1 HELDERSE VERENIGING VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS Opgericht op 30 december 1991 en ingeschreven bij de Kamer Voor Koophandel voor Hollands Noorderkwartier d.d. 22 september 1993, onder dossiernummer V 637339.
Bestuurssamenstelling: Voorzitter; W.F.H. v.d. Paard
0223-614023
Secretaris J.G. Kikkert
0223-612426
Noordzeestraat 3
Den Helder
Penningmeester; H. v.d. Blom
0223-615541
e
2 Penningmeester; C. Dalenberg
0223-641945
Bestuursleden; H. Boerekamps
0223-669499
Redactie “de Morgen”; G. Hoekmeijer
0223-628033
H. Boerekamps.
0223-669499
Webeditor; H. Boerekamps Leden van verdienste: Mies Campfens, Daaf Fiege, Cees Rondèl en Jan Kikkert. Internet: Natuurlijk is de HVSG ook via internet bereikbaar. Onze website www.hvsg.net.
Inhoud Pag. 2: Voorwoord voorzitter Pag. 5: Watersnood 1953
Contributie: het lidmaatschap van de HVSG bedraagt minimaal € 12,50 per jaar. Voor elk volgend lid, woonachtig op het adres van een al ingeschreven lid, geldt een minimum contributie van € 2,50. Verenigingsorgaan “De Morgen” verschijnt eens per 3 maanden en is bij de Koninklijke Bibliotheek geregistreerd onder Internationaal Standard Serial Number (ISSN) 1572-7378. Het logo van de Morgen: Voor gebruikmaking van het logo, zoals dat sinds medio 1993 wordt gevoerd, is toestemming verkregen van de Brusselse hoofdredactie van het Vlaamse dagblad “De Morgen”. Losse nummers à € 3,50. Eerder verschenen nummers kunnen worden besteld door overmaking van € 3,50. per gewenst exemplaar op postrekening NL63 INGB 0000 700681 t.n.v. HVSG, te Den Helder o.v.v. het/ de betreffende nummer(s). Aanmoedigingen, op- aanmerkingen en/of klachten over De Morgen gaarne naar
[email protected] Inleveren kopij voor “De Morgen”. Uw bijdrage dient samen met ingescande foto’s/ tekeningen op schijf, USB-stick of via de E-mail aangeleverd te worden bij de redacteur. e
e,
e,
e,
e
Inleverdata: Voor de 15 van de 2 5 8 11 maand. Publicatie hoeft niet te betekenen dat de daarin vermelde meningen het inzicht van de redactie of van de vereniging weergeven. Auteurs dragen de verantwoording voor de inhoud van hun bijdragen. De redactie behoudt zich het recht voor om ingezonden artikelen in te korten of niet te plaatsen. Pag. 10: Een vrij en gelukkig Indonesië Pag. 15: De Matrozenbond en de Burcht deel 3
Pag. 8: De Morgenstond 14
1
2 VOORWOORD VOORZITTER BLOEI EN VERVAL CULTUURPALEIZEN
VAN
HELDERSE
Met een gevoel van verontwaardiging zullen velen van u hebben gekeken naar de vernietiging van eeuwenoude kunstschatten in Irak door zgn. IS-strijders. Vrij snel daarna zouden de gedachten terug kunnen gaan naar de Beeldenstorm van 1566 in de Nederlanden. De rechtvaardiging van dergelijke vernielingen werd en wordt ontleend aan de geboden van hun god, aan ‘hun’ woord in heilige boeken. Ook daarbuiten weet de mens de slopershamer luchtig te hanteren. Onze stad, Den Helder, is daar een sprekend voorbeeld van.
Noorwegen tot aan de Spaanse grens, beter bekend als de Atlantische wal, de verdedigingslinie van de Duitsers. Daarbij hoort een vrij schootsveld. Bombardementen door vriend en vijand maken de puinhoop compleet. De wederopbouw is eigenlijk bouw zonder glans, bekend als revolutiebouw. Onze veiligheid vraagt nieuwe offers: versterking van de zeewering eist verdere sloop. Een stad die dit alles overkomt, die zoveel stedelijk schoon verliest, kan moeilijk met dat wat is gebleven, omgaan. Vaak vervalt men in uitersten: dat wat rest moet tegen elke prijs behouden blijven. Of de monumentale waarde wordt figuurlijk en letterlijk tot het fundament afgebroken.
Afb. 2, het oude stadhuis
Afb. 1, O.L.Vrouwekerk In WO II is Oud-Den Helder op bevel van de Duitse bezetter met de grond gelijk gemaakt. Het stadsdeel ligt op de kustroute van
Een stichting die zich hiertegen teweer zou stellen, de stichting Vitruvius, is na korte bloei ondergronds gegaan. Na oorlog, na wederopbouw, na bescherming tegen natuurgeweld, dienen nieuwe bedreigingen zich aan. Tientallen jaren staat het economische principe op de voorgrond: als gebouwen niet rendabel blijken, als instandhouding teveel geld kost, dan moeten zij worden afgestoten. De gemeente ‘verkoopt’ zelfs gebouwen voor een gulden. Veel monumenten en gezichtsbepalende gebouwen zijn tot op de dag van vandaag van de hand gedaan. Het begrip tafelzilver is wel heel bijzonder uitgelegd: geen onderhoud en 2
3 ook nog een zakcentje. Nu, voorjaar 2015, keren zelfs de keurige studenten zich tegen dit
Afb 3: detail gevel van de entree van School Zeven, zeker gezien de tekst is het inderdaad de juiste plek voor een bibliotheek…….. rendement denken. Om daarvoor iets in de plaats te krijgen, is andere koek. De Helderse gemeentebestuurders zijn altijd dwars geweest van een mooi onderkomen voor eigen gebruik’. Het stadhuis zetelt in een voormalig schoolgebouw aan de dijk, daarna in het voormalig weeshuis en een handvol eengezinswoningen aan de PWA-singel en dan, begin jaren 80 van de vorige eeuw, hup, naar de Drs. F. Bijlweg. Daar wacht de helft van de serviceflat Zuyder-Horn. Dat staat immers voor de helft leeg en de exploiterende stichting Zomerland valt terug op de gemeentelijke garantstelling. Een en een is twee. Tot op heden is elke poging voor ver- of nieuwbouw gestrand. Naast gemeentelijke gebouwen worden die van het Rijk, kerkelijke gemeenten en particulieren in hun voortbestaan bedreigd. Inkomsten en uitgaven moeten in evenwicht blijven volgens de ratio van de 20e eeuw. Naast geld is er het principe van nut en noodzaak. Beide kunnen uitlopen op een zoveelste aanslag op monumentale en gezichtsbepalende
bouwwerken. Als gebouwen hun functie verliezen, dan wordt het spannend. Een aantal gemeentelijke schoolgebouwen heeft dit niet overleefd. Ook kerken zijn ten onder gegaan, zoals de Maranathakerk, de Onze Lieve Vrouw Onbevlekt Ontvangenkerk in de Visbuurt, en later, in Nieuw Den Helder, de Vredeskerk in De Schooten, de Opstandingskerk aan de Lorentzstraat. De ‘kerk’ is meer dan stenen stapelen. Het kerkbezoek blijft terug lopen. De kerken krijgen andere functies, soms gepaard gaande met een achteruit hollende staat van onderhoud. Een nieuw stadhuis zal er wel nooit komen: er komen steeds minder ambtenaren die ook nog eens flexibele werkplekken zullen krijgen. Zij zullen ook meer en meer thuis gaan werken. Geen cultuurpaleis nodig. De variërende behoefte aan kantoorruimte is overal in de stad voorhanden. Het stadsbestuur kan terug naar het oude, monumentale stadhuis aan de Kerkgracht. Voor verdere vraag naar een historisch onderkomen, kan men terecht op Willemsoord. Een bijzonder fenomeen binnen deze landelijke trend is de bouw van de nieuwe bibliotheek in School 7. Kennis vergaren zal
Afb 4: de Watertoren in nieuwe luister, maar ongebruikt…… meer en meer gebeuren met gebruikmaking
3
4 van digitale bronnen. De bibliotheek van de zeer nabije toekomst is de online bibliotheek. Deze ontwikkeling plaatst de vestiging van een Helders Historisch Centrum in de nieuwe bibliotheek eveneens in een nieuw perspectief. Het spreekt voor zich dat historische boeken en documenten bewaard moeten blijven, toegankelijk moeten zijn voor belangstellenden. Deze zullen langzaam maar zeker worden gedigitaliseerd. In huis, achter computer of iPad, zullen zij te raadplegen zijn. Daarvoor hoef je - binnen een paar jaar - niet meer naar de Bieb. Eigenlijk komt de bouw van een nieuwe bibliotheek te vroeg, omdat het geen voorziening wordt voor de mens van morgen. Desalniettemin, het cultuurpaleisje wordt schitterend. Succes! Er zijn meer actuele bedreigingen: vuurtoren De Lange Jaap, het kantongerechtsgebouw, het Casino in Huisduinen, verschillende forten, het NSstation, het Postkantoor, enz. Teveel voor dit Voorwoord. Willem van voorzitter HVSG
der
Afb 5: de Bethelkerk, gesneefd door de vooruitgang.
Paard,
afb: 6: de Lange Jaap (nog met radarantenne), het ‘Casino’, vergankelijk-heid in beeld….eh, de commerci.
4
5
Afb 1: hoogwater bij Lands End DE WATERSNOOD VAN 1953
En wat dit voor Den Helder betekende. De watersnood van 1953, meestal aangeduid als Sint-Ignatiusvloed of Beatrixvloed genoemd, voltrok zich in de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953. De ramp werd veroorzaakt door een zware De watersnood van 1953 aanvankelijk ook wel stormvloed in combinatie met springtij, waarbij het water in de trechtervormige zuidelijke Noordzee tot extreme hoogte steeg. Zo werd Nederland in de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 getroffen door een van de grootste natuurrampen uit zijn geschiedenis, de grootste zelfs sinds 1570 (derde Allerheiligenvloed). Veel dijken, vooral in het deltagebied, waren te laag en te zwak. Rijkswaterstaat onderkende dit al in de jaren '20 en werkte aan plannen om de binnenwateren van de zee af te sluiten door het aanleggen van nieuwe kunstwerken. De Afsluitdijk, die gereed kwam in 1932, was een eerste belangrijke aanzet daartoe. Pas na de crisisjaren en de oorlog werden de eerste werken in Zuidwest-Nederland uitgevoerd: de Botlek, de Brielse Maas (1950) en de Braakman (1952) werden afgedamd. Het drie eilandenplan zou daarna het
volgende project zijn. De ramp van '53 leidde tot snelle en meer ingrijpende maatregelen en vormde de directe aanleiding tot de Deltawerken. In Nederland kostte de ramp aan 1836 mensen het leven. Behalve dit enorme verlies aan mensenlevens veroorzaakte de vloed in Zuidwest-Nederland grote schade aan de veestapel, woningen, gebouwen en infrastructuur. Zo'n 100.000 mensen verloren hun huis en bezittingen. Tienduizenden dieren verdronken, 4500 huizen en gebouwen werden verwoest en 200.000 hectare grond kwam onder water te staan. Het Zuid-Hollandse dorp Oude Tonge was de plaats waar de meeste slachtoffers vielen: 305 doden. Voor veel overlevenden uit de getroffen gebieden vormen de herinneringen aan de ramp een levenslang trauma. De ingrijpende ramp heeft in Den Helder voornamelijk materiële schade aangericht het water steeg tot 3,15 boven N.A.P. Een persoon werd bij het in veiligheid brengen van zijn vletten zo ernstig gewond dat hij in het ziekenhuis moest worden opgenomen en in verband met zijn toestand ‘worden bediend’ (4 febr-1953). Grote delen van de buitenhaven waren onbereikbaar. Vissersboten gingen op drift doordat de meerkabels braken. In de 5
6
zeedijk waren vanaf Huisduinen tot het Wierhoofd op diverse plaatsen grote gaten geslagen hier en daar drong zelfs water door de dijk, terwijl het Wierhoofd zo goed als geheel werd kapotgeslagen. In Den Helder wordt een actie comité opgericht die ter lediging van de nood. Zij riep de bevolking op om kleding, schoeisel en geld te schenken tbv de slachtoffers. Zo doneren de Helderse groentehandelaren 600 gulden, de vereniging van personeel van Rijksdiensten “Ons Belang” 500 gulden, voetbal vereniging W.G.W. 300 gulden en het personeel van de confectiefabriek van de Gebr. Meijer 200 gulden. Het personeel van de Rijkswerf doneerde tweemaal een uurloon. Het personeel van de kousenfabriek “de Hin” werkte enkele uren over; het loon gaat naar de actie. Er wordt een avondmaal ten bate voor het rampgebied georganiseerd, de opbrengt gaat naar het comité. De Hr. Ms. Abraham van der Hulst wordt ingericht als ‘stafbureau’. Dit is nog maar een kleine greep uit de vele acties die in Den Helder werden georganiseerd.
Afb 2: redding per helikopter Het door het Nederlandse volk aan het Koninklijke gezin geschonken jacht “Piet Hein” zal in opdracht van H.M. de koningin naar het getroffen noodgebied vertrekken. Het schip dat tot nog toe in de
haven van Den Helder lag voor revisie, is door het personeel van de Rijkswerf ingericht als noodhospitaal. De Koninklijke Marine heeft 122 motorvaartuigen, 10 sloepen en een groot aantal rubberboten ingeschakeld. Verder zeven mijnenvegers
Afb 3: zandzakkentransport amfibievoertuig (“de Duck”)
met
een
en een aantal Sea Otter helikopters van de Marine luchtvaartdienst. Een groot aantal Helderse vissersboten vertrokken naar het rampgebied om te helpen en overlevende te evacueren. Engeland en Amerika sturen tientallen helikopters naar het rampgebied. Honderden danken hun leven aan de ‘vliegende windmolens’. Meer dan 220 vliegtuigen van vele naties werken mee in het rampgebied. Er worden meer dan 4 miljoen zandzakken gevuld, het meeste door defensie personeel. De Amerikaanse overheid stelt 300 miljoen dollar ter beschikking voor het rampgebied. De Antillen brengen vier ton bijeen, het bedrag wordt hierna verdubbeld. De voorzitter van de Nederlandse Redersvereniging der grote vaart schenkt een miljoen gulden. De burgemeester van Den Helder bedankt de bevolking voor de ruimhartige gave. Koningin Wilhelmina spreekt de Nederlandse bevolking op 9 februari via de radio toe en dank deze. In de Nederlandse politiek kwam de discussie 6
7
over de dijkbeveiliging op gang. Er werd een Deltacommissie ingesteld en het nieuwe Deltaplan werd geboren, dat onder meer de afsluiting van enkele zeearmen behelsde. De wederopbouw en de totstandkoming van de Deltawerken brachten veel werkgelegenheid naar Zeeland. Bovendien was er door de hulp zoveel geld binnengekomen, dat veel slachtoffers financieel beter af waren dan voor de ramp. De provincie Zeeland maakte in de jaren na de watersnoodramp een bloeiperiode door. In Zeeland kent men daarom het cynische grapje: 'Heer, geef ons heden het dagelijks brood en elke vijf jaar een watersnood'.
uiteraard ook de gehele muur van de oude dijk van Wierhoofd tot Huisduinen. Nu, 62 jaar na de watersnoodramp wordt er weer gesproken over een dijk verhoging van zeker 30 centimeter. Of dit door zal gaan en wat dit voor de stad zal gaan betekenen is nog onbekend, de toekomst zal het uitwijzen. Wel zijn er al dikke rapporten geschreven, we ontkomen er ongetwijfeld niet aan dat de stad er anders uit zal gaan zien. Henk Boerekamps Bronnen: Helderse Courant januari 1953; diverse rapporten internet.
Het Deltaplan had voor Den Helder grote gevolgen, de zeedijk moest worden verhoogd. Hiervoor moesten veel historische panden op of onder aan de zeedijk worden afgebroken. Het was een ingrijpende periode voor vele inwoners. Gesloopt werden onder andere het Badhotel, het bejaardentehuis Irene en de ‘lichtwachtershuisjes’ bij de Lange Jaap. In Oud Den Helder moest het na de oorlog gebouwde 3e Dorus Rijkershofje wijken, evenals de Windwijzer en het KNMI station op de dijk, de oude vlettenhellingen, de Scoutinggroep 2 Prinses Wilhelmina (gevestigd achter de hofjes van de Dorus Rijkersstraat) en het roemruchte ‘Pierenbadje’ (het zout water zwembad) aan de kluft van de dijk. Aan de Kanaalweg en de hoofdgracht sneefden Fort Oostbatterij (Navgis), het voormalige Lyceum en het laatste restant huizen met de Marineclub onder de slopershamer. En
Afb 4: koffie”& theehuis “Lands End bijna weggespoeld
7
8 DE MORGENSTOND (14) Aha! Er is weer eens lokale discussie losgebarsten met betrekking tot het postuum vernoemen van openbare objecten naar beroemde personen. Opeens komen mensen er achter dat onze laatste grote zeeheld Karel Doorman niet eens in - nota bene de enige marinestad van ons land - vernoemd is. Ja, er vaart weer een marineschip onder die naam, maar na de zeehelden uit de Gouden Eeuw, zoals Michiel De Ruyter, Maarten Tromp en Witte de With, werd er alleen nog een straat naar luitenant ter zee Jan van Speyk genoemd, die zijn schip en bemanning opblies tijdens de afscheidingsoorlog van de zuidelijke Nederlanden in 1831.
Afb 1: ltz 1 Karel Doorman(1889-1942) Nou zit er altijd wel een risico aan dat vernoemen. Hierbij hoef je alleen maar aan J.P. Coen te denken en het geruzie over zijn standbeeld in Hoorn een paar jaar geleden en recent over de naar hem genoemde tunnel. En nu schijnt zelfs de naam Michiel de Ruyter besmet te zijn! Na Zwarte Piet is hij nu ook schuldig bevonden aan de slavernij; het moet toch niet gekker worden. Zelf heb ik jaren in de Bothastraat gewoond, een straat die evenals de Krugerstraat, de Wetstraat, de la Reystraat en de
Joubertstraat, vernoemd is naar helden uit de Zuid Afrikaanse Boerenoorlog (1899-1902). Ja, toen waren deze boerenleiders afstammelingen van Hollandse kolonisten helden in Hollandse ogen. Helden die het destijds grote en trotse Albion stoutmoedig trotseerden. Later bleken zij de erflaters van het mondiaal uitgekotste apartheidsregime in Zuid Afrika te zijn. Als raadslid van de ‘kleinlinkse’ partijen PPR, CPN en PSP in de jaren tachtig van de vorige eeuw, was het ongepast om in een straat te wonen, die een voorvader van de latere Zuid Afrikaanse premier en president P. W. Botha vereerde, een van de boegbeelden van de apartheidpolitiek. Het waren de hoogtijdagen van de anti apartheidsbeweging. Dat vroeg om actie! En dus werd op een nacht door onbekende activisten het straatnaambord vervangen door een met de naam van Nelson Mandela, de latere eerste zwarte president van Zuid Afrika, maar die toen nog op Robbeneiland gevangen zat. Overigen verdacht men mij er van, zelf achter deze actie te zitten. Hoe kwamen ze erbij? Een jarenlang slepende kwestie was in Den Helder de vernoeming van het Timorpark in Churchillpark, ter gelegenheid van het verscheiden van de grote Britse staatsman in 1965. Aan zijn dwarse volharding en tomeloze inzet was het te danken, dat het lugubere ‘duizendjarige’ Derde Rijk van Adolf Hitler voor ons beperkt bleef tot vijf jaar, wat al erg genoeg was. Het college van B&W dacht hiermee destijds een goed en passend besluit te hebben genomen en volgens mij werd dat destijds ook breed gedragen. En terecht! Toch is er in de loop der jaren een soort stille actie ontstaan om dit besluit terug te draaien. Of misschien was het de onbewuste gewoonte om per ongeluk toch steeds weer die oude vertrouwde naam “Timorpark” te noemen. Misschien was het omdat bij het verschijnen van biografieën over Churchill zijn 8
9 spectaculaire rol in de eerder genoemde Boerenoorlog voor het voetlicht kwam. Zo zou hij niet alleen de rupsband en de tank hebben uitgevonden, hij zou ook de twijfelachtige eer zijn toebedacht de bedenker van het concentratiekamp te zijn, dat in de Kaapkolonie door de Britten voor het eerst(?) werd toegepast om de gevangen genomen boeren in op te sluiten.
Afb 3: Winston Spencer Churchill(1874-1965) in karakteristieke pose
Afb 2: Churchill als jong officier in 1895 Bovendien was hij een conservatief met soms wat reactionaire trekken! Zulke overwegingen speelden bij mij wel een rol, want ik heb zelf ook meegedaan aan de ‘sabotage’ van de naam Churchillpark. Altijd en overal als het ter sprake kwam – ook tijdens gemeenteraadsvergaderingen – versprak je je dan, zogenaamd per ongeluk en noemde je het park bij haar oorspronkelijke naam, Timorpark. Nog wel een naam die ons aan ons koloniale verleden doet herinneren, dat nu toch ook wat meer omstreden is, dan in de tijden toen er nog met weemoed gesproken werd over de “Gordel van Smaragd”. Toch vond ik het jammer dat het gemeentebestuur een paar jaar terug de ‘volkswil’ inwilligde en het park weer officieel naar dat eiland aan de Javazee vernoemde en daarbij tegelijkertijd Winston Churchill ‘onteerde’.
De hierboven beschreven status quo van daarvoor beviel mij toch beter. Je zou je kunnen afvragen of een vernoeming naar Karel Doorman nu zo gewenst is. Wat is trouwens een held? Doorman was ongetwijfeld een bekwaam en integer bevelhebber. Ook zijn moed staat boven elke twijfel, maar je kan ook stellen dat hij zijn manschappen en schepen onnodig heeft opgeofferd aan een op dat moment bij voorbaat verloren en hopeloze strijd tegen een – vooral ook in de lucht – oppermachtige tegenstander. Hij vond het zelf trouwens een zinloze actie, die uiteindelijk ruim 1000 geallieerde manschappen, inclusief hijzelf, het leven kostte. Was het niet veel beter om de krachten te sparen en later op het juiste moment toe te slaan in plaats van een wanhopig en kortzichtig bevel van zijn opperbevelhebber luitenant admiraal C.E.L. Helfrich op te volgen? Was ook de officiers eer van Jan ‘dan liever de lucht in’ van Speyk het waard om zijn manschappen op te offeren? En was Piet Heijn niet gewoon een zeerover? De naam Karel Doorman leeft weer voort over de zeven zeeën, nu nog iets vinden voor de grootste staatsman van de vorige eeuw, Winston Churchill! Het was op 24 januari j.l. 9
10 precies 50 jaar geleden, dat deze zeer markante persoonlijkheid en wellicht de grootste staatsman van de vorige eeuw, overleed. 2015 is dus een pracht jaar om hem alsnog weer recht te doen. Even denken: wat is er nog vrij of geschikt om hem te eren? Aha! Het Stationsplein, nu toch meer plein dan station zou ik zeggen. Even op de tong proeven…..en jawel: het Churchill Plein! Gerard Hoekmeijer
Afb 5: het Churchill plein? (foto: René Smit)
EEN VRIJ EN GELUKKIG INDONESIË
carrière buiten Indië en Nederland, en het einde.
Inleiding Eindelijk, na jaren, is ook een biografie aan hem gewijd, Hubertus Johannes (Huib) van Mook, de laatste Gouverneur Generaal van Nederlands Indië. Beter gezegd, de laatste luitenant Gouverneur Generaal. De historicus Tom van den Berge legt zijn indrukwekkend leven vast op een 400 bladzijden. In en na de Tweede Wereldoorlog zijn wij vooral op ons eigen land gericht. Daarbij komt dat wat er in Indië gebeurt, zich niet leent voor uitbundige berichtgeving. Toch doen, tot op heden, verhalen uit Indië in veel Helderse gezinnen de ronde. Den Haag is weliswaar de weduwe van Indië, maar Den Helder met de Koninklijke Marine is niet weg te denken uit die geschiedenis. Dit boek maakt het mogelijk om te weten te komen wat daar, in de laatste fase, in ons Indië is gebeurd. Voor en tijdens de overdracht van de soevereiniteit. Het moet duidelijk zijn, dat de inhoud van dit omvangrijk boek niet gedetailleerd kan worden weergegeven. Daarom is gekozen voor de kern, de climax van het boek, gevolgd door een aantal specifieke thema’s die tekenend zijn voor de persoon Huib van Mook: Zijn beginjaren, zijn tijd als Directeur Economische Zaken, de episode Oorlog zonder Vrede, zijn
De kern De kern van de biografie is de dekolonisatie rond 1947. Een dramatisch jaar in de meest dramatische periode uit de Nederlandse geschiedenis: de strijd voor, en tegen de Indonesische dekolonisatie, en de diplomatie daarbij. Op 20 juli van dat jaar is het bestand met de republikeinse strijdkrachten opgezegd. Hoezo bestand? Niemand houdt zich daaraan. Van Mook, ja hij, hij geeft opdracht tot de zgn. politionele actie. Een mooi woord voor oorlog. Van Mook noemt die actie ‘een sprong in het duister op moerassige grond’. De actie verloopt voorspoedig, maar de republikeinse regering in Djokjakarta komt niet ten val. Oorzaak is een resolutie, ingediend door Australië. De uitspraak van de Veiligheidsraad luidt: Beide partijen moeten de vijandelijkheden onmiddellijk staken. Op 4 augustus 1947 moet Van Mook de actie stopzetten. Zelf zou hij door zijn gegaan. Velen hebben zich toen afgevraagd, of dit de Van Mook is met zijn lijfspreuk “een vrij en gelukkig Indonesië”. Deze man noemt in 1926 de Aziatische vrijwording onvermijdelijk, noemt in 1931 het Indonesische nationalisme een ‘gezond groeiproces’. In 1942 weet hij als minister van 10
11 Koloniën premier Gerbrandy ervan te overtuigen om Indonesiërs in zijn kabinet op te nemen. Hij, Huib van Mook, is de man van de ethische politiek, die streeft naar goed bestuur. Daartoe is de republikeinse regering, volgens hem, niet bij machte. In deze dagen vertrekt zijn vrouw Bep naar Nederland. Zij bezoekt hun dochter, 17 jaar oud. Hun zoon studeert in San Francisco. Zij drieën zijn geïnterneerd geweest in Japanse kampen. Van Mook moet, vlak voor de capitulatie van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger op 8 maart 1942, als luitenant Gouverneur Generaal vertrekken naar Australië. Dit op dringend verzoek van Gouverneur Generaal Tjarda van Starkenborgh. Van Australië gaat hij later naar Londen, om minister in het oorlogskabinet te worden. Persoonlijk zit het hem niet mee, of misschien ook wel. Hij wordt in Londen nl. verliefd op zijn secretaresse Ro Stokdijk.
speelt altijd en overal de 1e viool, als h.b.s.leerling in Soerabaja, als student, als directeur Economische Zaken, als minister van Koloniën, als luitenant Gouverneur Generaal. Toch maakt hij niemand deelgenoot van zijn diepste gevoelens. Hij blijft een solitair. Tien jaar van oorlog en revolutie maken een einde aan zijn ideaal, nl.: Een Indonesië voor Indonesiërs, Europeanen, Chinezen en Arabieren. Later noemt hij zich een ontheemde. Indonesiërs zien hem niet als Indonesiër, en Nederlanders niet als Nederlander.
Afb 1: boekomslag van de biografie
Afb 2: Huib van Mook en Ro Stokdijk aan het werk in Batavia, 1946 De beginjaren van Huib van Mook
Er komt een einde aan de relatie door een nieuwe affaire, met zijn volgende secretaresse, Anne Vos. Beide dames spreken elkaar in Caïro. Foute boel; bovendien wil zijn vrouw Bep niet van hem scheiden. Toch is Huib van Mook een echte mensen-mens. Hij
Zijn vader en moeder zijn na hun huwelijk naar Indië gegaan. Hij is leraar. In Malang wordt vader Van Mook voor het eerst actief in de vrijmetselarij. Hij zet zich in voor een schoolboekenfonds, voor blindenzorg, weeskinderen, militaire tehuizen en een volksbibliotheek. Daar wordt Huib geboren. Vader Van Mook gaat met verlof naar Nederland om een onderwijsgraad in de boekhouding te halen. Hij verblijft in Renkum bij zijn schoonmoeder. In januari 1906 wordt hij aangenomen in de loge Geldersche Broederschap te Arnhem. Terug in Indië wordt hij lid van de loge De Vriendschap in Soerabaja. Vader en moeder raken van het geloof af. Zij sluiten zich aan bij de 11
12 Theosofische vereniging (kort gezegd, theosofie is een wijsheidsreligie. Helena Blavatsky is daarvan een kampioene). Theosofie is in die tijd heel populair in Indië. Toen moet bij Huib de interesse voor de vrijmetselarij zijn gewekt. Op 17-jarige leeftijd wordt hij aangenomen als vrijmetselaarszoon, als Loufton. In de Djokjase volksmond wordt de loge ‘roemak setan’, duivelshuis, genoemd. Via de vrijmetselarij krijgt Huib van Mook toegang tot de aristocratie. Hij is, evenals zijn vader, een actieve broeder, en levert veel bouwstukken op, zoals ‘Hollander en Javaan’. Van Mook erkent de gelijkheid. ‘Wij Hollanders, vrijmetselaars, hebben de sleutel tot de oplossing.’ Hij heeft nooit begrepen dat de Javaanse broeder ook een sleutel heeft tot de oplossing! Deze tijd, dus tot jong volwassene, is in zijn herinnering de mooiste tijd. Na een groot afscheidsfeest gaat hij op 23 mei 1925 met verlof naar Nederland. Met toestemming van de Gouverneur Generaal via Hong Kong, Japan en Noord-Amerika. Hij promoveert op een proefschrift over het staatsrecht in de Filipijnen. Op 31-jarige leeftijd keert hij terug. De sfeer in Indië is veranderd. De groep Europeanen die staat voor vrijheid, gelijkheid en broederschap is kleiner en kleiner geworden. Hendrik Colijn en velen met hem eisen gehoorzaamheid. Het nationalisme komt op. In maart 1926 wordt een communistische opstand onderdrukt. Huib is in Nederland lid van de Haagse loge Hiram Abiff. Terug in Indië dekt hij op 3 december 1935 de loge (in zijn latere leven blijkt hij Rotarian te zijn). ‘De heren van de suiker’ keren zich tegen de ethische politiek. Van Mook en gelijkgezinden richten de vereniging De Stuw op. Daartegenover staat de Vaderlandsche Club, de VC. Volgens Van Mook een legertje van generaals zonder soldaten. Zij vereenzelvigen het landsbelang met eigen belang. Zijn ambtelijke carrière vordert gestaag, van assistent-resident in West-Java tot referendaris in Batavia. De
Gouverneur Generaal heeft de Volksraad als adviesorgaan. Huib van Mook ziet de beperktheid van dit college. Wel weet hij, als lid daarvan, de meerderheid mee te krijgen: de onderwijsbegroting wordt afgestemd. Een eenmalige actie. Zijn tijd als Directeur Economische Zaken In 1936 wordt Tjarda van Starkenborgh Gouverneur Generaal als opvolger van jonkheer De Jonge. Beiden vertrouwen Van Mook niet echt, met zijn ethische politiek en geloof in een collegiale regering. Beiden zijn wel overtuigd van zijn grote deskundigheid en zijn communicatieve kwaliteiten. Een jaar later, op 31 mei 1937, overlijdt zijn vader in Soerabaja. De volgende dag, op 1 juni, volgt een sobere begrafenis. Op de baar liggen zijn schootsvel, de witte handschoenen en 3 witte rozen. De achtbare meester van de loge De Vriendschap voert het woord. Later dit jaar wordt Huib van Mook directeur Economische Zaken.
Afb 3: Tjarda van Starkenborgh De samenwerking met het personeel is uitstekend. De aan hem gerichte briefjes beginnen vrijwel altijd met “Beste Baas”. De handel vanuit en naar Indië wordt echter bemoeilijkt. Dure textiel uit Engeland, en ook Twente, moet verplicht worden ingevoerd, terwijl textiel uit Japan goedkoper én beter is. De uitvoer van Indische producten als rijst, 12
13 mais en Java-suiker wordt belemmerd. Zo moet de biet-suiker in Nederland worden beschermd. Nou, dan is daar ook nog meneer Anton. Meneer Anton Philips ziet zijn lampen voor uitvoer naar Indië beschermd tegen Japanse lampen. Van Mook promoot de Indische producten. Zo gaan er handelsmissies naar Zuid-Amerika, vooral naar Argentinië. De industrialisatie krijgt een sterke impuls. Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Japan reageert razendsnel op de Nederlandse capitulatie voor de Duitsers. De Japanse consul legt een pakket economische eisen aan Van Mook voor. Zo wordt 1 miljoen ton olie geëist. De Japanse minister van Handel en Industrie komt voor onderhandelingen naar Batavia. Tekenend is dat Huib van Mook de Nederlandse delegatie leidt en niet de Gouverneur Generaal. Maar niet als directeur Economische Zaken. Van Mook is daarvoor benoemd als Buitengewoon Gezant en gevolmachtigde minister. Aan de Japanse eisen kan onmogelijk worden voldaan. Na rekken en erbij blijven, vertrekt een woedende Japanse delegatie. Op 8 december 1941 bombardeert Japan Pearl Harbor. Nederland verklaart Japan direct de oorlog. Op 9 december, om 7 uur, leest Gouverneur Generaal Tjarda van Starkenborgh de oorlogsverklaring voor via de radio. Van Starkenborgh vraagt Van Mook om de Indische belangen te verdedigen in de vrije wereld. Oorlog zonder vrede Vanuit Australië vliegt Van Mook als luitenant Gouverneur Generaal naar San Francisco om te pleiten voor steun aan Indië. Op 4 april heeft hij een gesprek met generaal Douglas MacArthur. De twee kunnen het goed met elkaar vinden. Gedurende de oorlog blijven zij contact houden. Echter, een landing in Indië zit er niet in. De Amerikaanse legertop is tegen. Op 28 april 1942 arriveert Van Mook in
Londen. Van Starkenborgh stuurt gelijktijdig een veiligheidsadviseur naar Londen om Gerbrandy te waarschuwen voor Van Mook. Die zou nl. kunnen aansturen op een snelle
Afb 4: twee hoofdrolspelers Huib van Mook(r) en generaal Simon Spoor (foto: Nationaal Archief) Londen wordt zijn delegatie ‘het circus van Van Mook’ genoemd. Koningin Wilhelmina beëdigt hem als minister van Koloniën, met de verantwoordelijkheid van een Gouverneur Generaal. Tussen beiden klikt het. Ook wordt op zijn advies een Indonesiër in het oorlogskabinet opgenomen, nl. Soejono. Wel kost het moeite om Gerbrandy te overtuigen, want volgens hem zijn alle Muzelmannen brandhout voor de hel. De koloniale politiek is tientallen jaren een interne (woorden)strijd tussen hen die meer en meer autonomie willen voor de Indonesiërs, en hen die willen vasthouden aan de oude koloniale politiek. Toch is de touwtrekkerij in 1942 niet alleen een interne strijd. In de Verenigde Staten leeft dan al de overtuiging dat de koloniale periode passé is. Bij de oprichtingsvergadering van de Verenigde Naties dreigt Indië onder 13
14 internationale voogdij te komen. De Nederlandse delegatie weet dit, met grote inbreng van Van Mook, te voorkomen. Maar Mountbatten wil dat er onderhandelingen komen met de republikeinse leiders, evenals in Burma en Indochina. Na de capitulatie van Japan heeft de machtsoverdracht van de Britten heel wat voeten in aarde. Van Mook danst op het slappe koord tussen de opvatting van de Nederlandse regering en die van de internationale gemeenschap. Hij zet in op een federatieve staat: de Verenigde Staten van Indonesië, met de Kroon als hoofd. Er gaan maar liefst 91.000 militairen naar Indië. Van Mook is daarvoor: hij wil onderhandelen vanuit een sterke positie. In Indië gaat het volk zich meer en meer roeren. Het ‘merdeka’ (vrijheid) is niet van de lucht. Tijdens een informeel overleg met Soekarno en Hatta wordt overeenstemming bereikt over een gezamenlijke tekst: ‘De Nederlandse regering en de regering van de republiek werken samen om tot de spoedige vestiging van een soevereine, democratische staat op federatieve grondslag, genaamd de Verenigde Staten van Indonesië, te komen.’ Dit zgn. akkoord van Linggadjati bloedt dood. Nederland en vertegenwoordigers van de republiek leggen het akkoord verschillend uit. Dan blijkt hoe sterk Nederland, voor de wederopbouw, afhankelijk is van financiële steun van de VS en Engeland. Die hulp wordt toegezegd onder voorwaarde van een politieke overeenkomst met de republiek. De politionele acties zijn genoemd. Op 15 november 1948 wordt Van Mook ontslagen door het Kabinet. Van Mook leeft dan al samen met Gien van der Star, de 3e secretaresse waarop hij verliefd wordt.
1949 krijgt hij een brief van de Universiteit van Californië in Berkeley, met het verzoek om een jaar als gastprofessor op te treden. Dit ene jaar loopt uit op jaren. In september 1957 wordt hij bij de Verenigde Naties directeur van de opleiding van bestuursambtenaren. Hij krijgt, 60 jaar oud, ongepland, een zoon met Gien van der Star. Op 65-jarige leeftijd heeft hij genoeg van de Verenigde Staten. Hij gaat wonen in Zuid-Frankrijk. De relatie met zijn vrouw Bep, zoon en dochter blijft bestaan, ondanks de verwaarlozing van die relatie door Huib. Zij komen hem bezoeken in ZuidFrankrijk. Zijn financiële situatie is niet rooskleurig. Om zijn huis af te kunnen bouwen, leent Bep hem 1.000 gulden. Van Mook blijft een gewild adviseur van de VN. Hij schrijft namelijk heldere, kritische en bruikbare rapporten. In 1961 gaat hij naar Koeweit. Hij gaat voor de OESO naar Turkije. In 1963 bezoekt hij Senegal en Gambia. Over wat er echt in Indië is gebeurd, is niet al teveel bekend. Het werk van een Enquête-commissie blijft oppervlakkig. Lou de Jong, directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie besteedt meer aandacht aan de oorlog in Indië. Overigens is Willem Drees altijd overtuigd geweest van de bekwaamheid van Van Mook. Deze vertrouwt Huib toe dat hij bij de kabinetsformatie is geofferd. Vooral Beel en Romme willen van hem af. Drees stuurt zijn boek ’60 jaar levenservaring’ uit erkentelijkheid naar Van Mook.
Een carrière buiten Indië en Nederland Van Mook schrijft vele artikelen over wat er achter de schermen is gebeurd in Indonesië. De pers wil het niet publiceren. Eind februari 14
15 Afb 6: 27 december 1949, Nederland draagt de soevereiniteit over aan Indonesië; premier W. Drees leest de verklaring voor; rechts naast koningin Juliana, M. Hatta, de eerste premier van Indonesië (foto: Nationaal Archief) Het einde Hubertus Johannes van Mook sterft op 10 mei 1965, 70 jaar oud, aan longkanker, te Avignon. Hoe symbolisch! In de 14e eeuw leven de pausen ook in ballingschap te Avignon. In alle kranten is een In Memoriam geplaatst. De New York Times kopt ‘Last Dutch ruler of Indonesia dies’. Huib van Mook is herbegraven in Rijswijk. Willem van der Paard
kaak had gesteld. Als oplossing voor het enorme drankprobleem onder de arbeidersklasse, achtte hij ‘meer biefstuk’ de beste oplossing, in plaats van alleen maar het drankgebruik zelf tegen te gaan. Alleen betere werk- en leefomstandigheden zouden de arbeiders uit de greep van alcohol kunnen houden. In de tweede helft van de 19de eeuw ontstonden de eerste (vakbond)organisaties, maar het duurde tot 1872 voor er sprake was van een landelijke organisatie als het “Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond”, dat toen 16 aaneengesloten verenigingen met totaal zo’n 3400 leden. Vanaf die tijd groeide de vakbeweging en niet veel later begon ook bij het marinepersoneel het idee van een eigen vakbond post te vatten. Dit leefde vooral bij de lagere rangen, want bij hen was er uiteraard een sterke behoefte aan verbetering van hun belabberde bestaan.
DE MATROZENBOND (DEEL II) Meer biefstuk In de negentiende eeuw ontwikkelden zich ‘het proletariaat’ en de ‘klassenstrijd’, symptomen van een groeiend sociaal bewustzijn bij de door het kapitaal uitgebuite arbeidersklasse. Schrijnende armoede, onmenselijke leefomstandigheden, langdurige werkdagen, kinderarbeid en alcoholmisbruik waren de dramatische maatschappelijke gevolgen van de industriële revolutie en de vrijwel absolute machtspositie van de bezitters van de productiemiddelen. Als gevolg hiervan ontstond er een sterk groeiende beweging van arbeiders en intellectuelen om deze misstanden te bestrijden en daarmee samenhangend ook het denken aan een andere meer rechtvaardiger inrichting van de samenleving, het socialisme. Vaak gaven denkers een voorzet, zoals Eduard Douwes Dekker, die onder het pseudoniem ‘Multatuli’ al de koloniale misstanden aan de
Afb 1: Andries Popke Staalman(1858-1938), Helders 2e Kamerlid(foto: IISG) Na een bezoek van het antirevolutionaire 2e Kamerlid voor het district Den Helder, de heer A.P. Staalman* aan een bijeenkomst van de onderofficierenvereniging “Admiraal De Ruyter”. Tijdens deze vergadering werd door de leden besloten om de ‘gezelligheidsvereniging’ om te vormen tot een belangenbehartigingsorganisatie. De heer Staalman had beloofd deze belangenbehartiging in het parlement te 15
16 ondersteunen. Dit gaf de zaak een push en veel onderofficieren gaven aan lid te willen worden.
voor dat idee. We hakten aan boord van de Bellona ’s avonds de knoop door en zouden beginnen………….’
De oprichting
De marineleiding zag deze ontwikkeling met lede ogen aan en stond vanaf het begin afwijzend tegen alle voorstellen van de ABvNMM tot lotsverbetering van de matrozen. Uiteraard was men in de conservatieve Marineleiding bang voor het opkomende socialisme en het was duidelijk dat de leiders van de eerste marine vakbond banden hadden met vooraanstaande sociaaldemocraten (zie ook deel I).
Met een advertentie in “’t Vliegend Blaadje” waarin ‘het voorloopig comité alle marinematrozen oproept tot een vergadering op 22 januari a.s. ’s avonds 8 uur in het lokaal Diligentia, ten einde een matrozen-vereniging op te richten’. Matroos der eerste klasse A.G.A. Verstegen bereidde oprichtingsvergadering voor. Op 22 januari 1897 werd in de bovenzaal van café “Diligentia” door circa zestig matrozen de “Algemeene Bond voor Nederlandsche Marine-Matrozen” opgericht. De drie initiatiefnemers vormden het eerste bestuur: A.G.A. Verstegen (president), J. Gottmer (1e secretaris) en J. Bonarius (1e penningmeester) en legden de leden in de vervolgvergadering op 17 februari in het gebouw “Casino” aan de Kanaalweg de statuten en reglementen voor, die werden behandeld en vastgesteld. Ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan in 1907 blikte Verstegen terug: ‘….er heerschte op de vloot onder het mindere personeel toen al een ontevreden stemming. Meer en meer zette het idee zich vast, dat men vrijwel werd verwaarloosd, dat er van rechten zoo goed als geen sprake was en de plichten daarentegen overmatig veel waren…..’ en ‘…..ik diende toen op de Bellona en broeide daar als kabelgast mijn plannen uit. Gottmer, met wien ik tamelijk bevriend was, ook daar aan boord, voelde ook veel voor een vereeniging en wij spraken er herhaaldelijk over. Deze vraag hield ons al een paar dagen bezig, toen op zekeren avond – ik had de wacht – Bonarius, die op de Kortenaer diende en ook de wacht had, mij met een bezoek kwam vereeren. Ze hadden hem van mijn plannen ingelicht en hij voelde ook wel wat
Al snel werd er in de jonge organisatie de behoefte gevoeld om een eigen orgaan uit te geven om de doelstellingen en acties aan leden en buitenstaanders duidelijk te maken. Op 6 april 1901 verscheen dan ook het eerste nummer van het maandblad “Het Anker” als officieel orgaan van de ABvNMM. Niet lang daarna werd het periodiek een weekblad en al
Afb 2: 1e nummer van het bondsorgaan het Anker in 1902 werd het door de marineleiding verboden op alle schepen en kazernes. Om dit verbod te ontduiken werd er nog een tijd een nieuwsblad onder de naam “Hamerhaai. Weekblad voor de minderen Marineman in Directie Willemsoord” uitgegeven, maar ook die verspreiding werd verboden. Toch heeft het bondsorgaan Het Anker nog bestaan tot 16
17 29 april 1921, toen de laatste als nummer 992 verscheen. De bond kreeg toen een zelfstandige rubriek in het “Algemene Marine Weekblad”. Aardig om te weten is het rijtje redactieadressen van Het Anker: Oostslootstraat 50, Weststraat 38 en na de opening van het Marinebondsgebouw “de Burcht”, Prins Hendriklaan 14 (later Julianapark 1).
Afb 3: vaandel van de BvMMP (ca 1908) Er zijn een paar historische eikpunten die in de geschiedenis van de ABvNMM bepalend zijn geweest. Allereerst is er de spoorwegstaking van 1903, waarvoor in matrozenkringen veelsympathie was en men zich solidair voelde en verklaarde met de stakende arbeiders. Dat militairen zich verbonden voelden met hun lotgenoten uit de arbeidersklasse en zich solidair verklaarden met hun strijd, werd door de marineleiding als zeer bedreigend ervaren en strijdig met de krijgstucht, waaraan zij waren gebonden. De brochure van W.H. Meijer, die de werving van kinderen vanaf 13 jaar voor de marine aan de kaak stelde, leidde uiteindelijk tot het ontslag van de toenmalige bondsbestuurders. Niet minder dan 32 grieven van de bond werden in Het Anker nummer 90 van 9 januari 1904 gepubliceerd. Minister van Marine A.G. Ellis (van 1903-1905), die als schout-bij-nacht al eerder de degens met de matrozenbond had gekruist, greep al deze
zaken aan om de verantwoordelijke bestuurders wegens ‘antimilitaire karaktereigenschappen’ uit de zeemacht te zetten. Ook de steun van individuele matrozen aan de strijd voor het Algemeen Kiesrecht, werd de bondsbestuurders aangerekend. In 1904 werd bij arrest van de Hoge Raad de rechtspersoonlijkheid van de vereniging (de ABvNMM) ontnomen, die pas in 1919 werd teruggekregen. De opvolger van Ellis, die na de val van het kabinet Kuyper het veld moest ruimen, W.J. Cohen Stuart (1857-1935; KTZ b.d.) voerde een iets meer begripvolle koers ten aanzien van de bond. Maar Het Anker bleef verboden voor marinepersoneel. Bij de aanvang van WOI in 1914 verscherpten de verhoudingen weer toen alle activiteiten van bond aan boord van de schepen en in de kazernes werden verboden. In Surabaja resulteerden de slechte omstandigheden in het militaire hospitaal in ernstige incidenten. Er was daar ook sprake van een zekere tweedracht in de bond toen in 1918 de afdeling Surabaja van de ABvNMM, gedomineerd door J.A. Brandsteder en tevens beheerder van het Marine Bondsgebouw aldaar, zich volgens de marineleiding aan ‘ongewenste activiteiten’ schuldig maakte. Wat die ongewenste activiteiten behelsten, is niet precies bekend, maar wel dat de radicale marxistisch socialist Henk Sneevliet hierbij betrokken was. Ook hiervoor werd het hoofdbestuur van de bond in het verre Den Helder verantwoordelijk gehouden.
Afb 4: het bondsgebouw in Surabaja 17
18 Revolutionair elan Aan het eind van WOI in 1918 ontstond er op veel plaatsen in Duitsland een revolutionair elan, mede onder aanvoering van socialisten als Rosa Luxenburg en Karl Liebknecht. Her en der werden socialistische ‘radenbesturen’ opgericht, die gebruik maakten van de chaos ontstaan na de nederlaag van Duitsland. Uiteraard had er al eerder in 1917 in Rusland een revolutie plaatsgevonden, waarbij de Tsaar was afgezet en vermoord. Een opstand van Duitse matrozen in Kiel zal zeker ook in Den Helder de gemoederen hebben verhit van de voor lotsverbetering strijdende ‘jannen’. Ook Pieter Jelles Troelstra, de sociaaldemocratische voorman was besmet geraakt door het revolutionaire virus en riep zelfs op tot een machtgreep ten behoeve van de arbeidersklasse. Op naar het Malieveld! Het idee, dat het solidaire lagere marinevolk met de vloot zou opstomen naar Scheveningen sloeg de marineleiding met schrik om het hart. Commandant van de marine te Willemsoord en de Stelling Den Helder, schout-bij-nacht J. Alberda (18631947) liet terstond adelborsten en landmachtmilitairen de vloot ontwapenen. Zoals we hebben kunnen zien stond de ABvNMM dicht bij het sociaaldemocratische gedachtegoed van de in 1903 opgerichte SDAP. Zij was gemodelleerd naar de diamantbewerkersbond ANDB, opgericht en vormgegeven door Henry Polak in 1894. Polak was een tijdje in Engeland geweest en had daar voorbeelden gezien van wat we de ‘moderne vakbond’ zijn gaan noemen. Deze vakbonden hadden tot doel niet alleen de materiële- maar ook de culturele verheffing van de arbeidersklasse en kenden een strakke organisatie, discipline, ‘vrijgestelde’ betaalde bestuurs- en kaderleden, contributieafdracht van de leden en een stakingskas.
Afb 5: Ferdinand Domela Nieuwenhuis (foto: IISG) De moderne bond onderscheidde zich van de meer anarchistische, syndicalistische organisatievorm zoals van het N.A.S.(Nationaal Arbeiders Secretariaat), waarin de nadruk lag op directe autonome actie van onderop en zonder vrijgestelde leiders. In feite werd deze scheiding der linkse geesten al duidelijk bij de oprichting van de SDAP als afscheiding van de Sociaal Demokratische Bond (SDB), waarbij die andere grote linkse voorman Ferdinand Domela Nieuwenhuis alleen verder ging in anarchistische richting.
Afb 6: Henri Polak, oprichter ANDB, vader van de ‘moderne bond’, een van de 12 apostelen van de SDAP(afb: schilderij van Johan van Caspel 1912 /ISGG) In 1906 werd mede door Polak de NVV opgericht als koepelorganisatie van verschillende vakorganisaties. Hoewel de ABvNMM ideologisch dichtbij het NVV (en 18
19 SDAP) stond sloot zij echter zich nooit bij de centrale aan. Een illustratie hiervoor is de naamgeving van het Marinebondsgebouw dat in 1914 in Den Helder werd geopend: “de Burcht”, een verwijzing naar de “Burcht van Berlage”, het gebouw van de ANDB. Ook de schenking door de ABvNMM van zes figuratieve glas-in-lood ramen van de hand van kunstenaar W.A. van de Walle voor het sociaaldemocratische “Troelstraoord” te Beekbergen past in dit beeld. Deze zijn nu nog te bewonderen in de “Burcht van Berlage”. Oorspronkelijk maakten stokers en mariniers geen deel uit van de bond. Toen in de periode 1906-1908 het lidmaatschap ook voor andere marinemannen beneden de rang van korporaal mogelijk werd, werd de naam van de bond gewijzigd in Bond voor Minder Marinepersoneel (BvMM)(wordt vervolgd). Gerard Hoekmeijer *) A. P. Staalman, groeide op in Den Helder. Hij dreef hier een boekhandel. Hij zat in de 2e kamer voor de ARP, maar richtte in 1905 de meer sociale Christen Democratische Partij op.
HET MARINEBONDSGEBOUW DE BURCHT Wendingen Zoals we gezien hebben werden de eerste vergaderingen van de matrozenbond gehouden in “het Casino” aan de Kanaalweg en café “Diligentia”. De behoefte aan een eigen gebouw ontstond rond 1900. Op 7 juli 1902 werd het pand Hoofdgracht 80 gehuurd op het huidige Molenplein. De eerste beheerder en ‘kastelein’ was oud-matroos A. Kahlman. De bond groeide echter snel uit deze jas en er werd door 487 leden een aandelenkapitaal bijeengebracht van 7000 gulden, waarmee in 1903 het pand Hoofdgracht 17 werd aangekocht. Dat pand bleek echter ‘niet op de juiste route te liggen’, zodat de aanloop ver onder de verwachtingen bleef en men ernstige exploitatieproblemen kreeg. Het gebouw was tevens verboden terrein voor de vele schepelingen onder de 18 jaar. In 1905 werd het pand Keizerstraat 72-74 (in de buurt van het voormalige ‘Vögele’ pand, Keizerstraat 60) gehuurd.
Afb 8: het 1e bondsgebouw a/d Hoofdgracht 80
Afb 7: de Burcht pas opgeleverd en in volle glorie
Ook dit pand is verdwenen, ditmaal door het doortrekken van de Beatrixstraat na WOII. In 1906 nam A.G.A Verstegen, ontslagen bij de marine en nu hoofdredacteur van Het Anker, de beheerder functie van Kahlman over. In dit pand werd in 1907 het 10-jarig bestaan van de Matrozenbond gevierd. Niet lang daarna 19
20 begon men te denken aan een nieuw bondsgebouw. Waarschijnlijk is matroos 1e klasse Gerardus M. Nieuwenhuis de initiator hiervoor geweest.
Afb 9: matroos 1 G.M. Nieuwenhuis Deze was in 1906 voorzitter geworden van het hoofdbestuur. In 1909 verscheen de propagandabrochure “Op voor een nieuw gebouw”. Nieuwenhuis was bevriend met Willem H. Meijer*, een van zijn voorgangers in het hoofdbestuur van de bond. Deze woonde in die periode in Amsterdam en was op zijn beurt weer bevriend met architect Piet Kramer. Het lijkt aannemelijk dat deze de opdracht voor de bouw van een gebouw voor de Bond van Minder Marine Personeel(de naam de bond was medio 1908 gewijzigd) via deze contacten had verkregen. Meijer ontving in 1926 van Kramer een exemplaar van een bijzondere uitgave van het architectuurtijdschrift “Wendingen” (ter gelegenheid van de ingebruikneming van het door Kramer ontworpen warenhuis de Bijenkorf in Den Haag) met daarin de met de hand geschreven ‘opdracht’: ‘Aan W.H. Meijer, in dankbare herinnering aan zijn vertrouwen in mij, zijn voorspraak en steun, tijdens de bouw van het gebouw voor de Bond van Minder Marinepersoneel, die mede oorzaak was, dat dit bouwwerk mij werd opgedragen. Piet Kramer, november 1926’
Afb10: feestprogramma opening de Burcht Victorie De ‘eerste steen’ voor het Marinebondsgebouw gelegen aan de Prins Hendriklaan bij het Julianaplantsoen werd gelegd op 26 oktober 1913, terwijl de werkelijke bouw al op 12 augustus was begonnen. Kramer had ter gelegenheid van de eerste steenlegging het bouwterrein laten versieren en er waren circa 1500 personen hiervan getuige. De bouwkosten bedroegen ongeveer 50.000 gulden. Zo’n 24.000 gulden aan giften droegen bij aan de dekking hiervan. Naar aanleiding van de oplevering en de feestelijke opening van het gebouw schreef het hoofdbestuur in bondsorgaan Het Anker, nummer 635 van 20 juni 1914, een artikel dat aldus begon: ‘Victorie! De groote dag is aangebroken! De meest belangrijke en gewichtige dag, de meest glorieuze dag tevens voor de organisatie van den minderen marineman is gekomen. Het nieuwe gebouw wordt geopend…..’ En W.H. Meijer schreef: 20
21 ‘…..op Zaterdag 20 en Zondag 21 Juni 1914 vond de feestelijke opening plaats, onder zéér grote, ja overweldigende belangstelling van geheel de Nederlandse arbeidersbeweging. Namens de oud-gasten was, voor de monumentale ingang van het gebouw, een door Hildo Krop ontworpen gedenksteen ingemetseld van ongeveer één bij twee meter, voorstellende een matroos, die een anker (symbool van “Het Anker”) door een stormachtige zee in veiligheid brengt. Namens de oud-leden en vrienden van de Bond, heb ik deze steen, met een kort toepasselijk woord, overgedragen. Het waren voor ons allen onvergetelijke dagen……’
sociaaldemocratische dagblad “Het Volk”van 22 juni 1914: ‘…… de bouwmeester Piet Kramer uit Amsterdam heeft een stuk van zijn eigen ikheid in dit werk gelegd. Alles, de lijnen, de kleuren, de versiering, de meubilering, is de uitdrukking geworden van onze toekomstgedachten. Wie in later eeuwen dit gebouw betreedt, zal den strijd van onzen tijd begrijpen en voelen den geest van opwaartse streving, welke de oprichters heeft bezield…..’
Tijdens de opening werden tal van redevoeringen gehouden. De voorzitter van de BvMMP, matroos 1e klasse H. Toering, A.W. Michels*(de Bondsadministrateur), de eerste voorzitter A.G.A. Verstegen*(redacteur Het Anker en gemeenteraadslid Den Helder), W.H. Meijer(zie boven) en F.W.N. Hugenholtz(2e Kamerlid SDAP).
afb 12: spotprent uit de Notenkraker De ‘nieuwe vuurtoren’
Afb 11: groepsfoto t.g.v. de feestelijke opening met o.a. vlnr staand: P.L. Kramer, J. van Zutphen(ANDB), A.G.A. Verstegen; geheel rechts staand: A.W. Michels (foto: IISG) De burgemeester van Den Helder W. Houwing(KTZ b.d.) en de marineleiding blonken uit door afwezigheid. Tekenend voor de tijdgeest is deze passage uit het
Kramer stond voor een lastige opgave bij het ontwerp van het bondsgebouw. De door de opdrachtgever gewenste ruimten moest gerealiseerd worden op een relatief kleine kavel, die beschikbaar was. Het was juridisch, dan wel anderszins niet mogelijk gebleken aangrenzende grond te verwerven, waarop later “het Kegelhuis”zou verrijzen. Of dit duidt op mogelijke tegenwerking van gemeente en/of grondeigenaren, is niet bekend. Het leidde tot een nogal gedrongen, drie verdiepingen hoog gebouw, rond een asymmetrisch als zware toren uitgevoerd 21
22 trappenhuis. “Amsterdamse zichtbaar in de in relatie
Het karakter van de School” was ook duidelijk ‘kloeke baksteenarchitectuur’, tot de relatief kleine
waren een vergaderzaal vergaderkamer en
en
een
Afb 14: het Bondsgebouw, het Kegelhuis en Hotel Bellevue (nu C&A); P.Hendriklaan/Julianapark met doorkijk naar de Spoorstraat en Keizerstraat
Afb 13: schets van de begane grond (locatie van het latere arbeidsbureau) raampartijen. Het gebouw kreeg hierdoor een ‘burchtachtige’ uitstraling. De vergelijking met die andere ‘burcht’, het gebouw van de ANDB en tegenwoordig Vakbondsmuseum aan de Henri Polaklaan (nabij Artis) lag dan ook voor de hand. Dit gebouw, een ontwerp van Berlage en gebouwd in 1898-1900, zal Piet Kramer ongetwijfeld hebben beïnvloed bij zijn ontwerp, hoewel hij toen al afstand had genomen van het door Berlage aangehangen rationalisme. Ook in dit gebouw kent een asymmetrisch geplaatste hoektoren als trappenhuis. De entree van het gebouw is eenvoudig met een stevige met ijzer beslagen deur, die toegang geeft tot het trappenhuis en rechts leidt naar de caféruimte en de aangrenzende lees- en schrijfkamer. Links op de begane grond is de beheerderswoning gesitueerd, waarvan de ingang ligt in de steeg in de Stationstraat. Op de eerste verdieping
twee ‘matrozenkamers’(logeerkamers) gesitueerd. Op de tweede verdieping was er ruimte gecreëerd voor een bondsbureau en acht matrozenkamers en op de derde etage nog eens zes matrozenkamers. Het interieur, zowel de vaste delen als de losse vielen ook onder Kramers zorg.
Afb 15: sociëteit/caféruimte van de Burcht op de begane grond Zo kende het cafégedeelte een prachtige 2 meter hoge lambrisering in zacht paarse kleur. De door hem ontworpen stoelen waren bronskleurig en overtrokken met een lichtbruine ‘terracotta’ textielstof. Banken en andere inventaris uit hout waren dieppaars geverfd. 22
23
Afb 16: vergaderzaal op de 1e verdieping De op de bovenverdieping aanwezige bureaus waren modern van vormgeving en diepgroen geverfd. De vloerbedekking bestond uit bruin linoleum en kokosmatten. Het gebouw werd verlicht met gas. Pas in de jaren 30 werd elektriciteit gemeengoed. De metalen verlichtingsarmaturen waren kunstmatig geroest en in de was geboend en ingelegd met gekleurd glas. In combinatie met de glas-in – loodramen zal dat een kleurrijk en sfeervol effect hebben opgeleverd. Piet Kramer bleek een perfectionist te zijn: zelfs aan de geschenken, die ter gelegenheid van de feestelijke opening werden aangeboden en bestemd waren voor het interieur moesten eerst aan hem ter goedkeuring worden voorgelegd! Aannemer van het gebouw was de bouwkundige J.J. Schoeffelenberger, het schilderwerk werd verzorgd door van Pelt, het aftimmeren door Quack en de stoffering door de firma’s Govers, van Es en Kiesewetter. De tuin werd aangelegd door hovenier Puinbroek. Het gebouw was in de visie van de bond de uitdrukking van de opofferingsgezindheid, de solidariteit en het organisatiebewustzijn van het ‘marineproletriaat’. Men zag in de verwezenlijking van dit hoofdkwartier de eerste stap op weg naar het uiteindelijke doel voorzien door Henriette Roland Holst-van der Schalk: ‘Eens zal de dag aanbreken, die arbeid en schoonheid verenigt’
Interessant is het dat vrijwel gelijktijdig met het marinebondsgebouw twee andere gebouwen werden gerealiseerd: het christelijk militair tehuis aan de Kanaalweg en het algemeen militair tehuis aan de Spoorstraat. Het eerstgenoemde kwam gereed in 1913 en was een ontwerp van de befaamde architect Willem M. Dudok (1884-1974), onder meer bekend van het stadhuis van Hilversum. Helaas is dit pand na de oorlog gesloopt. Het Algemeen Militair tehuis bestaat echter nog steeds en huist onder anderen de marine onderofficiersclub de M.O.O.C. en de Kijkshop. Aardig om te weten is dat een andere beroemde architect J.J.P. Oud (1890-1963) hiervoor een ontwerp heeft ingediend, dat echter is afgewezen. Het nog steeds fraaie pand, dat in ook 1914 werd opgeleverd laat in sommige elementen de invloed van Berlage zien. De nacht der verschrikkingen In 1933 kwam de BvMMP in slecht vaarwater. De achtereenvolgende forse loonsverlagingen leidde in Surabaja in het verre Nederlands Oost- Indië tot betogingen en relletjes en uiteindelijk tot de beruchte muiterij op HrMs Zeven Provinciën. Er werd ook hierna met harde hand opgetreden tegen de verschillend marinebonden, waaronder de BvMMP. Zelfs burgerbestuurders van die bonden moesten worden ontslagen. Een van hen was P.S. van der Vaart, die sinds 1922 penningmeester was van de BvMMP. Van der Vaart is na de oorlog jarenlang een gewaardeerd wethouder voor de PvdA in Den Helder geweest. De bonden werd het werk vrijwel onmogelijk gemaakt en bovendien werd het marinepersoneel verboden nog een voet in de Burcht te zetten. De sluitende exploitatie van het gebouw kwam onder grote druk te staan, want ook de zaalverhuur viel tegen en de verhuur aan vakantiegangers in de zomermaanden kon evenmin soulaas bieden. Uiteindelijk werd 23
24 bestuurder van der Vaart genoodzaakt het gebouw te verkopen. De rooms-katholieke vereniging Stella Maris kocht het pand in 1937 voor 24.618,62 gulden om er een RK militair tehuis in te vestigen. Hoe wrang: het ooit zo trotse symbool van de sociaaldemocratische beweging werd een bolwerk van de ‘reactie’.
betreuren. Een zwarte dag in de geschiedenis van Den Helder. Gerard Hoekmeijer Verantwoording Matrozenbond (deel II) en het Marinebondsgebouw de Burcht. Bronnen: de brochure “Architect Pieter Lodewijk Kramer, zijn scheppingen in Den Helder & de Matrozenbond” van Wim Kalkman en Karl F. Walboom, Fabiana Investments 2004. Verder: “Spreekpunt 1971” van J.L. Swarte , Hoofdbestuur VBZ 1971; “Verborgen of vergeten geschiedenis – Matrozenbond” van Harry Peer, voor het eerst gepubliceerd in het blad Solidariteit, nr 65 februari 1994. Afbeeldingen: idem, tenzij anders vermeld.
Afb 17: gezicht op de Burcht aan de Stationstraat zijde De sculptuur van Hildo Krop bij de ingang werd vervangen door een katholiek symbool met kruis er in. Bij de inwijding van het RK militair tehuis door hoofdaalmoezenier Mgr. J.J.J. Noordman waren nu wel allerlei hoogwaardigheidsbekleders aanwezig. Onder hen vice-admiraal T.L. Kruijs en de burgemeester van Den Helder, G. Ritmeester. Of het een straf van god was, weten we niet, maar nog geen drie jaar later, tijdens de ‘nacht der verschrikkingen’ in de avond van 24 juni 1940 - het zwaarste bombardement, dat Den Helder in WOII teisterde - ging het ooit zo trotse symbool van arbeidersemancipatie in de vlammen op. Den Helder verloor een markant gebouw, dat wel beschouwd wordt als het eerste in de stijl van de Amsterdamse School. Die avond waren er 38 doden te
afb 18: vooraanzicht vanaf het Julianaplantsoen, links de Stationstraat
Afb 19: tekening van de Burcht uit het blad de Notenkraker 24
25
25