetreden of die het strafbaar feit daadwerkelijk heeft gepleegd. Het kan hier gaan om: • de organen van de rechtspersoon (raad van bestuur, dagelijks bestuur); • personen die een feitelijke beslissingsmacht hebben; • personen die als aangestelde of lasthebber zijn opgetreden maar de volledige bevoegdheid hebben om de werkgever te verbinden (bv. de top van de hiërarchie) en die dus een emanatie zijn van de werkgever. − Onder bepaalde voorwaarden kan ook de rechtspersoon zelf strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld worden. Wanneer de identiteit van de dader niet bekend is, kan tegen de rechtspersoon zelf strafrechtelijke vervolging ingesteld worden als aan de volgende voorwaarden voldaan is: • ofwel is het misdrijf intrinsiek verbonden met de verwezenlijking van het doel van de rechtspersoon; • ofwel is het misdrijf intrinsiek verbonden met de belangen van de rechtspersoon; • ofwel blijkt uit de concrete omstandigheden dat het misdrijf voor rekening van de rechtspersoon begaan is. Wanneer de identiteit van de dader bekend is: • wordt vervolging ingesteld tegen hetzij de rechtspersoon hetzij de natuurlijke persoon die de zwaarste fout begaan heeft; • wordt zowel de rechtspersoon als de natuurlijke persoon vervolgd wanneer de natuurlijke persoon willens en wetens het misdrijf begaan heeft.
De lasthebber is een persoon die van een ander persoon de macht en de bevoegdheid krijgt om
18
in zijn naam en voor zijn rekening rechtshandelingen te stellen, bv. een sociaal secretariaat. Kenmerkend voor de lasthebber is dat deze een zekere zelfstandigheid heeft tegenover de werkgever (er is geen arbeidsovereenkomst). Bovendien kan hij slechts rechtshandelingen stellen, d.w.z. handelingen die tot doel hebben rechtsgevolgen tot stand te brengen; De aangestelde is een werknemer die het gezag of de nodige bevoegdheid heeft om effectief over de naleving van de wet te waken, zelfs indien die bevoegdheid in de tijd of naar de plaats beperkt is. De aangestelde moet dus een gedeelte van het gezag van de werkgever uitoefenen en daarvoor over de nodige bevoegdheden en middelen beschikken. Uit de wettelijke omschrijving van de personen die strafrechtelijk vervolgd kunnen worden, blijkt dat een gewone uitvoerende werknemer niet strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld kan worden voor de naleving van de wet. Hij is immers geen aangestelde in de zin van het sociaal strafrecht. Wanneer men deze juridische begrippen concretiseert naar de personen die betrokken zijn bij het welzijnsbeleid kan hun strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor de naleving van de wet als volgt samengevat worden. De werkgever draagt de eindverantwoordelijkheid voor het welzijnsbeleid dat in de onderneming wordt gevoerd. Deze eindverantwoordelijkheid bestaat ook tegenover de hiërarchische lijn die belast is met de uitvoering van het door de werkgever vastgesteld welzijnsbeleid en tegenover de preventieadviseurs die een adviserende functie hebben en die de werkgever bijstaan. De hiërarchische lijn is belast met de uitvoering van het door de werkgever vastgestelde welzijnsbeleid. Dit houdt in dat zij er voor zorgen dat dit beleid in praktijk wordt gebracht, wat steeds een zekere bevelsmacht inhoudt. Het begrip hiërarchische lijn wijst op alle niveaus in de hiërarchie van de onderneming, van hoog tot laag. De personeelsmanager, de productiemanager, de onderhoudsmanager, de werkplaatsverantwoordelijke, de ploegbaas, de meestergast en hoe ze verder ook mogen noemen, behoren allen tot de hiërarchische lijn in de zin van de welzijnswet.
Dit begrip kan verder afgelijnd worden op basis van de volgende categorieën van personen die in het kader van de sociale verkiezingen worden vermeld : • leidinggevend personeel: dit zijn de personen die de functie van de werkgever uitoefenen, d.w.z. die de daadwerkelijke leiding hebben in de onderneming. Zij oefenen steeds een lijnfunctie uit; • kaderpersoneel: dit zijn bedienden die niet behoren tot het leidinggevend personeel, houder zijn van een universitair diploma of over een evenredige beroepservaring beschikken en bekleed zijn met een hogere functie. Deze hogere functie kan bestaan in de uitoefening van een gedeelte van het gezag van de werkgever en dus in een lijnfunctie, maar het kan ook om een staf-functie gaan; • de feitelijke hiërarchie in de onderneming: dit zijn personen die op een lager niveau een gedeelte van het gezag van de werkgever uitoefenen, bv. opzichters.
19
Vertrekkend vanuit deze definities bestaat de hiërarchische lijn in de zin van de welzijnswet uit het kaderpersoneel belast met een lijnfunctie en de feitelijke hiërarchie. Op het niveau van het strafrecht zijn zij aangestelden van de werkgever. De positie van het leidinggevend personeel is ten opzichte van dit begrip tweeslachtig. Soms kunnen zij beschouwd worden als behorend tot de hiërarchische lijn, soms kunnen zij beschouwd worden als werkgever, bv. de top van de hiërarchie. Een functie aan de top van de hiërarchie kan in die context dus zowel betekenen dat men behoort tot de hiërarchische lijn als dat men beschouwd wordt als de verpersoonlijking van de werkgever. Op het niveau van het strafrecht betekent dit dat zij ofwel aangestelde zijn van de werkgever ofwel kunnen beschouwd worden als de verpersoonlijking van de werkgever zelf.
Bij de vaststelling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de leden van de hiërarchische lijn zal steeds rekening moeten gehouden worden met de plaats die zij in de hiërarchie innemen (hoog of laag) en met de hun in concreto toegewezen opdrachten en bevoegdheden (ruim of beperkt). In die zin wint de functieomschrijving en de taakverdeling binnen de onderneming aan belang. De preventieadviseur staat de werkgever bij in de toepassing van de maatregelen bedoeld in de welzijnswet. Hij heeft dan ook een adviserende functie ten opzichte van de werkgever en de werknemers. In het organigram van de onderneming is zijn functie bijgevolg een staf-functie. Dit impliceert dat de preventieadviseur, in die hoedanigheid, niet strafrechtelijk vervolgd kan worden voor de niet-naleving van de welzijnswet. Dit betekent echter niet dat hij volledig straffeloos kan blijven. Hij kan immers wel strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld worden op grond van het gewone strafrecht, wanneer hij zijn opdrachten niet of slecht uitvoert. Het gaat hier om een beroepsverantwoordelijkheid.
Wanneer hij zijn opdrachten niet of slecht uitvoert kan dit
beschouwd worden als een gebrek aan voorzichtigheid en voorzorg dat een fout is in de zin van het Strafwetboek en waardoor hij verantwoordelijk gesteld kan worden bijvoorbeeld wanneer er zich een ongeval voordoet.
In zijn hoedanigheid van adviseur kan de preventieadviseur de
werkgever niet vervangen. Hij kan, gelet op de aard van zijn opdrachten die geen bevelsmacht inhouden, evenmin beschouwd worden als een aangestelde van de werkgever. In die zin is de preventieadviseur van een interne dienst nooit verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen van de welzijnswet. Nochtans kan vastgesteld worden dat thans in heel wat ondernemingen de preventieadviseur een dubbele functie heeft en hierdoor ook deel uitmaakt van de hiërarchische lijn. In die gevallen kan hij wel als aangestelde strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld worden voor de niet-naleving van de reglementering. Tevens gebeurt het dat de werkgever aan de preventieadviseur op contractuele basis bevelsmacht toevertrouwt. beschouwd.
Ook in dat geval moet hij als een aangestelde van de werkgever worden
De gewone uitvoerende werknemer kan op grond van de wet van 4 augustus 1996 nooit
20
strafrechtelijk vervolgd worden. Het sociaal recht is immers een beschermend recht t.a.v. de werknemers, zodat het niet past hen strafrechtelijk te vervolgen. Bovendien kan en moet de werkgever zelf sancties treffen, daar hij het gezag over de werknemers uitoefent. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om disciplinaire sancties die kunnen worden vastgesteld op basis van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen. Bovendien kan de werknemer toch strafrechtelijk vervolgd worden op grond van de gewone regels van het strafwetboek, bijvoorbeeld wanneer er zich een ongeval heeft voorgedaan.
Dit kan schematisch als volgt voorgesteld worden :
Preventiebeleid Preventieadviseur= Advies aan betrokkenen
Werkgever
Hiërarchische lijn
werknemers
Eindverantwoordelijke
aangestelde
uitvoerder
Sancties welzijnswet
Sancties welzijnswet
Geen sancties welzijnswet
21
Verklarende woordenlijst Risicoanalyse: de systematische en permanente identificatie van de aanwezige gevaren en de risicofactoren die er een invloed op uitoefenen, en het vaststellen en evalueren van het risico met het oog op het vaststellen van preventiemaatregelen. Gevaar: de intrinsieke eigenschap of capaciteit van een voorwerp, stof, proces of situatie die tot nadelige gevolgen kan leiden of de veiligheid of gezondheid van de werknemer kan bedreigen. Schade: elke belemmering van het fysiek en psychisch goed functioneren van een menselijk individu Blootstelling: de mate waarin de werknemers in contact kunnen komen met een gevaar via verschillende wegen: het ademhalingsstelsel, de huid en de slijmvliezen, het spijsverteringsstelsel. Risicofactoren: factoren van collectieve of individuele aard die het gevaar zodanig beïnvloeden dat zij de waarschijnlijkheid van het optreden van nadelige gevolgen en de omvang ervan verhogen of verminderen. Preventie: het geheel van maatregelen die genomen worden op het niveau van de organisatie als geheel, op het niveau van een groep van werkposten of functies of op het niveau van het individu, met het oog op het voorkomen van risico’s en het voorkomen of beperken van schade. Risico: de waarschijnlijkheid dat de nadelige gevolgen zich voordoen in bepaalde omstandigheden van gebruik of blootstelling en de eventuele omvang van deze gevolgen.