Informatiebrochure / Handleiding
MASTERSCRIPTIE CENTRUM VOOR MIDDEN-OOSTEN STUDIES
Vastgesteld en goedgekeurd OC September 2014
Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 Definitie en kenmerken van de Masterscriptie 3 Keuze van het onderwerp van de Masterscriptie 4 Voorbereiding op de Masterscriptie en tijdsplanning 5 Compositie en presentatie 5a Compositie 5b Presentatie 5c Studielast 5d Tijdstip van inleveren 6 Beoordeling en puntenhonorering 7 Begeleiding 8 Rechten en plichten
1
Inleiding
Deze brochure is bedoeld om studenten Midden-Oosten Studies duidelijkheid te bieden over de Masterscriptie. Het voorbereidend onderzoek en het schrijven van de Masterscriptie zijn uiteraard individuele bezigheden, maar toch zijn er wel algemene wenken te geven. Deze brochure is geen reglement maar een handleiding. Bij het vervaardigen van een Masterscriptie kunnen zich (bijvoorbeeld door de aard van het onderwerp en het bestudeerde materiaal) zo verschillende situaties voordoen dat het onmogelijk is alles te voorzien en in raadgevingen of voorschriften te vatten. Deze handleiding geeft dan ook alleen algemeen bruikbare informatie, doet suggesties, en formuleert waar nodig wenselijkheden die een kader bieden of een richting aangeven voor het handelen in specifieke situaties. 2
Definitie en kenmerken van de Masterscriptie
Definitie: De Masterscriptie is een argumentatief betoog op basis van eigen analyse. Ze is de neerslag van een substantiële literatuur- en/of bronnenstudie. Hieraan kan het volgende worden toegevoegd: - Argumentatief betoog op basis van analyse: Op een wetenschappelijk relevante en gemotiveerde, en in principe door de student zelf bedachte vraagformulering (probleemstelling) wordt langs de weg van beargumenteerde beantwoording van deelvragen een antwoord geformuleerd. Het betoog getuigt van kennis van de stand van onderzoek en verrijkt de bestaande wetenschappelijke kennis met een meerwaarde. Het betoog blijft nadrukkelijk niet beperkt tot een herformulering van bevindingen in de literatuur. - Substantiële literatuur- en/of bronnenstudie: De bestudeerde publicaties dienen vanuit de gegeven probleemstelling/onderzoeksvraag grondig te worden geanalyseerd en met elkaar in verband gebrachte argumenten, opvattingen en conclusies moeten op hun waarde en geldigheid worden getaxeerd en tegen elkaar afgewogen. Zo komt de student tot een onderzoeksverslag dat niet slechts reproductief van aard is, maar blijk geeft van een op vakkennis berustend vermogen tot het doorgronden van en het kritisch oordelen over wat anderen over het onderwerp hebben geschreven. Dat verslag vertoont dus een aanwijsbaar eigen inbreng. Dit laatste houdt niet noodzakelijk in dat een zelfstandig gevonden oplossing van het opgeworpen probleem wordt aangeboden als alternatief voor de eventueel gekritiseerde of verworpen opvatting(en) van anderen. Niettemin kan een poging worden gedaan een alternatief uit te werken of een bijdrage tot een alternatief te leveren. Als verslag van eigen onderzoek kan een Masterscriptie ook een onderwerp beschrijven dat nog niet of onvoldoende bestudeerd is en waarover nog geen of zeer weinig literatuur voorhanden is. Masterscripties kunnen daarom ook (voor een belangrijk deel) bestaan uit de ontsluiting van nieuw materiaal, zoals een tekstuitgave (al dan niet met commentaar) of uit de beschrijving van een bepaald taalverschijnsel in een bepaald corpus.
- Terugkoppeling en synthese: Het betoog vertoont samenhang en structuur en de conclusie vloeit logisch voort uit de argumenten naar voren gebracht in de verschillende hoofdstukken. - Belangrijk: De Masterscriptie dient het geloofwaardig resultaat van 14 weken (20 ECTS) voltijdse inzet op academisch niveau te zijn. 3
Keuze van het onderwerp van de Masterscriptie
De Masterscriptie is een afstudeerwerkstuk dat de afsluiting van de Masteropleiding vormt. Het werkstuk wordt verbonden aan specialisaties binnen de opleiding. Het werkstuk kan voortbouwen op een van de Mastercolleges, maar dit is niet noodzakelijk. De meeste docenten hebben een lijst met mogelijke Masterscriptie-onderwerpen (die vaak nauw aansluiten bij hun eigen onderzoek), maar uiteraard kan de student een eigen onderwerp voorstellen. 4
Voorbereiding op de Masterscriptie en tijdsplanning
De Masterscriptie staat geprogrammeerd in het tweede semester van de Master, maar in feite wordt de student geadviseerd op elk moment maar liefst tijdig gedurende het academische jaar een aanvang te maken met de Masterscriptie. Met het nadenken over het Masterscriptie onderwerp dient in een vroeg stadium (bij voorkeur negen maanden, maar minimaal zes maanden voor de geplande datum van afstuderen) te worden begonnen. In de loop van het eerste semester moet de student in elk geval globaal kunnen aangeven in welke richting hij/zij de Masterscriptie wil invullen. In dit stadium wordt ook bekeken in hoeverre de beschikbaarheid van primair bronnenmateriaal en secundaire literatuur de voorkeur voor een bepaald onderwerp rechtvaardigt. Als de student zijn gedachten hierover voldoende heeft geconcretiseerd, maakt hij een afspraak voor een verkennend gesprek met de docent die qua thematische specialisatie het best in staat is het beoogde onderzoek te begeleiden. Na dit eerste gesprek (en uiterlijk vier maanden voor de geplande datum van afstuderen) ontwikkelt de student een formeel onderzoeksvoorstel van minimaal twee pagina’s. Hierin staat een verantwoording, een probleemstelling en scherp afgebakende onderzoeksvraag, een voorlopige hoofdstuk-indeling met de daarbij behorende deelvragen, een korte weergave van hypotheses, een beknopte bronnen- en literatuurlijst en een tijdpad (met een overzicht van geplande inleverdata van afzonderlijke hoofdstukken en van de volledige versie van de Masterscriptie). Dit formele onderzoeksvoorstel dient te worden goedgekeurd door de begeleidende docent. Het is mogelijk om een docent van een andere opleiding te betrekken bij de begeleiding van de Masterscriptie. In alle gevallen heeft de eerste begeleidende docent van de opleiding de eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling van de Masterscriptie.
5
Compositie en presentatie
5a
Compositie
In de tekst van een Masterscriptie zijn altijd drie hoofddelen te onderscheiden: de inleiding, het eigenlijke verslag van het onderzoek, en de conclusie, c.q. de samenvatting van het betoogde. (i) De inleiding bevat opmerkingen over onderwerp, probleemstelling/onderzoeksvraag, eventueel aanleiding tot het onderzoek, plaats ervan in een ruimer geheel en motivering van de beperking/afbakening van het onderzoeksterrein; methode van onderzoek, verantwoording van de indeling in hoofdstukken; eventueel ook al een vooruitwijzing naar de conclusie(s). (ii) Het eigenlijke verslag wordt verdeeld in hoofdstukken, die, als dat voor de overzichtelijkheid gewenst is, onderverdeeld worden in (sub)paragrafen. Soms is het gewenst een hoofdstuk met een samenvatting te besluiten en aan te geven hoe men zijn betoog verder zal voortzetten. (iii) Het slotdeel bevat een samenvatting van het betoogde en de conclusie(s). Deze laatste(n) moet(en) geplaatst worden in een ruimer verband, waarbij men vaak zal kunnen aanduiden, wat nog nader onderzocht moet worden.
5b
Presentatie
De schrijver van een Masterscriptie richt zich tot een lezer en moet ernaar streven dat deze hem zonder meer begrijpt. Voor deze lezer kan men denken aan een willekeurige deskundige of gevorderde medestudent in Midden-Oosten Studies die niet gespecialiseerd is op het terrein van het Masterscriptie-onderwerp. Een Masterscriptie is bedoeld om wetenschappelijke kennis over te dragen. De stijl dient dus zakelijk te zijn en gericht op nauwkeurigheid. Omslachtigheid en mooie woorden waarvan de inhoud vaag blijft, horen er niet in thuis. Dit laat overigens onverlet dat een persoonlijke stijl gehanteerd kan worden. In een Masterscriptie moet men proberen een lezer te overtuigen door logisch te argumenteren, dus door te werken met feiten en conclusies, hypothesen en adstructie daarvan. Het kenmerk van een wetenschappelijk verhandeling is de controleerbaarheid. Geef een goede verantwoording van feiten en mededelingen. Vanzelfsprekend wordt correct gespeld Nederlands verwacht. Een goede schriftelijke taalvaardigheid moet tot de bagage van iedere academicus behoren. In geval van twijfel over het Nederlands verdient het aanbeveling J. Renkema’s Schrijfwijzer. Handboek voor duidelijk taalgebruik (Den Haag, laatste druk) en de Woordenlijst van de Nederlandse taal (Den Haag, laatste druk) te raadplegen.
De inrichting van de Masterscriptie kan er als volgt uitzien: 1. Titelpagina a. De titel moet, zonder te lang te worden, optimaal corresponderen met de inhoud b. De naam van de auteur c. Het studentnummer van de auteur d. De datum van gereedkomen e. Naam van de opleiding f. Namen van begeleider en meelezer 2. Inhoudsopgave Indeling in hoofdstukken en eventueel (sub)paragrafen; nummers van de eerste bladzijde der hoofdstukken etc. 3. Tekst 4. Noten 5. Lijst van gebruikte afkortingen 6. Bibliografie 7. Bijlagen (als die er zijn) Deze volgorde is niet verplicht. Zo kunnen eindnoten uiteraard vervangen worden door voetnoten onder de tekst zelf.; soms kan een lijst van gebruikte afkortingen aan het begin van een werkstuk nuttig zijn etc. Voor de wijze van citeren, verwijzen, nootgebruik, alinea-indeling e.d. worden geen dwingende eisen opgelegd. Voorop staat dat er één consistent systeem gebruikt moet worden. Men kan zich oriënteren in de vele publicaties die aan het onderwerp `Hoe schrijf ik een Masterscriptie' gewijd zijn (bv. P. de Buck e.a., Zoeken en schrijven. Handleiding bij het maken van een historisch werkstuk, Haarlem, laatste druk; U. Eco, Hoe schrijf ik een Masterscriptie, Amsterdam: Bert Bakker, laatste druk; R. Geel, Hoe zet ik mijn gedachten op papier, Bussum: Coutinho, laatste druk). De volledige versie van de Masterscriptie wordt, op nette wijze gepresenteerd in A-4 formaat, ter beoordeling aangeboden. Er wordt gewerkt met een ruime bladspiegel met brede kantlijnen, getypt in een gangbaar lettertype op regelafstand 1,5. Nadat de volledige versie is besproken met en is goedgekeurd door de begeleider wordt een verzorgde eindversie geproduceerd in minstens drie exemplaren voor de leescommissie. Na goedkeuring dient de eindversie geupload te worden voor de Faculteit.
5c
Omvang
5d
Studielast
De scriptie heeft een omvang van ca. 20.000 woorden (excl. literatuurverwijzingen en eventuele bijlagen). De studielast voor de Masterscriptie bedraagt 20 ECTS. Als men bij tijdige keuze van het onderwerp niet alleen aansluiting zoekt bij het individuele vakkenpakket, maar ook bij
verder onderzoek dat in Groningen wordt verricht, kan dit effectieve oriëntatie, goede afbakening van het onderwerp, voorkomen van complicaties en goede begeleiding helpen verzekeren.
5e
Tijdstip van inleveren
6
Beoordeling en puntenhonorering
In verband met de administratieve voorbereiding van het examen dient de definitieve eindversie van de Masterscriptie minimaal acht weken voor de geplande afstudeerdatum (1 juli van het lopende jaar) ter beoordeling ingeleverd te worden.
De criteria voor de beoordeling kunnen uit het bovenstaande worden afgeleid. Er wordt gelet op: 1. Onderzoeksvraag/probleemstelling; formulering en onderbouwing (de aanpak van het onderwerp (indeling van de stof, beschrijving en analyse van het probleem, methode die gevolgd is bij het zoeken van een oplossing) Onderwerp, presentatie en motivering Informatie (kwaliteit, relevantie) en informatiedichtheid Argumentatie en analyse Methodologie; beheersing van vaardigheden in onderzoek; de wijze van behandeling (helderheid en consistentie van de uitwerking, kritische zin) Onderzoeksresultaten (de fundering van de conclusies), de gedemonstreerde beheersing van bronnen en literatuur; relevantie en beheersing Originaliteit en creativiteit Kritische reflectie 2.
Structuur; opbouw van het betoog, indeling hoofdstukken/ paragrafen Annotatie; bronvermelding, notenapparaat, literatuurlijst Taal; taalgebruik, helderheid, volledigheid, zorgvuldigheid, stijl Vormgeving Omvang en lay-out (titelblad, inhoudsopgave, etc.)
3.
Zelfstandigheid/zelfwerkzaamheid Planning Inzet
Daarbij wordt de moeilijkheidsgraad van het onderwerp verdisconteerd en ook wordt gekeken of het onderzoek, gegeven de aard van het onderwerp, voldoende zelfstandig verricht is. Na lezing door een tweede docent en nog voordat het tentamenbriefje wordt uitgereikt is er een afsluitende bespreking van de Masterscriptie met de auteur. De begeleiders lichten hun oordeel toe.
7
Begeleiding
De begeleiding tijdens de Masterscriptie is in beginsel onder te verdelen in zes fasen. 1. In de voorbereidende fase wordt de onderzoeksopzet gedurende meer dan twee sessies met de docentbegeleiders besproken. 2. Voorafgaand aan en tijdens de uitvoering van het onderzoek worden diverse aspecten van de uitvoering verder besproken (bijvoorbeeld methode van onderzoek, wijze van analyseren) en worden, indien noodzakelijk, onderzoeksopzet en probleemstelling/onderzoeksvraag bijgesteld. 3. Gedurende de schrijffase worden concepthoofdstukken van de Masterscriptie door de docenten gelezen en van commentaar voorzien. 4. Uiteindelijk wordt de volledige versie van de Masterscriptie door de docenten gelezen, van commentaar voorzien en beoordeeld. 5. In geval van onvoldoende resultaat dient de Masterscriptie te worden herschreven. Ook deze herschreven versie wordt door de docenten gelezen, van commentaar voorzien en beoordeeld. 6. Een beoordeling van de tweede docentbegeleider wordt zelfstandig aangeboden. De tweede docent is in principe ook een docent binnen de Afdeling, tenzij de Masterscriptie een onderwerp behandelt dat gedeeltelijk behoort tot een gebied buiten de opleiding. Deze tweede docent wordt bij voorkeur na onderling overleg tussen de eerste docent en de student al direct na de voorbereidende fase om zijn/haar medewerking gevraagd. De docenten worden regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang van de Masterscriptie. Om een optimale begeleiding te kunnen garanderen is het noodzakelijk dat de opzet van de Masterscriptie en de concepthoofdstukken steeds minimaal één week voor de bespreking worden ingeleverd bij de begeleiders. N.B. Docenten zijn soms voor korte of langere tijd afwezig uit Groningen vanwege congres bezoek, onderzoek of vakantie. Informeer hier tijdig naar, bij voorkeur voorafgaand aan de vaststelling van het tijdpad. Er zijn cursussen ‘schrijven van een Masterscriptie’ voor studenten die problemen hebben of verwachten met het onderzoek voor en het schrijven van hun Masterscriptie. Voor meer informatie over deze cursus kan men terecht bij de studieadviseur of bij BSZ. Bij de studieadviseur kan tevens informatie worden ingewonnen over de planning van het Masterscriptie-onderdeel in het totale studieprogramma.
8
Rechten en plichten
De student heeft recht op Masterscriptiebegeleiding zoals hiervoor omschreven. De student heeft daarnaast de plicht op juiste, d.w.z. zelfstandige, wijze informatie te verzamelen en conform de regels en gebruiken van de RUG een Masterscriptie te schrijven. Fraude en plagiaat worden zwaar bestraft, omdat het altijd duidelijk dient te zijn dat de student in alle opzichten de feitelijke auteur is van het werkstuk. Ook gebrekkige of onnauwkeurige bronvermeldingen en (opzettelijk) foutieve verwijzingen worden de student daarom aangerekend. De Masterscriptie dient de vrucht te zijn van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Het overschrijven of nadrukkelijk parafraseren van geraadpleegde stukken tekst is daarmee tegenstrijdig. De docenten hebben het recht inzage te krijgen in de geraadpleegde literatuur en bronnen en de student dient deze stukken indien nodig en gewenst aan de docentbegeleiders ter inzage te geven.