HEIDI WALLEGHEM | Met illustraties van Geert Vervaeke
Mijn eerste groeiboek: ik lees het zelf !
In de zoo
In deze reeks verschenen bij Davidsfonds Infodok:
Mijn eerste sprookjesgroeiboek (Hilde Vandermeeren, Rosemarie De Vos) Mijn eerste griezelgroeiboek (Hilde Vandermeeren, Rosemarie De Vos) Mijn eerste dierengroeiboek: kriebeldieren (Ludwien Veranneman, Sebastiaan Van Doninck) Mijn eerste dierengroeiboek: Boerderij De Bonte Bende (Inge Bergh, Anne Westerduin) Mijn eerste groeiboek. Fred en de wolk (Dirk Nielandt, Tom Schamp) Mijn eerste Kidkatgroeiboek (Kid Kat, Eric Bouwens)
HEIDI WAL L EG H EM Met illustraties van Geert Vervaeke
Mijn eerste groeiboek : In de zoo
Walleghem, Heidi Mijn eerste groeiboek: ik lees het zelf! In de zoo © 2015, Heidi Walleghem en Davidsfonds Uitgeverij nv Quinten Metsysplein 12, 3000 Leuven www.davidsfondsuitgeverij.be www.twitter.com/davidsfonds www.facebook.com/davidsfondsuitgeverij Illustraties: Geert Vervaeke Ontwerp vormgeving: Daniël Peetermans – www.danielpeetermans.be Vormgeving: Grraphs.com D/2015/2952/05 ISBN 978-90-5908-625-8 NUR: 287 Trefwoorden: leren lezen, dieren, avontuur, dierentuin De illustrator ontving voor het illustreren van dit boek een werkbeurs van het Vlaams Fonds voor de Letteren.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd – op enige manier – zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
2016
In Nederland wordt een ander meetsysteem gehanteerd om het niveau van teksten voor eerste en gevorderde lezers te bepalen. Het niveau van de technische leesvaardigheid wordt met AVI aangeduid en de moeilijkheidsgraad voor begrijpend lezen wordt met CLIB weergegeven. De teksten van Mijn eerste groeiboek werden doorgemeten, het resultaat hiervan vindt u in onderstaande tabel. titel avi avi avi avi avi avi
0 1 2 3 4 5
avi-niveau
clib-niveau
avi -START
clib -START
avi -M3
clib -START
avi -E3
clib -3
avi -M4
clib -4
avi -E4
clib -4
avi -M5
clib -4
wat lees ik waar? pom van de zoo 6 beer bol is boos 12 waar is bas de das? 18 jaap de aap en de bal AV I 0 24 woe de dief 30 wol van sam de ram 36 bee de ree doet raar 44 AVI 1 wis de pauw is sip 50 Bel en de peuk 56 Tijs de leeuw heeft pijn 62 een mams voor Dons 70 en Mel AV I Mon 2 76 De droom van Tobbe 82 Een fijne vriend 90 Een geschenk voor Wan 96 Jos en de indringers AVI 3 102 Dot wil mooi zijn 108 Corneel de kameel heeft dorst 116 Een heel groot nest 124 Een nieuw huis voor Sep AV I 4 130 Arme Harrie Tot nooit meer Sil en Bel grijpen in AVI 5 Wat een zootje!
138 146 154 162
pom van de zoo
eet, aap!
ik raap een tak op.
ik meet een hok. ik ren rap naar de beer.
6
pom van de zoo ja, ja! ik kom al, bok!
ik ren, ren, ren…
kom maar in de zoo, pom. waar wil je heen?
ik wil naar de aap. kom je mee? 7
val je in de beek? ik neem het net wel. ik kan je taak ook, baas. en ik kan nog veel meer.
8
nee, ik hol van de ree naar de vos. en dan naar de vis in de beek.
kom dan maar met me mee, pom.
9
pak aan, pom! neem een pet van de zoo. neem een pak en een jas. een pet van de zoo? een pak en een jas? dan ben ik pom van de zoo!
10
neem een kar, pom van de zoo! zet een ton op de kar. een ton voer voor bol de beer. ja, baas!
11
beer bol is boos
beer bol is boos pom is op weg naar de beer. met een ton vol voer.
rat aap bok
ram vos
12
ree
maar waar is beer bol? pom is op zoek.
waar gaat de kar heen? waar ben je, bol de beer? ik kom met je voer.
13
14
nog geen ton met voer? dan eet ik een bes. een bes van de boom. nee, ik eet de boom leeg.
15
nog geen ton vol voer? ik ben boos! ik loop naar de beek. kom maar, vis. ik eet je op!
nee, bol! laat de vis in de beek! ik ben wat laat. maar ik nam voer voor je mee.
16
17
waar is bas de das?
18
waar is bas de das?
ik ga naar het bal, pom. met een net pak aan. let je op de zoo?
ga maar, baas. ik pas wel op de zoo. ik ga naar bas de das. ik neem een noot voor hem mee.
19
pom is op zoek. op zoek naar de das.
waar zit je, bas de das? loop je door het bos? ha, daar ben je! in de boom!
20
ik heet geen bas. ik heet bel, de kat. ik weet waar bas is. het hek is los. dat zag bas de das. en hup! bas was weg!
21
daar is de maan al.
bas is nog weg. wat zal de baas boos zijn!
22
pom, wat ben je dom. ik was in het hol met ma en pa. we gaan pas weg als de maan er is. tuut-tuut
ha-ha! ik nam je beet, pom!
23
jaap de aap en de bal
jaap de aap en de bal
daar is de zon! ik haal de bal. ik loop naar jaap de aap. pak de bal, jaap!
leg de bal weg, pom. laat me maar. ik ben sip. 24
25
ik weet wat er is met jaap. dit hok was van jaap, tip en lot. tip is weg van de zoo. lot ook.
daar weet ik wat op. dit is dot. dot is één jaar. ze wil in je hok, jaap.
26
ik mis lot en tip.
dot 27
daar is de zon, pom! ik speel met dot. ik heb zin. ik neem de bal.
28
ik neem ook een bal. pas op, daar is de bal, jaap! pak ze!
29
woe de dief
30
woe de dief
kijk pap! op die tak zit een uil! dat is raar, tuur. die uil zit niet in een hok. hij moet wel lief zijn. kom, pap. we gaan naar de uil toe.
pap en tuur gaan naar de boom. - mag ik de zak met koek, pap? ik geef een koek aan de uil. pom gaat naar tuur. - dat mag niet, tuur. geen koek voor woe! tuur is boos. hij zet de zak neer.
31
- oe! doet woe. niet boos zijn, tuur. ik kom naar je toe. woe zit op de pet van tuur. - wil je een koek, woe? het mag niet van pom. maar pom is weg. waar is de zak, pap? ik zie hem niet meer. woe laat de pet van tuur los. hij zit weer op zijn tak. - nam woe de zak mee, pap? - dat zal wel, tuur. woe is een dief! geef die zak hier, dief! daar is pom weer. - wat roep je naar woe, man? - dat hij een dief is! hij nam de zak met koek mee. woe moet in een hok, pom!
32
33
nu is pom boos. - woe eet geen koek, man! en hij is geen dief! - waar is mijn zak dan? - ik zoek hem wel. bij de boom is een hok. daar zit bel de kat. met een buik vol koek. - die zak lag bij de boom, pom. wil je ook wat koek? - nee, bel. die zak is van tuur. ik neem hem mee.
34
hier is je zak, man. moet woe nu in een hok? nee, pom. laat woe maar los. hij is geen dief. oe! doet woe hoog in de boom. oe! oef!
35
wol van sam de ram
36
wol van sam de ram zon, zon en nog meer zon… wat is het heet in de zoo! sam de ram is in de wei. bij sien, het schaap. bij saar en mies. sam is nog maar pas in de zoo.
- kom! kom hier! roept de baas. sien, saar en mies gaan met de baas mee. sam ziet het. - waar ga je heen, sien? - naar het hok, sam. mijn wol moet eraf. - niet doen, sien! dat doet pijn! - nee, sam. ik voel geen pijn. - ik ga niet mee, sien.
37
de baas ziet het. - haal jij sam de ram, pom? - ja, baas, dat doe ik. kom, sam. je wol moet eraf. - die wol is van mij, pom. die geef ik niet af. 38
- sam wil niet, baas. lok ik hem met wat voer? - nee, pom. voor je een schaap scheert, mag het geen voer. daar kan het ziek van zijn. laat hem maar, pom. hij komt wel. 39
- zzz… doet een vlieg. ze zit op de bil van sam. - zzz… ik wil jouw wol, sam. ik leg er een ei in. met een jong. dat eet van je huid, sam. - bah, wat vies! scheer je weg, vlieg!
40
sam rent door de wei. met de vlieg op zijn bil. sam huilt. pom ziet het. - ren naar het hok, sam! ik jaag die vlieg weg. wat fijn van pom! - en nu, pom? - nu moet je een dag in het hok, sam. dan gaat je wol eraf. sam rilt. maar pom zegt: - ik ben bij je, sam.
41
de man scheert sam. - hup... naar de wei, zegt de man. maar sam wil niet. - ik voel me kaal, zegt hij. sien zegt: - je ziet er schoon uit, sam. geen vuil in je wol. geen vlieg op je bil. toe, kom mee naar de wei. daar gaat sam. met sien en pom aan zijn zij. wat fijn dat zij er zijn!
42
43
bee de ree doet raar
bee de ree doet raar bel de kat rent door de zoo. ze roept luid. - pom! waar ben je? - wat is er, bel? wat doe je gek. - kom mee, pom. er is wat met bee de ree. bee doet raar. - wip maar in mijn kar, bel. we gaan rap naar bee. tie-toe tie-toe, doet de kar. - we zijn er al, bel. ik zie bee niet. kom, bel, zoek mee.
44
waar bee woont is veel riet. hoog riet. bee zit in het riet. ze hoort pom en bel. maar ze geeft geen kik. - ik ruik haar, zegt bel. bee zit in dit riet.
45
pom ziet bee. - daar ben je! zegt hij. maar bee rent weg. wat ligt daar in het riet? waar bee zat, ligt een bol. - o! roept pom uit. bee heeft een kalf! bel kijkt naar het kalf. het is mooi bruin. met hier en daar wit. - bee is weg, zegt pom. ik neem het kalf mee. ik geef het voer.
46
maar bee duikt op uit het riet. - neem mijn kalf niet op, pom! ik wil je geur niet op zijn lijf. het kalf is van mij. het heeft mijn geur. - geef het dan voer, zegt pom. bee zoogt haar kalf. dan gaat ze weer weg.
47
neem je kalf mee, bee. nee, ik laat mijn kalf hier. dan kom ik weer. wel tien keer per dag. ik zoog mijn kalf. tot het met me mee kan.
- kan ik nog wat voor je doen, bee? - ja, ik weet wel wat, zegt ze. zoek een naam voor mijn kalf.
48
ik weet al een naam, zegt pom. jouw kalf is mooi. mooi als een fee. dus noem ik het fee. dat is heel fijn, zegt bee. fee past bij bee.
49
50 wis de pauw is sip
wis de pauw is sip wis de pauw loopt heen en weer. daar komt een man aan. - kijk, man! roept wis luid. bes zit op een ei. daar komt gauw een pauw uit. ik noem hem piep. dat moet je zien! de man komt naar wis toe. maar dan ziet hij de wei van bee de ree. wat een volk bij die wei! - wat is daar te zien? zegt de man. hij gaat weg van wis de pauw. hij kijkt niet naar bes. - wat leuk! roept de man. een ree en haar kalf! - dat zijn bee en fee, zegt pom. de man zegt: - een ree is een mooi dier. 51
wis kijkt boos. zo gaat het nu dag na dag. geen mens kijkt nog naar hen. ze gaan naar bee en fee. - ga daar weg, man! roept wis. die ree is niet mooi! - hou op, wis, zegt bes. hoor wie er is! tok! tok! doet het ei. - kom er maar uit, piep, zegt bes. het ei gaat stuk. daar is piep de pauw! hij is bruin, net als bes. - kijk naar mijn piep! roept wis. wat is hij mooi! maar geen mens kijkt. wis wipt op een tak. hij roept luid: - piep de pauw is er! kom maar zien! maar geen mens komt.
52
53
- laat maar, wis, zegt bes. kom van die tak af. wis kijkt sip. daar komt pom. hij ziet piep. - wat een schat! roept pom. wat goed van je, bes! pom tilt piep op. hij zegt: - jij moet in een droog hok.
54
daar komt de man weer. hij ziet pom met piep. hij roept: - is die pauw net uit het ei? die wil ik zien! - ik ook! roept een kind. - ik ook, zegt nog een man. wat een volk bij wis en bes! wat zijn bes en wis fier. wis zet zijn staart op. - hoe mooi! roept een kind. ik hou van een pauw!
55