Hanzehogeschool Groningen Opleiding: Croho: Variant:
Management in de Zorg, hbo bachelor; 34538 deeltijd
Visitatiedatum:
vrijdag 13 april 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juli 2007
2/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzich oordeel 1.7 Totaal oordeel
5 7 4 9 10 10 12 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 29 33 35 40
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitzorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
43 44 51 55 56
3/57
4/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
5/57
6/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Management in de Zorg van de Hanzehogeschool Groningen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2007, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 13 april 2007. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Mevrouw W.M. Mulder-Van der Stoel (dagvoorzitter, domeinpanellid); De heer dr. drs. H.J. Tap (domeinpanellid); Mevrouw W.J. van Kats (studentpanellid); Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse (NQA-auditor); Mevrouw M. Snel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hanzehogeschool Groningen (HG) is in 1993 ontstaan door een fusie van de Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen. De Hogeschool omvat ruim 70 bacheloropleidingen en telt ruim 21.000 studenten en 2.200 personeelsleden. Naast bacheloropleidingen kent de Hogeschool hbo-masteropleidingen en post-hbo-opleidingen. De Hanzehogeschool Groningen is één van de grotere hogescholen in Nederland. Vanaf september 2004 zijn de bacheloropleidingen ondergebracht bij Schools of Academies. De Hogeschool bestaat uit totaal 18 Schools. Binnen deze Schools hebben inhoudelijk verwante opleidingen een plaats gekregen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
7/57
In het nieuwe strategische plan van de Hogeschool Focus 2010 (2005) zijn de kennissamenleving en internationalisering centrale thema’s. Deze thema’s sluiten aan bij het landelijk Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan (HOOP 2004). De ambitie van de Hogeschool is kort samengevat in de missie: De Hanzehogeschool Groningen leidt ondernemende, maatschappelijk verantwoordelijke en internationaal georiënteerde professionals op en draagt bij aan de kenniscirculatie in Noord-Nederland. Voor de hele Hogeschool zijn in het HG-Onderwijskader afspraken vastgelegd ten aanzien van onderwijsaanbod, programmering, studieloopbaanbegeleiding, onderwijsorganisatie en de ontwikkeling van brede bachelors. De bacheloropleiding Management in de Zorg (MiZ) is met ingang van 1 september 2005 voortgekomen uit de toenmalige tweejarige Midden Management Opleiding Gezondheidszorg (MMO) en maakt vanaf 1 september 2004 onderdeel uit van de School of Health Care Studies/Academie voor Gezondheidsstudies (AvG), die onderwijs biedt aan 2.200 studenten en 160 personeelsleden telt. Naast de opleiding MiZ biedt de AvG de bacheloropleidingen Voeding en Diëtetiek, Logopedie, Mondzorgkunde, Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken en Fysiotherapie en de masteropleiding Physician Assistent. De AvG geeft samen met de Academie voor Verpleegkunde vorm aan toegepast onderzoek binnen het lectoraat Transparante Zorgverlening. Na diverse organisatorische ontwikkelingen binnen de Hogeschool vond in 2004 samensmelting van alle contractactiviteiten van de Hanzehogeschool plaats tot HanzeConnect. Voor wat betreft MiZ heeft de Hanzehogeschool er voor gekozen deze opleiding inhoudelijk onder te brengen bij de AvG en de feitelijke uitvoering bij HanzeConnect te Groningen. De opleiding Management in de Zorg is geplaatst binnen het domein Health en leidt op tot Bachelor of Health Administration. In september 2005 is de eerste groep studenten met de opleiding MiZ gestart en aan het eind van het cursusjaar 2006-2007 zal de eerste lichting ‘snelle studenten’ hun diploma MiZ uitgereikt krijgen. Op basis van de geldende instroomeisen, die voor alle elf MiZ-opleidingen in Nederland gelijk zijn, krijgt een student vrijstelling van het eerste studiejaar. Hierdoor volgen studenten feitelijk een programma van drie jaar. Door middel van maatwerk is versnelling van maximaal een jaar mogelijk, waardoor het programma in twee jaar kan worden doorlopen. Er staan bij de opleiding MiZ 148 studenten ingeschreven. Het onderwijs wordt verzorgd door 8 personen (3,3 fte’s) die samen met de teamleider het docententeam vormen en als zodanig resultaat verantwoordelijk zijn voor het organiseren en ontwikkelen van het curriculum. De Dean (directeur) is eindverantwoordelijk voor de academie en vormt samen met de teamleiders het managementteam.
8/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode april 2007 inhoudelijk voor op het bezoek april 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
9/57
De opleiding heeft in juni 2007 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juli 2007 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juli 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in juli 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Aan de facetten domeinspecifieke eisen en niveau bachelor is het oordeel ‘goed’ toegekend en aan het facet oriëntatie hbo bachelor is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma Aan de facetten eisen hbo, samenhang in opleidingsprogramma en instroom is het oordeel ‘goed’ toegekend en aan de facetten relatie doelstellingen en inhoud programma, studielast, afstemming tussen vormgeving en inhoud en beoordeling en toetsing is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. De opleiding heeft voldaan aan het criterium bij het facet duur. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Aan de drie facetten bij het onderwerp ‘Inzet van personeel’ is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Aan het facet materiële voorzieningen is het oordeel ‘goed’ toegekend en aan het facet studiebegeleiding is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
10/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
1.5.5 Interne kwaliteitszorg Aan de drie facetten behorend bij het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Aan de twee facetten behorend bij het onderwerp ‘Resultaten’ is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
11/57
1.6
Schematisch overzich oordeel
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding Management in de Zorg Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldaan Voldoende Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaal oordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
13/57
14/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties van de opleiding zijn gelijk aan de landelijke competenties die zijn geformuleerd vanuit het landelijke overlegorgaan kaderopleidingen (LOK, inmiddels landelijk overlegorgaan opleidingen MiZ). De eindkwalificaties zijn uitgewerkt in kerntaakgebieden, beroepskwalificaties en opleidingscompetenties en staan beschreven in het document Beroepsprofiel en landelijke opleidingskwalificaties Management in de Zorg (2004), dat in november 2004 is goedgekeurd door de HBO-raad. • De opleiding heeft de landelijke eindkwalificaties gerelateerd aan acht verschillende leiderschapsrollen (zie 1.3). Deze leiderschapsrollen staan centraal in de opleiding en vormen: het Gronings accent. • Aan het landelijke beroepsprofiel (2004) ligt het landelijke beroepsprofiel uit 1999 voor de tweejarige kaderopleidingen ten grondslag. Hierbij waren docenten van de MMO nauw betrokken. De teammanager van MiZ was nauw betrokken bij de totstandkoming van het profiel uit 2004. • Binnen het landelijke overlegorgaan staat op de agenda het invoeren van een systematische evaluatie en zonodig actualiseren van het beroepsprofiel en de opleidingskwalificaties MiZ. De opleiding volgt deze ontwikkelingen nauwgezet. • De opleiding heeft een Werkveld Advies Commissie (WAC) die als referentiekader fungeert voor de opleiding. Naast het adviseren over de inrichting van het onderwijs, bewaakt ze de kwaliteit van het onderwijs en het niveau van de afstudeeropdrachten. De WAC bestaat momenteel uit zeven leden (documentenlijst, overzicht leden WAC) en komt twee keer per jaar bijeen. Uit verslaglegging van bijeenkomsten van de WAC blijkt dat de ontwikkelingen in het beroepenveld, die mogelijk een plaats moeten krijgen in het onderwijs, worden besproken. • Met betrekking tot een internationale referentie wil de opleiding studenten laten oriënteren op internationale ontwikkelingen op het gebied van management in de zorg en welzijn ten behoeve van hun functie uitoefening in Nederland. De opleiding is de mogelijkheden hieromtrent aan het onderzoeken (Resultaten SSA-enquête MiZ, maart 2007). • Het panel constateert dat de opleiding de ontwikkeling rond eindkwalificaties duidelijk volgt en daartoe goede contacten onderhoudt.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
15/57
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de tien generieke hbo-kwalificaties (Commissie Franssen, 2001) om het hbo-bachelor niveau aan te tonen. Deze kwalificaties zijn in overeenstemming met de kwalificaties voor een bachelor volgens de Dublin descriptoren (NQA, 2004). In het zelfevaluatierapport en in een separate bijlage is op overtuigende wijze de relatie tussen de verschillende bachelorkwalificaties en de (landelijke) eindkwalificaties en competenties aangegeven. Daarnaast blijkt uit de Curriculumbeschrijving (2004-2006), dat de tien generieke hbo-kwalificaties in de afzonderlijke onderwijseenheden terugkerende aandachtspunten vormen. • Via het landelijke overlegorgaan voor de opleiding MiZ wordt het niveau van de eindkwalificaties geborgd, zoals deze in het beroepsprofiel (2004) zijn uitgewerkt. • De gehanteerde eindkwalificaties zijn gerelateerd aan acht leiderschapsrollen die resultaatgericht zijn beschreven op twee niveaus: basis en gevorderd. De studenten moeten de acht rollen op basisniveau waarmaken en voor vier rollen laten zien dat zij deze op gevorderd niveau beheersen. Van deze vier rollen moeten twee rollen (1) ‘de leidinggevende als manager van het operationele proces’ en (7) ‘de leidinggevende als zelfstuurder’ op gevorderd niveau worden waargemaakt. Daarnaast kiezen studenten zelf twee rollen waarin zij zich kunnen specialiseren. • Vertegenwoordigers van het werkveld, waaronder leden van de WAC, gaven in het gesprek met het panel aan dat de geformuleerde rollen goed aansluiten bij de ‘middenmanager’ in de domeinen zorg en welzijn.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Voldoende
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De vigerende eindkwalificaties van de opleiding MiZ Groningen zijn tot stand gekomen op basis van het door het LOK opgestelde landelijke beroepsprofiel en de daarvan afgeleide landelijke competenties voor de opleidingen MiZ (januari 2004). Relevante
16/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
•
•
•
•
ontwikkelingen worden naast het landelijke overlegorgaan voor de MiZ-opleidingen ook besproken in de WAC van de opleiding MiZ van de HG (zie 1.1). De opleiding heeft de landelijk vastgelegde competenties op overtuigende wijze vertaald naar acht leiderschapsrollen: 1. De leidinggevende als manager van het operationele proces 2. De leidinggevende als manager van het individu 3. De leidinggevende als manager van de groep 4. De leidinggevende als veranderaar 5. De leidinggevende als ondernemer 6. De leidinggevende als kwaliteitsmanager 7. De leidinggevende als zelfstuurder 8. De leidinggevende als beroepsbeoefenaar De acht rollen vormen het uitgangspunt voor de Groningse MiZ-opleiding. Hierbij maakt de leidinggevende (student) bij iedere rol gebruik van verschillende competenties uit het landelijke beroepsprofiel (2004), waardoor in de uitvoering van de rol een geïntegreerde set van kennis, beroepsvaardigheden, attitude, persoonlijkheid en inzicht om die vaardigheden op de juiste manier in de juiste context in te zetten, aan bod komen. Hiervoor werkt de opleiding met een integrale aanpak van beroepsproblemen, waarbij de hele managementcyclus van initiëren tot implementeren wordt betrokken. Uit de documentatie blijkt dat studenten worden opgeleid tot generalisten op het gebied van management in de zorg, waarbij zij in staat zijn te reflecteren op delen van theorieën en regelgestuurde interventies en deze op grond van de context kunnen overstijgen. In de SSA-enquête 2006 (Stichting Student Activiteiten, februari 2006: n=37) is de waardering van studenten gevraagd met betrekking tot de opleiding. Hieruit blijkt dat 80% van de studenten tevreden is over de beroepsoriëntatie in de opleiding en 89% blijkt tevreden over de beroepsvoorbereiding door de opleiding. Voor deze aspecten wordt een streefwaarde van 80% gehanteerd (OpleidingsJaarPlan: OJP), zie ook 5.1. Uit de Jaarevaluatie 2005-2006 blijkt dat 90% van de tweedejaars en 90% van de derdejaars studenten tevreden is over de mate waarin opleiding toerust voor een leidinggevende positie. Het panel constateert dat de opleiding zich ten opzichte van de andere MiZ-opleidingen in Nederland onderscheidt met de acht leiderschapsrollen. Gebleken is dat de rollen zijn gedefinieerd voor een middenmanager binnen de sectoren zorg en welzijn, de managementlaag waar de opleiding zich op richt. Op basis van de gevoerde gesprekken verneemt het panel dat de acht rollen in samenspraak met het werkveld tot stand zijn gekomen en dat het werkveld de mate van zelfmanagement, die via de rollen gevraagd wordt, specifiek Gronings acht. De rollen zijn herkenbaar en dekken, aldus de vertegenwoordigers van het werkveld, actuele thema’s zoals ondernemerschap, financiën en resultaatgericht managen in voldoende mate af. Binnen de rollen kunnen naar wens accenten worden gelegd. Het panel constateert dat de acht rollen zijn geaccepteerd door het werkveld en dat het werkveld tevreden is over het niveau. Men definieert dat als het hbo-niveau, maar de onderliggende criteria die daarvoor door de aanwezige werkveldleden worden gehanteerd, zijn niet eenduidig. Hierom komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
17/57
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding MiZ wordt in deeltijd aangeboden. Bij de instroom dienen studenten te beschikken over voldoende praktijkervaring en een relevante werkplek. De werkplek moet zo ingericht zijn (of worden naarmate het programma vordert), dat er geleerd kan worden vanuit dezelfde principes en doelen als die van de opleiding: ‘competentiegericht’. De onderwijsleersituaties zo zijn ingericht en worden zodanig begeleid dat de zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid van de student voor zijn leerproces voortdurend worden behartigd. • De opleiding maakt gebruik van verschillende leermiddelen en leersituaties, waaronder (vak)literatuur. De gehanteerde literatuur is voornamelijk nationaal. Het panel beoordeelt deze positief. Tijdens themadagen worden de bij de rollen en competenties horende (theoretische) begrippen verkend en gekoppeld aan de eigen ervaringen, visie en werkmodellen van de student. Het panel constateert dat de ontwikkeling van kennis meer geïntegreerd plaatsvindt in de praktijk naarmate het programma vordert. • Naarmate het programma vordert, wordt het onderwijs van aanbodgericht steeds meer vraaggericht. Er wordt in het eerste lesjaar gewerkt aan de hand van een verplichte boekenlijst. In het tweede lesjaar wordt gewerkt aan de hand van een lijst met aanbevolen literatuur. In het laatste lesjaar is er voor een beperkt aantal dagen van een blok aanbod vanuit de opleiding. De studenten vullen dan de rest van het onderwijs zelf in binnen de gestelde kaders. Hetzelfde principe geldt ook voor opdrachten die studenten moeten uitvoeren. Deze worden in het eerste jaar helemaal uitgeschreven en geven in het daarop volgende jaar meer ruimte voor eigen initiatief. • De praktijk waarin de student werkzaam is, speelt gedurende de gehele opleiding een belangrijke rol bij de ontwikkeling van beroepsvaardigheden. Het niveau en de relevantie van de werkplek wordt getoetst door middel van een ‘werkplekscan’. Hieruit blijkt in hoeverre de werkplek van de student voldoet aan de voorwaarden om de beoogde competenties te verwerven. Het panel constateert dat de werkplekscan de kwaliteit van de werkplek voldoende borgt. Daarnaast beschikken studenten op hun werkplek over een praktijkcoach die aan vastgestelde criteria van de opleiding moet voldoen. Zo moet een coach beschikken over minimaal hbo werk- en denkniveau en moet een coach
18/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
•
•
•
•
•
•
begeleidingsgesprekken kunnen voeren en gemotiveerd zijn om een student van feedback op zijn functioneren te voorzien. Contacten met de praktijkcoaches verlopen via de betreffende studenten. Via een jaarlijkse bijeenkomst onderhoudt de opleiding rechtstreeks contact met de praktijkcoaches. Uit gevoerde gesprekken blijkt dat een dergelijke bijeenkomst een algemeen en informatief karakter heeft. Per onderwijsperiode staan vier tweedaagse bijeenkomsten gepland waarin onder andere ondersteunende cursussen en trainingen plaatsvinden. Daarnaast is per periode een dag bestemd voor verkenning en onderzoek van de rol die in die periode centraal staat. Aan het eind van het eerste blok maakt de student op basis van een eigen ontwikkelingsplan de keuze welke onderwijsactiviteiten hij gaat bijwonen. Deze zijn gericht op het creëren van oefensituaties voor (deel)vaardigheden van de toekomstige leidinggevende, zoals onderhandelen, omgaan met conflicten, coachen, presenteren, motiveren, omgaan met weerstanden of verandermanagement. Het ontwikkelingsplan omvat een inventarisatie van de al dan niet aanwezige kennis en vaardigheden. Op basis hiervan tekent de student in op de ondersteunende cursussen en trainingen en zal tevens blijken of dat de student het gehele driejarige programma of een versnelde route gaat volgen. Thema’s en casuïstiek die in de arbeidsorganisatie van studenten aan de orde zijn, worden door studenten ingebracht in de zogenaamde voortgangsgroepen waar studenten in werken als oefensituatie of als ervaring. Deze voortgangsgroepen zijn bedoeld om de student te helpen bij het reflecteren op het eigen handelen als lerende en als (toekomstige) leidinggevende. De bij de opleiding betrokken docenten zijn allen actief in de beroepspraktijk waardoor zij op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in het veld en een goede gesprekspartner zijn voor de studenten. Dit wordt door studenten bevestigd in gesprek met het panel. Uit de SSA-enquête 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de beroepsgerichtheid, actualiteit en praktijkgerichtheid van het opleidingsprogramma (80-100% tevredenheid).
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
19/57
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opzet van het programma MiZ wordt weergegeven in de Curriculumbeschrijving (2004-2006), dat laat zien dat de Groningse beroepsrollen centraal staan in het programma, welke direct zijn afgeleid van het landelijke profiel (2004). Het panel constateert dat iedere competentie in meerdere rollen aan bod komt. • De student werkt aan het verwerven van de kennis, houding en vaardigheden, benodigd voor het waarmaken van de rollen, tijdens de opleidingsdagen en in de praktijk (zie 2.1). De opzet die de opleiding hierbij hanteert, is gericht op het vergroten van het zelfsturend vermogen van de student en de leergroepen waar iedere student deel van uitmaakt. Het panel constateert dat door de opleiding heen de sturing vanuit de opleiding afneemt. • Het vierjarige programma kent feitelijk een opzet van drie studiejaren, het tweede tot en met het vierde studiejaar. Het eerste jaar is niet uitgewerkt, omdat hiervoor een landelijke vaste vrijstelling geldt op basis van de instroomeis (zie 2.5). De drie studiejaren bestaan elk uit vier onderwijsperiodes. In het tweede en derde studiejaar komen de acht rollen op basisniveau aan bod. In elke periode staat één van de acht rollen centraal. Het panel constateert dat de rollen thematisch worden aangeboden binnen een (probleem)context, die naarmate het programma vordert, steeds complexer wordt. De opbouw van het onderwijsprogramma laat zien dat studenten in jaar twee bij de eerste rol beginnen bij ‘zichzelf’, dat bij de tweede rol het ‘individu’ waar men als manager mee te maken heeft centraal staat en bij de derde rol ‘de groep’ tot slot bij de vierde rol ‘de organisatie’. In het derde studiejaar vindt het omgekeerde proces plaats en komt de student aan het eind van dat jaar weer bij zichzelf uit. In het vierde studiejaar vindt verdieping plaats voor vier rollen. Per periode komt één rol aan bod op gevorderd niveau. Waarbij de rollen 1 en 7 verplicht zijn. De student kan zich specialiseren door middel van de keuze voor de twee andere rollen die hij op gevorderd niveau moet waarmaken • Het onderwijsprogramma is in de studiegids opgenomen. Daaruit blijkt duidelijk welke inhoud (problematiek) in welk blok aan bod komt. Aan de hand van studiehandleidingen wordt de student geacht door middel van taakgerichte opdrachten de gewenste sets van kennis, vaardigheden en attitudes voor een bepaalde rol te verwerven. • Het panel constateert dat doelen, inhoud en vormgeving van studieonderdelen zijn afgeleid van de geformuleerde eindkwalificaties en geconcretiseerd in leerplanschema’s en studiehandleidingen. Op basis van het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken blijkt dat de rollen consistent en herkenbaar in het programma terugkomen. Studenten zijn hierover tevreden. Studenten dienen iedere rol of ieder blok met een voldoende af te sluiten. Criteria hiervoor zijn in handleidingen geëxpliciteerd. • De studenten oordelen in de blokevaluaties wisselend per jaar en per blok over de inhoud en opbouw van het onderwijsprogramma in relatie tot de beoogde verwerving van eindkwalificaties. Dit geldt tevens voor de mate waarin studenten vinden dat de inhoud van onderwijsblokken aansluiten bij de verschillende beroepsrollen van een manager in de zorg. Het panel heeft vernomen dat naar aanleiding hiervan het onderwijs wordt aangepast. In blok 3.2 (rol: kwaliteitsmanager) wordt meer aandacht aan het begrip kwaliteit besteed en in blok 2.4 (rol: manager van het operationeel proces) vinden aanpassingen plaats op basis van suggesties van studenten.
20/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
•
•
De opleiding geeft aan dat nagegaan zal worden op welke wijze internationalisering in het curriculum kan worden vormgeven (zie 1.1). Uit het OpleidingsJaarPlan 2007-2008 blijkt dat een landelijke bijeenkomst voor MiZ-opleidingen gepland staat waarop ook gesproken zal worden over het aspect internationalisering. Het panel beoordeelt de wijze waarop de opleiding de eindkwalificaties heeft vertaald naar een programma positief. Een nuancering hierbij is de mate waarin zichtbaar is op welke wijze de opleiding borgt dat alle kwalificaties op het juiste niveau aan bod komen in het programma. Hierom komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’. Het panel heeft hierop doorgevraagd in een tweede gesprek met docenten en is aan de hand van concrete voorbeelden en de besproken werkwijze van docenten overtuigd geraakt van een adequate vertaling van het niveau in het programma en werkwijze waarmee het niveau wordt bewaakt (zie 2.8). Daarnaast constateert het panel dat docenten van de opleiding zijn getraind voor de uitvoering van het nieuwe onderwijs (zie 3.3).
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma is opgezet conform het onderwijskader van de HG. Daarin worden onder andere eisen gesteld aan de samenhang binnen een blok. De rode draad binnen het programma is de ontwikkeling van de manager en de sturing die hij daar zelf aan geeft. Het programma begint en eindigt daarom met de rol ‘manager als zelfstuurder’. In het eerste blok maakt de student een POP dat hij voortdurend actualiseert en verfijnt, en waarbij hij in het derde studiejaar wordt ondersteund door supervisie. • De opleiding laat de verdeling van de acht rollen zien in een schema dat in het zelfevaluatierapport is opgenomen. Hierin is de verdeling van de acht rollen op basisniveau en vier rollen op gevorderd niveau over de studiejaren zichtbaar. Uit het bestudeerde materiaal blijkt verder dat aan de rollen op basisniveau de ontwikkeling van de manager is gekoppeld. In deze twee jaar geldt een toename van complexiteit doordat een steeds ruimer perspectief van de student wordt gevraagd, hetgeen wordt bereikt in de thema’s waaraan de rollen gekoppeld zijn. • De student start bij ‘zichzelf’ en komt via de thema’s ‘individuele medewerkers’ en ‘het team’ tot ‘de organisatorische voorwaarden’ (mensen en middelen) om de doelen van het team te verwezenlijken. Het derde studiejaar is gewijd aan innovatie en verandering. Hierbij geldt een omgekeerde beweging. Er wordt begonnen met ‘de omgeving’, waarin nieuwe ontwikkelingen bij klanten, in de politiek en/of de wetenschap aan bod komen. Dit wordt gevolgd door een blok waarin de student door middel van analyse of onderzoek naar verbeternoodzaak of -mogelijkheden gaat zoeken binnen de organisatiestructuur en -cultuur en de inrichting van het primaire proces (van zijn organisatie). Vervolgens komt in het derde blok verandermanagement aan bod waarmee de student de gewenste verbeteringen op afdelingsniveau kan realiseren. De student eindigt het derde studiejaar met specifieke aandacht voor de wijze waarop de individuele manager bij een
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
21/57
•
veranderingsproces opereert in het krachtenveld in de organisatie. In studiejaar vier vindt integratie en verdieping van de inhoud plaats. Hierbij is het eerste blok gericht op de integratie van alle beleidsterreinen die tot dan toe geïsoleerd aan bod geweest zijn. Daarna verdiept de student zich op die terreinen die zijn bijzondere belangstelling hebben. In het laatste blok van het laatste studiejaar verantwoordt hij zijn persoonlijke ontwikkeling en kwaliteiten aan de hand van bewijzen (‘manager als zelfstuurder’). Het panel beoordeelt de opzet van het programma en de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen positief. Studenten laten in de Jaarevaluatie 2005-2006 weten dat zij tevreden zijn over de samenhang in het programma.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is vormgegeven volgens het onderwijskader van de HG. Dat houdt onder andere in dat een studiejaar uit vier onderwijsperioden bestaat en dat begin- en einddata vaststaan. Deze zijn voor alle opleidingen binnen de Hogeschool gelijkgeschakeld. • De studielast is zichtbaar gemaakt in het programma. Uit bestudering daarvan blijkt dat een studiejaar 60 credits telt, 15 credits per blok. Per blok zijn vier keer twee contactdagen ingeroosterd. Studenten worden op basis van de landelijk geldende instroomeisen vrijgesteld van het eerste jaar. Gedurende de opleiding wordt de helft van de studiepunten toegekend aan het werken in de praktijk. Gebleken is dat studenten naast de contactdagen (15 credits is 420 studiebelastingsuren) nog ongeveer 15 uur per week aan zelfstudie dienen te besteden. Het panel acht dit een juiste studielast. • In schriftelijke blokenquêtes wordt studenten gevraagd in hoeverre de opgegeven studielast overeenkomt met de door de student ervaren studielast. Bij onder- of overbelasting wordt de studielast bijgesteld. Uit de laatstgehouden jaarevaluatie 20052006 blijkt dat 60% van de studenten in jaar twee 15 uur of meer per week aan zelfstudie besteedt en in jaar drie is dat 40% van de studenten. Het panel vindt de afname in zelfstudie opvallend, gezien het programma in het derde jaar om meer zelfstudie van studenten vraagt. • Naarmate het programma vordert, plannen studenten hun eigen studie waaronder de momenten waarop zij getoetst worden. Hierbij gelden voor bepaalde studieonderdelen instapvoorwaarden. Via Progress, een studievoortgangregistratiesysteem, kunnen studenten ten allen tijde hun studieresultaten en -voortgang opvragen. De opleiding onderzoekt de mogelijkheden om het onderwijsprogramma van MiZ in 2007-2008 in de Digitale Onderwijs Planner van de HG onder te brengen om studenten meer te ondersteunen bij hun studieplanning.
22/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
•
• •
De studiebegeleiding speelt een belangrijke rol bij de studeerbaarheid van het programma. Bij aanvang van het programma wordt iedere student ingedeeld in een leergroep die gemiddeld uit achttien studenten bestaat. Dit is de basisgroep waarmee de opleiding overzicht houdt in een groep en de student kan helpen bij het reflecteren op het eigen handelen als lerende en als (toekomstig) leidinggevende. Elke leergroep wordt door een vaste docent, de leergroepbegeleider, begeleid gedurende het jaar. De leergroepbegeleider fungeert als eerste aanspreekpunt voor de student. De leergroep is tevens de basisgroep waarin de ‘verkenningsdagen’ plaatsvinden. Bij studenten die voortijdig de opleiding verlaten wordt een standaard exitvragenlijst afgenomen. De resultaten hiervan worden vastgelegd en geanalyseerd (zie 6.2). De opleiding geeft aan dat het zelf plannen van toetsmomenten door studenten zal worden heroverwogen, aangezien studenten te optimistisch plannen en hierdoor uiteindelijk toch studievertraging kan worden opgelopen. Het panel constateert dat de opleiding in de uitvoering enigszins zoekt naar een balans tussen het sturen van studenten en het richting geven. Gebleken is dat studenten die de studielast onderschatten vanzelf uitstromen. Het panel oordeelt dat de opleiding hier een meer actief beleid op kan voeren en komt daarmee tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor de MiZ-opleiding van de HG zijn de landelijk afgesproken instroomeisen van toepassing. Vastgelegd is dat alleen studenten worden toegelaten die in het bezit zijn van (ten minste) een mbo-4-diploma, die werkzaam zijn in een passende functie in de sector zorg of welzijn voor minimaal 0,5 fte en die minimaal 2 jaar relevante werkervaring hebben in de zorg- of welzijnssector. Op basis van het voldoen aan de instroomeisen krijgen studenten vrijstelling van het eerste studiejaar. • Om vast te stellen of de student beschikt over een werkplek waar alle beoogde competenties kunnen worden behaald, vult de student een werkplekscan in (zie 2.1). Hierin zijn de eisen per studiejaar vastgelegd. • De regels met betrekking tot toelating tot de opleiding zijn in de studiegids opgenomen. Daarin staat ook dat studenten van 21 jaar en ouder die niet voldoen aan de vooropleidingseisen hiervan, na een onderzoek door de toelatingscommissie, kunnen worden vrijgesteld. De toelatingscommissie brengt een advies uit aan de Dean. Een toelatingsonderzoek is erop gericht, vast te stellen of de kans dat met succes een hboopleiding kan worden afgerond voldoende groot is. Daarbij zijn met name van belang het vermogen tot abstract denken, probleemoplossend analyseren en logisch redeneren. Als de testuitslag aanleiding geeft tot twijfel stelt de toelatingscommissie de kandidaat in de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
23/57
•
•
•
•
•
gelegenheid aanvullend bewijs te leveren. De commissie kan op basis daarvan besluiten toch positief te adviseren over toelating. Naast de collectieve vrijstelling voor de propedeuse werkt de opleiding niet met vrijstellingen. Op basis van eerder verworven competenties (EVC) is het wel mogelijk de studie in minder dan drie jaar af te ronden. Het panel constateert dat voornamelijk studenten met een hbo-diploma en of een aantal jaren managementervaring hiervoor in aanmerking komen. De student kan aan de hand van eigen professionele producten (of bewijzen van competent handelen), die voorafgaand aan de opleiding zijn gemaakt en niet ouder zijn dan vijf jaar, bewijzen of hij bepaalde competenties of delen daarvan heeft verworven en daardoor in aanmerking komt om het programma versneld te doorlopen. Van de termijn van vijf jaar kan op verzoek van de student worden afgeweken. Hij dient dan beargumenteerd een verzoek in te dienen bij de examencommissie. Uit de jaarevaluatie 2005-2006 is gebleken dat de opleiding tekort is geschoten in het informeren van studenten over de mogelijkheden om te ‘versnellen’. Verder hebben studenten aangegeven geen duidelijke EVC-procedure te ervaren. Het panel constateert echter dat er concrete richtlijnen worden gehanteerd met betrekking tot het omgaan met EVC’s. In het licht van de gehanteerde instroomeisen acht het panel deze richtlijnen reëel. Aan de hand van een persoonlijk ontwikkelplan aan het begin van de opleiding, waarin de student in beeld brengt over welke kwalificaties hij beschikt (o.a. via 3600 feedback), wordt bepaald of de student het driejarige programma of een versneld programma (maatwerk) gaat volgen. De leergroepbegeleider adviseert daarbij. De student legt wel alle assessments af die het programma voorschrijft. De HG organiseert open dagen specifiek voor haar deeltijd opleidingen. Daarin wordt ook aandacht geschonken aan de opleiding MiZ. Daarnaast worden toekomstige studenten geïnformeerd over de opleiding tijdens informatiebijeenkomsten, via voorlichtingsbrochures en via de website van de HG. Het panel constateert dat de opleiding ruim aandacht heeft voor individuele wensen van studenten. Dit is lijn met de ambitie van de HG om het individuele leertraject binnen bacheloropleidingen te stimuleren. Naast de genoemde opties om te versnellen op basis van reeds verworven competenties kunnen studenten MiZ hun leertraject individueel vormgeven door specialisaties te kiezen in het vierde jaar (twee rollen, totaal 30 credits). In de toekomst wil de opleiding ook keuzemogelijkheden aanbieden buiten de eigen opleiding. Uit de SSA-enquête blijkt dat 91% van de studenten de aansluiting op de vooropleiding positief waardeert (streefwaarde in het OJP is 80%).
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten.
24/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding kent een nominale duur van vier jaar met een totale omvang van 240 studiepunten (credits): 60 credits per jaar. De studieduur is weergegeven in het OER en de studiegids van de opleiding. • Studenten volgen doordat zij voldoen aan de instroomeisen een programma met een duur van drie jaar.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Om studenten de beoogde eindkwalificaties optimaal te laten verwerven, streeft de opleiding naar het creëren van een krachtige leeromgeving. Hieronder verstaat zij een leeromgeving waarin studenten worden uitgedaagd om met elkaar actief te leren. Daarbij geldt dat het leren wordt geplaatst in een concrete (beroeps)context en dat de relatie met de echte beroepspraktijk zo groot mogelijk is. Studenten kunnen hierdoor vooral vanuit een intrinsieke motivatie leren en worden geacht zoveel mogelijk zelfstandig hun leren te sturen en te controleren. Daarbij dient er, aldus de opleiding, voldoende balans te zijn tussen zelfstandig leren en systematische begeleiding, rekening houdend met de mogelijkheden en behoeften van de student. De opleiding hanteert hierbij als uitgangspunt onder andere de leertheorieën van Kolb. Het panel acht deze passend bij de uitgangspunten van de opleiding. • Aan de hand van studiehandleidingen wordt de student geacht door middel van taakgerichte opdrachten de gewenste sets van kennis, vaardigheden en attitudes (competenties) te verwerven. Hierbij worden verschillende werkvormen gehanteerd. Het onderwijs is zowel inhoudelijk als wat betreft vormgeving zodanig ingericht dat studenten zoveel mogelijk gestimuleerd worden tot zelfstandigheid en zelfsturing bij hun competentieverwerving. De opbouw van het onderwijsprogramma is in voorgaande facetten aan de orde gekomen (zie 2.2 en 2.3). Het panel constateert dat de opeenvolgende thema’s in studiejaar twee en drie bijdragen aan de ontwikkeling van studenten. De problematiek die in de verschillende thema’s aan bod komt, wordt naarmate het programma vordert, steeds complexer. Studenten bevestigen dit in gesprek met het panel en geven aan dat de opleiding een grote mate van zelfstandigheid vraagt die tevens toeneemt naarmate het programma vordert. • Binnen de HG loopt het project Deeltijd/Maatwerk. Daarin is nagegaan wat het specifieke karakter of specifieke uitgangspunten van deeltijdopleidingen zouden moeten zijn. In lijn met de visie van de hogeschool wil de opleiding vanuit het project Deeltijd/Maatwerk op termijn meer aandacht voor blended learning. Hetgeen vooralsnog niet aan de orde is.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
25/57
•
•
• •
•
De resultaten in de blokenquêtes over de relatie tussen vormgeving en inhoud zijn wisselend per blok en per studiejaar, maar liggen steeds boven 70% tevredenheid (72-100%). Studenten laten in de Jaarevaluatie 2005-2006 weten dat zij tevreden zijn over de samenhang tussen gebruikte werkvormen en de te realiseren doelen. De waarderingspercentages liggen wat betreft dit aspect tussen 60% (jaar 3) en 77% (jaar 2). Studenten geven in gesprek met het panel aan dat zij tevreden zijn over de kwaliteit van de feedback in de leergroepen, dat zij een gedegen onderbouwing ontvangen van docenten. De opleiding geeft aan dat studenten meer structurele feedback op tussenproducten wensen van docenten. De opzet die de opleiding MiZ hanteert (keuze studieroute versnellers, studiecontract, invulling docentrollen, opleidingsprofiel/toetseisen), is in mei 2006 is geëvalueerd en de ervaringen met de praktijkcoaches zijn besproken. Dit heeft geleid tot een verbeterplan. Daaruit blijkt dat per 2007-2008 bepaalde onderdelen (voortgang en reflectievermogen) van het POP beoordeeld zullen gaan worden en dat de inhoud van de coachende rol van docenten anders wordt gedefinieerd. Tevens zal geïnvesteerd worden in groepsprocessen (bij studenten) ter bevordering van zelfsturing. De opleiding geeft aan dat de taakvolwassenheid van studenten soms wordt overschat. Het panel herkent dit. Concreet gaat de opleiding bij bepaalde onderwerpen (bijvoorbeeld blok 2.4 financiën) meer sturing en instructie aanbieden. Er is een instructiedocument voor praktijkcoaches ontwikkeld. Daarin staat wat er precies van de praktijkcoach wordt verwacht (titel instructiedocument). De praktijk van de student komt intensief aan bod in het programma. Studenten leren in hun praktijkomgeving. Zij moeten beroepsproducten opleveren via opdrachten waarbij verschillende werkvormen worden gehanteerd. De producten worden besproken in de leergroep. Op deze manier leren studenten van hun praktijksituaties, maar ook van de praktijkervaring van collega-managers in hun leergroep. Binnen de leergroep wordt hierop gecoacht door de leergroepbegeleider. Voorts stelt het panel vast dat de samenstelling van leergroepen gedurende de opleiding kan veranderen. In de leergroepen wordt de voortgang van de groep geëvalueerd en in subgroepen de individuele voortgang. Studenten moeten hierbij vooral elkaar coachen. Op basis van voorgaande constateert het panel dat de coaching binnen de leergroepen met het oog op de zelfredzaamheid van studenten kan verbeteren. Het panel vindt het didactische concept passen bij het deeltijd karakter van de studenten. De gehanteerde werkvormen sluiten daarbij aan. De coaching en sturing vanuit de opleiding kan worden versterkt. Op grond van het voorgaande komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
26/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het toetsbeleid van de opleiding is in een document Toetsbeleid MiZ vastgelegd. Hieruit blijkt onder andere dat de opleiding heeft gekozen voor één manier van toetsen, namelijk via het portfolio-assessment. Het toetsbeleid is vastgelegd in de Onderwijs en Examen Regeling (OER). • Voor elke rol is op basis- en gevorderd niveau beschreven welke producten het portfolio moet bevatten. Deze eisen dienen als beoordelingscriteria voor de verschillende rollen. Het portfolio wordt beoordeeld aan de hand van een beoordelingsformulier. Hierop zijn de aspecten benoemd waaraan het betreffende portfolioproduct (beroepsproduct) moet voldoen. Het portfolio kan beoordeeld worden met onvoldoende, voldoende of goed. Criteria zijn afgeleid van de competenties welke zijn opgenomen in de werkboeken van studenten. • De toetsing binnen de opleiding is zo opgezet dat een student een blok (een rol) alleen met een voldoende kan afsluiten als hij kan aantonen dat hij tijdens het werk met zichtbaar resultaat aan de vereisten voor die rol heeft gewerkt en voldaan. De student verwerft een rol aan de hand van een ontwikkelplan dat bij aanvang van de studie en per onderwijsperiode wordt opgesteld. De ontwikkelplannen zijn onderdeel van de studieovereenkomst en deze bevatten ook afspraken over welke toetsen de student doet op welk moment (studieplanning). De student wordt bij de invulling van zijn ontwikkelplan begeleid door zijn leergroepbegeleider. • In een ontwikkelplan geeft de student aan waar hij gedurende die onderwijsperiode aan gaat werken, of anders gezegd: hoe hij de beoogde rol gaat verwerven. In het ontwikkelplan moet de student aangeven hoe hij zijn werkplek optimaal gaat benutten als leerplaats. De praktijkcoach vervult hierbij een belangrijke rol. Gedurende de onderwijsperiode staan bijeenkomsten gepland waarin de student, met medestudenten, evalueert hoe het leerproces verloopt, zijn plan zonodig bijstelt en ‘werkpuzzels’ -zoals casuïstiek- inbrengt als intervisiemateriaal. Positieve feedback vanuit de werksituatie (met name van de praktijkcoach) op specifieke facetten van de rol zijn een voorwaarde voor een voldoende. Op basis van het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken, constateert het panel dat naast procescriteria, de theoretische inhoud en het niveau van reflectie meetellen in de beoordeling. • Aan het eind van de opleiding vindt een eindgesprek plaats waarin de student zichzelf als manager presenteert wat hij doet aan de hand van een SWOT analyse. Het portfolio (studieovereenkomst, ontwikkelplannen en resultaten) waar de student vanaf het eerste blok aan heeft gewerkt, staat in het gesprek/de presentatie centraal. Hierbij zijn docenten, praktijk en collega-studenten aanwezig. De begeleider vanuit school is de beoordelaar. • De uitwerking van de toetsing wordt bewaakt door de docenten. Het panel constateert dat zij allemaal werken vanuit dezelfde uitgangspunten. Deze worden evenals de uitwerking van de toetsing onderling besproken en in overleggen aan de orde gesteld. Hiermee wordt de uniformiteit in de toetsing geborgd. Studenten geven aan voldoende uniformiteit/cesuur te ervaren. Ten behoeve van de ontwikkeling in de toetsing houden de docenten een logboek bij en een map met verbetervoorstellen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
27/57
•
•
•
Naast het docentoverleg kent de opleiding verschillende werkgroepen en commissies die in het kader van de ontwikkeling en de verdere uitwerking van de opleiding de kwaliteit van de opleiding bewaken (zie 5.3), waaronder een toetscommissie. Deze bestaat uit twee docenten en is direct verantwoordelijk voor de ontwikkeling, bewaking en verbetering van de toetsing (Studiegids, hoofdstuk 4). Zo heeft de toetscommissie het nieuwe format opgesteld dat de opleiding hanteert voor de formulering van toetscriteria. Uit de Jaarevaluatie 2005-2006 blijkt de waardering van studenten over de aansluiting van de toetsen op de bestudeerde leerstof. In jaar twee geeft 70% van de studenten aan tevreden te zijn over de gehanteerde toetsvorm en 44% over de beoordeling van de toetsen. In het derde studiejaar is dat respectievelijk 50% en 60%. Kern van de kritiek van studenten was, aldus de opleiding, dat de toetsing assessor afhankelijk is en dus subjectief. Inmiddels zijn de toetscriteria beter uitgewerkt inclusief normen voor de cesuur. Voorts geeft de opleiding aan dat studenten de POP-onderdelen graag beoordeeld zouden zien en dat de opleiding de toetsing naar aanleiding van de evaluaties heeft verbeterd. Naast de uitwerking van de toetscriteria en -normen, heeft de opleiding bijvoorbeeld ook de toetsopdracht bij blok 2.4 aangepast voor een betere aansluiting bij de rolomschrijving en het gegeven onderwijs. Op grond van het bovenstaande komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’. Het panel vindt de beoordeling adequaat, maar vindt dat hierbij in het licht van de verdere ontwikkeling van de opleiding nog enkele verbeterslagen te maken zijn. De opleiding is zich hiervan bewust. Het panel stelt verder vast dat de geformuleerde beoordelingscriteria voornamelijk procesgericht zijn. Dit brengt met zich mee dat de meetlat tussen voldoende en onvoldoende (cesuur) niet altijd expliciet is. Op basis van het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken met docenten, constateert het panel dat de inhoud nadrukkelijk aan bod komt in de beoordeling. Dit acht het panel te danken aan een werkwijze van docenten en de afstemming die zij onderling hebben, dat er voor zorgt dat onevenredige schommelingen in beoordelingen geminimaliseerd zijn. Tevens zijn docenten getraind ten behoeve van de toetsing. Met het oog op de toekomst -het is een opleiding in opbouw met een nieuw programma, met vooralsnog geen eindresultaten en een aantal docenten zullen op relatief korte termijn vertrekken- acht het panel het raadzaam, dat de opleiding de beoordelingscriteria inhoudelijk concretiseert, zodat vooraf helder is op welke wijze een rol succesvol wordt vervuld en dat de opleiding meer aandacht heeft voor tussentijdse beoordelingsmomenten teneinde de kwalificatieontwikkeling bij studenten te kunnen volgen (zie ook 2.2).
28/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding werkt op basis van ontwikkelingsgericht competentiemanagement. Daartoe is binnen het team nagegaan over welke competenties medewerkers dienen te beschikken om het curriculum inhoudelijk en didactisch goed te kunnen ontwikkelen en uit te voeren (zie 3.3). Het Competentieprofiel Onderwijsgevenden van de HG ligt hieraan ten grondslag. • De opleiding streeft een personeelsbestand na dat deels complementair en deels breed inzetbaar is, zodat de verschillende competentiegebieden binnen het curriculum zijn afgedekt. Dit is uitgewerkt in het Meerjaren PersoneelsPlan (MPP), dat als kader dient voor het lange termijn personeelsbeleid en is opgenomen in het OpleidingsMeerjarenPlan MiZ 2005-2008 (april 2005). • Het MPP wordt gekenmerkt door een cyclus van vier jaar. Per februari 2007 is er een geactualiseerd concept-MPP van kracht. De geactualiseerde versie gaat uit van het bestaande plan in het licht van de gerealiseerde functieordening als gevolg van de reorganisatie. • In het MPP zijn activiteiten opgenomen die bijdragen aan de ontwikkeling van het personeel en het personeelsbestand. Daarin heeft ook de verbondenheid van personeelsleden met het werkveld een plaats gekregen. De opleiding streeft na dat het merendeel van het onderwijs wordt verzorgd door docenten die regelmatig contact hebben met het werkveld. Uit CV's/portfolio’s van docenten MiZ blijkt dat zij allemaal contacten onderhouden met het werkveld doordat zij als trainer/adviseur commercieel actief zijn. Bij de aanname van nieuwe personeelsleden zal deze verbondenheid een aandachtspunt zijn. • De relatie met het werkveld krijgt verder gestalte doordat gastdocenten uit de beroepspraktijk onderwijs verzorgen aan de opleiding. De studenten oordelen in gesprek met het panel positief over de wijze waarop docenten en gastdocenten op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen in het veld.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
29/57
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kernteam bestaat uit zes docenten en de teamleider. De teamleider vervult die functie momenteel voor 0,5 fte en vervult daarnaast taken in het onderwijs en de onderwijsontwikkeling. Van de zes docenten zijn er vier in dienst van de AvG, twee docenten maken deel uit van een mobiliteitspool. Alle docenten van MiZ zijn ook ingezet in andere werkzaamheden binnen of buiten de HG. Naast deze teamleden worden docenten ingezet vanuit HanzeConnect, andere schools van de HG en vanuit het werkveld. Dit betreft momenteel circa acht personen. De totale docentinzet (inclusief projecten) voor MiZ is 3,3 fte’s. Bij een studentenaantal van 140 leidt dat tot een ratio van 1:42,4. Het panel beoordeelt de verhouding tussen docentinzet en studentenaantal positief, gezien het karakter van de opleiding, de werkvormen en de opzet die wordt gehanteerd. De opleiding wordt administratief ondersteund door medewerkers van HanzeConnect. Sinds 1 november 2006 bestaat die ondersteuning uit 2 mensen (totaal 0,8 fte). • Naast bovengenoemde formatie voor de uitvoering van het onderwijs heeft de opleiding de beschikking over geoormerkte tijdelijk extra financiële middelen voor de realisatie van bepaalde projecten, zoals het project ombouw MMO en het project digitaal studiemateriaal. • De opleiding maakt jaarlijks een banenplanning die afgeleid is van de in het curriculum benodigde taken en rollen (competentieprofiel) binnen de gegeven financiële kaders. Een gedeelte van de financiële middelen is gereserveerd voor het inzetten van flexibel personeel, mede om stuur- en ontwikkelruimte te realiseren. • De feitelijke taaktoedeling voor elk cursusjaar wordt met betrokkenen besproken. Docenturen zijn op een inzichtelijke en vaste manier gekoppeld aan studiepunten en inclusief 10% voor deskundigheidsbevordering en 10% voor management- en beheertaken (MPP 2005-2008). In het document MiZ06/07 juni 2006 is een overzicht opgenomen van taken en uren per taak per persoon. Hierbij wordt door de studieleider voorafgaand aan het studiejaar een schatting gemaakt van de ureninzet. Docenten schrijven vervolgens tijd, waarna er een check plaatsvindt op begrote en gemaakte uren en vervolgens eventueel een aanpassing van de ureninzet. • Bij MiZ is in november 2006 HG-breed een personeelstevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de waardering van de medewerkers over de HG, de opleiding en de leidinggevende over het algemeen positief is. • Bij eventuele absentie van docenten probeert de opleiding in eerste instantie de absentie binnen het team op te vangen. Bij langdurig verzuim wordt er vervanging gezocht die bekostigd wordt uit de gereserveerde gelden voor ziekteverzuim.
30/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
•
•
Uit de SSA-enquête 2006 blijkt dat 100% van de ondervraagde studenten tevreden is over de bereikbaarheid van docenten (streefwaarde 70%). Dit wordt door studenten bevestigd in het gesprek met het panel. Studenten geven daarbij ook aan dat het een kleine club mensen is en dat dit prettig werkt. De opleiding kent een docententeam waarvan vanwege de leeftijd binnen twee tot vijf jaar de helft tot tweederde vertrekt. De opleiding wil jonge nieuwe personeelsleden aantrekken. Het panel constateert dat het competentieprofiel voor onderwijsgevenden richtinggevend is bij de aanname van nieuw personeel.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor de uitvoering van het curriculum gaat MiZ uit van drie docentrollen, waarbij de nadruk ligt op de kwalificatie van de docent als coach. De drie docentrollen zijn: leergroepbegeleider, assessor en trainer/specialist (expert). Per docentrol is vastgelegd over welke competenties men dient te beschikken om het onderwijs inhoudelijk en didactisch goed uit te voeren. • Uit bestudering van de CV’s/portfolio’s blijkt dat alle docenten beschikken over een universitaire of hbo-opleiding. Daarnaast hebben de docenten een didactische scholing gevolgd. Het panel oordeelt positief over de kwaliteiten van docenten. • Uitgangspunten van het personeelsbeleid van MiZ laten zien dat competentiemanagement en employability kernaspecten zijn die gelden binnen de bedrijfsvoering van de opleiding (MMP). Van belang zijn, dat elke docent een goede gesprekspartner is voor de student - met name om de verbinding te leggen tussen de opleiding en de actuele beroepspraktijk - en dat iedere docent een bijdrage levert aan kenniscirculatie. Zowel leidinggevende als medewerker zijn verantwoordelijk voor het geven van inhoud aan deze uitgangpunten hetgeen tot uiting komt in verschillende gesprekken. Daarin wordt het functioneren van de medewerker besproken en worden afspraken gemaakt over te behalen resultaten en te ontwikkelen competenties (notitie HRM gesprekscyclus, P&O, mei 2006). Uit een enquête blijkt dat docenten tevreden zijn over de (functionerings)gesprekken die gevoerd worden. • Het panel constateert dat een deel van de docenten ten behoeve van hun persoonlijke ontwikkeling een POP heeft geschreven. Daaruit blijkt hoe richting wordt gegeven aan individuele deskundigheidsbevordering. Het totale overzicht van (gewenste) deskundigheidsbevordering is beschreven in het opleidingsscholingsplan. Naast individuele ontwikkelingsplannen maakt de opleiding jaarlijks voor het kernteam een deskundigheidsbevorderingsplan. De opleiding geeft aan dat een belangrijke vorm van deskundigheidsbevordering is dat docenten van MiZ, naast het onderwijs bij MiZ, ingezet worden bij andere opleidingen/cursussen en opmaattrajecten van HanzeConnect.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
31/57
•
•
•
•
Op het moment van visitatie werkt elk kernteamlid ook voor andere opleidingen en/of projecten, vijf kernteamleden doen maatwerktrajecten. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van verschillende vormen van deskundigheidsbevordering, zoals deelname aan interne studiedagen (training beoordelen van portfolio’s in 2003), intercollegiale consultatie bij de uitvoering van onderwijs en het ontwikkelen en beoordelen van toetsopdrachten en deelname aan congressen. Per oktober 2002 heeft de Hogeschool een lector ‘Transparante Zorgverlening’ aangesteld. Het lectoraat Transparante Zorgverlening richt zich op ontwikkelingen in de gezondheidszorg, zoals multiprofessioneel werken, taakverschuiving, substitutie, Evidence Based Handelen en de implicaties daarvan voor het onderwijs. Het lectoraat heeft samenwerkingsverbanden met onder andere het Universitair Medisch Centrum Groningen, de Rijks Universiteit Groningen en zorgverzekeraar Menzis. Het lectoraat heeft de congressen ‘Transparant samenwerken in de zorg’ (december 2004) en ‘Gedrag en Gezondheid’ (november 2006) georganiseerd. Tot zover vindt er geen uitwisseling plaats tussen het lectoraat en de opleiding MiZ. Tevens is er een kenniskring samengesteld, bestaande uit docenten van de opleidingen van de AvG en de Academie voor Verpleegkunde. Daarbij zijn vooralsnog geen docenten en studenten van MiZ bij betrokken. De opleiding geeft aan dat de prioriteit de afgelopen drie jaar bij de conversie van tweejarige naar vierjarige opleiding lag. Op termijn wenst de opleiding vorm te geven aan een relatie met het lectoraat en de kenniskring. De waardering van studenten over de docentactiviteiten wordt betrokken bij de beoordeling over het functioneren van docenten. Omissies hierin worden besproken en er wordt, indien daar aanleiding toe is, een actieplan opgesteld door de betreffende docent in samenspraak met de teamleider. Van de responderende studenten oordeelt 100% positief over de begeleidende rol van docenten en de feedback die docenten geven (SSA-enquête 2006). De kwaliteit van de trainers wordt in de blokenquêtes over het algemeen zeer hoog gewaardeerd (90 tot 100% tevreden, één blok 73%). Dit wordt door de studenten, met wie het panel spreekt, bevestigd. Binnen twee tot vijf jaar vertrekt de helft tot tweederde van het team. Daarmee verdwijnt deskundigheid en ervaring. Met het oog op de toekomst moet de opleiding de huidige kwaliteit kunnen waarborgen. De opleiding geeft aan dat zij hierom onderzoek heeft gedaan naar de kwantiteit en de kwaliteit die nodig zijn om de kwaliteit van de onderwijsuitvoering en de onderwijsontwikkeling te borgen. Het panel is er van overtuigd dat de opleiding voldoende inspeelt op de behoefte en de uitgangspunten van de opleiding daarbij in acht neemt.
32/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De huisvesting en de materiële voorzieningen worden op hogeschoolniveau gerealiseerd via het Facilitair Bedrijf. De HG heeft haar missie voor de lange termijn uitgewerkt in een visie op huisvesting voor de HG in de notitie Verkenningen huisvesting HG 2002-2010. Bij het ontwerpen van de leeromgeving en daarmee de inrichting van de materiële voorzieningen wordt zoveel mogelijk expliciet aandacht geschonken aan keuzes die in het curriculum gemaakt zijn: locatie, groepsgrootte, leergroeplokalen, ICT. • De opleiding MiZ zit gehuisvest in het gebouw Meerwold van HanzeConnect in Groningen. Voor deze leeromgeving is onder meer gekozen omdat het recht doet aan de bijzondere doelgroep van volwassen (deeltijd)studenten. • Alle lokalen zijn standaard voorzien van diverse ondersteunende faciliteiten (flap-over, whiteboard en overheadprojector). Op audiovisueel gebied kunnen studenten en docenten beschikken over verschillende apparatuur, zoals video-opname- en afspeelapparatuur, beamers, camera’s, geluidsapparatuur et cetera. • Meerwold heeft geen mediatheek. Studenten maken gebruik van het aanbod van de mediatheek van de Hanzehogeschool, die over verschillende locaties over de stad is verdeeld, waarvan het grootste deel van de collectie zich op het Zernikecomplex bevindt, ver van Meerwold vandaan. Studenten MiZ wordt daarom de mogelijkheid geboden om via internet of telefonisch boeken te bestellen die dan op Meerwold worden bezorgd. De student kan de geleende materialen ook weer op Meerwold inleveren. De centrale mediatheek op het Zernikecomplex maakt deel uit van een netwerk waarin de collecties van een groot aantal bibliotheken zijn opgenomen, waaronder die van de universiteit. Vanaf elke PC-werkplek hebben medewerkers en studenten toegang tot de catalogus. De mediatheek is overdag, in de avonduren en op zaterdag open. • Het gebouw Meerwold kent ruime openingstijden. Voor de verschillende onderwijsactiviteiten zijn diverse ruimtes beschikbaar: gemeenschappelijke lokalen, practicumruimtes, groepsruimtes en gemeenschappelijke computervoorzieningen (HELO-werkplekken met Office en internet) met outlets voor laptops. MiZ docenten en studenten maken gebruik van de Hanze Elektronische Leer Omgeving (HELO). BlackBoard is het webgebaseerde computersysteem dat als hulpmiddel in het onderwijs en bij de informatievoorziening wordt ingezet (zie 4.2). Docenten hebben standaard de beschikking over een HELO-werkplek. Docenten en studenten zijn tevreden over de huisvesting en de voorzieningen, maar studenten in mindere mate over de beschikbaarheid van computerwerkplekken en ruimten voor bijvoorbeeld zelfstudie (SSAenquête 2006).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
33/57
De opleiding geeft aan dat het aantal pc’s evenals de beschikbare ruimten op het aantal studenten en de onderwijsvariant is afgestemd. Het panel onderschrijft dit en vindt de voorzieningen passend voor het deeltijdonderwijs.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studiebegeleiding en informatievoorziening ondersteunen de student bij het verwerven van zijn competenties en dienen zo optimaal mogelijk aan te sluiten op de behoefte van de student. De opleiding heeft de studiebegeleiding geïntegreerd binnen de opleiding. Binnen het curriculum is sprake van afnemende sturing door docenten en toenemende zelfsturing door studenten. • De studiebegeleiding valt binnen de (verplichte) rol van ‘de manager als zelfstuurder’. De opleiding start het programma met een blok over die rol waarin de student begint bij zichzelf, zijn kwaliteiten als manager. Hierbij wordt gewerkt met een persoonlijk ontwikkelplan (POP). Begeleiding is vormgegeven aan de hand van de POP, in de zogenaamde voortgangsgroepen met collega-studenten en in gesprekken met een opleidingscoach. Voor de rollen, die na blok 1 aan bod komen, richt de student een deel van zijn POP in dat hij evalueert en bijstelt in de voortgangsgroep en met zijn praktijkcoach. De student kan altijd een beroep doen op begeleiding van de leergroepbegeleider. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de student. Naarmate het programma vordert neemt de sturing vanuit de opleiding af en de zelfsturing bij de student toe. Zo biedt de leergroepbegeleider actief ondersteuning in jaar twee en neemt de student in jaar drie zelf initiatief tot begeleiding. In het laatste jaar is er alleen nog begeleiding op verzoek. De leergroep is in het vierde jaar geen belangrijk leermiddel meer. Studenten ondersteunen elkaar dan in consultgroepen. • Vanzelfsprekend vinden gesprekken tussen student en opleidingscoach plaats wanneer een student tweemaal achtereenvolgens een onvoldoende beoordeling krijgt voor een assessment. Voorts heeft het panel vernomen dat de leergroepbegeleider en de student aan het eind van elk studiejaar stilstaan bij de behaalde resultaten (fotomoment). • Iedere student heeft (bij aanvang van de opleiding) een praktijkcoach op de werkplek. Deze coach geeft inhoudelijke feedback op reflectieverslagen en producten van de student die meewegen in de beoordeling. De praktijk heeft verder geen beoordelende rol. Contacten tussen de opleiding en de praktijkcoach verlopen via de student. De praktijkcoach dient voldoende gekwalificeerd te zijn. Hiervoor heeft de opleiding criteria opgesteld, waaraan de aangedragen coach dient te voldoen.
34/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
•
•
•
•
Met betrekking tot studiebegeleiding zijn studenten ten opzichte van andere enquêteresultaten wat kritischer, maar over het algemeen positief. De opleiding verklaart dit doordat studenten niet bekend zijn met de term studieloopbaanbegeleiding. Het panel heeft vernomen dat de opleiding opheldering heeft gegeven aan de opleidingscommissie en vastgesteld kan worden dat studenten tevreden zijn op dit punt (verslag Resultaten SSA-enquête MiZ). Voorts heeft het panel uit het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken ook vernomen dat de opleiding de mate van zelfredzaamheid bij studenten, als onderdeel van de studiebegeleiding, op bepaalde aspecten gaat aanpassen. De informatievoorziening naar de student vindt voornamelijk plaats via Blackboard, email en zogenaamde announcements. Op Blackboard is de meest relevante informatie met betrekking tot de inhoud van het opleidingsprogramma (digitale werkboeken) en roostering beschikbaar. Daarnaast maakt de student gebruik van papieren versies van werkboeken. Docenten worden geïnformeerd via BlackBoard, e-mail, teamvergadering en individuele postvakjes. Studenten en docenten hebben allemaal een e-mailadres van de Hogeschool waar zij van informatie vanuit de HG en de opleiding worden voorzien. De opleiding geeft aan dat de kleinschaligheid van MiZ maakt dat er veel informeel contact is tussen docenten, staf en studenten. Dit verneemt het panel tevens uit de gevoerde gesprekken met studenten en docenten. Positieve waardering vanuit de studenten met betrekking tot de informatievoorziening blijkt ook nog uit de SSA-enquête 2006. De student heeft inzicht in zijn studieresultaten via Progress. Uit de SSA-enquête 2006 blijkt dat studenten de informatievoorziening over de studievoortgang positief waarderen. Uitkomsten van assessments worden per mail gecommuniceerd naar studenten. Studenten oordelen positief over de nakijktijd van tentamens. De studiebegeleiding wordt op bepaalde punten, in het licht van ondersteuning bij studievoortgang, verbeterd. Het panel constateert dat aspecten, zoals de mate van sturing bij bepaalde onderdelen, wordt heroverwogen. Dergelijke verbeteringen worden met de verdere uitwerking en kwaliteitsbewaking van de opleiding opgepakt. Het panel komt hierom en omdat het programma nog niet volledig heeft gedraaid, tot een oordeel ‘voldoende’.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In cursusjaar 2006-2007 is op basis van HG-kaders academiebreed gewerkt aan de totstandkoming van het Kwaliteitshandboek en aan daaraan afgeleidde procedurehandboeken voor de afzonderlijke opleidingen. Het Kwaliteitshandboek van de academie is, conform de HG-kaders, gebaseerd op het EFQM-model en de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
35/57
•
•
kwaliteitscirkel van Deming (plan-do-check-act: PDCA). Het kwaliteitssysteem van de opleiding zal per 1 juli 2007 zijn vastgelegd in een Kwaliteitszorgplan. De hiervoor gehanteerde beleidsdocumenten geven doelen en actieplannen voor langere periode (vier jaar) alsmede voor een (school)jaar weer (zie 5.2). Met ingang van september 2004 worden alle academie- en opleidingsbeleidsdocumenten ingericht conform het format en lexicon HG en wordt gestuurd op resultaten met behulp van een managementdashboard. De AvG en haar opleidingen hanteren hierbij reeds een PDCA-cyclus op alle niveaus. Uit het Kwaliteitshandboek van de AvG blijkt dat het onderwijs bij studenten via een vastgelegde procedure wordt geëvalueerd. Vanuit de Hogeschool wordt de SSA-enquête uitgevoerd waarmee de tevredenheid van studenten over allerlei onderwijsaspecten worden gemeten. Aspecten van deze enquête worden tevens vanuit het OpleidingsJaarPlan (OJP) op opleidingsniveau geëvalueerd. Ieder blok wordt minstens éénmaal in de twee jaar aan de hand van de blokenquête geëvalueerd. De streefwaarden zijn voor de evaluaties in percentages uitgedrukt. De beoogde minimale scores wisselen per aspect en zijn afhankelijk van het onderwerp. Voor de opleiding wordt over het algemeen uitgegaan van een streefwaarde van minimaal 80%. Wanneer daarvan is afgeweken (bijvoorbeeld met een streefwaarde van 70%), is dat in deze rapportage bij de betreffende uitkomst(en) expliciet vermeld.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De HG heeft een uitgewerkte HG-besturingssystematiek met een beleids- en kwaliteitscyclus. De kern ervan is dat activiteiten gebaseerd zijn op door het management geformuleerde doelen en plannen. Het beleid van de Hogeschool krijgt gestalte in de vorm van beleidsplannen. Er wordt gewerkt met een vierjarig beleidsplan voor de HG als geheel (strategisch beleidsplan HG), en hiervan afgeleidde plannen voor de Schools/Academies (Academie Strategisch Plan: ASP) en voor de opleidingen (OpleidingsMeerjarenPlan: OMP). De vierjarige beleidsplannen worden vervolgens vertaald naar jaarlijkse activiteitenplannen voor de Schools/Academies (Academie JaarPlan: AJP). In het AJP zijn de activiteitenplannen van de opleidingen (Opleidings JaarPlan: OJP) opgenomen en streefwaarden waar de resultaten specifiek op worden beoordeeld. Alle genoemde beleidsplannen zijn volgens de EFQM-systematiek ingericht, waarbij rekening is gehouden met de PDCA-circel. Het personeelsbeleid wordt vormgegeven in het Meerjaren PersoneelsPlan (MPP), dat voor de opleiding MiZ is opgenomen in het OMP. • In managementovereenkomsten (MO’s), die jaarlijks worden afgesloten tussen het CvB en de Deans, wordt vastgelegd op welke (geoperationaliseerde) resultaten voortvloeiend uit de activiteitenplannen de Deans specifiek worden beoordeeld. In de
36/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
•
•
•
•
•
•
functioneringsgesprekken met de teamleiders maakt de Dean op basis van de OJP-en afspraken over de te behalen resultaten. Tweemaandelijks wordt gerapporteerd over de resultaten en vindt een gesprek hierover plaats tussen betrokkenen. Voortvloeiend uit het kwaliteitszorgsysteem van de HG worden alle opleidingen eenmaal per drie jaar, vlak voor de start van een accreditatietraject en tussen twee accreditaties in, geaudit door een intern auditteam, eveneens volgens het EFQM-model. Telkens na afloop van een planperiode (beleidsplannen: ASP, AJP, OMP, OJP) wordt systematisch nagegaan of de beoogde resultaten behaald zijn en wordt op basis van analyse van de resultaten nagegaan of en welke nieuwe verbetermaatregelen geformuleerd dienen te worden. Deze verbeterplannen of het nieuwe bijgestelde beleid worden vervolgens in plannen voor de langere (OMP) en kortere (OJP) termijn vastgelegd en vervolgens uitgevoerd. Het panel heeft het OMP en OJP voor MiZ ingezien en constateert dat beschreven werkwijze voor deze opleiding van toepassing is. Resultaten uit de diverse evaluatie-instrumenten worden bij de opzet en verdere ontwikkeling van MiZ systematisch gebruikt bij het bewaken van de kwaliteit van het onderwijs en de ondersteunende processen, en spelen zo een belangrijke rol bij vaststellen van verbeteracties en het formuleren van nieuw beleid, bijvoorbeeld op het gebied van na- en bijscholing van docenten. Aan de Dean van de AvG wordt via de teamleider van de opleiding tussentijds éénmaal per twee maanden gerapporteerd over de voortgang van de activiteiten en de behaalde resultaten. In haar Bestuurlijke Reactie op het opleidingsspecifieke deel van het eindrapport van de visitatiecommissie Kaderopleiding in de Gezondheidszorg (MMO) uit 2002 heeft de opleiding aangegeven op welke wijze zij aan de kritiekpunten van de visitatiecommissie zou werken. Op basis van de kritiekpunten uit het vorige visitatierapport heeft de opleiding een aantal verbeteringen doorgevoerd, zoals: - Het opgewaardeerde landelijke beroepsprofiel is door de opleiding vertaald in een nieuw competentiegericht vierjarig curriculum MiZ. Bij de transitie van een twee- naar vierjarig programma heeft de opleiding elementen van de MMO behouden en daar, mede op basis van onderzoek bij brancheorganisaties, elementen aan toegevoegd. Aan de uitwerking van het programma ligt een Groningse invulling van het landelijke profiel ten grondslag. - Als integraal onderdeel van het nieuwe competentiegerichte curriculum is competentiegericht toetsbeleid ontwikkeld. - Er is selectiebeleid geformuleerd. - Ten behoeve van de borging van de kwaliteit van het leren op de werkplek is een aantal maatregelen genomen, o.a. de invoering van een werkplekscan. Deze is na evaluatie in 2005-2006 verbeterd. Binnen de ontwikkeling van de opleiding staat de omzetting van de tweejarige MMOopleiding naar de vierjarige MiZ-opleiding centraal. De regie over het curriculum ligt in zijn geheel bij de projectgroep MiZ. Deze bewaakt de onderwijsvisie en de uitwerking daarvan naar het curriculum. Alle nieuwe onderwijsproducten en grote bijstellingen komen tot stand in opdracht van de teamleider, die daarvoor de projectgroep de kaders en specificaties laat formuleren. Na totstandkoming van de nieuwe onderwijsproducten en/of bijstellingen wordt door de projectgroep gecontroleerd of deze voldoen aan de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
37/57
•
•
•
specificaties. De projectgroep krijgt haar input uit de evaluatiegegevens. Per beroepsrol is een docentenduo geformeerd die de actualisering, ontwikkeling, toetsing en organisatie van het onderwijs in de betreffende onderwijsblokken bewaakt. Naast de projectgroep zijn er diverse commissies ten behoeve van de kwaliteitsbewaking actief, zoals de toetscommissie, de examen- en toelatingscommissie en de opleidingscommissie (OC). De taken en samenstelling van deze commissie zijn in de studiegids (hoofdstuk 4) opgenomen. In juni 2006 is MiZ door een intern auditteam bezocht, waarvan het definitieve auditrapport in juli 2006 verscheen. Op basis van de resultaten van deze audit is door de opleiding een zogenaamde actiematrix gemaakt met gesignaleerde knelpunten en verbeteracties, die vervolgens gebruikt zijn als input voor het OJP. Ook de aanbevelingen van de visitatiecommissie uit 2001 zijn door de opleiding opgenomen in een actiematrix en gebruikt voor verbeteracties. De rapportage en actiematrices heeft het panel ingezien en daaruit blijkt, aldus het panel, dat de opleiding de bevindingen van de interne audit heeft gebruikt voor de verdere ontwikkeling van de opleiding. Het panel heeft in gesprekken van docenten en studenten vernomen dat de opleiding naar aanleiding van geluiden via de OC en uitkomsten vanuit de interne audit de competenties vergaand had uitgewerkt. Aldus de studenten dusdanig gedetailleerd dat zij verzocht hebben om een meer algemene uitwerking van de competenties. Dit in verband met de toepasbaarheid voor de verschillende werkplekken en achtergronden van de studenten.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding kent een transparante en compacte organisatiestructuur, waardoor de communicatielijnen kort en overzichtelijk zijn. Daarbij wordt een open communicatiestijl gehanteerd. Medewerkers, studenten en het werkveld nemen actief deel aan de beleidsen onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg van MiZ. Beleidsbepalende documenten als het OMP, OJP en MPP komen tot stand op basis van input van de diverse genoemde actoren, worden met hen gecommuniceerd en fungeren voor de hele opleiding als referentiepunten en informatiebronnen (zie 5.2). • Medewerkers zijn betrokken bij de kwaliteitsbewaking van de opleiding via de projectgroep MiZ, het MiZ-teamoverleg en verschillende commissies (zie 5.2). In het MiZoverleg worden belangrijk onderwijsaspecten besproken met betrekking tot de ontwikkeling van de opleiding, mogelijke bijstelling en afstemming van het programma naar aanleiding van bijvoorbeeld evaluatie-uitkomsten. Evaluaties en SSA-enquête worden altijd in het team besproken.
38/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
•
•
•
•
•
•
Via het HG-personeelstevredenheidsonderzoek, dat de opleiding in november 2006 heeft laten uitvoeren, vraagt de opleiding het oordeel van medewerkers ten aanzien van diverse aspecten van de organisatie en het beleid van de opleiding/academie. Uit het in november 2006 gehouden personeelstevredenheidsonderzoek komt naar voren dat 86% goed op de hoogte is van het systeem van kwaliteitszorg. Studenten nemen deel aan verschillende enquêtes, zoals de SSA-enquête van de HG en de blokenquêtes van de opleiding. De SSA-enquête wordt vanaf 2005-2006 jaarlijks uitgevoerd binnen de HG en bevat onder andere vragen over het onderwijs, de faciliteiten en internationalisering. De SSA-enquête is in december 2006 voor het laatst afgenomen, waarvan de resultaten in februari 2007 beschikbaar waren voor MiZ. De opleiding heeft deze resultaten geanalyseerd (verslag Resultaten SSA-enquête MiZ). De blokenquêtes worden schriftelijke afgenomen waar studenten na afloop van een onderwijsblok aan deelnemen. De enquête vraagt om een waardering van studenten over het onderwijs in dat blok en de organisatie van het blok. Studenten zijn via Blackboard geïnformeerd over de evaluatie-uitkomsten van deze enquêtes en deze worden ook besproken in de gesprekken met groepsvertegenwoordigers. De resultaten van zowel de blokenquêtes als van de nabespreking worden tijdens het MiZ-teamoverleg besproken. Bij de blokevaluaties wordt ook het oordeel van studenten over docenten gevraagd, en wordt de studiebelasting geïnventariseerd. Aan het eind van elk studiejaar vindt een uitgebreidere schriftelijke evaluatie van het onderwijs plaats. Via de SSA-enquête is de waardering van studenten gevraagd over het gebruik van oordelen van studenten voor verbetering van het onderwijs. Het resultaat was 80% tevredenheid van studenten. Om zo actueel mogelijk te blijven, onderhoudt de opleiding contacten met het werkveld. MiZ heeft een werkveldadviescommissie (WAC) waarin voor MiZ alle belangrijke sectoren van het werkveld zijn vertegenwoordigd. De ontwikkeling van de nieuwe opleiding MiZ heeft plaatsgevonden in nauw overleg met de WAC (zie 1.1). Daarnaast worden contacten met de praktijkcoaches benut via de docenten en wordt er jaarlijks een bijeenkomst voor de praktijkcoaches georganiseerd. Deze bijeenkomst wordt enerzijds benut door de opleiding om relevante informatie uit het veld te verkrijgen en anderzijds worden praktijkcoaches geïnformeerd of geïnstrueerd over hun rol. De opleiding heeft een netwerk van afgestudeerden (MMO). Twee keer per jaar wordt voor deze groep een lezing georganiseerd waarin actuele ontwikkelingen in het veld aan de orde komen. Daarnaast wordt iedere twee jaar een evaluatie onder afgestudeerden gehouden (één jaar na hun afstuderen) over de opleiding en het genoten onderwijs. Het MMO-netwerk van afgestudeerden zal gecontinueerd worden voor de opleiding MiZ.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
39/57
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Aangezien de opleiding MiZ nog geen afgestudeerden kent is het moeilijk oordelen van het werkveld te krijgen over het kwalificatieniveau van afgestudeerden. Hiervoor heeft het panel gekeken naar werkstukken van studenten uit voorgaande jaren en de systematiek waarmee de opleiding borgt dat het juiste niveau behaald kan worden. Op grond hiervan beoordeelt het panel dit facet met een ‘voldoende’. • Het panel constateert dat de opleiding het niveau borgt via de beoordelingssystematiek die gehanteerd wordt (zie 2.8). Gedurende de gehele opleiding staat centraal dat studenten moeten aantonen over de beoogde competenties (van een bepaalde rol) te beschikken. In het laatste jaar studeren individueel af door middel van een veranderings-, verbeterings- of vernieuwingsproject binnen de eigen organisatie dat wordt afgesloten met een eindpresentatie. Daarnaast moet iedere student ‘zichzelf’ presenteren aan de hand van een persoonlijke SWOT-analyse en zijn portfolio. Leden van de WAC, met wie het panel heeft gesproken, geven aan tevreden te zijn over de wijze waarop het afstuderen binnen het MiZ-programma is vormgegeven. • Het panel heeft producten en portfolio’s van tweede en derdejaars studenten bestudeerd en vindt deze van voldoende kwaliteit. Studenten moeten als (toekomstig) leidinggevende problemen in hun werksituatie aankaarten. Analyse en onderzoek staan hierbij centraal en de student dient concrete producten (oplossingen) te leveren, waarbij in enkele gevallen bedrijfskundige aspecten verantwoord dienen te worden. De ontwikkeling van de (leidinggevende) vaardigheden komen aan bod in het portfolio. • Door middel van onderzoek bij laatstejaars studenten, alumni en werkgevers in het veld gaat de opleiding systematisch na of de gerealiseerde competenties voldoende aansluiten bij de beoogde eindkwalificaties van de opleiding. Jaarlijks worden studenten gevraagd over de inhoud van de opleiding, tweejaarlijks zullen alumni gevraagd worden hun oordeel te geven over onder andere de aansluiting op de arbeidsmarkt en de mate waarin zij tijdens de opleiding kwalificaties als (beginnend) beroepsbeoefenaar verwerven en de opleiding hen voorbereidt op de beroepspraktijk. Tijdens bijeenkomsten van de WAC worden leden periodiek gevraagd hun oordeel te geven over de kwaliteit van het onderwijsmateriaal van de opleiding en de afstudeeropdrachten, en zij zijn betrokken bij de eindgesprekken. • Bij de jaarevaluatie 2005-2006 blijkt dat 90% van de tweedejaars en 90% van de derdejaars studenten tevreden is over de mate waarin opleiding toerust voor een leidinggevende positie.
40/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
•
Uit tweejaarlijks onderzoek bij alumni van de MMO blijkt dat zij tevreden zijn over het niveau van de opleiding (gemiddelde rapportcijfer bij laatstgehouden evaluatie MMO: 8,1). Het panel adviseert de opleiding een onderzoek onder alumni van de MiZ-opleiding, indien mogelijk, in beginsel jaarlijks uit te voeren, omdat het een nieuwe opleiding betreft.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding beoogt de realisatie van een gezonde bedrijfsvoering, waarbij de onderwijsrendementen, daar waar mogelijk in streefwaarden opgenomen, een belangrijke rol spelen. Concrete streefwaarden van de opleiding zijn hierbij: - gemiddelde maximale studieduur van afgestudeerden: 50 maanden; - gemiddelde maximale studieduur van studiestakers: 2,5 jaar; - maximale uitval in eerste jaar opleiding: 20%; - maximale uitval in volgende jaren: 5% per jaar; - aantal instromende studenten: 80, waarvan 10% uit welzijnssector. • De door de opleiding gehanteerde streefwaarden zijn conform de waarden van de Hogeschool en passend voor een deeltijd bacheloropleiding. Op hogeschoolniveau zijn resultaten (kengetallen en rendementscijfers) voor alle opleidingen van de HG op te vragen. • In een bijlage heeft de opleiding de resultaten van de oude MMO-opleiding uiteengezet. Daaruit blijkt dat 80% van de na de uitval overblijvende studenten het diploma haalt binnen de tijd die ze daarvoor uitgetrokken hadden (2, 2,5 of 3 jaar). Verder blijkt uit de uitkomsten dat de MMO-opleiding relatief hoge uitval kent. De opleiding voert exitgesprekken met schoolverlaters om oorzaken te achterhalen. Het panel heeft uit de gevoerde gesprekken en het bestudeerde materiaal vernomen dat er geen eenduidige reden is waaruit motivatie om de opleiding te staken, blijkt. Er is sprake van individuele oorzaken. Hierom zijn acties door de opleiding nog niet nodig bevonden. Het panel beaamt dit. Studenten geven ook aan dat er geen algemene reden bestaat voor de relatief hoge uitval en dat het allemaal individuele gevallen betreft. Wanneer een student de studie staakt, vindt er altijd een gesprek plaats met een docent. • Het panel constateert dat de opleiding een correcte systematiek hanteert waarmee rendementen worden bewaakt. Daarnaast zet de opleiding verschillende instrumenten in om de onderwijsrendementen positief te beïnvloeden, waaronder studieloopbaanbegeleiding, inzicht in studieresultaten via Progress en de studieovereenkomst die de studieplanning omvat. Omdat er nog geen concrete resultaten beschikbaar zijn, komt het panel hier tot het oordeel ‘voldoende’
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
41/57
42/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
43/57
Bijlage 1:
44/57
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
45/57
46/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
47/57
48/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
49/57
50/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw M. Snel
X
Panellid NQA: Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse
Panellid: De heer dr. H.J. Tap
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw W.J. van Kats
Panellid domein: Mevrouw M.W. Mulder-van der Stoel MA
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
X
X
X
X X
X
De panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Aanvullingen op de deskundigheden van de panelleden:
Panellid mevrouw M.W. Mulder-van der Stoel MA Mevrouw Mulder-van der Stoel is ingezet vanwege haar werkvelddeskundigheid. Zij heeft vanuit onderwijs-, management- en adviesfuncties jarenlange ervaring in de gezondheidszorg en de beroepsopleidingen. Mevrouw Mulder-van der Stoel heeft eerder deelgenomen aan visitatietrajecten. Daarnaast is zij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
51/57
Opleiding: 1968 – 1972 1984 – 1986 1987 – 1988 1989 – 1990 1990 – 1991 1998 – 2000
A-verpleegkundige Opleiding docent verpleegkunde Kaderopleiding gezondheidszorg Tweedegraads lerarenopleiding Verpleegkunde Eerstegraads lerarenopleiding Master in Educational Management
Werkervaring: 1972 – 1976 1976 – 1985 1985 – 1993 1993 – 2000
Leidster-docente kraamcentrum Verpleegkundige obstetrie/gynaecologie Cursusleidster specialistisch verpleegkundige opleiding Obstestrie en Gynaecologie Hoofd opleidingen verplegingsdienst/Hoofd Bureau Verpleegkundige Zaken in algemeen ziekenhuis 2001 – 2005 Trainer/adviseur bij een bureau voor innovatie, advies en training 2005 – heden Hoofd afdeling Zwangeren en polikliniek Gynaecologie in een algemeen ziekenhuis
Panellid de heer dr. H.J. Tap De heer Tap is ingezet als panellid vanwege zijn werkervaring als manager in grote projecten bij zorginstellingen en vanwege zijn onderwijsdeskundigheid. Hij heeft ruime managementervaring in de zorgomgeving. De heer Tap is vanuit zijn werksituatie bekend met de accreditatiesystematiek. Daarnaast is hij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1959 – 1963 1968 – 1973 1978 – 1982 1985 – 1987 2000 – 2003
HEAO HBO Fysiotherapie Drs. onderwijssociologie/politicologie; onderwijs en minderheden Dr. bedrijfskunde; strategische marktcommunicatie. Promotietitel; de vrijgevestigd fysiotherapeut gecontroleerd ‘en boven zijn handen de mythe’ Dagstudent conservatorium opleiding saxofoon
Werkervaring in de afgelopen vijf jaar: - Fusiemanager grote fusie zorgverzekeraars - Fusiemanager voor een achttal middelgrote fusies, verpleeghuizen, kraamzorg - Communicatie en strategie sociaal verzekeraar - Projectleider kwaliteitsprogramma - Communicatie museum - Dir. combinatie verzorgings- en verpleeghuizen - Dir. Marketingcommunicatie zorgverzekeraar - Boardroom consultant - Projectleider ICT - Projectleider contractmanagement Haagse Hogeschool - Visitatietraject ondersteuning Haagse Hogeschool - Docent organisatiekunde, human capital en marktcommunicatie - Strategie & communicatie adviseur woningcorporatie Utrecht - Strategie en reorganisatie woningcorporatie Gorkum
52/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Studentlid: Mevrouw W.J. van Kats Mevrouw Van Kats is ingezet als studentlid. Zij is momenteel 3e jaarsstudent Facility Management aan de Hogeschool Rotterdam. Mevrouw Van Kats is lid van de PR-raad van haar opleiding, waarbij ze nieuwe studenten informeert over de opleiding. Zij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen met een management-karakter. Mevrouw Van Kats heeft individuele instructies ontvangen voor deze vsitatie. Opleiding: 1998 – 2004 VWO, Het Schoonhovens College te Schoonhoven 2004 – heden Facility Management, Hogeschool Rotterdam
Werkervaring: 2001 – heden Restaurant Lekzicht te Schoonhoven, bediening 2005 Het Spoorwegmuseum, te Utrecht. Analyse en aanbevelingen voor verbetering van samenwerking museum en schoonmaakbedrijf. 2005 Havenbedrijf Rotterdam, te Rotterdam. Onderzoek naar haalbaarheid combinatie bezoekerscentrum met autonome bedrijven in één pand. 2005 St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein. Oriëntatie op het facilitaire werkveld. 2006 – 2007 Zuwe Hofpoort Ziekenhuis te Woerden. Onderzoek naar haalbaarheid standaard menukaart en digitaliseren van menukaart in het ziekenhuis
Panellid NQA mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse Mevrouw Dekker is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft eerdere ervaring met visitaties in de gezondheidszorg: kaderopleidingen gezondheidszorg en de opleidingen Optometrie en Orthoptie. Daarnaast heeft ze 9 jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Zij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s en geeft zelf de NQA-training voor auditor hoger onderwijs. Haar kennis van het hoger onderwijs is ondermeer ontstaan door haar docentschap aan de WU en door het geven van onderwijskundige cursussen. Opleiding: 1977 – 1983 1983 – 1989
VWO, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg Opleiding Tuinbouwplantenteelt, Wageningen Universiteit
Werkervaring: 1990 – 1991 Adviseur bij Tuinbouwkundig Adviesbureau ETKO 1991 – 1995 Toegevoegd docent Wageningen Universiteit, vakgroep Tuinbouwplantenteelt, belast met onderwijsontwikkeling 1995 – 2004 Beleidsmedewerker afdeling Kwaliteitszorg, HBO-raad, 7 visitatietrajecten in diverse sectoren/domeinen van het hbo 2004 – heden Accountmanager en Auditor NQA, trajecten in gezondheidszorg, informatica, aangewezen onderwijs en SPH. Cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs, oktober 2003, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, december 2002, Lloyd’s Register
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
53/57
Mevrouw M. Snel (NQA-auditor) Mevrouw Snel heeft is in 2004 begonnen als student panellid bij NQA en heeft sinds 2005 als NQA-auditor ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Zij heeft als junior personeelsadviseur gewerkt bij een grote zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen waar zij de personele zaken behartigde van ongeveer 200 medewerkers. Zij is getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd’s Register. Opleiding: 2004
bachelor HRM, Personeel & Arbeid, Saxion Hogeschool Enschede
Werkervaring: 2004 – 2005 Jr-personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra 2005 – heden NQA-auditor, Netherlands Quality Agency Cursus: Maart 2004
54/57
Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Management in de Zorg Hanzehogeschool Groningen Vrijdag 13 april 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
Visitatiepanel
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Mevrouw M. van Os (lid CvB) Mevrouw G. Steendam (Dean AvG) Mevrouw L.E. Kaak (teamleider MiZ)
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
De heer D. Nijdam (3e jaar) De heer B. Mulkom (2e jaar) Mevrouw I. Hoven (2e jaar) Mevrouw S. Bultstra (3e jaar) Mevrouw I. van Dijken (2e jaar) Mevrouw E. Deierkauf (3e jaar)
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
Visitatiepanel
13.15 – 14.00
Gesprek met docenten
De heer B. Koelewijn De heer E. Scheweer De heer M. Meesters Mevrouw N. van Poppelen Mevrouw S. Hendriks
14.00 – 14.45 uur
Gesprek met werkveld
De heer E. Brederveld (lid WAC) De heer C van der Lee (lid WAC) Mevrouw I. Kremer (praktijkcoach) Mevrouw R. Posthumus (praktijkcoach) Mevrouw K. de Wilde (praktijkcoach)
14.45 – 17.00 uur
Rondleiding/gesprek docenten Materiaal bestuderen/paneloverleg
Visitatiepanel
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00
Afsluitend paneloverleg
Visitatiepanel
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
55/57
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
1. Academie voor Gezondheidsstudies (School of Health Care Studies). (2004) Delen is vermenigvuldigen. Visiedocument Academie voor Gezondheidsstudies. 2. Academie voor Gezondheidsstudies (School of Health Care Studies). (2004) Academie Jaar Plan (AJP) 2004-2005. 3. Academie voor Gezondheidsstudies (School of Health Care Studies). (2005) Academie Jaar Plan (AJP) 2005-2006. 4. Academie voor Gezondheidsstudies (School of Health Care Studies). (2006) Academie Jaar Plan (AJP) 2006-2007. 5. Academie voor Gezondheidsstudies (School of Health Care Studies). (2004) Bollen planten, Academie Strategisch Plan (ASP) 2005-2008. 6. Hanzehogeschool Groningen. (2006) Aanbevelingen Deeltijd/Maatwerk. 7. Hanzehogeschool Groningen. (2006) Auditrapport opleiding Management in de Zorg (MiZ). 8. Hanzehogeschool Groningen. (2002) Bestuurlijke reactie op het opleidingsspecifieke deel van het eindrapport van de visitatiecommissie Kaderopleiding in de Gezondheidszorg van de Middenmanagementopleiding Gezondheidszorg Groningen. 9. Hanzehogeschool Groningen. (2005) Eindrapport van het project Deeltijd/Maatwerk. 10. Hanzehogeschool Groningen. (2005) Focus 2010. HG-strategisch plan 2005 – 2010. 11. Hanzehogeschool Groningen. (2004) HG-toetsnotitie. 12. Hanzehogeschool Groningen. (2005) Kader Kwaliteitszorg. 13. Hanzehogeschool Groningen. (2004) Kader studieloopbaanbegeleding. 14. Hanzehogeschool Groningen. (2003) Kwaliteitsborging van toetsing en beoordeling van onderwijseenheden en kwaliteitsborging van examens. 15. Hanzehogeschool Groningen. (2005) Onderwijskader. 16. Hanzehogeschool Groningen. (2006). Resultaten SSA-enquête 2005. 17. Hanzehogeschool Groningen. (2002) Toetsing binnen het HG-onderwijskader. 18. Hanzehogeschool Groningen. (2001) Versterkt verder. Beleidsnota 2001 - 2004. 19. Hanzehogeschool Groningen. (2006) Voortbouwen op Deeltijd/Maatwerk. 20. Inspectie van het hoger onderwijs. (2003) Zicht op toetsen. 21. Landelijk Overleg Kader in de zorg. (2004) Beroepsprofiel en landelijke opleidingskwalificaties Management in de Zorg. 22. MiZ Groningen. (2006) Beleid m.b.t uitval MiZ. 23. MiZ Groningen. (2004-2006) Curriculumbeschrijving/Blauwdruk HBO-bachelordeeltijdopleiding ‘Management in de Zorg’. 24. MiZ Groningen. (2006) CV’s van docenten en werkveldvertegenwoordigers. 25. MiZ Groningen (2006) De uitwerking van de Dublin Descriptoren in relatie tot de eindkwalificaties. 26. MiZ Groningen. (2004-2006) Diverse evaluaties en evaluatieverslagen ‘Management in de Zorg’. 27. MiZ Groningen. (2004-2006) Diverse verslagen van overleggen (WAC, team MiZ, studenten). 28. MiZ Groningen. (2005) Ontwikkeling werkplekscan MiZ. 29. MiZ Groningen. (2005) Opleidingsmeerjarenplan Management in de Zorg (MiZ) 2005-2008. 30. MiZ Groningen. (2005) Opleidingsjaarplan Management in de Zorg (MiZ) 2005-2006. 31. MiZ Groningen. (2005) Opleidingsjaarplan Management in de Zorg (MiZ) 2006-2007. 32. MiZ Groningen. (2005) Opleidingsprofiel Management in de Zorg (MiZ). 33. MiZ Groningen. (2002/2004) Overzicht van verbeteracties sinds de vorige visitatie. 34. MiZ Groningen. (2006) Overzicht verbeteracties n.a.v. audit 2006. 35. MiZ Groningen. (2006) Plan van aanpak accreditatietraject Management in de Zorg.
56/57
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51.
MiZ Groningen. (2004) Stand van zaken notitie accreditatie. MiZ Groningen. (2006) Stand van zaken resultaten project Deeltijd/Maatwerk voor MiZ. MiZ Groningen. (2006) Stand van zaken strategisch waardepad MiZ. MiZ Groningen. (2006) Studiegids Management in de Zorg 2006 - 2007. MiZ Groningen. (2005) Toetsbeleid MiZ. MiZ Groningen. (2004 - 2006) Verslagen van bijeenkomsten van diverse commissies van de opleiding ‘Management in de Zorg’. MiZ Groningen. (2006) Voorlichtingsmateriaal. MMO Groningen. (2000) Kwaliteit in beweging, Zelfevaluatierapport Middenmanagementopleiding Gezondheidszorg. MMO Groningen. (2004) Opdracht ontwikkeling onderwijsprogramma’s in het kader van het project ‘Omzetten kaderopleiding (MMO) in een vierjarige deeltijdopleiding’. MMO Groningen. (2003) Projectopdracht ‘Beroepskolomgelden’. MMO Groningen. (2004) Projectopdracht ‘Omzetten kaderopleiding (MMO) in een vierjarige deeltijdopleiding’. MMO Groningen. (2004) Projectprogramma ‘Omzetten kaderopleiding (MMO) in een vierjarige deeltijdopleiding’. MMO Groningen. (2004) Projectprogramma ‘Ontwikkeling assessmentinstrument in het kader van de conversie van de tweejarige kaderopleiding (MMO) naar een vierjarige deeltijdopleiding’. Onderwijsraad. (2003) Het gebruik van het portfolio als nieuwe toetsvorm in het onderwijs. Okkerse, E.T.M., e.a. (2002). De competentiewijzer. Projectgroep HGZO. (2004) Eindrapportage project HGZO.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Management in de Zorg hbo-bachelor (dt)
57/57