Scriptiehandleiding voor Bachelor- en Masterscriptie Oktober 2005
Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Leiden
1
Inhoudopgave Hoofdstuk I
Wat wordt er van u verwacht bij het schrijven van een scriptie?
I.1
Inleiding
I.2
Niveau van de scriptie
I.3
Lengte van de scriptie
I.4
Het inleveren van de scriptie
Hoofdstuk II II.1
II.2
II.3
II.4
II.5
Opzet, schrijven en afronden van de masterscriptie
Onderwerpkeuze II.1.1
Het vinden van een onderwerp
II.1.2
Goedkeuring van het onderwerp bij de Bachelorscriptie
II.1.3
Goedkeuring van het onderwerp bij de Masterscriptie
Begeleiding II.2.1
Scriptiecoördinator
II.2.2
Docentbegeleider
II.2.3
Problemen bij het schrijven van uw scriptie
Literatuurlijst en opzet II.3.1
Literatuurlijst
II.3.2
Probleemstelling en opzet
Het schrijven van de scriptie II.4.1
Titel
II.4.2
Opbouw
II.4.3
Taal en stijl
II.4.4
Citaten en plagiaat
II.4.5
Noten
II.4.6
Literatuurlijst, inhoudsopgave en lijst van jurisprudentie
II.4.7
Verzorging en lay-out
Afronding II.5.1
Beoordeling
II.5.2
Tot slot
2
Hoofdstuk I I.1
Wat wordt er van u verwacht bij het schrijven van een scriptie?
Inleiding
Deze Handleiding is bedoeld om studenten de weg te wijzen bij het schrijven van hun Bachelorof Masterscriptie. Procedurele en organisatorische regels rond de Bachelorscriptie worden ieder academisch jaar via internet en Blackboard bekend gemaakt. De scripties zijn zowel bedoeld als leerproces alsook als toets of u over voldoende kennis en vaardigheden beschikt en of u in staat bent deze kennis en vaardigheden in een zelfstandige opdracht toe te passen.
I.2
Niveau van de scriptie
De Bachelorscriptie wordt aangeduid met niveau 400. Voor de Masterscriptie geldt niveau 600. 1
I.3
Lengte van de scriptie
De Bachelorscriptie omvat maximaal 5000 woorden, excl. inhoudsopgave en literatuurlijst, maar inclusief notenapparaat. De scriptie is 5 ects waard, hetgeen overeenkomt met ongeveer 140 studie-uren. De Masterscriptie is minimaal 10.000 en maximaal 15.000 woorden lang, staat gelijk aan 10 ects en komt overeen met ongeveer 280 studie-uren. Bij de beoordeling gaat kwaliteit voor kwantiteit. U dient daarom te allen tijde in het oog te houden dat niet het vele goed is, maar het goede veel. I.4
Het inleveren van de scriptie
U dient twee exemplaren van uw scriptie in te leveren bij uw scriptiebegeleider en een elektronische versie. U vermeldt daarbij het aantal woorden. Wanneer u uw scriptie inlevert, levert u de definitieve eindversie in (en geen concept!). U krijgt alleen de gelegenheid de door u ingeleverde versie te herzien als het resultaat onvoldoende is. Tijdens het scriptiegesprek dient u te beschikken over een eigen exemplaar. U doet er goed aan om enige tijd voor het tijdstip waarop u uw scriptie denkt in te leveren met uw begeleider contact op te nemen. U dient er op te rekenen dat de scriptiebegeleider uw scriptie ongeveer drie weken onder zich heeft en dat uw scriptie door een tweede lezer gelezen wordt die ook tijd hiervoor in moet plannen. Wanneer u dus op een bepaalde datum wilt afstuderen, dient u er rekening mee te houden dat u uw scriptie
1
Voor een nadere omschrijving van deze niveau-aanduidingen zie de zogenoemde ‘abstracte structuur’ die de universiteit heeft ontwikkeld als model om de niveauvereisten van het onderwijs per studiejaar te kunnen objectiveren. De abstracte structuur is neergelegd in het Leids Register. 3
zeker zes weken voor de datum waarop u wilt afstuderen dient te hebben ingeleverd: circa vier weken zijn nodig voor het nakijken en bespreken van uw scriptie en de studentenadministratie heeft een periode van twee weken nodig tussen het inleveren van het scriptiecijfer en de datum van afstuderen. Van deze tweede termijn kan nooit worden afgeweken; van de eerste termijn hooguit indien u dit zeer ruim van tevoren met uw scriptiebegeleider afspreekt. Deze kan u echter te allen tijden houden aan de termijn van vier weken. Houd er (zeker in vakantieperiodes!) rekening mee dat docenten ook voor langere tijd afwezig kunnen zijn, dus maak tijdig met hen duidelijke afspraken. Na het inleveren spreekt u met uw begeleider af wanneer het scriptiegesprek zal plaatsvinden.
Hoofdstuk II Opzet, schrijven en afronden van de masterscriptie II.1
Onderwerpkeuze
II.1.1 Het vinden van een onderwerp Gebleken is dat veel studenten het moeilijk vinden om een onderwerp voor hun scriptie te vinden. Hoe komt u op een idee voor een onderwerp? Hieronder volgen enkele suggesties voor het vinden van een geschikt onderwerp van uw scriptie. Realiseert u zich dat het nadenken over een geschikt scriptieonderwerp hoort bij het karakter van een academische opleiding. ♦ Zoek naar een onderwerp dat goed aansluit bij de door u gevolgde (keuze)vakken, practica en/of seminars; ♦ kies een onderwerp dat uw interesse heeft gewekt tijdens het lopen van een stage; ♦ raadpleeg via internet de lijsten van scriptieonderwerpen van het departement waarbij u afstudeert. Indien gewenst kunt u over deze lijst contact opnemen met de scriptiecoördinator van het desbetreffende departement; ♦ benader een docent van wie bekend is dat hij of zij met een onderzoek bezig is waarbij studenten kunnen participeren door bijvoorbeeld (deel)problemen te onderzoeken en daarvan verslag te doen in een scriptie; ♦ blader in de meest recente jaargangen van Ars Aequi, het Nederlands Juristenblad, de NJ of AB of een algemeen juridisch tijdschrift voor actuele vraagstukken die uw interesse opwekken.
II.1.2 Goedkeuring van het onderwerp bij de Bachelorscriptie Voor de bachelorscriptie geldt een eigen procedure rond de keuze van onderwerpen. Ieder jaar zal hierover informatie via Internet en Blackboard beschikbaar worden gesteld. 4
II.1.3 Goedkeuring van het onderwerp bij de Masterscriptie Wanneer u een onderwerp heeft gevonden, komt vervolgens de vraag aan de orde of het onderwerp een geschikt scriptieonderwerp is. Daarvoor is nodig dat het onderwerp achtereenvolgens: ♦ beknopt behandeld kan worden; ♦ binnen een periode van 3 tot 4 maanden kan worden onderzocht en uitgewerkt; ♦ voldoende juridisch (of in het geval van criminologie studenten: voldoende criminologisch) is. Een zuivere descriptieve scriptie is niet toegestaan: u zult in uw scriptie iets moeten laten zien van de ontwikkeling van het recht en van uw eigen stellingname. Als u tot het oordeel bent gekomen dat het onderwerp een geschikt scriptieonderwerp is of kan zijn, neemt u hierover contact op met de scriptiecoördinator van de desbetreffende afdeling. De scriptiecoördinator zal vervolgens een begeleider aanwijzen. U bericht uw scriptiebegeleider per e-mail over het onderwerp dat u wilt gaan onderzoeken en geeft een korte toelichting te geven over uw keuze voor het scriptieonderwerp. Tijdens het intakegesprek met uw scriptiebegeleider dat naar aanleiding van uw mail zal plaatsvinden, zal de vraag aan de orde komen of uw onderwerp geschikt is. Indien nodig kan de scriptiebegeleider u vervolgens begeleiden in het beperken dan wel uitbreiden van het onderwerp. Voorts kan de scriptiebegeleider u tijdens dit gesprek suggesties doen voor uw (literatuur)onderzoek. Tijdens dit gesprek dienen eveneens afspraken te worden gemaakt over het verdere verloop en de tijdsplanning van de scriptie (zie ook onder II.2.). II.2
Begeleiding
II.2.1 Scriptiecoördinator Ieder departement kent verschillende scriptiecoördinatoren die verantwoordelijk zijn voor de toedeling van scriptiestudenten aan docentbegeleiders. Een lijst van scriptiecoördinatoren is terug te vinden op de website van de faculteit. De scriptiecoördinator is het aanspreekpunt voor (ernstige) problemen of klachten die zich bij het schrijven en/of begeleiden van de scriptie kunnen voordoen. De eigenlijke begeleiding is in handen van de docentbegeleider (de scriptiebegeleider).
II.2.2 Docentbegeleider Nadat u een scriptieonderwerp heeft ingediend bij de scriptiecoördinator, wordt u door de scriptiecoördinator een docent toegewezen als scriptiebegeleider (zie hiervóór II.1.3). 5
Het schrijven van een scriptie is allereerst een leerproces. Dit houdt in dat u in overleg met uw begeleider het onderwerp, de onderzoeksvraag, de opzet en de literatuurlijst vaststelt. Daarnaast spreekt u met de begeleider het tijdspad af dat door u en de begeleider wordt gevolgd bij het schrijven en beoordelen van de scriptie. Het begeleidingsproces bestaat uit minimaal drie gesprekken; vaak zullen het er iets meer zijn. De scriptie is daarnaast een examen. Dat betekent dat de scriptie als eindproduct wordt beoordeeld door de begeleider. In geval van een masterscriptie zal tevens een tweede bevoegd docent marginaal toetsen of het cijfer terecht is gegeven. Als scriptiestudent dient u zich te houden aan de aanwijzingen van de begeleider; de begeleider dient van zijn kant duidelijkheid te verschaffen over de voorwaarden waaraan de scriptie moet voldoen. Voor een goede begeleiding is vereist dat beide partijen zich aan de gemaakte afspraken houden. II.2.3. Problemen bij het schrijven van uw scriptie Bij het schrijven van een scriptie bent u afhankelijk van uw scriptiebegeleider. Het kan zijn dat u problemen hierbij ondervindt. Probeer dit altijd eerst aan te kaarten bij de begeleider zelf, die in de meeste gevallen met u tot een oplossing zal komen. Indien dat niet lukt, kunt u zich wenden tot de scriptiecoördinator van de afdeling waar u uw scriptie schrijft. Wanneer dat niet tot een oplossing leidt, kunt u zich wenden tot de voorzitter van de examencommissie en in laatste instantie kunt u formeel beroep indienen bij het College van Beroep voor de Examens. De studieadviseurs kunnen u van advies voorzien indien u om persoonlijke redenen er niet in slaagt uw scriptie volgens planning af te ronden. Wacht u vooral niet te lang met het aankaarten van moeilijkheden! Het is onverstandig daar lang mee te blijven rondlopen.
6
II.3
Literatuurlijst en opzet
Nadat uw onderwerp door de begeleider is goedgekeurd, begint u met het maken van een opzet en het samenstellen van een literatuurlijst. Beide onderdelen vallen niet te scheiden: aan de hand van uw scriptieonderwerp en voorlopige en globale opzet selecteert u de literatuur, terwijl de geraadpleegde literatuur u verder op weg helpt de opzet verder uit te werken. II.3.1 Literatuurlijst U kunt op diverse manieren aan informatie voor uw scriptie komen: ♦ bibliotheken De voornaamste bibliotheken zijn: Leiden: de bibliotheek van de rechtenfaculteit en de Universiteitsbibliotheek. Den Haag: de Koninklijke Bibliotheek, de bibliotheek van het Vredespaleis en die van het Ministerie van Justitie. In de bibliotheek kunt u systematisch zoeken -via de systematische catalogus van de universiteitsbibliotheek en instituutsbibliotheken en de systematische inhoudsopgaven en registers van handboeken, overzichten van jurisprudentie en bibliografieën. Wanneer u hiermee vastloopt, kunt u hulp vragen bij de medewerkers van de bibliotheek of uw scriptiebegeleider. ♦ literatuurverwijzingen U kunt ook werken volgens de 'sneeuwbalmethode': u begint met een recent boek of overzichtsartikel en u zoekt naar de literatuur waarnaar het boek/artikel verwijst, enzovoorts. ♦ Bibliografische naslagwerken U kunt zich ook oriënteren met behulp van bibliografische naslagwerken, zoals ´Data Juridica´, Documentatie van Juridische Literatuur (Kluwer/Deventer). In de catalogus van een bibliotheek zijn alleen die boeken en (gehele) tijdschriften te vinden die de bibliotheek in huis heeft: er staan zelden verwijzingen in naar artikelen in tijdschriften. De bibliotheek heeft ook tal van elektronische databanken beschikbaar. Vraag hierover meer bij de medewekers. ♦ Internet
Tegenwoordig is steeds meer (juridische) informatie via het internet verkrijgbaar. Maar niet elke site verstrekt betrouwbare c.q. ongekleurde informatie (te denken valt aan sites van belangengroeperingen, politieke partijen maar ook van advocatenkantoren). Het wordt u daarom aangeraden alleen gebruik te maken van officiële sites van de Europese Unie, de Tweede Kamer, Ministeries en andere officiële instanties. Dit is natuurlijk anders wanneer u juist het standpunt van bijvoorbeeld een belangengroepering wenst weer te geven.
7
Andere internetsites en zoekmachines kunt u het beste alleen gebruiken om de zoektocht naar betrouwbare sites en informatie te vergemakkelijken. Wanneer u voldoende informatie heeft gevonden, plaatst u het door u geselecteerde materiaal in een literatuurlijst. Het rangschikken van het door u gevonden materiaal geschiedt op basis van de alfabetische volgorde van de namen van de auteurs. Geeft u zich bij de literatuurlijst ook rekenschap van de hiërarchie van de diverse rechtsbronnen. Wanneer u veel jurisprudentie bij uw scriptie betrekt, is het raadzaam reeds bij uw opzet een aparte jurisprudentielijst op te stellen. Voor de wijze waarop de literatuur in de literatuurlijst dient te worden weergegeven, verwijzen wij u naar de Leidraad voor Juristen, die gratis is te downloaden van het internet (www.kluwer.nl/leidraad). II.3.2 Probleemstelling en opzet Naast een literatuurlijst dient u een probleemstelling te formuleren en een opzet voor uw scriptie te maken. Deze dienen ter goedkeuring te worden voorgelegd aan uw begeleider. Probleemstelling De probleemstelling verwoordt de eigenlijke vraag of het probleem waarover de scriptie handelt. Het is één van de boeiendste maar ook wel lastigste onderdelen van de scriptie. De probleemstelling moet enerzijds precies zijn, anderzijds bondig en het vereist vaak lang denkwerk om aan beide eisen tegelijk te voldoen. Formuleer eventueel ook deelvragen. ♦
De probleemstelling moet precies zijn: de vraag of het probleem moet zo geformuleerd zijn dat duidelijk is wat in de scriptie wordt onderzocht. Een te ruime (vage) probleemstelling geeft te weinig informatie over de beperkingen die u zich bij het onderzoek heeft opgelegd en is dan toepasbaar op vele mogelijke scripties over hetzelfde onderwerp. De probleemstelling is dus niet gelijk aan het onderwerp van de scriptie, maar de weergave van wat u over dat onderwerp wilt weten, de wijze waarop u dat doet, de beperkingen naar tijd, plaats, doelgroep, enz.
♦
De probleemstelling moet bondig zijn: de probleemstelling dient beperkt te zijn tot de essentiële aspecten van uw onderzoek. Alles wat niet wezenlijk bijdraagt tot een beter begrip van uw onderzoek, leidt van de hoofdzaak af en maakt dat minder goed overkomt waar uw onderzoek uiteindelijk om draait. Een goede toets is of u in één zin kunt formuleren wat u wilt gaan onderzoeken.
8
De opzet (inhoudsopgave) Een goede opzet is de basis van de hele scriptie en zal het werken aan de scriptie aanzienlijk vergemakkelijken. Die opzet is terug te vinden in een goede inhoudsopgave. ♦ Een goede, zo compleet mogelijke inhoudsopgave maakt de schrijftaak overzichtelijker, doordat u in de opzet de onderdelen van uw onderzoek in kleine hanteerbare delen opsplitst; ♦ De inhoudsopgave bewerkstelligt dat u de verschillende onderdelen van de scriptie in een onderling logisch verband plaatst; ♦ De inhoudsopgave maakt dat u gemakkelijker uit de startblokken kunt komen: u kunt beginnen met het eenvoudigste of interessantste onderdeel. ♦ Het is verstandig achter de hoofdstukken en paragrafen van de inhoudsopgave een voorlopig aantal pagina’s te vermelden; ook dat geeft u houvast.
De bedoeling van de inhoudsopgave is dat de begeleider begrijpt welke benadering u voor ogen staat, zodat hij daarop zinvol commentaar kan geven. De opzet bevat in ieder geval een afbakening en formulering van de probleemstelling, een kort toegelichte hoofdstukindeling van het toegewezen onderwerp en een overzicht van de te gebruiken literatuur. Begin nooit in het wilde weg te schrijven; dan eindigt uw scriptie in een waterhoofd.
II.4
Het schrijven van de scriptie
Wanneer uw opzet en literatuurlijst zijn goedgekeurd door uw begeleider kunt u aan het eigenlijke schrijfwerk beginnen. II.4.1 Titel U kiest een titel die de inhoud dekt. De titel fungeert aanvankelijk als ‘werktitel’; vaak blijkt pas aan het einde van de scriptie wat de meest passende titel en/of subtitel is. II.4.2 Opbouw Waarschijnlijk ligt de opbouw na het opstellen van de inhoudsopgave grotendeels vast. Wanneer dit nog niet het geval is, raden wij u aan dit in een zo vroeg mogelijk stadium op orde te brengen. Een goede (gedetailleerde) opbouw vormt een goede handleiding bij het schrijven van de scriptie. Er zijn diverse manieren om tot een goede verdere opbouw van uw scriptie te komen. Een voorbeeld is het kaartsysteem, waarbij de verschillende onderwerpen en deelonderwerpen op aparte kaartjes worden geschreven. II.4.3 Taal en Stijl Enkele tips voor de schrijfstijl:
9
♦ Schrijf zoveel mogelijk in overzichtelijke, niet-ingewikkelde zinnen; ♦ Vermijd archaïsch of gewichtig taalgebruik; ♦ Vermijd het overmatig gebruik van de lijdende vorm; ♦ Vermijd vage kwalificeringen (vaak, soms, aanzienlijk, gedeeltelijk, grotendeels); ♦ Wees zuinig met afkortingen en onderstrepingen en maak secuur gebruik van interpunctie; ♦ Gebruik aanhalingstekens waar nodig; ♦ Controleer op stijl- en tikfouten. Maak gebruik van de spellingchecker van uw p.c. Laat de concepten die u inlevert gerust vooraf door anderen lezen. Iedere student die een scriptie schrijft, wordt geacht foutloos Nederlands te schrijven. Een slecht geschreven tekst overtuigt ook inhoudelijk niet. II.4.4 Citaten en plagiaat Wees zuinig met citeren. Plaats citaten tussen aanhalingstekens. Gebruik alleen een citaat als het de kerngedachte uitdrukt van de auteur of instantie. Indien u citeert, dient het citaat bij voorkeur kort te zijn. Ieder citaat dient voorts te worden verantwoord (in noot / literatuurlijst). Het zal voor een rechtenstudent geen betoog behoeven dat het letterlijk overnemen van passages buiten het geval dat u citeert nooit is toegestaan. De scriptie dient een werkstuk van uw eigen hand te zijn en geen aaneenrijging van stukken van anderen. Hier geldt het aloude motto van Hugo de Groot: ‘Groot is den Schand van ’t Plaghiaet met eene Academiegraad’! Maar wat Hugo de Groot nog niet had en de faculteit tegenwoordig wel, is een geavanceerd computerprogramma dat alle scripties op plagiaat zal controleren. Laat het niet zover komen! Voor de wijze van citeren verwijzen wij u naar de Leidraad voor Juristen (zie hierboven) II.4.5 Noten De noten moeten bij voorkeur worden geplaatst aan de voet van de bladzijde. Vermijd teveel uitwijdingen in de noot. Wijd alleen uit wanneer een uitwijding in de reguliere tekst aan het vloeiend verloop van uw betoog in de weg zou komen te staan. Voor de wijze waarop u in de noot verwijst naar geraadpleegde literatuur, zie hierboven. II.4.6 Literatuurlijst, inhoudsopgave en lijst van jurisprudentie Neem achter de scriptie een lijst van geraadpleegde literatuur op, alfabetisch gerangschikt naar de naam van de auteurs. Vermeld van ieder werk de volledige gegevens. Laat aan uw scriptie een inhoudsopgave vooraf gaan. Vermeld voorts bij hoofdstukken en paragrafen het corresponderende
10
paginanummer. Indien u veel jurisprudentie in uw scriptie betrekt, is een aparte jurisprudentielijst gewenst. II.4.7 Verzorging en lay-out Een stuk dat niet goed is verzorgd, zal met minder welwillendheid worden gelezen. Het is daarom van belang dat uw scriptie er toegankelijk uitziet. Vermeld op de binnenzijde van de eerste bladzijde onderaan uw naam, adres, studentnummer, telefoonnummer, e-mailnummer, studieopleiding en datum (maand en jaar), alsmede de naam van uw scriptiebegeleider en het aantal pagina’s van uw scriptie. De scriptie wordt getypt op één kant van het papier, met regelafstand 1½, een linker marge van ± 3½ cm en een lettertype van redelijk formaat (11 of 12 pnt). Het papier dient van het formaat A4 te zijn. II.5
Afronding
II.5.1 Beoordeling Bij de beoordeling van scripties worden vijf criteria onderscheiden: - vraagstelling - structuur van het betoog - kwaliteit van de argumentatie - gebruik van de relevante literatuur - vormgeving en presentatie De beoordeling van zowel de bachelorscriptie als de masterscriptie geschiedt aan de hand van bovenstaande vijf criteria, maar aan de masterscriptie worden vanzelfsprekend hogere eisen gesteld dan aan de bachelorscriptie. De criteria hebben geen 'gewicht' gekregen. Een rekenkundige benadering zou slechts schijnexactheid opleveren. Voor elk deelaspect is weliswaar beschreven hoe een cijferbeoordeling tot stand kan komen, maar dit levert toch niet meer dan indicaties op. Het is dan ook heel goed denkbaar dat een stuk dat op geen van de vier criteria meer dan een zesje scoort, als onvoldoende wordt beoordeeld. Naast de genoemde criteria kan de docent ook andere omstandigheden naar eigen inzicht meewegen, zoals werk- en leerhouding van de student tijdens het schrijfproces. Zo is een goede betoogstructuur nauwelijks een verdienste van de student te noemen waar de docent terzake
11
uitvoerige aanwijzingen heeft moeten geven; hetzelfde geldt bij bijvoorbeeld de beoordeling van taal en stijl. Beoordelingsschema becijfering Bachelorscriptie Vraagstelling
structuur van het betoog
kwaliteit van de
gebruik van de
vormgeving en
argumentatie
relevante literatuur
presentatie
Is er een
Werkt het betoog op
Vindt er een zelfstandige en
Is de evident relevante
Is het stuk goed
duidelijke,
zinvolle en samen-
adequate inventarisatie plaats
literatuur en
leesbaar door
werkbare en
hangende wijze de
van relevante argumenten en
jurisprudentie verwerkt
onder meer:
goed
vraagstelling uit;
gezichtspunten;
op een wijze die recht
- duidelijke
gemotiveerde
sluit de conclusie aan op
worden argumenten tegen
doet aan de inhoud;
hoofdstuk- en
vraagstelling en
de vraagstelling?
elkaar afgewogen in
zijn door eigen
paragraafindeling
is er een
plausibele (tussen-)
onderzoek nieuwe
van het betoog
passend
conclusies?
bronnen van informatie
- adequate
gevonden?
literatuurverwijzing
beoordelingskader?
- leesbare stijl zonder taalfouten?
6
7
Uitwerking en
De relatie vraagstelling/
Doorgaans juist en relevant,
Wel de meest relevante
Het volgen van het
motivering van
betoog/ conclusie is
maar aarzelend, weinig
literatuur en
betoog vereist
de vraagstelling
weliswaar voldoende te
problematiserend, blijft dicht
jurisprudentie
inspanning van de
laten te wensen
volgen, maar overtuigt
bij de gebruikte literatuur
geraadpleegd;
lezer doordat de
over
niet geheel
en/of jurisprudentie
weinig of geen verder
indeling van het
eigen onderzoek;
betoog, de
gebruik van literatuur
bronverwijzing
en jurisprudentie is niet
en/of stijl en
onjuist maar blijft
taalgebruik te
oppervlakkig
wensen overlaten
Duidelijke
De vraagstelling leidt via
Enig eigen denkwerk verricht,
Wel de meest relevante
Het betoog is goed
vraagstelling
navolgbare tussenstappen
aandacht voor tegengestelde
literatuur en
leesbaar, maar zou
naar een gefundeerde
meningen, maar academische
jurisprudentie
nog duidelijk
conclusie
verdieping ontbreekt
geraadpleegd;
hebben
enig verder eigen
geprofiteerd van
onderzoek;
een goede
gebruik van literatuur
eindredactie
en jurisprudentie is adequaat
8
Duidelijke, goed
De vraagstelling leidt via
Goede, representatieve
Goed gedocumenteerd
Een mooi opgezet,
gemotiveerde
aaneensluitende
beschrijving van
stuk op basis van eigen
verzorgd verhaal
vraagstelling
tussenstappen naar een
uiteenlopende argumenten,
onderzoek naar
met adequate
met interessant
gefundeerde conclusie
gedegen afweging in zelf
informatiebronnen
bronverwijzing,
beoordelingska-
geformuleerde conclusies
12
zonder stijl- en
der
9/
idem
10
taalfouten Een meeslepend betoog
(Aanzetten tot) nieuwe
Hoge documenterende
Een mooi opgezet,
dat vanaf de vraagstelling
gezichtspunten, argumenten,
waarde doordat moeilijk
verzorgd verhaal
tot aan de conclusie boeit
c.q. afwegingen
toegankelijke of
met adequate
en overtuigt of tot
ongebruikelijke bronnen
bronverwijzing,
interessante discussie leidt
van informatie zijn
zonder stijl- en
benut
taalfouten
Kwaliteit van de
Gebruik van de
Vormgeving en
argumentatie
relevante literatuur
presentatie
Beoordelingsschema Masterscriptie Vraagstelling
Structuur van het betoog
Is er een
Werkt het betoog op
Vindt er een zelfstandige en
Is de evident relevante
Is het stuk goed
duidelijke,
zinvolle en samen-
adequate inventarisatie plaats
literatuur en
leesbaar door
werkbare en
hangende wijze de
van relevante argumenten en
jurisprudentie verwerkt
onder meer:
goed
vraagstelling uit;
gezichtspunten;
op een wijze die recht
- duidelijke
gemotiveerde
sluit de conclusie aan op
worden argumenten tegen
doet aan de inhoud;
hoofdstuk- en
vraagstelling en
de vraagstelling; besteedt
elkaar afgewogen in
zijn door eigen
paragraafindeling
is er een
deze aandacht aan nieuwe
plausibele (tussen-)
onderzoek nieuwe
van het betoog
passend
vragen die zijn
conclusies;
bronnen van informatie
- adequate
beoordelings-
opgekomen?
worden begrippen,
gevonden?
literatuurverwijzing
kade?
6
7
argumenten etc. adequaat
- leesbare stijl
geproblematiseerd?
zonder taalfouten?
Uitwerking en
De relatie vraagstelling/
Doorgaans juist en relevant,
Wel de meest relevante
Het volgen van het
motivering van
betoog/conclusie is
maar aarzelend, weinig
literatuur en
betoog vereist
de vraagstelling
weliswaar voldoende te
problematiserend, blijft dicht
jurisprudentie
inspanning van de
laten te wensen
volgen, maar overtuigt
bij de gebruikte literatuur
geraadpleegd;
lezer doordat de
over
niet geheel.
en/of jurisprudentie
weinig of geen verder
indeling van het
eigen onderzoek;
betoog, de
gebruik van literatuur
bronverwijzing
en jurisprudentie is niet
en/of stijl en
onjuist maar blijft
taalgebruik te
oppervlakkig
wensen overlaten
Duidelijke
Leidt via navolgbare
Enig eigen denkwerk verricht,
Wel de meest relevante
Het betoog is goed
vraagstelling
tussenstappen naar een
aandacht voor tegengestelde
literatuur en
leesbaar, maar zou
gefundeerde conclusie
meningen, maar academische
jurisprudentie
nog duidelijk
verdieping ontbreekt
geraadpleegd;
hebben
enig verder eigen
geprofiteerd van
onderzoek;
een goede
gebruik van literatuur
eindredactie
en jurisprudentie is adequaat
13
8
Duidelijke, goed
Leidt via aaneensluitende
Goede, representatieve
Goed gedocumenteerd
Een mooi opgezet,
gemotiveerde
tussenstappen naar een
beschrijving van
stuk op basis van eigen
verzorgd verhaal
vraagstelling
gefundeerde conclusie
uiteenlopende argumenten,
onderzoek naar
met adequate
met interessant
gedegen afweging in zelf
informatiebronnen,
bronverwijzing,
beoordelingska-
geformuleerde conclusies; een
inclusief
zonder stijl- en
der
eerste proeve van academisch
rechtsvergelijkende,
taalfouten
onderzoek
rechtshistorische en/of internationale bronnen; gebruikte informatie is grondig benut
9/
Duidelijke, goed
Een meeslepend betoog
Nieuwe gezichtspunten,
Hoge documenterende
(Ook) qua
10
gemotiveerde
dat vanaf de vraagstelling
argumenten, c.q. afwegingen
waarde doordat moeilijk
vormgeving zonder
vraagstelling
tot aan de conclusie boeit
maken het stuk een goede
toegankelijke of
meer publicabel
met interessant
en overtuigt of tot
basis voor wetenschappelijke
ongebruikelijke bronnen
beoordelingskad
interessante discussie
publicatie
van informatie zijn
er. Origineel en
leidt.
benut
vernieuwend onderwerp.
II.5.2 Tot slot
Voor meer tips bij het schrijven van uw scriptie kunt u raadplegen: •
F. van Emeren, Argumenteren voor juristen. Het analyseren en schrijven van juridische betogen en teksten, Groningen: Wolters-Noordhoff 1996. (Dit prettig leesbare boekje wordt op sommige faculteiten voor o.a. het vak Argumentatieleer gebruikt. Veel voorbeelden en schema’s.)
•
R. Geel, Hoe zet ik mijn gedachten op papier?. Bussum: Coutinho 1991. (Adviezen inzake het schrijven van essays en wetenschappelijke teksten.)
•
H.A.J.M. Lamers, Hoe schrijf ik een wetenschappelijke tekst?, Bussum: Coutinho 1993. (Een handleiding voor het schrijven van scripties, verslagen, dissertaties, rapporten en nota’s.)
•
P. Nederhoed, Helder rapporteren (1993), Deventer: Van Loghum Slaterus 1993. (Een handleiding voor het schrijven van rapporten, scripties, nota’s en wetenschappelijke artikelen.)
•
B. Overduin, Rapporteren (serie Aula Paperback), Utrecht: Het Spectrum 1990. (Het oefenen in vaardigheid met betrekking tot het schrijven van rapporten en nota’s.)
•
M.H. Bastiaans e.a., Leidraad voor juridische auteurs 2004, Deventer: Kluwer 2004. Gratis te downloaden van het internet (www.kluwer.nl/leidraad).
•
J. Renkema, Schrijfwijzer, Den Haag: Sdu 2002
14
Wij wensen u veel succes bij het schrijven van uw scriptie!
15