Investeren en verbinden
Huisvesting verblijfsgerechtigden naar een integrale/regionale aanpak
www.limburg.nl
Colofon Uitgave: Provincie Limburg Afdeling: Cultuur, Welzijn en Zorg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Tel.: +31 (0)43 389 89 21 Fax: +31 (0)43 389 70 13 E-mail:
[email protected] Internet: www.limburg.nl Tekst: Bureau Severijn
8245 - september 2008
Huisvesting verblijfsgerechtigden naar een integrale/regionale aanpak
Investeren in mensen: “De mensen maken Limburg. Investeren in een goed sociaal klimaat. dat verbindt mensen met elkaar en hun omgeving.” Gedeputeerde Odile Wolfs
Inhoudsopgave
>4
Huisvesting verblijfsgerechtigden
e
1.
Voorwoord
blz. 7
2.
Inleiding
9
3.
Wonen
13
3.1.
Beleid vastleggen
13
3.2.
Regionale samenwerking
14
3.3.
(Prestatie)afspraken maken
15
3.4.
Voldoende passend woningaanbod
16
3.5.
Inschakelen begeleidende organisatie vóór ondertekenen huurcontract
17
3.6.
Taakstelling (niet) gehaald?
18
3.7.
Checklist
19
4.
Werken en Leren
21
4.1.
Feitelijke informatie opvragen
21
4.2.
Noodzaak en wensen in beeld
22
4.3.
Plannen maken
22
4.4.
Plannen uitvoeren en bijstellen
23
4.5.
Verantwoorden
23
5.
Welzijn
24
5.1.
Welzijnsbeleid en prestatieafspraken
26
5.2.
Maatschappelijke begeleiding
27
5.3.
Rapporteren / verantwoorden
29
6.
Regionale contingentering
31
6.1.
Voorbereiding regionale contingentering
33
6.2.
Promotiemateriaal verzamelen
34
6.3.
COA levert contingentsoverzicht
34
6.4.
Regiocoördinator zendt contingentsoverzicht door
34
6.5.
Regiocoördinator verzamelt portfolio’s
35
6.6.
Regiocoördinator levert overzicht te leveren aantallen huisvesting
35
6.7.
Woningcorporaties leveren lijst beschikbare woonruimte
35
6.8.
Matching verblijfsgerechtigden en woonruimte
36
6.9.
‘Warme ontvangst’
37
6.10.
(permanente) Evaluatie
37
Bijlage 1: Checklist begeleidende organisatie
38
Bijlage 2: COA–regeling vergoeding huurderving
40
5<
Voorwoord
>6
Huisvesting verblijfsgerechtigden
d
1. Voorwoord Ik ben blij u de brochure ‘Huisvesting verblijfsgerechtigden – naar een integrale/regionale aanpak’ te mogen aanbieden. Het is een praktische handreiking aan gemeenten, woningcorporaties en andere betrokken partijen geworden. De handreiking helpt u om de realisatie van de huisvestingstaakstelling voor verblijfsgerechtigden op niveau te brengen en/ of te houden. De gemeenten en woningcorporaties in Midden Limburg wil ik hartelijk danken voor hun bijdrage aan de totstandkoming van deze brochure. Als gedeputeerde welzijn en zorg, houd ik toezicht op gemeenten bij de realisatie van hun wettelijke taak op het terrein van huisvesting van verblijfsgerechtigden. Het gaat er om dat gemeenten, woningcorporaties en andere betrokkenen samen invulling geven aan deze taak. Het is immers onze gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid om verblijfsgerechtigden een sterke startpositie op het gebied van wonen, werken, leren en zorg in onze samenleving te geven. Sleutelbegrip daarbij is “integraal handelen”. Een ander sleutelbegrip is “regionale samenwerking” tussen gemeenten. Hoe dit in Limburg te realiseren, kunt u in deze brochure lezen. Het belangrijkste sleutelbegrip bij de huisvesting van verblijfsgerechtigden vind ik ”het benutten van talent”. De talenten van verblijfsgerechtigden moeten de kans krijgen (weer) tot bloei te kunnen komen. En wij kunnen hen die kans geven. Juist daardoor ontstaat een band en het gevoel zich blijvend te willen binden aan de Limburgse samenleving. Ik ga er van uit dat deze brochure u inspireert en enthousiast maakt. En dat daardoor de huisvesting en integratie van verblijfsgerechtigden in uw gemeente een impuls krijgt. Het samenbundelen van krachten is daarbij een belangrijke voorwaarde voor succes.
Odile Wolfs, Gedeputeerde Cultuur, Welzijn en Zorg Provincie Limburg
7<
Inleiding
>8
Huisvesting verblijfsgerechtigden
g
2. Inleiding Op basis van de Huisvestingswet artikel 60b. zijn gemeenten verantwoordelijk voor het huisvesten van statushouders (ook wel vergunningsplichtingen of verblijfsgerechtigden genoemd) volgens een door het rijk opgelegde halfjaarlijkse taakstelling. Die taakstelling – het aantal te huisvesten personen – is gebaseerd op het aantal inwoners van een gemeente. Na statusverlening zijn ex-asielzoekers ingezetenen van Nederland en vanaf datzelfde moment hebben zij dus ook recht op reguliere huisvesting. De taakstelling is voor de gemeenten op dit moment aanzienlijk hoger dan de afgelopen jaren, omdat tegelijkertijd in de huisvesting moet worden voorzien voor zowel mensen die onder de pardonregeling vallen, als voor mensen die via het normale traject als verblijfsgerechtigde zijn aangemerkt. In de praktijk blijkt dat nogal wat gemeenten (en soms al jaren achtereen) bij de opgelegde taakstelling achterblijven. Soms heeft dat achterblijven door de gemeente gegronde redenen, soms heeft het te maken met onverschilligheid of onwilligheid, maar vaak is een gebrek aan kennis en capaciteit de oorzaak. Achterblijven in de taakstelling is voor de gemeenten op den duur overigens niet zonder gevolgen. De Provincie heeft immers de wettelijke plicht om toezicht op de realisatie te houden en ‘in de plaats te treden’ van de gemeente als zij de benodigde woonruimte niet regelt en het vastgestelde aantal te huisvesten statushouders niet realiseert (artikel 60e HVW). Dat betekent dat Gedeputeerde Staten in dat geval de huisvesting regelen, waarbij alle (bijkomende) kosten voor rekening van de gemeente zijn. De Provincie Limburg hoopt uiteraard zo min mogelijk dit sanctie-instrument te hoeven toepassen. Om die reden voert zij haar rol als toezichthouder op een pro-actieve manier uit, door gemeenten met regelmaat op de taakstelling aan te spreken. Met de gemeenten met een aanzienlijke achterstand wordt bovendien overleg gevoerd op ambtelijk en bestuurlijk niveau. Daarbij wordt steeds toegewerkt naar afspraken op maat, waarin meetbare / afrekenbare resultaten worden vastgelegd, gekoppeld aan een concreet tijdpad.
9<
Voor de statushouder betekent een nieuwe start in de Nederlandse samenleving meer dan alleen een verblijfsvergunning en een dak boven het hoofd. Het gaat ook om het wonen in een buurt waar men zich prettig voelt en waar een sociaal cultureel aanbod, welzijnsdiensten, werk of opleiding beschikbaar zijn. De Provincie werkt daarom aan een stevige verankering van haar wettelijke toezicht-houdende taak op het terrein van de huisvesting van statushouders binnen de verschillende provinciale beleidsvelden. Doelstelling daarbij is te komen tot een effectieve ketenaanpak van wonen, werken, leren en welzijn - een integrale aanpak. Dat betekent dat tal van organisaties, (afdelingen binnen de) gemeenten, CWI, woningcorporaties, scholingsinstellingen, welzijn- en zorginstellingen, bedrijven) daarin moeten samenwerken. Het COA, de VROM-Inspectie en de Provincie zullen daarin ondersteunend kunnen optreden. Maar de gemeenten zullen de centrale rol moeten oppakken in het regisseren van het proces van integrale samenwerking. Het vertrekpunt bij het integraal handelen wordt uiteraard gevormd door de wensen en de behoeften van de mensen zelf. Er zijn al veel stappen gezet, maar er zijn ook nog veel stappen te gaan. Om de realisatie van de huisvestingstaakstelling op niveau te brengen of te houden, en om samenwerking en een integrale aanpak te stimuleren, zijn door de Provincie verschillende acties opgezet. Een daarvan is het uitgeven van deze brochure als praktische handreiking naar de gemeenten bij de realisatie van de huisvestingstaakstelling. In de figuur zijn de belangrijkste actoren en hun activiteiten op hoofdlijnen weergegeven. De hoofdstukindeling volgt de thema’s binnen de integrale aanpak.
Nota Bene: Vanaf medio 2007 wordt de volgende terminologie gehanteerd: De Huisvestingswet spreekt over Verblijfsgerechtigden. De Taskforce Huisvesting Statushouders maakt onderscheid tussen: vergunninghouders (degenen die via de reguliere procedures verblijfsgerechtigd zijn geworden) en statushouders (degenen die op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet verblijfsgerechtigd zijn geworden). In deze brochure wordt steeds gesproken over statushouders, tenzij het onderscheid voor de uitwerking van belang is.
>10
Huisvesting verblijfsgerechtigden
11<
Wonen
>12
Huisvesting verblijfsgerechtigden
n
3. Wonen
3.1.
Beleid vastleggen
Het is aan te bevelen dat de gemeenten het door hen te voeren beleid en de uitvoering vastleggen in een formeel document. Op basis van een integrale visie kan de gemeente haar beleid in de beleidsnota’s op diverse terreinen vastleggen. Die terreinen kunnen zijn: Wonen, Welzijn, Economie (werk+inkomen), onderwijs. Vanuit die integrale visie zal bijvoorbeeld in een door de Gemeenteraad geaccordeerde Woonvisie een aparte plaats moeten worden ingeruimd voor de huisvesting van statushouders. Een dergelijk document is niet verplicht, maar het kan wel helpen bij de uitvoering en de bewaking van de uitvoering. Voor het vormgeven van het beleid is het van belang dat de woningcorporatie(s) transparant maken hoeveel woningmutaties er plaatsvinden en in welke woningtypen. Voorts welke de groepen zijn die met statushouders en vergunninghouders concurreren voor die woningen: alleenstaanden, zorgbehoevenden, dak-en thuislozen, starters. Aan de hand van de taakstelling (huidig, verleden en verwachtingen voor de toekomst) en de beschikbare mutaties (naar woningtype, huurprijs en locatie) kan worden bepaald in welke mate door bouw en verbouw voorzien moet worden in geschikte woon-
13<
ruimte, of eventueel tijdelijke noodvoorzieningen moeten worden gerealiseerd. Verder kan in een dergelijk beleidsdocument aandacht worden gegeven aan resultaatgerichte afspraken met de woningcorporaties en andere verhuurders, aan de contacten met het COA en de toezichthouder, en aan het voorkómen en eventueel inlopen van achterstanden. 3.2.
Regionale samenwerking
Voor sommige gemeenten blijkt het in de praktijk moeilijk om de juiste huisvesting aan te bieden. Om die reden kan het verstandig zijn om te kiezen voor regionale samenwerking, mede omdat ook veel woningcorporaties regionaal werkzaam zijn. Met een ruimer potentieel aan woningen en verschillende samenstelling van de lokale woningmarkten is het vinden van geschikte woningen vaak eenvoudiger. Zo zijn in de steden vaker kleinere woningen en appartementen beschikbaar, terwijl in de dorpen en kernen daar soms in het geheel geen aanbod in bestaat. Regionale samenwerking wordt door de landelijke Taskforce Statushouders gezien als één van de succesfactoren (5) voor een geslaagde matching van statushouders. De realisatie van de taakstellingen in de regio (een optelsom van de lokale taakstellingen in de regio) kunnen gezamenlijk worden aangepakt via regionale bemiddeling. Deze regionale bemiddeling komt in feite neer op één contingentsafspraak met het COA voor alle deelnemende gemeenten in de regio. Afhankelijk van de omvang van het contingent levert het COA dan eens per twee of drie maanden kandidaten voor woonruimte. Het wordt door een grotere omvang van het aantal kandidaten en het aantal aangeboden woningen gemakkelijker om een goede match tussen vraag en aanbod te realiseren. Het COA is graag bereid om voor de hele regio de contingenten van reguliere statushouders en gepardonneerden aan te leveren. Het is dan wel voorwaarde dat de regio één contactpersoon c.q. coördinator (coördinerende gemeente) aanwijst. Die coördinator vervult dan een faciliterende rol naar het COA, naar de samenwerkende gemeenten en naar de woningcorporaties. Verder dient er idealiter één aanspreekpunt per gemeente te zijn, en één aanspreekpunt per corporatie. De verschillende contactpersonen moeten uiteraard met elkaar bekend zijn, waarbij een persoonlijke ontmoeting de voorkeur heeft boven alleen mail- of telefooncontact. Regionale samenwerking heeft alleen kans van slagen door goede afstemming tussen de gemeenten onderling, binnen de gemeenten en met de woningcorporaties. Regionale samenwerking ontslaat de betreffende gemeenten niet van hun wettelijke taakstelling. De Provincie Limburg stimuleert de gemeenten om te komen tot regionale samenwerking. In Midden Limburg en Noord Limburg is de afgelopen maanden onder begeleiding van de Provincie de regionale samenwerking vorm gegeven. De samenwerkende gemeenten maken met het COA contingentsafspraken. De Provincie Limburg heeft aangegeven dat eventuele herverdelingsvoorstellen binnen de regio door haar zonder meer worden overgenomen, mits de regio de totale taakstellingen realiseert. In hoofdstuk 6 is een procesbeschrijving op hoofdlijnen voor regionale contingentering opgenomen.
>14
Huisvesting verblijfsgerechtigden
3.3.
(Prestatie)afspraken maken
3.3.1.
Afspraken maken met de woningcorporatie(s)
Het is in het algemeen gewenst dat gemeenten met de in hun werkgebied actieve woningcorporaties prestatieovereenkomsten afsluiten, waarin over een veelheid aan onderwerpen prestatieafspraken gemaakt kunnen worden. Met deze werkwijze wordt bevorderd dat het beleid van de woningcorporaties aansluit bij het door de gemeente geformuleerde Woonvisie en het daarop geënte (uitvoerings)beleid. Met het opnemen van concrete en meetbare prestatieafspraken over de huisvesting van statushouders in een bredere prestatieovereenkomst kan een betere inbedding in het totale volkshuisvestingsbeleid worden gerealiseerd. In de “handreiking realisatie taakstelling verblijfsgerechtigden” door VROM (hoofdstuk 5) zijn de mogelijke onderwerpen en meetpunten voor dergelijke prestatieafspraken opgenomen. De afspraken kunnen gaan over het tijdig aanbieden van adequate woonruimte én over het (bij)bouwen van woonruimte voor o.a deze doelgroep. Statushouders zijn immers meestal alleenstaand, terwijl de voorraad huurwoningen voor alleenstaanden en starters veelal beperkt is, zeker in de landelijke gemeenten. 3.3.2.
Afspraken maken met het COA: matching van vraag en aanbod
Bemiddeling door het COA Statushouders zijn net als elke Nederlander vrij om zelf woonruimte te zoeken. Toch blijken de meeste aangewezen te zijn op bemiddeling door het COA. Het COA maakt daarvoor gebruik van de woningen die door de gemeenten worden aangeboden. De bemiddeling door het COA kan op vier manieren plaatsvinden:
de gemeente biedt woonruimte aan en het COA zoekt een daarbij passende kandidaat;
de gemeente biedt woonruimte aan en het COA biedt - bij het ontbreken van een passende kandidaat - andere kandidaten aan;
de gemeente en het COA maken contingentsafspraken. Bijvoorbeeld elke twee of drie maanden biedt het COA een groep kandidaten aan de gemeente ter huisvesting aan;
via zogenaamde “omgekeerde plaatsing”. Het COA benadert de gemeente voor de huisvesting van specifieke verblijfsgerechtigden, die anders moeilijk aan woonruimte zullen komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om grote gezinnen, personen met een fysieke handicap die aangepaste woonruimte nodig hebben, of uitgenodigde vluchtelingen.
Het blijft altijd de verantwoordelijkheid van de gemeente dat zij voldoende verblijfsgerechtigden huisvest. Bij het aanbieden van huisvesting is het daarom van belang dat de gemeente rekening houdt met de soort huisvesting die voor de te bemiddelen verblijfsgerechtigden nodig is. Het is al jaren zo dat het vooral om de huisvesting van alleenstaanden gaat (90%). De Provincie Limburg gaf al eerder de brochure ‘Onderzoek naar de huisvestingsproblematiek van (alleenstaande) statushouders” uit, waarin oplossingen en ‘best cases’ zijn beschreven. Deze brochure en het volledige onderzoeksrapport zijn op te vragen bij de Provincie en te downloaden via http://www.limburg.nl/upload/pdf/Welzijn_OnderzoekHuisvesting_alleenstaande_Statushouders.pdf.
15<
Aanbod van woonruimte afstemmen op de doelgroep Door een goede relatie te onderhouden met het COA kan maatwerk worden geleverd: een goede match tussen statushouder en woning. Die goede relatie wordt door de Taskforce Statushouders eveneens als een succesfactor gezien. Het COA kan aan de gemeente aangeven wat de specifieke woonbehoefte van de te plaatsen statushouders is. Dat maakt het voor de gemeente(n) mogelijk om bij haar woningaanbod rekening te houden met eventuele gezinshereniging, opleiding, zwangerschap of handicap van de te huisvesten verblijfsgerechtigden. Dit voorkomt woningweigeringen; een knelpunt dat nu vaak nog als argument voor het niet voldoen aan de taakstelling wordt gegeven. De gemeente geeft die specifieke woonbehoefte door aan de woningcorporatie(s), zodat deze gericht die mutatiewoningen uit haar bestand kan selecteren die voor de specifieke statushouders geschikt zijn. 3.3.3.
Afspraken met het reïntegratiebedrijf of het ROC
Zie hoofdstuk 4. 3.4.
Voldoende passend woningaanbod
3.4.1.
Meer woningen tegelijk inzetten (en woningweigering)
In de praktijk van de laatste jaren blijkt het inzetten van één woning tegelijk niet productief te zijn. Als er dan woningweigering plaatsvindt dan kan namelijk snel langdurige leegstand ontstaan en wordt de taakstelling niet gerealiseerd. Het is verstandiger om ongeveer het aantal woningen in te zetten dat nodig is om de taakstelling (eventueel inclusief de achterstand) in de lopende taakstellingperiode te realiseren. Door meer woningen in te zetten is de kans op realisatie groter, omdat nooit op alle woningen geweigerd wordt. Dat gebeurt nu nog te weinig. Woningcorporaties ervaren het risico van huurderving bij het niet spoedig betrekken van woningen nog vaak als te hoog. Het COA kent een huurdervingvergoeding voor langere leegstaand die ontstaat als gevolg van vertraging in het proces nadat de kandidaat bewoner is voorgedragen ( zie bijlage). Overigens hanteert het COA een zeer strakke woningweigering procedure. Als de statushouder niet komt of de woonruimte niet wenst, is er sprake van woningweigering. Het COA toetst binnen 14 dagen of die weigering terecht is op basis van een beperkte limitatieve lijst met weigeringsgronden. Is de weigering onterecht, dan moet de statushouder de woning alsnog betrekken. Doet hij/zij dat niet, dan moet de statushouder de opvangvoorziening verlaten. Het COA slaagt er meestal in om de bemiddelde personen, die weigerachtig gedrag vertonen, alsnog over te halen om de aangeboden woning te accepteren. 3.4.2.
Reclame maken voor gemeente en regio?
Vertrekpunt voor het handelen van alle actoren moet zijn; de wensen en behoeften van de statushouders zelf. Het is daarom wenselijk dat gemeenten duidelijkheid bieden over wat de statushouder wel en niet in de gemeente kan verwachten. Onbekendheid met de gemeente kan er toe leiden dat de statushouder zich het beeld vormt dat zijn/haar wensen en behoeften daar onvoldoende zullen kunnen worden gehonoreerd. Het niet accepteren van het woningaanbod is dan al snel het gevolg. Het managen van verwachtingen is dan ook één van de succesfactoren volgens de Taskforce Statushouders.
>16
Huisvesting verblijfsgerechtigden
Een mogelijkheid om mensen goed voor te bereiden op de toekomstige woonsituatie is bijvoorbeeld het op een aantrekkelijke maar eerlijke manier presenteren van de gemeente en de regio. Dat kan bijvoorbeeld door middel van informatie folders die zijn toegesneden op de doelgroep. Daarbij dienen in ieder geval het wonen, de werkgelegenheid, de scholingsmogelijkheden, het winkelaanbod en het openbaar vervoer in aan bod te komen. Belangrijk is ook hoeveel mensen van welke nationaliteit al in de gemeente wonen. Het is verder van belang om bij de werkgevers in de gemeente en omgeving de werkgelegenheid te inventariseren, zowel in soorten als in aantallen. Deze informatie kan ook worden gebruikt bij het maken van de reclame voor de eigen gemeente. De gebruikelijke procedure is, dat wanneer een gemeente zelfstandige woonruimte aanbiedt, het COA enkele basiskenmerken van de aangeboden woning registreert en verwerkt in het aanbodmodel dat digitaal door de statushouders kan worden geraadpleegd. Het gaat dan met name om de prijs, de omvang, de samenstelling en enkele kenmerken van de woonomgeving. Dat is nog onvoldoende ruimte om alle kwaliteiten adequaat te belichten. Het COA is doende om het aanbodmodel verder te verbeteren, zodat allerlei aanvullende informatie rondom de aangeboden woonruimte hierop geplaatst kan worden. Tenminste tot het moment dat die digitale informatieverschaffing via het aanbodmodel is gerealiseerd, wordt gemeenten sterk aangeraden om schriftelijke informatie aan het COA te produceren. Deze informatie is nuttig bij contingentsgewijze plaatsing en ook bij reguliere bemiddeling. Een derde (krachtige) mogelijkheid om de statushouder in een vroegtijdig stadium te bereiken, is het bezoeken van de asielcentra. Daar kan ter plekke informatie worden verschaft (powerpoint-presentatie én schriftelijk materiaal), toelichting worden gegeven en vragen worden beantwoord. De Provincie Limburg heeft om die reden een afspraak met het COA gemaakt om de gemeenten toegang te verschaffen tot de asielzoekerscentra in de provincie. Door de centra wordt overigens wel een onderscheid gemaakt tussen gepardonneerden (die via een lokale match bemiddeld kunnen worden) en de reguliere statushouders (bemiddeling en woningaanbod lopen via Rijswijk). 3.5.
Inschakelen begeleidende organisatie vóór ondertekenen huurcontract
De gemeente regelt dat alle organisaties (gemeentelijke diensten, woningcorporaties, CWI, welzijnsinstelingen, vluchtelingenwerk) op één dag beschikbaar zijn om de administratieve handelingen te verrichten. Dat bevordert een “warme ontvangst” van de nieuwe inwoners. Daarmee wordt onder meer voorkomen dat de statushouders bij het bezoeken van de verschillende instanties en loketten te maken krijgen met steeds opnieuw lange reistijden (wanneer zij gehuisvest zijn in ver afgelegen centra). Tevens valt te overwegen om periodiek een zogenaamde ‘1-loketdag’ te organiseren; een dag waarop de verschillende gemeentelijke instanties en overige betrokken instanties op één lokatie de verblijfsgerechtigde ontvangen. De gemeente geeft naar het COA aan wanneer en op welke wijze de begeleidende organisatie (veelal Vluchtelingenwerk) ingeschakeld wordt. Het COA stemt vervolgens met de begeleidende organisatie af conform de afspraken met de gemeente.
17<
Het COA draagt er verder zorg voor dat het BSN of sofi-nummer, een privé bankrekening(nummer) en het GBA beschikbaar zijn, voordat de statushouder naar de gemeente komt. De begeleider vangt de statushouder op (bijvoorkeur op het station) en bezichtigt samen met hem/haar de woning. De woningcorporatie en eventueel de begeleider geven uitleg over de inhoud van de huurovereenkomst. Als de statushouder onvoldoende Nederlands spreekt en er bijvoorbeeld sprake is van overname, wordt door de begeleider gezorgd voor een tolk (of een medebewoner van het centrum die de Nederlandse taal wel beheerst) opdat de statushouder weet waarvoor hij/zij tekent. De huurovereenkomst wordt onmiddellijk getekend. De begeleider ondersteunt de statushouder verder bij het invullen van diverse aanvraagformulieren, waaronder een aanvraag voor de Huurtoeslag en een aanvraag voor een inrichtingskrediet. En de gemeentelijke sociale dienst zorgt in overleg met het CWI dat de noodzakelijke uitkering en lening snel beschikbaar zijn. Daarbij wordt met de statushouder meteen een afspraak gemaakt voor de start van het traject voor toeleiding naar werk. Het kan zijn dat de statushouder de woning eerder wil bezichtigen. Dat hoeft niet bezwaarlijk te zijn. De COA-casemanager, de woningcorporatie en de begeleider van Vluchtelingenwerk moeten echter duidelijk aangeven dat er géén vrijheid van keuze is: afwijzen van de woning leidt tot de procedure woningweigering. 3.6.
Taakstelling (niet) gehaald?
Voor het mee laten tellen voor de realisatie van de taakstelling is het van belang dat de gemeente correct en tijdig aan het COA doorgeeft dat een verblijfsgerechtigde gehuisvest is. De uitschrijving (het meetellen voor de taakstelling) gebeurt niet vanaf het huisvestingsmoment, maar vanaf het moment dat de bijstand geregeld is (het moment van de financiële overdracht van COA naar gemeente). Vooruitlopend op de definitieve uitkering kan de gemeente de statushouder een voorschot verlenen, zodat deze mensen direct na huisvesting mee kunnen tellen voor de taakstelling. Diverse gemeenten gaan nu al over tot bevoorschotting op het moment dat het huurcontract getekend wordt (o.a. Maasgouw en Venlo). Voor gepardonneerden die via een COA - bemiddelingstraject door de gemeente zijn gehuisvest hoeft geen terugmelding plaats te vinden, omdat zij automatisch bij uitschrijving worden geteld voor de taakstelling. In veel gevallen van gezinshereniging tellen deze personen mee voor de taakstelling. Dat geldt voor gezinshereniging van uitgenodigde vluchtelingen, én voor gezinshereniging vanuit de COA-centra. Als de gezinshereniger niet tot de groep van uitgenodigde vluchtelingen behoort en zich direct vanuit het land van herkomst bij de partner vestigt, dan telt hij/zij niet mee voor de gemeentelijke taakstelling. Als het voor de gemeente moeilijk is om te achterhalen of een nieuwe burger statushouder is en of deze meetelt voor de taakstelling, kan contact worden opgenomen met het COA. De gemeente kan zelf regelmatig de GBA-gegevens nalopen op mogelijk aanwezige zelfzoekers en deze informatie aan het COA verstrekken. Het COA stelt regelmatig een overzicht van personen op die zelfstandig woonruimte hebben gevonden en bij vertrek uit het asielcentrum een adres hebben doorgegeven als nieuwe woonadres. Dit overzicht wordt naar de gemeenten gestuurd. Zo wordt van twee zijden gecontroleerd of deze mensen ook daadwerkelijk in de betreffende gemeente zijn gehuisvest.
>18
Huisvesting verblijfsgerechtigden
De gemeente moet binnen vier weken na afloop van elk kalenderhalfjaar aan de toezichthouder rapporteren over de realisatie van de taakstelling. In de “handreiking realisatie taakstelling huisvesting verblijfsgerechtigden” van het ministerie van VROM is een handig format voor het opstellen van een dergelijke rapportage opgenomen. De Provincie Limburg hanteert een eigen model rapportageformulier. Als de taakstelling niet is gehaald dan moet de gemeente aannemelijk maken dat de achterstand het komend half jaar zal worden ingelopen. Als de gemeente dat niet kan moet de toezichthouder (Gedeputeerde Staten) in plaats en op kosten van de gemeente in de huisvesting voorzien. 3.7.
Checklist spreek met de woningcorporatie(s) af dat zij transparant maakt hoeveel personen zij maandelijks kan/kunnen huisvesten. Dat is de ruimte die in eerste instantie kan worden benut voor de huisvesting van statushouders en andere urgente woningzoekenden.
stel een beleidsstuk op over de gemeentelijke aanpak van de huisvesting van statushouders. Geef daarin ook aan (in relatie tot het woonbeleid) welke maatregelen voor de lange en de korte termijn worden genomen om aan de taakstelling te kunnen voldoen (bouwen en verbouwen). In het beleidsstuk staan de links naar de aanpalende beleidsterreinen (werk en inkomen, scholing, zorg, welzijn).
werk samen met de andere gemeenten in de regio. Maak contingenteringsafspraken. Benoem een regionaal coördinator en per gemeente en woningcorporatie elk één contactpersoon. Zorg dat die mensen elkaar kennen.
maak (prestatie)afspraken met de woningcorporatie(s), de begeleidende organisatie, het reïntegratiebedrijf en/of ROC, en het COA.
investeer in een goede relatie met het COA.
zorg voor voldoende passend woningaanbod naar type woonruimte, huurprijs en voorzieningenniveau.
biedt aan het begin van elke taakstellingperiode in één keer zoveel mogelijk woonruimte aan, bij voorkeur voor de gehele taakstellingperiode.
maak schriftelijke reclame en lever die aan het COA aan.
maak reclame voor gemeente en regio op de website van het COA. Bij de nieuwste versie van het aanbodmodel bestaat de mogelijkheid om meer informatie over de woning en de gemeente te vermelden. Eventueel ook door ‘doorlinken’ naar de gemeentelijke website.
bezoek een AZC in de provincie om de gemeente en de regio aan kandidaten te presenteren.
plaats alleenstaanden in de grotere kern. En wees voorzichtig met het plaatsen van gezinnen in de kleinere kernen als daar weinig voorzieningen zijn (school, vervoer, werk) of onvoldoende vrijwilligers
doe halfjaarlijks (bijvoorbeeld in maart en september) een check op het GBA voor wat betreft ‘zelfzoekers’. Alleen binnen één jaar na huisvesting in de gemeente kunnen zij nog meetellen voor de realisatie van de taakstelling.
organiseer zo mogelijk één ontvangstdag voor de door het COA aangedragen kandidaten om hen kennis te laten maken met de mogelijkheden en kansen die in de gemeente aanwezig zijn, waarbij alle betrokken diensten en organisaties paraat zijn. Zorg in ieder geval dat de statushouder zich welkom voelt.
Hanteer een helder verwachtingenmanagement: elke statushouder krijgt één woningaanbod. In geval van woningweigering trekt het COA daarna de handen van hem/haar af.
19<
Werken en Leren
>20
Huisvesting verblijfsgerechtigden
n 4. Werken en Leren Werken Bij de eerste ontmoeting met het CWI (aanvraag uitkering) wordt meteen een datum vastgelegd voor de start van het traject van toeleiding naar werk. In aanvang zal de statushouder alle aangeboden werk moeten accepteren. Uiteraard zal CWI met aanbiedingen voor werk wel zoveel als mogelijk rekening houden met de opleiding, eerdere werkervaring, vaardigheden en andere omstandigheden. Vanuit die –werkende- positie kan de statushouder dan zoeken naar meer passend of meer gewenst werk. CWI kan tegelijkertijd afspraken maken over gewenste om- of bijscholing. NB: voor veel werk is kennis van de Nederlandse taal vaak niet nodig. Vergelijk de inzet van Poolse arbeidsmigranten in vele sectoren. Leren Onderwijs is één van de sleutels tot een succesvolle integratie van verblijfsgerechtigden. Dat geldt niet alleen voor het taalonderwijs, maar juist ook voor het reguliere onderwijs. Onderwijs biedt de kans om een volwaardige plaats in de Nederlandse samenleving te verwerven. Met het volgen van een opleiding neemt immers de kans op werk ook toe. In onderstaande schema is voor het thema Leren en Werken weergegeven welke acties de gemeente kan ondernemen om de integratie van de verblijfsgerechtigde tot een succes te brengen. 4.1. Feitelijke informatie opvragen Om te kunnen bepalen welke scholingsmogelijkheden moeten worden gezocht en welke begeleiding moet worden geboden, zal er eerst een goed beeld moeten zijn van het aanwezige opleidingsniveau en de persoonlijke capaciteiten. Eerste bron van informatie is het portfolio voor gepardonneerden (het overdrachtsdossier voor de overige vergunninghouders), dat door het COA wordt opgesteld en aan de verblijfsgerechtigde in aanwezigheid van de gemeente en de begeleiding wordt overgedragen. Die overdracht gaat overigens gepaard met minimaal een tweegesprek tussen de casemanager van het COA (die de verblijfsgerechtigde in het inburgeringstraject heeft begeleid) en de gemeenteambtenaar. Gebeurt dit niet, dan kan de gemeente het COA wijzen op haar structurele taak om een
21<
start te maken met inburgering, waarvan een goede overdracht naar gemeenten onderdeel uitmaakt. Het opstellen c.q. aanvullen van het overdrachtsdossier in persoonlijk contact met de verblijfsgerechtigde, kan in het geval van regionale contingentering ook de taak zijn van de regiocoördinator (zie hoofdstuk 6) In het kader van de inburgering wordt vanaf 1 januari 2007 aan alle vergunninghouders van 16 jaar en ouder in de opvang een inburgeringsprogramma aangeboden. Dit programma bestaat in ieder geval uit de producten “Nederlands als tweede taal”(NT2) en “Kennis van de Nederlandse samenleving”(KNS). Het COA koopt deze producten in bij een onderwijsaanbieder. Deze aanbieder is er verantwoordelijk voor dat de vergunninghouder in de juiste niveaugroep wordt geplaatst, bijvoorbeeld door een intaketoets. Aan het eind van het inburgeringtraject wordt het niveau getoetst en samen met de mening van de docent van de vergunninghouder meegenomen in het portfolio of het overdrachtsdossier. 4.1.1.
Overige bewijsstukken
Als er – om welke reden dan ook - geen portfolio van het COA aanwezig is zal de verblijfsgerechtigde moet worden gevraagd naar de gevolgde opleidingen en cursussen in het land van herkomst, en naar de via het COA gevolgde opleidingen en cursussen. Het is van belang dat daarbij diploma’s, cijferwaarderingen, certificaten en/of andere bewijsstukken van gevolgde studies worden verzameld. 4.1.2.
Arbeidsverleden
Om te kunnen bepalen welke scholingsmogelijkheden passen bij de betrokkene is uiteraard niet alleen de opleiding van belang, maar ook het arbeidsverleden. Het is daarom van belang dat de verblijfsgerechtigde wordt gevraagd naar dat arbeidsverleden en dat daarvan bewijsstukken worden verzameld. 4.2.
Noodzaak en wensen in beeld
Voor een succesvolle inburgering en integratie is het noodzakelijk dat de verblijfsgerechtigde de Nederlandse taal machtig is en op de hoogte is van de Nederlandse gebruiken, normen en waarden. Als het goed is heeft de verblijfsgerechtigde deze kennis en vaardigheden (NT2 en KNS) in het kader van het inburgeringstraject al in de opvang tot op een zeker niveau verworven. Is dat niet zo, dan is het aanbieden van deze scholing door de gemeente noodzakelijk. Uit de inventarisatie uit stap 1 blijkt het niveau van de verblijfsgerechtigde. Daarmee zou duidelijk moeten zijn wat de mogelijkheden zijn voor verdere scholing. Voor succes zijn echter niet alleen de mogelijkheden en capaciteiten van belang, maar vooral de wil van de betrokkene. Zonder goede motivatie kan elke opleiding immers tot een lijdensweg worden. Het is daarom van groot belang om in een gesprek met de verblijfsgerechtigde de persoonlijke (opleiding)wensen al bij de intake te bespreken. De noodzakelijke en de gewenste opleidingen kunnen gebruikt worden voor het formuleren van doelstellingen in stap3. 4.3.
Plannen maken
In overleg met de verblijfsgerechtigde kan nu een persoonlijk trajectplan worden opgesteld. De gemeente kan er daarbij voor kiezen om een reïntegratiebedrijf of –dienst met het maken van het plan te belasten. Het trajectplan moet op de persoon worden toegesneden, van uniforme plannen zal dus geen sprake kunnen zijn. De volgende onderdelen kunnen bijvoorbeeld in het trajectplan worden opgenomen:
>22
Huisvesting verblijfsgerechtigden
een vervolgopleiding
een computercursus
een stageplek
een werkervaringsplaats
een sollicitatietraining
sociale activering
kinderopvang
een reiskostenvergoeding
Elk plan zal tenminste één of meer doelstellingen kennen, waarop tijdens de uitvoering van het plan getoetst moet kunnen worden. Het is dan ook zaak de plannen SMART te maken: specifiek, meetbaar, afgesproken, realistisch en tijdgebonden. 4.4.
Plannen uitvoeren en bijstellen
Op het moment dat de persoonlijke trajectplannen tot uitvoering worden gebracht is de bemoeienis van de gemeente nog niet afgelopen. De vorderingen dienen periodiek aan het plan te worden getoetst: ligt de uitvoering op schema, zijn er knelpunten opgetreden, is bijstelling noodzakelijk? Daartoe zal er geregeld een begeleidingsgesprek met de verblijfsgerechtigde moeten worden gevoerd. Met deze benadering wordt de zogenaamde PDCA cirkel doorlopen: plannen, doen, checken en aanpassen. Daarmee nemen de kansen op succes toe. 4.5.
Verantwoorden
Uiteraard kan de gemeente het gehele traject bij een reïntegratiebedrijf of –dienst neerleggen, maar dat ontslaat haar niet van de verantwoordelijkheid voor het integratieproces. Om die reden, maar vooral ook om de ondernomen acties en besteding van gelden te kunnen verantwoorden, is het gewenst dat de gemeente de vorderingen van al haar verblijfsgerechtigden periodiek toetst of laat toetsen (aan de persoonlijke plannen). Op basis daarvan kan dan een voortgangsrapportage worden opgesteld die als onderdeel in een integrale gemeentelijke verantwoordingsrapportage kan worden opgenomen. Checklist
Gemeente maakt overzicht van de werkgelegenheid
Gemeente checkt of overdrachtsdossier aanwezig is
Gemeente schakelt CWI en/of reïntegratiebedrijf in voor een intake van de verblijfsgerechtigde en de begeleiding naar werk
Reintegratiebedrijf of –dienst stelt in overleg met verblijfsgerechtigde een SMART gemaakt plan van aanpak op.
Gemeente toetst vorderingen van verblijfsgerechtigden aan de hand van de rapportages door het reïntegratiebedrijf of –dienst en de opgestelde plannen en tijdschema’s. De gemeente draagt zorgt voor controle op het doorlopen van de PDCA-cirkel.
De gemeente stelt periodiek een voortgangsrapportage ‘leren en werken’ op die als onderdeel van een integrale gemeentelijke verantwoordingsrapportage kan worden opgenomen.
23<
Welzijn
>24
Huisvesting verblijfsgerechtigden
n
5. Welzijn Welzijn en integratie zijn niet uit te drukken in harde cijfers over werk, inkomen en sociale contacten. Het gaat om het thuis voelen in de woonplaats in Nederland, een land waar de vergunninghouder eerder misschien nog nooit van gehoord had. Vluchtelingenwerk Nederland heeft in de Integratiebarometer (onderzoek door Regioplan) specifiek naar dit onderwerp laten kijken. “Bijna alle panelleden in het onderzoek (vergunninghouders) noemen als eerste het woord ‘werk’ als hen wordt gevraagd naar dingen die het meest bijdragen aan het zich thuis voelen in Nederland. Werk biedt de vluchtelingen structuur, geeft ze het gevoel een rol te spelen in de maatschappij, maakt hen financieel onafhankelijk (wat erg belangrijk wordt gevonden), biedt een ingang voor sociaal contact en helpt bij het leren van Nederlands. Dat laatste blijkt ook een cruciale factor op zich. Een goede taalbeheersing helpt enorm bij het leggen van contact en is nodig om werk te vinden. Hier blijkt hoezeer zaken met elkaar samenhangen. Voor werk en zelfs stages wordt vaak een hoog taalniveau geëist. Maar veel vluchtelingen ervaren dat ze dit niveau pas ontwikkelen als ze aan het werk zijn en het Nederlands moeten toepassen. Een vicieuze cirkel dus.” Juist om deze reden is het van groot belang dat de gemeenten, de ingeschakelde begeleiding, de lokale en regionale ondernemers en de reïntegratie/ROC adequaat samenwerken om de vicieuze cirkel te doorbreken. De gemeente speelt daarbij nadrukkelijk een coördinerende en activerende rol en ontwikkelt daar eigen beleid op (zie ook hoofdstuk 4).
25<
5.1.
Welzijnsbeleid en prestatieafspraken
In de Welzijnswet (1994) is beschreven dat gemeenten de volgende doelstellingen dienen uit te voeren:
het vergroten van ontplooiingsmogelijkheden van mensen en het stimuleren van hun zelfredzaamheid en hun deelname aan de samenleving, mede om te voorkomen dat ze in een achterstandssituatie geraken;
het bieden van mogelijkheden aan mensen die in een achterstandssituatie zijn geraakt om hun positie te verbeteren;
het bevorderen van het welbevinden van mensen in de samenleving.
Om op een adequate wijze uitvoering te geven aan deze doelstellingen formuleren gemeenten welzijnsbeleid en besteden daarbij idealiter afzonderlijk aandacht aan kwetsbare groepen, waartoe ook de statushouders behoren. Bij de uitvoering van het beleid is de gemeente afhankelijk van een groot aantal partijen. In het geval van de statushouders gaat het dan in het bijzonder om de begeleidende organisatie, waarbij het veelal zal gaan om (vrijwilligers van) Vluchtelingenwerk. Het is in het algemeen gewenst dat gemeente met de begeleidende organisatie een prestatieovereenkomst afsluit, waarin over een veelheid aan onderwerpen prestatieafspraken gemaakt kunnen worden. Met het opnemen van concrete en meetbare prestatieafspraken over de begeleiding van de statushouders in een bredere prestatieovereenkomst kan een betere inbedding in het totale welzijnsbeleid worden gerealiseerd. De afspraken kunnen gaan over de wijze waarop de maatschappelijke begeleiding wordt ingericht, welke activiteiten worden ondernomen, hoe aan de gemeente wordt gerapporteerd en welke tegenprestaties de gemeente levert in termen van faciliteiten en financiële ondersteuning.
>26
Huisvesting verblijfsgerechtigden
5.2.
Maatschappelijke begeleiding
Maatschappelijke begeleiding is gericht op de integratie van statushouders in de samenleving, waarbij de insteek het welzijn van de vergunninghouder zelf dient te zijn. Integratie in de samenleving betekent deelnemen. Het vinden van een woning, school en huisarts, maar ook buurt- en verenigingsactiviteiten zijn wezenlijk om je thuis te gaan voelen in een ander land. De door de gemeente ingeschakelde begeleiding zal de statushouder op die zoektocht en het bijbehorende gewenningsproces moeten begeleiden. Het delegeren van die taak door de gemeente ontslaat haar uiteraard niet voor haar verantwoordelijkheid. Om die reden zal zij activerend en stimulerend moeten optreden, niet alleen door de activiteiten financieel te ondersteunen, maar ook door nauw contact te onderhouden en waar nodig flexibel en snel op te treden. 5.2.1
Aanmeldingen
School Kinderen boven de twaalf jaar, die nog geen of weinig Nederlands spreken, moeten eerst de Nederlandse taal leren voordat zij naar het reguliere onderwijs kunnen. Voor jongere kinderen of kinderen die de Nederlandse taal wel voldoende machtig zijn (be)zoekt de begeleider samen met de ouder(s) een passende school, draagt zorg voor de aanmelding en geeft aan het COA de aanmelding door. Het COA draagt zorg voor de overdracht van gegevens aan de ontvangende school. Voor kleinere kinderen wordt het zoeken en aanmelden bij peuterspeelzaal of kinderopvang begeleid. Daarbij hoort ook het regelen van de subsidie voor de kinderopvang. Ook als de statushouder niet werkt kan er recht op kinderopvangtoeslag zijn. De statushouder zal in de regel immers een (re)integratietraject of een inburgeringcursus volgen (uitzonderingscriteria om voor de via de Belastingdienst aan te vragen subsidie in aanmerking te komen). Gezondheidszorg De begeleider draagt zorg voor de aanmelding van de statushouder bij een huisarts en een tandarts. Verder wordt het lidmaatschap van de Thuiszorg (vroeger kruisvereniging) geregeld. Als de situatie daar aanleiding voor geeft wordt bovendien de melding bij het consultatiebureau en eventuele kraamzorg geregeld. Het COA stuurt vervolgens het medisch dossier naar de nieuwe huisarts. De begeleider heeft niet alleen de praktische begeleiding tot taak, maar zal ook moeten opletten hoe de cliënt alles ervaart. Zijn er psychische problemen na een traumatische ervaring? Wordt de familie erg gemist? Voelt iemand zich minderwaardig zonder zijn of haar baan? Vaak is een luisterend oor voldoende, maar soms is een doorverwijzing nodig. Die sociale aandacht is - bij afwezigheid aan familie en vrienden in de nabijheid – van de begeleider nodig. 5.2.2.
Kennismaken met woonplaats en omgeving
Woonplaats Voorwaarde om je snel ergens thuis te kunnen voelen is dat je de eigen omgeving kent. Om die reden zal de begeleider de statushouder direct in het begin van het verblijf in de gemeente meenemen naar de winkels in de woonplaats, de bibliotheek (en de aanmelding regelen), de mogelijkheden van openbaar vervoer laten zien. In sommige gemeenten gaat de begeleider standaard bij het eerste bezoek met de statushouder een kopje koffie of thee drinken in de woonplaats.
27<
Dichtstbijzijnde stad Het is goed denkbaar dat in de woonplaats niet alle voor de statushouder relevante voorzieningen aanwezig zijn. In dat geval zal de begeleider samen met de statushouder de dichtstbijzijnde stad bezoeken. Daarbij zal in ieder geval aandacht worden besteed aan: het station en busverbindingen, het ziekenhuis, het politiebureau, de GGD, de markt en overige winkelvoorzieningen. De buurt De eigen buurt is voor iedereen van groot belang voor het welbevinden: “een goede buur is beter dan een verre vriend”. Om die reden wordt door de begeleiding in het bijzonder aandacht besteed aan de kennismaking met de buurt. Dat kan bijvoorbeeld door de statushouder te stimuleren om de (naaste) buren uit te nodigen voor een kop koffie of een borreltje. Met andere buurtbewoners kan bijvoorbeeld kennis worden gemaakt door de statushouder naar het buurthuis te begeleiden. De gemeente kan voorts het initiatief nemen om een ontmoetingsbijeenkomst te organiseren waar statushouders en andere bewoners van de gemeente elkaar kunnen ontmoeten, eventueel vergezeld van informatie over de woonplaats en de landen van herkomst van de statushouders. Daarmee wordt ook het onderling contact tussen de nieuwkomers bevorderd. Uit de Vluchtelingenbarometer: stimuleer mogelijkheden voor duurzame ontmoetingen tussen vluchtelingen en Nederlanders: beide groepen staan open voor elkaar, maar hebben een duwtje nodig. Tussenkomst via een persoon of organisatie wordt als wenselijk ervaren. Vluchtelingen geven aan vooral behoefte te hebben aan diepgaander contact. Ontmoetingsactiviteiten zouden mogelijk een basis kunnen leggen voor intensievere contacten. (Sport)verenigingen Voor het integratieproces is veelvuldig onderling contact een belangrijke succesfactor. Voor het welbevinden kan bovendien het deelnemen aan culturele en sportieve activiteiten een belangrijke factor zijn. Om die reden zal de begeleider aan de statushouder de mogelijkheden in en om de woonplaats toelichten. Waar gewenst zal de begeleider voorts zorgdragen voor de aanmelding. De gemeente kan als onderdeel van haar welzijnsbeleid geld beschikbaar stellen voor contributies. “Dagelijks contact” tussen begeleider en statushouder De begeleider en de statushouder hebben in het begin van het verblijf in de gemeente doorgaans intensief contact. Er moet dan immers nog veel geregeld en uitgelegd worden. In de loop van de tijd zal het contact minder “dagelijks” worden. In het algemeen zal de intensieve periode na circa een half jaar afgelopen zijn. Na ongeveer een jaar hebben de meeste statushouders hun weg wel gevonden, maar dat geldt niet voor iedereen. In veel plaatsen stelt VluchtelingenWerk zich ook na dat jaar nog beschikbaar als vraagbaak.
>28
Huisvesting verblijfsgerechtigden
5.3.
Rapporteren / verantwoorden
De gemeente zal in de praktijk de begeleiding bij een afzonderlijke organisatie neerleggen, maar dat ontslaat haar niet van de verantwoordelijkheid voor het integratieproces. Om die reden, maar vooral ook om de ondernomen acties en besteding van gelden te kunnen verantwoorden, is het gewenst dat de gemeente de vorderingen van al haar verblijfsgerechtigden periodiek toetst. Om die reden is het verstandig dat de gemeente afspraken maakt met de begeleidende organisatie over de wijze van rapporteren. Die rapportages kunnen worden gebruikt bij het opstellen van een integrale gemeentelijke verantwoordingsrapportage.
29<
Regionale contingentering
>30
Huisvesting verblijfsgerechtigden
g
6. Regionale contingentering Om de huisvesting van verblijfsgerechtigden te stroomlijnen en te versnellen is het raadzaam om te komen tot regionale samenwerking en in het verlengde daarvan, tot regionale contingentering. Regionale contingentering komt er in het kort op neer dat de samenwerkende gemeenten met het COA afspraken maken over het aanleveren van de contingenten van verblijfsgerechtigden, waarbij het gaat om zowel de statushouders (gepardonneerden) als de vergunninghouders (mensen die onder de reguliere taakstelling vallen). Het wordt door een grotere omvang van het aantal kandidaten en het aantal aangeboden woningen gemakkelijker om een goede match tussen vraag en aanbod te realiseren. Ook bij regionale contingen-tering geldt uiteraard dat net als bij de ‘normale’ huisvesting - op soortgelijke wijze als in de vorige hoofdstukken beschreven - rekening moet worden gehouden met de wensen en behoefte van de verblijfsge-rechtigde aan werk, scholing, welzijn en zorg.
31<
In dit hoofdstuk worden voor regionale contingen-tering de processtappen op hoofdlijnen beschreven (zie schema).
>32
Huisvesting verblijfsgerechtigden
6.1.
Voorbereiding regionale contingentering
Voor een succesvolle regionale contingentering is het van belang dat de samenwerkende gemeenten samen één coördinator aanwijzen die het totale proces voor de regio coördineert en faciliteert; de regiocoördinator. De voordelen van het aanwijzen van een regiocoördinator zijn groot: er is dan één aanspreekpunt voor alle partijen (het COA, de samenwerkende gemeenten, de corporaties, de Provincie en de VROM-Inspectie), het procesverloop kan zo eenvoudiger onder controle worden gehouden, de omvang van de taak maakt een ruimere en kwalitatief zwaardere inzet mogelijk en de concentratie van werkzaamheden op één punt bevordert kennisontwikkeling en expertise. Om het contact tussen de regiocoördinator en de individuele gemeenten en woningcorporaties soepel en helder te laten verlopen is het van groot belang dat ook bij deze organisaties één aanspreekpunt wordt benoemd. Deze lokale coördinatoren kennen elkaar persoonlijk en beschikken over de noodzakelijke contactgegevens (namen, mailadressen, telefoonnummers en postadressen). Alle coördinatoren van de gemeenten en corporaties, vertegenwoordigers van Provincie, COA en de VROM-Inspectie voeren onder voorzitterschap van de regiocoördinator periodiek overleg om elkaar op de hoogte te houden van de procesgang, het proces permanent te verbeteren en eventuele praktische uitvoeringsproblemen op te lossen. De Regiocoördinator regelt bij aanvang van de regionale contingentering een “kick-off” dag, waarbij voor alle partijen duidelijkheid wordt geboden over de inzet, intenties en werkwijze. De Provincie Limburg heeft, om de regionale contingentering in Noord-Limburg op gang te brengen, aan de gemeenten aangeboden om tijdelijk (voor één jaar) de kosten van een regiocoördinator voor haar rekening te nemen. Dat doet de Provincie, omdat zij - naast het houden van toezicht op de gemeenten bij de realisatie van de huisvesting van verblijfsgerechtigden - de gemeenten waar mogelijk wil ondersteunen bij de uitvoering van de taakstelling. De Provincie verbind daaraan de volgende voorwaarden: - op 1 januari 2010 zijn van alle gemeenten van Noord-Limburg de achterstanden en lopende taakstellingen geheel gerealiseerd. Het saldo van de regio dient dan op nul te staan; - de gesaldeerde bestaande achterstanden worden met voorrang weggewerkt. Het streven is dat in 2008 de lopende halfjaarlijkse taakstellingen voor ten minste de helft worden gerealiseerd; - één gemeente vervult de rol van loket van de contingenten; de hiervoor bedoelde coördinator wordt gestationeerd bij die gemeente; - de deelnemende gemeenten staan garant voor de continuering van het proces na het eerste jaar; - het aanbod geldt alleen als tenminste 10 gemeenten uit de regio deelnemen. Voorts geeft de Provincie aan dat zij bereid is om eventuele voorstellen voor herverdeling van de gemeentelijke taakstellingen in het kader van de regionale contingentering zonder meer te accepteren. Maar uiteraard wel onder de voorwaarde dat er op regioniveau geen flexibiliteit is tussen de reguliere taakstellingen en de pardonregeling. De gemeenten die niet aan de contingentafspraak deelnemen, zullen bovendien met nog grotere nadruk gehouden worden aan een tijdige realisatie van haar taakstellingen.
33<
6.2.
Promotiemateriaal verzamelen
Om mensen goed voor te bereiden op de toekomstige woonsituatie is het van belang dat zij op de hoogte zijn van de in de regio en de gemeenten aanwezige huisvesting, winkelgelegenheid, mogelijkheden tot werk en scholing, openbaar vervoer, zorg en welzijnsvoorzieningen, etc. Van belang is ook informatie over de reeds aanwezige nationaliteiten in de gemeente. De regiocoördinator maakt een format voor de inventarisatie van deze informatie en verstrekt deze aan de gemeentelijke coördinatoren. Deze zorgen er op hun beurt voor, dat de format per gemeente wordt ingevuld en zenden deze digitaal aan de regiocoördinator. Qua omvang lijkt niet veel meer dan twee A4 informatie per gemeente nodig. De regiocoördinator beoordeeld de aangeleverde informatie op volledigheid, consistentie en bruikbaarheid en stelt op basis daarvan van een regionaal beeld op, ten behoeve van de verblijfsgerechtigden die in het contingent zijn opgenomen en hun COA-casemanagers. Het regionaal beeld wordt in het periodieke overleg besproken en vervolgens waar nodig aangepast. 6.3.
COA levert contingentsoverzicht
Het COA levert - uitgaande van een 2-maandsperiode voor de daadwerkelijke huisvesting - steeds op 15 augustus, 15 oktober, 15 januari en 15 maart een contingentsoverzicht aan de regiocoördinator. In dat overzicht zijn de namen, geboortedata van de betrokken verblijfsgerechtigden opgenomen, alsmede de huidige verblijfsplaats. Het contingentsoverzicht bevat een kolom “harde” gevallen (opgave gemeenten). In deze kolom zijn de aantallen opgenomen van de verblijfsgerechtigden die volgens opgave van de gemeenten met zekerheid nog gehuisvest zullen worden. De afzonderlijke gemeenten dienen die aantallen tijdig aan de regiocoördinator aan te leveren, die zorgdraagt voor de verwerking in het overzicht. Het COA zal zich inspannen om zoveel als mogelijk verblijfsgerechtigden in het contingent op te nemen, die in of dichtbij de regio in een AZC verblijven. Vanwege de reguliere COA-procedures voor contingentssamenstelling en de aantallen beschikbaar te bemiddelbare personen, is het echter niet (altijd) te vermijden, dat ook verblijfsgerechtigden uit andere AZC’s worden toegevoegd. De op het contingentsoverzicht vermelde verblijfsgerechtigden ontvangen van het COA allemaal een zogenaamde koppelingsbrief, waarin duidelijk wordt vermeld dat zij binnen het bedoelde contingent vallen. Daarmee is voor hen in een zo vroeg mogelijk stadium al duidelijkheid gecreëerd over de regio waar voor hen naar huisvesting wordt gezocht. 6.4.
Regiocoördinator zendt contingentsoverzicht door
Direct aansluitend aan de levering van het contingentsoverzicht door het COA, zendt de regiocoördinator het overzicht door naar de woningcorporaties, met een afschrift aan de gemeentelijke contactpersonen, de Provincie en de VROMInspectie. De regiocoördinator geeft daarbij duidelijk de afzonderlijke huishoudens (huishoudensamenstelling) aan. Daarmee wordt het voor de woningcorporaties mogelijk om alvast woonruimte te ‘reserveren’.
>34
Huisvesting verblijfsgerechtigden
6.5.
Regiocoördinator verzamelt portfolio’s
De regiocoördinator neemt binnen een periode van 15 dagen na de levering van het contingentoverzicht in principe persoonlijk contact op met alle verblijfsgerechtigden uit het contingentsoverzicht, om hun portfolio en wensen in beeld te krijgen. Waar nodig kan hij/zij daarbij aanvullend ook de COA-casemanagers inschakelen. Het persoonlijke contact is het best geschikt om informatie te halen (portfolio: welke gegevens zijn nodig om de optimale match van mens met gemeente/woning te maken) en te brengen (regio-informatie: het in stap 2 opgestelde regiobeeld). Eventuele signalen van ‘weigering’ worden door de regiocoördinator aan het COA doorgegeven. In de voorbereidende fase zal de regiocoördinator een voorbeeld portfolio aan de gemeentelijke coördinatoren mailen, die vervolgens de bruikbaarheid voor de matching beoordelen en suggesties voor aanpassing doorgeven. 6.6.
Regiocoördinator levert overzicht te leveren aantallen huisvesting
De regiocoördinator stelt binnen 15 dagen na de levering van het contingent een overzicht op met de aantallen te leveren woningen per gemeente en per woningcorporatie. Eventuele herverdelingen worden hierin helder gemotiveerd. Tevens worden de door de gemeentelijke coördinatoren aangegeven redenen voor vertraging of versnelling helder weergegeven. Het kan uiteraard voorkomen dat in de tussentijd ‘harde’ gevallen of zelfzoekers in de gemeente huisvesting vinden. De regiocoördinator zal deze extra instroom verwerken in de eerstvolgende contingentsaanvraag. Deze werkwijze leidt tot een faseverschuiving in de realisatie van de huisvestingstaakstelling (versnelling). Gemeenten en corporaties zullen zelfzoekers in ieder geval niet moeten ontmoedigen. Juist bij zelfzoekers mag immers worden aangenomen dat de gevonden huisvesting goed aansluit bij de eigen behoefte. 6.7.
Woningcorporaties leveren lijst beschikbare woonruimte
De coördinatoren van de woningcorporaties leveren binnen 15 dagen na de levering van het contingent een overzicht van de beschikbare woonruimte op aan de regiocoördinator. Omdat woningen vanwege de huurderving niet te lang leeg moeten staan, zullen woningcorporaties doorgaans pas enkele weken voor de levering van het contingent beginnen met het vrijhouden van woonruimte. Gevolg hiervan is dat op het moment van de matching van verblijfsgerechtigden met gemeenten en woonruimte, in een deel van de gevallen nog geen woning bekend zal zijn. Om de matching zoveel mogelijk met werkelijk beschikbare woonruimte te laten plaatsvinden kan de regiocoördinator aan de woningcorporaties vragen om eerder te gaan ‘sprokkelen’. Over de te bekostigen eventuele leegstaand kunnen de gemeenten en de woningcorporaties met elkaar afspraken maken. Samen met het overzicht van beschikbare woonruimte leveren de coördinatoren van de woningcorporaties ook voor de matching relevante informatie, zoals: adressen, grootte woningen, aantal kamers, woningtype, eventuele voorkeur voor een bewoner, etc.
35<
6.8.
Matching verblijfsgerechtigden en woonruimte
Binnen 20 dagen na levering van het contingent worden de contingentslijst (de verblijfsgerechtigden) en de beschikbare woonruimte op elkaar afgestemd (de matching) in een overleg tussen de regiocoördinator en de coördinatoren van de woningcorporaties. De regiocoördinator organiseert dat overleg en bereidt als basis een voorstel voor de matching voor. Het is niet noodzakelijk, maar wel aan te bevelen, dat ook de gemeentelijke coördinatoren bij het matchingsoverleg aanwezig zijn. Daarmee krijgen de gemeenten beter inzicht in de eventuele problematiek in de matching en de gemaakte afwegingen. Als er onverhoopt teveel uitval uit de contingentslijst zou plaatsvinden, zal de regiocoördinator aan het COA om een aanvulling op die lijst vragen. Het COA kan die aanvulling in principe binnen twee weken leveren. Na de matching van mensen en woonruimte/gemeente en de vaststelling van de ingangsdatum van het huurcontract, geeft de regiocoördinator de concrete adresgegevens en de ingangsdatum door aan het COA. Het COA zendt de bij de match betrokken verblijfsgerechtigde vervolgens een beschikking. Zoals eerder gesteld kan het voorkomen dat, bij het ontbreken van voldoende woonruimte, mensen niet onmiddellijk met een woonruimte/gemeente kunnen worden gematcht. Bij nieuw beschikbaar komende woonruimte melden de coördinatoren van de woningcorporatie of gemeente dit zo snel mogelijk aan de regiocoördinator. De regiocoördinator verzoekt aansluitend aan het COA om een beschikking af te geven. Voor de huisvesting van deze groep mensen is de regiocoördinator het enige aanspreekpunt voor het COA. 6.9.
‘Warme ontvangst’
De matching vindt plaats door de regiocoördinator met de woningcorporaties. Dat impliceert automatisch dat voor de betrokken verblijfsgerechtigden geen ‘kijk’-dag kan worden georganiseerd. Het is wel gewenst dat de gemeentelijk coördinator regelt dat de gematchte personen op één dag langs alle loketten en organisaties kunnen gaan (zie paragraaf 3.5). Uiteraard is hier ook een belangrijke rol weggelegd voor de begeleidende organisatie. De verblijfsgerechtigde wordt tijdens de ‘warme ontvangst’-dag begeleid, waarbij uiteraard ook de woning wordt bezocht. Met de ‘warme ontvangst’-dag start het reguliere proces, zoals in de voorgaande hoofdstukken reeds is beschreven.
>36
Huisvesting verblijfsgerechtigden
6.10.
(permanente) Evaluatie
Uiteraard wordt in het periodieke brede overleg met coördinatoren van gemeenten en corporaties, het COA, de Provincie en de VROM-Inspectie permanent een vinger aan de pols gehouden met betrekking tot het verloop van het proces van de regionale contingentering. Op deze wijze kan de werkwijze steeds bijgesteld en verbeterd worden. Eens per half jaar (15 dagen na afloop van de taakstellingperiode) vindt echter een gestructureerde evaluatie plaats. Die evaluatie wordt door de regiocoördinator in de vorm van een bespreekdocument voorbereid, waarin de huisvestingsresultaten en het verloop van het proces worden weergegeven (zowel successen als opgetreden knelpunten). Op basis van de evaluatie stellen de samenwerkende partijen of de regionale contingentering zal worden voortgezet. En zo ja, welke aanvullende condities eventueel moeten worden gesteld of welke verbeteringen moeten worden aangebracht.
37<
Bijlage 1: Checklist begeleidende organisatie Algemeen De begeleidende organisatie is aanwezig bij de overdracht van het portfolio van de statushouder. Het COA heeft aangegeven dat de documenten, het BSN-nummer, het GBA en een bankrekening al geregeld zijn voordat de statushouder bemiddeld wordt. Mocht dat niet (geheel) het geval zijn, dan blijven de volgende acties. o Inschrijven bij in de gemeentelijke basisadministratie (GBA)
Als de cliënt desondanks geen papieren heeft, moet hij/zij een verklaring onder eed afleggen. Hierbij wordt de tolkentelefoon ingeschakeld en dat kan enkele weken duren
o Aanvragen BSN/sofi-nummer bij Belastingkantoor
Dit is pas mogelijk als de cliënt een GBA-nummer heeft (dan duurt het gemiddeld nog ongeveer een week)
o Openen bankrekening
Sofi / BSN –nummer verplicht
o Vertaling documenten regelen
Onder andere geboorteakte en trouwboekje
o Controleren melding Vreemdelingendienst en verblijfsvergunning o Aanvragen vluchtelingenpaspoort o Aanvragen identiteitsbewijs Daarnaast moeten de volgende acties ondernomen worden: o Aanvragen bijstanduitkering, kinderkorting en heffingskorting o Aanvragen Kinderbijslag o Aanvragen kwijtschelding gemeentelijke belastingen o Aanvragen kwijtschelding Waterschap en Zuiveringschap o Regelen ziektekostenverzekering
Bewijs van bijstandsuitkering (door de Sociale Dienst) meesturen bij aanvraag.
o Aanvragen Zorgtoeslag
Sofi of BSN-nummer
o Omwisselen buitenlands rijbewijs
Er moet een nieuw rijbewijs worden aangevraagd, dus rijlessen regelen.
o Regelen kenteken, verzekering, belasting. o M.V.V. aanvragen laissez-passer gezinshereniging + financiële tegemoetkoming regelen
>38
Huisvesting verblijfsgerechtigden
Wonen o Bezichtigen woning
Als er sprake is van overname, dan zorgen voor tolk, zodat de cliënt weet waarvoor hij/zij tekent,
o Afsluiten / uitleggen huurovereenkomst o Tekenen huurcontract
Sofi of BSN-nummer
o Aanvragen Huurtoeslag
Sofi of BSN-nummer
o Aanvraag inrichtingskrediet o Regelen maandelijkse huurbetaling o Afsluiten inboedel- en brandverzekering o Afsluiten aansprakelijkheidsverzekering o Regelen aansluiting en betaling TV en radio
Via kabel, telefoonlijn of satelliet
o Regelen abonnement en telefoonaansluiting o Helpen bij het kopen van meubilair en uitzet
Laten bijhouden hoeveel ze uitgegeven hebben en hoeveel nog te besteden is
Onderwijs en werk o Aanmelden scholen en melden aan COA i.v.m. overdracht
Kinderen boven de 12 jaar, die nog geen of
gegevens. (de ontvangende school ROC kan ook door de
weinig Nederlands spreken gaan eerst de
gemeente bij de overdracht van het portfolio worden
Nederlandse taal leren bijv. in internationale
uitgenodigd)
schakelklas
o Aanmelden peuterspeelzaal / kinderopvang o Subsidie voor kinderopvang regelen
Bij gemeente en Belastingdienst
o Aanmelden voor inburgeringcursus, voorzover niet al
De gemeente meldt de volwassen cliënten aan
via het COA gevolgd o Vervolgonderwijs regelen o Studiefinanciering aanvragen bij IB-Groep o Eventueel cliënt begeleiden bij het maken plannen voor vervolgopleidingen door reïntegratieorganisatie of ROC Welzijn o aanmelden bij huisarts, tandarts en melden aan COA
COA stuurt medisch dossier naar eigen huisarts
o lidmaatschap Thuiszorg regelen o consultatiebureau / kraamzorg regelen o Bezichtigen woonplaats
o.a. winkels, praktijk huis- en tandarts, bibliotheek, OV
o Bezoek aan dichtst bijgelegen stad
Station, bushalte, moskee, ziekenhuis, GGD, politiebureau, markt, winkels.
o Aanmelden bij bibliotheek o Kennismaken met buren o Kennismaken met sportverenigingen
39<
Bijlage 2: COA–regeling vergoeding huurderving Als een gemeente na aanmelding van een huurwoning in het kader van de huisvesting van verblijfsgerechtigden buiten haar eigen toedoen om wordt geconfronteerd met kosten door leegstand van een huurwoning, kan de gemeente een vergoeding van huurdervingskosten aanvragen bij het COA. Hierbij treft u de regeling vergoeding huurdervingskosten aan. Wij gaan in op de vraag vanaf welk moment de regeling in geval van huurderving ingaat; welke kosten worden vergoed; onder welke voorwaarden huurdervingskosten worden vergoed. Tenslotte kunt u lezen hoe u te werk gaat als u een verzoek tot vergoeding van de huurdervingskosten wilt indienen. I
Vanaf welk moment is regeling van toepassing?
o
Huurdervingskosten kunnen 2 weken na het beschikbaar komen van een woning in het kader van de
huisvesting van verblijfsgerechtigden op het COA worden verhaald. Zie de voorwaarden onder III.
o
Huurdervingkosten kunnen tot 1 kalenderjaar na de leegstandsperiode worden gedeclareerd.
Later declaraties worden niet in behandeling genomen.
II
Welke kosten worden vergoed?
o
Alléén de kale huur wordt vergoed. Het COA is niet aansprakelijk voor de bijkomende kosten
(overname; gas, licht en water; administratiekosten en dergelijken).
o
Alléén die kosten worden vergoed waarvoor het COA aansprakelijk kan worden gesteld. Zie de voorwaarden.
III
Onder welke voorwaarden worden huurdervingskosten vergoed?
Wanneer wel?
o
Als er sprake is van een onjuiste matching . Er is alleen sprake van onjuiste matching als de woning niet
fysiek kan worden betrokken door de voorgestelde statushouder;
o
Als er sprake is van een woningweigering, wordt de huurderving vergoed tot 1 week na aanmelding van
nieuwe kandidaten.
o
Als de statushouder na aanvankelijke woningweigering alsnog de woning accepteert, wordt de
huurderving vergoed tot 1 week na hernieuwde aanmelding van deze statushouder.
o
Als de voorgestelde statushouder met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken of zelfstandig
huivesting (ZHV) heeft gevonden.
Wanneer niet?
o
Als de gemeente niet akkoord gaat met een plaatsingsvoorstel van het COA waardoor leegstand ontstaat.
o
Als het COA na aanmelding van de woonruimte binnen het gestelde termijn kandidaten voordraagt,
maar de tekendatum vanuit de gemeente op zich laat wachten.
o
Als de statushouder na het tekenen van het huurcontract alsnog woning weigert bijvoorbeeld omdat hij in
een andere gemeente woonruimte heeft gevonden. In zo’n geval komen door leegstand ten laste van de
statushouder.
o
Als de leegstand ontstaat door vertraging in de afhandeling aan de zijde van de gemeente.
>40
Huisvesting verblijfsgerechtigden
IV
Hoe gaat u te werk? U kunt het verzoek tot vergoeding huurdervingskosten schriftelijk indienen via het volgende adres: COA / HV / Plaatsing/ Uitstroom Postbus 3002 2280 ME Rijswijk Let u daarbij op dat u de postcode en het huisnummer van de woning invult als ook het rekeningnummer van bank of giro waarop het bedrag kan worden gestort als het verzoek wordt ingewilligd. U kunt hiervoor het aanvraagformulier gebruiken ( op te vragen bij het COA). Ter illustratie hebben wij hieronder een voorbeeld van de berekening huurderving bijgevoegd. Binnen 30 dagen ontvangt u een gemotiveerde schriftelijke reactie of het verzoek wel of niet is geaccepteerd. Als u vragen heeft over deze brief of over de huurdervingsprocedure kunt u contact opnemen met uw contactpersoon bij HUISVESTING/PLAATSING/Uitstroom.
IV
Voorbeeld berekening huurderving Nota bene: huurdervingskosten kunnen pas 2 weken na de aanmelding van woning op het COA worden verhaald. Voorbeeld Gemeente declareert huurderving over de periode 06-04-2007 t/m 26-05-2007. De kale huur bedraagt € 320,- per maand. De berekening is als volgt: April 2007: € 320,- : 30 (dagen v/d maand)
x 25 (dagen aanhouden woning) =
€ 266,67
x 26
€ 268,38
Totaal:
€ 535,05
Mei 2007: € 320,- : 31
41<
Investeren en verbinden
Huisvesting verblijfsgerechtigden naar een integrale/regionale aanpak
www.limburg.nl