Bestemmingsplan / Vosbergerweg 53/ 53a, De Oosterbaan
Gemeente / Heerde
Gemeente / Heerde Bestemmingsplan / Vosbergerweg 53/53a, De Oosterbaan
Opdrachtgever Gemeente Heerde Opdrachtnemer Amer /ruimtelijke ontwikkeling, onderdeel van LievenseCSO Status Vastgesteld Projectnummer 43-101f Plan-idn NL.IMRO.0246. 305hvvdeoosterbaan-va01 Datum 3 november 2015
4
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
5
Inhoudsopgave Toelichting Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3
7 Inleiding
9
Aanleiding en doelstelling Begrenzing plangebied Geldend bestemmingsplan
9 9 11
Hoofdstuk 2
Het bouwplan
13
Hoofdstuk 3
Beleidskader
15
Inleiding Nationaal beleid Provinciaal en regionaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid
15 15 17 20 21
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Randvoorwaarden
25
Inleiding Archeologie en cultuurhistorie Bodem Water Flora en fauna Geluid Luchtkwaliteit Externe veiligheid Milieuhinder bedrijvigheid Duurzaamheid
25 25 27 27 29 30 31 32 33 34
Hoofdstuk 5 5.1 5.2
Hoofdstuk 6 6.1 6.2
Juridische planopzet
Regels Verbeelding
Uitvoerbaarheid
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid
Bijlagen bij de toelichting
35 35 35
37 37 37
39
Bijlage 1
Beeldkwaliteitsplan
41
Bijlage 2
Landschapsinrichtingsplan
43
Bijlage 3
Stedenbouwkundig knooppunt Oosterbaan
45
Bijlage 4
Verkennend bodemonderzoek
47
Bijlage 5
Verkennend natuuronderzoek
49
Bijlage 6
Onderzoek archeologie
51
Bijlage 7
Zienswijzennota
53
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
6
Regels Hoofdstuk 1
55 Inleidende regels
57
Begrippen Wijze van meten
57 62
Bestemmingsregels
63
Agrarisch Groen Tuin Wonen Leiding - Gas Waarde - Hoge archeologische verwachting
63 65 66 67 70 71
Algemene regels
73
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden Nadere eisen
73 74 75 76 78 79 80 83
Overgangs- en slotregels
85
Overgangsrecht Slotregel
85 86
Bijlagen bij de regels
87
Artikel 1 Artikel 2
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8
Hoofdstuk 3 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16
Hoofdstuk 4 Artikel 17 Artikel 18
Bijlage 1
Landschapsinrichtingsplan
89
Bijlage 2
Beeldkwaliteitsplan
91
Bijlage 3
Lijst aan huis gebonden bedrijven
93
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
7
Toelichting
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
8
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
9
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 Aanleiding en doelstelling Het agrarische bedrijf gesitueerd aan de Vosbergerweg 53/53a te Heerde wordt gesaneerd, omdat het bedrijf in de kern van Hoorn ligt. De boerderij zelf bestaat uit twee aan elkaar gebouwde woningen en wordt op dit moment verhuurd aan derden. De eigenaar zelf woont op het naast gelegen perceel, Vosbergerweg 51a te Heerde. Deze woning is aangemerkt en bestemd als dienstwoning bij het bedrijf. Naast de boerderij staan op dit moment acht opstallen (schuren)op het perceel. De rest van het perceel wordt gebruikt als erf, voeropslag en als weideland. Het perceel heeft op dit moment een agrarische bedrijfsbestemming. De eigenaar is voornemens om de agrarische bedrijfsvoering volledig te beëindigen, de bestaande opstallen te saneren en hiervoor in de plaats woningbouw te laten plaatsvinden. Het gehele perceel waarop het agrarisch bedrijf is gesitueerd, heeft een oppervlakte van circa 30.665 m2. Het perceel waarop de vrijstaande dienstwoning staat heeft een oppervlakte van 705 m 2. De bestaande boerderij is bouwkundig onderzocht. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de woning onvoldoende gefundeerd is, de voorgevel door meerdere verbouwingen ernstig verstoord is en de gehele kapconstructie van zeer slechte staat is. Er zijn daarom geen bezwaren om de boerderij te slopen. De bestaande vrijstaande bedrijfswoning (nr 51a) valt buiten de ontwikkeling, maar is wel meegenomen in dit bestemmingsplan aangezien de bestemming omgezet wordt naar een burgerwoning.
1.2 Begrenzing plangebied Het perceel Vosbergerweg 53/53a te Heerde ligt aan de westzijde van de dorpskern Hoorn. Het agrarische bedrijf met de boerderij,genaamd "De Oosterbaan" ligt op een belangrijk kruispunt in de dorpskern Hoorn, waaraan ook de school is gelegen. Dit belangrijke zichtpunt wordt ook gekenmerkt door een aantal markante beukenbomen. De boerderij is gesitueerd aan de Vosbergerweg en de Singelweg. De Singelweg ligt in het verlengde van de Beatrixweg vanaf het kanaal in westelijke richtingen is een doodlopende weg. Aan deze weg zijn op dit moment zevental burgerwoningen gelegen. Het eerste stuk aan de noordzijde gelegen (naast de Singelweg 2) is op dit moment nog onbebouwd. Aan de zuidzijde ligt het agrarische bedrijf. Het 1e gedeelte hiervan is bebouwd, binnen de bestaande bebouwingsgrenzen (circa 70 m). Het resterende gedeelte is onbebouwd en wordt gebruikt voor voeropslag en weideland. De Vosbergerweg ligt in hetverlengde van de Beatrixweg in zuidelijke richting. Hieraan liggen aan de oostzijde een aantal burgerwoningen met nog een klein onbebouwd agrarisch perceel naast het perceelVosbergerweg 60 te Heerde. Aan de westzijde van de Vosbergerweg ligt het agrarische bedrijf met verderop de bijbehorende dienstwoning van het bedrijf en een aantal verspreid liggende burgerwoning direct aan de Vosbergerweg, maar ook terug gelegen. Over het plangebied van het agrarische bedrijf loopt een aardgastransportleiding.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
10
Afbeelding - Globale ligging plangebied (bron: GoolgeMaps) De percelen zijn gelegen aan de rand in het westen van de dorpskern. In de nabije omgeving zijn weinig agrarische bedrijven meer in werking, te weten één op een afstand van circa 250 m van het agrarische bedrijf. Over het algemeen staan er veel burgerwoningen met op enkele plekken nog tussenliggende onbebouwde agrarische gronden.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
11
Afbeelding - Begrenzing plangebied (bron: GoolgeMaps)
1.3 Geldend bestemmingsplan Het plangebied valt geheel binnen de grenzen van het geldende bestemmingsplan "Hoorn, Veessen en Vorchten" en heeft de bestemming "Agrarisch- bouwblok" en "Agrarisch" met de subaanduiding "Archeologisch waardevol gebied". De op de plankaart voor "Agrarischbouwblok" aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste 1 bedrijf is toegestaan. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten dienste van de bestemming.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
12
Afbeelding - Uitsnede vigerend bestemmingsplan De op de plankaart voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf dan wel het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen, de waterhuishouding, infrastructurele voorzieningen en ontsluitingspaden, zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. Op de tot "agrarisch" bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2m mag bedragen. Voor de subaanduiding "Archeologisch waardevol gebied" moet rekening worden gehouden met de nog voorkomende archeologische waarden. Het verzoek om het bestaande agrarische bedrijf te saneren en hiervoor in de plaats woningbouw te realiseren, past niet binnen de voorschriften van het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bevat geen vrijstellings- (ontheffing)- of wijzigingsmogelijkheid om het betreffende verzoek mogelijk te maken. Eventuele medewerking kan alleen worden verleend middels een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan. Bij de overweging om het bestemmingsplan te herzien dient te worden aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en een meerwaarde voor het gebied.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
13
Hoofdstuk 2
Het bouwplan
Bestaande bebouwingsgegevens Het perceel Vosbergerweg 53/53a heeft een totale oppervlakte van 30.665m2. Op het perceel staat bedrijfsbebouwing in de vorm van de bedrijfswoning (dubbel), een 8-tal schuren en een tweede bedrijfswoning. De tweede bedrijfswoning (Vosbergerweg 51a te Heerde) wordt bewoond door de eigenaar, de fam. Van Dommelen en blijft gehandhaafd. Dit perceel valt dus buiten de onderhavige ontwikkeling en plangebied. De overige bebouwing wordt gesaneerd. De oppervlakte van de bebouwing bedraagt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
varkensschuur pinkenschuur boerderij jongvee boerderij wagenloods winteropslag aard. garage wagenstalling melkstal mestkelder (niet overkapt)*
Totaal
ca. 77 m2 ca. 60 m2 ca. 148,5 m2 ca. 320 m2 ca. 299 m2 ca. 40 m2 ca. 75 m2 ca. 175,5 m2 ca. 288 m2 ca. 400 m2 ca. 1883 m2
*de mestkelder is nog niet overkapt. Bij een doorstart was dit wel uitgevoerd. Ingediend Stedenbouwkundig plan De aanvrager heeft inmiddels een gewijzigd stedenbouwkundig plan overlegd (opgesteld respectievelijk 16 mei 2013 en 4 juni 2013) met betrekking tot het betreffende bedrijfsperceel te Heerde. Het huidige aangeleverde stedenbouwkundige plaatje ziet er als volgt uit:
3 vrijstaande 2 tweekappers 1 driekappers
Het aangeleverde stedenbouwkundige programma voor deze locatie in Hoorn komt uit op 10 woningen. Omdat er al twee woningen aanwezig waren, worden er in totaal dus acht woningen toegevoegd. Gesteld kan worden dat met het huidige plan er minder dan de helft terug gebouwd gaat worden van de bestaande bebouwing. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in dit plan nog geen rekening is gehouden met de nog te ontwikkelen bijgebouwen. De bijgebouwen als onderdeel van de hoofdmassa (de woning) zijn in het beeldkwaliteitsplan mee ontworpen. Daarnaast worden er geen regels meer gesteld voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Het vergunningvrij bouwen voor de bijbehorende bouwwerken vormt het uitgangspunt. Daarnaast geldt nog dat voor een bijgebouw t.b.v. agrarisch hobbymatige activiteiten de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 200 m 2 mag bedragen (mits wel 5.000 m2 aangrenzende gronden in eigendom).
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
14
Landschapsinrichting / beeldkwaliteitsplan Bij het opstellen van het landschapsinrichtingsplan en het beeldkwaliteitsplan voor de woningen en bijgebouwen voor het totale plangebied, dient er met een aantal aspecten rekening te worden gehouden. Het perceel is gelegen aan de rand van de dorpskern Hoorn. Karakteristieke vormen, elementen en structuren van bestaande bebouwing dient terug te komen bij de nieuwe bebouwing. Het huidige schetsontwerp voldoet in basis aan deze uitgangspunten. Qua vormgeving van de woningen moet in ieder geval een stijl worden gekozen die passend is bij de bestaande omgeving. Qua landschapsplan en versterking moet aangesloten worden bij het landschapstype uit het LOP, te weten "Dekzandruggen". De bestaande beukenbomen aan de Singelweg moet gehandhaafd blijven. In de regels van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke bepaling opgenomen dat het landschapsplan ook conform uitgevoerd moet worden, binnen een daarvoor gestelde termijn. Beeldkwaliteitsplan De Oosterbaan, versie november 2013 is als bijlage 1 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen. De woningen moeten conform dit beeldkwaliteitsplan worden uitgevoerd. Het landschapsinrichtingsplan is bijgevoegd in bijlage 2. Verkeer/inrichting openbare ruimte Er moet geparkeerd worden bij de woningen op eigen terrein. De ontsluiting van de woningen vinden plaats op de Singelweg en Vosbergerweg. Voor de toegang tot het centrale erf voor de driekapwoning en voor helft van een tweekapper aan de Singelweg zal één centrale toegang worden gerealiseerd op de plek waar nu ook de ontsluiting ligt van het agrarische erf. De overige woningen worden allen zelfstandig ontsloten op de Singelweg of Vosbergerweg per woning. Voor dit plan zijn geen ingrepen noodzakelijk aan de Vosbergerweg dan wel de Singelweg, afgezien van aansluiting op riool, etc. Voor de inrichting van de openbare ruimte wordt verwezen naar de notities van de afdeling Openbare Werken, te weten Inrichtingseisen openbare ruimte van nieuwe werken, herinrichtingen en reconstructies (februari 2007) en Overdrachtseisen voor het opleveren van digitale geografische en administratieve gegevens van nieuwe werken (februari 2007).
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
15
Hoofdstuk 3
Beleidskader
3.1 Inleiding Bij de ruimtelijke beoordeling van een verzoek dient rekening te worden gehouden met het door het Rijk, de provincie en de gemeente uitgestippelde beleid.
3.2 Nationaal beleid 3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd. De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna. De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:
Efficiënt gebruik van de ondergrond In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit; Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s Het Rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
16
Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.
Conclusie De voorgenoemde nationale belangen vinden een doorvertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 Randvoorwaarden is aangegeven hoe met de nationale belangen is omgegaan.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011) Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden. Het gaat daarbij om de volgende belangen:
Rijksvaarwegen. Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Kustfundament. Grote rivieren. Waddenzee en waddengebied. Defensie. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen. Elektriciteitsvoorziening. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Ecologische hoofdstructuur.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
17
Primaire waterkeringen buiten het kustfundament. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Conclusie Geen van de genoemde belangen is relevant voor onderhavig bestemmingsplan. Het plan is dan ook niet in strijd met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
3.3 Provinciaal en regionaal beleid 3.3.1 Structuurvisie Gelderland 2005 (2005) De Structuurvisie Gelderland 2005 geeft het beleidskader aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. De structuurvisie is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Voor het plangebied zijn de volgende onderwerpen in meerdere en mindere mate van belang:
Functieverandering van gebouwen in het buitengebied; Waardevolle landschappen.
Functieverandering van gebouwen in het buitengebied Functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen door middel van bestemmingswijziging van het perceel naar een kleiner perceel ‘wonen’ zal door toepassing van verevening per saldo een positieve bijdrage aan de omgevingskwaliteit leveren. De wezenlijke kenmerken en waarden van de omgeving worden met functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen niet aangetast. Derhalve is functieverandering naar wonen ook toepasbaar in het groenblauwe raamwerk. In het onderhavige geval is er geen sprake van een functieveranderingsplan, maar de van sanering van een bedrijf in de kern Hoorn. Wel worden de principes van functieverandering gehanteerd, namelijk zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, een reductie van oppervlakte bebouwing en een landschappelijk en stedenbouwkundige verantwoorde ontwikkeling. Conclusie Het plan voldoet aan de regelgeving van het Streekplan Gelderland.
3.3.2 Omgevingsvisie (2014) De provincie Gelderland is bezig met een omgevingsvisie voor haar grondgebied, genaamd "Gelderland anders". De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. De Gelderse omgevingsvisie en de bijbehorende omgevingsverordening zijn op 14 januari 2014 door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld. Vaststelling van een bijgewerkte omgevingsvisie heeft plaatsgevonden op 9 juli 2014. Vaststelling van de nieuwe verordening vindt naar verwachting later in 2014 plaats. De volgende onderwerpen zijn van toepassing op het plangebied.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
18
Noord-Veluwe De inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om in te spelen op de opgaven in de Noord-Veluwe. De gezamenlijke inspanningen richten zich op vier speerpunten:
Gastvrije regio; Zorgzame regio; Duurzame regio; Bereikbare regio.
Verwevingsgebied In de verwevingsgebieden zijn meerdere functies met elkaar verweven. In dit gebied zijn drie aspecten aan de orde.
er is groei mogelijk voor ondernemers om het bedrijf te ontwikkelen voor zover andere functies in de omgeving daarvoor ruimte bieden; nieuwvestiging (van agrarische bedrijven) is niet mogelijk; er kunnen meerdere functies (ook niet-agrarische bestemmingen) naast elkaar bestaan in dit gebied. Dit is een gemeentelijke afweging.
Nationale Landschappen De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. De provincie beschermt de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen en geeft richting aan ontwikkelingen met kwaliteit. Conclusie Het plan past binnen de aanstaande provinciale Omgevingsvisie.
3.3.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening (2012) In de Ruimtelijke Verordening Gelderland staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. Een Ruimtelijke Verordening is een juridische vastlegging van de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen. De provincie voegt in de Ruimtelijke Verordening geen nieuw beleid toe en wordt daarom hier niet verder behandeld.
3.3.4 Omgevingsverordening (2014) Tegelijkertijd met de vaststelling van de provinciale Omgevingsvisie door Gedeputeerde Staten op 14 januari 2014 is ook de Omgevingsverordening vastgesteld. Dit beleid is vooralsnog niet in werking getreden, omdat Provinciale Staten het nog moeten vaststellen. Aangezien de vaststelling voor later in 2014 staat gepland, is het beleid wel vast verwerkt in onderhavig bestemmingsplan. Nieuwe Woonlocaties In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen alleen maar toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP3) successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Het gaat hierbij om alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan door woningsplitsing of sanering van een functie die problemen in de kern opleveren.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
19
Het plangebied valt binnen de regio Noord-Veluwe. In het KWP3 is de capaciteit voor de regio weergegeven. De woningen binnen het project zijn in het programma opgenomen. Hiermee voldoet het aan vastgestelde kaders. Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is gebaseerd op de rijksladder voor duurzame verstedelijking. De ladder is beoogd als instrument om niet te denken in termen van ‘waar mag iets wel of niet’ maar in termen van ‘denk goed na, volg de goede stappen’ om te komen tot nieuwe ontwikkelingen binnen en buiten stedelijk gebied en bij het stellen van prioriteiten bij overcapaciteit. Goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw en prioritering bij overcapaciteit in landelijk en stedelijk gebied zijn belangrijk. De provincie wil en durft te variëren in het maken van de goede keuzes. Soms is een toevoeging aan het landelijk gebied een plus die gewenst is. Dit kan zijn op het gebied van kleinschalig wonen, werken, vrijetijdseconomie etc. Centrale vraag bij de Gelderse ladder is: welke plek is het beste voor deze ontwikkeling? Aangezien met de beoogde ontwikkeling binnen bestaand bebouwd gebied is, en dat er sprake is van een actuele behoefte, wordt het plan als passend beschouwd binnen de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Conclusie Onderhavig plan is niet in strijd met de aanstaande Omgevingsverordening.
3.3.5 Conclusie Het betreffende plan heeft geen consequenties voor provinciale belangen en is lokaal van aard. De werkwijze van de provincie is gebaseerd op de sturingsfilosofie van de Wro en het kabinetsmotto "Decentraal wat kan, centraal wat moet". Van belang hierbij is dat elke overheidslaag verantwoordelijk wordt geacht voor de realisatie en bescherming van haar eigen belangen, zonder dat sprake is van hiërarchie tussen overheden. Dit betekent dat de provincie alleen betrokken wenst te worden bij ruimtelijke plannen waarbij als zodanig geformuleerde provinciale belangen betrokken zijn. In artikel 3.1.1, lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat gemeenten bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de diensten van de provincie "die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn". De provincie is met de minister van mening dat "in het geding zijn" hier moet worden begrepen als "aan de orde zijn". Dit betekent dat de gemeente bepaalt of bij een plan provinciale belangen een rol spelen, en dat de provincie vervolgens inhoudelijk afweegt of deze belangen gerespecteerd worden, hetgeen in lijn is met de sturingsfilosofie van de Wro. Inzake het functieveranderingsbeleid kan worden gesteld dat het onderhavige project sec geen functieveranderingsproject is maar een herontwikkeling van het oude agrarische erf van een te saneren agrarisch bedrijf in een dorpskern (woongebied). Het functieveranderingsbeleid is dan ook niet van toepassing op deze situatie. In deze situatie is er sprake van maatwerk, met als basis wel de uitgangspunten van functieverandering.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
20
3.4 Regionaal beleid 3.4.1 Kwalitatief woningbouwporgramma (KWP3) Uitgangspunt van het woonbeleid is, dat voorzien wordt in een aanbod van woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is in een afspraak met de provincie vastgelegd in het Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWP). Voor het KWP3 (periode 2010-2019) van de regio Noord Veluwe is door Companen een onderzoek verricht naar behoefte en plannen. In dit rapport is opgenomen dat Heerde een gevarieerd programma voor nieuwbouw heeft. Daarbij is ook aangegeven dat het aantal geplande woningen fors groter is, dan de berekende woningbehoefte. Er moet natuurlijk wel rekening worden gehouden met planuitval en vertraging van plannen die meegenomen zijn in het programma. Het college heeft op 15 november 2011 besloten om ongewijzigd uitvoering te blijven geven aan de kwalitatieve eisen, zoals gesteld in het KWP3. Bij de uitvoering van de kwantitatieve eisen, zoals gesteld in het KWP3, de initiatieven voor het toevoegen van woningen te toetsen aan minimaal a) de plannen die een maatschappelijk belang dienen en/of b) plannen die de ruimtelijke kwaliteit versterken.
3.4.2 Conclusie Het betreffende plan heeft geen directe consequenties voor regionale belangen, mits het plan past binnen het KWP3. Het plan is al opgenomen op de inventarisatielijst (teldatum 7 oktober 2011) onder de zachte plancapaciteit. Het plan voldoet verder aan het besluit van het college van 15 november 2011, waardoor er in principe en onder voorwaarden medewerking kan worden verleend aan het plan. Op grond van de toetsing aan de kwantitatieve eisen, kan het volgende worden gesteld: a.
Ruimtelijke kwaliteit: er wordt een bestaand agrarisch bedrijf in een dorpskern tegen over een school gesaneerd. Dit is alleen maar een meerwaarde voor het perceel en de omgeving. De toe te voegen woningen op het perceel binnen de bestaande rode contouren worden op een verantwoorde stedenbouwkundig en landschappelijke manier ingepast waardoor de kwaliteit van het gebied niet verstoord maar juist versterkt wordt, mits het geheel goed wordt ingepast.
Inzake het functieveranderingsbeleid kan worden gesteld dat het onderhavige project sec geen functieveranderingsproject is maar een herontwikkeling van het oude agrarische erf van een te saneren agrarisch bedrijf in een dorpskern (woongebied). Het functieveranderingsbeleid is dan ook niet van toepassing op deze situatie. In deze situatie is er sprake van maatwerk, met als basis wel de uitgangspunten van functieverandering.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
21
3.5 Gemeentelijk beleid 3.5.1 Toekomstvisie gemeente Heerde 2025 Maatschappelijke en economische ontwikkelingen gaan in snel tempo. Om hierop in te spelen heeft de gemeente de visie gemeente Heerde 2015 vastgesteld Deze visie is een agenda voor de toekomst, een heldere profilering van de gemeente in de regio en naar de eigen burgers, instellingen en ondernemers. De visie maakt duidelijk:
Waar de gemeente voor staat; Welke ontwikkeling zij ambieert; Waarvoor de gemeente zich de komende jaren hard wil maken richting de eigen bevolking, instellingen, ondernemers en andere voor de ontwikkeling van Heerde belangrijke partijen.
De toekomstvisie is door de raad vastgesteld op 13 juli 2009. De toekomstvisie is een kader, een kapstok waaraan het toekomstige gemeentelijke beleid gekoppeld wordt en vormt de basis voor de ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen. Uitgangspunt voor de toekomst van de gemeente is behoud door ontwikkeling en het verbinden van structuren. Bestaande waardevolle kwaliteiten dienen behouden te worden en waar mogelijk versterkt of verder ontwikkeld. Ontwikkelingspotenties liggen op de gebieden natuur, rust, ruimte recreatie en toerisme, water, wellness, zorg, welzijn, sport en educatie. Inzake landschap en natuur moet voorkomen worden dat het specifieke natuur- en cultuurlandschap verdwijnt en de groene natuurlijke ruimte versnippert en fragmenteert tot een gelijksoortig voor-elk-wat-wils programma. In de visie zijn 8 thema's opgenomen. Thema's uit de visie, die betrekking hebben op dit plan zijn: 1.
Wonen. Uitgangspunt voor het wonen in 2025 is: behoud van identiteit, eenheid en schoonheid door doordachte nieuwbouw, renovatie en inbreiding met aandacht voor en behoud van de aanwezige groene ruimtes. Dit kan zich uiten in landschappelijk wonen een woon-zorg combinaties. Het faciliteren van een grotere variëteit aan leefstijlen en woonwensen zal de differentiatie in bewoners met een specifieke aandacht voor doorstroming en woningen voor jongeren en starters stimuleren. 2. Cultuurhistorie. De cultuurhistorische kenmerken vertegenwoordigen, bepalen en kleuren de culturele identiteit en variëteit van Heerde. De cultuurhistorische waarden die de gemeente rijk is, zijn van belang voor het behoud van de authenticiteit van de gemeente Heerde in de toekomst. Naast de verschillende thema's die voor de gemeente Heerde in de toekomst worden gezien, wordt de gemeente ook verdeeld in de volgende zones: 1. Natuurlijkheid; 2. Nieuwe zakelijkheid en gezondheid; 3. Cultuur, natuur en voedselproductie. De 8 thema's zijn voor de gehele gemeente van toepassen en worden verder specifiek in de zones vertaald. De thema's krijgen in de zone hun 'bestemming'. Tussen de zones worden knooppunten ontwikkeld waar elementen en routes samenkomen. Het onderhavige perceel ligt in de zone Nieuwe zakelijkheid en gezondheid (zone 2). De grootste dynamiek binnen de gemeente vindt plaats in zone 2, de zone van de nieuwe zakelijkheid en gezondheid. Deze zone faciliteert de nieuwe economische dragers als kennis,
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
22
onderwijs, financiële dienstverlening, informatica, ateliers om zo aanpasbaar te zijn aan de economische veranderlijkheid. Dit betekent niet dat dorpskernen sterk moeten groeien. Via een kwalitatief hoogwaardige manier kan inbreiding plaatsvinden, met dit dient wel plaats te vinden met behoud van groene ruimtes.
3.5.2 Structuurvisie Heerde 2025 (2012) De structuurvisie Heerde 2025 is door de gemeenteraad vastgesteld op 17 september 2012. De structuurvisie is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Heerde tot 2025. Deze visie geeft richting aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente naar de toekomst. Het betreft een nadere uitwerking van de toekomstvisie. De structuurvisie hanteert dezelfde zones als de toekomstvisie. Het plangebied is gelegen in zone 2: Nieuwe zakelijkheid en gezondheid.In Hoorn is het toegestaan om enkele woningen toe te voegen binnen de kern, mits de locaties zich daarvoor lenen en de structuur van de kern niet wordt aangetast. Uitbreiding van de kern is daarbij niet gewenst. Door een agrarische locatie in de kern te saneren wordt een milieubelastende activiteit vervangen door een woonmilieu dat qua beeld en beleving passend is in de kern Hoorn. Hiermee wordt op een goede wijze uitvoering gegeven aan de structuurvisie.
3.5.3 Stedenbouwkundige visie dorpskern en omgeving Hoorn Op 17 juni 2013 heeft de gemeenteraad de stedenbouwkundige visie dorpskern en omgeving Hoorn vastgesteld. Het doel van deze stedenbouwkundige visie is om een ruimtelijk afwegingskader op te stellen waaraan bestaande en toekomstige ontwikkelingen in Hoorn beoordeeld kunnen worden. Door middel van deze visie wordt invulling gegeven aan de provinciale zoekzone landschappelijke versterking/kleine kernen. Uit de visie komt naar voren waar het binnen de stedenbouwkundige structuur mogelijk is woningen te bouwen en op welke wijze eventuele nieuwbouw past in het landschap en het structuur van het dorp. Bij de beoordeling van nieuwe en bestaande ontwikkelingen in de kern Hoorn hanteert de gemeente dit als kader. Voor de onderhavig ontwikkeling is een paragraaf opgenomen voor de stedenbouwkundige visie (paragraaf 3.6 Knooppunt Oosterbaan). Deze paragraaf is als bijlage 3 opgenomen in het bestemmingsplan. In de visie zijn uitgangspunten opgenomen op grond waarvan de gemeente medewerking kan verlenen aan de herontwikkelingsplannen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de beeldbepalende onderdelen van de historische bebouwing aan de Vosbergerweg. Deze moet worden gehandhaafd, waarbij gehele nieuwbouw wel mogelijk is, evenals verschuiving van de massa's om meer aantrekkelijke kavels te creëren. Het totale plan moet nadrukkelijk voorzien in versterking van het erf. Inpassing vindt met name plaats doordat het erf de overgang tussen het knooppunt en de Vosbergerweg benadrukt.
3.5.4 Landschapsontwikkelingsplan (2009) De gemeente Heerde heeft in samenwerking met twee andere gemeenten het Landschapsontwikkelingsplan (hierna te noemen LOP) van Veluwe tot IJssel opgesteld. Het landschapsontwikkelingsplan heeft drie doelstellingen: 1.
met het LOP willen we als gemeenten in de autonome ontwikkeling van het landschap sturen op behoud en op ontwikkeling van landschappelijke samenhang. Tevens willen we ontstening van het buitengebied stimuleren en willen we de karakteristieke kenmerken van ons landschap ontwikkelen.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
23
2. met het LOP willen we het landschapsbelang inbrengen in alle ruimtelijke veranderingsprojecten in het gebied. Daartoe willen we een 'landschapskapstok' bieden die gebruikt kan worden in al de gebiedsprocessen. 3. juist omdat we ons landschap gezamenlijk bepalen, hebben we behoefte aan een structuur, een aanpak, om het goede landschap te maken. En wat goed is bepalen we gezamenlijk. Dat is het overkoepelende doel van het LOP en ook de belangrijkste reden om het op regionaal niveau aan te pakken. We richten ons daarbij op instrumenten, partijen en een aanpak voor de uitvoering van het landschapsbeleid. Bij de beschrijving van het landschap is er voor gekozen om uit te gaan van 'landschapseenheden'. Onder een landschapseenheid wordt een kenmerkende combinatie van hoogteligging, bodemgebruik, beplanting, wegenpatroon, verkavelingspatroon en bebouwingspatroon verstaan. Deze kenmerkende combinatie zorgt er over het algemeen ook voor dat binnen een landschapseenheid een herkenbaar en samenhangend landschapsbeeld bestaat. Bij de waardering is er voor gekozen om binnen de landschapseenheden de waardevolle landschapskenmerken in de vorm van elementen aan te geven. Landschapskenmerken zijn waardevol wanneer ze:
kenmerkend/karakteristiek zijn voor de landschapseenheid; maar ook als ze kenmerkend zijn voor de regio, zoals bijvoorbeeld de sprengenbeken en de weteringen; landschapskenmerken zijn ook waardevol als ze op een bijzondere samenhang duiden, zoals de landgoederen en de Veluwse Bandijk; zeldzaamheid is ook een reden voor een hoge waarde van landschapskenmerken.
Het plangebied ligt volgens het LOP voor een deel in de landschapseenheid "dekzandruggen" en voor een deel binnen de kernen waar geen landschapsbeleid voor is ontwikkeld in het LOP. Op de flank van de Veluwe liggen hogere zandgronden, met daarop veel kernen en oude bouw-landen. Het betreft hier de onderzijde van de helling van de stuwwal en de dekzandruggen. De dekzandruggen liggen over het algemeen in een dwarsrichting (oostwest) op de Veluwe en zijn tamelijk langgerekt. De oude gronden van de Veluweflank bestaan uit relatief grote eenheden, die al vroeg bewoond zijn geraakt. Voorbeelden van relatief grote dekzandgebieden zijn die rond Epe, Vaassen, Emst, Oene en Heerde. De kleinere dekzandruggen zijn herkenbaar aan de dwars op de Veluwe lopende wegen, bebouwing en beplanting langs de randen. Een van de mooiste voorbeelden van een dergelijke dekzandrug met oud bouwland is de Dijkhuizer Enk. De overgang naar de lagere gebieden is over het algemeen vrij scherp. Rond de dekzandruggen wisselen diep ingesneden beekdalen en hoge gronden elkaar op korte afstand af. Op enkele plaatsen (bijvoorbeeld ten noorden van Heerde) komt langs de randen van de dekzandruggen en oude bouwlanden ook nog een jongere overgangszone voor. Door gebrek aan ruimte op de oude bouwlanden is hier vanaf de 18de eeuw een kleinschalige mix van individuele boerderijen, erfbeplantingen, bosjes, houtwallen, sprengen en akkertjes ontstaan. Deze gebieden zijn redelijk aantrekkelijk maar ze zijn plaatselijk ook sterk verrommeld. Kenmerkend voor de hogere zandgronden is de aanwezigheid van bebouwingslinten (tegenwoordig vaak kernen) en een groot complex of collectief van oude bouwlanden bij het dorp. Kenmerken van oude bouwlanden zijn de bolle ligging, grote open percelen met randbeplantingen (houtwallen), laanbeplantingen en steilranden. Delen van deze bouwlanden zijn inmiddels bebouwd geraakt. Oorspronkelijk hadden ieder dorp en buurtschap hun eigen beeld en sociale identiteit, maar tegenwoordig kun je de ene maar moeilijk van de andere onderscheiden. De Hoorn is een goed bewaard voorbeeld, waar nog prachtig te zien is hoe bijzonder deze gebieden kunnen zijn. Over het algemeen loopt de hoofdontsluiting (met lintbebouwing) evenwijdig aan de stuwwal, op de
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
24
rand van hoog naar laag, of tussen de bouwlanden door. Vanuit de kern waaieren wegen en linten vervolgens uit. Op veel plaatsen worden de dekzandruggen doorsneden door het Apeldoorns Kanaal, zoals bij Markluiden en Oene. Zie voor verdere toetsing het aspect Ruimtelijke inpasbaarheid.
3.5.5 Welstandsnota De gemeente Heerde heeft het ontwikkelde welstandsbeleid beschreven in de welstandsnota Heerde, welke in juni 2004 is vastgesteld. Er zijn zowel gebiedsgerichte als algemene welstandscriteria geformuleerd. De welstandsnota kent een gebiedsopdeling. Aan elk deelgebied is een welstandsniveau toegekend. Er wordt onderscheid gemaakt in vier welstandsniveau's, te weten:
welstandsniveau 1, Zware toetsing; welstandsniveau 2, Reguliere toetsing; welstandsniveau 3, Soepele toetsing; welstandsniveau 4, Welstandsvrij.
De betreffende locatie valt onder deelgebied 4, wat inhoudt dat de locatie welstandsvrij is. Het onderhavige bouwplan zal daarom niet worden getoetst aan welstand.
3.5.6 Conclusie Het betreffende plan heeft geen directe consequenties voor gemeentelijke belangen. De voorgestelde ontwikkeling past binnen de vastgestelde visies van de gemeente, mits wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. Voor de ruimtelijke inpassing wordt verder verwezen naar hoofdstuk 2. Dit geldt met name voor het stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
25
Hoofdstuk 4
Randvoorwaarden
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de planologische en milieutechnische randvoorwaarden. De ontwikkeling wordt getoetst op haalbaarheid ten aanzien van de verschillende randvoorwaarden, zoals archeologie, flora & fauna en geluid.
4.2 Archeologie en cultuurhistorie 4.2.1 Archeologie Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging van de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat de gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemer van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten. De gemeente heeft een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld en een archeologische landschappenkaart. De landschappenkaart geeft aan in welk landschapstype het plangebied is gelegen. De waarden- en verwachtingskaart geeft vervolgens aan wat de archeologische verwachting binnen het plangebied is (vooronderzoek). Op grond van deze twee kaarten heeft de gemeente vervolgens de archeologische beleidskaart vastgesteld. Gemeentelijke archeologische landschappenkaart Op de archeologische landschappenkaart is het perceel gelegen in het landschapstype "dekzandruggen" en zijn er twee cultuurhistorisch vindt plaatsen aangeduid, te weten direct aan de Singelweg een schuur/schaapskooi en iets ten zuiden daarvan gelegen een woning/boerderij. Op de grote delen van de laaggelegen vlakten van smeltwaterafzettingen is dekzand afgezet. Dit zwak lemige stuifzand uit het Laat Glaciaal wordt aangeduid als Jong Dekzand en vormt in uitgestrekte gebieden zwakglooiende ruggen en koppen. Het werd vermoedelijk opgenomen uit materiaal van de stuwwallen en is daardoor vaak grof van structuur. Het oostelijke deel van het dekzandlandschap, de laaggelegen dekzandvlakte is lokaal deels verspoeld en bedekt door een pakket klei en/of veen. Op grond van de hoogteligging en reliëf worden binnen de gemeente twee verschillende landschappelijke eenheden onderscheiden waarden dekzandkoppen en ruggen. Dekzandkoppen en ruggen betreffen de voor de archeologie belangrijkste landschappelijke eenheden binnen het dekzandlandschap. Het gaat om gebieden waarbinnen sinds het Laat Glaciaal herhaaldelijk bewoning heeft plaatsgevonden. Hierdoor is deze landschappelijke eenheid rijk aan archeologische resten. Ze verheffen zich over het algemeen een tot enkele meters boven hun omgeving. Vanwege de hoge ligging en zandige bodemgesteldheid zijn ze goed ontwaterd (over het algemeen grondwatertraap VI en VII). Bodemkundig gezien kenmerken ze zich
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
26
door hoge enkeerdgronden, veldpodzolen en laarpodzolen. Deze gronden hebben een hoge archeologische verwachting en vormen daarmee in de archeologisch opzicht de belangrijkste landschappelijke eenheid binnen het dekzandlandschap. De meerderheid van de bekende archeologische vindplaatsen in het dekzandlandschap ligt op een dekzandkop of rug. De variatie van de in deze landschappelijke eenheid aanwezige archeologische resten is groot. Het gaat hierbij om resten uit vrijwel alle archeologische perioden van het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Heerde is het perceel gelegen binnen het verwachtingsgebied "hoge archeologische verwachting". Onder archeologische verwachting wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten verstaan. Archeologische verwachting zegt dus iets over de dichtheid waarin archeologische terreinen binnen een landschappelijke eenheid voorkomen of worden verwacht. Hoe hoger de archeologische verwachting van een bepaalde landschappelijke eenheid, hoe groter de verwachte dichtheid aan archeologische resten. Met de termen hoge, middelmatige en lage verwachte dichtheid aan archeologische resten wordt dit tot uitdrukking gebracht. Archeologische beleidskaart Binnen het gebied met een "hoge archeologische verwachting" dient de aanvrager bij een bouwplan groter dan 100 m2 een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Dit rapport hoeft niet te worden overgelegd indien:
het bouwplan betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; het bouwplan niet dieper dan 0,4 m onder het bestaande maaiveld betreft; maar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Conclusie Voor het noordelijke deel is gezien de aanwezigheid van de huidige bebouwing geen onderzoek nodig. Voor het zuidelijke deel is een onderzoek wel op zijn plaats. In opdracht van de aanvrager heeft Grontmij Nederland B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie Oosterbaan te Heerde. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek, het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen (IVO-O) en de rapportage hierover. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. Wel wordt geadviseerd in de verdere planvorming en het ontwerp de locaties van de boringen waar een esdek is waargenomen te ontzien, vanwege een kans op de aanwezigheid van archeologische sporen onder het esdek. Indien dit deel van het plangebied niet kan worden ontzien, dan dient ter plekke een vervolgonderzoek uitgevoerd te worden. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten (vondstmelding via de bevoegde overheid). Het rapport "Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek d.m.v. verkennende boringen" van de Grontmij Nederland B.V., gedateerd 23 april 2014 met projectnummer 333415 is als bijlage 6 bij dit bestemmingsplan opgenomen.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
27
4.2.2 Cultuurhistorie De Monumentenwet beschermt cultuurhistorisch belangrijke gebouwen. De bestaande woning en gebouwen op het perceel zijn niet aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument. Ook komt de woning en de bedrijfsbebouwing niet voor op de lijst van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) of is door de gemeente aangewezen als markant pand. Aan de woning en bijbehorende bedrijfsgebouwen kan in principe geen cultuurhistorische waarden worden toegekend, waarbij sanering niet is toegestaan. De locatie kan wel als cultuurhistorisch worden aangemerkt. Ook staan er een aantal markante beukenbomen op het terrein die gehandhaafd moeten worden. Conclusie Bij de vormgeving van de nieuwe bebouwing moet rekening worden gehouden met de plek en het landschap. Zie hiervoor het beeldkwaliteitsplan en het landschapsplan.
4.3 Bodem Om te beoordelen of de planlocatie geschikt is voor het voorgestane initiatief moet een verkennend bodemonderzoek conform de NEN/5740 binnen het plangebied uitgevoerd worden. De aanvrager heeft Grontmij Nederland B.V. de opdracht gegeven om een verkennend bodem- en asbestonderzoek uit te voeren op de locatie De Oosterbaan te Heerde. Dit rapport is beoordeeld in verband met een bestemmingsplanprocedure. Uit dit onderzoek kan het volgende geconcludeerd worden. In december 2013 en in januari 2014 is een verkennend bodem- en asbestonderzoek volgens NEN 5740 en NEN 5707 verricht op het perceel Vosbergerweg 53/53a in Heerde. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond lichte verontreinigingen aanwezig zijn met lood, zink, PAK en PCB. De grond en het puin is sterk verontreinigd met asbest. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen aanwezig met molybdeen, naftaleen, barium, zink en zink. De verontreiniging met asbest moet verwijderd worden, hiervoor is de provincie Gelderland bevoegd gezag. Het rapport "Verkennend bodem- en asbestonderzoek" van de Grontmij Nederland B.V., gedateerd 11 juni 2014 met projectnummer 333415 is als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan opgenomen.
4.4 Water Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. Het betreffende plangebied ligt buiten bestaand stedelijk gebied en is circa 5.000 m 2 groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging, zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft waarschijnlijk wel nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
28
Grondwater Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt wel in de grondwaterfluctuatiezone, zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om daarmee toekomstige grondwateroverlast te voorkomen. Hemelwater Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventuele wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij oppervlakte lozing zal hiervan melding gedaan moeten worden bij het waterschap. Hemelwater zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten waardoor het grondwatersysteem verandert. Oppervlaktewater Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater, omdat dit niet aanwezig is in en rondom het plangebied. Er kan dan ook worden gesteld dat het plan geen nadelige gevolgen veroorzaakt voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. Natuur Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur. DWA en RWA Het hemelwater binnen het plangebied wordt niet afgevoerd naar de riolering. Het zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Door het gebruik van niet uitlogende bouwmaterialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grondwater verontreinigd. Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het Waterschap Vallei en Veluwe toe te passen. Deze beslisboom is op de website van het Waterschap te vinden. Conclusie Doordat dit plan minder dan 2500 m2 aan verhard oppervlak toevoegt en er sprake zal zijn van infiltratie, geen essentiële waterbelangen raakt, heeft het waterschap Vallei en Veluwe op het plan een positief wateradvies gegeven. Het enige aandachtspunt betreft de grondwaterfluctuatiezone ten aanzien van de waterhuishouding.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
29
4.5 Flora en fauna De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten) en het Streekplan (onder andere Ecologische Hoofdstructuur (EHS), weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden). De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en faunawet. De verschillende natuurwetgevingen in Nederland hebben als belangrijk component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Gebiedsbescherming Het plangebied is niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied is daarnaast ook niet gelegen binnen het gebied in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn dan wel de Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebied). Dit gebied ligt op een afstand van 0.5 km van het plangebied. Gezien de ligging van het en de aangewezen gebiedsbescherming kunnen er negatieve effecten te verwachten zijn die een invloed zouden kunnen hebben op deze aangewezen gebieden. Soortenbescherming Wat betreft de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. De Flora- en faunawet verplicht een ieder die ruimtelijke ingrepen of andere activiteiten wil ontplooien, na te gaan in hoeverre dit negatieve effecten kan hebben op van nature in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten, ongeacht of deze beschermd zijn of niet. De zorgplicht van artikel 2 uit de Flora- en faunawet stelt dat optredende negatieve effecten zoveel mogelijk vermeden of geminimaliseerd dienen te worden. Voor schade aan juridisch zwaarder beschermde soorten kan de aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet bij het Ministerie van EL&I noodzakelijk zijn. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Gesteld dient te worden of er zeldzame planten en/of dieren voorkomen, die door de Flora- en Fauna wet beschermd worden dan wel dat het voorgenomen initiatief significante effecten zal hebben op deze Flora- en Fauna. In de boerderij kunnen zich diersoorten schuilhouden die beschermd zijn, zoals vleermuizen. Verblijfplaatsen bevinden zich in donkere en voor vleermuizen bereikbare ruimten in bomen, huizen, kelders et cetera. Een quick scan natuurtoets zal uitgevoerd moeten worden om hierover uitsluitsel te kunnen geven. Conclusie Gezien de ligging van het perceel en het gebruik van het perceel kan worden geconcludeerd dat er gevolgen kunnen zijn voor de gebiedsbescherming maar en voor de de soortenbescherming. Een verkennend natuuronderzoek (quick scan) moet uitgevoerd worden om dit uit te kunnen sluiten. De aanvrager heeft Grontmij Nederland B.V. de opdracht gegeven om een verkennend natuuronderzoek uit te voeren op de locatie De Oosterbaan te Heerde. Uit dit onderzoek kan het volgende geconcludeerd worden.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
30
Natuurbeschermingswet Er zijn enkele Natura 2000-gebieden en/of Beschermde natuurmonumenten in de omgeving van het plangebied aanwezig. Dit betreft buitenplaats Vosbergen (Beschermd natuurmonument) en de Veluwe (Natura 2000). De voorgenomen werkzaamheden hebben geen effect op beschermde natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet, ook niet over de band van externe werking. Er is geen nader veldonderzoek en/of effectenonderzoek noodzakelijk. Er zijn geen maatregelen nodig om effecten te voorkomen. Er is geen vergunning op grond van artikel 19d Nbwet nodig. Flora- en faunawet Tijdens het oriënterend veldbezoek zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van zwaarder beschermde soorten planten of dieren aangetroffen. Indien deze tijdens de uitvoering alsnog worden aangetroffen, dienen in overleg met de ecoloog passende maatregelen getroffen te worden. Deze maatregelen bestaan uit het aanvragen van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet en het uitvoeren van mitigerende maatregelen. Aangezien het verboden is om broedende vogels te verstoren tijdens het broedseizoen, moet bijvoorkeur gezorgd worden dat de werkzaamheden niet in het broedseizoen worden uitgevoerd. Het broedseizoen loop globaal van 15 maart tot 15 juli. Als het niet mogelijk is om buiten het broedseizoen te werken, dan moet vooraf door een terzake deskundige worden bepaald of er nesten en/of broedende vogels voorkomen in de delen waar men de werkzaamheden wil gaan uitvoeren. De werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden indien met zekerheid schade aan nesten en verstoring van broedende vogels kan worden voorkomen. Dit is ter beoordeling van een ter zake kundige ecoloog. Natuurbeleidskaders De voorgenomen werkzaamheden hebben geen effect op beschermde gebieden in het kader van de Ecologische hoofdstructuur. Er is geen nader veldonderzoek en/of effectonderzoek noodzakelijk. Er zijn geen maatregelen nodig om effecten te voorkomen/beperken. Er is geen nadere procedure noodzakelijk in de vorm van een 'nee, tenzij-toets'. Het rapport "Verkennend natuuronderzoek De Oosterbaan Heerde" van de Grontmij Nederland B.V., gedateerd 20 februari 2014 met projectnummer 333415 is als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan opgenomen.
4.6 Geluid Geluidsbelasting Binnen een straal van 1 km van het plangebied zijn geen woningen waarvoor bijzondere regels gelden of waarvoor een maximale geluidsbelasting is vastgesteld. Actieplan geluid In een straal van 1 km van het plangebied zijn geen woningen met een hogere geluidsbelasting door een provinciale weg. Binnen een straal van 1 km van het plangebied bevindt zich ook geen provinciale weg.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
31
Zones en stiltegebieden Binnen een straal van 250m van het plangebied bevindt zich geen stiltegebied of geldt er beleid voor stilte. Het dichtstbijzijnde stiltegebied is de Noord-Oost Veluwe. Het plangebied ligt ook niet in een geluidszone van een industrieterrein, een spoorweg of provinciale weg, een vliegveld of een motorcrossterrein. Het plangebied ligt ook niet een laagvlieggebied. Mogelijke hinder vanwege het wegverkeer (geluid) De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het wijzigen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in deze wet de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van nieuw geprojecteerde woningen en andere geluidsgevoelige objecten. Conclusie De Singelweg en dit gedeelte van de Vosbergerweg is aangemerkt als 30-km weg. In het kader van de Wet geluidhinder is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van de Rijksweg A-50. Voor de nieuwe woningen zijn verder geen acties noodzakelijk.
4.7 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 ( Stb. 2007, 434) is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De aanleiding daartoe is de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren0 projecten geen doorgang konden vinden in de overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
32
Conclusie Het onderhavige project is aan te merken als een project dat niet bijdraagt aan luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven. Daarnaast kan gesteld worden dat de achtergrondconcentratie voor fijn stof en stikstofdioxide binnen het plangebied niet hoger is dan de achtergrondconcentratie in Gelderland.
4.8 Externe veiligheid Het externe veiligheidsbeleid stelt twee doelstellingen centraal:
de bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid van een risicobron tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen of ten gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijke ramp met een groot aantal slachtoffers
De kern van het externe veiligheidsbeleid is ruimtelijke scheiding aanhouden tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en risicobronnen. Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid). De aan te houden veiligheidsafstanden zijn meestal gebaseerd op risico's en soms op te verwachten effecten bij een calamiteit (voor ontplofbare stoffen zoals vuurwerk en munitie). Voor de afstanden die zijn gebaseerd op risico's worden normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd. De belangrijkste wet- en regelgeving voor inrichtingen:
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); Regeling externe veiligheid (Revi); Activiteitenbesluit; Vuurwerkbesluit; Munitiecomplexen (SVIR en Barro); Luchthavens (Wet luchtvaart).
De belangrijkste wet- en regelgeving voor transport van gevaarlijke stoffen:
Besluit externe veiligheid transportroutes; Regeling Basisnet; Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Aan de hand van de Risicokaart Gelderland is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Gelderland staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de risicokaart twaalf soorten rampen weergegeven. Conclusie Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
zich niet bevindt binnen de risicocontouren van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgevonden risico);
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
33
niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
Het plangebied is gelegen in de nabijheid van een hogedrukaardgasleiding (N-556-76). In 2012 zijn door Tebodin Netherlands B.V. risicoberekeningen uitgevoerd voor de hogedrukaardgasleidingen binnen de gemeente Heerde met het rekenprogramma CAROLA (Documentnummer: 123418001, 16 februari 2012). In dit onderzoek is de betreffende leiding opgenomen als leiding nr. 19. Voor wat betreft de bevolkingsgegevens is in genoemd onderzoek gebruik gemaakt van de gegevens uit de populator. Aan deze gegevens zijn de gegevens ten aanzien van bestemmingsplannen en evenementen / evenementgeoriënteerde objecten als aparte bevolkingspolygonen toegevoegd aan het rekenmodel. Uit de gegevens van het onderzoek blijkt dat ook de nieuwbouw Vosbergerweg 53-53a aan de gegevens is toegevoegd en daarmee deel uit maakt van de berekeningen van het groepsrisico. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat dat er langs het leidingtracé N556-76 geen locaties zijn waar sprake is van een groepsrisico. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000. Op basis van de CAROLA berekening wordt geconcludeerd dat voor het betreffende leidingtracé sprake is van een verwaarloosbaar groepsrisico. Binnen een straal van 1 km van het plangebied bevindt zich geen zone van een hoogspanningslijn. Hiermee hoeft verder geen rekening te worden gehouden met de voorgenomen plannen. Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving terzake van externe veiligheid.
4.9 Milieuhinder bedrijvigheid Mogelijke hinder vanwege bedrijven/instellingen en milieuvergunning/melding In de omgeving van het plangebied bevindt zich het agrarische bedrijf (Vosbergerweg 46 te Heerde). Dit bedrijf heeft een actieve milieuvergunning voor het fokken en houden van rundvee. Op grond van de nieuwe VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering (april 2007) is een aan te houden afstand aanbevolen van 100 m (geur). Dit zou inhouden dat op grond van het voorlopige stedenbouwkundige plan de zonering op de grens van het plangebied ligt. Dit houdt in dat er in principe een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de nieuw te bouwen woningen gegarandeerd kan worden. In het kader van de nieuwe Wet geurhinder en veehouderij zou voor deze locatie ook een afstand tot agrarische bedrijven in acht moeten worden genomen van 100 m. Dit komt overeen met de afstand van de VNG brochure Bedrijf en Milieuzonering. Deze aan te houden afstand vormt derhalve geen probleem. Mogelijke hinder eigen perceel Het onderhavige perceel zelf heeft planologisch ook nog een agrarische bedrijfsbestemming. Deze bedrijfsbestemming wordt echter middels de bestemmingsplanherziening omgezet in een woonbestemming. Conclusie Op dit moment zijn er geen milieuaspecten aanwezig waarmee rekening dient te worden gehouden met de planvorming.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
34
4.10 Duurzaamheid Inleiding Het gemeentebestuur heeft het klimaatbeleid voor de periode 2009-2012 vastgelegd in het "meerjarenprogramma klimaat - en duurzaamheid 2009-2012". Uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid is het vinden van een goede balans tussen menselijk welzijn, natuur & milieu en economie (People, Planet, Profit). De zorg voor een toekomstige duurzame en klimaatbestendige samenleving vraagt om grote inspanningen van overheid inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Bij duurzame ontwikkeling gaat het onder meer om duurzaam omgaan met energie, bouwmaterialen, ruimte, biodiversiteit en milieuvervuilende stoffen. De gemeente Heerde streeft C02 neutraliteit na voor het jaar in 2050. Gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen ten aanzien van nieuwbouwontwikkelingen Door middel van het instrument GPR Gebouw kan de ambitie ten aanzien van nieuwbouw worden benoemd. Dit instrument stelt een rapportcijfer voor verschillende duurzaamheidthema's als energie (met als item de EPC), milieu, water, gezondheid etc. Voor alle bouw en ontwikkelprojecten in Heerde wordt een GPR van 7,0 als minimum gehanteerd. Dit niveau is kostenneutraal haalbaar. Voor gemeentelijke ontwikkelingen waarbij de gemeente opdrachtgever is, wordt een GPR van 8,0 als minimum gehanteerd. Bij toekomstige strengere eisen, die vanuit het Bouwbesluit aan de energie-efficiency van gebouwen wordt gesteld (verdere verscherping EPC), wordt deze eis naar evenredigheid in de GPR waarde versleuteld. Kansen ten aanzien van duurzaamheid in het plangebied Om duurzaamheid binnen het plangebied zo optimaal in te zetten wordt voorgesteld om bij de planvorming en bij het toekomstige gebruik zoveel mogelijk gebruik te maken van zon en wind, restwarmtebenutting, collectieve energie-infrastructuur, waterbeheer en materialisatie.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
35
Hoofdstuk 5
Juridische planopzet
5.1 Regels De regels vormen samen met de verbeelding het juridisch deel van het bestemmingsplan. Zowel verbeelding als regels voldoen aan de geldende landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012). De regels zijn voor wat betreft de juridische regelingen aangesloten op het bestemmingsplan dat voor de rest van de kern Hoorn geldt. Dat wil zeggen dat de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Agrarisch' zo veel mogelijk zijn overgenomen, rekening houdend met het bouwplan. Voor wat betreft de bijbehorende bouwwerken regeling is voor één specifiek perceel binnen de bestemming "Wonen", een uitzondering gemaakt voor een zogenaamde agrarisch hobbymatige activiteiten. Sommige burgers houden namelijk vee, maar niet in een omvang die een agrarische bedrijfsbestemming rechtvaardigt. Omdat deze burgers soms behoefte hebben aan een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken voor het huisvesten van vee of het natuurlijk of agrarisch beheer van omliggende gronden is in het bestemmingsplan opgenomen de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken te vergroten tot 200 m2. Van deze mogelijkheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien de noodzaak is aangetoond dat de extra bebouwing gerechtvaardigd is voor het huisvesten van vee of het natuurlijk of agrarisch beheer van de omliggende gronden en er aansluitend aan de woning minimaal 5.000 m 2 agrarische grond duurzaam in gebruik is bij de woning. Siertuinen worden in dat geval niet meegerekend. Het moet gaan om 5.000 m² die gebruikt gaat worden ten behoeve van agrarisch hobbymatige activiteiten. Het kan voorkomen dat de agrarische gronden worden doorsneden door - al dan niet openbare - wegen, dijken, spoorwegen of waterlopen. Deze omstandigheden behoeven het begrip van aaneengesloten gronden niet direct in de weg te staan. Voorwaarde is dat het geen inbreuk maakt op ruimtelijke eenheid van het perceel of dat de samenhang niet wordt verstoord (criterium 1). Een afstand tussen beide gescheiden gronden van maximaal 25 m is dan ook toegestaan en staat het begrip van aaneengesloten gronden dan ook niet in de weg, mits er geen bouwwerken van derden tussen staan.
5.2 Verbeelding Het plangebied is getekend op 1 gekleurde plankaart, schaal 1 : 1000. De verbeelding is IMRO-gecodeerd getekend en heeft het ID-nummer NL.IMRO.0246.305hvvdeoosterbaanva01, conform IMRO2012.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
36
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
37
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Vooroverleg Het concept ontwerp-bestemmingsplan is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegestuurd naar de relevante vooroverlegpartners. Voor zover eventuele reacties van de vooroverlegpartners daartoe aanleiding geven, wordt het plan aangepast, zodat de verschillende belangen niet worden geschaad. Zienswijzen Het ontwerp-bestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn enkele zienswijzen binnen gekomen. De gemeente heeft in een Zienswijzennota de binnen gekomen reacties samengevat en van een antwoord voorzien. Sommige reacties hebben geleid tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. De zienswijzennota is bijgevoegd in bijlage 7.
6.2 Economische uitvoerbaarheid Overeenkomstig artikel 3.1.6, lid 1 sub f van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Aangezien het een particulier initiatief is, waarbij de gemeente in principe alleen medewerking zal verlenen door middel van een partiële herziening van het bestemmingsplan, is in dit geval een beschrijving van de economische verantwoording niet aan de orde, ervan uitgaande dat de aanvrager het plan ter uitvoering zal brengen. De kosten die samenhangen met de procedure komen voor rekening van de initiatiefnemer. De risico's voor planschade zijn bij de aanvrager neergelegd middels een exploitatieovereenkomst. Voor het bestemmingsplan wordt in principe geen exploitatieplan opgesteld. Conform artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan op te stellen indien het verhalen van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. In deze situatie zal hiervan sprake zijn.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
38
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
39
Bijlagen bij de toelichting
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
40
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
41
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
42
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
43
Bijlage 2 Landschapsinrichtingsplan
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
44
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
45
Bijlage 3 Stedenbouwkundig knooppunt Oosterbaan
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
46
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
47
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
48
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
49
Bijlage 5 Verkennend natuuronderzoek
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
50
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
51
Bijlage 6 Onderzoek archeologie
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
52
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
53
Bijlage 7 Zienswijzennota
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
54
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
55
Regels
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
56
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
57
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen 1.1
het plan:
het bestemmingsplan Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan met identificatienummer NL.IMRO.0246.305hvvdeoosterbaan-va01 van de gemeente Heerde; 1.2
bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5
aan-huis-gebonden-beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten zonder personeel, zoals arts, notaris, advocaat en kunstenaar, niet zijnde een aan-huis-gebonden-bedrijf, waarbij de woning met bijbehorende gebouwen in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.6
aan-huis-gebonden-bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk met personeel, niet zijnde een aan-huis-gebonden-beroep, waarbij de woning met bijbehorende gebouwen in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.7
agrarisch hobbymatige activiteiten:
het uitoefenen van agrarische activiteiten en/of natuurgerichte landschapsbeherende activiteiten die naar aard en omvang niet als bedrijfsmatig of als zijnde bedrijfsmatig aangemerkt kunnen worden; 1.8
ander-bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde; 1.9
ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
58
1.10
archeologische waarde:
de waarde, die een gebied ontleent aan het voorkomen van overblijfselen uit oude tijden of van belang is voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis; 1.11
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.12
bed & breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, in een kamer die ten hoogste mag beschikken over twee van de volgende woonvoorzieningen: douche/bad, wc, of keukenblok. 1.13
beginsel van bebouwingsconcentratie:
wijze van situering van bebouwing waardoor een compacte samenhangende ruimtelijke eenheid bestaat; 1.14
bestaande inhoud, hoogte, omvang, [..], gebouw:
inhoud, hoogte, omvang, [...], gebouw, zoals die of dat rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan; 1.15
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.16
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.17
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak; in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet worden gewoond; 1.18
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.19
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak. 1.20
bouwblok:
gronden gelegen binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, zijn toegelaten; 1.21
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
59
1.22
bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.23
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt; 1.24
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.25
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.26
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.27
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.28
huishouden:
een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften. 1.29
kampeermiddel:
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan; 1.30
kleinschalig kamperen:
kamperen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, op een kampeerterrein geschikt voor een beperkt aantal standplaatsen voor kampeermiddelen waarvan het maximum in de regels bij de betreffende bestemming is opgenomen. 1.31
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied; 1.32
natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
60
1.33
nevenactiviteit:
een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend wordt en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie; 1.34
normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming; 1.35
onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen; 1.36
paardenbak:
een niet-overdekte piste, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden; 1.37
pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is; 1.38 peil: voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald; 1.39
permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt; 1.40
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding; 1.41
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie door een persoon of huishouden dat het hoofdverblijf elders heeft; 1.42
rustpunt:
een rustpunt zoals bekend en aangemeld bij de stichting rustpunt;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
61
1.43
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.44
standplaats:
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel; 1.45
voorgevel:
De naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of indien; een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel; het een boerderij met woning en deelruimte betreft, de belangrijkste gevel van de woning; in overige gevallen voorgevelrooilijn als bedoeld in de gemeentelijke bouwverordening; 1.46
woning:
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden, tenzij het bestaande aantal huishoudens meer dan één bedraagt, dan is het bestaande aantal huishoudens toegestaan; 1.47
woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
62
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren; 2.2
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.3
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.4
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een anderbouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.6
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
63
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch 3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1.
2. 3.
4.
5. 6. 7.
de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat: a. intensieve veehouderij niet is toegestaan; b. gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf niet zijn toegestaan; het behoud, bescherming, ontwikkeling en/of herstel van de voorkomende danwel aan het gebied eigen landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden; de instandhouding en ondergeschikte aanpassing van bestaande openbare wegen, paden (inclusief kabels en leidingen) en infrastructurele voorzieningen en de aanleg van infrastructurele voorzieningen; voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen sprengen en beken, en voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers; extensief recreatief medegebruik; agrarisch beheer van gronden; met daarbij behorende andere bouwwerken en voorzieningen - niet zijnde windturbines andere werken, tuinen, erven en agrarische gronden.
3.2
Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd anderebouwwerken ten dienste van de bestemming, niet zijnde voersilo's, (kunst-)mestsilo's, mestbassins, kuilvoerplaten en sleufsilo's. 3.2.1
Andere-bouwwerken
Voor andere-bouwwerken geldt dat: 1.
de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, niet meer dan 1,50 m mag bedragen; 2. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken niet meer dan 2 m mag bedragen.
3.3
Nadere eisen
Artikel 16 (Nadere eisen) is van toepassing.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 11 Algemene gebruiksregels, wordt in ieder geval gerekend: 1.
het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen; 2. het met machines spuiten van gewasbeschermingsmiddelen op open teelten, op gronden die zijn gelegen: a. op minder dan 50 m afstand van enige woning;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
64
b. op minder dan 15 m afstand van beken en sprengen.
3.5
Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1
Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in: 1.
3.4.1 onder 2, ten behoeve van het met machines spuiten van gewasbeschermingsmiddelen op gronden die zijn gelegen op minder dan 50 m respectievelijk 30 m afstand van de in dat sublid bedoelde woningen, mits -bijvoorbeeld door de toegepaste techniek of afschermende maatregelen- vooraf vaststaat dat er geen wezenlijke nadelige gevolgen ontstaan voor die woningen.
3.5.2
Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 12 Algemene afwijkingsregels.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden Artikel 15 (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en/of in de daarbij aangegeven gronden.
3.7
Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1
Wijzigen naar Verkeer - Categorie 3 en Verkeer - Categorie 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Verkeer - Categorie 3' of 'Verkeer - Categorie 4', ten behoeve van ondergeschikte aanpassingen van de betreffende weg, zoals incidentele verbeteringen of passagemogelijkheden. 3.7.2
Afwegingskader wijziging
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 13 (Algemene wijzigingsregels).
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
65
Artikel 4 Groen 4.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen, met daarbijbehorende andere-bouwwerken en verhardingen.
4.2
Bouwregels
Op de tot Groen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat: a. de bouwhoogte van lantaarnpalen niet meer dan 10 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 5 m mag bedragen; c. in overige gevallen de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
66
Artikel 5 Tuin 5.1
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met daarbijbehorende erven en parkeervoorzieningen.
5.2
Bouwregels
Op de tot Tuin bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
67
Artikel 6 Wonen 6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep, rustpunten ten behoeve van dagrecreanten en agrarisch hobbymatige activiteiten; met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven, toegangswegen en parkeervoorzieningen met dien verstande dat de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing.
6.2
Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming. 6.2.1
Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie en met inachtneming van het bepaalde in Artikel 10 Algemene bouwregels. 6.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. een hoofdgebouw mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd, tenzij anders op de plankaart is aangeduid; c. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven; d. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 5 m bedragen; e. de afstand van vrijstaande woonhuizen en van de vrijstaande zijde van aaneengebouwde woonhuizen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen; f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven hoogte middels de aanduiding 'maximale goothoogte (m)'; g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven; h. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen; i. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door: 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2. schotelantennes; 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 4. (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,50 m worden overschreden; j. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met i geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw, doch dit is niet van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd zonder of in afwijking van een bouwvergunning - voor zover vereist – en in strijd met het voorheen geldende plan;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
68
k.
ter plaatse van de aanduiding te handhaven hoofdvorm geldt in afwijking van het bepaalde onder c tot en met i dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot-)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd dient te worden;
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken a. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen; b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt dat ten behoeve van agrarisch hobbymatige activiteiten de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen ten hoogste 200 m2 mag bedragen mits de noodzaak is aangetoond en het bouwperceel, eventueel in combinatie met de daaraan grenzende en daarmee een eigendomseenheid vormende grond, een (gezamenlijke) oppervlakte heeft van tenminste 5.000 m2. 6.2.4 Andere-bouwwerken a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen; b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
6.3
Nadere eisen
Artikel 16 (Nadere eisen) is van toepassing.
6.4
Voorwaardelijke verplichting
a.
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing; b. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing; c. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, onder de voorwaarde dat het bouwplan voldoet aan de stedenbouwkundige voorwaarden zoals genoemd in het in Bijlage 2 opgenomen beeldkwaliteitsplan.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
69
6.5
Afwijken van de bouwregels
6.5.1
Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in: a.
6.2.2 onder f en g en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m; b. 6.2.2 onder h ten behoeve van een verhoging dan wel verlaging van de dakhelling; c. 6.2.2 onder i ten behoeve van een verandering van de hoofdvorm; d. 6.2.4 ten behoeve van een paardenbak bij een woning. 6.5.2
Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 12 Algemene afwijkingsregels.
6.6
Specifieke gebruiksregels
6.6.1
Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 11 Algemene gebruiksregels, wordt in ieder geval gerekend: 2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
6.7
Afwijken van de gebruiksregels
6.7.1
Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in: 1.
6.2.4 ten behoeve van een paardenbak bij een woning.
6.7.2
Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 12 Algemene afwijkingsregels.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
70
Artikel 7 Leiding - Gas 7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen (basis)bestemmingen, tevens bestemd voor (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van gas, met daarbijbehorende andere-bouwwerken en voorzieningen.
7.2
Bouwregels
Op de tot 'Leiding - Gas' bestemde gronden: 1. mag niet worden gebouwd ten dienste van de (basis)bestemming; 2. mogen andere-bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aardgastransportleiding, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.
7.3
Afwijken van de bouwregels
7.3.1
Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming. 7.3.2
Advies
De in 7.3.1 genoemde afwijking wordt eerst verleend nadat de leidingbeheerder daaromtrent is gehoord.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
71
Artikel 8 Waarde - Hoge archeologische verwachting 8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
8.2
Bouwregels
Op de tot 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' bestemde gronden gelden voor het bouwen van bebouwing de volgende regels: 1.
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen van een bouwwerk groter dan 100 m², dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 2. in afwijking van het gestelde onder 1 hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder 1 te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is: a. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut (met uitzondering van nieuwe kelders); b. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5m uit de bestaande fundering, met behoud van bestaande funderingen; c. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,4m onder het bestaande maaiveld; d. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. 3. Indien het onder 1 genoemde rapport of de beschikbare informatie als bedoeld in 2 onder d daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden. 4. indien uit het onder 1 genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in 2 onder d of uit het vervolgonderzoek bedoeld in 3 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
72
d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden Artikel 15 (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
8.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde: 1.
De dubbelbestemming Waarde - Hoge archeologische verwachting geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; 2. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische monumenten' op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
73
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
74
Artikel 10 Algemene bouwregels 10.1
Bestaande maten
In afwijking van het bepaalde ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken exclusief bijbehorende bouwwerken geldt dat bestaande maten en afmetingen gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw.
10.2
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5.
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; de ruimte tussen bouwwerken.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
75
Artikel 11 Algemene gebruiksregels 11.1
Strijdig gebruik
a.
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. b. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. c. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of afwijking vereist en deze is verleend. d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. e. Bij gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid is de in Artikel 14 opgenomen procedure van toepassing.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
76
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels 12.1
Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van: a.
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan; d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de andere-bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m; e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2; f. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m 2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2. g. De onder a t/m f bedoelde afwijkingsmogelijkheden kunnen slechts worden gebruikt, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie; 3. de milieusituatie; 4. de verkeersveiligheid; 5. de sociale en/of externe veiligheid; 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. h. Bij gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid is de in Artikel 14 opgenomen procedure van toepassing.
12.2
Inwoning
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 1.46 (woning) voor het huisvesten van meerdere huishoudens in één woning ten behoeve van inwoning waarbij de volgende voorwaarden gelden: 1.
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. het straat- en bebouwingsbeeld; b. woonsituatie; c. milieusituatie; d. de verkeersveiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzend gronden; f. de sociale veiligheid.
12.3
Afwegingskader
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
77
12.3.1 Afwegingskader Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8.
de mate waarin de waarden, waaronder de aanwezige landschaps- en natuurwaarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad; het beginsel van bebouwingsconcentratie; de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad; de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, geluid, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie; de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond; de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur; stiltegebiedentoets; EHS-toets (nee tenzij-toets).
12.3.2 Weigering Indien de waarden en/of belangen als genoemd in 12.3.1 onder 1, 2, 7 en 8 onevenredig worden geschaad en/of de 12.3.1 onder 3, 4 en 5 genoemde uitvoerbaarheid/ inpasbaarheid niet is aangetoond en/of de 12.3.1 onder 6 genoemde verkeerssituatie onevenredig wordt beïnvloed, vindt de afwijkingsbevoegdheid geen toepassing. Waarbij tevens moet vaststaat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet en Verordening Stikstof en Natura 2000 Gelderland, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
78
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels 13.1
Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen: 1. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 20 m worden verschoven; 2. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag niet worden vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging.
13.2
Afwegingskader wijziging
13.2.1 Afwegingskader Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8.
de mate waarin de waarden, waaronder de aanwezige landschaps- en natuurwaarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad; het beginsel van bebouwingsconcentratie; de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad; de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, geluid, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie; de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond; de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur; stiltegebiedentoets; EHS-toets (nee tenzij-toets).
13.2.2 Weigering Indien de waarden en/of belangen als genoemd in 13.2.1 onder 1, 2, 7 en 8 onevenredig worden geschaad en/of de 13.2.1 onder 3, 4 en 5 genoemde uitvoerbaarheid/ inpasbaarheid niet is aangetoond en/of de 13.2.1 onder 6 genoemde verkeerssituatie onevenredig wordt beïnvloed, vindt de wijzigingsbevoegdheid geen toepassing. Waarbij tevens moet vaststaat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet en Verordening Stikstof en Natura 2000 Gelderland, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
79
Artikel 14 Algemene procedureregels Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing: 1.
een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen, ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; 2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze; 3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het schriftelijk indienen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn; 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
80
Artikel 15 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden 15.1
Vergunningplicht
Behoudens het bepaalde in lid 15.3.1, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: werken en werkzaamheden* waarden/bestemmingen/aanduidinge n
a
'dekzandruggen en oude bouwlanden' 1) 'Leiding - Gas'2)
+
b
c
d
e
f
g
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
h
+
* de onderstaande letters worden hierna verklaard; in de tabel is: + = vergunning vereist 1) uitsluitend waar de aanduiding ligt over de bestemming: Agrarisch 2) de werkzaamheden vanaf maaiveld zijn vergunningplichtig a aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen b verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden c aanleggen en dempen van watergangen d aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, het ingraven of indrijven van voorwerpen dieper dan 3 m e diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen, het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering f bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters g Het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen h Drainage en onderbemaling
15.2
Vergunningplicht archeologie
Behoudens het bepaalde in lid 15.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: werken en werkzaamheden* waarden/bestemmingen/aanduidinge n 8 Waarde - Hoge archeologische verwachting
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
a
b
c
d
e
f
+
+
+
+
+
+
81
* de onderstaande letters worden hierna verklaard; in de tabel is: + = vergunning vereist a aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen b verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden c aanleggen en dempen van watergangen en poelen d aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen (nutsvoorzieningen) breder dan 80 cm en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur e diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m onder het maaiveld omploegen, het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering f bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters
15.3
Uitzonderingen vergunningplicht
15.3.1 Algemeen Het in lid 15.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
werken en werkzaamheden in het kader van het normale (agrarisch) beheer, onderhoud en exploitatie; werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan; werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden; werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.1, bij b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen; werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.1 , bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist voor bouwen; voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
15.3.2 Archeologie Het in lid 15.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: 1.
werken en werkzaamheden in het kader van het normale (agrarische) beheer, onderhoud en exploitatie, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; 2. werken en werkzaamheden waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan; 3. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.2 bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist voor bouwen;
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
82
4. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; 5. in het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; 6. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,4m onder het bestaande maaiveld met een maximale oppervlakte van: a. 100 m² in geen gebied met een Waarde - Hoge archeologische verwachting; b. 1.000 m² in een gebied met een Waarde - Middelhoge archeologische verwachting; c. 10.000 m² in een gebied met een Waarde - Lage archeologische verwachting.
15.4
Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
15.5
Advies leidingexploitant
De onder lid 15.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend nadat de leidingexploitant hieromtrent heeft geadviseerd.
15.6
Rapportageplicht Archeologie
De onder lid 15.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
15.7
Deskundige advies archeologie
Indien het onder 15.6 genoemde rapport of de beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
83
Artikel 16 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan: 1.
de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a. het beginsel van bebouwingsconcentratie; b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; c. de landschappelijke inpassing; d. de verkeersveiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; f. de milieusituatie; g. het landschappelijk karakter van het gebied. 2. de plaats, de afmetingen en de nokrichting van de bebouwing ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke situering (= bebouwings- en landschapsstructuur) van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het landschap en ter bescherming van de cultuurhistorische waarde.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
84
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
85
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht 17.1
Overgangsrecht bouwwerken
1.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2
Overgangsrecht gebruik
1.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
86
Artikel 18 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan.
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
87
Bijlagen bij de regels
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
88
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
89
Bijlage 1 Landschapsinrichtingsplan
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
90
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
91
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
92
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)
93
Bijlage 3 Lijst aan huis gebonden bedrijven Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009). AFSTANDEN IN METERS SBI- OMSCHRIJVING COD E
INDICE S
GE ST GE GE CATE V B LU UR OF LU VA GORI E O CH R D T ID AR E K E E M E R
Tabel 1: Bedrijven 851
Uitgeverijen (kantoren)
0
0
10
0
1
1
1814
Grafische afwerking
0
0
10
0
1
1
182
Reproduktiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
1
1
952
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
0
0
10
10
1
1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
0
0
10
0
1
2
5222
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
0
0
10
0
1
2
791
Reisorganisaties
0
0
10
0
1
1
952
Expediteurs, cargadoors (kantoren)
0
0
10
0
1
1
61
Telecommunicatiebedrijven
0
0
10
0
1
1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed
0
0
10
0
1
1
62
Computerservice- en informatietechnologiebureau's e.d.
0
0
10
0
1
1
722
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
0
0
10
0
1
1
63
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
0
0
10
0
1
2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
0
0
10
0
1
2
8621, Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 8622, 8623
0
0
10
0
1
2
8691, Consultatiebureaus 8692
0
0
10
0
1
3
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
0
0
10
0
1
1
9609 Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
0
0
10
0
1
1
"Vosbergerweg 53/53a, de Oosterbaan" (vastgesteld)