Troonstraat 125 - 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77 - E-mail:
[email protected] – www.gezinsbond.be/gezinspolitiek
1 april 2015
Het omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen Standpunt van de Gezinsbond
Inhoud Inleiding
p. 2
Wat zegt de wet?
P. 2
Cijfers
p. 3
Standpunt van de Gezinsbond
p. 5
Samenvatting
p. 6
Gezinsbond, Standpunt Omgangsrecht grootouders-kleinkinderen, Gezinsbond- april 2015 - 1
Inleiding Grootouder zijn heeft vele facetten. Daarom is de betekenis ervan niet evident in een paar zinnen te vatten. De tijd verdelen tussen eigen activiteiten, actief betrokken zijn bij de kinderen, opvang voor de kleinkinderen, zorg voor eigen ouders is geen sinecure. Iedereen legt de klemtonen die hij zelf kiest, en er is geen stereotiep beeld van ‘de’ grootouder meer. Doordat mensen almaar langer leven, bestrijkt het grootouder zijn ook gewoon een groter stuk van het leven dan vroeger. Vanzelfsprekend kunnen grootouders een belangrijke rol spelen in de ontplooiing van de kleinkinderen. En gelukkig is contact met de grootouders in vele gevallen vanzelfsprekend en een verrijking voor iedereen. Maar het contact verloopt niet altijd even rimpelloos. Een waaier aan gebeurtenissen kan de oorzaak zijn van een kink in de kabel tussen grootouders en kleinkinderen: conflicten tussen ouders en grootouders, overlijden of ziekte van een ouder, echtscheiding, uithuisplaatsing, geografische afstand, tijdsgebrek… Het grote aantal nieuw samengestelde gezinnen maakt de familiale relaties er niet eenvoudiger op. Het is soms al een heksentoer om het contact tussen ouders en kinderen te vrijwaren na een scheiding en dan kunnen grootouders wel eens uit beeld verdwijnen. Met alle menselijke drama’s van dien.
Wat zegt de wet? Grootouders hebben in principe recht op contact met hun kleinkinderen. Dat staat zelfs uitdrukkelijk ingeschreven in het Burgerlijk Wetboek. Artikel 375bis Burgerlijk Wetboek stelt: “De grootouders hebben het recht persoonlijk contact met het kind te onderhouden. Hetzelfde recht kan aan ieder ander persoon worden toegekend, indien hij aantoont dat hij met het kind een bijzondere affectieve band heeft. Bij gebreke aan een overeenkomst tussen partijen, wordt over de uitoefening van dit recht in het belang van het kind op verzoek van de partijen of van de Procureur des Konings beslist door de familierechtbank”. In tegenstelling tot andere personen die omgangsrecht met een minderjarige willen verkrijgen, hoeven grootouders geen bijzondere redenen aan te voeren om dit omgangsrecht te bekomen. Alleen wanneer de rechter oordeelt dat contact met de grootouders in strijd zou zijn met het belang van het kind, kan dit worden geweigerd. In eerste instantie gaat de wetgever ervan uit dat de omgangsregeling tussen grootouders en kleinkinderen in onderling akkoord wordt vastgelegd. Indien dit niet lukt, kunnen grootouders zich tot de familierechtbank wenden om het omgangsrecht af te dwingen. Het recht op persoonlijk contact wordt alleen toegekend in hoofde van de grootouders. De Gezinsbond betreurt dit. Wellicht is men ervan uitgegaan dat meestal het initiatief tot uitvoering van het recht op omgang zal uitgaan van de volwassenen. Maar wat als dat niet het geval is? Kinderen zijn immers niet procesbekwaam en kunnen niet zelf een rechtsvordering instellen. In geval van een scheiding is het omgangsrecht van de grootouders veelal afhankelijk van de omgangsregeling die tussen de ouders geldt. Dit betekent dat grootouders slechts hun recht kunnen uitoefenen op het ogenblik dat hun kind de kleinkinderen bij zich heeft. De rechter kan evenwel ook beslissen aan de grootouders een eigen omgangsrecht toe te staan, los van het omgangsrecht van de ouders.
Gezinsbond, Standpunt Omgangsrecht grootouders-kleinkinderen, Gezinsbond - april 2015 - 2
Dit wil zeggen dat: • grootouders omgangsrecht kunnen hebben terwijl hun kind dat als ouder niet heeft; • Het omgangsrecht van de grootouders op een ander moment kan zijn dan dat van hun kind; • dit omgangsrecht ook kan worden toegekend wanneer het eigen kind van de grootouders het contact met hun kleinkind verhindert. De rechter zal naar de omstandigheden kijken en in het belang van het kind beslissen. Het omgangsrecht van de grootouders is dus ondergeschikt aan het belang van het kleinkind. Grootouders die zich in het verleden op geregelde tijdstippen (bv. elke woensdagnamiddag) om de kleinkinderen bekommerden maken meer kans op een uitgebreider omgangsrecht. Dit in tegenstelling tot grootouders die weinig contact onderhielden of op grote afstand wonen, die hun omgangsrecht vaak ingeperkt zien. Ook de kleinkinderen kunnen in sommige gevallen een uitgesproken mening hebben over het al dan niet toekennen van een omgangsrecht met de grootouders. Ook zij moeten de kans hebben om hun stem te laten horen aan de rechter. Dat kan via het hoorrecht. Dit wil zeggen dat een minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt in elk geding dat hem betreft kan worden gehoord. Sinds de invoering van de Familierechtbank in september 2014 krijgt iedere minderjarige vanaf 12 jaar een brief toegestuurd waarin hij door de rechter wordt uitgenodigd voor een gesprek. Via een bijgevoegd antwoordformulier kan de minderjarige reageren. Hij is evenwel nooit verplicht om op deze uitnodiging in te gaan. Het hoorrecht houdt dus geen spreekplicht in. Kinderen jonger dan 12 mogen zelf (via een vertegenwoordiger) vragen om gehoord te worden, maar krijgen de brief niet. Een rechter kan in dit geval beslissen om de minderjarige toch niet te horen omdat hij niet over het nodige onderscheidingsvermogen beschikt. De rechter zal dan een gesprek hebben met de minderjarige zonder dat de ouders of andere partijen erbij aanwezig zijn. Het verslag van dit gesprek komt wel in het gerechtelijk dossier, zodat het toegankelijk is voor alle partijen.
Cijfers Voor de invoering van de Familierechtbank, moesten grootouders die hun rechten via gerechtelijke weg wilden afdwingen hiervoor terecht bij de jeugdrechtbank. Uit de statistieken van de jeugdrechtbank blijkt dat jaarlijks meer dan 600 zaken voor grootouders werden gevonnist. Voor de nieuwe familierechtbank is het nog te vroeg om cijfers te raadplegen, maar verwacht kan worden dat deze in dezelfde lijn zullen liggen.
Problemen in de praktijk Door een juridische procedure op te starten loopt men het risico een al moeilijke relatie nog meer te verzuren. Bovendien zal een omgangsrecht dat moet afgedwongen worden zelden in het belang van het kind zijn. Hierover bestaat er een consensus in de hulpverleningspraktijk. Kinderen hebben in eerste instantie baat bij conflictpreventie en beheersing. Daarom is het beter om eerst buiten de rechtbank om tot een overeenkomst te komen. Lukt een gewoon gesprek niet, dan kan je door het inschakelen van een familiale bemiddelaar tot een akkoord proberen te komen. Dit kan bijvoorbeeld via de familiale bemiddelingsdiensten van je lokaal Centrum voor Algemeen Welzijnswerk, een psycholoog of een advocaat. Sedert de invoering van de familierechtbank is aan iedere Familierechtbank ook een Kamer voor minnelijke schikking toegevoegd. Zaken kunnen hiernaar worden doorverwezen op vraag van de partijen of door de rechter. Ook hier is de achterliggende redenering dat een gesprek met een neutrale derde die het relationele conflict probeert te scheiden van de inhoudelijke oplossingen, kan leiden tot een gedragen akkoord. En de praktijk Gezinsbond, Standpunt Omgangsrecht grootouders-kleinkinderen, Gezinsbond - april 2015 - 3
heeft aangetoond dat een gedragen akkoord een grotere kan op slagen heeft dat een door de rechter afgedwongen regeling. Lukt ook dit niet, dan zal de Familierechtbank een omgangsrecht voor de grootouders vastleggen bij vonnis. Maar wat als dit vonnis niet wordt nageleefd? Het strafrecht stelt het niet-afgeven van een kind strafbaar (art. 432, Strafwetboek). Wanneer het vonnis van de Familierechtbank niet gerespecteerd wordt, kan de grootouder een strafrechtelijke klacht wegens niet-afgifte van het kind neerleggen. Aan deze klacht kan een strafrechtelijk gevolg worden gegeven via het opleggen van een boete of gevangenisstraf aan de onwillige ouder. In de praktijk wordt aan deze klachten door het parket zelden gevolg gegeven. Ofwel duurt de strafrechtelijke procedure zo lang dat het conflict nog meer escaleert en de vervreemding tussen kind en grootouder toeneemt. Bovendien kan men zich de vraag stellen of de grootouder die klacht neerlegt echt wil dat de ouder van het kind in de gevangenis terechtkomt. Dit zal het kind nog meer emotionele schade toebrengen en stigmatiseren. Daarnaast voorziet het Burgerlijk Wetboek in art. 387ter ook de mogelijkheid voor de rechter om dwangmaatregelen op te leggen indien een ouder weigert rechterlijke beslissingen met betrekking tot recht op persoonlijk contact na te leven. Concreet betekent dit dat de rechter een gerechtsdeurwaarder kan aanduiden die het kind (eventueel in het bijzijn van een psycholoog) ‘manu militari’ naar de grootouders brengt. Iets minder ingrijpend in de leefwereld van de kinderen is de mogelijkheid om een dwangsom op te leggen telkens de ouder het vonnis niet naleeft. Hij kan ook beslissen dat deze geldsom kan worden ingehouden bij de werkgever van de ouder zonder dat de regels van het beslagbare minimum gelden (ook wel een supervoorrecht genoemd). Deze maatregelen kunnen alleen worden opgelegd in een nieuw vonnis wanneer het vorige vonnis niet werd nageleefd. De rechter kan beslissen dat het herstel van het contact tussen grootouders en kleinkinderen moet worden uitgeoefend in een neutrale bezoekruimte.1 Ook een bemiddelaar, een advocaat of een hulpverlener kunnen doorverwijzen naar een bezoekruimte. Partijen kunnen dat ook op eigen initiatief doen, op voorwaarde dat er hierover een akkoord is tussen alle betrokken partijen. De bezoekruimte richt zich tot mensen waarbij de omgangsregeling met hun (klein)kinderen moeilijk of conflictueus verloopt of onderbroken is. Het gaat vaak om echtscheidingssituaties waarbij de rechter (groot)ouders en hun (klein)kind(eren) oplegt om contact op te nemen met de bezoekruimte om het contact te begeleiden, te herstellen of te verbeteren. De bezoekruimte werkt aan een herstel in een ruimte waarin aan alle partijen veiligheid en sereniteit geboden wordt. De tussenkomst van de bezoekruimte heeft een tijdelijk en uitzonderlijk karakter. Maar ook de bezoekruimtes ondervinden beperkingen wanneer zij op halsstarrig verzet stuiten van een onwillige ouder. Zij kunnen een ex-partner niet dwingen om een kind naar de neutrale bezoekruimte te brengen en om op die manier contact mogelijk te maken. Zij kunnen alleen rekenen op de vrijwilligheid van alle partijen. Door een tekort aan financiering en omkadering van de bezoekruimtes hebben deze bovendien te kampen met een personeelstekort en lange wachttijden.
1
De bezoekruimtes zijn ingebed in de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW’s). Gezinsbond, Standpunt Omgangsrecht grootouders-kleinkinderen, Gezinsbond - april 2015 - 4
Standpunt van de Gezinsbond Uitgangspunten Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat niet zozeer de scheiding op zich, maar wel het slepend conflict tussen de ouders potentieel schadelijk is voor de kinderen. Dit geldt ontegensprekelijk ook voor het conflict tussen grootouders en ouders van het kind. Het kind mag niet gekneld geraken in het conflict tussen ouders onderling en tussen grootouders en ouders. Het beleid rond het omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen moet bijgevolg de preventie van het conflict tussen grootouders en ouders als voornaamste uitgangspunt hebben. Wanneer het toch tot een conflict komt, moet alles in het werk worden gesteld om dit conflict op te lossen en het kind er zoveel mogelijk buiten te houden. Een regeling met betrekking tot het omgangsrecht moet dus in eerste instantie het belang en de noden van het kind voorop stellen. Beleidsvoorstellen Precies omdat kinderen het meest de negatieve gevolgen dragen van een scheiding met hoog oplopende conflicten, pleiten wij reeds geruime tijd voor de invoering van een verplicht ouderschapsplan naar Nederlands voorbeeld. Hierin moeten afspraken gemaakt worden met betrekking tot de verblijfsregeling van het kind, de kostenregeling, de zorgen opvoedingstaken en de informatie-uitwisseling tussen ouders. Ook de onderzoekers van het grootschalige onderzoek naar ‘Scheiding in Vlaanderen’ in 2011 raden het opleggen van dergelijk plan aan. Op die manier moeten gescheiden ouders op voorhand beslissingen nemen, waardoor ongelijke verdeling kan worden vermeden. De praktijk wijst bovendien uit dat goed overlegde afspraken een veel grotere kans hebben om te worden nageleefd dan beslissingen die van buitenaf worden opgelegd. In geval de partijen er niet in slagen onderling tot een overeenkomst te komen, kan beroep worden gedaan op de familiaal bemiddelaar. Aangezien het Burgerlijk Wetboek er al vanuit gaat dat ouders en grootouders een overeenkomst opstellen met betrekking tot het omgangsrecht van deze laatsten, lijkt het voor de hand te liggen om dit aspect ook op te nemen in het ouderschapsplan. Dit kan een oplossing bieden voor die gevallen waar verstoring van het contact tussen grootouders en kleinkinderen het gevolg is van een conflict tussen de ouders. Grootouders kunnen ook betrokken worden bij de bemiddelingsprocedure indien wordt opgestart. Het publiek dat beroep doet op bemiddeling blijft echter nog beperkt. Veel mensen zijn niet op de hoogte van het bestaan ervan. Voor anderen is de drempel dan weer te hoog. Scheidings- en ouderschapsbemiddeling ruimer bekend en toegankelijk maken, zou een grote vooruitgang betekenen. Wij pleiten er voor dat (kennismaking met) dergelijke bemiddeling een verplichte stap wordt, zeker voor scheidende ouders met kinderen.2 De wetgever heeft een middenweg proberen te bewandelen door de Kamers voor minnelijke schikking toe te voegen aan de Familierechtbanken. Hierbij rijst evenwel de vraag of de slaagkansen van bemiddeling niet dalen als men hiermee wacht tot mensen al effectief de stap naar de rechtbank hebben gezet. De 'conflictmodus' uitschakelen, en terwijl de juridische procedure aan de gang is toch voluit voor bemiddeling gaan, is bijzonder moeilijk.
2
De beleidsmakers kunnen misschien de mosterd halen in Noorwegen. Daar voorziet de wetgeving dat ouders met kinderen verplicht een bemiddelingspoging moeten ondernemen, alvorens ze een gerechtelijke procedure kunnen starten. De Noorse overheid neemt zelf vier bemiddelingsuren ten laste. Gezinsbond, Standpunt Omgangsrecht grootouders-kleinkinderen, Gezinsbond - april 2015 - 5
Bezoekruimten komen op een professionele en neutrale wijze tussen waar er zich ernstige conflicten voordoen in de omgang van het kind met zijn ouders of grootouders. Zij fungeren eigenlijk als een geprofessionaliseerde vorm van conflictbeheersing. Bezoekruimten werken flexibel en individueel. Dit vraagt echter een grote personeelsinvestering. De bezoekruimten moeten beter gefinancierd en omkaderd worden, zo kunnen lange wachtlijsten vermeden worden. Het omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen is niet enkel een recht in hoofde van de grootouders, maar ook van het kind. Het kind heeft recht op een betekenisvolle relatie met de grootouders. Wanneer ouders deze omgang met grootouders verhinderen, heeft de minderjarige hiertegen geen verweer. In ons rechtssysteem is een minderjarige immers procesonbekwaam. Dit wil zeggen dat hij niet zelfstandig een zaak aanhangig kan maken bij de rechter. Wij vragen al geruime tijd om een wetgevend ingrijpen waardoor een minderjarige onder bepaalde voorwaarden wél een zelfstandige rechtsingang krijgt. Reeds geruime tijd ligt er een wetsvoorstel op tafel dat voorziet dat een minderjarige van 12 jaar (of zelfs jonger als hij al in staat is een eigen mening te vormen) een rechtsvordering kan instellen bij stilzitten van de ouders of tegenstrijdigheid van belangen. Goedkeuring van dit wetsvoorstel zou een stap in de goede richting zijn.
Samenvatting Uitgangspunt: het kind mag niet gekneld geraken in het conflict tussen ouders onderling en tussen grootouders en ouders. Het beleid rond het omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen moet bijgevolg de preventie van het conflict tussen grootouders en ouders als voornaamste uitgangspunt hebben. Wanneer het toch tot een conflict komt, moet alles in het werk worden gesteld om dit conflict op te lossen en het kind er zoveel mogelijk buiten te houden. Een regeling m.b.t. het omgangsrecht moet dus in eerste instantie het belang en de noden van het kind voorop stellen. De Gezinsbond stelt voor: •
invoering van een verplicht ouderschapsplan naar Nederlands model, met afspraken met betrekking tot de verblijfsregeling van het kind, de kostenregeling, de zorg- en opvoedingstaken, de informatie-uitwisseling tussen ouders, en met betrekking tot het omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen. In geval de partijen er niet in slagen onderling tot een ouderschapsplan te komen, kan beroep worden gedaan op de familiaal bemiddelaar. Dit kan een oplossing bieden voor die gevallen waar verstoring van het contact tussen grootouders en kleinkinderen het gevolg is van een conflict tussen de ouders. Grootouders kunnen ook betrokken worden bij de bemiddelingsprocedure indien die wordt opgestart.
•
scheidings- en ouderschapsbemiddeling ruimer bekend en toegankelijk maken. Het publiek dat beroep doet op bemiddeling blijft namelijk te beperkt: ze zijn niet op de hoogte van het bestaan of de drempel is te hoog. Wij pleiten ook voor een verplichte (kennismaking met) bemiddeling, zeker voor scheidende ouders met kinderen.
•
bezoekruimten beter financieren en omkaderen om lange wachtlijsten te vermijden. Bezoekruimten werken flexibel en individueel, maar vragen een grote personeelsinvestering.
•
een wetgevend ingrijpen waardoor een minderjarige onder bepaalde voorwaarden zelfstandige rechtsingang krijgt. Want het omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen is ook een recht in hoofde van het kind. Het kind heeft recht op een betekenisvolle relatie met de grootouders. ________________ Gezinsbond, Standpunt Omgangsrecht grootouders-kleinkinderen, Gezinsbond - april 2015 - 6