Handleiding Regionaal Werkplan Regionale aanpak kindermishandeling December 2008
Michèle Hering, implementatieadviseur NJi Inge Anthonijsz, senior adviseur NJi Utrecht, december 2008
Inhoudsopgave
Samen werkt beter! Samen zien we meer! ..............................................................................3 Doel regionaal werkplan ...........................................................................................................3 Toelichting bij het format Werkplan Regionale Aanpak Kindermishandeling .................... 4 Format werkplan regionale aanpak kindermishandeling...................................................... 6 Hoofdstuk 1........................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 2 ........................................................................................................................... 7 Hoofdstuk 3 ......................................................................................................................... 11 Hoofdstuk 4 ......................................................................................................................... 14 Hoofdstuk 5 ......................................................................................................................... 15 Hoofdstuk 6 ........................................................................................................................ 18 Hoofdstuk 7 ......................................................................................................................... 19 Hoofdstuk 8 ........................................................................................................................ 20 Bijlage 1: SMART lessen ......................................................................................................... 21 Literatuur............................................................................................................................. 21 Het formuleren van SMART doelen. ..................................................................................... 21 1. Inleiding ........................................................................................................................... 21 2. Wat kunt u er mee? ......................................................................................................... 21 3. Beschrijving van het instrument .................................................................................... 21 S Specifiek en simpel .................................................................................................. 22 M Meetbaar .................................................................................................................. 22 A Acceptabel ................................................................................................................ 22 R Realistisch ................................................................................................................ 23 T Tijdgebonden ........................................................................................................... 23 Wat ik moet doen: .............................................................................................................. 25 Voorbeeld: ...........................................................................................................................27 Bijlage 2 .................................................................................................................................. 28 Risicoanalyse ...................................................................................................................... 28 Doel ..................................................................................................................................... 28 Bedreigingen en kansen ..................................................................................................... 28 Krachtenveldanalyse .......................................................................................................... 29 Bijlage 3. Afspraken actieverklaring ...................................................................................... 31 Programmaministerie voor Jeugd&Gezin: ........................................................................ 31 De 35 centrumgemeenten: ................................................................................................. 31 Provincies en grootstedelijke regio‟s: ................................................................................ 32
2
Samen werkt beter! Samen zien we meer! In het actieplan „Kinderen veilig thuis‟ 1 heeft het ministerie de voorgenomen maatregelen om kindermishandeling een halt toe te roepen beschreven. Een van die acties is het invoeren van een regionaal sluitende aanpak van kindermishandeling. Die aanpak is gebaseerd op de aanpak van de Reflectie en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK). De RAAK- aanpak is tussen 2003 en 2006 ontwikkeld in vier proefregio‟s in Nederland en is doeltreffend gebleken. Kern van deze aanpak is dat instellingen en beroepskrachten op regionaal niveau gezamenlijk werken aan een samenhangende en effectieve aanpak van kindermishandeling. Voor het beschrijven van de gewenste doelen van de aanpak van kindermishandeling zal iedere centrumgemeente bij het formuleren van haar RAAK doelen zoveel mogelijk uitgaan van de eigen lokale omstandigheden en wat daarin wenselijk en haalbaar is. Op basis van de gegevens uit de startfoto worden regionaal prioriteiten gesteld. Daarnaast maken alle centrumgemeenten een scholingsplan en dragen zij zorg voor de invoering van een regionaal handelingsprotocol. De 35 centrumgemeenten zullen in samenwerking met gemeenten in hun regio, provincies en grootstedelijke regio‟s gezamenlijk zorg dragen voor een landelijk dekkende aanpak kindermishandeling. Het mag voor kinderen die mishandeld worden, waar ze ook woonachtig zijn, niet uitmaken hoe lang het duurt voordat zij de hulp krijgen die nodig is. Het doel van de RAAK- aanpak is voor iedere gemeente gelijk: de sluitende aanpak moet leiden tot het: zoveel mogelijk voorkómen van kindermishandeling; zo snel mogelijk signaleren en onderzoeken van vermoedens; stoppen van kindermishandeling en beperken van schadelijke gevolgen door snel passende hulp en/of bescherming te bieden. Om ervoor te zorgen dat deze doelstelling wordt gehaald worden de actieplannen per centrumgemeente vastgelegd in een regionaal werkplan.
Doel regionaal werkplan Iedere regio moet een werkplan sluitende aanpak kindermishandeling opstellen. Het is aan de regio‟s om zelf invulling te geven aan het werkplan op basis van de gekozen prioriteiten. Wel is er een aantal onderdelen dat in ieder geval moet terugkomen in het werkplan: - opstellen en uitvoeren van een regionaal handelingsprotocol - opstellen en uitvoeren van een regionaal scholingsplan - concretiseren van acties zoals weergegeven in actieverklaring (centrumgemeenten, provincies, grootstedelijke regio‟s) zoals onder andere de aansluiting en verbinding met bestaande ontwikkelingen zoals CJG, Huiselijk Geweld en LAAK (zie bijlage 3).
1
Actieplan aanpak kindermishandeling Kinderen veilig thuis
3
(pdf, uitleg)
Betreft de gekozen prioriteiten zullen deze recht moeten doen aan de integrale aanpak volgens het zorgcontinuüm. Betreft de onderdelen van het werkplan moeten SMART doelstellingen worden geformuleerd om te komen tot concreet meetbare resultaten. Doel van het regionaal werkplan is: vastleggen van gezamenlijke ambities; beschrijven van SMART doelstellingen en resultaten per regio en benoemen wie waarvoor verantwoordelijk is; monitoren van de voortgang en van behaalde (eind-)resultaten. Het NJi zal volgens afspraak met het ministerie, de voortgang van de procesafspraken en de gekozen prioriteiten en actiepunten in het regionale werkplan monitoren. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een regionaal werkplan vijf prioriteiten bevat. Die zullen dan gemonitord worden, in de zin van: wat is daar precies gebeurd en wat heeft het opgeleverd? Bijvoorbeeld ten aanzien van de invoering van instrumenten of werkwijzen, scholing of het regionaal handelingsprotocol. Effectevaluatie valt buiten de opdracht van het NJi en zal worden uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau.
Toelichting bij het format Werkplan Regionale Aanpak Kindermishandeling Het format is zo opgebouwd dat per hoofdstuk op drie verschillende niveaus een toelichting wordt gegeven: 1. Onderwerp hoofdstuk 2. Korte toelichting doel en de inhoud van het hoofdstuk. 3. Stappenplan en suggesties (o.a. verwijzingen naar beschikbaar instrumentarium en literatuur). In het format wordt onderstaande hoofdstukindeling gebruikt: Hoofdstuk 1: Inhoudsopgave en managementsamenvatting. Hoofdstuk 2: Uitgangssituatie en context regionale aanpak kindermishandeling. Hoofdstuk 3: Projectdoelstelling, randvoorwaarden, verwacht resultaat en opbrengsten Hoofdstuk 4: Risicoanalyse / krachtenveldanalyse. Hoofdstuk 5: Aanpak: fasering en planning. Hoofdstuk 6: Betrokkenen / projectorganisatie / organogram. Hoofdstuk 7: Financiën / begroting. Hoofdstuk 8: Kwaliteit / monitoring. Hoofdstuk 9: Communicatie. Ook in het handboek RAAK2 wordt in hoofdstuk 2 en 3 beschreven hoe inhoud kan worden gegeven aan het opstellen van een raakplan. Die aanbevelingen komen ook in dit format terug. 2
Lessen van en voor regio's RAAK
(pdf, uitleg)
4
Het voordeel van het gebruik van het format is dat de regio‟s geen onderdelen vergeten op te nemen in het werkplan en dat de werkplannen, ook voor de voortgang en evaluatie van het landelijke project, min of meer vergelijkbaar worden. De doelen en resultaten van de werkplannen zijn afhankelijk van de prioriteitskeuze van de regio en de samenwerkingsafspraken met betrokken organisaties en instellingen. Dit kan dus per regio verschillen. Maar hoe die keuze tot stand komt (o.a. gebruikmakend van het instrument startfoto) zal in het hele land hetzelfde zijn en kan met behulp van dit format worden beschreven.
5
Format werkplan regionale aanpak kindermishandeling
Hoofdstuk 1
Inhoudsopgave en managementsamenvatting
Wat wordt beschreven
Stappenplan en suggesties
Index en managementsamenvatting zijn alleen nodig als het project/werk plan omvangrijk is. Van belang is om na te gaan of er een doelgroep voor is, die geen tijd heeft om het plan in detail te beoordelen, maar er toch kennis van moet nemen.
Vat ieder hoofdstuk kernachtig samen. Maak daarbij inzichtelijk wat al besloten is (geef aan door wie en wanneer), wat voornemens zijn en hoe die geoperationaliseerd worden. Indien van toepassing, geef aan wat- en van wie je iets verwacht. Als je dit voor ieder hoofdstuk op dezelfde wijze doet, heb je een volledige samenvatting met actiepunten.
6
Hoofdstuk 2
Uitgangssituatie en context : Regionale stand van zaken aanpak kindermishandeling en relevante ontwikkelingen
Wat wordt beschreven
Stappenplan en suggesties
In dit hoofdstuk wordt in ieder geval de achtergrondsituatie van het project geschetst - de aanleiding en de problematiek – en wordt een beeld geschetst van betrokken partijen die met kinderen werken. Daarnaast kun je hier informatie opnemen over raakvlakken die er zijn met andere projecten.
Het realiseren van de sluitende aanpak kindermishandeling start met het formuleren en onderschrijven van een gezamenlijke regionale missie. Rijk, gemeenten en provincies/stadsregio‟s ondertekenden een actieverklaring. Die kan je in dit hoofdstuk opnemen3. In dit hoofdstuk introduceer je betrokkenen en de organisaties die nog benaderd gaan worden. Welke rollen en verantwoordelijkheden aan de partijen wordt toegeschreven beschrijf je in hoofdstuk 5 (betrokkenen, projectorganisatie en organogram).
- Beschrijf de aard en omvang problematiek aan de hand van kerngegevens en beschikbare cijfers
3
Actieverklaring Regionale aanpak kindermishandeling (www.aanpakkindermishandeling.nl) 7
- Ken de regio: Verzamel zo veel mogelijk gegevens die de aard en de omvang van de problematiek onderbouwen. Wat is er feitelijk bekend in de regio over de omvang van kindermishandeling en de preventie ervan. Denk daarbij aan aantallen kinderen in zorg bij BJZ, aantal adviesvragen / meldingen AMK en
aantallen meldingen van huiselijk geweld. Maar neem ook meer algemene gegevens (in het kader van preventie) op. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de leeftijdsopbouw van de gemeenten, de aantallen kinderen op school in PO en VO, schoolverzuimgegevens, aantallen één ouder gezinnen, armoedemonitor gegevens, etniciteit, etc. Bronnen kunnen zijn: cijfers gemeente en provincie/ groot stedelijke regio (afdelingen statistiek), SCP, Kinderen in Tel, MO groep, databanken NJi kenniscentrum enz. - Beschrijf de stand van zaken in de regio, lacunes, knelpunten, verbeterpunten n.a.v. startfoto De startfoto is gebaseerd op het boek van professor Jo Hermanns, „Het bestrijden van kindermishandeling‟. (Het bestrijden van kindermishandeling, een aanpak die werkt. Jo Hermanns, 2008. Nederlands Jeugdinstituut). Het instrument (raamwerk) „startfoto‟ kan als toets dienen voor de vraag: welke hiaten zitten er in het regionale zorgcontinuüm? Doen we de goede dingen, en doen we het goed? Op basis van dit inzicht wordt in de regio het regionale werkplan sluitende aanpak kindermishandeling opgesteld. Daarbij gaat het in essentie om een 8
- Maak de ‘startfoto’ Breng met het instrument „startfoto‟,ontwikkeld door het NJi, in kaart wat de centrumgemeente en omliggende gemeenten aan activiteiten en aanbod heeft op het gehele zorgcontinuüm: - preventie voor iedereen - preventie voor risicogroepen - preventie voor risico- gezinnen - interventies bij vroege signalen - reacties op vermoedens en constateringen: melden, helpen en beschermen
brede geïntegreerde aanpak op vier niveaus: 1. voorkomen 2. signaleren 3. stoppen en 4. schade beperken.
- Beschrijf de ontwikkelingen in de regio die relevant zijn voor het project en geef aan wat de verbinding is. Het brede jeugdveld is volop in beweging. De aanpak van kindermishandeling staat hier niet los van. In dit hoofdstuk is het belangrijk aandacht te geven aan een veelgehoorde klacht geuit door instellingen en bestuurders, dat de Regionale Aanpak Kindermishandeling “weer iets nieuws is en het zoveelste project is dat opgelegd wordt door de overheid”. Deze kritiek kun je weerleggen als je de relatie met andere (landelijke) ontwikkelingen beschrijft.
9
- Beschrijf de plaatselijke en regionale initiatieven die bijdragen aan de aanpak kindermishandeling. - Beschrijf de verbinding / afstemming en afbakening van het project (landelijke) ontwikkelingen en formuleer de doelen: (zie ook hoofdstuk 3 en bijlage 3): - Aanpak kindermishandeling en Centra voor Jeugd en Gezin - Aanpak huiselijk geweld - JGZ richtlijn Secundaire Preventie kindermishandeling - Programma Beter Beschermd - Landelijke Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling (LAAK) Beschrijf expliciet hoe de aansluiting op de doelstellingen van LAAK wordt gerealiseerd *. - Diversiteit in jeugdbeleid - Professionalisering in de jeugdzorg - Verwijsindex Risicojeugd en Elektronisch
Kinddossier - Voorlichtingscampagne - Ontwikkelingen in specifieke sectoren (bijvoorbeeld sport) - Passend onderwijs.
* Te realiseren doelstellingen LAAK in 2010: Bureaus Jeugdzorg: 1. verkorten doorlooptijden 2. verkorten doorlooptijden in kader van onderzoek AMK 3. geborgd veiligheidsplan Zorgaanbieders: 4. vormgeven van spoedhulp in de vorm van zorg voor een opvangplek 5. onderzoek naar de veiligheidsbeleving van kinderen (veiligheidsbarometer)
10
Hoofdstuk 3
Projectdoelstelling, randvoorwaarden, verwacht resultaat en opbrengsten Geformuleerde doelstellingen voor Regionale aanpak kindermishandeling Randvoorwaarden: - subsidie Rijk voor aanstellen regiocoördinator en scholing - overige middelen - voldoende tijd - voldoende menskracht - draagvlak - inhoudelijke en procesmatige ondersteuning NJi
Wat wordt beschreven De doelstelling van het project moet voor alle betrokkenen helder zijn. Wordt het goede probleem opgelost? Waarom wordt gekozen voor deze prioriteit? Door het omschrijven van de resultaten en opbrengsten van het project kan duidelijk worden waarom het project belangrijk is voor de centrumgemeente. Omschrijf de doelen SMART IE (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden, inspirerend, engagerend).4 Benoem hierbij ook de randvoorwaarden die belangrijk zijn voor het project. Is er voldoende tijd en geld beschikbaar? Zijn de juiste mensen beschikbaar en is er voldoende draagvlak binnen de organisatie? Omschrijf expliciet hoeveel tijd je nodig hebt en welke mensen ingezet moeten worden om de verschillende doelstellingen te kunnen uitvoeren. Het NJi zal, met een groep van (praktijk-) deskundigen, een model handelingsprotocol ontwikkelen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van
4
Zie bijlage 1; SMART lessen 11
Stappenplan en suggesties De regionale werkplannen zijn gericht op plaatselijke situaties gebaseerd op de analyse van de „startfoto‟. Beschrijf de doelen. (SMARTIE) Iedere regio stelt zijn eigen prioriteiten maar moet daarnaast aan twee hoofddoelen tegemoet komen (zie ook bijlage 3). Het opstellen van een scholingsplan en het invoeren van een handelingsprotocol. Het protocol moet aansluiten op- of geïntegreerd zijn- met de meldcodes en richtlijnen van de betrokken beroepsgroepen. Beschrijf, naast specifieke regionale prioriteiten, hoe dit in de regio wordt ingevoerd. De doelen zijn: - Iedereen die met kinderen werkt, heeft voldoende kennis en vaardigheden om kindermishandeling te signaleren en, afhankelijk van hun functie, ook te stoppen en de schade te beperken; - Iedereen werkt volgens het regionaal handelingsprotocol. Wie wat wanneer doet
bestaand materiaal. De regio‟s kunnen dit model gebruiken om hun eigen protocol op te stellen en/of te toetsen. De regionale werkwijze die voortvloeit uit het protocol moet aantoonbaar tot snellere en betere acties leiden (SMARTIE beschreven) op het moment dat er zorgen over kinderen ontstaan of er al vermoedens van kindermishandeling zijn. Bij de invoering van het handelingsprotocol hoort een scholingsprogramma. Het leerrendement en het bereik van (na)scholing op het gebied van de aanpak van kindermishandeling is op dit moment in vrijwel alle sectoren laag. Het vergroten van het bereik én het leerrendement is daarom tot speerpunt voor alle regio‟s gekozen. Het NJi maakt in samenspraak met onder andere beroepsverenigingen, brancheorganisaties en werkgevers een overzicht van de kennis en de competenties waarover de verschillende beroepsgroepen moeten beschikken. Er is een basisvariant die voor alle doelgroepen geldt en een plusvariant die voor specifieke doelgroepen van toepassing is. Voor beide varianten stelt het NJi een scholingsprofiel op. Dit profiel bestaat uit kennis en vaardigheden.
12
na een signaal van kindermishandeling moet in dit protocol beschreven zijn. Beschrijf in het regionale protocol hoe binnen de afzonderlijke instellingen de algemene informatie wordt aangevuld met concrete namen en telefoonnummers waar de eigen medewerkers terecht kunnen en hoe deze up to date blijft. (SMARTIE) Regionaal scholingsplan Beschrijf hoe in de regio‟s het scholingsplan wordt opgesteld (periodieke scholing en training van werkers). Het scholingsplan houdt rekening met, en is aanvullend op, de reguliere scholing en deskundigheidsbevordering binnen de verschillende sectoren en beroepsgroepen. In het werkplan moet staan hoe de afstemming met andere deskundigheidsbevorderende activiteiten in de regio plaatsvindt en wanneer de scholing georganiseerd wordt. (SMARTIE)
Risicoanalyse / krachtenveldanalyse
Een risicoanalyse / krachtenveldanalyse wordt uitgevoerd om de slagingskans van het project in kaart te brengen en maatregelen te formuleren om een oplossingsrichting aan te geven voor mogelijke problemen. Deze werkwijze wordt gevolgd om een goede afweging te kunnen maken en de besluitvorming te ondersteunen (o.a. op het gebied van taken en formatie).
De mensen vormen de organisatie. Daarbij is een aantal aspecten van belang: de structuur van de organisatie, de cultuur van de organisatie en communicatie. Bij veranderingen wordt nog te vaak alleen uitgegaan van structurele veranderingen. Zonder aandacht voor de cultuur en de werk- en denkwijzen binnen de organisatie is veranderen een extra lastig proces. Geef daarom in het werkplan niet alleen aan hoe iedereen, organisaties en individuele personen, zich tot de regionale aanpak verhoudt, maar geef ook aan hoe de „krachten‟ verdeeld zijn en wat je er vervolgens mee gaat doen. (SMARTIE) Zie voor een voorbeeld de risico- en krachtenveld analyse in bijlage 2.
13
Hoofdstuk 4
Aanpak: fasering en planning Borging
Wat wordt beschreven
Stappenplan en suggesties
Omdat de doorlooptijd van het project meerdere jaren omvat is het zinvol een fasering aan te brengen. Bij de overgang van de ene naar de andere fase hoort dan idealiter ook een keuzemoment om te evalueren, bij te stellen en zo nodig zelfs te stoppen. Een gebruikelijke fasering is: „oriëntatie‟, „voorbereiding‟, „ontwerp en inrichting‟, „uitvoering‟, „integratie‟ en „evaluatie‟. Per fase kunnen andere personen betrokken zijn bij het project en kan de communicatie verschillen. Kortom de aanpak kan worden aangepast aan de situatie.
Beschrijf in dit hoofdstuk de mijlpalen per projectfase die je wilt behalen. (SMARTIE)
De regiocoördinatoren rapporteren half jaarlijks de vorderingen aan het NJi. Het NJi stelt op basis van die regionale overzichten landelijke rapportages op.
14
Beschrijf ook hoe je de opbrengsten gaat borgen. (SMARTIE) De planning is nodig om twee aspecten van de tijd te bewaken. De tijd die betrokkenen besteden aan het project en de totale doorlooptijd van het project. Hoewel dat niet altijd zo concreet wordt benoemd is de tijd die wordt besteed vaak ook een geldkwestie: interne uren kunnen in principe maar één keer uitgegeven worden. Daar ligt ook meteen de samenhang met de doorlooptijd.
Hoofdstuk 5
Betrokkenen / projectorganisatie/ organogram
Wat wordt beschreven
Stappenplan en suggesties
Om een sluitende aanpak van kindermishandeling te realiseren is het noodzakelijk dat regionale partners samen rond het kind gaan staan. Iedere partij heeft daarbij zijn eigen verantwoordelijkheid én een verantwoordelijkheid in de samenwerking. Welke mensen gaan het project uitvoeren? De taken moeten goed verdeeld worden, met de zekerheid dàt ze worden uitgevoerd en zo goed mogelijk aansluitend bij de capaciteiten en ontwikkelingsmogelijkheden van mensen. Het is belangrijk om van tevoren vast te leggen wie wat doet en wat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn.
Regionale missie De bestuurders van betrokken instanties, gemeenten en provincies zetten de beweging in gang door zich stevig te verbinden aan de gezamenlijke aanpak van kindermishandeling in de regio. Beschrijf hoe dat georganiseerd wordt. Het is belangrijk dat de jeugdgezondheidszorg, de ziekenhuizen, het onderwijs, bureau jeugdzorg (incl. AMK), en aanbieders van zorg (jeugdzorg en jeugd GGZ) zich vanaf de start committeren aan deze gezamenlijke missie. Bij de uitvoering worden vervolgens vele andere instanties betrokken. Beschrijf welke afspraken daarover zijn of worden vastgelegd. (SMARTIE)
Geef een toelichting op de landelijke en regionale projectstructuur. Het ministerie voor Jeugd en Gezin vervult een regierol met betrekking tot de samenhang en de onderlinge versterking van de landelijke trajecten. De bestuurders van gemeenten, provincies en instellingen zien binnen de regio‟s toe op de regionale samenhang en versterking. 15
Een regionale stuurgroep houdt zich bezig met de planning, uitvoering en evaluatie van de regionale activiteiten rond de sluitende aanpak van kindermishandeling. De deelnemers zijn leidinggevenden of operationeel managers van de belangrijkste betrokken instellingen inclusief gemeentelijke beleidsambtenaren en een vertegenwoordiger van de provincie. De besluitvorming is richtinggevend/ondersteunend voor het werk van de coördinator.
Beschrijf de samenstelling van de regionale stuurgroep en waar die wordt aangehaakt. Dat kan zijn bij een al bestaande stuurgroep op een aanverwant gebied, bijvoorbeeld aanpak huiselijk geweld of jeugdbeleid.
De regionale coördinator is de centrale figuur die met alle betrokkenen het regiowerkplan maakt en de uitvoering ervan bewaakt. De coördinator participeert in diverse (bestaande of te vormen) werkgroepen. Deze werkgroepen dragen zorg voor de verschillende onderdelen van het regioplan.
Beschrijf de taken van de regiocoördinator specifiek voor de regio. In welke werkgroepen of andere overlegsituaties participeert hij/zij? Bij wie is de coördinator aangesteld? Voor hoeveel uur? Etc.
De regiocoördinator wordt in het werk bijgestaan door een implementatieadviseur van het NJi. De implementatieadviseur zal tot het eind van het project in 2010 bij betreffende regio's betrokken zijn voor ondersteuning en advies en om het regionale en het landelijke traject op elkaar af te stemmen. In het werkplan kan een organogram worden opgenomen waarin de functies, verantwoordelijk16
Zie bijlage 3.
heden en bevoegdheden van alle betrokkenen worden beschreven. (waaronder budgetbeheer).
17
Hoofdstuk 6
Financiën / Begroting
Wat wordt beschreven
Stappenplan en suggesties
Om de regierol op te kunnen pakken, krijgt elke centrumgemeente een subsidie van €250.000 voor de periode 2008-2010 als bijdrage in de kosten om o.a. een regionale coördinator aan te stellen. Andere beschikbare budgetten (incidenteel en structureel) zullen van gemeente tot gemeente verschillen.
Beschrijf in het werkplan welke middelen beschikbaar zijn (of komen) en wie daar aanspraak op kan maken.
Het opstellen van een begroting vraagt ervaring met het inschatten van de kosten. Meestal gaat het om twee belangrijke hoofdkosten: materiële kosten en uren die besteed worden aan het project. Als het project is gestart moet door een nauwkeurige administratie het budget goed worden bewaakt.
18
Benoem welke voorwaarden daaraan verbonden zijn/worden.
Hoofdstuk 7
Kwaliteit / Monitoring
Wat wordt beschreven
Stappenplan en suggesties
De kwaliteit kan bewaakt worden door afspraken en procedures, maar is vooral afhankelijk van mensen die zorgen voor goede afspraken en het nakomen van de afspraken op de juiste manier.
Monitoring is een vak apart. Het dient aanbeveling hier in een vroeg stadium van het project afspraken met alle betrokkenen over te maken. Wanneer is de regionale aanpak succesvol? Hoe en wanneer worden de resultaten gemeten en welke norm wordt hierbij gehanteerd? Maak met instellingen en organisaties (prestatie) afspraken die de kwaliteit van het aanbod helpen verbeteren en inzichtelijk maken. Vermeld deze afspraken in het werkplan en/of meer in algemene zin, beschrijf welke maatregelen er worden genomen om de kwaliteit te verbeteren en te bewaken. (SMARTIE)
19
Hoofdstuk 8
Communicatie
Wat wordt beschreven
Stappenplan en suggesties
Om een beweging in gang te zetten om kindermishandeling gezamenlijk aan te pakken is communicatie een succesfactor voor het project. Met Jeugd en Gezin, NJi en regionaal worden bindende afspraken gemaakt over afstemming en terugkoppeling. Vastgelegd wordt w ie, waarover, wanneer en hoe deze communicatie plaatsvindt.
Met ondersteuning van het NJI zal landelijk en per regio een apart communicatieplan worden opgesteld.
20
Bijlage 1: SMART lessen Bron: Sectorfondsen Zorg en Welzijn/Project Stimuleren Leer en Opleidingsbeleid
Literatuur
Nathans, Hanna : Adviseren als tweede beroep. Resultaat bereiken als adviseur Kluwer Bedrijfsinformatie 1997. ISBN 90-267-2244-3
Het formuleren van SMART doelen.
1. Inleiding
Leren houdt in dat u morgen iets anders aanpakt dan vandaag. Gedragsverandering dus. Leren bestaat eigenlijk uit twee leerprocessen: het afleren van oud gedrag en het aanleren van nieuw gedrag. Voor leren volstaat het niet te zeggen wat wij in het vervolg NIET meer zullen doen. Wij zullen met name moeten formuleren wat wij WEL zullen gaan doen.. Stel iemand wil stoppen met roken en formuleert: Ik ga NIET meer roken. Er komt een moment waarop hij of zij een sigaret wil gaan opsteken. Bepalend voor het slagen is dan wat er in plaats van een sigaret op steken wordt gedaan. Bijvoorbeeld: als ik een sigaret wil opsteken, ga ik in plaats daarvan een glas sinaasappelsap drinken. In dat doel is de voorgenomen actie in gedragstermen weergegeven: een glas sinaasappelsap drinken. Met andere woorden het is eenvoudig vast te stellen of de roker dat wel of niet doet. Een gedragsdoel is meetbaar.
2. Wat kunt u er mee?
Het formuleren van SMART doelen maakt het mogelijk om in heel concrete termen af te spreken welk ander gedrag, actie of resultaat gaat worden vertoond door degene die het doel formuleert. Achteraf is klip en klaar of en zo ja in welke mate het doel is gehaald. Is dat niet het geval dan is er een duidelijk aanwijsbare reden om te onderzoeken wat maakte dat het doel niet is bereikt. Een SMART doelstelling is richtinggevend: het geeft aan wat je wilt bereiken en stuurt het gedrag van anderen en van jezelf. Bovendien wordt aangegeven welke resultaten wanneer moeten worden bereikt. Door een doelstelling Het helpt om de voortgang van een afgesproken ontwikkeling met elkaar te volgen.
3. Beschrijving van het instrument
Doelen worden bijvoorkeur in zogenaamde S.M.A.R.T. termen verwoord. S.M.A.R.T. staat voor:
21
S
Specifiek en simpel Is mijn doel specifiek geformuleerd? Waar, hoe en met wie wil ik mijn doel bereiken? Is de context duidelijk aangegeven? Is mijn doel eenvoudig, simpel (eenduidig) weergegeven? Is het doel geformuleerd in termen van waarneembaar concreet gedrag, actie of resultaat? Is het doel in positieve termen weergegeven? Geef ik aan wat ik wel wil in plaats van wat ik niet wil? Voorbeeldvragen voor het S.M.A.R.T. formuleren van doelen. Specifiek = in termen van waarneembare actie, gedrag of resultaat (niet wat je niet gaat doen maar wel wat je wel gaat doen en doet als het doel is bereikt) Wat is precies je doel? Wat wil je bereiken? Waarom wil je dit doel bereiken? Wie zijn erbij betrokken? Wat ga je concreet ondernemen om het doel te bereiken? Welke concrete stappen ga je zetten? Waar ga je het doel realiseren? Wanneer gebeurt het? Wat is anders dan nu als je het doel hebt bereikt?
M
Meetbaar
Is mijn doel toetsbaar? Hoe weet ik dat ik mijn doel bereikt heb? Wanneer heb ik/is het doel bereikt (als “wat” er is). Meetbaar = een concrete normstelling met een eventueel af te spreken marge waaraan kan worden gezien wanneer het doel bereikt is Waaraan kun je zien of je doel in voldoende mate is bereikt? Welke marge mag er volgens jou in zitten? Wat zouden alternatieve manieren van het meten van jouw doel kunnen zijn? Welke kwalitatieve meetpunten zie je? Welke kwantitatieve meetpunten zie je?
A
Acceptabel
Is er draagvlak voor wat ik ga doen? Zijn betrokkenen bereid zich te verbinden aan de doelstelling? Heb ik dat binnen mijn eigen controle?
22
Heeft het negatieve consequenties voor mij of anderen? Vind ik het verantwoord om dit doel te bereiken? Acceptabel = het bereiken voor mijn doelen heeft geen negatieve consequenties voor mij of anderen Welke consequenties zie je voor jezelf en voor anderen als je je doelen gaat nastreven? Wat is daarin positief en wat negatief? Wat maakt dat als je het positieve en negatieve t.o.v. elkaar afweegt het nodig is dat je de doelen toch nastreeft?
R
Realistisch
Is het een realistisch doel, haalbaar? Is het een uitvoerbaar plan met aanvaardbare inspanningen? (er mag best een uitdaging, een risico inzitten, maar het moet geen mission impossible zijn) Realistisch = de mate van haalbaarheid en de mate waarin de haalbaarheid kan worden beïnvloed Hoe groot schat je de kans dat je het doel ook daadwerkelijk haalt? Welke risico‟s zie je en wat maakt dat die risico‟s aanvaardbaar zijn? Wat zijn zaken die je kunt beïnvloeden om het doel te bereiken en welke zijn niet te beïnvloeden? Wat is voor jou de uitdaging in het bereiken van jouw doel? Hoe belangrijk is die uitdaging voor jou?
T
Tijdgebonden
Wanneer wil ik het doel bereiken, wanneer heb ik het bereikt? Tijdgebonden = het moment waarop het doel gehaald moet zijn Wanneer moet het gestelde doel zijn bereikt? Wat maakt dat het juist op dat moment moet worden bereikt? (waarom niet eerder of juist later?) Hoe beïnvloedt het moment waarop het doel moet worden bereikt: - het realisme van het doel - de mate waarin het doel acceptabel is Voorbeeld: Een van de doelen van een reeks autorijlessen zou kunnen zijn: De deelnemer kan een gesynchroniseerde handgeschakelde versnellingsbak foutloos bedienen en in de juiste versnelling rijden in gevarieerde verkeerssituaties. Het zou niet realistisch zijn om te zeggen: morgen schakel ik foutloos. Beter is het te proberen te bedenken in welke stappen het einddoel binnen bereik kan komen. Hoe groot of hoe klein die stappen zijn hangt af van hoe u de moeilijkheid van het bereiken
23
van het einddoel inschat. Het is beter wat extra stappen in te bouwen die later niet nodig blijken, dan stappen te vergeten en vervolgens vast te lopen. Om vast te stellen wat u nog moet leren moet het einddoel bekend zijn, maar ook hoe u het nu doet. Nu: Ik kan de koppeling slippend laten opkomen. De motor slaat nooit af. Ik kan schakelen zonder dat de tandwielen kraken. Ik rijd regelmatig met een te hoog of te laag toerental. Ik vergis mij regelmatig bij het schakelen: ik verwar de 1e met de 3e en de 2e met de 4e versnelling. Als ik door wisselende verkeerssituaties veel moet schakelen, maak ik deze fouten vaker.
24
Wat ik moet doen:
Stap 1 Ik ga de eerste 10 minuten van de les van maandag, woensdag en vrijdag, het schakelen oefenen met stilstaande motor en ingetrapte koppeling. Ik hoef alleen te schakelen. De instructeur zegt in welke versnelling ik moet schakelen. Maandag over een week kan ik al zijn commando‟s foutloos uitvoeren. Stap 2 Maandag, woensdag en vrijdag over een week ga ik een kwartier lang optrekken oefenen vanuit 1 naar de twee en drie en weer terug naar de 2 en de 1. Ik doe dat op een leeg parkeer terrein zodat ik nog niet op verkeer hoef te letten. De maandag daarop schakel ik foutloos op en terug en rijd ik met het juiste toerental. Stap 3 De derde maandag rijd ik een kwartierlang door een rustige stadswijk waarbij ik voortdurend bij richtingverandering moet schakelen. De woensdag daarop herhaal ik dit en vrijdag kan ik dat en maak ik maximaal 1 fout. Stap 4 Idem stap 3 tijdens het spitsuur in het centrum van de stad. Op de vierde vrijdag maak ik gedurende de hele rijles (60 minuten) in wisselend drukke en minder drukke verkeerssituaties, niet meer dan 2 schakelfouten. De rijles daarop schakel ik in de zelfde omstandigheden foutloos. Bovenstaande stappen zijn SMART tussendoelen die de chauffeur in opleiding stap voor stap bij het einddoel brengen. Laten wij een stap eens analyseren met SMART: Specifiek Ik
Meetbaar (Norm/conditie) 15 minuten lang, in rustige stadswijk, veel schakelen, max. 1 fout
Kan vrijdag foutloos schakelen
Tijdgebonden Vrijdag kan ik dat
Realistisch
Acceptabel
Realistisch: zie oefeningen die ik in de vorige stappen al met succes afrondde.
Acceptabel: ik kan dit van mezelf vragen. Ik leer het zo goed
25
Tot slot is SMART nog een keer in een schematisch overzicht visueel gemaakt.
Ik
Specifiek
Meetbaar
Tijdgebonden
Kan uitvoeren Kan vertellen Kan verklaren Kan oplossen
Binnen norm X en/of op niveau Y
Op of voor moment Z
Realistische en acceptabele doelen
26
Voorbeeld van een SMART doelstelling uit de startbijeenkomst voor regiocoördinatoren (4 november 2008) Hoe formuleer ik een SMART doelstelling?
Voorbeeld:
op X juni in 2009 wordt in het ziekenhuis ( of andere organisatie) A bij alle gezinnen die bij de spoedeisende hulp komen gewerkt met het protocol Y door medewerker Z. Dit blijkt uit een toename in het signaleringspercentage van q% op k+1 ten opzichte van de nulmeting op moment K. De daarbij behorende deel resultaten zijn: Wat?
Wanneer?
Medewerkers zijn getraind Overleg situaties worden gebruikt Registraties worden gedaan Aanpassing primair proces komt in kwaliteitssysteem Etc.
27
Wie?
Bijlage 2
Risicoanalyse
Het maken van een risicoanalyse is één fase in een cyclisch proces. De volgende stap daarin is het kiezen van beheersmaatregelen, het uitvoeren van deze maatregelen en het eventueel opnieuw uitvoeren van een risicoanalyse. De eerste risicoanalyse kan worden uitgevoerd vanaf het moment dat er duidelijk is welk resultaat er met het project behaald moet worden. De verschillende scenario‟s om het doel te bereiken worden bekeken in termen van risico‟s. Als het project in volle gang is, gaan de volgende risicoanalyses over aspecten van de uitvoering. Er is soms in het begin weerstand tegen een risicoanalyse. Soms vrezen managers of andere betrokkenen dat risicoanalyse een instrument is om hun persoonlijk functioneren onder de loep te leggen. Het feit dat zij risico‟s lopen zou dan een slecht teken zijn. Dit is echter niet zo. Risicoanalyse is een manier om vooruit te kijken, niet een manier om achteraf te beoordelen wat er mis is gegaan.
Doel
De bedoeling van een risicoanalyse is dat er na de analyse wordt vastgesteld op welke wijze de risico's beheerst kunnen worden, of teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau. Daarbij wordt naast een risicoanalyse ook een kosten en baten analyse uitgevoerd. Op voorhand hoeft niet ieder risico te worden afgedekt: wanneer de kosten van de maatregelen om een risico te beperken hoger zijn dan de mogelijke schade, dan kan besloten worden het risico te accepteren. Het permanent uitvoeren van risicoanalyses wordt Risico Management (ook wel Risk Management of Risk Control) genoemd. Maak een risicoanalyse in drie stappen 1. Bepaal het doel van de risicoanalyse 2. Breng de risico‟s in kaart 3. Bepaal de prioriteiten: welke risico‟s zijn het belangrijkst?
Bedreigingen en kansen
Bij een risicoanalyse worden bedreigingen benoemd en in kaart gebracht. Per bedreiging wordt de kans van het optreden ervan bepaald en wordt vervolgens berekend wat als gevolg de schade is die op zou kunnen optreden als een bedreiging zich daadwerkelijk voor doet. Op grond van een risicoanalyse kunnen de volgende maatregelen worden genomen: preventie: het voorkomen dat iets gebeurt of het verminderen van de kans dat het gebeurt; repressie: het beperken van de schade wanneer een bedreiging optreedt;
28
acceptatie: geen maatregelen, men accepteert de kans en het mogelijke gevolg van een bedreiging; manipulatie: het wijzigen van parameters in de berekening om tot een gewenst resultaat te komen.
Krachtenveldanalyse
Om potentiële samenwerkingspartners zo goed mogelijk mee te krijgen met de uitrol van de Regionale Aanpak Kindermishandeling kan ook het maken van een krachtenveldanalyse een goede start zijn. Breng in kaart met wie je te maken hebt, hoe ze denken, aan wie je veel hebt, wie aan jouw kant staat. Geef ook aan waar weerstand zit. De gedachtegang achter de krachtenveld analyse is dat energie steken gericht op positieve, meewerkende factoren meer oplevert dan het steken van energie in weerstanden. Op grond van deze analyse kun je bepalen in wie je moet investeren en wie je als ambassadeur naar voren kunt schuiven. Zet zo vaak mogelijk ambassadeurs in en stem daar je kernboodschap op af.
29
Nullijn weerstanden
meewerkende factoren
klanten vragen erom randvoorwaarden onvoldoende aanwezig
inhoudelijk goed voorstel
gecompliceerd project
30
Bijlage 3. Afspraken actieverklaring Met de actieverklaring erkennen het rijk, provincies, grootstedelijke regio‟s‟ en centrumgemeenten een gezamenlijke bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het realiseren van een sluitende aanpak kindermishandeling in de gehele keten. Met de RAAK-aanpak beogen de partijen een maatschappelijke beweging van de grond te krijgen, waarmee kindermishandeling wordt tegengegaan. In de actieverklaring staan de gezamenlijke acties en acties per partij weergegeven. Programmaministerie voor Jeugd&Gezin:
1. Draagt zorg voor de ondersteuning en facilitering van de werkwijze RAAK: - Het Nederlands Jeugdinstituut heeft de opdracht gekregen de regio‟s inhoudelijk en procesmatig te ondersteunen. - Per regio is budget beschikbaar voor tegemoetkoming in de kosten van het aanstellen van een coördinator aanpak kindermishandeling en het opstellen van een regioplan sluitende aanpak kindermishandeling. 2. Realiseert de overige acties zoals opgenomen in het Actieplan Aanpak Kindermishandeling “Kinderen Veilig Thuis” (o.a. publiekscampagne, meldcode kindermishandeling en opsporing, vervolging). 3. Draagt zorg voor interdepartementale afstemming met en samenhang in de verschillende trajecten op het gebied van huiselijk geweld en bijzondere vormen van kindermishandeling.
De 35 centrumgemeenten:
1. Zetten de beweging in gang en maken met gemeenten in hun regio, met regionale partners en hun provincie(s) en grootstedelijke regio‟s afspraken over een regionale en gezamenlijke sluitende aanpak van kindermishandeling, gebaseerd op de werkwijze RAAK. Deze afspraken worden bekrachtigd in een regionaal samenwerkingsovereenkomst, uitmondend in een regioplan sluitende aanpak kindermishandeling. 2. Stellen, conform de adviezen van de werkwijze RAAK, een regiocoördinator aan. Deze coördinator ondersteunt de regio bij het invoeren van (elementen van) de werkwijze Raak. De coördinator is de centrale figuur die zorg draagt voor het opstellen (met alle betrokkenen) en de uitvoering bewaakt van een regioplan sluitende aanpak kindermishandeling waarin staat beschreven wat door welke partij wordt gedaan om een sluitende regionale aanpak van kindermishandeling te realiseren. 3. Sluiten bij de aanpak kindermishandeling aan op de (te ontwikkelen) Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), de zorgstructuren rond het onderwijs en de veiligheidshuizen. Via de bundeling van taken in het CJG wordt gezorgd voor een betere samenwerking tussen lokale voorzieningen voor jeugdigen en een betere aansluiting op de geïndiceerde jeugdzorg.
31
4. Verbinden waar mogelijk de aanpak van kindermishandeling met de aanpak van huiselijk geweld en bevorderen een integrale ketenaanpak voor alle betrokkenen (kinderen én volwassenen), daarbij gebruik makend van de structuren die in de centrumgemeenten ontwikkeld zijn voor huiselijk geweld en specifieke vormen van kindermishandeling. 5. Overleggen met de provincies en grootstedelijke regio‟s over de inzet van en aansluiting met de geïndiceerde vormen van zorg: de provinciale jeugdzorg en de verzekerde zorg (Jeugd GGZ en Jeugd LVG) bij de aanpak van kindermishandeling.
Provincies en grootstedelijke regio’s:
1. Spreken af sluitende afspraken te realiseren tussen partners rondom de aanpak kindermishandeling. Dit betekent dat: - De inspanningen van het bureau jeugdzorg/AMK aansluiten op het regioplan sluitende aanpak kindermishandeling. - De activiteiten van partners (te weten het bureau jeugdzorg) ten aanzien van deskundigheidsbevordering (zoals vastgelegd in artikel 10 Wet op de jeugdzorg) worden afgestemd met de activiteiten die de regiocoördinator sluitende aanpak kindermishandeling op het vlak van deskundigheidsbevordering onderneemt. - De aanpak kindermishandeling verder ter hand wordt genomen, onder andere door het in uitvoering nemen van het Landelijk Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling (LAAK) van de MOgroep. - Gezorgd wordt voor afstemming tussen de centrumgemeenten in de betreffende provincie voor wat betreft implementatie van een regionaal sluitende aanpak kindermishandeling. 2. Maken afspraken over het realiseren van passende zorg voor kinderen die slachtoffer zijn van kindermishandeling dan wel voor gezinnen waar kindermishandeling heeft plaatsgevonden. Onderdeel van deze afspraken is de afstemming en samenhang in de geïndiceerde zorg: provinciale jeugdzorg en de verzekerde zorg (Jeugd GGZ en Jeugd LVG).
32