Afdeling Psychiatrie en Psychologie, Universitair Medisch Centrum Maastricht
Herstel routes in psychose
!
Een kwalitatieve studie onder GGZ professionals Emke Bosgraaf, Mare Knibbe (FHML), Reinier Kreutzkamp, Catherine van Zelst, Philippe Delespaul & Jim van Os
'''''''''''''''M"%/(7"' '
' = 4 4 # 6 ' < ' & " ( ;
+' * ' " * ? ( % ( / . * 7 ' ' + 4 '6 + " 2 " ' # + > " # ' ( / ( . $ ; * *+ •! & 2 ' + " $ &A' $ " ) % % ' $ # + " " / 2 ' + 4+ 7" 6 ' & " A' 7 / ( . $ * ? ' + * 2 & @ * 2 & ,"#$((+ ,#(:"$$*(+4&$'D' ' + " = * 7 C + 9 ) 344#B'88 +F"#64#*+=$7"$2 %" + E 5 4 , ' "+ '' 2 @ * & + ( ( $ D',"# ' ' B = 4 4 # 6 2$ " ' ( H # " 7 + ( ' " & 4 # % + •! G" $ # 0 $ & $ ' / . & " ' ' # , ' )" + $ $ # & # 0 $ ) & # $ * / ) # ( ( ' )' # 6 $ & . !"#$%"& 5 $ & # ' ' & # 4 # 112$3#( $ 9 4 8 7 4 . ) $+ # 6 % ' & / 4 ' + " " & & 4 ' % $ K*" ' J ' + # 4 " $ 4 $ * ? ' + A " "& % $ # " / ' + •! I"%"2 64 ' $ ' " + 5 " 4 6 % " " = # " , '= % " *+%"# ? ' " * ' 7 ' = $ + " % L ) " ( $ ' # &" " + ( 5 ((2'7"' ) % $5 + * ' ' + + " " ' % + ( & " $ & =" : 4 ' + ?*77" " ' 7 "+ , ( " = ' + 3(#7"
•! N4#5.*,45"6"'*+$%""2B'H"$' "#64#*+=$7"$2)+7*="+'4&$'.(C (+7"#H("2"#$'*+'476*"$.(??*$$*"' ' •! O34&*%45":'(+7"#H("2$7"$*=+B' .(+%"+%'4+4&-$"'64+'PQ'$"?*C ="$%#).%)#""#7"':4."C%(C:4."' *+%"#6*"3$'?"%'889',#(:"$$*(+4&$')*%' 9)*7CR*?>)#='
''''''''''W"
$
)&%4%"+' ' •! X'#()% "$'+4'(, +4?"A'3 H*./'#*./ 44#64+'Y % " + ' ( ' ,'/"#$%" ' &B' PU! Z(.*4 4&'/"#$%" &B'[4'>)? YU! O34&* ,-'#(47\ %"*%'64+' ' &"6"+B'[( >"4%"+'% ] '%/"' # 4 . 2 \ ' '
'''''''''''G(+.&)$*"$' '
•! Z%)7*"'3"#,%'&*./%'(,'6"#4+7"#"+7"' #(&&"+'"+'6"#4+%3((#7"&*@2/"7"+' 64+',#(:"$$*(+4&$'*+'/"#$%"&="#*./%"' H(#='6((#',$-./($"B' ' :)",#''-"&./'$"5#)'78;#&$0#$ 0-%6"("<-#$(*''#&$4/-&-'%6$#&$ +#)'""&/-84$<"0#/$5.&$6#)'(#/$ $ VU! S""&'+47#)2'(,'$(.*44&'/"#$%"&A'' IU! I#"7"'(#*E+%45"'(,'234&*%"*%'64+' &"6"+'$%44%'(+7"#'7#)2'64+)*%' "+"#H*@7$':(.)$'(,'$(.*44&'/"#$%"&' "+'4+7"#H*@7$'#*$*.('?4+4="?"+%' "+'>"/()7"+'64+'$%4%)$'_)('' GU! W()%"$'+44#'/"#$%"&'2)++"+' %("=4+2"&*@2"#'3(#7"+'="?442%' 7((#'?""#':(.)$'(,'.#"E#"+'64+' ""+'3)##0',"#$,".5":'"+'/((,A'"+' ?*+7"#'(,'#*$*.('?4+4="?"+%'
!
•! S"#$./*&&"+7"'7*$.*,&*+"$'T(040' !"#$%"&'#()%"$'*+',$-./($"0'1"+'234&*%45"6"'$%)7*"'(+7"#'889',#(:"$$*(+4&$' ,$-./*4%"#$A'6"#,&""=2)+7*="+'"+' '
6"#,&""=2)+7*='$,".*4&*$%U'"+' 4:7"&*+="+'TNVV9A'R(+='$%4-'"+'.#*$*$U'''
!
^3""'#( )%"$'&4%" +'=#"+H" /"#$%"&'* +'64+' +'7"',#4 25@2'H*"+ ' B' QU'I"/() 7"+'64+ '7"'$%4%) XU'S"#$&" $'_)(' ./5+=' ' 9*"'(+7" #'6((#'6" #7"#"')* ' %&"='
'
'
Brede oriëntatie op herstel als sociaal herstel ‘niet lukt’
-.&'%,)%,! !!!!!!/&0!')/)0!
4)(#56)0!
Zwaardere categorie patiënt
",&,5+!75#!
Creëren van breed perspectief !
en ! Grenzen aan herstel: kwetsbaarheid van patiënten + beperkte middelen kan leiden tot uit de weg gaan van risico’s en terugvallen op stabilisatie om erger te voorkomen
!!!"#$%&&'! !!!!()*+,)'!
No.1 route onder GGZ professionals Gericht op maatschappelijke participatie & ambulantisering heeft hoge prioriteit Niet een lineaire route, maar ‘bumpy road’
!!!!!!1)*+')$(,2!! !)*%03!! )*%03
Grenzen aan herstel: Uitgangspunt constante verslechtering van de ‘draaideur’ patiënt
INTRODUCTIE Mensen met een psychotische stoornis hebben een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en een 13-30 jaar kortere levensverwachting. Toch lijkt er in de psychiatrie nog te weinig aandacht te zijn voor de behandeling van risicofactoren zoals hypertensie, te hoog cholesterol en diabetes. In deze studie onderzoeken we : 1) hoeveel mensen met een psychotische stoornis behandeling nodig hebben voor metabole stoornissen 2) of deze metabole stoornissen beter behandeld worden wanneer we patiënten regelmatiger monitoren METHODE
RICHTLIJNEN
•
PHAMOUS cohort n=1259 (ROM data)
Antihypertensiva:
Bloeddruk ≥ 140 / 90 mmHg 1
•
3 metingen: opeenvolgende intervallen 9-24 maanden
Antidiabetica:
HbA1c > 7%, glucose ≥ 7.2 mmol/l 2
•
Meting van bloeddruk, cholesterol en nuchtere glucose
Cholesterolverlagers:
LDL-C ≥ 2.5 mmol/l + SCORE = 5-10% 3
•
Registratie medicatiegebruik: antihypertensiva,
of LDL-C ≥ 2.5 + SCORE ≥ 10%
cholesterolverlagers en antidiabetica
of triglycerides ≥ 2.3 mmol/l
BELOOP BEHANDELPERCENTAGES 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Antidiabetica
Cholesterolverlagers
Antihypertensiva
12
35 30 45.8%
43.9%
42.0%
25 Behandeling nodig
31.0%
Meting 1
37.8%
35.3%
Meting 2
Behandeling krijgen
Meting 3
20 15 10
10
31.5% 27.6%
8 Behandeling nodig
21.0% 55.7%
55.0%
Behandeling krijgen
2
0
0 Meting 2
Meting 3
72.5%
77.0%
74.3%
4
5
8.7%
8.0%
6
56.1%
Meting 1
10.2%
Behandeling nodig Behandeling krijgen
Meting 1
Meting 2
Meting 3
Onbehandelde patiënten
Meting 1
Meting 2
Meting 3
Onbehandelde patiënten
Meting 1
Meting 2
Meting 3
Onbehandelde patiënten
Meting 1
Meting 2
Meting 3
Systolische bloeddruk ≥ 155 mmHg
14.8%
16.5%
18.7%
LDL-cholesterol ≥ 4.0 mmol/l
35.3%
32.7%
25.6%
Nuchtere glucose ≥ 8.5 mmol/l
16.7%
15.0%
25.0%
Wel behandeld voor andere risico factor
11.8%
15.4%
16.8%
Wel behandeld voor andere risico factor
20.7%
20.5%
26.1%
Wel behandeld voor andere risico factor
38.9%
51.3%
60.0%
BELOOP EFFECTEN BEHANDELING Cholesterol
Systolische bloeddruk
Nuchtere glucose
6
150 145 140 135 130 125 120 115 110
10 9
Geen behandeling nodig Behandeling nodig, krijgt niet
5
4
Meting 2
Meting 3
• Indicatie voor cholesterolverlagers: op basis van SCORE risico model • SCORE risico bepaald op basis van leeftijd: geen risico < 45 jaar
30
• Metabole stoornissen treden 15 jaar eerder op bij psych. patiënten • Richtlijn schizofrenie: SCORE op basis van leeftijd + 15 jaar
4
4
Meting 3
50
Krijgt nodige behandeling
5
3 Meting 2
Behandeling nodig, krijgt niet
6
Krijgt nodige behandeling
Meting 1
Geen behandeling nodig
7
Behandeling nodig, krijgt niet
Krijgt nodige behandeling Meting 1
8
Geen behandeling nodig
Meting 1
47.5%
40
43.3% 36.6%
Behandeling nodig Behandeling krijgen
20 10
Meting 2
37.0% 32.1%
0
Meting 1 Onbehandelde patiënten LDL-cholesterol ≥ 4.0 mmol/l
35.0%
Meting 2
Meting 3 Meting 1
Meting 2
Meting 3
33.9%%
31.6%
27.9%
Meting 3
REFERENTIES 1. Mancia G, Fagard R, Narkiewicz K, et al. 2013 ESH/ESC guidelines for the management of arterial hypertension. European Heart Journal Journal. 2013;34:2159-2219. 2. Reiner Ž, Catapano AL, De Backer G, et al. ESC/EAS guidelines for the management of dyslipidaemias: The task force for the management of dyslipidaemias of the european society of cardiology (ESC) and the european atherosclerosis society (EAS) European Heart Journal. 2011;32(14):1769-1818. 3. Rydén L, Grant PJ, Anker SD, et al. ESC guidelines on diabetes, prediabetes, and cardiovascular diseases developed in collaboration with the EASD: The task force on diabetes, pre-diabetes, and cardiovascular diseases of the european society of cardiology (ESC) and developed in collaboration with the european association for the study of diabetes (EASD). European Heart Journal. 2013;34(39):3035-3087. 4. Van Alphen C, Ammeraal M, Blanke C, et al. Multidisciplinaire richtlijn schizofrenie. Utrecht: De Tijdstroom; 2012.
CONCLUSIE • Er zijn veel patiënten onbehandeld voor metabole risicofactoren.
• Dit zijn niet alleen patiënten die rond de normaal waarden schommelen, maar ook patiënten met een ernstig verhoogd risico. • Het percentage dat bij indicatie ook daadwerkelijk met medicatie behandeld wordt, stijgt naarmate mensen langer gemonitord worden. • De afgenomen risicowaarden in behandelde patiënten wijzen er op dat behandeling met medicatie wel degelijk effectief kan zijn.
Effectiviteit van verschillende typen PANSSEffectiviteit van training
PANSS-trainingen
Leonie van
1 Asperen &
Claire
1 Kos ,
1 NeuroImaging
2 Mulder ,
3 Knegtering ,
Pieter-Jan H. Kristy 1,5 2,6 Andre Aleman & Richard Bruggeman
4 Wolanski ,
Christian
4 Yavorski
Center, University Medical Center Groningen, University of Groningen, The Netherlands; 2 University Center of Psychiatry, University Medical Center Groningen, The Netherlands; 3 Lentis Research, Lentis Center for Mental Health Care, Groningen, The Netherlands; 4 Cronos Clinical Consultant Services; 5 Department of Psychology, University of Groningen, Groningen, The Netherlands; 6 Rob Giel Research Center, University Medical Center Groningen, University of Groningen, The Netherlands
Introductie
Resultaten
•
Het PANSS-interview (Positive and Negative Syndrome Scale) kan worden ingezet om de ernst van positieve en negatieve symptomen van schizofrenie te objectiveren1 • Om betrouwbare resultaten te krijgen wordt een PANSSbeoordelingstraining aanbevolen2 • Er is weinig empirisch onderzoek gedaan naar innovatieve vormen voor een PANSS-training3 Het doel van dit onderzoek is om de effectiviteit en bruikbaarheid van een korte theoretische digitale PANSS-training te vergelijken met een uitgebreidere, meer praktijkgerichte training.
• Hogere betrouwbaarheid RGOc groep maar niet significant (figuur 1 & 2) • Significante verschillen in gemiddelde op 1 negatieve subschaal; RGOc groep ligt dichterbij expertscore (p =.009) • Hoge interbeoordelaarsbetrouwbaarheid in beide groepen; (ICC respectievelijk r.978, r.972) RGOc
50%
Methode
25%
Onderzoeksdeelnemers: 34 psychologiestudenten, gematched op leeftijd, geslacht, ervaring, en onderwijsniveau.
Screeningsvragenlijst
Digitale training Cronos n=18 3 uur, individueel
Scoren van twee patiëntvideo’s SCI PANSS & PANSS-interview + Theoretische kennistoets
• Data-analyse: Statistical Package for Social Sciences (SPSS) versie 22 • Statistische toetsen (p<.05): • Chi-toets op verschillen tussen groepen t.o.v. expertscores • Absolute correlatie tussen score en expertscore • T-toets verschillen in groepsgemiddelde (sub)schalen PANSS • Interoordelaarsbetrouwbaarheid (IntraClassCorrelation) • Beoordeling = Rating 2 patiëntvideo’s: PANSS interview SCI PANSS interview • PANSS criteria volgens Kay (1991): • > 80% correct (< 1+/- expert) • < 20% afwijking ten opzichte van expertscore Totaal 1. 2. 3. 4.
93,8%
83,30%
66,70%
56,3%
50,0% 33,3%
27,8%
PANSS Correct > PANSS Afwijking SCI PANSS SCI PANSS 80% <20% Correct > 80% Afwijking <20% (p=.179) (p=.051) (p=.183) (p=.347)
Figuur 1: Score op Kay-Criteria4 voor PANSS en SCI-PANSS
Na inclusie
Praktijktraining RGOC n=16 2 dagen, groepsverband
0%
Screening
N=49 Gezonde studenten
93,8%
100% 75%
Cronos
Figuur 2. Gemiddelde scores PANSS (oranje) en SCI-PANSS (donkerrood) ten opzichte van expertscore
Conclusie De resultaten wijzen erop dat beoordelaars betrouwbaarder scoren na het volgen van een praktijkgerichte training ten opzichte van een digitale training. Deze verschillen zijn echter klein; een digitale training zou een goede aanvulling kunnen zijn op een praktijkgerichte training.
Kay, S.R. & Fiszbein, A. , Opler, L.A. (1987). The Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS) for schizophrenia. Schizophr. Bull. 12, 261-276. Lewis, A. Opler, M.D. & Ramirez, P.M. (1998). Use of the Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS) in Clinical Practice., Journal of Practical Psychiatry & Behavioral Health., Vol. 4, pp 127-184 Kobak K.A. & Lipsitz J.D. (2005). A new approach to rater training and certification in a multicenter clinical trial., J. Clin. Psychopharmacol., 25 (5) (2005), pp. 407–412 Kay, S.R., 1991. Positive and Negative Syndromes in Schizophrenia. Brunner/Mazel, New York.
Gerapporteerde mishandeling in de kindertijd en mentaliserend vermogen bij psychotische stoornis Weijers, J.G. A,B, Eurelings-Bontekoe, E.H.M. C, Selten, J.P.A,B A Stichting
Rivierduinen, GGZ Leiden, Leiden B Universiteit Maastricht, Afdeling Psychiatrie en Neuropsychologie, Maastricht C Universiteit Leiden, Afdeling Klinische en Gezondheidspsychologie, Leiden
Introductie:
Resultaten:
Mishandeling in de kindertijd Grotere kans ontwikkelen psychose1. Meer psychotische ervaringen en hogere emotionele stressreactiviteit2 Slechtere kwaliteit van leven en meer sociaal terugtrekken3. Slecht mentaliserend vermogen voorspellend voor: Niveau van sociaal functioneren en arbeidsvermogen4 Negatieve symptomen5. Mogelijk positieve symptomen6. Onderliggend Mechanisme Er is voorgesteld dat mentaliserend vermogen een van de onderliggend mechanismes zou kunnen zijn7:
Methoden: N = 62 patiënten met nonaffectieve psychotische stoornissen, gerecruteerd uit FACT teams GGZ Rivierduinen.
Testen: Childhood Experience of Care and Abuse vragenlijst
Hinting Task
Social Functioning Scale
Positive and Negative Syndrome Scale.
Referenties: 1) Varese, F., Smeets, F., Drukker, M., Lieverse, R., Lataster, T., Viechtbauer, W., ... & Bentall, R. P. (2012). Childhood adversities increase the risk of psychosis: a meta-analysis of patient-control, prospective-and cross-sectional cohort studies. Schizophrenia bulletin, 38(4), 661671. 2) Lardinois, M., Lataster, T., Mengelers, R., Van Os, J., & Myin‐Germeys, I. (2011). Childhood trauma and increased stress sensitivity in psychosis. Acta Psychiatrica Scandinavica, 123(1), 28-35. 3) Boyette, L. L., van Dam, D., Meijer, C., Velthorst, E., Cahn, W., de Haan, L., ... & Myin-Germeys, I. (2014). Personality compensates for impaired quality of life and social functioning in patients with psychotic disorders who experienced traumatic events. Schizophrenia bulletin, 40(6), 1356-1365 4) Bell, M., Tsang, H. W., Greig, T. C., & Bryson, G. J. (2009). Neurocognition, social cognition, perceived social discomfort, and vocational outcomes in schizophrenia. Schizophrenia Bulletin, 35(4), 738-747. 5) Corcoran, R., Mercer, G., & Frith, C. D. (1995). Schizophrenia, symptomatology and social inference: investigating “theory of mind” in people with schizophrenia. Schizophrenia research, 17(1), 5-13. 6) Garety, P. A., & Freeman, D. (1999). Cognitive approaches to delusions: a critical review of theories and evidence. British journal of clinical psychology, 38(2), 113-154. 7) van Os, J., Kenis, G., & Rutten, B. P. (2010). The environment and schizophrenia. Nature, 468(7321), 203-212.
Conclusie:
Verschil: β = 0,07; p <0,05. Eén derde van effect van wordt verklaard door minder ontwikkeld mentaliserend vermogen.
Geen associaties Kindermishandeling en sociaal functioneren of positieve symptomen. Maar: Hoe erger de kindermishandeling hoe slechter het mentaliserend vermogen en hoe erger de negatieve symptomen. Mentaliserend vermogen is wellicht een beschermende factor tegen negatieve symptomen. Slechtere ontwikkeling mentaliserend vermogen is mogelijk onderliggend mechanisme bij ontstaan negatieve symptomen. Behandelingen gericht op mentaliserend vermogen verminderen mogelijk negatieve symptomen. Contactinformatie:
[email protected]
Inschakeling van de verpleegkundig specialist bij het instellen op clozapine. Yvonne van der Zalm 1,2, Marieke van Piere1,3, Raphael Schulte4 , Jan Bogers1 , Iris Sommer 1 2 3 4 5
5
Rivierduinen, GGZ Leiden, Leiden Universiteit Maastricht, Afdeling Psychiatrie en Neuropsychologie, Maastricht Diaconessenhuis Leiden GGZ Noord-Holland-Noord, Alkmaar Universitair Medisch Centrum, Utrecht
en Jean-Paul Selten
1,2
Design:
Inleiding: Clozapine is effectief in de behandeling
- Cluster gerandomiseerd onderzoek
van therapieresistente schizofrenie. Het wordt
- 16 teams
nog niet zo vaak voorgeschreven als volgens
- Twee condities: (A) arts delegeert clozapine monitoring
richtlijnen zou moeten. Dit kan komen door de verplichte wekelijkse labcontroles in de eerste 18
aan verpleegkundig specialist (VS) en (B) de arts doet de
weken. Met name bij ambulante patiënten is dit
clozapine monitoring zelf.
arbeidsintensief voor de behandelend arts. Volgens een recent onderzoek zien artsen als mogelijke oplossing voor dit probleem het kunnen delegeren van de clozapine monitoring. Adviezen
Monitoring
Interventies:
Controles
1. Bijeenkomst voor alle artsen/ psychiaters en VS’en van de deelnemende teams over de verschillende indicaties voor clozapine. 2. De onderzoeker neemt met alle VS’en de gehele caseload door om te
Doelen: 1. Aantonen dat het delegeren van clozapine monitoring aan de VS minstens net zo veilig is als Treatment As Usual (TAU). 2. Onderzoeken of het delegeren van clozapine monitoring aan de VS geassocieerd is met het langer blijven gebruiken van clozapine. 3. Onderzoeken of het delegeren van clozapine monitoring aan de VS geassocieerd is met een vermindering van symptomen. 4. Het vaststellen van de proportie patiënten met een indicatie voor clozapine in ambulante teams per type indicatie. 5. Onderzoeken of mogelijk gevaarlijke bijwerkingen sneller en nauwkeuriger behandeld worden als de VS verantwoordelijk is voor de clozapine monitoring.
Voorbereiding 01-01-2015 tot 04-06-2015
screenen welke patiënten een indicatie voor clozapine hebben. De resultaten hiervan worden met de behandelend arts/psychiater besproken. 3. Randomisatie van de teams in conditie A of B. 4. Training van de VS’en in conditie A, in clozapine monitoring. 5. Studieperiode van een jaar, waarin patiënten met een indicatie voor clozapine wel of niet worden ingesteld op clozapine.
Indicaties clozapine vaststellen 04-06-2015 tot 01-10-2015
Inclusieperiode 01-10-2015 tot 01-10-2016
Referenties:
Gee, S., Vergunst, F., Howes, O., & Taylor, D.(2014). Practitioner attitudes to clozapine initiation, Acta Psychiatr Scand., Jul;130(1), 16-24. doi: 10.1111/acps.12193. Kane, J., Honigfeld, G., Singer, J., & Meltzer, H. (1988). Clozapine for the treatment-resistant schizophrenic. A double-blind comparison with chlorpromazine. Arch Gen Psychiatry, Sep;45(9), 789-96. Stroup, T., S., Gerhard, T., Crystal, S., Huang, C., & Olfson, M. (2014). Geographic and clinical variation in clozapine use in the United States, Psychiatr Serv., Feb 1;65(2), 186-92. doi: 10.1176/appi.ps.201300180.
Contactinformatie:
[email protected]
De MIRORR studie: Individuele paden van klachten en krachten Hanneke Wigman, Roos Willemsen, Marike Fowler, Laura Steenhuis, Sanne Booij Dagboekstudie
Achtergrond Het beloop en de uitkomst van vroege psychotische symptomen zijn moeilijk te voorspellen. Waarom gaan zulke symptomen bij de één vanzelf over en bij de ander niet? Met het MIRORR onderzoek willen we dit beter begrijpen hoe en waarom dit kan. Dit doen we door per persoon in kaart te brengen hoe het ene symptoom tot de andere leidt, en welke factoren een rol spelen bij het in stand houden of verdwijnen van de klachten.
Voor de dagboekstudie worden deelnemers gevraagd om 90 dagen lang dagelijks op hun smartphone een kort dagboekje in te vullen over gevoelens, gedachten, symptomen en stress. Per persoon wordt de samenhang tussen deze elementen in kaart gebracht. Patronen worden individueel teruggekoppeld in een persoonlijk rapportje.
Met deze kennis kunnen we beter voorspellen wie er wel en niet ernstigere klachten kan gaan ontwikkelen. Hierdoor kunnen we in een vroeg stadium de juiste hulp bieden aan de juiste personen. Ook hopen we beter zicht te krijgen op beschermende factoren die negatieve spiralen kunnen doorbreken of voorkomen.
Design
Figuur 2. Voorbeeld van een persoonlijk netwerk van symptomen
Werving subgroep 1 (controle groep)
De studie meet in totaal 100 deelnemers tussen de 18-35 jaar, verdeeld over 4 groepen. Deze groepen hebben een oplopende ernst van klachten. Subgroep Beschrijving 1 Algemene bevolking met kwetsbaarheid voor psychose 2 GGZ, milde psychopathologie maar geen psychotische ervaringen 3 GGZ, milde psychopathologie en psychotische ervaringen 4 GGZ, klinisch risico voor psychose Tabel 1. Subgroepen van deelnemers
De studie bestaat uit a) een dagboekstudie b) een vragenlijsten- en interview deel c) follow-ups na 1, 2 en 3 jaar (klachten en functioneren)
Figuur 3. Werving MiRORR onderzoek
In acht weken hebben we 100 deelnemers voor subgroep 1 binnengehaald, waarvan er 25 meedoen aan de dagboekstudie. Voornamelijk werving via social media zorgde ervoor dat er veel aanmeldingen tegelijk binnen kwamen. De eerste deelnemers van subgroep 1 zijn nu begonnen met de dagboekstudie. Subgroepen 2-4 zullen voor het einde van het jaar ook van start gaan.
Doel Het MIRORR onderzoek brengt individuele patronen van symptoom ontwikkeling in kaart. Hierdoor kunnen we beter begrijpen hoe en waarom psychotische symptomen ontwikkelen en hoe mensen hierin verschillen. Dit helpt om ons juiste zorg op het juiste moment aan de juiste persoon te kunnen bieden. Figuur 1. Overzichtsschema MIRORR onderzoek
Dopaminehuishouding bij mensen met een Autisme Spectrumstoornis Henke, J.J. A,B,C, de Geus-Oei, L.F. C,D,E, Booij, J. F, van Amelsvoort, T.A.M.J. B, van Velden, F.H.P. C Selten, J.P.A,B A B C D E F
Stichting Rivierduinen, GGZ Leiden, Leiden Universiteit Maastricht, Afdeling Psychiatrie en Neuropsychologie, Maastricht Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden Universiteit Twente, Enschede Radboud Universiteit, Nijmegen Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
Achtergrond onderzoek: De social defeat hypothese stelt dat langdurig het gevoel hebben een buitenstaander of verliezer te zijn, kan leiden tot verhoogde activiteit/gevoeligheid van het mesolimbische dopaminesysteem en daarmee tot een verhoogde kans om schizofrenie te ontwikkelen. De hypothese verklaart mogelijk waarom mensen met een gehoorbeperking, een laag IQ, een traumatische jeugd, een nietheteroseksuele oriëntatie en migranten van niet-westerse landen een verhoogd risico hebben om een psychotische stoornis te ontwikkelen. Mensen met een autisme spectrumstoornis (ASS) zijn door de sociale beperkingen die zij hebben ook kwetsbaar om zich sociaal uitgesloten te voelen en hebben een sterk verhoogd risico op het ontwikkelen van een psychose.
Doelen studie: Het doel van deze studie is om te onderzoeken of er sprake is van een verhoogde activiteit en/of gevoeligheid van het mesolimbische dopaminesysteem van niet-psychotische mensen met ASS en of deze verhoogde activiteit en/of gevoeligheid samenhangt met sociale uitsluiting.
Onderzoekspopulatie: 24 patiënten die gediagnosticeerd zijn met een autisme spectrumstoornis en 24 gezonde vrijwilligers. De patiënten zullen geworven worden bij Rivierduinen GGZ en andere GGZ instellingen in Nederland. Gezonde vrijwilligers zullen geworven worden door middel van advertenties in de locale media. 18 jaar
Leeftijd participanten
30 jaar
Methoden: - (Neuro)psychologisch onderzoek: o.a. om de autisme diagnose te bevestigen/uit te sluiten, om de intelligentie te meten en om te meten in hoeverre proefpersonen sociale uitsluiting ervaren. - MRI scan: anatomische scan van het brein om de locatie van de verschillende subgebieden van het striatum te bepalen. Contactinformatie:
[email protected]
18F[DOPA]
PET scan: om de dopamine synthesecapaciteit
te onderzoeken.
Enik_Poster A0_Phrenos_def_ nov 2015.indd 2
20-11-15 14:33
Laat je tanden zien! Verkennend onderzoek naar de mondgezondheid van mensen met een eerste psychose A. Malda, A. Zwart, M. Miedema, P. Puite, L. van der Linden, E. Zonnenberg, T. Hof, B. van der Pol, N. Boonstra
Achtergrond
Goede mondgezondheid is gerelateerd aan goede algemene lichamelijke gezondheid en welbevinden. Er is weinig bekend over de mondgezondheid van mensen met een eerste psychose, terwijl zij wel worden blootgesteld aan meerdere risicofactoren waaronder bijwerkingen van medicatiegebruik en ongezonde eetgewoonten. Doel: Een survey met behulp van een self report vragenlijst bij mensen met een eerste psychose naar algehele mondgezondheid, de aanwezigheid van risicofactoren die hierop van invloed zijn en naar de behoefte aan ondersteuning op het gebied van mondgezondheid. Methode: Mensen in zorg bij het Vroegtijdige Interventie Psychose (VIP)-team van GGZ Friesland zijn gevraagd een vragenlijst in te vullen. Inclusiecriteria: Psychotische stoornis volgens DSM-IV Leeftijd tussen 18 en 45 jaar
Resultaten:
N=28, 10 mannen, 18 vrouwen. Gemiddelde leeftijd 28, 1 jaar (SD 7,1)
Aanwezige risicofactoren:
Mondverzorging: Twee keer per dag of vaker tandenpoetsen:
57,1%
Roken:
57,7%
Blowen:
Twee minuten of langer tandenpoetsen:
32,1%
14,7%
Droge mond als bijwerking van medicatie:
In het afgelopen jaar bij de tandarts geweest:
56%
32,1%
Suikerhoudende frisdrank:
78,9%
Waardering mondgezondheid:
60,7% scoort eigen mondgezondheid als goed tot zeer goed. Behoefte aan informatie rondom mondgezondheid: 28,6%.
Conclusies: − − − −
Mensen met een eerste psychose waarderen hun eigen mondgezondheid over het algemeen hoog. Bijna de helft van de patiënten het afgelopen jaar geen tandartscontrole hebben gehad. Ongeveer een kwart van de patiënten geeft aan meer behoefte te hebben aan informatie. Aangezien een hoge mate van risicofactoren en beperkte mondverzorging worden gerapporteerd is het aan te bevelen aandacht voor mondzorg op te nemen als een regulier onderdeel van de verpleegkundige zorg voor mensen met een eerste psychose. Nader onderzoek is nodig naar best passende interventies.
[email protected]
Effectiviteit van schemagerichte cognitieve groepstherapie bij mensen met een psychotische kwetsbaarheid en comorbide persoonlijkheidsproblematiek J.M. Brink , E.M.A. Horsselenberg , H.A. Wolters , B.E. Sportel 1,2
1
1
1,3
1
GGZ-Drenthe, Psychosecircuit Assen, 2Rijksuniversiteit Groningen, Klinische Psychologie, 3Yorneo, Assen
Doel Zijn er positieve effecten waar te nemen bij patiënten met een psychotische kwetsbaarheid en comorbide persoonlijkheidsproblematiek die schemagerichte cognitieve groepstherapie hebben ontvangen?
Achtergrond Lang heeft psychotische kwetsbaarheid als een contra-indicatie gegolden voor psychotherapeutische interventies, vanuit de veronderstelling dat dit niet-effectief of zelfs riskant zou zijn. Psychotisch kwetsbare patiënten met comorbide persoonlijkheidsproblematiek hebben daardoor minder toegang tot psychotherapie. Recent onderzoek suggereert echter dat dergelijke interventies bij deze patiëntengroep wel veilig kunnen worden toegepast en effectief kunnen zijn. Schemagerichte cognitieve therapie zou een geschikte interventie kunnen zijn voor deze groep, waarmee deze patiënten mogelijk effectief behandeld kunnen worden op persoonlijkheidsproblematiek.
psychotische kwetsbaarheid + psychotherapie = ? Methode In dit pilotonderzoek is het aangepaste protocol voor schemagerichte cognitieve groepstherapie voor mensen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen toegepast bij patiënten met een psychotische kwetsbaarheid en comorbide persoonlijkheidsproblematiek. Voorafgaand en na afloop van de therapie hebben twaalf patiënten1 de Schemavragenlijst, de Schemamodivragenlijst, de SCL-90 en de SIPP-118 ingevuld. 1
Gemiddelde leeftijd: 46,9 jaar (SD = 2,5), 2 mannen en 10 vrouwen.
Resultaten Op verschillende vlakken traden verbeteringingen op: Schemavragenlijst - Disfunctionele schema’s nemen af. Schemamodivragenlijst - Functionele schemamodi nemen toe. SIPP - Persoonlijkheidsproblemen verbeteren op een aantal domeinen. SCL-90 - Verbeteringen op de schalen wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit, angst en slaapproblemen. Er hebben zich daarnaast geen opnames en/of forse decompensaties voorgedaan.
Conclusies Persoonlijkheidsproblemen nemen af en interpersoonlijk functioneren verbetert. Ondersteuning voor de hypothese dat schemagerichte cognitieve groepstherapie ook effectief is voor behandeling van persoonlijkheidsproblemen bij mensen met een psychotische kwetsbaarheid. Mensen met psychotische kwetsbaarheid geen psychotherapie onthouden!
Johans Brink
[email protected]
Stigma meten bij publiek en persoon - een overzicht -
Esther Sportel , Marieke Pijnenborg , Stynke Castelein 1
1,2
3
GGZ Drenthe, Langdurige Zorg Assen; 2Rijksuniversiteit Groningen, Klinische Psychologie; 3Lentis, Lentis Research, Groningen
1
Doel
- In kaart brengen welke meetinstrumenten beschikbaar zijn voor persoonlijk stigma en publiek stigma - Beschikbare instrumenten beoordelen op kwaliteit
Publiek stigma
Stigmatisering van mensen met psychische klachten door de ‘algemene bevolking’ (attitude, gedrag, stereotypering)
Persoonlijk stigma
Geïnternaliseerd publiek stigma bij mensen met psychische klachten en door mensen met psychische klachten waargenomen en ervaren stigma
Methode Zoekmachines: Embase, PsycINFO, MedLine
OF - instrument - rating scale - questionnaire EN - interview - measure - assessing - assessment
92 hits, 10 dubbele, na beoordeling op kwaliteit: 29 hits over 7 voldoende tot goed en beschikbaar in Nederlands
Zoektermen OF - psychometric - reliability EN - validity - validation - reproducability
Conclusie
Resultaten Publiek stigma Instrument
Doelgroep
Meet
Psycho-
Items/Schalen
metrie DC(F)S
MICA SDS
OF OF - stigma - psychiatry discrimination EN - psychology - social distance - mental health - social exclusion - mental illness - prejudice
Algemeen publiek en
Verwachte devaluatie van
mensen met
zorgconsumenten en hun
psychische klachten
familie
Hulpverleners en
Houding t.a.v. personen
medisch studenten
met psychische klachten
Algemeen publiek
Sociale afstand
Voldoende
15 items / 2 schalen
Goed
16 items / 4 schalen
Voldoende
Vignetten + 7 items
Persoonlijk stigma
- Weinig instrumenten verdienen het predicaat goed wat betreft psychomtrische kwaliteit - Bij persoonlijk stigma ontbreken instrumenten gericht op het meten van waargenomen stigma - Bij publiek stigma missen instrumenten gericht op de attitudes van het algemene publiek - De best beschikbare instrumenten voor persoonlijk stigma zijn op dit moment ISMI, Stigma Scale en PS
Instrument
Meet
Psychometrie
Items/Schalen
DISC-12
Ervaren stigma
Voldoende
32 items / 4 schalen
ISMI
Ervaren stigma
Goed
29 items / 5 schalen
- Voor publiek stigma is dit MICA
Stigma Scale
Ervaren stigma en
Voldoende/
28 items / 3 schalen
zelfstigma
Goed
- Meer goed gevalideerde instrumenten zijn nodig
Beperkingen in
Goed
PS
18 items / geen schalen
sociale participatie
Weergegeven zijn instrumenten die beschikbaar zijn in het Nederlands. Anderstalige instrumenten zijn niet opgenomen.
Esther Sportel
[email protected]
Het 11-jaars beloop van auditieve hallucinaties bij kinderen Agna A. Bartels-Velthuis1, Johanna T.W. Wigman1, Jack A. Jenner2, Richard Bruggeman1, Jim van Os3
Doel Auditieve hallucinaties (AH) bij kinderen zijn meestal van voorbijgaande aard, maar kunnen ook leiden tot het ontwikkelen van psychopathologie. Er is nog niet veel bekend over het beloop van AH bij jonge kinderen over langere tijd en over het verband met risicofactoren. Meer kennis hierover kan bijdragen aan adviezen voor vroege interventie. Het doel van deze studie is het onderzoeken van het beloop van AH vanaf jonge leeftijd alsmede van associaties van AH met psychopathologie en risicofactoren. Methode Een groep van 694 7/8-jarige kinderen uit de algemene populatie (T0; 347 met AH en 347 zonder AH) is zowel na 5 jaar (T1) als na 11 jaar (T2) onderzocht. Op T2 hebben 293 deelnemers (gemiddelde leeftijd 18.9 jaar; 57.7% vrouw) een online vragenlijstbatterij ingevuld over AH, andere psychotische ervaringen, psychopathologie (angst, depressie en stress), meegemaakte traumatische gebeurtenissen en cannabisgebruik. Resultaten Het persistentiepercentage van AH over 6 jaar (T1T2) bedroeg 18.2% en het persistentiepercentage over 11 jaar (T0-T2) bedroeg 6.2%. Op T2 bleken AH positief te zijn geassocieerd met andere psychotische ervaringen, angst, depressie en traumatische gebeurtenissen, maar niet met stress en cannabisgebruik. De groep die over alle drie meetmomenten twee of drie keer AH rapporteerden, hadden meer traumatische gebeurtenissen meegemaakt en bleken meer risico te hebben op het ontwikkelen van een posttraumatische stressstoornis dan degenen die slechts éénmaal AH rapporteerden.
1University
Conclusies Meestal gaan AH bij jonge kinderen vanzelf over. Jaarlijkse screeningsprogramma’s voor AH zijn op basis van deze studie dan ook niet geïndiceerd. Persistentie van AH vanaf de vroege kindertijd en AH ontstaan rond of vlak na de puberteit zijn geassocieerd met meer angst, depressie en traumatische gebeurtenissen. Behandelaren zouden bij adolescenten die stemmen horen alert moeten zijn op symptomen van angst en depressie en tevens zouden zij traumatische gebeurtenissen voorzichtig kunnen uitvragen, dit om de behandeling hierop zo nodig aan te passen. Aan adolescenten die in behandeling zijn voor niet-psychotische problematiek zou gevraagd kunnen worden of ze stemmen horen.
of Groningen, University Medical Center Groningen, University Center for Psychiatry, Groningen, the Netherlands; 2Jenner Consult, Haren, the Netherlands; 3Maastricht University, Maastricht, the Netherlands and King's College London, King's Health Partners, Department of Psychosis Studies, Institute of Psychiatry, London, UK
Contact:
[email protected]
Stemmenhoordersgroepen en het herstelproces: Verkenning Auteurs Barbara Schaefer, Peter Oud, Lisanne Kruytzer, Yolanda Nijssen & Jim van Os Achtergrond Het horen van (negatieve) stemmen, die anderen niet horen, kan een zeer beangstigende ervaring zijn en het functioneren ernstig belemmeren. Op diverse plaatsen in de wereld zijn er lokale en nationale netwerken die stemmenhoorders de gelegenheid bieden om op een positieve manier met hun ervaringen om te gaan. Ook zijn al jaren op verschillende plekken in de wereld Stemmenhoordersgroepen actief (Corstens e.a., 2014). Hoewel uit resultaten van evaluerend onderzoek (Romme e.a., 2009; Oakland en Berry, 2014) blijkt dat deze groepen als prettig en waardevol worden ervaren, zijn er in Nederland nog relatief weinig Stemmenhoordersgroepen. Doel en Methode Met dit (deel)onderzoek willen we in beeld brengen wat volgens experts specifieke kenmerken van Stemmenhoordersgroepen zijn (waarin onderscheidt dit aanbod zich van andere groepen voor stemmenhoorders). Concept-mapping is een geschikte methode om complexe onderwerpen in kaart te brengen met verschillende belanghebbenden (Trochim, 1989). In een bijeenkomst werden uitspraken verzameld door met o.a. facilitators van verschillende Stemmenhoordersgroepen te brainstormen aan de hand van de zin “Een bijeenkomst van een Stemmenhoordersgroep herken je aan het feit dat…”. De geselecteerde uitspraken zijn door de betrokkenen individueel geordend naar prioriteit en inhoud en vervolgens verwerkt tot een groepsproduct wat (door middel van meerdimensionale schaaltechnieken) weergegeven wordt in een concept-map. Top 5 uitspraken met hoogste priorititeit
80 uitspraken verdeeld over 7 clusters
1. … er vrijheid is van denkkaders en er dus niet gedacht wordt vanuit één theorie of verklaringsmodel (cluster 6) 2. … je open kunt praten over “hoe stemmen je leven (kunnen) beïnvloeden” (cluster 2) 3. … een facilitator van de groep “open-minded” is (cluster 1) 4. … facilitators ervoor waken dat er altijd ruimte is voor een andere gedachte (cluster 1) 5. … ieders ervaring rond stemmenhoren anders kan/mag zijn (cluster 2) 5. … je zaken kunt delen die je soms moeilijk kunt delen met mensen die geen stemmen horen, zodat je er niet alleen mee rond loopt (cluster 4) 5. … als een hulpverlener een facilitator is, hij/zij er echt voor waakt om niet in de “hulpverlenersrol” te schieten (cluster 1)
Resultaten Uit de prioritering van de deelnemers aan de concept-map blijkt dat men het heel belangrijk vindt dat er in een Stemmenhoordersgroep niet wordt gedacht vanuit één theorie of verklaringsmodel, je open kunt praten over hoe stemmen je leven (kunnen) beïnvloeden en de facilitator van de groep open-minded is. Een belangrijk uitgangspunt voor de Stemmenhoordersgroepen is dat er over alle mogelijke verklaringen voor het horen van stemmen kan worden gesproken en dat het hoofddoel van de groep niet is dat de stemmen moeten verdwijnen (cluster 3). In de kern van de concept-map bevinden zich uitspraken die veelal gaan over ‘vrijheid van denkkaders’, ‘niet oordelen’ en ‘je mag zijn wie je bent’ (cluster 6). De rol van de facilitator (cluster 1) is er op gericht om dat te bewaken, maar de deelnemers zijn hier zelf ook verantwoordelijk voor (cluster 2 en 4). Conclusie De concept-map geeft een goed beeld van belangrijke kenmerken van Stemmenhoordersgroepen in Nederland. Aan de hand van de resultaten wordt gewerkt aan een eerste checklist van essentiële kenmerken die als basis kan dienen voor het ontwikkelen van een “modelgetrouwheidsmaat”. Een dergelijk instrument zou zowel inzetbaar kunnen zijn bij implementatie van Stemmenhoordersgroepen als bij verder onderzoek.
Vragen over de poster of ons vervolg onderzoek? Stel ze aan de projectleider van het onderzoek “Stemmenhoren en het herstel proces” Barbara Schaefer (
[email protected] 06-53 787 342) Leden van de projectgroep: Marius Romme, Peter Oud, Irene van de Giessen, Robin Timmers, Dirk Corstens, Erica van den Akker, David van den Berg, Jim van Os en Jaap van Weeghel
Contacten tussen professionals
Wat betreft de contacten tussen professionals van De Brecht en medewerkers van buurtorganisaties: die zijn steviger geworden. Men is begonnen met een samenwerking met de welzijnsinstellingen: discobezoek, soepverkoop, en tweedehandskledingverkoop. Een voorzichtige uitbreiding van de contacten naar de praktijkschool en de Burenbond is gaande. Concrete samenwerking met partijen buiten de welzijnswereld komt langzaam op gang. Uitzonderingen op deze regel vormen de contacten tussen de locatiemanager en de buurtregisseur van de politie. Af en toe is er overlast in de wijk door de cliënten en dan is een kort lijntje over deze kwetsbare burgers geen overbodige luxe.
tip
3
tip
4
Do’s en don’ts naar aanleiding van B4B in de Bijlmer
tip
tip
1
Gemeente en GGZ, verwacht niet dat het snel of vanzelf gaat! Ken de beperkingen van zware psychische problematiek. Het klinkt als een open deur maar veel initiatieven die opgestart worden – ook door de GGZ zelf – gaan ervan uit dat contact tussen buurt en cliënten op redelijk korte termijn tot stand kan komen, als men de goede initiatieven maar neemt en aanstuurt op herstel en burgerschap. Dat mag misschien hout snijden voor zelfstandig wonende psychiatrische patiënten, maar voor mensen met een zware psychiatrische diagnose die afhankelijk zijn van zorg en begeleiding in hun dagelijks leven, zijn er meer investeringen nodig. En vooral veel geduld. Neem tijd om een plan te maken, en geef tijd om een realistisch plan uit te voeren.
2
Organiseer passende activiteiten Het begin van een ontwikkelend burgerschap van mensen met zware psychiatrische problematiek ligt in begeleiding naar zelfzorg en zorg voor elkaar. Persoonlijke hygiëne, samen koken, boodschappen doen en samen buiten wandelen hebben prioriteit. Verder blijft het zoeken naar passende activiteiten die de match tussen de GGZ-cliënten met zware problematiek en de buurtbewoners en – organisaties – kunnen bewerkstelligen. Het simpelweg creëren van een moestuin waarin cliënten en buurtbewoners een klein lapje grond kunnen bewerken, heeft nog geen ontmoeting of contact tussen beide groepen tot gevolg, laat staan dat de vooroordelen verminderen. Steeds moet er gezocht worden naar ZONDAG momenten en gelegenheden waar beide groepen naartoe willen komen. En steeds moet er gezorgd worden dat die ontmoeting dan ook echt plaatsvindt. Maak de activiteiten niet te moeilijk: het samen koken en uitdelen van soep is haalbaarder dan het September repareren van fietsen.
27
BUURTLUNCH
tip
Zorg op locatie voor intern draagvlak De hele opvanglocatie moet willen werken aan een burger/buren opstelling ten aanzien van elkaar (personeel, cliënten en buurtbewoners). Maak het werken aan herstel en burgerschap dus niet afhankelijk van één of twee functies. Zorg dat de zorgmedewerkers, de begeleiders bij het dagelijks leven, de therapeuten en de activiteitenbegeleiders allemaal hun best doen om de cliënten een stapje naar de buurt te laten maken. Bij mensen met een chronische zware psychiatrische aandoening hoeft men geen wonderen te verwachten, maar een gezamenlijke visie op wat er wel mogelijk is, is een voorwaarde om de missie te laten slagen. Samen een participatieschaal of een zelfredzaamheidsmatrix hanteren, of op de hoogte zijn van methoden om sociale netwerken te verbreden kan het interne draagvlak versterken.
Netwerken met gespecialiseerde vrijwilligersorganisaties Vrijwilligers en vrijwilligerswerk bieden aanknopingspunten om contact tussen cliënten en buurtbewoners te verbeteren. Maar directe buren zijn vaak niet geneigd om vrijwilligerswerk te gaan doen in de zware psychiatrie. Gespecialiseerde vrijwilligersorganisaties als Humanitas en Mezzo kunnen dan beter een rol spelen. Zij hebben ervaring in de match tussen maatjes en mensen met een GGZ-problematiek en trekken bovendien ook het soort vrijwilligers aan dat de inspanning voor langere tijd wil volhouden.
5
Blijf denken in kansen van GGZ-cliënten Hoe zwaar de problematiek ook is waarmee de cliënten kampen en hoe zeer zij ook bepaald worden door medicatie, er valt bijna altijd een stapje te doen in het contact met de wijk en de buurtbewoners. Elkaar gedag zeggen kan genoeg zijn. Doordat buurtbewoners geen hulpverleners of familie zijn hebben zij ook een andere plaats in het leven van GGZ-cliënten. Misschien wordt het contact niet intensief, maar dat wordt door beide partijen ook niet verwacht. Met welke organisatie of individuen u ook samenwerkt om het contact te verbeteren: blijf denken in de kansen van GGZ-cliënten!
Illustraties: Madzy Samuel en Frederik van Schagen, ontwerp: www.ontwerppartners.nl
willigerswerk op de Brecht lijkt een van de kansrijkere mogelijkheden voor buurtbewoners om contact te maken met De Brecht en de Brecht-cliënten als groep. Maar buurtbewoners hebben over het algemeen contact met hun directe buren, hun familie en vrienden; verdere buren zijn nauwelijks in beeld. Dat geldt ook voor de cliënten van De Brecht, voor zover zij contact maken met anderen.. Het aantal vrijwilligers op De Brecht is de afgelopen tijd licht toegenomen, maar die vrijwilligers komen zelden uit de straten om de locatie heen.
Bewoners van de Brecht en de Bijlmer Tips om het contact tussen GGZ-cliënten en de buurt te verbeteren Marian van der Klein Diane Bulsink
Het wemelt tegenwoordig van methoden die het contact tussen verwarde, eenzame mensen en de wijk willen verbeteren: cursussen Vrienden maken, Elkaar laagdrempelig ontmoeten, Maatschappelijke Steun Systemen en maatjesprojecten schieten als paddenstoelen uit de grond. Maar hoe werkt zo’n proces precies als het intramurale cliënten betreft met een zware psychiatrische diagnose? Stichting Volksbond Amsterdam en het Verwey-Jonker Instituut werkten samen aan een stap naar de buurt van deze extra kwetsbaren in de Bijlmer.
Een actueel onderwerp: burgerschap van GGZ-cliënten
Al jaren wordt er gewerkt aan de relaties tussen GGZ-cliënten en de buurt. Met de vermaatschappelijking van de zorg kwamen er steeds meer psychiatrische patiënten in gewone huizen in gewone wijken wonen. Maar het contact tussen de GGZ en de buurt kwam nauwelijks op gang. Zelfstandig wonende GGZ-cliënten en mensen in de opvang met zwaardere problematiek in de opvang kregen nog steeds moeilijk aansluiting met de andere buurtbewoners. Het lijken gescheiden werelden waarin de drukte van het dagelijks bestaan, vooroordelen, de focus op het behandelplan en de scheiding tussen zorg en wonen hun tol eisen. Maar vanaf 2015 verandert de decentralisatie van de zorg veel. GGZ-cliënten gaan van de AWBZ naar de Wmo. Daarmee wordt de gemeente verantwoordelijk voor zorg en ondersteuning van alle bewoners in de wijk, ook van de GGZ-populatie. Zelfredzaamheid en eigen kracht worden belangrijker en versterking van het informele netwerk rond cliënten en andere burgers krijgt steeds meer aandacht. De buurt en de buurtbewoners komen dus opnieuw in beeld, ook bij de intramurale opvang van GGZ-cliënten. Herstel en burgerschap van GGZcliënten krijgt nieuwe impulsen en er worden opnieuw paden gezocht om het contact tussen buurt en GGZ te verbeteren.
Stap naar de buurt: Burgers voor Burgers (B4B) bij de Brecht
De Volksbond vangt al tien jaar mensen met zware psychische problematiek op midden in een woonwijk in de Bijlmer. Op locatie De Brecht – een laagbouw flat in Venserpolder- wonen circa 35 mensen die zware medicijnen gebruiken en waarvan er 25 schizofreen zijn. Vanaf het begin heeft de Volksbond de ambitie om haar cliënten als burgers te beschouwen. De Volksbond werkt met PAja! om het oordeel van cliënten over de eigen opvang te peilen. De Brecht heeft een kerngroep van cliënten die mede bepaalt hoe er op de locatie gewoond wordt. Oorspronkelijk kwam een deel van de bewoners van De Brecht van gesloten afdelingen in de GGZ. De Volksbond heeft deze bewoners welbewust een keus gegeven om dichtbij de gewone maatschappij te leven. Het management van de Volksbond heeft in 2012 het model van Burgers voor Burgers (B4B) ontwikkeld. Elke locatie van de Volksbond heeft binnen dit model gewerkt aan:
• • •
het sociale netwerk rond de individuele cliënten: wie ken je, wat kun je daarmee doen? het onderlinge contact tussen cliënten: wij zijn buren van elkaar, wat kunnen wij voor elkaar betekenen? en het versterken van het contact met de buurt: wat kunnen we met organisaties en bewoners van de buurt organiseren om elkaar te ontmoeten en beter te gaan waarderen?
Het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut
Onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut hebben van de Volksbond en het Fonds Psychische Gezondheid de kans gekregen om de ontwikkeling van B4B op de Brecht in de Bijlmer tot in detail te volgen en om de effecten van B4B over een langere tijd te onderzoeken voor cliënten met zware psychische problematiek. De onderzoekers hielden interviews met cliënten en professionals die op De Brecht wonen respectievelijk werken: over hun werkzaamheden, dagbesteding, het leven in de buurt, hun contacten met buurtbewoners en de impact van B4B (2012, 2013 en 2014). Ook spraken zij met het overkoepelende management van de Volksbond over hun bedoelingen met B4B (2012, 2013, 2015). Daarnaast werden er vragenlijsten uitgezet: • onder de bewoners van De Brecht (cliënten, 3x: 2013, 2014, 2015) • onder de medewerkers van De Brecht (professionals, 2x: 2013, 2015) • onder de buurtbewoners om De Brecht heen (burgers, 2x: 2014, 2015).
DE CONCLUSIES Lange adem, duurzame investeringen nodig
Verder zijn er telefonische en face to face interviews gehouden met maatschappelijke organisaties in de buurt: buurthuizen, zorg- en welzijnsorganisaties, woningcorporaties, scholen, winkels, en het gezondheidscentrum. En natuurlijk zijn de stukken rond B4B bestudeerd en hebben we af en toe participerend onderzoek gedaan bij buurtactiviteiten en dergelijke.
Een stap naar de buurt vraagt veel van management en professionals: • ambitie om de GGZ-cliënten als burgers en buren te beschouwen, • tijd om GGZ-cliënten te begeleiden in de kleine stapjes die de ontwikkeling van nabuurschap en burgerschap vragen, • een omslag in werkhouding van de professionals ter plaatse: van zorgen voor naar zorgen dat. Een stap naar de buurt blijft ook voor GGZ-opvang midden in een woonwijk een Grote Stap die lange adem en duurzame investering vergt van alle betrokken partijen.
Naar aanleiding van het onderzoek zijn er duidelijke lessen te trekken, die ook in het kader van de huidige decentralisaties en ambulantisering van de zorg relevant zijn. We brengen ze hierbij onder de aandacht van het publiek: gemeenten, wijkteams, professionals, cliëntenorganisaties en vrijwilligers in de zorg kunnen er hun voordeel mee doen.
In de praktijk heeft De Brecht vooral geïnvesteerd op drie fronten: 1. Zelfzorg en onderlinge verhoudingen tussen de cliënten van De Brecht 2. Gezamenlijke activiteiten van buurtbewoners en de Brecht-bewoners op locatie 3. Contacten tussen professionals van De Brecht en van buurtorganisaties
Zelfzorg
Op het eerste front is vooruitgang geboekt. Hospitality-en zorgmedewerkers leggen de prioriteit bij het verbeteren van de persoonlijke hygiëne, samen koken, boodschappen doen en samen buiten wandelen. We hebben in de metingen onder de cliënten kunnen constateren dat zij de afgelopen drie jaar actiever zijn geworden en socialer naar elkaar (en de professionals) toe. Ze beginnen elkaar als burgers – of liever gezegd als buren – te beschouwen.
Activiteiten in de buurt
Op het tweede front is veel georganiseerd door de activiteitenbegeleiders. Zij zetten een buurtmoestuin, een fietsenreparatie en een tweedehands kledingwinkel op. Zij organiseren ook open dagen en momenten dat er samen aan de leefbaarheid van de buurt gewerkt kan worden (boomspiegels beplanten, bijvoorbeeld). Maar deze initiatieven werpen niet als vanzelf vruchten af in het kader van verbetering van contact, en vermindering van vooroordelen over psychiatrische patiënten in de buurt. Een handjevol mensen doet mee aan de activiteiten; eigenlijk komen steeds dezelfde gezichten opdagen. Individueel contact tussen Brecht-cliënten en buurtbewoners is er weinig, of het moet het rituele bedelen om sigaretten zijn. B4B heeft daar weinig verandering in gebracht. De medewerkers hebben geen ruimte genomen om per cliënt de mogelijkheden te verkennen; daar is ook weinig tijd voor. Misschien kan vrijwillige inzet hier een handje helpen? Vrij-
MATTY, zelfmotivatie-app voor GGZ-cliënten Wie wordt de beste hulpverlener van 2016?
Altijd en overal Je steun en vriend Kracht op weg naar herstel
De cliënt met zijn MATTY! Ontwikkeld vanuit ergotherapie: Elisa Strating en Yvette Roet i.s.m. innovator Peter Klumpenaar
On The ROAD: Onset, Transition and Recovery of Adverse Development Anniek Wester1,2, Nynke Boonstra1,2, Marieke Pijnenborg2,3, Lex Wunderink1,2, Richard Bruggeman2, 1,2 Hanneke Wigman 1GGZ
Friesland, 2Rob Giel Onderzoekscentrum Groningen , 3GGZ Drenthe
Waarom gaan psychische klachten bij de een vanzelf weer over en bij de ander niet?
Welke factoren spelen een rol bij het verergeren of verdwijnen van mijn psychische klachten?
Welke kant gaat het op met mijn klachten?
Aanleiding
Methode
Psychische klachten komen veel voor. Soms gaan die vanzelf weer over, maar soms kunnen milde klachten leiden tot een psychische stoornis. Het vroeg opsporen, het kunnen uitstellen of zelfs voorkomen van psychiatrische aandoeningen geven iemand betere vooruitzichten en kan ontregeling van iemands leven beperken.
Binnen het Vroeg Detectie zorginnovatie programma worden jonge mensen met ARMS opgespoord en krijgen ze evidence-based zorg aangeboden. Dit wordt nu in alle deelnemende instellingen gedaan.
Het doel van de On The ROAD studie is om mensen met een verhoogd risico op psychiatrische problematiek op te sporen. Vroeg psychotische symptomen geven zo’n verhoogd risico aan. Jonge mensen met vroege psychotische symptomen hebben een verhoogd risico op psychose, maar ook op andere ernstige psychiatrische stoornissen (EPA). Dit noemen we “At Risk Mental State” (ARMS). Maar: niet iedereen met ARMS krijgt ook daadwerkelijk een psychische stoornis. Hoe kan dat? In On The ROAD willen we bekijken hoe ARMS zich ontwikkelt, hoe mensen hierin kunnen verschillen en welke factoren bijdragen aan het ontstaan of voorkomen van psychische stoornissen.
On The ROAD voegt een uitgebreide testbatterij en 3-jarige monitoring toe aan care as usual. Zo wordt een grootschalige cohort-studie opgezet waarin we kunnen kijken naar individuele risicoprofilering voor ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA). At Risk Mental State (ARMS) wordt vastgesteld met de PQ-16 en CAARMS. Daarna worden mensen gevraagd om een aantal zelfrapportage-lijsten in te vullen. Ook worden er nog een aantal extra klinische interviews afgenomen. Dit gebeurt ook na 1, 2 en 3 jaar. Belangrijk is dat we, naast symptomen, ook sociaal functioneren en rol-functioneren meenemen. Verder spelen negatieve symptomen en cognitief functioneren ook een belangrijke rol om individuele risico inschattingen te maken.
Tijdsplanning
Deelnemende instellingen Er werken meerdere instellingen samen aan dit zorginnovatie onderzoeksproject. Deze instellingen zijn allen aangesloten bij het Rob Giel Onderzoekscentrum (RGOc). Deze instellingen zijn: GGZ Friesland
Lentis
Mediant
GGZ NoordHolland-Noord
GGZ Drenthe
Accare
Dimence
UCP
Doel • Betere en snellere herkenning van ARMS. • Beter kunnen voorspellen wie er een grote kans heeft op het ontwikkelen van een psychische stoornis en wie een grote kans op herstel. • Het kunnen aanbieden van de juiste zorg op het juiste moment aan de juiste persoon op basis van het persoonlijke klachtenprofiel. • Verlaging van zorgkosten.
Voor meer informatie, mail naar
[email protected]
Individual Recovery Outcomes Counter Esther Sportel , Hettie Aardema , Nynke Boonstra , Stynke Castelein , Marieke Pijnenborg 1
1
2
3
1,4
GGZ Drenthe, Langdurige Zorg, Assen, 2GGZ Friesland, NHL Hogeschool, 3 Lentis, Lentis Research, Groningen, 4Rijksuniversiteit Groningen, Klinische Psychologie 1
[email protected]
Achtergrond
Voor mensen met een ernstige psychische aandoening is herstelgerichte ondersteuning van groot belang.
Menta l Health
Se ag an for M Hope ture the Fu
Methode
1
lf Validering em - 400 patiënten vullen de I.ROC in bij de ROM-meting van P en arti g c 2016 n t ipation Valui - I.ROC wordt voor validering vergeleken&met f l Covergelijkbare e s n trol RemisMy constructen uit: MANSA, HONOS, RAS, Functionele sieschaal en een bewegingsvraag - Drie meetmomenten: tijdens jaarlijkse ROM-meting 2016, 6 maanden daarna en 12 maanden daarna - Deelnemende instellingen: GGZ Drenthe, GGZ Friesland, Lentis Groningen Implementatie Bij positieve bevindingen wat betreft validiteit, zal de I.ROC worden geïmplementeerd met de HOPE toolkit binnen FACT-teams van GGZ Drenthe.
In
: t e m g in k r e w n same
L Sk ife il Menta l Health
Per Net sonal work
1
ci or al k
lf em en Par ticip t ation &C ontro l
g n i u l a V lf Myse
So tw e N
I.ROC
& pose Pur n o i t c Dire
Behalve als meetinstrument is de I.ROC ook bruikbaar in 4 de behandeling gecombineerd met de bijbehorende HOPE toolkit. De effectiviteit van de I.ROC met bijbehorende tool3 kit voor behandeling zal binnen GGZ Drenthe geëvalueerd worden. 2
2
Twaalf vragen over twaalf levens domeinen: geestelijke gezondheid, dagelijkse vaardigheden, veilig & op je gemak voelen, lichamelijke gezondheid, bewegen & actief zijn, zingeving & levensdoelen, persoonlijk netwerk, sociaal netwerk, zelfwaardering, participatie & controle, zelfmanagement, hoop voor de toekomst.
Per s o n al N etw ork
5
3
- Scores op een schaal van 1 tot 6 - Scores daarna ingevuld in spinnenweb o S* visueel inzichtelijk t e *Nna meerdere metingen patroon van herstel zichtbaar
ci a wo l rk
Lif Sk e il
ls
4
ise rc ity tiv
6 gezamenlijk de validering bij de EPA-groep verzorgen.
Ex & e Ac
Ex & e Ac
& pose Pur ction Dire
S t H r e o f a l m t h o C GGZ Drenthe, GGZ Friesland en Lentis Groningen zullen
5
Se ag for Man Hope ture the Fu
Voor Nederland is validering nog nodig. Met dat doel is een consortium gevormd (zie logo’s voor consortiumleden) voor P h & y y s t ical e f validering bij verschillende doelgroepen in a de GGZ.
ls
6
Physi cal Healt h
ise rc ity tiv
Het in Schotland ontwikkelde instrument Individual Recovery Outcomes Counter (I.ROC) sluit aan bij de herstelvisie en de uitkomsten bieden aanknopingspunten voor herstelgericht werken.
& y t e f Sa fort Com
HOPE toolkit
- Aanknopingspunten voor begeleiding - Plannen van aanpak - Tips voor het vergroten van welzijn - Links naar andere hulpbronnen
Herstellen uit eigen kracht met vallen en opstaan Hoe krijg je meer zelfvertrouwen als je je psychische kwetsbaarheid probeert te accepteren? Je wilt van daaruit je mogelijkheden en talenten inzetten om je leven opnieuw vorm te geven. Waar haal je de innerlijke rust en de hoop vandaan? Herkennig kan steun bieden want je ontdekt dat er lotgenoten zijn die je voor zijn gegaan. Met deze tegelwijsheden van mensen met ervaring in psychische kwetsbaarheid heb je gespreksstof voor het vertalen van je eigen situatie. We willen je moed geven om je eigen kracht te ontdekken en te gebruiken. In gesprek met je hulpverlener of familie kan een tegel misschien zeggen wat je ook bedoelt. Want je herstel verloopt grillig en de fasen van herstel helpen je misschien bij het uitzoeken van je levensweg. De 4 fasen van herstel (Gagne, 2004) verlopen in verschillend tempo met overlap of tegenslag of voorspoed. 1. Overweldigd door de aandoening 2. Worstelen met de aandoening 3. Leven met de aandoening 4. Leven voorbij de aandoening Je hulpverlener begrijpt het persoonlijk herstel en je keuzes beter. Het contact kan daardoor plezieriger verlopen.
Deze tegels laten de stem van de cliënt horen door gebruik van beeldtaal. De hulpverlener kan deze handvatten gebruiken voor het bespreken van herstelfasen. De dossiervoering kan makkelijker worden aangepast op het herstelgericht taalgebruik. De citaten zijn afkomstig van cliënten en ervaringswerkers van Lentis.
Bureau Ervaringsdeskundigheid Lentis 2015
Voor meer informatie: Dinette Noordhof:
[email protected] Maria Ufkes:
[email protected]
!"#$$%&! !"#$%&'(!)$$*!+*$,-..'$/0%.!(-*!1-)$*2-*'/3!)0/! !+0*45'604-7!896$:-*9-/(!-/!;-<01'%'(04-! '()*+!#/(:'&&-%'/3!)0/!<-*.(-%3-*'5<(!=3-*--2.5<06>!)$$*!2-!??@! 6*$,-..'$/0%A!(:--!'/(-*)-/4-.!3-*'5<(!$6B!!
,-!$)./((0*123!4)./5)*!
6-!7885/948::)*123!4)./5)*!
;05).<)0=)+!'15!>)0!;3!
;05).<)0=)+!')!?((0/94((*!
!"#"$%#"&'(()*+$*,((&-*.&"$/"$***
0")1&"23((4'"+2*5*6(&78+6(7"*
!! C$-%! !D!E!'2-/4(-'(.1-.-,!! ! !D!E!$93-)'/3.1-.-,! !D!$/(:'&&-%-/!<-*.(-%:-/.! !! F$-G! !D!60%-(!00/!H/$/I)-*10%-!'/(-*)-/4-.!)$$*!!!!!!!! !!!!!!!!J-%,*-K-54-!! !! CLMD(-097!$N0N! !D!8*)0*'/3.2-.&O/2'3-/! !D!P-*6%--3&O/2'3-/7!Q+FRSTC!! D!U09'%'-! D!V%'W/(-/! !! !?-%'X&:00*2'3<-'2!! !D!V%'W/(-/!-/!CLMD%'2!:-*&-/!! !!!!!!!!!!!!!!!!.09-/!00/!-'3-/!%-)-/.)-*<00%!
!!!C$-%! !D!S0Y'90%'.-*-/!J-%,*-2J009<-'2! !D!L-)$*2-*-/!900(.5<066-%'X&-!60*45'604-! !!!F$-G!
9+-((*#($*6 &:1"%% <="*6 +: &:."& "$*>+" $();* ?""&*+ -*?")* "-%*-" -"*4: */ (($*2 $+"-*: :"$@*4 7#"&"$*:4 1*'" * ((&*:1* =(-*4 -*,:4-*-:8 '+A*?+) '*$+":"-*A" * *#($*2 *2($*: $:/*2 "*/&:$ 6*""$ :"$*' 2B* */"/" C@*()%*. #"$*4 "/")" :4"$ +2"&DE! -*
+A* * H$"$*. +:$(); &:1"%% /*:$2"&%-" ((&*':"* *6 $ ( I ( *# B* 9+-((- "*8)+G$-*/&( +A$*?"$%"$ *J$* *2 $*3+A$D *3
"#$$%&!"((*315! Z'.-[-!)0/!2-*!S--*7!Z-/4.! V<0*%$[-!2-!F--*7!F0/J-<$3-.5<$$%! %N)0/2-*9--*\%-/4.N/%! 5N2-N<--*\6%N<0/J-N/%!
Q(OO*3*$-6B! ]006!)0/!T--3<-%7!"*0/J$! S0*'-&-!+'X/-/1$*37!;O?!
Treatment-E-Assist (TREAT): Een digitaal
TREAT hulpmiddel bij de behandeling van psychosen Magda Tasma1,2, Edith Liemburg1,2, Rikus Knegtering1,2, Philippe Delespaul³, Albert Boonstra4 & Stynke Castelein1,2 ¹Lentis, Lentis Research, Groningen ²Rob Giel Onderzoekcentrum, Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) ) ³Universiteit Maastricht, faculteit Psychiatrie en Psychologie 4Rijksuniversiteit Groningen, faculteit Economie en Bedrijfskunde
Achtergrond Problemen bij patiënten met een psychotische stoornis worden niet altijd opgemerkt of behandeld (Nasrallah et. al., 2006; Chien et. al., 2013; McCann, 2010). Recent onderzoek (Tasma et. al., submitted) heeft laten zien dat Routine Outcome Monitoring (ROM) uitkomsten in veel gevallen niet terugkomen in de behandelplannen van patiënten met een psychotische stoornis.
ROM-data
Behandelrichtlijnen
Treatment-E-Assist (TREAT) TREAT is een digitaal hulpmiddel dat uitkomsten van ROM–Phamous verwerkt en behandeladviezen genereert voor gevonden problemen. De behandeladviezen zijn gebaseerd op de Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie en expert opinions. TREAT is bedoeld als ondersteuning voor behandelaren van patiënten met een psychotische stoornis. Doelen - ROM meer integreren in de behandeling - Meer evidence-based werken
Behandeluitkomsten verbeteren
Pilotonderzoek Met de eerste versie van TREAT zal binnenkort een pilotonderzoek starten binnen Lentis. Voor meer info: neem contact op met Magda Tasma.
[email protected]
TREAT