1 HELDERSE VERENIGING VOOR SOCIALE GESCHIEDENIS Opgericht op 30 december 1991 en ingeschreven bij de Kamer Voor Koophandel voor Hollands Noorderkwartier d.d. 22 september 1993, onder dossiernummer V 637339.
Bestuurssamenstelling: Voorzitter; W.F.H. v.d. Paard
0223-614023
Secretaris J.G. Kikkert
0223-612426
Noordzeestraat 3
Den Helder
Penningmeester; H. v.d. Blom
0223-615541
e
2 Penningmeester; C. Dalenberg
0223-641945
Bestuursleden; H. Boerekamps
0223-669499
R. Schenk Redactie “de Morgen”; G. Hoekmeijer
0223-628033
H. Boerekamps.
0223-669499
Webeditor; H. Boerekamps Leden van verdienste: Mies Campfens, Daaf Fiege, Cees Rondèl en Jan Kikkert. Internet: Natuurlijk is de HVSG ook via internet bereikbaar. Onze website www.hvsg.net.
Contributie: het lidmaatschap van de HVSG bedraagt minimaal € 12,50 per jaar. Voor elk volgend lid, woonachtig op het adres van een al ingeschreven lid, geldt een minimum contributie van € 2,50. Verenigingsorgaan “De Morgen” verschijnt eens per 3 maanden en is bij de Koninklijke Bibliotheek geregistreerd onder Internationaal Standard Serial Number (ISSN) 1572-7378. Het logo van de Morgen: Voor gebruikmaking van het logo, zoals dat sinds medio 1993 wordt gevoerd, is toestemming verkregen van de Brusselse hoofdredactie van het Vlaamse dagblad “De Morgen”. Losse nummers à € 3,50. Eerder verschenen nummers kunnen worden besteld door overmaking van € 3,50. per gewenst exemplaar op postrekening 700681 t.n.v. HVSG, te Den Helder o.v.v. het/ de betreffende nummer(s). Aanmoedigingen, op- aanmerkingen en/of klachten over De Morgen gaarne naar
[email protected] Inleveren kopij voor “De Morgen”. Uw bijdrage dient samen met ingescande foto’s/ tekeningen op schijf, USB-stick of via de E-mail aangeleverd te worden bij de redacteur. e
e,
e,
e,
e
Inleverdata: Voor de 15 van de 2 5 8 11 maand. Publicatie hoeft niet te betekenen dat de daarin vermelde meningen het inzicht van de redactie of van de vereniging weergeven. Auteurs dragen de verantwoording voor de inhoud van hun bijdragen. De redactie behoudt zich het recht voor om ingezonden artikelen in te korten of niet te plaatsen.
Inhoud Pag. 02: Morgenstond Pag. 04: De jacht op de Lammie
Pag. 14: De Synagoge in Den Helder Pag. 16: Zeven Provinien.
Pag. 10: Oude tijden herleven
1
2 DE MORGENSTOND HEEFT…………………..NR 11 De Beatrixstraat ligt alweer een paar weken overhoop; elke zaterdag is het weer de vraag waar jouw viskraam of kaasboer nou weer staat. Maar het leed zal snel geleden zijn en dan kunnen we weer voor jaren vooruit met deze hoofdwinkelstraat van ons steeds meer krimpende stadshart. Nou ja, vooruit zeker, maar voor hoe lang? Want hoe lang deze klinkers nu zullen blijven liggen is hier ter stede ongewis, omdat onze lokale neringdoenden in het verleden nogal kortzichtig en visieloos in de markt stonden. De rode klinkers, die nu worden vervangen lagen er vanaf midden jaren negentig – een kleine twintig jaar slechts. Deze destijds miljoenen gulden kostende ‘stadsloper’ was het paradepaardje van de VVD en de H.O.B., de organisatie van Helderse Ondernemers Binnenstad. Deze stadsloper – zo heette hij echt hoor – was een prominent onderdeel van de ‘uplifting’ van de binnenstad en mocht ook wat kosten. Voor de toenmalige oppositie was deze stadsloper het toppunt van een prestigeproject: ‘…. geld over de balk smijterij..’; ’….. het met goud plaveien van winkelstraten…’ in een gemeente, die nog recent (1990-1994) onder de curatele van de beruchte artikel 12 status had gezucht. Nu ja, oppositiepartijtjes hebben altijd wat te zeuren! Financieel zou een deel van de kosten voor deze luxe aankleding van de binnenstad door de winkeliers worden opgebracht door een baatbelasting, daarover was overeenstemming bereikt. Per strekkende
Foto 1: ‘oud goud’
(foto: René Smit)
meter winkelpui zouden de dames en heren een percentage van de kosten bijdragen. Op deze wijze is het voorstel dan ook door de gemeenteraad goedgekeurd. Helaas! Door een ambtelijk en daardoor juridisch ‘vormfoutje’ konden een aantal landelijke grootwinkelbedrijven – u mag zelf de namen verzinnen – onder deze baatbelasting uitkomen en voelden onze geachte lokale ondernemers zich ook niet meer verplicht om hun duit in het zakje te doen. Wij, trouwe belastingbetalers hebben dus alles moeten ophoesten voor dit consumentenparadijs, waar we volgens de H.O.B. dan ook heerlijk zouden kunnen ‘funshoppen’ . We ‘kregen’ aldus een prachtige rode stadsloper en het was werkelijk de moeite waard geweest. Gelukkig zagen onze binnenstadwinkeliers wellicht mede door dit koopje opeens het licht! Want de door hen zo gekoesterde beluifeling van de Spoorstraat, Koningstraat en Keizerstraat , door voormalig wethouder Jan van Eeden ooit geduid als ‘armoedearchitectuur’, mochten later ook zomaar weg. Dat daarmee de verpaupering 2
3 van de opstallen boven de etalages genadeloos aan het licht kwam, was uiteindelijk een goede zaak. Want wat vloekte dat toch met die nieuwe sjieke stadsloper. Langzamerhand werd er een begin gemaakt met het opknappen van gevels, met hier en daar fraaie resultaten, zoals bij het pand van Ziengs en de panden van Broeke. Het is een zegen voor de stad dat vooral de Woningstichting dit proces met kracht voortzet en dat er lokale ondernemers zijn, die
Foto 3: de nieuwe Bruna met de oude ‘stadsloper’ (foto: René Smit) We krijgen dus na twintig jaar weer een nieuwe sjieke stadloper. Ik heb de huidige oppositie trouwens niet gehoord deze keer. Wel is het jammer dat sommige winkeliers zich nog steeds angstig vastklampen aan een achterhaald detailhandelsdogma, dat er alleen handel is als het blik tot voor de deur kan rijden………… Misschien, dat het over nog eens twintig jaar, als deze prachtkeien
Foto 2: ‘nieuw goud’
(foto: René Smit)
hierin willen investeren, zoals bij de nieuwe fraaie Bruna in de Keizerstraat en Diverzo in de Beatrixstraat. Ondanks deze al deze gestage pogingen om de teloorgang van ons stadshart tegen te gaan, blijft de leegstand als een kankergezwel doorgroeien. Los van de economische crisis, is het internet (winkelen en bankieren) hier debet aan. Dat doen we allemaal zelf en pas nu beginnen we te zien welke grote gevolgen deze culturele revolutie kan hebben: spook(binnen)steden! Detroit! Voordeel van deze grote crisis in winkelland is misschien, dat men meer bereid is om ‘out of the box’ te denken. Er wordt nu zelfs een wonderdokter ingeschakeld, die elders met zijn bezweringen succes schijnt te hebben geboekt. Baat het niet, dan schaadt het niet!
Foto 4: de nieuwe Beatrixstraat
‘stadsloper’ in de (foto: René Smit)
afgeschreven worden aan de waan van de dag, eindelijk lukt om de Beatrixstraat voor auto’s af te sluiten………..of misschien is de auto dan helemaal passé en rijden we allemaal in en op flitsende e-mobielen! Gerard Hoekmeijer 3
4 DE JACHT OP DE LAMMIE Een viskotter, volgestouwd met hasj, na een spectaculaire achtervolging op de Noordzee onderschept, en door de kapitein zelf tot zinken gebracht. De Lammie - het legendarische begin van de grootschalige politie-acties tegen de drugshandel. In Andere Tijden een reconstructie, met de beelden en de verhalen van de betrokkenen. Voorgeschiedenis en eerdere transporten
Foto 1: de Helderse kotter HD 160 “Lammie” Het is precies veertig jaar geleden dat een Helders kottertje met de registratie HD 160 met de ‘onschuldige’ naam “Lammie” groot nationaal nieuws werd. Hier ter stede gonsde het van de geruchten over de actie waar ook ‘onze’ marine bij was betrokken, over de bemanning uiteraard en over de lading. Alleen al dat er door een marineschip met scherp geschoten is in vredestijd, maakt deze affaire al bijzonder. Niet onvermeld mag ook niet blijven dat er nog al wat jutters – niet alleen de ‘rokers’ – sympathie hadden voor de Lammie en hoopten dat zij zou kunnen ontsnappen aan de(hrMs) Wolf of dat zij de begeerde lading op tijd in zee zou kunnen lozen. Misschien was het de wens van de gedachte, want enkele jaren later nog werden er in plastic verpakte brokken ‘zeehasj van de Lammie’ aangeboden aan het lokale rokersgilde. Dit laatste strookt niet geheel met de slotconclusie van het volgende spannende verhaal, een reconstructie van de betreffende gebeurtenissen ten behoeve van het NTR/VPRO programma “Andere Tijden”, dat op 26 juli 2013 is uitgezonden.
De georganiseerde drugscriminaliteit staat ruim dertig jaar geleden nog in de kinderschoenen. Op de afdeling ‘verdovende middelen’ aan het hoofdbureau van Amsterdamse politie komen diverse geruchten binnen. De Amsterdamse crimineel Simon Frederik Adriaanse, alias Frits van de Wereld, wordt gezien als de leider van een organisatie die zich bezig houdt met handel in verdovende middelen, voornamelijk hasj. Deze hasj wordt door middel van kotters in Libanon opgehaald en overgebracht naar Nederland en verhandeld. De Criminele Inlichtingen Dienst van de Centrale Recherche van de gemeentepolitie Amsterdam, heeft informatie verzameld en in kaart gebracht wat er speelt in de onderwereld. In januari 1973 wordt nabij Lissabon door de kustvaarder ‘Spurt’ 1300 kilo hasj overgenomen van het jacht ‘Tahina’. Het jacht is daar gestrand en de opvarenden van de ‘Spurt’ schieten te hulp. Maar op de terugweg naar Nederland krijgt de Spurt voor de kust van Frankrijk ook averij. Het schip vaart naar de haven van Benodet, in Bretagne. Als de ‘Spurt’ in de haven ligt, vertrekken de Nederlandse opvarenden naar huis. De Franse douane wordt gealarmeerd en stelt een onderzoek in. De douane treft de hasj aan en neemt die in beslag.
de redactie 4
5 Maar ondanks deze mislukking, wordt niet lang daarna een volgende reis voorbereid, zo blijkt uit het proces-verbaal. Tussen april en mei 1973 reist het schip de ‘IJmuiden I’ naar Libanon. Er wordt drieduizend kilo hasj opgehaald. Deze partij wordt bij Oudeschild op Texel gelost en met busjes afgevoerd naar een onbekende bestemming. De opvarenden van de ‘IJmuiden I’ krijgen van Frits van de Wereld ieder tienduizend gulden. Het blijkt dus een lucratieve smokkelroute te zijn. Een volgend transport wordt al weer gepland. Maar het blijft ook een bezigheid waar risico’s aan kleven. Tijdens dit transport in augustus 1973 laadt de bemanning van ‘IJmuiden I’ in Libanon zesduizend kilo hasj in. Maar op de terugweg krijgen de opvarenden moeilijkheden met de kustwacht van Algiers. Ze worden beschoten en in paniek zetten ze de zesduizend kilo hasj over boord. De financiers (behalve Frits van de Wereld, zijn dit ‘Mooie Willem’ en de Volendammers C.M. en J.S.) besluiten het na dit debacle anders aan te pakken. Ze gaan opzoek naar en nieuwe boot.
inspecteren hoe de voorbereidingen met de HD 160 verlopen. Arie Dekker werkt bij de marechaussee in Den Helder en krijgt een tip dat er iets aan de hand is met een viskotter in de haven. Eerder heeft Dekker al informatie ontvangen van de politie uit Amsterdam over een op handen zijnd transport. Dekker gaat samen met een andere rechercheur de Lammie observeren. Vlak voor dat de Lammie vertrekt zijn ze goed op de hoogte. “We wisten wie de bemanning vormden, hoeveel motorolie er aan boord was, welke zeekaarten hij had en hoeveel proviand er mee ging. En ook heel belangrijk: er waren rubberboten aan boord. Daar moesten ze wat mee gaan doen.” Dekker gaat op de dag dat de Lammie vertrekt nog even kijken of hij de boot kan zien uitvaren. “Ik dacht: daar gaat hij. En wij weten alles.” De Lammie vaart via het Kanaal, de Golf van Biskaje, langs Gibraltar dwars de Middellandse Zee over naar Libanon. Ze varen eerst de haven van Rhodos nog binnen want daar komen Adriaanse en zijn vrouw ook naar toe.
De Lammie Een woelige overtocht De keus voor de volgende reis valt op een kotter, de HD 160 van de schipper Dorus Pompert. De financiers van het transport kopen het schip van Pompert en beloven dat hij het terug mag kopen na het slagen van de expeditie. Op 6 januari 1974 reizen C.M. en Frits Adriaanse, alias Frits van de Wereld, per vliegtuig naar Beiroet om met een zekere Yoessoef voorbereidingen te treffen voor de aankoop van hasj en het vervoer per schip naar Nederland. Twee dagen later komen de twee mannen weer op Schiphol aan. Voor de expeditie met de HD 160 gaan C.M. en J.S. samen een aantal keer naar Den Helder om te
Foto 2: de HD 160 maakt water…..
5
6 Vanuit Rhodos vaart de Lammie naar Libanon. Dekker: ”Op de grens van Libanon en Syrië heb je een olieraffinaderij en een lichtpunt. Daar moest hij op varen, en daar zou hij de hasj aan boord krijgen. Maar het lukte niet. De hasj was niet op de bestemde plaats.” Er blijken wat problemen met de leverancier. De bemanning stuurt de boot in zwaar weer de haven van Rhodos binnen. In het tapverslag van de Amsterdamse politie staat: Adriaanse belt met J.S.. “Het ging op Rhodos en in Libanon verschrikkelijk slecht. Ze hebben vijf dagen doelloos rond gehangen. Verschrikkelijk slecht weer gehad. Met windkracht 11 binnengevaren” De boot is beschadigd en moet worden opgelapt. Als dat gebeurd is, wacht de bemanning op wat nog komen gaat. Maar vooralsnog is niet duidelijk wanneer de hasj geleverd gaat worden. Uiteindelijk mogen de drie opvarenden van de Lammie ‘even’ terug naar Nederland. Na ongeveer een week lijken de problemen opgelost en vertrekt het drietal weer per vliegtuig. Dekker: “Ze zijn naar Rhodos gevlogen en ze zijn aan boord van de Lammie gestapt. Ze kregen toen bericht dat ze naar de Libanon moesten gaan. Ze hebben de hasj aanboord gekregen en zijn meteen teruggevaren. Vanaf dat moment moeten ze nog ongeveer 20, 21 dagen varen, voordat ze bij de Nederlandse kust zijn.” Het opsporingsteam wordt in gereedheid gebracht en de grote vraag is: waar zal de hasj aan land worden gebracht? “Paardrijden” De spanning stijgt Inmiddels lijkt in Nederland de vraag naar hasj te groeien. Uit de tapverslagen van de gesprekken die met de huistelefoon van Frits Adriaanse zijn gevoerd blijkt dat verschillende
betrokkenen die een financieel aandeel hebben in dit transport, contact hebben met Frits. Een handelaar in verdovende middelen uit Heusden belt en krijgt zijn vrouw aan de lijn. “Wanneer is ‘t zomer,” vraagt hij. De vrouw van Frits zegt dat het voorlopig nog niet het geval is. De man uit Heusden vraagt: “Gaat het nog lang duren?” Mevrouw Adriaanse zegt dat ze er niets over kan zeggen en sluit het gesprek af. Ook een zekere Truus meldt zich en vraagt aan Frits of hij nog hasj heeft. “De eerste week of tien dagen heb ik niks. Het is allemaal zo link.” Inmiddels zijn een paar weken verstreken en is de Lammie op de terugtocht. Uit de tapverslagen blijkt dat de boot in aantocht moet zijn. Frits belt met mevrouw C.M. en zegt dat hij niet kan slapen. Hij vraagt haar of zij al iets gehoord heeft maar dat blijkt niet zo te zijn. Frits zegt raadselachtig: “De volgende keer ga ik zelf paardrijden.” Mevrouw C.M. begrijpt hem en lacht er om. Frits beëindigt het gesprek met een aantal vloeken. Dan gaat de telefoon weer, het is C.M.. “Alles goed?” vraagt Frits. “Nee,” zegt C.M.. “Godkolere nog an toe. Hoe ken dat nou. Hoe laat moest ze er zijn,” vraagt Frits. C.M. zwijgt en zegt dan dat hij morgen wel even langskomt. Op 24 april om tien voor twee ’s nachts belt naar Frits: “Ik ben vannacht in de papierloods geweest, enne…niks.” Frits reageert met: “Godtyphus. Morgen dan maar weer. Welterusten.” De opsporing De Lammie in het vizier Ondertussen wachten ook diverse mensen van politie, justitie, marine en douane in spanning op de kotter. Op donderdag 18 april is er in het douanegebouw van de douanerecherche in Haarlem een briefing voor alle betrokken partijen. Naar schatting zijn rond de honderd man betrokken bij de geheime operatie die tot doel heeft het hasjtransport te 6
7 onderscheppen en de grote mannen die erachter zitten, te pakken. Op zondagochtend 21 april vaart het marineschip, het korvet HrMs Wolf zuidwaarts om de Lammie ergens op te pikken. Luitenant Ben Schmidt van de rijkspolitie te water in Amsterdam vaart mee als liaisonofficier. De marinemensen zien de kotter spoedig op de radar en volgen het schip op gepaste afstand. Even raken ze hem kwijt maar al snel hebben ze het vissersbootje weer in het vizier. Schmidt: “We dachten dat hij naar Zeeland zou gaan, dus hebben we de politie daar gewaarschuwd. Alarmfase 1. Schepen bemannen, vuurtorens bemannen; het hele circus begon daar dus te werken. Hij voer inderdaad een aantal mijlen naar het Oosten, maar ging toen weer op de Noord. Waarschijnlijk wilde hij wat dichterbij de kust zitten omdat hij dan wat makkelijker kon navigeren. Vandaar uit is hij dus naar het Noorden gegaan. Tot zeg maar Callantsoog.” Officier van Justitie Josephus Jitta van het parket Alkmaar is een van de betrokkenen en hoort een aantal dagen na de briefing dat het schip richting Noord-Holland vaart. “Er kwam een telefoontje en toen hoorde ik: de hasjboot in kwestie is gesignaleerd en hij komt eraan, hij komt naar het Arrondissement Alkmaar. En vermoedelijk in de buurt van Den Helder.” Josephus Jitta hoort dat op het Hoofdbureau van Politie in Den Helder. Hij weet ook dat er een groep mensen in de duinen zit en dat de douaneboot ‘De Zeearend’ zee gekozen heeft. “Op een gegeven moment kwamen er berichten dat de radar iets op zee zag dat in de richting van het land bleek te gaan. Het bleek een rubberboot te zijn en het ging naar het strand. Het stopte op het strand van Callantsoog. En vervolgens ging er weer iets terug.”
Foto 3: met ‘groot materieel’ werd de Lammie belaagd: een Lockheed Neptune en een Agusta Bell helikopter van de marine in actie. Er is iets aan land gebracht en er blijken bestelwagens in de buurt te staan wachten. De spullen van het strand worden naar de auto’s gebracht. Josephus Jitta krijgt op een gegeven moment van de politieleiding de vraag of er nu genoeg reden is om tot aanhouding over te gaan. “Nou daar moest ik wel over nadenken,” vertelt Josephus Jitta. “Ik begreep wel dat als er te vroeg zou worden aangehouden het een probleem zou kunnen zijn. En als er te laat werd aangehouden, dat het ook een probleem kon zijn. Het moest wel het goede tijdstip zijn.” “Het paard staat op stal” De politie komt in actie In de nacht van 25 april belt Frits Adriaanse om kwart voor vijf met mevrouw C.M.. Ze kunnen allebei niet slapen en zitten te wachten op een bericht. Frits besluit even naar mevrouw C.M. toe te gaan. Frits besluit even naar mevrouw C.M. toe te gaan. Eenmaal bij mevrouw C.M. aangekomen belt hij naar zijn eigen vrouw en hij zegt: “Goeiemorgen Moos, het paard staat op stal.” Maar dat blijkt even later niet helemaal te kloppen. ‘Mooie Willem’ belt naar het huis van Adriaanse en zegt: “Het halve paard is er.”
7
8 De Helderse marechaussee Arie Dekker weet nog goed dat er over paardrijden gesproken werd maar dat niet duidelijk was wat werd bedoeld: “Ze hadden het gehad over paardrijden, en wij konden het woord ‘paardrijden’ geen plaats geven. We ontdekten toen dat het paard de lading was, en het paardrijden de landing op de kust. Dat werd toen duidelijk. Het halve paard was aan land gebracht, en het andere halve paard was nog aan boord van de Lammie.” De politie houdt de bestuurders van de bestelwagens aan. Dat het niet goed is gegaan met het lossen van de eerste helft van de lading dringt dan ook bij de opdrachtgevers door. Om iets over acht uur ’s ochtends belt mevrouw C.M. met mevrouw Adriaanse. Ze vraagt of Frits al thuis is. Dat is niet het geval. Mevrouw C.M. zegt dat haar man en J.S. zijn opgepakt. Onmiddellijk na dit telefoongesprek belt mevrouw Adriaanse naar de handelaar in Heusden en meldt dat C.M. en J.S. zijn opgepakt. De handelaar vraagt: “Met of zonder iets?”. Mevrouw Adriaanse weet het niet en vraagt of hij het kan doorgeven als Frits daar aankomt. Als Frits is aangekomen in Heusden belt hij naar zijn vrouw en vraagt wat er aan de hand is. Hij reageert laconiek op haar verhaal en zegt dat er niets aan de hand is. Hij blijkt ongelijk te hebben, want niet lang daarna belt de handelaar uit Heusden naar mevrouw Adriaanse en hij vertelt dat Frits gepakt is. De handelaar zegt: ”In de wagen van Frits zat een partij achterin. Twee zakken, ik denk vijftig.” De Lammie zinkt “Het eerste schot sinds het conflict om Indonesië” Ondertussen vaart de Lammie verder. De eindbestemming is onduidelijk maar de betrokken opsporingsambtenaren zijn
vastbesloten ook de opvarenden in de kraag te vatten. Via de mobilofoon wordt de Lammie vlak voor de kust bij Den Helder, verzocht te stoppen, maar er volgt geen enkele reactie. De HrMs Wolf geeft een schot voor de boeg; een ernstige waarschuwing. Het schot komt wat ruim voor de Lammie terecht maar duidelijk is het wel. Josephus Jitta: “De eerste keer dat onze marine een schot afvuurde sinds het conflict met Indonesië om Nieuw Guinea.” Ook dit maakt geen indruk en dan tikt de marineboot de Lammie aan en schiet een traangasgranaat in het stuurhuis. De bemanning duikt weg.
Foto 4: de kostbare lading wordt geschouwd. Ondertussen heeft luitenant ter zee J.W. Kelder zich voorbereid op een entering, maar zo ver komt het niet. Kelder: “Wij namen met ons schip afstand en de drie opvarenden kwamen weer naar boven en lieten blijken zich niet over te willen we geven. Toen hebben ze waarschijnlijk het roer vastgezet en zijn ze naar het vooronder gegaan.” Vanaf de marineboot worden nog meer schoten gelost. “De voorsturing van de motor is eraf geschoten en daardoor is de diesel tot stilstand gekomen. De bemanning heeft gekeken of ze de diesel weer aan de praat konden krijgen. Dat is niet gelukt en toen hebben ze dus de buitenboord kranen opengezet.”
8
9 De Lammie maakt water en begint te zinken. De drie mannen stappen in een rubberboot. Het duurt niet lang voordat de Lammie, zo’n zestig kilometer uit de kust van Den Helder, in de golven verdwijnt. De opvarenden roeien naar de douaneboot de Zeearend en worden aangehouden. Liaisonofficier Ben Schmidt stapt over van de Wolf op de Zeearend. “We hebben ze aan boord genomen, we hebben met elkaar koffie gedronken en een praatje gehouden. Ze zeiden dat ze daar aan het zeevissen waren.” Maar als Schmidt laat blijken dat ze goed op de hoogte zijn vertellen de drie aangehouden bemanningslieden dat er ongeveer nog twee duizend kilo hasj aan boord moet zitten.
Jitta: “Achteraf is het een hele mooie zaak om op terug te zien. Juist omdat alles goed afgelopen is, juridisch gezien. En dat er niets aan de aandacht is ontsnapt. Dat alle verdachten ook inderdaad door de Rechtbank veroordeeld zijn. Dat we alle hasjiesj in handen hebben gekregen, dat niks aan de aandacht ontsnapt is. In die zin was het een mooie zaak En natuurlijk die grote samenwerking was op zichzelf al mooi. Ik zie het ook als een soort jongensboek. Een grote operatie, iedereen tevreden. Dat mag je je toch weer wel met een glimlach herinneren.” Tekst en research: Yfke Nijland Samenstelling en regie: Dirk Jan Roeleven Bron Andere Tijden NTR/VPRO
De laatste loodjes Het lichten van de ‘Lammie’ De kotter ligt op een diepte van zo’n veertig meter. De vrees dat geoefende duikers naar de boot toe gaan is groot en officier van Justitie Josephus Jitta besluit de Lammie spoedig te laten lichten. Een aantal dagen later is het zover en wordt de Lammie in de takels naar de haven van Den Helder gesleept. De lading wordt uit het ruim gehaald en bestaat uit 1600 kilo hasj en 27 warmwaterkruiken met totaal 40 liter hasjolie. Een liter olie levert 1000 joints op.
Foto 4: de Lammie wordt gelicht.
Totale straatwaarde van dit transport was in 1974 25 miljoen gulden. Frits van de Wereld en ‘Mooie Willem’ krijgen uiteindelijk ieder een jaar en negen maanden cel en Dorus Pompert en zijn bemanning moeten twaalf maanden de cel in. Schipper en C.M. worden veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf. De actie leidt tot nieuwe ontwikkelingen in de opsporing. Mede naar aanleiding van deze actie wordt de Kustwacht opgericht. Josephus 9
10 OUDE TIJDEN HERLEVEN In de jaren na de tweede wereldoorlog hebben opeenvolgende regeringen een sociaal stelsel opgebouwd, dat als één van de beste van de wereld kan worden beschouwd. Onder leiding van de sociaaldemocratische leider dr. Willem Drees, die de belangrijkste architect was van dit stelsel werd er ‘een vangnet’ gemaakt voor een ieder, die door welke omstandigheden dan ook, niet meer zelfstandig kon ‘overleven’. De moderne ‘verzorgingstaat’ was het resultaat van een strijd, die in de negentiende eeuw was begonnen, een emancipatiestrijd ter verheffing van de arbeidersklasse, een strijd tegen de bittere armoede waarin een groot deel der bevolking leefde. Nu, aan het begin van de eenentwintigste eeuw zijn we getuige van forse versoberingen van de verzorgingstaat. Dit om het sociale stelsel in de toekomst ‘betaalbaar’ te houden, volgens een meerderheid van de huidige politici. Anderen noemen het ‘de afbraak’ of ‘een kille sanering’ van de sociale verworvenheden. Hoe het ook zij, het valt niet te ontkennen dat de armoede terug is in ons land. Relatieve armoede wellicht, maar feit is dat de koopkracht van bijvoorbeeld mensen in de bijstand ten opzichte van eind jaren zeventig fors is afgenomen. Bovendien probeert men de drempel voor zo’n uitkering stelselmatig te verhogen, zodat een groeiende groep mensen helemaal uit de boot valt en meer en meer wordt aangewezen op.………. liefdadigheid. Particuliere initiatieven lijken weer gewoon te zijn geworden. Daklozenopvang laten we vooral over aan het Leger des Heils en bijna elke stad heeft nu een voedselbank. De volksgaarkeuken is niet meer ver weg! Oude tijden herleven…….. helaas. Daarom aandacht in dit artikel voor het begin van de emancipatiestrijd, het begin van de ontwikkelingen naar een sociaal stelsel, zoals
we dat hebben gekend. Van oudsher waren er in steden allerlei initiatieven gericht op armenzorg en de opvang van wezen. Veelal in gang gezet door bezorgde notabelen en meestal op basis van christelijke naastenliefde. In de negentiende eeuw bestonden er duizenden landelijke en lokale organisaties van allerlei denominaties, die zich bezig hielden met de zorg voor armen en de preventie van armoede. Een groeiend aantal hiervan was neutraal van levensbeschouwing. In een speciale uitgave van de Morgen uit 2013 is er aandacht besteed aan Pieter d’Armandville, één van de oprichters van de Helderse afdeling (Departement Helder) van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, opgericht in 1822. Interessant is dat er hier ook een afdeling heeft bestaan van de Maatschappij van Weldadigheid, eveneens een organisatie met het doel tot het bestrijden van de ergste uitwassen van de armoede en de verheffing van de ‘bedeelden’. Volgens de analen heeft deze lokale afdeling bestaan van 1826 tot 1856, dan wel 1859. Hopelijk kunnen we daar gegevens over vinden in de archieven om hierop uitgebreider verslag te doen in dit orgaan.
Afb. 1: luitenant- generaal Johannes van den Bosch (Maatschappij van Weldadigheid) 10
11 Maar deze Maatschappij van Weldadigheid is verder interessant genoeg om u alvast hierover te informeren)
levensbeschouwing een ‘neutrale’ – dus niet aan een geloof verbonden – vereniging. In de statuten lezen we:
De Maatschappij van Weldadigheid
‘het doel van de Maatschappij van Weldadigheid is hoofdzakelijk om den toestand der armen en lagere volksklassen te verbeteren, door zoodanig ontwerpen, die voor dezelve dienstig geoordeeld worden, ter uitvoering te brengen, inzonderheid door dezelve arbeid, onderhoud en onderwijs te verschaffen hen uit dien toestand van verbastering, waartoe deze menschen, in het algemeen, vervallen zijn op te beuren, en tot eener hoogere beschaving, verlichting en weldadigheid op te leiden’.
De Maatschappij van Weldadigheid is opgericht in 1818. Het initiatief hiertoe kwam van de sociaal bewogen luitenant-generaal Johannes (graaf) van den Bosch. Na de definitieve val van Napoleon in 1815, legde hij zijn plannen voor aan de kersverse koning Willem I. Zijn doel was de verstikkende armoede waar een groot deel van de bevolking onder leed, te bestrijden. Van de koning krijgt hij carte blanche om zijn plannen te verwezenlijken. Door middel van het aanbieden van werk, onderdak, scholing en zorg in nieuw op te richten landbouwkoloniën wil hij proberen de vooral stedelijke paupers een perspectief op een beter bestaan te bieden. Bovendien konden zo de zogenaamde ´woeste gronden´ in de noordoostelijke provincies tot ontwikkeling worden gebracht.
Afb. 3: bouw van een kolonistenwoning (Maatschappij van Weldadigheid)
Afb.2: aanleg van een kolonie (Maatschappij van Weldadigheid) Kort na de Napoleontische oorlogen en de Franse overheersing van ons land leefde zo´n 10% van de bevolking in bittere armoede; in de steden liep dit op tot 50%. De mislukte oogsten van 1816 en 1817 maakten het leed nog groter. Overigens leefden nog eens ruim 70% van de bevolking in omstandigheden, die maar weinig beter waren. De Maatschappij van Weldadigheid was qua
Van den Bosch vond onder welgestelde landgenoten bijna 15.000 contribuanten, die jaarlijks goed waren voor ruim 40.000 gulden . Ook wist hij forse giften binnen te halen en kreeg hij ‘verkapte’ staatssteun via Willem I. Verkapt omdat Willem I regeerde als autocratisch vorst, die zelf op schimmige wijze fondsen beheerde. Een van die fondsen was het “Amortisatie-Syndicaat”, waaruit onder andere de aanleg van het Noord Hollands kanaal is gefinancierd. Deze fondsen werden gevoed uit de opbrengsten van de koloniën in de Indische archipel. Curieus is de rol van Johannes van de Bosch hierin. Als almachtig alleenheerser in de functie van GouverneurGeneraal(1830-1834) voerde hij het door 11
12 hemzelf bedachte en later door Multatuli aan de kaak gestelde ‘cultuurstelsel’ in, waarbij de (‘inlandse’)Indonesische boeren 20% van hun opbrengsten moesten afstaan aan de koloniale overheerser. Als minister van Koloniën(1834-1839) wist hij zo de opbrengst fors te verhogen. Hoe sociaal bewogen hij dus ook moge zijn geweest, die betrof blijkbaar niet de arme inlandse bevolking. Je kunt zelfs enigszins wrang vaststellen, dat zijn ‘weldadigheid’ hier over de ruggen van de paupers daar werd mogelijk gemaakt. Johannes van den Bosch en tijdgenoten als Willem van Hoogendorp(een zoon van Gijsbert) en Thorbecke zagen het kapitalisme en ‘het voortgaande proces van kapitaalconcentratie’ als de oorzaak van de enorme armoede in de lage landen. In die zin kunnen zij worden beschouwd als ‘pré marxistische denkers ’ (E.H. Kossmann: De Lage Landen 1780-1980 deel 1, blz. 120). ‘Toch kwam bij deze mensen de gedachte niet op om de hele maatschappij doelbewust te hervormen en bleef hun werk beperkt tot de bestrijding van het eigenlijke pauperisme’(idem: blz. 120). Vrije Kolonies Om de bovenbeschreven doelen te bereiken stichtte de Maatschappij zogenaamde ‘vrije kolonies’ in de onontgonnen ‘woeste gronden’ in noordoost Nederland. Zo werd er al in 1818 een landbouwkolonie aangelegd nabij Vledder in Drente, welke Frederiksoord werd genoemd(het latere dorp) en niet veel later in 1820 ontstond Wilhelminaoord. In noordwest Overijssel werd in 1820 de kolonie Willemsoord gesticht. Deze koloniën werden volgens een vast concept uitgevoerd met strakke lijnen tussen akkers, paden en gebouwen aangelegd in een hiërarchisch verband. In deze landbouwkoloniën zouden de ‘bedeelden’, veelal gezinnen, zich vrijwillig kunnen aanmelden om te worden opgeleid
voor het boerenbedrijf. Dat bleek al spoedig veeleer theorie. In de praktijk werden contracten met derden afgesloten, gebaseerd op de opvoeding van de kinderen in de vrije gestichten; ‘subcommissies’ bemiddelden hierbij, maar ‘weesvoogden’, ‘diakoniën’ en ‘armenbesturen’ kregen ‘het eeuwigdurend plaatsingsrecht’. Ook voor gevangenen, landlopers, bedelaars, boefjes, vondelingen, ‘verlate’ kinderen en wezen werden er koloniën gesticht, de bekendste is natuurlijk, die van Veenhuizen, maar deze waren uiteraard niet vrij. Na 1859 behoorde deze doelgroep niet meer tot de competentie van de Maatschappij nadat de verantwoordelijkheid voor de ‘dwanginrichtingen’ door de rijksoverheid was overgenomen.
Afb.4: plattegrond van landbouwkolonie Frederiksoord (Maatschappij van Weldadigheid) Hoewel de landbouwkoloniën best succesvol waren, lukte het zeker niet om van iedereen een goede boer te maken. Veel stedelijke paupers bleken niet geschikt voor het landleven. Een grote sprong voorwaarts werd er gemaakt bij de oprichting van de eerste Nederlandse tuinbouwschool in 1884 in Frederiksoord, genoemd naar de jong overleden zoon van geldschieter majoor der cavalerie F.H.L. van Swieten, de “Gerard Adriaan van Swietenschool”, deze school is in 2005 verhuisd naar Meppel. Gelijk met de tuinbouwschool werd er in Willemsoord een landbouwschool opgericht en later in 1888 12
13 een bosbouwschool. Zo stond de Maatschappij van Weldadigheid ook aan de wieg van het beroepsonderwijs in ons land. Desperado Kolonies Kolonisten kregen als beloning voor ‘vlijtigen arbeid en goed gedrag’ een koperen, zilveren of gouden medaille, waaraan een jaarlijks geldbedrag was verbonden van respectievelijk 2,5, 5 en 10 gulden. Wie kon aantonen dat hij van landbouw of veeteelt voldoende kon bestaan, kreeg de zilveren of gouden medaille en kon worden bevorderd tot pachter of vrijboer. Er werden ook kolonisten weggestuurd, vanwege wangedrag of totale ongeschiktheid. Dezen vestigden zich in de nabije omgeving (o.a. Nijensleek, Vledderveen en Noordwolde-zuid) op de woeste gronden in zogenoemde ‘desperado-kolonies’, waar ze woonden in zelfgebouwde plaggenhutten.
haar oprichting heeft de Maatschappij veel belangstelling opgewekt in binnen en buiten land en werden de ideeën vaak overgenomen. De Maatschappij wordt ook beschouwd als ijkpunt van de overheid voor sociaal beleid en in feite de aanzet tot de realisatie van de door velen van ons zo gewaardeerde verzorgingsstaat. Henk Boerekamps en Gerard Hoekmeijer Geraadpleegde bronnen: Website Maatschappij van Weldadigheid; De Lage Landen 1780-1980. Twee eeuwen Nederland en België, Deel I, E.H. Kossmann (uitgeverij Olympus); Een Nieuwe Staat , Het begin van het Koninkrijk der Nederlanden, Ido de Haan e.a.(uitgeverij PrometheusBertBakker).
Afb.5: lagere school Veenhuizen(nu museum) (maatschappij van Weldadigheid) In de loop der jaren namen de gemeentelijke en landelijke overheden steeds meer taken in de sociale zorg op zich. Na 1934 werden er dan ook geen nieuwe gezinnen meer in de koloniën opgenomen. De Maatschappij van Weldadigheid bestaat echter nog steeds en is voorgedragen bij de Unesco om opgenomen te worden op de Wereld Erfgoedlijst. Vanaf 13
14 DE SYNAGOGE IN DEN HELDER In de Franse periode(1795-1813) nam de plaatselijke bevolking door de militaire inkwartiering in aantal toe. Vooral NoordHollanders en eilandbewoners van Texel en Wieringen wilden zich hier vestigen om hun boterham te verdienen. Onder hen waren ook joodse handelaren. Volgens een akte in het gemeentearchief hielden zij hun eerste kerkdiensten in een eigen onderkomen in de Ouwe Helder, genaamd als Wijk E (omgeving Smidstraat/Breedstraat) nummer 300. Rabbijn in die periode was de vijfentwintig jarige Simon de Jong. Hij moest de godsdienstoefeningen en ceremoniën leiden en de kinderen in de Israëlieten (joodse) leer onderwijzen. De in 1943 gesloopte wijk Ouwe Helder bestond voor een groot deel uit onlogisch lopende kronkelige straten en stegen. Tussen de Middenstraat en Smidsstraat liep een aantal smalle straatjes zoals de Schoolstraat, Schapensteeg, Krommesteeg en Jodensteeg. De naam Jodensteeg is vernoemd naar de synagoge die daar van 1815 tot 1837 heeft gestaan. Daar, in dat nauwe steegje, kwam men samen voor de sabbat en om de feestdagen te vieren. Op die plek, op 8 september 1837, verzamelden de Israëlieten zich met hun voorgangers, om het oude kerkgebouw voorgoed te verlaten. Bij alle woningen van de Israëlieten en bij de nieuwe synagoge wapperde de vlag. Nadat in de oude synagoge een middagdienst werd gehouden, trok een grote groep Israëlieten met genodigden naar het nieuwe gebouw aan de Kanaalweg. De vier Heilige wetsrollen werden uit de oude synagoge gehaald en onder een speciaal daarvoor vervaardigde baldakijn meegedragen. Dit gebeurde in een grote optocht die vooraf werd gegaan door het muziekkorps van Zr. Ms. Wachtschip Kenau Hasselaar. Daarachter bestrooiden meisjes in het wit de straat met witte bloemen. Daarna volgde de rest van de
optocht met diverse uitbeeldingen en een detachement van het landmacht garnizoen. In het nieuwe kerkgebouw (synagoge) zong het koor terwijl de plechtige omgangen plaatsvonden en de wetsrollen in de Heilige ark werden geplaatst. De Heilige ark* is een kast of nis in de synagoge die zich tegen of in de muur bevindt. Deze geeft de richting van de tempel in Jeruzalem aan. In de voorgevel stond in het Hebreeuws de woorden: De Eeuwige is in zijnen heiligen Tempel, zwijgt voor Hem, gij gansche aarde, en het jaartal 5597. Na bijna honderd jaar dienst te hebben gedaan besloot men een nieuwe synagoge te bouwen naar een ontwerp van de joodse architect Hary Elte (1880-1944). Aanvankelijk had Harry Elte, als architect de opdracht de bestaande synagoge uit 1837 te verbouwen, maar wegens de bouwvallige toestand werd die toch afgebroken en kwam er nieuwbouw op dezelfde plaats. Uitgangspunt was dat, ondanks de bescheiden financiële middelen, de verheven sfeer, die in een synagoge moest heersen. Op 9 december 1925 werd een concert gegeven, ten bate van het bouwfonds voor de nieuwe synagoge. Op 2 mei 1928 werd de eerste steen gelegd. Het gebouw had een streng symmetrische voorgevel, met de hoofdentree in een diepe halfronde nis op de middenas.
Afb. 1: de nieuwe synagoge(1928).
14
15 Zware bakstenen vormen, het middendeel iets naar voren, bekroond door drie vensters op de verdieping waarboven een luifel. De architectuur heeft duidelijk verwantschap met de synagoge aan het J. Obrechtplein en de metaheirhuizen in Amsterdam, Diemen en Muiderberg, doch versieringen in de vorm van beeldhouwwerk ontbreken hier geheel. De synagoge werd ingewijd op 24 augustus 1928. De met zwart marmer omlijste aron was uitgebouwd in een zijmuur. De vrouwengalerij langs drie zijden rustte op vier kleine, met hout beklede kolommen. De betimmeringen waren vervaardigd door de Helderse timmerfabriek C. Quak. De aron*, de bima** en de banken waren van groen, paars en zwart geschilderd hout. De vloer was gemaakt van diep paars purperhardhout. Een roodkoperen lichtkroon met twaalf lampen werd geleverd door de firma Wiener & Amp Co. te Amsterdam.
Afb.2: het synagoge.
lampheld
(lichtkroon)
in
de
Een ceremoniënbord was vervaardigd door fam. Mulders te Den Helder naar ontwerp van Leo Pinkhof (1898-1943). Gebrandschilderd glas-in-lood werd geleverd door de fa. W. Bogtman te Haarlem. Elte ontwierp een voorhangsel voor de aron. In 1944 werd het direct aan het Marsdiep gelegen deel van Den Helder, waaronder de synagoge, in opdracht van de bezetter afgebroken ten behoeve van de 'Atlantikwall'. Van het interieur zijn geen foto's bekend. De lichtkroon is bewaard
gebleven en hangt thans in het Joods Historisch Museum te Amsterdam. Tijdens de bouw werden de diensten en lessen in het oude raadhuis aan de Dijkstraat gehouden. Op 2 mei 1928 werd de eerste steen gelegd en op 24 augustus 1928 werd de synagoge ingewijd. Aantal joden in Den Helder: 1809 72 1840 256 1869 470 1899 322 1930 196 1951 24 Na de oorlog is door het geringe aantal joodse inwoners geen nieuwe synagoge gebouwd. De Israëlitische gemeente van Den Helder heeft zich bij de gemeente van Alkmaar aangesloten. In april 2005 is ter herinnering aan de omgekomen Helderse joden in de Tweede Wereld oorlog een gedenksteen onthuld aan het stenen dienstgebouw op de joodse begraafplaats
Afb. 3: het dienstgebouw bij de joodse begraafplaats Tekst: Henk Boerekamps Bron Joods Historisch Museum en diverse documenten op het internet. *) aron: of aron kodesh, de heilige ark, een kast of nis in de wand die naar Jeruzalem wijst en waarin de wetsrollen(Torahrollen) worden bewaard. **) bima: ook wel bimah, een soort platform waarop de Torahrollen ter lezing liggen tijdens een eredienst. 15
16 HR.MS ZEVEN PROVINCIËN (1909-1943)
een groot onderhoudsbeurt in Den Helder, vertrok het schip weer naar de oost, waarna het vooral nationale( en internationale) bekendheid verkreeg door genoemde muiterij, die spontaan werd uitgevoerd door ‘inlands’ (Indisch) marinepersoneel, uit frustratie en woede na de zoveelste forse loonsverlaging, opgelegd door de regering onder leiding van premier Hendrik Colijn(ARP). Deze ‘bedwinger van Atjeh’ had al een bloedig spoor in Indië achter zich gelaten en was nu verantwoordelijkheid voor de brute beëindiging van deze muiterij door het laten werpen van een bom uit een Dornier vliegboot van de marine.
Tijdens de laatste ledenvergadering van de HVSG bij de bespreking van dit blad, kwam de voorpagina ter sprake, waarop sinds jaar en dag een foto van een marineschip staat afgebeeld, die volgens uw redactie Hr.Ms. Zeven Provinciën betreft. Dit zou een blijvende herinnering zijn aan de beruchte muiterij, die op dit schip plaats vond op 5 februari 1933 in de wateren van de Oost Indische archipel. Volgens een der aanwezige leden was het echter geen afbeelding van dit tragische schip, maar een andere. De redactie heeft dit uiteraard uitgezocht en complimenteert bij deze ons deskundige en oplettende lid, want hij heeft gelijk! Hierboven ziet u een goede foto van Hr. Ms. Zeven Provinciën.
Na te zijn gerepareerd in de marinehaven van Soerabaja, werd het schip in 1936 herdoopt tot Hr.Ms. Soerabaja en functioneerde het als artillerie-instructieschip. Op 18 februari 1942 werd zij door Japanse bommenwerpers tot zinken gebracht in de haven van Soerabaja. Omdat ze was gezonken in ondiepe wateren kon zij door de Jappen worden gelicht, waarna zij dienst deed als kanonneerboot. In 1943 werd zij voor de derde maal vanuit de lucht aangevallen. Ditmaal was het een fatale aanval, uitgevoerd door geallieerden vliegtuigen, die haar naar de bodem van de zee bombardeerden. Toch wel een marine schip met een wel zeer opmerkelijke carrière!
Dit pantserschip is gebouwd op de Rijkswerf te Amsterdam en in 1909 te water gelaten. Hij was ontworpen als lichte kruiser ten behoeve van de kustverdediging. Haar waterverplaatsing was 6.530 brt. en had een lengte van 101 meter. De maximum snelheid was 16 knopen en de bewapening bestond uit 2 kanons van 28 cm, vier kanons van 15 cm, 10 van 7,5 cm en 4 mitrailleurs van 37 mm. Zij diende van 1911 tot 1918 in Oost Indië. De latere schout bij nacht Karel Doorman, behoorde in die jaren tot de bemanning. Na
Uiteraard zouden we nu graag willen weten welk marineschip wel op onze voorplaat staat afgebeeld. Wij vernemen het graag van onze deskundige leden. De redactie
16