BAROMETER VAN DE SOCIALE ONDERNEMINGEN IN BELGIË @HEC-ULg
JUNI 2014
Met de steun van Company of KBC Group
INHOUDSOPGAVE 1. UITDAGINGEN 5
2
Wat is sociaal ondernemerschap? Oorsprong en kenmerken De business modellen van de sociale onderneming. Of hoe bouwen we een coherent bedrijfsmodel op rond een project met een maatschappelijk oogmerk. Zijn verenigingen economische actoren? Drie goeie redenen om aan te nemen van wel Opleidingscycli ‘beheer van een sociale onderneming’
6 9 14 17
2. STANDPUNTEN 20 Rol, financiering en beheer van human resources in sociale ondernemingen: mening van experts
21
3. STATISTIEKEN 27 Kwantitatieve barometer van de sociale ondernemingen
28
Coördinatie Barometer : Julie Rijpens, Academie voor Sociale Ondernemers, HEC-ULg Academische coördinatie Barometer : Sybille Mertens, Cera Leerstoel voor Sociaal en Coöperatief Ondernemerschap, HEC-ULg Auteurs : Frédéric Dufays, doctoraatsstudent FRESH (FRS-FNRS), HEC-ULg Michel Marée, Centrum voor Sociale Economie, HEC-ULg Sybille Mertens, Cera Leerstoel, HEC-ULg Hugues Mouchamps, Centrum voor Sociale Economie, HEC-ULg Julie Rijpens, Academie voor Sociale Ondernemers, HEC-ULg Grafisch ontwerp : Rose Avril (www.roseavril.be) Illustraties : Corentin Raets © 2014 (
[email protected]) Drukwerk : Snel Graphics (www.snel.be) Nederlandse vertaling : Institut Supérieur des Langues Vivantes, Universiteit van Luik Verantwoordelijk uitgever : Académie des Entrepreneurs Sociaux @HEC-ULg - Sart Tilman B33 bus 4, 4000 Luik.
De Barometer van de Sociale Ondernemingen in België met de steun van : Company of KBC Group
© 2014, Académie des Entrepreneurs Sociaux @HEC-ULg Reproductie van een uittreksel van de tekst van deze publicatie, op welke wijze ook, is enkel toegestaan mits vermelding van de auteur en referenties van de publicatie. De integrale reproductie van elk van de onderdelen van deze brochure is verboden.
INLEIDING De financiële en economische crisis heeft de uitwassen van het huidige economische systeem blootgelegd. Ondanks de gunstige impact die het systeem heeft gehad op de levensomstandigheden van een deel van de wereldbevolking, zorgt het volgens velen voor nogal wat spanningen op sociaal en milieuvlak, waardoor de werking van de economische activiteit vermoedelijk aan een herziening toe is. Rekening houdend met deze haperingen en met de immense uitdagingen op sociaal, milieu- en economisch vlak die ons te wachten staan, zien sommigen in de sociale ondernemingen steeds meer een geloofwaardig alternatief om de economie opnieuw ten dienste te stellen van mens en maatschappij.
WAT VERSTAAN WE ONDER ‘SOCIALE ONDERNEMING’? Het fenomeen bestaat al veel langer maar sinds een vijftiental jaar wordt onder sociale onderneming, een onderneming verstaan die een prioritair maatschappelijk oogmerk probeert te koppelen aan een bedrijfsdynamiek en het verrichten van een economische activiteit. In België nemen die bedrijven meestal een rechtsvorm aan, waarbij prioritair wordt gestreefd naar het verwezenlijken van hun maatschappelijke doelstelling. Het gaat dan bijvoorbeeld om een vzw, een vennootschap met een sociaal oogmerk of een coöperatieve vennootschap. Op een aantal uitzonderingen na, kunnen we er dan ook vanuit gaan dat de sociale ondernemingen tot de sector van de sociale economie behoren volgens de definitie die er in België aan wordt gegeven, en dat ze binnen deze sector deel uitmaken van organisaties die worden gekenmerkt door een ondernemingsdynamiek (betaald werk, economische risico’s nemen ...). Los van de rechtsvorm, worden sociale ondernemingen gekenmerkt door een aantal specifieke aspecten. Sociale ondernemingen streven dus een maatschappelijke doelstelling na. Dat doel heeft betrekking op maatschappelijke doelstellingen (armoedebestrijding, cultuur, klimaatverandering, enz.) en is prioritair. Dit impliceert dat sociale ondernemingen zich door niet-kapitalistische doelstellingen laten leiden, ze zijn er m.a.w. niet op uit de winsten te maximaliseren met als eerste bedoeling het kapitaal te belonen. Met de overschotten wordt op een bijzondere manier omgesprongen. Een beperkt deel van de overschot wordt verdeeld, de winsten worden besteed op een manier die aansluit bij het maatschappelijke doelstelling. Sociale ondernemingen zijn bovendien gebaseerd op een bedrijfsdynamiek en zorgen voor een continue economische activiteit, met productie van goederen en/of diensten. Het zijn dan ook private, en autonoom beheerde organisaties, ook al hebben ze vaak nauwe banden met de overheden. Tenslotte experimenteren ze soms met originele praktijken op gebied van corporate governance, die gebaseerd zijn op het principe van de economische democratie en op een collectieve en participatieve dynamiek, die zoveel mogelijk belanghebbenden bij het bedrijfsproject wil betrekken.
WAAROM EEN BAROMETER VAN DE SOCIALE ONDERNEMINGEN IN BELGIË? De Barometer van de sociale ondernemingen geeft een overzicht van de sector in België en heeft een drieledige doelstelling : 1/ sociale ondernemingen meer bekendheid geven bij het brede publiek, door initiatieven toe te lichten en wetenschappelijke onderzoeksresultaten over sociale ondernemingen of sociaal ondernemerschap toegankelijk te maken ; 2/ e en bijdrage leveren tot de verspreiding van het model van de sociale onderneming als alternatief voor de klassieke onderneming, dat niet enkel vernieuwend maar vooral geloofwaardig en leefbaar wil zijn, en dit met de bedoeling het publiek te sensibiliseren en misschien wel anderen te inspireren diezelfde weg te volgen ; 3/ j aarlijks verslag uitbrengen van de evolutie van de sociale ondernemingen, met cijfergegevens en analyses van standpunten die de grote tendensen in kaart brengen.
3
WAARUIT BESTAAT DEZE BAROMETER?
4
Om aan die doelstellingen tegemoet te komen, bestaat de Barometer uit drie rubrieken. De rubriek Uitdagingen bundelt artikels met analyses ter informatie en ter verspreiding van wetenschappelijke inhoud om de problematieken van de sociale ondernemingen beter te helpen begrijpen. Deze artikels hebben voor deze eerste uitgave van de Barometer betrekking op het proces van sociaal ondernemerschap, de business modellen van de sociale onderneming, de economische rol van de verenigingen en de opleidingscycli ‘beheer van de sociale onderneming’. De kaders bij deze artikels definiëren en verduidelijken een aantal concepten die nauw aanleunen bij of vaak worden geassocieerd met het begrip sociale onderneming, zoals sociale economie, social profit of maatschappelijk oogmerk. Onder de rubriek Standpunten worden de resultaten toegelicht van een enquête bij Belgische experts sociaal ondernemerschap. Die kregen vragen voorgelegd over de rol van de sociale ondernemingen, de financiering ervan en het HR-management. De rubriek Statistieken tenslotte is de kwantitatieve barometer van ruim 16 500 sociale ondernemingen, waarin de grote tendensen op vlak van activiteiten en jobs worden voorgesteld. Deze Barometer is de eerste uitgave van een jaarlijkse publicatie.
Julie Rijpens Academie voor Sociale Ondernemers, HEC-ULg
Sybille Mertens Cera Leerstoel, HEC-ULg
WAAROM STEUNT CBC DE BAROMETER VAN DE SOCIALE ONDERNEMINGEN IN BELGIË ? Deze Barometer is volgens ons een unieke gelegenheid om een beter inzicht te krijgen in de omgeving rondom ons en tegelijk een manier om (opnieuw) onze steun te betuigen aan ondernemers uit de sociale economie. CBC Banque & Assurance is actief betrokken bij de ontwikkeling van zijn regio en van zowel traditionele bedrijven, als van bedrijven met een maatschappelijk oogmerk. Zo herinvesteren we bijna 100% van de spaargelden van onze klanten in het lokale economische weefsel. We zijn voorstander van een economie met verschillende gezichten waar bedrijven – ook als ze uit de sociale economie of de social profitsector komen – een essentiële rol vervullen, en zeker als ze maatschappelijk verantwoorde uitdagingen aanpakken en inspelen op reële behoeften van personen. We voelen ons verwant met de sociale ondernemingen en weten perfect wat hun vereisten en behoeften zijn. We zijn immers al jaren actief in de social profitsector en begeleiden zo’n 7 000 vzw’s in hun ontwikkeling. We wensen onze aanwezigheid aan de zijde van de sociale ondernemingen nog te versterken. Bovendien zijn we er net zoals de experts die in de opiniepeiling van de Barometer zijn bevraagd, heilig van overtuigd dat de sociale economie zich de komende jaren verder zal ontwikkelen en een sleutelrol zal vervullen in tal van domeinen van onze economie, zoals de agroalimentaire, energie-, industrie- of handelssector. Sociaal ondernemerschap is een hefboom in de onvermijdelijke socio-economische en milieu-overgang die we momenteel doormaken. We zijn dan ook verheugd initiatieven te kunnen ondersteunen om het essentiële werk van professionals, die een hoeksteen zijn in de economie van een regio, nog meer geloofwaardigheid te geven.
Fernand de Donnea, Voorzitter van de ‘CBC Banque & Assurance’
UITDAGINGEN 5 Deze rubriek bundelt artikels met daarin analyses die een beter inzicht geven in de uitdagingen waar sociale ondernemingen voor staan. Wat is sociaal ondernemerschap? Oorsprong en kenmerken Sociaal ondernemerschap heeft een impact op de maatschappij en helpt om de achterhaalde kloof tussen de commerciële en sociale sector te dichten. Wanneer het concept voor het eerst is opgedoken en waarin het zich onderscheidt van het traditionele commerciële ondernemerschap leest u in dit artikel. De business modellen van de sociale onderneming. Of hoe bouwen we een coherent bedrijfsmodel op rond een project met een maatschappelijk oogmerk? Sociale ondernemingen koppelen het nastreven van een prioritair maatschappelijk doelstelling aan de ontwikkeling van een economische activiteit. Het verzoenen van beide logica’s binnen een coherent bedrijfsmodel is een hele uitdaging, die niet alleen moet aantonen dat sociale ondernemingen vernieuwend zijn maar ook dat ze geloofwaardig en levensvatbaar zijn. In ditzelfde artikel gaan we dieper in op de manier waarop deze uitdaging wordt aangepakt. Zijn verenigingen economische actoren? Drie goeie redenen om aan te nemen van wel De meeste sociale ondernemingen zijn verenigingen. Dit ontlokt bij een aantal de vraag hoe een vereniging, die vaak rekent op overheidssubsidies en vrijwilligers, als een onderneming kan worden beschouwd en hoe ze economische activiteiten ontplooit? Dit artikel somt drie redenen op waarom we mogen stellen dat verenigingen wel degelijk een economische functie vervullen. Opleidingscycli ‘beheer van een sociale onderneming’ Beheerders van sociale ondernemingen moeten over voldoende bagage beschikken, om niet alleen de complexiteit ervan te begrijpen maar ook de specifieke manier waarop ze worden geleid. Om daarop in te spelen, wordt het opleidingsaanbod steeds breder. Een overzicht van de opleidingen van het lange type in België vindt u ook in dit artikel.
Wat is sociaal ondernemerschap? Oorsprong en kenmerken Frédéric Dufays - Doctoraatsstudent FRESH (FRS-FNRS), HEC-ULg
6
Sinds een vijftiental jaar, en vooral dan sinds de Nobelprijs voor de Vrede die in 2006 is toegekend aan Muhammad Yunus en de Grameen Bank, zit sociaal ondernemerschap in de lift. De economische crisis is ongetwijfeld niet vreemd aan de stijgende belangstelling van overheden en media voor beide termen, die op het eerste zicht nogal tegenstrijdig lijken. Door een economische activiteit te koppelen aan een doel op maatschappelijke en/of milieuvlak, levert sociaal ondernemerschap een bijdrage tot het maatschappelijk welzijn en biedt het volgens sommigen ook een antwoord op de krimpende budgetten en op het feit dat de overheid zich steeds vaker terugtrekt uit dat soort activiteiten. Volgens ons speelt sociaal ondernemerschap vooral in op sociale behoeften waaraan bestaande instellingen niet of niet voldoende tegemoetkomen.
WAT IS SOCIAAL ONDERNEMERSCHAP (NIET)? Het concept sociaal ondernemerschap duikt voor het eerst op in 1972. Men vroeg zich af hoe managerspraktijken uit de privésector die winst nastreeft, konden worden vertaald naar organisaties zonder winstoogmerk. In de VS beschreef de term de manier waarop organisaties zonder winstoogmerk via de verkoop van goederen en diensten, financiële middelen binnenhaalden ter compensatie van de geringere overheidssteun en privégiften.
Winstoogmerk, kapitalistisch oogmerk, maatschappelijk oogmerk Een producent kan verschillende doelen nastreven. Van een winstoogmerk is sprake wanneer de producent zoveel mogelijk winst wil maken (verschil tussen verkoopprijs en de kostprijs). Dit geldt voor de meeste zogenaamde “klassieke” bedrijven. SBedrijven die met de gemaximaliseerde winst kapitaal willen vergoeden, streven een kapitalistisch doeleinde na. Het meest sprekende voorbeeld is de naamloze vennootschap, die de winst verdeelt onder haar aandeelhouders.
Ook andere denkrichtingen zetten zich steeds vaker door, met name in de Verenigde Staten die heel wat aanhangers van Schumpeter1 telt. Daar wordt de nadruk gelegd op de Een maatschappelijk oogmerk is van toepassing op de provernieuwende dimensie van sociaal ondernemerschap ducent, die niet zozeer uit is op winst maar wel op het verrichten van een dienstenopdracht voor zijn leden (de coöperaen op het individuele karakter en de heldenstatus van de tieve vennootschap bijvoorbeeld) en/of die betrekking heeft op sociale ondernemer. In Europa wordt eind van de jaren 90 maatschappelijke uitdagingen (sociale actie, cultuur, opleiding, ecologie,...). EMES (EMergence des Entreprises Sociales) opgericht, een consortium van vijftien onderzoekscentra. Deze onderzoekers leggen een aantal sociale, economische en governance-criteria vast die het archetype van de sociale onderneming kenmerken. Ze beschouwen sociaal ondernemerschap als een proces, dat de realisatie van een maatschappelijke opdracht nastreeft, via een continue economische productie die gekoppeld is aan deze maatschappelijke opdracht. Dat proces is collectief en houdt rekening met de verschillende belanghebbenden binnen de besluitvormingsinstanties. Ondanks de verschillen tussen deze concepten, overlappen ze elkaar op een aantal punten, waardoor een duidelijke afbakening van sociaal ondernemerschap mogelijk is. De definitie zou dan als volgt luiden: een proces dat op sociale noden wil inspelen en daarvoor via de productie van goederen en diensten, gebruik maakt van opportuniteiten die een toegevoegde waarde bieden. Deze definitie lijkt nogal aan 1
Schumpeter (1883-1950) is een Oostenrijks econoom die vooral bekend is om zijn werken rond innovatie. Hij was een van de eerste die een theoretisch model van de ondernemer heeft ontwikkeld, waarbij die laatste zich duidelijk onderscheidt van de “gewone beheerder” of “rentenier” door zijn dynamiek om te creëren en te innoveren. Schumpeter benadrukte dat de ondernemer zich niet enkel liet leiden door financiële winst maar ook door drijfveren zoals de zoete smaak van een overwinning, de wil om de sterkste te zijn en het plezier om te ontwerpen. Zo heeft hij een heroïsch beeld geschapen van de ondernemer, die hindernissen te lijf gaat om innovatie mogelijk te maken.
te leunen bij andere concepten, daarom is het belangrijk een duidelijk onderscheid te maken. Zo is sociaal ondernemerschap geen strategie op vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), die maatschappelijk verantwoorde doelstellingen wil integreren in klassieke kapitalistische bedrijven. Heel vaak is dat niet meer dan een marketingstrategie om het bedrijfsimago te verbeteren, de hoofdbetrachting blijft immers nog altijd financiële winst te genereren voor aandeelhouders. Vervolgens maken we ook een onderscheid tussen sociaal ondernemerschap en sociale innovatie, die veel ruimer is. Beide processen gaan weliswaar op zoek naar nieuwe oplossingen voor maatschappelijk verantwoorde behoeften, sociale innovatie is niet noodzakelijk gericht op een economische activiteit.
7
TYPISCHE KENMERKEN VAN SOCIAAL ONDERNEMERSCHAP Uit empirische studies blijkt dat er heel wat raakvlakken zijn met het traditionele commerciële ondernemerschap maar dat sociaal ondernemerschap zich toch op een aantal punten duidelijk onderscheidt. Sociaal ondernemerschap onderscheidt zich vooral van het traditionele commerciële ondernemerschap, door de maatschappelijk verantwoorde opdracht. Deze eigenschap blijkt uit verschillende aspecten van het ondernemingsproces. Sociale ondernemers worden gedreven door de ambitie een invloed te hebben op het verloop van de gebeurtenissen in de maatschappij, een maatschappelijk of maatschappelijk verantwoord probleem op te lossen waarmee ze voeling hebben en/of op die manier ook een stuk zelfontplooiing te realiseren. De motivatie achter de commerciële ondernemer daarentegen is veeleer de wil een passie te beleven om tot zelfontplooiing te komen, het verwerven van status en macht, het volgen van een model (vaak binnen de familie) en/of een vorm van materialisme.2 Sociale en commerciële ondernemers grijpen ook andere opportuniteiten aan. De commerciële opportuniteit is meetbaar aan de winst die die voor de ondernemer kan genereren. De sociale opportuniteit is afhankelijk van de mate waarin de ondernemer een maatschappelijk verantwoorde behoefte waarneemt waaraan de bestaande actoren niet of slechts gedeeltelijk tegemoetkomen, 2
Uiteraard gaat het hier om grote tendensen. De beweegredenen van eender welke ondernemer zijn complex en talrijk en ook heel wat commerciële ondernemers willen een positieve impact hebben op de maatschappij, door bijvoorbeeld jobs te scheppen.
en van de mate waarin hij daar met een economische activiteit en de beschikbare middelen een antwoord kan op bieden. Sociale opportuniteiten kunnen worden geïdentificeerd in de lacunes van de markt (bijv.: het gebrek aan transparantie rond kinderarbeid), in tekortkomingen van de overheid (bijv.: de inschakeling van personen met een handicap) of in de omzetting van een militante actie in een economisch initiatief (bijv.: eerlijke handel). Ook de context van het sociaal ondernemerschap verschilt enigszins, vooral dan wat de toegang tot de middelen betreft. De voorrang die aan de sociale dimensie wordt gegeven zorgt er namelijk voor dat investeringen minder aantrekkelijk zijn voor privékapitaal. Deze handicap wordt gecompenseerd door beroep te doen op middelen die niet enkel van nature uit heel divers zijn (monetaire of niet-monetaire) maar ook door de afkomst ervan (privaat of publiek, profit of social profit). Bij deze middelen gaat het dan om giften, subsidies, leningen, verkoop, vrijwilligerswerk, enz. Tenslotte lijkt het ons belangrijk te wijzen op de collectieve dimensie die eigen is aan het sociaal ondernemerschap. In tal van projecten betrekken de sociale ondernemers de belanghebbenden,
Definitie van sociale economie Vaak wordt de sociale economie naast de “klassieke” privésector en de overheidssector, voorgesteld als een “derde sector”. In België zijn er twee algemeen aanvaarde definities van: Franstalige
8
“De sociale economie bestaat uit economische activiteiten die goederen of diensten voortbrengen en die uitgeoefend worden door vennootschappen, voornamelijk coöperatief en/of met sociale doeleinden, door verenigingen, ziekenfondsen of stichtingen waarvan de ethiek de vorm aanneemt van het geheel van de volgende principes: (1) dienstverlening aan de gemeenschap of aan de leden boven winstoogmerk, (2) beheersautonomie, (3) democratisch beslissingsproces en (4) personen en werk boven het kapitaal bij de verdeling van de inkomsten.” Conseil Wallon de l’Economie Sociale (CWES, www.cwes.be) Nederlandstalige “De sociale economie bestaat uit een verscheidenheid van bedrijven en initiatieven die in hun doelstellingen de realisatie van bepaalde maatschappelijke meerwaarden vooropstellen en hierbij de volgende basisprincipes respecteren: voorrang van arbeid op kapitaal, democratische besluitvorming, maatschappelijke inbedding, transparantie, kwaliteit en duurzaamheid. Bijzondere aandacht gaat ook naar de kwaliteit van de interne en externe relaties. Zij brengen goederen en diensten op de markt en zetten hun middelen economisch efficiënt in met de bedoeling continuïteit en rentabiliteit te verzekeren.” Vlaams Overleg Sociale Economie (VOSEC, nu in-C, www.in-c.biz)
of “stakeholders”, bij het proces, om het project samen te ontwikkelen en laten ze hen ook deelnemen aan het besluitvormingsproces. Die gedeelde eigendom verleent die belanghebbenden een zekere legitimiteit sommige van die stakeholders verlenen omgekeerd ook legitimiteit aan de sociale onderneming –, een zeker beslissingsbevoegdheid en de kans om rechtstreeks op hun behoeften in te spelen. Deze collectieve dimensie vertaalt zich ook naar de sociale ondernemer toe. Zoals we tijdens ons onderzoek konden vaststellen, vormt de “sociale ondernemer” in meer dan twee van de drie gevallen een team. Het bundelen van de middelen, kennis en netwerken is een rechtstreeks gevolg van de gebrekkige toegang tot middelen en de complexiteit van sociale noden. De collectieve ondernemingsdynamiek brengt meestal een of verschillende experts op vlak van maatschappelijk(e) (verantwoorde) behoeften en een of verschillende experts in het oprichten en het beheer van een onderneming samen. Door “zin” en “efficiëntie” aan elkaar te koppelen, heeft sociaal ondernemerschap een grote impact op de maatschappij en zorgt het mee voor het dichten van de achterhaalde kloof tussen de privésector, die enkel zou bestaan uit “echte” efficiënte en vernieuwende bedrijven, en de sociale sector, die enkel zou bestaan uit gesubsidieerde verenigingen met louter sociale en filantropische opdrachten.
Afsluitend kunnen we stellen dat de sociale ondernemer op een verschillende manier onderneemt maar ook met de bedoeling werk te maken van een andere wereld. Hij zorgt voor verandering en een meerwaarde voor de samenleving, zonder zich daarbij enkel te richten tot een minderheid van aandeelhouders. Hij maakt gebruik van instrumenten uit het kapitalisme en de klassieke privéonderneming, om te bouwen aan een maatschappelijk project, en vaak hanteert hij daarbij vernieuwende oplossingen. We moeten echter waakzaam blijven. Sociaal ondernemerschap mag in crisistijden dan al aantrekkelijk lijken en een antwoord bieden op bepaalde uitwassen van het neoliberale kapitalisme, het mag in geen geval een extra voorwendsel zijn voor de overheid om de huidige maatschappelijk verantwoorde uitdagingen van zich af te schuiven: sociale integratie, milieu, enz. Sociaal ondernemerschap kan de overheid niet vervangen maar kan ons economisch, politiek en sociaal model wel helpen om de stap te zetten naar een meer duurzame toekomst.
Om verder te gaan...
Barthélémy, A., & Slitine, R. (2011). Entrepreneuriat social : Innover au service de l’intérêt général. Paris : Vuibert. Bornstein, D. (2005). Comment changer le monde : Les entrepreneurs sociaux et le pouvoir des idées nouvelles. Paris : La Découverte. Mertens, S., Defourny J., & Dufays, F. (te verschijnen). « Entrepreneuriat social ». In Fayolle, A. (dir.). Encyclopédie de l’entrepreneuriat. Cormelles-le-Royal : Editions EMS.
Business modellen van de sociale onderneming. Of hoe bouwen we een coherent bedrijfsmodel op rond een project met een maatschappelijk oogmerk. Sybille Mertens - Cera Leerstoel, HEC-ULg Julie Rijpens - Academie voor Sociale Ondernemers, HEC-ULg In de rechtsvorm van sociale ondernemingen in België is vaak bepaald dat het nastreven van een maatschappelijke doelstelling (vzw, vennootschap met een sociaal oogmerk, coöperatieve vennootschap) prioritair is. Als we echter abstractie maken van een louter beschrijving van de rechtsvorm, kunnen we dit bedrijfsmodel analyseren op basis van de verschillen met het beter bekende model van de klassieke onderneming. Wat is m.a.w. het specifieke karakter van het sociale ondernemingsmodel? En vooral, hoe maken we van een project met een sociaal oogmerk, een coherent business model? Op die vragen probeert dit artikel een aantal antwoorden te geven.
WAT IS EEN “BUSINESS MODEL”? Een economisch model of business model beschrijft hoe de organisatie – zowel economische als sociale in het geval van de sociale ondernemingen – waarde creëert, levert en behoudt. Het business model is een synthetische weergave en bepaalt hoe de belangrijkste dimensies die een bedrijf kenmerken – de doeleinden, het productietype, de types financiering, de strategie, de organisatiestructuur, de governance of de relaties met de andere operatoren – op elkaar zijn afgestemd om meerwaarde te creëren. Sociale ondernemingen streven eerst en vooral een maatschappelijk oogmerk na, maar ze willen tegelijk ook economisch efficiënt zijn. Het verzoenen van beide logica’s binnen een coherent model, zowel voor de onderneming als voor haar belanghebbenden, is een hele uitdaging. Het samengaan van een maatschappelijke doelstelling met een economische activiteit heeft vooral concrete gevolgen voor het economisch model. Dit heeft een impact op de beheersmethodes, de kostenstructuur en de mate waarin de sociale ondernemingen bepaalde financieringsbronnen kunnen vrijmaken.
DE BUSINESS MODELLEN VAN DE SOCIALE ONDERNEMINGEN Het sociaal, of maatschappelijk, oogmerk van de sociale ondernemingen vraagt om andere en vaak complexere beheersmethodes. De toegevoegde waarde van sociale ondernemingen gaat uit van zowel sociale als economische maar soms ook politieke doeleinden. Door die verschillende doelstellingen zijn vaak ook aangepaste rechtsvormen nodig (verenigingen, coöperatieven, vennootschappen met een sociaal oogmerk), waardoor gesprekspartners met verschillende belangen en gevoeligheden t.o.v. het project, rond de sociale onderneming kunnen worden bijeengebracht. Het nastreven van een maatschappelijke doelstelling impliceert niet alleen dat die “belanghebbenden” bijeenkomen, maar ook dat ze op een andere manier worden betrokken. Daarom hanteert de sociale onderneming principes van economische democratie (de leden – en niet de aandeelhouders – nemen de beslissingen, vaak volgens het principe “een persoon, een stem”) en participatieve dynamiek (soms hebben de werknemers of consumenten het statuut van leden, waardoor ze ook bij de besluitvorming zijn betrokken). Op die manier wordt de besluitvorming in sociale ondernemingen interessanter maar tegelijk ook een stuk complexer. De sociale onderneming werkt overigens volgens een economisch model dat, door afstand te doen van rendabiliteit als enige doelstelling,
9
10
bepaalde kosten bespaart en dat naast commerciële middelen die voortkomen uit de verkoop van goederen en diensten, ook andere financieringsbronnen kan inzetten. Uit de analyse van de business modellen van de sociale ondernemingen blijkt immers dat een aantal van die ondernemingen op twee manieren met geringere productiekosten werkt: door het afzien van een deel van de verloning en door het binden van belanghebbenden. Om te beginnen kan de verloning van de inputs lager indien bepaalde werknemers (kaderleden bijvoorbeeld) instemmen met een lager loon dan dat wat ze in klassieke bedrijven zouden kunnen verdienen, of indien investeerders minder hoge eisen stellen op vlak van return on investment, waarbij sommigen zich zelf tevredenstellen met enkel een compensatie van de inflatie. Sociale ondernemingen worden bovendien gekenmerkt door de manier waarop ze erin slagen hun werknemers, klanten en leveranciers aan zich te binden. Deze loyauteit beperkt aanzienlijk de kosten voor publiciteit en prospectie, en de kosten als gevolg van absenteïsme of een te grote turnover. De economisch modellen van de sociale ondernemingen bewijzen ook dat ze door het nastreven van een maatschappelijk oogmerk
verschillende financieringsbronnen kunnen vrijmaken. Uiteraard verweven ze net als andere ondernemingen middelen via hun economische activiteit, dus vaak ook de verkoop van goederen en diensten. Soms bieden ze hun goederen en diensten aan hogere prijzen aan (bijv.: eco-bouw, biologische landbouw, eerlijke handel) of hanteren ze gedifferentieerde tarieven om die goederen en diensten aan een bredere waaier “klanten” te kunnen aanbieden (bijv.: wijkgezondheidscentra, sociale kruideniers, crèches en vzw’s). Heel wat van de sociale ondernemingen vervullen ook opdrachten van algemeen belang – samen met of in plaats van de overheid – en komen dan ook in aanmerking voor overheidsmiddelen, zoals subsidies of maatregelen om de werkgelegenheid te bevorderen (bijv.: inschakelingsbedrijven, jongerenorganisaties, culturele operatoren). Sociale ondernemingen kunnen tenslotte ook profiteren van giften, filantropische acties of vrijwilligers omdat het nut van hun actie is erkend door burgers-sympathisanten, stichtingen of mecenasbedrijven.
EEN GENERISCH MODEL, VERSCHILLENDE INVULLINGEN Door een deel van de kosten te beperken en extra middelen in te zetten heeft de sociale onderneming voldoende bewegingsruimte om haar maatschappelijke doelstelling te kunnen nastreven, en kan ze een aantal sociale en milieukosten dragen. Zo kan de sociale onderneming de kosten voor de vaak niet-tastbare kwaliteit van de goederen en diensten die ze produceert (biologische landbouw, inschakeling van werknemers met een handicap, eerlijke handel, ethische financiering) – minstens gedeeltelijk - internaliseren. Ze kan die marges ook benutten om economische activiteiten te bevorderen die de positieve gevolgen voor de samenleving optimaliseren in termen van sociale cohesie, gelijkheid of milieubescherming: korte ketens, hernieuwbare energie, inclusieve maatschappij, gelijke kansen of culturele diversiteit. Sociale ondernemingen combineren die dimensies op een heel verschillende manier. Aangezien de maatschappelijke of maatschappelijk verantwoorde doelstellingen divers zijn, verschilt de mate waarin sociale ondernemingen bepaalde kosten kunnen dekken en/of andere middelen kunnen aanspreken sterk, wat leidt tot heel wat verschillende bedrijfsmodellen. In onderstaande kaders worden zes verschillende modellen toegelicht, die in Belgische sociale ondernemingen worden toegepast. Ondanks de grote diversiteit, is de rode draad steeds een vernieuwend en toch heel coherent business model. ECOPOWER – SAMEN INVESTEREN IN HERNIEUWBARE ENERGIE De coöperatieve Ecopower is een handelsvennootschap die hernieuwbare energie produceert (vooral van windmolens) en onder zijn klanten verdeelt. Die zijn niet enkel klant maar ook coöperanten van het bedrijf. Hun investering in dit bedrijf is niet gericht op financieel rendement. De 40 000 Vlaamse gezinnen die lid zijn van deze coöperatieve willen vooral toegang krijgen tot groene energie tegen een schappelijke prijs. Het economisch model van Ecopower gaat in de eerste plaats uit van het standpunt van de gebruikers en dan pas van dat van de aandeelhouders. Ook de samenleving in de ruime betekenis profiteert van dat model aangezien het bedrijf niet alleen zijn klanten maar ook het brede publiek sensibiliseert rond energie-efficiëntie. Toch wel enigszins verrassend voor een energieproducent! www. ecopower.be
STRAATVERPLEGERS – UITSLUITING AANPAKKEN De sociale onderneming ‘Straatverplegers’ streeft naar herintegratie van daklozen via hygiëne. Deze Brusselse vereniging gaat daklozen opzoeken, probeert hun vertrouwen te winnen en spoort hen aan zichzelf te verzorgen. Ze krijgen daarvoor gratis begeleiding waarbij hen de basishandelingen hygiëne en zorgverstrekking worden aangeleerd en waarbij ze hulp krijgen bij het zoeken naar een woning of bij de socioprofessionele inschakeling. ‘Straatverplegers’ treedt dus vooral op als schakel tussen personen die in grote armoede leven en de professionals uit de gezondheidszorg en de sociale hulpverlening. Aangezien het hier om gratis diensten gaat, moest de sociale onderneming dus wel een origineel business model ontwikkelen. Dat was enerzijds gebaseerd op samenwerking met verschillende overheden die het nut van het initiatief erkennen en het daarom ook financieren. Dit volstaat echter niet en daarom doet de onderneming ook beroep op liefdadigheid (vrijwilligers, giften van particulieren, steun van stichtingen). Sinds kort organiseert ‘Straatverplegers’ trouwens tegen betaling opleidingen voor professionals uit de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening. www.infirmiersderue.org CARODEC – ANDERS GAAN BOUWEN Carodec is een bedrijf van bouwmaterialen. De directie van deze in Brussel en Waals-Brabant gevestigde naamloze vennootschap heeft ervoor gekozen te werken met duurzame materialen, die goed zijn voor milieu en gezondheid, en die menselijke waarden respecteren. Deze keuze heeft een prijs omdat het bedrijf heeft gekozen voor productgamma’s met een hoge milieukwaliteit. Dit blijkt echter mogelijk door het coherente economische model dat wordt gehanteerd: de aandeelhouders zien af van een vergoeding van hun kapitaal, de klanten (professionals of particulieren) die gevoelig zijn voor de maatschappelijk verantwoorde dimensie van de producten erkennen die meerwaarde en zijn soms ook bereid er een prijs voor te betalen, de werknemers worden betrokken bij de besluitvorming en staan achter het bedrijfsproject. Carodec is steeds op zoek naar manieren om het nog beter te doen en wil daarmee aantonen dat er alternatieven bestaan, en dat we ook in de bouwsector in de toekomst anders kunnen gaan bouwen. www.carodec.be
11
12
OXFAM MAGASIN DU MONDE EN ETHIQUABLE-BENELUX – INTERNATIONALE HANDEL OP EEN ANDERE MANIER Oxfam MdM is een vzw die een netwerk van winkels voor eerlijke en solidaire handel uitbaat in Brussel en Wallonië. Ethiquable is een coöperatieve vennootschap die in de Benelux producten vervaardigt en verdeelt, die de kleinschalige landbouw respecteren. De producten die beide sociale ondernemingen op de markt brengen, worden ingevoerd in het kader van een samenwerking die gemarginaliseerde producenten en werknemers, voornamelijk uit het Zuiden, betere voorwaarden biedt (eerlijke prijs, prefinanciering, stabiliteit, transparantie, fatsoenlijk werk, enz.). Het economisch model van de eerlijke handel is op twee pijlers gebaseerd. Om te beginnen wordt het aantal tussenpersonen en hun winstmarges beperkt. Ethiquable bijvoorbeeld, die producten uit haar gamma in supermarkten verdeelt, onderhandelt met de supermarkten over een kleinere marge. Eerlijke handel gaat vervolgens ook uit van sensibilisering van burgers uit het Noorden: die compenseren de sociale of milieukosten, door er soms mee in te stemmen een iets hogere prijs te betalen. Bij Oxfam MdM is betrokkenheid van de burgers essentieel omdat het bedrijf rekent op de gratis arbeidstijd van zijn 2 500 vrijwilligers. Een derde van de financiële middelen van Oxfam MdM komt trouwens van de overheden, waardoor sensibiliseringsacties via opleidingen rond ontwikkeling uiteindelijk de hele sector van de eerlijke handel ten goede komen. www.ethiquable.be - www.oxfammagasinsdumonde.be LES GRIGNOUX – EEN ALTERNATIEF VOOR DE VERSPREIDING VAN DE DOMINANTE CULTUUR Met hun filmprogrammering willen Les Grignoux de dominante cultuur van antwoord dienen. Deze sociale onderneming is actief in het Luikse (en sinds kort ook in Namen) en baat vier bioskopen in het stadscentrum uit (Le Parc, Le Churchill, Le Sauvenière en de Caméo). Een zo breed mogelijk publiek kan er terecht om in optimale omstandigheden, kwaliteitsfilms te ontdekken. Ook voor scholen organiseert de vzw activiteiten, zoals het project “Ecran large sur tabel noir” en bijscholingsactiviteiten (concerten, tentoonstellingen, debatten). De ticketprijzen zijn heel concurrentieel, ondanks het feit dat er vóór de film geen reclameboodschappen worden vertoond en dat alle popcorn en dergelijke uit de zalen wordt geweerd. Maar wat zijn dan de ingrediënten van het succes van zo’n project? Ondanks het alternatieve karakter, zijn Les Grignoux goed voor een marktaandeel van 30% in het Luikse. Eerst en vooral is er de aanzienlijke steun van de bevolking, die vragende partij is voor dat soort bioscoop. Jaarlijks trekken de verschillende zalen 500 000 bezoekers en ze brengen een blad uit dat op 50 000 exemplaren wordt gedrukt. Naast de 100 werknemers, zijn er ongeveer evenveel vrijwilligers. Deze onderneming is trouwens een uiterst geslaagd model van publiek/private samenwerking. De overheden zijn eigenaar van de locaties maar de vereniging staat in voor het beheer ervan. Ze nemen bovendien 35% van het budget van het bedrijf voor hun rekening. De vereniging baat tenslotte een café en een brasserie uit, waarvan de winsten de gemeenschappelijke kas spijzen. Dit versterkt de samenhang van het project, dat een plek wil zijn waar burgers elkaar kunnen ontmoeten. www.grignoux.be
CONCLUSIE De spelregels die de sociale ondernemingen zichzelf opleggen zet alles wat we als een dogma beschouwden, met name de superioriteit van het klassieke ondernemingsmodel, op de helling. Zo is de beperking die de sociale onderneming oplegt aan de vergoeding van kapitaal, een welgekomen verademing in een economische wereld die soms obsessief bezig lijkt te zijn met rendabiliteit op korte termijn. Of de economische democratie, die ons eraan herinnert dat de beslissingsmacht niet enkel in handen van de kapitaalverstrekkers hoeft te liggen en dat er andere legitieme eigendomsmodellen bestaan, die meer rekening houden met een waaier aan risico’s waaraan verschillende actoren zijn blootgesteld, dan enkel met het financiële risico waaraan de kapitaalverstrekker is blootgesteld. Wie het bestaan erkent van die “andere” bedrijven en belangstelling toont voor de werking ervan, bevordert tegelijk de pluraliteit van de economie en geeft het economische systeem de kans geleidelijk aan te evolueren naar een systeem dat meer rekening houdt met de mens en zijn natuurlijke omgeving. Het verankeren van een prioritair maatschappelijk oogmerk in de bedrijven zelf die economische activiteiten ontplooien bewijst dat het wel degelijk mogelijk is, business modellen toe te passen die niet enkel sociaal vernieuwend zijn maar tegelijk ook degelijk en levensvatbaar.
Mertens, S. (2010), La gestion des entreprises sociales, Edi.Pro, Liège.
Om verder te gaan...
Rijpens, J., Adam, S. (2011), « La gouvernance dans les ASBL : dans quels cadres jouent les acteurs associatifs ? », Les Dossiers d’ASBL Actualités : La bonne gouvernance dans les ASBL, n°12, p. 18-36. Osterwalder, A., Pigneur, Y. (2010), Business Model Generation: A Handbook for Visionaries, Game Changers, and Challengers, John Wiley & Sons, Hoboken. Yunus, M. (2010), Building Social Business, PublicAffairs – Perseus Books Group, New York.
13
Zijn verenigingen economische actoren? Drie goeie redenen om aan te nemen van wel Michel Marée - Centrum voor Sociale Economie, HEC-ULg 14
De term sociale onderneming kan betrekking hebben op een brede waaier van actoren zoals vennootschappen (vennootschappen met een sociaal oogmerk of coöperatieven), mutualiteiten, stichtingen of verenigingen.3 Verenigingen zijn veruit het sterkst vertegenwoordigd en zijn dan ook goed voor zo’n 90% van alle arbeid in loondienst (zie kwantitatieve barometer). Sociale ondernemingen zijn dus vooral verenigingen, wat bij een aantal – zelf binnen de verenigingssector – vragen oproept. Hoe kan een vereniging, die vaak rekent op overheidssubsidies en vrijwilligers, als een onderneming worden beschouwd en in hoeverre ontplooit ze economische activiteiten? Moeten we onder “economie” niet de activiteiten van klassieke ondernemingen verstaan, die hun productie op de markt verkopen en winst proberen te realiseren? Zijn op het eerste zicht tegenstrijdige termen zoals “economie” en “vereniging” wel verzoenbaar? Het beeld van de verenigingssector die aan de rand van de economie staat, of er zich zelf aan “vastklampt”, is nog altijd diep geworteld, ook bij politici en bij internationale instellingen, maar is fout. In de hedendaagse samenlevingen vervullen activiteiten van verenigingen economische vitale functies. Drie stellingen moeten dit bewijzen.
EERSTE STELLING: DE VERENIGINGSSECTOR SPEELT IN OP BEHOEFTEN EN DRAAGT DAAROM RECHTSTREEKS BIJ TOT HET CREËREN VAN RIJKDOM De perceptie als zou de economie een geheel van commerciële activiteiten zijn die worden uitgeoefend om winst te realiseren berust op een dubbele misvatting: op die manier wordt de economie enerzijds gelijkgesteld met de markt, en wordt de markt anderzijds gezien als een instelling die uitsluitend is bevolkt met producenten die zich enkel laten leiden door het maximaliseren van de rendabiliteit. Slaan we er de basisdefinitie op na, dan blijkt dat elke handleiding economische wetenschappen de economische activiteiten op een gelijkaardige manier beschrijft, met name het geheel van processen via dewelke een samenleving middelen inzet, a priori in beperkte hoeveelheden (arbeid, natuurlijke grondstoffen, kapitaal...) voor de productie van goederen of diensten, om te voldoen aan de behoeften en dus ook het welzijn van individuen. Het begrip “behoefte” moet hier heel ruim worden opgevat en beperkt zich niet enkel tot de zogenaamde “vitale” behoeften (voeding, huisvesting, …). Het dekt alle verwachtingen van de leden van de samenleving in termen van opleiding, gezondheid, transport, cultuur, veiligheid, enz. De term “economisch” betekent dus louter de noodzaak om keuzes te maken in het geheel van behoeften waaraan moet worden voldaan, en bijgevolg in alles wat moet worden geproduceerd, rekening houdend met het feit dat de middelen die we daarvoor kunnen gebruiken beperkt zijn. In België, net zoals in vele ander landen, is de verenigingssector sterk betrokken bij de organisatie van tal van diensten aan personen of van algemeen belang. Heel wat diensten op vlak van gezondheid, maatschappelijke dienstverlening, opleiding, sport of cultuur worden geleverd door verenigingen, die naast de overheidssector willen inspelen op de behoeften van de samenleving. In veel gevallen hebben de verenigingen ook een sociaal innoverende functie, dankzij vrijwilligerswerk en giften, waarmee ze innovatief kunnen inspelen op vragen waaraan zonder die verenigingen niet kan worden voldaan. In deze context kunnen we wel degelijk spreken over de “productie van goederen of diensten” wanneer we het over activiteiten van verenigingen hebben, en dus ook van “producenten” wanneer we het over de verenigingen hebben. Er worden immers middelen ingezet voor de realisatie van een “product” dat een behoefte moet vervullen. Het feit dat die activiteiten vaak en hoofdzakelijk met middelen buiten de markt, of m.a.w. via 3
In België gaat het om verenigingen zonder winstoogmerk (vzw), internationale verenigingen zonder winstoogmerk (ivzw) en feitelijke verenigingen (groep personen zonder rechtspersoonlijkheid).
ondernemingen, waar verenigingen ruim in de meerderheid zijn, in 2010 goed voor 11,6 % van de arbeid in loondienst. Die jobs zorgen voor inkomens, waarop uiteraard belastingen worden betaald, die op hun beurt terugvloeien naar de overheden. En vooral, die inkomens genereren ook uitgaven die vooral naar de profitsector gaan. Dit bevordert de economische activiteit, net zoals de aankopen die de verenigingssector doet bij de “klassieke” bedrijven. Verenigingen ontvangen en genereren dus aanzienlijke geldstromen en zijn daarom volwaardige actoren in de economische activiteit.
subsidies, giften of vrijwilligerswerk worden gefinancierd verandert helemaal niets aan die redenering. Activiteiten van verenigingen worden trouwens zorgvuldig bijgehouden in de nationale rekeningen en voor de berekening van het bruto binnenlands product (BBP) van het land. Economen hebben lange tijd weinig belangstelling getoond voor de verenigingssector als dusdanig. Het economische gewicht van de sector – met name de bijdrage ervan in het BBP – is dan ook lange tijd ruimschoots onderschat, omdat de sector moeilijk te isoleren was in de statistieken. Sinds een vijftiental jaar is er echter heel wat veranderd. Zo publiceert de Nationale Bank van België sinds 2004 jaarlijks een “Satellietrekening van de instellingen zonder winstoogmerk (IZW)”. Onder die IZW vallen de verschillende verenigingsvormen die in België bestaan en ook de stichtingen. Volgens de satellietrekening was de verenigingssector in 2010 – schoolinstellingen uit het vrije net niet meegerekend - in België goed voor 5,5 % van het BBP. En er zijn voldoende aanwijzingen die doen vermoeden dat dit cijfer is onderschat.
TWEEDE STELLING: DE VERENIGINGSSECTOR BEVORDERT DE ECONOMISCHE ACTIVITEIT In sommige publicaties lezen we nog altijd dat het uiteindelijk de actoren uit de profitsector zijn die voor de belastingen moeten opdraaien. Maar klopt die bewering wel? Volgens de rubriek ‘Statistieken’ van deze Barometer, was de tewerkstelling in sociale
En de verenigingssector mag dan al heel wat subsidies ontvangen, dat zorgt tegelijk ook voor een beperking van de overheidsuitgaven. Denken we bijvoorbeeld alleen nog maar aan de socioprofessionele (her)inschakeling van kansarmen, waardoor die personen uit de bijstand worden gehaald (werkloosheid, leefloon, …). Op die manier creëren ze economische activiteit en wordt de sociale samenhang versterkt (ongelijkheden wegwerken, maatschappelijk kapitaal verhogen, betere volksgezondheid, minder criminaliteit, …), wat ons naadloos bij de derde stelling brengt.
DERDE STELLING: DE VERENIGINGSSECTOR HEEFT EEN AANZIENLIJKE MAATSCHAPPELIJK IMPACT Mogen we het belang van de verenigingssector enkel beperken tot de financiële stromen en de bijdrage van de sector tot het BBP? Het voorbeeld hierboven toont aan dat behalve de winsten die dat voor de rechtstreekse bestemmelingen oplevert, activiteiten van verenigingen onrechtstreeks ook bijdragen tot de ontwikkeling van een harmonieuze samenleving en tot het welzijn ervan, door een zogenaamde “maatschappelijke impact” of “collectieve effecten” te genereren. Die gevolgen, die over het algemeen niet tastbaar zijn en meestal dus ook niet meetbaar, zijn typisch voor domeinen waarop de verenigingen (en vooral dan de sociale ondernemingen) actief zijn, met name inschakeling, opleiding, gezondheid, maatschappelijke dienstverlening of cultuur. Stel bijvoorbeeld dat het belang van de onderwijssector wordt herleid tot het aantal ingevulde jobs en tot de bijdrage ervan aan de BBP, zonder rekening te houden met
15
de essentiële rol die deze sector speelt in de socio-economische ontwikkeling. Als we alleen nog maar denken aan de gevolgen voor de profitsector, zorgt het onderwijs er dan niet voor dat bedrijven over gekwalificeerde arbeidskrachten kunnen beschikken, zonder dewelke ze nooit het huidige productiviteitsniveau zouden halen? Deze redenering gaat op voor bijna alle diensten die door verenigingen worden geleverd. Economen hebben het hier trouwens over “quasicollectieve” diensten om de maatschappelijk verantwoorde component van deze diensten te beschrijven. Termen als “sociale meerwaarde”, “maatschappelijk nut” of “collectieve voordelen” verwoorden perfect de positieve gevolgen die verenigingen voor de samenleving opleveren en die niet altijd binnen de klassieke boekhoudkundige modellen kunnen worden ingepast. 16
De drie net vernoemde stellingen, dat de verenigingssector diensten produceert die inspelen op basisbehoeften, dat de sector geldstromen genereert die verbonden zijn met de economische activiteit en dat de maatschappelijke impact ervan aanzienlijk is, tonen aan dat verenigingen misschien wel atypische economische actoren zijn maar tegelijk ook een sleutelrol vervullen in onze hedendaagse maatschappijen.
De social profitsector De social profitsector kan in principe op basis van drie criteria worden gedefinieerd, met name de middelen, de finaliteit en het type activiteiten: - In de ruime betekenis is de social profitsector het geheel van alle producenten: (1) die over andere soorten middelen beschikken dan die uit de verkoop, met name overheidsfinanciering, giften, bijdragen..., en (2) die een maatschappelijke doelstelling nastreven. Het gaat vooral om entiteiten uit de publieke sector, de verenigingssector, mutualiteiten en stichtingen. - In de enge betekenis heeft de social profitsector betrekking op de producenten die voldoen aan de twee vorige voorwaarden, en die bovendien diensten leveren op vlak van gezondheid, maatschappelijke dienstverlening, opleiding of cultuur. De benaming “non-profit” wordt vooral in Franstalig België gebruikt. Aan Nederlandstalige kant wordt eerder de term “Social-Profitsector” gehanteerd. Die wordt trouwens gebruikt door drie van de vier werkgeversfederaties uit de sector, met name op federaal vlak door UNISOC (Unie van socialprofitondernemingen - www.unisoc.be), en ook door UNIPSO (Union des entreprises à profit social - www. unipso.be) aan Franstalige kant en door VERSO (Vereniging voor social profit ondernemingen - www.verso-net.be) aan Nederlandstalige kant.
Om verder te gaan...
Koning Boudewijnstichting (2011), Het economisch gewicht van verenigingen in België. Kwantitatieve analyse (uitgave 2011), Brussel. Instituut voor de Nationale Rekeningen (2012), De satellietrekening van de instellingen zonder
winstoogmerk 2009-2010, Nationale Bank van België, Brussel. Marée, M., Gijselinckx, C., Loose, M., Rijpens, J., Francois, E. (2008), Verenigingen in België. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de sector, Koning Boudewijnstichting, Brussel. Marée, M., Develtere P., Mertens, S., Raymaekers, P, Defourny, J., Meireman, K. (2005), Het verenigingsleven in België. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse, Koning Boudewijnstichting, Brussel.
Opleidingscycli ‘beheer van een sociale onderneming’ Hugues Mouchamps - Centrum voor Sociale Economie, HEC-ULg Het beheer van sociale ondernemingen wordt er complexer maar ook professioneler op. Daarom moeten de huidige en toekomstige managers van sociale ondernemingen over de nodige bagage beschikken om vertrouwd te raken met de specifieke manier waarop die organisaties worden geleid. Om daarop in te spelen is het opleidingsaanbod de laatste jaren fel uitgebreid. Hieronder geven we een overzicht van de opleidingen van het lange type in België. Het gaat om opleidingen die worden gegeven in het kader van het hoger onderwijs maar ook door terreinactoren.4
RICHTINGEN IN HET HOGER ONDERWIJS Deze opleidingen zijn er voor studenten die zich tijdens hun schoolloopbaan willen specialiseren in het domein van de sociale ondernemingen. Het gaat hier concreet om vijf opleidingscycli die worden gegeven door Belgische hogescholen met een masteropleiding en een opleiding van bachelorniveau.5 De masteropleidingen worden over twee jaar gespreid en zijn elk goed voor 120 ECTS6. HECULg organiseert sinds 2010 een masteropleiding Management van de Sociale Ondernemingen, voor studenten die hun studies management willen voortzetten. Voor studenten die een richting “humane en sociale wetenschappen” volgen (sociologie, HR management, sociaal assistent, enz.), zijn er vier Masters in sociale engineering en actie: aan de HEPL en HELMO (Luik); aan de HEPH-Condorcet, de HEH en de UMons (Marcinelle); aan de HELHA en de HENALLUX (Namen en Louvain-la-Neuve) en aan het IESSID (Brussel). Deze vier Masters in sociale engineering en actie richten zich bovendien tot een gemengd publiek. Ze zijn er niet enkel voor studenten met een volledig leerplan die net hun bachelordiploma hebben behaald, maar ook voor werknemers die reeds op de arbeidsmarkt actief zijn en een bijscholing willen volgen. Op vlak van de bachelorprogramma’s organiseert enkel Thomas More (Turnhout) een specialisatie sociale economie binnen het programma “bedrijfsmanagement”, goed voor 180 ECTS gespreid over 3 jaar. Voor het leesgemak gebruiken we in de tekst enkel de afkortingen of het letterwoord van elke school. De volledige namen met verwijzing naar hun websites staan achteraan dit artikel. 5 Het “Master” diploma komt overeen met de vroegere licenties aan universiteiten en het “Bachelor” diploma vervangt de vroegere graduaten en kandidaturen. 6 Het ECTS (European Credits Transfer System) systeem levert een gemiddelde om de prestaties van studenten te meten en te vergelijken. De ECTS-studiepunten zijn een numerieke waarde die elk vak krijgt, rekening houdend met de totale werklast die van een student wordt vereist om voor dit vak te slagen. De totale werklast voor een studiejaar bedraagt 60 ECTS-studiepunten. 4
17
APARTE LESSEN IN HET HOGER ONDERWIJS Behalve volledige cycli, lopen in heel wat hogescholen ook programma’s met aparte lessen. Voor Franstalig België zijn daar bijvoorbeeld de lessen “sociale economie en non-profit” (5 ECTS, 30 uur) aan de UCL, of “sociale economie” (5 ECTS, 30 uur) aan de UNamur. Aan Nederlandstalige kant zijn er het seminarie “bestuursniveau: social profit sector” (6 ECTS , 45 uur) aan de Universiteit Gent of de les “sociale economie” (3 ECTS) aan de Hogeschool West-Vlaanderen. 18 RICHTINGEN IN HET HOGER ONDERWIJS IN HET BUITENLAND Niet alleen in België zijn er sinds kort steeds meer richtingen gespecialiseerd in het beheer van sociale ondernemingen, gelijkaardige initiatieven zijn er ook in het buitenland, met name aan een aantal gereputeerde instellingen. Twee economische hogescholen in Parijs bijvoorbeeld zijn ermee van start gegaan: aan de HEC-Paris is er de specialisatie “Alternative Management” aan het einde van een opleiding en aan de ESSEC kunnen studenten een diploma halen die verbonden is aan de Leerstoel Entrepreneuriat Social. Ook in Québec hebben studenten de keuze tussen de nieuwe specialisatie “gestion et innovations sociales” aan de HEC Montréal of het programma “gestion des entreprises sociales et collectives” aan de UQAM. In de Angelsaksische wereld tenslotte hebben ook alle grote economische hogescholen dat soort richtingen ingevoerd. Zo kunnen studenten in Oxford (Verenigd Koninkrijk) een MBA “social ondernemership and innovation” volgen, of een MBA “social enterprises” aan de Harvard Business School (Verenigde Staten) of een Master “nonprofit management” aan de Georgia State University (Verenigde Staten).
BIJSCHOLING Naast de opleidingen voor studenten met een volledig leerplan, zijn er ook cursussen voor professionals die een extra opleiding willen volgen. Ze richten zich specifiek tot managers, directeurs of werknemers uit sociale ondernemingen die nog geen managementopleiding hebben gevolgd maar die er door hun huidige functie toe worden verplicht, zich meer in het domein te gaan specialiseren. Ze kunnen er dus basiskennis opdoen in de verschillende managementdisciplines van de sociale ondernemingen. Behalve de masteropleiding in sociale engineering en actie, worden er voor dat publiek nog zes gelijkaardige programma’s georganiseerd in België: twee in elk gewest.
Het “Certificat universitaire en mangement des entreprises sociales” is een opleiding van het type “Executive Education”, die de HEC-ULg al sinds 2013 in Luik organiseert. De opleiding loopt over 18 maanden en is goed voor 18 ECTS. De andere cyclus in Wallonië is er een in Namen aan het IPFS, dat een “spécialisation cadre du secteur nonmarchand” van 860 uur organiseert. In Brussel is er een “certificat interuniversitaire en mangement associatif” georganiseerd door de ULB en de UMons. Dit certificaat loopt tijdens flexibele uren en is over een academiejaar gespreid (12 ECTS). Nog in het Brussels Gewest is er een “spécialisation en gestion d’entreprises sociales” van 820 uur (60 ECTS) aan de EPFC in Sint-Pieters-Woluwe. Aan Nederlandstalige kant organiseren de Universiteit Hasselt en de Antwerp Management School samen een bijscholingscyclus “management in de sociale economie” (4 modules van elk 8 dagen). Aan de Universiteit Gent tenslotte loopt er een cyclus “social profit en public management” van 30 dagen gespreid over een jaar (30 ECTS).
LANGE OPLEIDINGEN DIE DOOR TERREINACTOREN WORDEN GEGEVEN Tenslotte zijn er ook opleidingen rond het beheer van sociale ondernemingen die niet door een hogeschool worden georganiseerd, maar wel door terreinactoren. Ze sluiten aan bij de bijscholingen omdat ze vooral bedoeld zijn voor werknemers die zich willen verdiepen in het beheer van hun sociale onderneming. Die opleidingen zijn ook veel praktischer gericht. De verantwoordelijken van sociale ondernemingen krijgen er concrete tools aangereikt, die hen helpen in hun dagelijkse activiteiten. “Go for Gestion d’une entreprise à valeur sociale” is een eerste cyclus van 300 uur gespreid over 18 maanden en wordt georganiseerd door de UNIPSO. Een tweede cyclus, “sociale economie in de praktijk”, wordt in Vlaanderen georganiseerd en telt zes modules gespreid over 24 opleidingsdagen. De vzw IDEES organiseert in samenwerking met het IPEPS van Verviers een opleiding “économie sociale et gestion d’entreprise” van 96 uur voor werknemers en projectleiders uit de sociale economie. Tenslotte is er nog het programma Impact van Ashoka, dat sociaal ondernemerschap wil ondersteunen dankzij een begeleiding van zes maanden, inclusief opleidingen en individuele coaching voor projectleiders.
KORTE OPLEIDINGEN DIE DOOR TERREINACTOREN WORDEN GEGEVEN We hebben net een overzicht gegeven van de lange opleidingen rond het beheer van sociale ondernemingen. Daarnaast zijn er echter nog tal van korte of eenmalige opleidingen, voor terreinactoren, zoals die van de ‘adviesverlenende agentschappen’. Uiteraard zijn het er te veel om op te sommen maar we verwijzen graag naar de opleidingen uit de catalogus FORMAPEF voor werknemers uit de paritaire comités 319, 327, 329 en 332, de opleidingen georganiseerd door de sectorfederaties (door Atout EI of de Interfederale) of de intersectorale federaties, juridische opleidingen (door de vzw SEMAFOR) of de boekhoud- en financiële opleidingen (bijvoorbeeld door La Boutique de Gestion).
CONCLUSIE De opleidingen rond het beheer van de sociale ondernemingen zitten in de lift. Zoals de meeste opleidingen die in dit artikel aan bod komen bewijzen, neemt het opleidingsaanbod sinds een tiental jaar constant toe, zowel voor studenten met een volledig leerplan (bachelor- of masterniveau), als voor verantwoordelijken van sociale ondernemingen die hun (theoretische en praktische) kennis op vlak van beheer willen uitbreiden. Op het terrein wordt de impact van die opleidingen voor de talrijke sociale ondernemingen steeds duidelijker. Die kunnen voortaan rekenen op managers en werknemers die beter zijn opgeleid om te gaan met de specifieke kenmerken en uitdagingen die samengaan met het beheer van sociale ondernemingen. ... OVER DE OPLEIDINGSCYCLI
Meer weten...
Richtingen in het hoger onderwijs HEC-ULg (HEC-Ecole de Gestion, Universiteit van Luik) HEPL (Haute Ecole de la Province de Liège) en HELMO (Haute Ecole Libre Mosane) HEPH-Condorcet (Haute Ecole Provinciale de Hainaut - Condorcet), HEH (Haute école en Hainaut) en UMons (Universiteit van Bergen) HELHA (Haute École Louvain en Hainaut) en HENALLUX (Haute Ecole de Namur-Liège-Luxembourg) IESSID (Institut d’Enseignement Supérieur Social de l’Information et de la Documentation) Thomas More (Katholieke Universiteit Leuven@Thomas More) Bijscholing HEC-ULg (HEC-Ecole de Gestion, Universiteit van Luik) IPFS (Institut Provincial de Formation Sociale) ULB (Université Libre de Brussel) en UMons (Universiteit van Bergen) EPFC (Enseignement de Promotion et de Formation Continue) Universiteit Hasselt en Antwerp Management School Universiteit Gent Lange opleidingen die door terreinactoren worden gegeven UNIPSO (Union des entreprises à profit social) Escala Asbl IDEES (Institut de Développement Européen de l’Economie Sociale) en IPEPS Verviers (Institut Provincial de Promotion Sociale de Verviers) Programma Impact van Ashoka
19
STANDPUNTEN 20 Deze rubriek geeft toelichting bij de resultaten van een opinieonderzoek uitgevoerd bij Belgische experts sociaal ondernemerschap. WE ONTHOUDEN VIJF RESULTATEN 1. De experts zijn het erover eens dat sociale ondernemingen, gelet op de huidige economische context, een steeds grotere rol gaan vervullen, niet enkel in domeinen waar ze altijd al sterk aanwezig waren (armoedebestrijding, gezondheid, vergrijzing...) maar ook in nieuwe sectoren (agroalimentair, industrie, energie, enz.). 2. Volgens de meeste respondenten gaan sociale ondernemingen in de toekomst een steeds belangrijkere rol spelen naast de overheden en meer dan de helft denkt dat sociale ondernemingen alsmaar vaker de overheden gaan vervangen als verstrekker van diensten van algemeen belang. 3. De meeste experts zijn het er ook over eens dat de financiële situatie van sociale ondernemingen er sinds 2007 over het algemeen is op achteruitgegaan. Volgens hen heeft dat deels te maken met een geringere overheidsfinanciering, terwijl de privéfinanciering de laatste vijf jaar lijkt te zijn toegenomen. 4. Doordat de financiële middelen schaarser worden gaan de respondenten ervan uit dat de privémiddelen, vooral afkomstig van de markt en minder van giften of liefdadigheid, in de toekomst zullen toenemen maar dat het aandeel van de overheidsfinanciering daarentegen verder zal afkalven. 5. De belangrijkste uitdagingen voor sociale ondernemingen in de nabije toekomst zijn volgens experts, behalve het meten van hun maatschappelijk nut, ook het aanboren van nieuwe werkterreinen, het veiligstellen van de financiële levensvatbaarheid en het ontwikkelen van managementvaardigheden.
Rol, financiering en beheer van human resources in sociale ondernemingen: de mening van experts Julie Rijpens - Academie voor Sociale Ondernemers, HEC-ULg Dit opinieonderzoek werd uitgevoerd bij veertien referentie-instellingen en ging over thema’s rond sociaal ondernemerschap, zowel in het Franstalige als Nederlandstalige landsgedeelte. Het onderzoek peilt naar de standpunten van experts uit de sector over de rol van sociale ondernemingen om de uitdagingen van de toekomst aan te pakken, over de manier waarop ze worden gefinancierd, over een aantal aspecten op vlak van HR-management en over de uitdagingen van die ondernemingen. De experts werd gevraagd hun mening te geven over de huidige en toekomstige situatie van sociale ondernemingen, niet over de ideale manier waarop zij sociale ondernemingen zouden willen zien evolueren. Wat zij erover denken leest u hieronder.
21
ROL VAN SOCIALE ONDERNEMINGEN Uit de drie onderstaande grafieken blijkt duidelijk dat de experts het erover eens zijn dat in de huidige economische context, sociale ondernemingen een steeds grotere rol gaan spelen, zowel in hun traditionele vakgebieden zoals armoedebestrijding, gezondheid en vergrijzing, als in sectoren waar nu vooral klassieke ondernemingen actief zijn zoals de agroalimentaire (uiteraard denken we hier aan de rol die sociale ondernemingen kunnen spelen in de korte ketens) en energiesector (via coöperatieven voor hernieuwbare energie bijvoorbeeld), of de industrie en de handel. In de huidige economische context gaan sociale ondernemingen een steeds grotere rol spelen 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Sociale ondernemingen zullen in de toekomst nieuwe werkterreinen aanboren 7 6 5 4 3 2 1 0
volledig akkoord
eerder akkoord
eerder niet akkoord
helemaal niet akkoord
geen mening
volledig akkoord
eerder akkoord
eerder niet akkoord
helemaal niet akkoord
geen mening
Sociale ondernemingen zullen steeds vaker actief zijn in volgende domeinen : Agroalimentair Energie Industrie en handel Armoedebestrijding Leefmilieu Gezondheid en vergrijzing Buurtdiensten en diensten aan personen EcoBouw Cultuur Duurzame ontwikkeling Huisvesting
22
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
Volgens experts zal er steeds meer samenwerking zijn tussen sociale ondernemingen en andere operatoren (overheden en klassieke ondernemingen). De meeste respondenten zijn het erover eens dat sociale ondernemingen een steeds belangrijkere rol gaan spelen naast de overheden en ruim de helft denkt dat sociale ondernemingen geleidelijk aan de taken van de overheden zullen overnemen voor het verlenen van diensten van algemeen belang. Volgens de meeste experts zullen de sociale ondernemingen ook steeds vaker gaan samenwerken met de klassieke ondernemingen. In mindere mate zijn ze het er ook over eens dat de sociale ondernemingen vaker de concurrentie zullen aangaan met klassieke ondernemingen.
Relaties sociale ondernemingen en overheden 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Relaties sociale ondernemingen en klassieke ondernemingen 8 7 6 5 4 3 2 1 0
volledig akkoord
eerder akkoord
eerder niet akkoord
helemaal niet akkoord
geen mening
volledig akkoord
eerder akkoord
eerder niet akkoord
helemaal niet akkoord
geen mening
Sociale ondernemingen zullen een steeds belangrijkere rol gaan spelen naast de overheden voor het verlenen van diensten van algemeen belang.
Sociale ondernemingen zullen zich meer als concurrenten opwerpen van klassieke ondernemingen.
Sociale ondernemingen zullen geleidelijk aan de taken van overheden overnemen voor het verlenen van diensten van algemeen belang.
Sociale ondernemingen zullen steeds vaker gaan samenwerken met de klassieke ondernemingen.
FINANCIERING VAN SOCIALE ONDERNEMINGEN Onderstaande grafieken tonen ook aan dat volgens de meeste experts, sociale ondernemingen over onvoldoende financiële middelen beschikken, hoewel de meningen daarover nogal uiteenlopen. Ze zijn het er wel nogal over eens dat de financiële situatie van de sociale ondernemingen er sinds 2007 over het algemeen is op achteruitgegaan. Volgens hen heeft dat deels te maken met een geringere overheidsfinanciering. De privéfinanciering daarentegen lijkt de laatste vijf jaar dan weer te zijn toegenomen. Als we deze resultaten vergelijken met de lessen die zijn getrokken uit vorige opinieonderzoeken die de Koning Boudewijnstichting bij de Belgische verenigingssector liet uitvoeren – een eerste in 2005 (35 bevraagde federaties)7 en een tweede in 2007 (473 bevraagde verenigingen), dan zien we dat de respondenten in beide onderzoeken toen van mening waren dat de financiële middelen in de sector stabiel waren en zelf toenamen, en idem voor de overheidsfinanciering. Door de recente economische en financiële crisis lijken experts hun mening op dat vlak dus te herzien.
Sociale ondernemingen beschikken over het algemeen over voldoende financiële middelen voor hun activiteiten 8 7 6 5 4 3 2 1 0 volledig akkoord
eerder akkoord
eerder niet akkoord
helemaal niet akkoord
geen mening
Evolutie van de financiering van sociale ondernemingen sinds 2007 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 is erop verbeterd
is stabiel gebleven
is erop verslechterd is erop verslechterd
Financiële situatie van sociale ondernemingen Aandeel van privéfinanciering op het totale aantal middelen van sociale ondernemingen Aandeel van overheidsfinanciering op het totale aantal middelen van sociale ondernemingen
Door de geringere financiële middelen gaan respondenten ervan uit dat de privémiddelen, vooral die van de markt en in mindere mate van giften of liefdadigheid, in de toekomst zullen toenemen. Ze zijn het er ook over eens dat het aandeel van de overheidsfinanciering op het totale aantal middelen van sociale ondernemingen in de toekomst ongetwijfeld zal afnemen, terwijl de meeste experts overheidsfinanciering als essentieel beschouwen voor de ontwikkeling van sociale ondernemingen.
7
Volledige referenties op het einde van dit artikel.
23
Aanstaande evolutie van de financiering van de sociale ondernemingen
Overheidsfinanciering is essentieel in de ontwikkeling van de sociale ondernemingen 8 7 6 5 4 3 2 1 0
8 7 6 5 4 3 2 1 0
24
volledig akkoord
eerder akkoord
eerder niet akkoord
helemaal niet akkoord
geen mening
volledig akkoord
eerder akkoord
eerder niet akkoord
helemaal niet akkoord
geen mening
Aandeel van de verkoop op het totale aantal middelen van sociale ondernemingen zal in de toekomst toenemen. Aandeel van giften of liefdadigheid op het totale aantal middelen van sociale ondernemingen zal in de toekomst toenemen. Aandeel van de overheidsfinanciering op het totale aantal middelen van sociale ondernemingen zal in de toekomst toenemen.
HR-MANAGEMENT IN SOCIALE ONDERNEMINGEN Uit onderstaande grafieken blijkt dat de arbeidsomstandigheden in de meeste gevallen als beter of gelijkwaardig worden ervaren in vergelijking met klassieke ondernemingen. Wat de lonen betreft zijn de respondenten het er nogal over eens dat die in sociale ondernemingen over het algemeen lager zijn dan die in de klassieke ondernemingen. Om een vergelijking mogelijk te maken moet er ook een onderscheid worden gemaakt tussen de lonen van de directieleden en die van andere categorieën werknemers. Uit twee recente studies8 is immers gebleken dat de loonspanning, of het verschil tussen de hoogste en de laagste lonen in een organisatie, in sociale ondernemingen zeer gering is (1 à 3 gemiddeld), wat niet het geval is in klassieke ondernemingen.
Lonen en arbeidsvoorwaarden in sociale ondernemingen 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 hoger/beter
Over de mate waarin de directieleden van sociale ondernemingen al dan niet over voldoende managementvaardigheden beschikken, lijken de meningen nogal verdeeld. Alle experts zijn het er wel over eens dat het wat dat betreft de goeie kant lijkt op te gaan, wat dan
even hoog/goed
lager/slechter
geen mening
In vergelijking met de klassieke ondernemingen liggen de lonen in sociale ondernemingen : In vergelijking met de klassieke ondernemingen zijn de arbeidsvoorwaarden in sociale ondernemingen :
Het gaat hier om een studie van Charlotte Moreau (LENTIC en Centre d’Economie Sociale, HEC-ULg) over de praktijken op vlak van HR-management in sociale ondernemingen en om de studie “Mapping Social Enterprises in Belgium” van i-propeller (zie volledige referenties op het einde van dit artikel). 8
weer te maken kan hebben met het steeds groter aanbod aan opleidingen (zie artikel van H. Mouchamps in diezelfde Barometer). Betere managementvaardigheden worden door de experts overigens vaak aangehaald als belangrijke uitdaging voor sociale ondernemingen (zie volgende vraag). Directieleden van sociale ondernemingen zijn over het algemeen goed opgeleid voor het beheer van hun onderneming
De managementvaardigheden van de directieleden van de sociale ondernemingen
7 6
12
5
10
4
8
3
6
2
4
1
2
0
25
0 volledig akkoord
eerder akkoord
eerder niet akkoord
helemaal niet akkoord
geen mening
zijn erop verbeterd
zijn dezelfde gebleven
zijn erop achteruitgegaan
geen mening
TOEKOMSTIGE UITDAGINGEN VAN DE SOCIALE ONDERNEMINGEN Als afsluiter van dit overzicht hebben de experts zich uitgesproken over de grootste uitdagingen die sociale ondernemingen in de nabije toekomst te wachten staan. Bovenaan de lijst staat het meten van het maatschappelijk nut van sociale ondernemingen, met name de maatschappelijke of maatschappelijk verantwoorde impact ervan, gevolgd door het aanboren van nieuwe werkterreinen, het veiligstellen van de financiële levensvatbaarheid, het ontwikkelen van managementvaardigheden en de concurrentie aangaan met operatoren uit de klassieke privésector.
De grootste uitdagingen die sociale ondernemingen in de nabije toekomst te wachten staan : Maatschappelijk nut meten Nieuwe werkterreinen aanboren Financiële levensvatbaarheid veiligstellen Managementvaardigheden ontwikkelen De concurrentie aangaan Wettelijk kader aanpassen Publieke opdrachten aannemen De onderneming evalueren Overheidsfinanciering verkrijgen 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
Dit overzicht bundelt de standpunten van een panel van experts in tal van facetten van het sociaal ondernemerschap. Over een aantal zaken zijn ze het eens, over andere veel minder. Dit kan wijzen op verschillende opvattingen over de perimeter van sociaal ondernemerschap, op regionale verschillen of andere gevoeligheden t.o.v. de verschillende vormen van sociale ondernemingen (verenigingen, vennootschappen, individuele ondernemers, enz.).
26
Meer weten...
Huysentruyt, M., Weymiens, S., & Kint, A. (2013), Mapping Social Enterprises in Belgium, i-propeller, Bruxelles. Marée, M., Gijselinckx, C., Loose, M., Rijpens, J., Francois, E. (2008), Les associations en Belgique. Une analyse quantitative et qualitative du secteur, Fondation Roi Baudouin, Bruxelles Marée, M., Develtere P., Mertens, S., Raymaekers, P, Defourny, J., Meireman, K. (2005), Le secteur associatif en Belgique - Une analyse quantitative et qualitative, Fondation Roi Baudouin, Bruxelles Moreau, C. (à paraître – décembre 2014), Diversité des pratiques de gestion des ressources humaines dans les entreprises sociales : premiers résultats d’une enquête quantitative, Académie des Entrepreneurs Sociaux, Liège.
We danken alle experts die aan het interview hebben deelgenomen en dit opinieonderzoek hebben beantwoord, met name : Peter Bosmans, Febecoop - MarieCaroline Collard, SAW-B - Cécile de Préval, UNIPSO - Joël Gillaux, Syneco - Caroline Godts, Sociale Innovatie Fabriek - Christophe Kevelaer, CoopBuro - Sébastien Pereau, Concertes - Jean-Pierre Pollenus, Febecoop - Emmanuelle Renaud, AGES - Virginie Samyn, Ashoka - Denis Stokkink, Pour la Solidarité - Loïc van Cutsem, Oksigen Lab Vincent De Coninck, Poseco - Mark Vanhumbeeck, in-C.
STATISTIEKEN 27 Deze rubriek geeft toelichting bij de kwantitatieve barometer, die betrekking heeft op 16 500 Belgische sociale ondernemingen en waaruit een aantal grote tendensen blijken. WE ONTHOUDEN VIJF RESULTATEN. 1. Zowel wat het aantal bedrijven, als wat het aantal jobs betreft, hebben sociale ondernemingen de laatste jaren een sterkere groei gekend dan de rest van de economie. Ze zijn op vandaag goed voor zo’n 362 000 VTE (door de Gemeenschappen gefinancierde jobs in het vrij onderwijs niet meegerekend), of 11,6 % van de totale arbeid in loondienst in België. 2. Verenigingen zijn veruit de grootste werkgever van alle sociale ondernemingen, met 90 % van alle jobs in de sector. Andere types operatoren zijn echter aan een opmars bezig: zo is de tewerkstelling in vennootschappen met een sociaal oogmerk tussen 2009 en 2012 met 26% gestegen. 3. Sociale ondernemingen zijn vooral actief op vlak van gezondheid en maatschappelijke dienstverlening, maar zijn ook aanwezig in bijna alle grote bedrijfstakken. 4. De man-/vrouwverhouding in sociale ondernemingen is omgekeerd t.o.v. van de privésector: in 2012 waren vrouwen goed voor 69,8 % van de tewerkstelling (in VTE), tegenover slechts 35,5 % in de privésector. 5. Sociale ondernemingen onderscheiden zich ook op vlak van arbeidstijd van andere sectoren: in 2012 lag het aantal deeltijdse jobs (in termen van werkposten) veel hoger (44 %) dan in de rest van de economie (34,6 %).
Kwantitatieve barometer van de sociale ondernemingen Centrum voor Sociale Economie, HEC-ULg (op basis van de ConcertES gegevens)
28
Om het toenemend belang van sociale ondernemingen in het economische systeem in kaart te brengen, is ook een cijferanalyse nodig. Op internationaal vlak onderscheidt België zich door de kwaliteit van de statistieken over sociale ondernemingen. Sinds een aantal jaar maakt het platform ConcertES (www.concertes.be), op basis van administratieve bronnen (Kruispuntbank van Ondernemingen, RSZ, Balanscentrale van de Nationale Bank, BTW, nationale rekeningen, satellietrekening van de instellingen zonder winstoogmerk) en van enquêtegegevens, werk van een database met daarin de belangrijkste economische informatie over alle sociale ondernemingen. De kwantitatieve barometer van de sociale ondernemingen in België gebruikt deze database voor zijn presentatie van het aantal sociale ondernemingen, de omvang van de arbeid in loondienst, het relatieve belang van de rechtsvormen, de aanwezigheid van sociale ondernemingen in de verschillende bedrijfstakken en van het thema gender en arbeidsstelsel in de tewerkstelling in sociale ondernemingen. De perimeter die is afgebakend voor de sociale ondernemingen is de volgende: V(I)ZW’s, stichtingen van openbaar nut, coöperatieven die zijn erkend voor de Nationale Raad voor Coöperatie (NRC), vennootschappen met een sociaal oogmerk (VSO), mutualiteiten en onderlinge verzekeringsvennootschappen.9 Private ziekenhuizen en instellingen uit het vrije onderwijs vallen binnen deze perimeter. Om het gewicht van onderwijsinstellingen te beperken, zijn enkel de jobs die met eigen middelen worden gefinancierd (en dus niet die, die door de Gemeenschappen worden gefinancierd), in de statistieken van deze instellingen opgenomen. Bij sommige benaderingen van de sociale onderneming wordt verwezen naar een perimeter die beperkter is dan die die hier wordt gehanteerd. Soms moeten we ons beperken tot organisaties met een maatschappelijke doelstelling maar van commerciële aard, die hun financiële middelen dus hoofdzakelijk op de markt halen. Of het gebeurt dat het toepassingsgebied van de sociale onderneming zich beperkt tot ondernemingen die actief zijn op vlak van socio-professionele inschakeling, zoals de inschakelingsbedrijven of de beschutte werkplaatsen. Bij een vergelijking van de statistieken die van verschillende bronnen afkomstig zijn, dient dus rekening te worden gehouden met deze verschillen.
16 500 SOCIALE ONDERNEMINGEN DIE WERK VERSCHAFFEN België telt ruim 16 500 sociale ondernemingen die werknemers in dienst hebben10, tegenover 207 000 ondernemingen in de privésector (sociale ondernemingen niet meegerekend).11 Er zijn er ongeveer evenveel in Vlaanderen als in Wallonië. In verhouding tot de grootte van het Gewest, is de dichtheid van sociale ondernemingen het hoogst in Brussel. Dit komt doordat de telling enkel is gebaseerd op de maatschappelijke zetel van de ondernemingen en niet op de exploitatiezetels. Uit een vergelijking van de groeicijfers over de periode 2009-2012, blijkt dat het aantal sociale ondernemingen dat werk verschaft, meer stijgt dan dat in de privésector. De groeicijfers van de sociale ondernemingen zijn bovendien stabieler en steeds positief over de beoordelingsperiode, terwijl die van de privésector aan het einde van die periode negatief worden.
Feitelijke verenigingen worden niet opgenomen in deze barometer omdat ze moeilijk te traceren zijn in de statistieken. De gegevens hebben steeds betrekking op de 31ste december of op het vierde trimester van het betrokken jaar. 11 Onder “privésector” wordt hier dus steeds verstaan de privésector, sociale ondernemingen niet meegerekend. 9
10
Tabel 1. Evolutie van het aantal sociale ondernemingen per Gewest (maatschappelijke zetel) - 2009 tot 2012 2009
2010
2011
2012
Evolutie 2009-2012
Brussel
4 080
4 162
4 264
4 313
5,7 %
Vlaanderen
6 305
6 337
6 344
6 352
0,7 %
Wallonië
5 803
5 905
5 938
5 971
2,9 %
16 188
16 404
16 546
16 636
2,8 %
206 809
208 516
209 408
206 915
0,1 %
Totaal sociale ondernemingen Totaal privésector
Figuur 1. Groeicijfers van het aantal sociale ondernemingen en van de privésector 1,5 % 1,0 % 0,5 % 0,0 % -0,5 % Sociale ondernemingen
-1,0 %
Privésector
-1,5 % 2009
2010
2011
2012
362 000 JOBS IN LOONDIENST IN SOCIALE ONDERNEMINGEN Sociale ondernemingen zijn goed voor ruim 362 000 jobs (uitgedrukt in voltijds equivalenten - VTE). Terwijl het aantal sociale ondernemingen dat werk verschaft in Vlaanderen en Wallonië ongeveer gelijk is, ligt het aantal jobs twee keer hoger in het Noorden dan in het Zuiden van het land. Vlaamse ondernemingen tellen dus gemiddeld twee keer meer banen dan Brusselse of Waalse bedrijven. Opvallend is ook dat de tewerkstelling in private ziekenhuizen en het aantal jobs dat met eigen middelen wordt gefinancierd in scholen uit het vrije net, een aanzienlijke deel van de werkgelegenheid in sociale ondernemingen uitmaakt. In cijfers uitgedrukt was dit in 2012 voor het hele land 28 %.
29
Tabel 2. Evolutie van het aantal VTE in sociale ondernemingen per Gewest (maatschappelijke zetel) - 2009 tot 2012 2009 Brussel
waarvan Onderwijs/Ziekenhuizen
Vlaanderen
waarvan Onderwijs/Ziekenhuizen
Wallonië 30
waarvan Onderwijs/Ziekenhuizen
Totaal sociale ondernemingen
waarvan Onderwijs/Ziekenhuizen
11 635,7 54 164,2 26 920,8 92 720,7
Totaal privésector Totaal overheidssector
2010
68 210,7 181 252,2 88 127,7 337 590,6
11 850,0 56 476,1 27 548,3 95 874,3
69 386,6 187 635,5 90 003,7 347 025,8
2011 12 528,2 58 693,4 27 943,7 99 165,3
71 487,9 193 449,5 91 452,0 356 389,3
2012 12 938,5 60 043,6 28 071,3 101 053,4
72 494,0 197 002,7 92 641,1 362 137,8
Evolutie 2009-2012 11,2 % 10,8 % 4,3 % 9,0 %
6,3 % 8,7 % 5,1 % 7,3 %
1 786 986,2
1 818 548,6
1 881 088,5
1 853 249,9
3,7 %
945 808,1
947 628,1
914 884,8
913 713,8
-3,4 %
Wat de evolutie van de werkgelegenheid betreft blijkt uit volgende grafiek duidelijk dat sociale ondernemingen beter bestand lijken tegen de crisis dan de rest van de privésector en de overheidssector: het groeicijfer van de sociale ondernemingen over de periode 2009 - 2012 is over het algemeen hoger en blijft altijd positief. Het feit dat heel wat sociale ondernemingen kunnen rekenen op overheidssteun – die vaak ook structureel is – verklaart ongetwijfeld gedeeltelijk dat dat soort ondernemingen daar beter tegen is bestand. Figuur 2. Groeicijfers van het aantal VTE van de sociale ondernemingen, van de privésector en van de overheidssector 4% 3% 2% 1% 0%
Sociale ondernemingen
-1 %
Privésector Overheidssector
-2 % -3 % -4 % -5 % -6 % 2009
2010
2011
2012
Wat is het relatieve belang van sociale ondernemingen in de arbeid in loondienst in België? Volgens voorgaande tabel bedraagt het in VTE uitgedrukte banen in de sociale ondernemingen 11,6 %. Als we de arbeid in loondienst in sociale ondernemingen koppelen aan de totale arbeid in loondienst in de privésector (als we in de ratio dus abstractie maken van de overheidstewerkstelling), dan zijn de sociale ondernemingen
goed voor 16,3 % van de arbeid in loondienst. Uit de grafiek met de cijfers per gewest blijkt dat dit percentage schommelt tussen 15,1 % (Vlaanderen) en 20,1 % (Wallonië). Figuur 3. Relatief aandeel van de sociale ondernemingen en van de privésector in de arbeid in private loondienst, per Gewest (maatschappelijke zetel) - 2012 100 % 90 % 80 % 70 % 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0%
31
Sociale ondernemingen Privésector
Brussel
Vlaanderen
Wallonië
Totaal
SOCIALE ONDERNEMINGEN EN RECHTSVORMEN Zoals verwacht tellen de vzw’s het hoogste aantal jobs (90 %) in sociale ondernemingen. Gelet op het gewicht van die verenigingen, blijft dit aantal in de loop van de tijd stabiel. Figuur 4. Verdeling van het aantal VTE in sociale ondernemingen per rechtsvorm - Jaar 2012 VZW 90 % VIZW 1 % Mutualiteit en onderlinge verzekeringsvennootschappen 4 % Stichting van openbaar nut 2 % Coöperatieven NRC (inclusief in VSO) 1 % VSO 2 %
Opvallend is dat de relatieve toename van het aantal jobs tussen 2009 en 2012 het sterkst is in de VSO (26 %). Dit valt vooral te verklaren door de ontwikkeling van de markt van de dienstencheques. Bedrijven die erkend werden in het kader van het vernieuwende systeem van overheidsfinanciering hadden er vooral baat bij te kiezen voor een “vennootschap met een sociaal oogmerk” omdat ze op die manier ook in aanmerking kwamen voor een andere steunmaatregel van de overheid (de SINE-maatregel). In het Waalse Gewest zijn inschakelingsbedrijven bovendien verplicht de vorm van een VSO aan te nemen. Opvallend is tenslotte ook dat de VIZW’s er relatief sterk op vooruitgaan.
Tabel 3. Relatieve evolutie tussen 2009 en 2012 van het aantal VTE van de sociale ondernemingen per rechtsvorm 2009-2012 Stichtingen van openbaar nut
5,1 %
Coöperatieven erkend door de NRC (inclusief in VSO)
5,2 %
Vennootschappen met een sociaal oogmerk (VSO)
32
26,0 %
VZW’s
7,2 %
VIZW’s
20,3 %
Mutualiteiten
-0,7 %
Onderlinge verzekeringsvennootschappen
-11,7 %
Algemeen totaal
7,3 %
SOCIALE ONDERNEMINGEN EN BEDRIJFSTAKKEN Sociale ondernemingen zijn vooral actief in de gezondheid en maatschappelijke dienstverlening maar ook in andere bedrijfstakken, met uitzondering van de winningsactiviteiten. Weinig verrassend zijn ze in Brussel ook niet actief in de landbouw, bosbouw en visserij. In onderstaande grafiek worden de bedrijfstakken met minder dan 2 000 VTE ondergebracht in de categorie “Andere en onbepaald“12. Figuur 5. Verdeling van het aantal VTE van de sociale ondernemingen per bedrijfstak - Jaar 2012 (NACE-code) Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Ziekenhuizen Overige diensten Administratieve en ondersteunende activiteiten Andere en onbepaald Openbaar bestuur en defensie Kunst, amusement en recreatie Verplicht onderwijs Onderwijs Groot- en detailhandel - Reparatie van auto’s en motorfietsen Informatie en communicatie Verschaffen van accommodatie and maaltijden 0
40 000
80 000
120 000
160 000
Op vlak van evolutie, doet er zich opnieuw een “dienstencheque” effect voor omdat de tak die de grootste sprong vooruit maakt, de “Administratieve en ondersteunende activiteiten” zijn, die op dat soort jobs betrekking heeft. Over de periode 2009 – 2012 zijn het dan weer “Informatie en communicatie” en de “private ziekenhuizen” die de sterkste stijgers zijn.
12
Het gaat om landbouw, bosbouw, visserij, verwerkende nijverheid, bouw, transport, elektriciteitsproductie, enz.
Tabel 4. Relatieve evolutie tussen 2009 en 2012 van het aantal VTE van de sociale ondernemingen per bedrijfstak 2009-2012 Administratieve en ondersteunende activiteiten
27,9 %
Informatie en communicatie
10,2 %
Private ziekenhuizen
9,1 %
Verplicht onderwijs
7,9 %
Groot- en detailhandel - Reparatie van auto’s en motorfietsen
6,9 %
Overige diensten
6,3 %
Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening
6,2 %
Andere en onbepaald
5,2 %
Onderwijs
5,0 %
Verschaffen van accommodatie and maaltijden
1,1 %
Kunst, amusement en recreatie
0,9 %
Openbaar bestuur en defensie – verplichte sociale zekerheid
-1,0 %
Algemeen totaal
7,3 %
33
VERDELING PER GESLACHT VAN DE WERKGELEGENHEID IN SOCIALE ONDERNEMINGEN In sociale ondernemingen is de man/vrouw-verhouding omgekeerd in vergelijking met wat we in andere ondernemingen vaststellen: in 2012 zijn vrouwen goed voor 69,8 % van de arbeid in loondienst (VTE), tegenover slechts 35,5 % in de rest van de privésector. Ter vergelijking, het aantal vrouwen in de overheidssector bedraagt 52,7 %. Opvallend is dat die percentages relatief stabiel zijn in de loop van de bestudeerde periode. Figuur 6. Man/vrouw-verhouding van de jobs in sociale ondernemingen, privésector en overheidssector - 2012
Sociale ondernemingen Privésector Overheidssector Totaal
Mannen Vrouwen
0%
20 %
40 %
60 %
80 %
100 %
VERDELING VOLTIJDS/DEELTIJDS VAN DE WERKGELEGENHEID IN SOCIALE ONDERNEMINGEN Ook op vlak van arbeidstijd ziet tewerkstelling in sociale ondernemingen er enigszins anders uit: het aantal deeltijds tewerkgestelden (in termen van arbeidsposten) ligt er hoger (44 %) dan in de rest van de economie (34,6 %), en vooral dan in de rest van de privésector (31,2 %). Figuur 7. Verhouding voltijds/deeltijds tewerkgestelden in sociale ondernemingen, privésector en overheidssector - 2012
34
Sociale ondernemingen Privésector Overheidssector Totaal
Voltijds Deeltijds
0%
20 %
40 %
60 %
80 %
100 %
Rekening houdend met het geslacht, blijkt heel duidelijk dat vrouwen vaker deeltijds werken (66 %) dan mannen (27,3 %). Dit verschil geldt overigens ook voor de rest van de economie (daar zijn de percentages respectievelijk 54,9 % en 15,7 %). Net als voor de rest van de economie, daalt ook het aantal voltijdse jobs jaar na jaar, zowel voor mannen als voor vrouwen. Figuur 8. Evolutie van de arbeidstijd (voltijds/deeltijds) tussen 2009 en 2012 in sociale ondernemingen in functie van het geslacht 80 %
70 %
60 %
50 %
40 %
Mannen voltijds Vrouwen voltijds Mannen deeltijds
30 %
Vrouwen deeltijds
20 % 2009
2010
2011
2012
35
Michel Marée
Hugues Mouchamps
Sybille Mertens
Frédéric Dufays
Julie Rijpens
Frédéric Dufays is doctoraatsstudent FRESH (FNRS) aan het Centrum voor Sociale Economie van de Universiteit van Luik. Na een ervaring in de overheidssector voert hij nu onderzoek naar de collectieve dynamieken van sociaal ondernemerschap en met name naar de rol van het sociaal netwerk van ondernemers in de opstartfase van de onderneming.
[email protected]
Hugues Mouchamps is onderzoeker aan het Centrum voor Sociale Economie van de Universiteit van Luik. Hij voert onderzoek naar de evaluatie van de prestaties van sociale ondernemingen en naar vraag en aanbod van korte voedselketens. Daarvoor was hij vijf jaar lang actief als coördinator van een bedrijf voor vorming door arbeid te Luik.
[email protected]
Michel Marée is licentiaat sociale wetenschappen aan de Universiteit van Luik en heeft ook een ‘maîtrise’ overheidseconomie behaalt aan de Université de Paris-I Panthéon-Sorbonne. Sinds 1998 is hij onderzoekscoördinator aan het Centrum voor Sociale Economie, waar hij is gespecialiseerd in het conceptueel en kwantitatief in kaart brengen van de sociale economie en van de social profitsector, en in de theoretische analyse van de collectieve impact van sociale ondernemingen.
[email protected]
Julie Rijpens is onderzoekscoördinator aan het Centrum voor Sociale Economie van de HEC–Ecole de Gestion van de Universiteit van Luik en directrice van de Academie voor Sociale Ondernemers @HECULg. Ze is handelsingenieur van opleiding en heeft een DEA diploma ontwikkeling, milieu en vennootschappen. Momenteel is ze haar doctoraatsthesis ‘beheerswetenschappen’ aan het afwerken over het beheer van sociale ondernemingen.
[email protected]
Sybille Mertens is doctor sociale wetenschappen, onderzoeksdirecteur aan het Centrum voor Sociale Economie en docent aan de HEC–Ecole de Gestion, Universiteit van Luik. Ze bekleedt de Cera Leerstoel “Sociaal en Coöperatief Ondernemerschap” en staat bekend als een specialiste ‘management van sociale ondernemingen’.
[email protected]
OVER DE ACADEMIE VOOR SOCIALE ONDERNEMERS De Academie voor Sociale Ondernemers @HEC-ULg is het platform voor de activiteiten inzake opleiding, ondersteuning en netwerking van sociale ondernemers van het Centrum voor Sociale Economie, HEC-ULg. De Academie heeft een driedubbele doelstelling: verschillende actoren met verschillende ervaringen met elkaar in contact brengen (sociale ondernemers, managers van sociale ondernemingen, ondersteunende organisaties, studenten, docenten, enz.), die actoren een platform aanbieden waar ze elkaar kunnen ontmoeten, in dialoog treden en ervaringen uitwisselen, ongeacht de organisaties waar ze lid van zijn en de sectoren waar ze actief zijn, en de banden versterken tussen sociale ondernemingen en de academische wereld, met name om een link te leggen met het wetenschappelijk onderzoek. De Academie kan rekenen op financiële steun van vier partners, met name de coöperatieve Cera, de SRIW-Sowecsom, het Fonds InBevBaillet Latour en CBC Banque & Assurance. Twaalf referentie-instellingen zijn betrokken bij het ontwerp en de implementatie van het actieprogramma, met name AGES, Ashoka, ConcertES, CoopBuro, EMES Network, Febecoop, Oksigen Lab, Poseco, de Think Tank Pour la Solidarité, SAW-B, Syneco en UNIPSO.
OVER CBC BANQUE & ASSURANCE CBC is actief in Brussel en Wallonië en richt zich tot een breed publiek van particulieren en professionals. Zo heeft de bank een Centrum opgericht dat is gespecialiseerd in de overheidssector en de social profit. CBC is een lokale speler die bijna 100% van de spaargelden van klanten in de streekeconomie investeert. CBC staat dicht bij zijn klanten en verleent hen advies met een reële toegevoegde waarde.
Académie des Entrepreneurs Sociaux @HEC-ULg Sart Tilman B33 bus 4 4000 Luik Tél.: + 32(0)4 366 27 51 Fax : + 32(0)4 366 28 51 www.academie-es.be
Met de steun van
CBC Banque & Assurance Grote Markt 5 1000 Brussel Tél. : +32(0)800 920 20 E-mail :
[email protected] www.cbc.be
Company of KBC Group