MODEL
OPLEIDINGSSTATUUT VOOR DE BACHELOR- EN MASTEROPLEIDINGEN 2009 - 2010
Uitgave: UvA, Academische Zaken Spui 21 1012 WX Amsterdam
2
Model opleidingsstatuut
MODEL OPLEIDINGSSTATUUT INHOUDSOPGAVE
1
TOELICHTING BIJ HET MODEL OPLEIDINGSSTATUUT VOOR DE BACHELOR- EN MASTEROPLEIDINGEN
A
B C
D E
Algemene opmerkingen 1. taalgebruik 2. vormgeving Doel van het studentenstatuut Doel van het model 1. Wettelijke regelingen 2. Universitaire regelingen 3. Facultaire regelingen Vorm van het statuut Relatie tussen O.E.R. en opleidingsstatuut
1
Algemene informatie 1.1 Opleidingsstatuut en relatie tot het studentenhandboek 1.2 Faculteit
2
Bacheloropleiding 2.1 Functie van de propedeutische fase 2.2 Studieadvies in en na de propedeutische fase Studieadvies in het eerste semester Studieadvies in het tweede semester 2.3 Studieprogramma bacheloropleiding Module-indeling Inschrijving/aanmelding voor het onderwijs Vrijstellingen Vrije keuzeruimte Minorprogramma’s Voorlichting masteropleidingen Titels/graden Internationalisering Stages Bulaanvraag
3
Masteropleiding 3.1 Toelatingsvoorwaarden voor de masteropleiding Toelatingseisen niet-aansluitende masteropleidingen Toelatingseisen HBO-bachelors 3.2 Studieprogramma masteropleiding Indeling van de modulen Inschrijving/aanmelding voor het onderwijs Keuze masteropleidingen Voorlichting Taal van het onderwijs Internationalisering Vrije keuzeruimte Titels/graden Bulaanvraag
4
Organisatie van de faculteit 4.1 Bestuurlijke en onderwijskundige organisatie Algemeen Decaan Onderwijsinstituten OWI-student en BO-student Opleidingscommissie Opleidingscommissie voor bachelor- en masteropleidingen
1
N.B. Deze inhoudsopgave kan als checklist fungeren bij het opstellen van het opleidingsstatuut.
Model opleidingsstatuut
4.2
4.3 4.4
Studentenraad Examencommissie Onderwijscommissie Overige facultaire commissies Onderzoekinstituten Afdelingen Faciliteiten Algemeen Gehandicapten Gebouwen Bibliotheken Studieruimten Facultaire computergebruikersruimten College- en practicumzalen Kantines Kopieerfaciliteiten Cursussen Studieverenigingen Informatievoorziening Algemeen Telefoonnummer voor berichten van studenten UvA website Digitale Studiegids Studieweb Digitale prikborden Het Service & Informatiecentrum Studiegids Faculteits- en studiebladen Prikborden Blackboard Onderwijsinstituut Onderwijsadministratie Afdelingssecretariaat Syllabiverkoop Overige facultaire informatievoorziening
5
Onderwijs en Studentenzaken 5.1 Onderwijsbureau/Faculteitsbureau 5.2 Studieadviseur 5.3 Privacyregeling 5.4 Interne klachtenregeling 5.5 Vertrouwenspersoon
6
Studie algemeen 6.1 Algemeen 6.2 Doelstellingen 6.3 Eindtermen 6.4 Toegang tot de bacheloropleiding Colloquium doctum 6.5 Opleiding Aanbod Vrij onderwijsprogramma Honours diploma Beroepsperspectieven en doorstroommogelijkheden na bachelor- en masterexamen Duaal Academisch Onderwijs 6.6 De uitvoering van het onderwijsprogramma Deelname aan het onderwijs Inrichting Onderwijs in de Nederlandse taal Jaarindeling College- en werkgroeprooster Onderwijsvormen Contacturen Aanwezigheidsplicht 6.7 Studiepunten en studielast Studiehandleiding Studielast van een scriptie 6.8 Studiekosten 6.9 De studie Studieplanning Studievaardigheden Studievertraging Studievoortgangsregistratie 6.10 Studiebegeleiding Algemeen
3
Model opleidingsstatuut
6.11 6.12 6.13 6.14
6.15 6.16 7
Wie zijn belast met de studiebegeleiding? Begeleiding propedeusestudenten Studie-advies aan het einde van de propedeutische fase Studieadviseur Mentor Docenten Scriptiebegeleiding Stage Studeren in het buitenland Behaalde studiepunten in het buitenland Evaluatie van het onderwijs Tentamens Algemeen Aanmelding Tentamendata Examen- en tentamenreglement Tentamenvorm Volgtijdelijkheid Geldigheidsduur van tentamens Uitslag en inzage Aantal tentamens Fraude Examens Bezwaar en beroep
Rechtsbescherming 7.1 College van Beroep voor de Examens (COBEX) Examencommissie 7.2 Interne Klachtenregeling Collectief klachtrecht bij de decaan 7.3 Ombudsman 7.4 Overige klachtregelingen Bezwaars-/beroepsprocedure bij College Van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CvBHO) Klachtencommissie ongewenste intimiteiten Juridische ondersteuning
4
Model opleidingsstatuut
5
TOELICHTING BIJ HET MODEL OPLEIDINGSSTATUUT VOOR DE BACHELOR- EN MASTEROPLEIDINGEN A. ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Taalgebruik Als in het model wordt gesproken van opleidingsstatuut dan wordt bedoeld het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut conform art. 7.59 WHW. 2. Vormgeving Alle tekst die binnen deze kaders is geplaatst bevat verplichte inrichtingsvoorwaarden voor het opleidingsdeel van het statuut. Opleidingen dienen deze voorwaarden op te nemen en uit te werken in hun opleidingsstatuut met inachtneming van de gestelde (wettelijke) regels, in het bijzonder het algemene deel van het studentenstatuut 2008-2009, opgenomen in het Studentenhandboek.
In de grijze blokken worden bepaalde termen gedefinieerd. Faculteiten en onderwijsinstituten wordt dringend aanbevolen deze terminologie te gebruiken. Indien de lading niet wordt gedekt door de definitie wordt aanbevolen een andere toepasselijke term te hanteren. Enkele keren zijn teksten verder ingesprongen en in een kleiner lettertype afgedrukt (Univers; 8 pt.); deze teksten zijn bedoeld als voorbeeldtekst en kunnen letterlijk worden overgenomen in het opleidingsstatuut.
Alle overige teksten zijn bedoeld als aanvulling, uitleg, verwijzing, toelichting of voorbeeld en zijn bestemd voor degenen die het opleidingsstatuut samenstellen. Deze teksten zijn dus niet bedoeld om over te nemen in het opleidingsstatuut.
B.
DOEL VAN HET STUDENTENSTATUUT Het studentenstatuut heeft als doel het expliciet vastleggen van rechten en plichten van studenten en van de universiteit ten opzichte van elkaar. Zowel de student als de universiteit hebben derhalve baat bij een goed studentenstatuut. Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: een algemeen deel en een meer gedetailleerde uitwerking per opleiding: het opleidingsdeel. Het algemene deel van het statuut is opgenomen in het Studentenhandboek. Verder bevat het Studentenhandboek allerlei informatie over voorzieningen aan de UvA. Het wordt jaarlijks, meestal in september, vastgesteld door het College van Bestuur na instemming van de Centrale Studentenraad. Het Studentenhandboek 2008-2009 is integraal op de UvA-website te raadplegen, onder www.uva.nl/studentenhandboek. In dit model zal zoveel mogelijk gesproken worden over “Studentenhandboek”, in plaats van over “algemeen deel van het studentenstatuut”.
Model opleidingsstatuut
6
Het opleidingsdeel of opleidingsstatuut wordt door bijna alle faculteiten verwerkt in de studiegids. Dit opleidingsstatuut moet jaarlijks in april/mei worden vastgesteld door de decaan van de faculteit, na instemming van de Facultaire Studentenraad. Beide delen van het statuut zijn niet alleen beschrijvend van aard, maar hebben ook een rechtsscheppend karakter, dat wil zeggen dat ze gebruikt kunnen worden om nieuwe afspraken tussen universiteit en studenten resp. faculteit en studenten vast te leggen.
C.
DOEL VAN HET MODEL Het doel van het model opleidingsstatuut is aan faculteiten een overzicht te geven van de ‘inrichtingsvoorwaarden’ van het opleidingsstatuut. Dit model is een handleiding voor degenen die zich gaan bezig houden met het opstellen van het opleidingsstatuut of betrokken zijn bij de besluitvorming daarover. Het model opleidingsstatuut wordt jaarlijks door het College van Bestuur in januari vastgesteld na instemming van de Centrale Studentenraad. Naar aanleiding van de gebruikspraktijk, evaluatie van de statuten en de nieuwe relevante wet- en regelgeving is het model voor het komend jaar aangepast. Uit de drie volgende categorieën regelingen kunnen rechten en plichten voortvloeien die moeten worden opgenomen in het opleidingsstatuut: 1. Wettelijke regelingen De wettelijke regelingen kunnen worden onderverdeeld in: a. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) Deze wet is veruit de belangrijkste bron van rechten en plichten voor studenten. De wettelijke verplichting voor het opstellen van het opleidingsstatuut staat vermeld in artikel 7.59 WHW: [...] 4. Het opleidingsspecifiek deel bevat in elk geval: a. een beschrijving van de studie-opbouw en de ondersteunende faciliteiten die de student door de instelling worden aangeboden, waaronder in ieder geval worden begrepen: 1°. informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs, 2°. de studentenvoorzieningen, en 3°. de faciliteiten betreffende de studiebegeleiding, b. de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, eerste lid, en c. een beschrijving van procedures die in aanvulling op de procedures, bedoeld in het vijfde lid onder b ten 2°, op de opleiding van toepassing zijn. [...]
(Hiermee worden procedures bedoeld die te maken hebben met rechtsbescherming van studenten, zoals bijvoorbeeld klachtenregelingen.) Indien dit artikel wordt gelezen in combinatie met andere WHW-artikelen dan kunnen concrete eisen worden geformuleerd waaraan het opleidingsstatuut moet voldoen. In artikel 7.34 WHW is bijvoorbeeld gesteld dat iedere student recht heeft op studiebegeleiding.
Model opleidingsstatuut
7
b. Overige wettelijke regelingen De WHW is niet de enige bron van regels. Ook bijvoorbeeld de Algemene wet bestuursrecht, de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet openbaarheid van bestuur stellen eisen aan de universitaire organisatie. De wijze waarop de UvA heeft voldaan aan deze eisen, voor zover van belang voor studenten, moet worden opgenomen in het opleidingsstatuut. 2. Universitaire regelingen Ook hier kan weer een onderverdeling worden gemaakt: a. het algemene deel van het studentenstatuut Dit eerste deel is na vaststelling door het College van Bestuur met instemming van de Centrale Studentenraad in werking getreden met ingang van 1 september, en via de UvA website beschikbaar gesteld aan alle studenten. Voor het komend studiejaar zal dit deel van het studentenstatuut ook weer per 1 september in werking treden. Naast een overzicht van de reeds bestaande rechten en plichten is een aantal nieuwe afspraken tussen studenten en de universiteit in het algemene deel vastgelegd. Het Studentenstatuut is een onderdeel van het Studentenhandboek. overige universitaire regelingen Het College van Bestuur heeft een aantal universitaire regelingen vastgesteld, bijvoorbeeld de Regeling financiële ondersteuning studenten, die een bron van rechten en plichten voor de student vormt. Voor zover deze direct van toepassing zijn voor studenten worden de regelingen uitgelegd in het Studentenhandboek. In de bijlage bij het Studentenhandboek, die verstuurd wordt naar alle onderwijsinstituten, zijn de integrale teksten van deze regelingen opgenomen. Deze bijlage moet voor studenten ter inzage liggen, in ieder geval bij de onderwijsbalie van de opleiding. b.
3. Facultaire regelingen Op facultair niveau, en soms ook op het niveau van een onderwijsinstituut of opleiding, is vaak een aantal afspraken gemaakt in de vorm van regelingen, reglementen, e.d. Veel faculteiten beschikken bijvoorbeeld over een scriptieregeling. Indien dergelijke regelingen zijn vastgesteld dan moeten deze op begrijpelijke wijze worden uitgelegd in het opleidingsstatuut. Zoveel mogelijk moet worden verwezen naar de relevante bepalingen in de regeling. Dit model bevat in hoofdzaak informatie over de gestelde eisen op grond van wettelijke en universitaire regelingen (punt 1 en 2).
D.
VORM VAN HET STATUUT Artikel 7.59 WHW verplicht tot het opnemen van een grote diversiteit van opleidingsspecifieke informatie in het opleidingsstatuut. In de afgelopen jaren is gebleken dat bijna alle faculteiten voor een gecombineerde vorm van opleidingsstatuut en studiegids kiezen. Op grond van de volgende twee argumenten prevaleert deze keuze. a) Het combineren is voor de student veruit de meest overzichtelijke manier. De student hoeft slechts één boekwerk te raadplegen om zowel te weten te komen wat zijn of haar rechten zijn als hoe deze in concreto worden uitgewerkt door het onderwijsinstituut of de faculteit. Een voorbeeld: de student heeft recht op
Model opleidingsstatuut
8
studiebegeleiding door een docent die belast is met het onderwijs waaraan de student deelneemt. Daartoe moet de student binnen drie weken na het maken van een afspraak een persoonlijk gesprek kunnen hebben met een docent. Dit tamelijk ‘abstracte’ recht kan door het onderwijsinstituut worden uitgewerkt door een overzicht te geven van de spreekuurregeling van een docent. Moet de student eerst telefonisch een afspraak maken of houdt de docent inloopspreekuren? En wat kan de student doen met ‘het recht’ bij langdurige afwezigheid van de docent? Statutaire rechten en plichten lopen op deze manier gemakkelijk over in praktische feiten en wetenswaardigheden. b) Door het maken van een combinatie van studiegids en opleidingsstatuut worden extra financiële lasten voor het produceren van een tweede boekwerk vermeden. Door een juist gebruik van bewoordingen en de context waarbinnen bepaalde informatie wordt geplaatst, kan een goed onderscheid worden gemaakt tussen bindende rechten en plichten voor studenten en minder bindende, maar wel interessante en nuttige informatie. Gebleken is dat bij een aantal opleidingen nog steeds veel algemene informatie over bijvoorbeeld studentenvoorzieningen in de studiegids wordt opgenomen. Door de verschijning van het Studentenhandboek is dit in principe niet meer nodig. Alle studenten kunnen het nieuwe Studentenhandboek raadplegen via de UvA-website, onder www.uva.nl/studentenhandboek. Een aantal faculteiten biedt de studiegids digitaal aan. In dat geval moet de informatie uit het opleidingsstatuut op een andere wijze ook digitaal worden aangeboden. Basisvoorwaarde is dat iedere student bekend is met het bestaan van de studiegids en het opleidingsstatuut, en daar toegang toe heeft. Studenten dienen daarom de keuze te hebben tussen een digitale versie (CD-rom, internet) of een studiegids en opleidingsstatuut in papieren vorm. Er kan gekozen worden voor een aparte studiegids voor de bacheloropleiding en een aparte studiegids voor een of meer masteropleidingen. Er kan ook gekozen worden voor één studiegids voor zowel de bacheloropleiding als de aansluitende masteropleidingen. Indien gekozen wordt voor aparte studiegidsen, zal in de gids voor de bacheloropleidingen ook ruimschoots aandacht besteed moeten worden aan de keuzemogelijkheden wat betreft de masteropleidingen. Mocht een faculteit de studiegids en het opleidingsstatuut alleen digitaal willen aanbieden, dan moet dit gebeuren na overleg met de Facultaire Studenten Raad. De tekst van het opleidingsstatuut dient vóór 1 april 2008 te worden vastgesteld. De studiegids moet vóór 1 juli 2008 gratis aan studenten ter beschikking worden gesteld. Wordt het opleidingsstatuut niet gecombineerd met de studiegids, dan dient eveneens voor 1 juli het opleidingsstatuut gratis te worden uitgereikt aan studenten van de desbetreffende opleiding.
Model opleidingsstatuut
E.
9
RELATIE TUSSEN O.E.R. EN OPLEIDINGSSTATUUT In het opleidingsstatuut dienen de bepalingen van de onderwijs- en examenregeling 2 (O.E.R.) van een opleiding te worden opgenomen. Dit kan door integraal de tekst van de O.E.R. op te nemen in het opleidingsstatuut, maar ook anderszins, bijvoorbeeld door een deel van de inhoudelijke bepalingen over de onderwijsprogrammering in de tekst te verwerken, en een deel van de algemene bepalingen apart te vermelden. Ook in dat geval zijn alle regels van de O.E.R. bindend. Het opleidingsstatuut is echter meer dan alleen een vertaling van de O.E.R.. Sommige delen van het opleidingsstatuut zijn algemeen geldend zoals de bepalingen van de O.E.R. en het examenreglement, andere delen zijn alleen informatief. De O.E.R. wordt vastgesteld door de decaan, na advies van de betreffende opleidingscommissie. De Facultaire Studentenraad moet vervolgens advies geven over een deel van de bepalingen in de O.E.R en instemming met de overige bepalingen. In de onderstaande lijst zijn de bepalingen van de O.E.R. waaraan door de Facultaire Studentenraad instemming moet worden verleend met een asterisk* aangegeven. De decaan houdt toezicht op de uitvoering van de regeling en is verantwoordelijk voor een regelmatige beoordeling van de O.E.R. 3 . Op centraal niveau is een model Onderwijs- en Examenregeling beschikbaar voor de bachelor en de master. Het model-OER is een hulpmiddel voor de faculteiten bij het opstellen van de OER. De volgende onderwerpen moeten in ieder geval worden opgenomen in de Onderwijsen Examenregeling: -
-
De inhoud van de bachelor- en/of masteropleiding(en) en van de daaraan verbonden examens. De inhoud van de afstudeerrichtingen. De kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die de student aan het einde van de bacheloropleiding en/of masteropleiding verworven moet hebben. De inrichting van de practica. De studielast van de bachelor- en/of masteropleiding(en) en van de afzonderlijke vakken: De studielast van een bacheloropleiding bedraagt 180 studiepunten, van een masteropleiding ten minste 60 studiepunten. De studielast van masteropleidingen op het gebied van natuur en gezondheidszorg en voor het beroep van wijsgeer van een bepaald wetenschapsgebied bedraagt 120 studiepunten. De studielast van masteropleidingen tot eerstegraadsleraar voortgezet onderwijs bedraagt ten minste 60 en ten hoogste 120 studiepunten. De studielast van masteropleidingen tot eerstegraadsleraar op het gebied van natuur bedraagt tenminste 120 en ten hoogste 180 studiepunten.
2 3
Art. 7.13 lid 1 WHW Art. 7.14 WHW
Model opleidingsstatuut
-
-
-
-
4 5 6
10
Voor welke masteropleidingen door de instelling een studielast hoger dan 60 studiepunten is vastgesteld. De wijze waarop en wanneer het studieadvies aan het eind van de propedeutische fase wordt verstrekt. Voor zover van toepassing: eventuele verwijzing in de post-propedeutische fase van de bacheloropleiding 4 . *Het aantal en de volgorde van de tentamens alsmede de momenten waarop deze kunnen worden afgelegd. *De voltijdse, deeltijdse of duale inrichting van de bacheloropleiding en/of masteropleiding(en). *Waar nodig, de volgorde waarin, de tijdvakken waarbinnen, en het aantal malen per jaar dat tentamens en examens worden afgenomen. *Waar nodig, de geldigheidsduur van behaalde tentamens, tenminste wanneer beperking van de geldigheidsduur nodig is. De wetgever gaat er van uit dat een tentamen onbeperkte geldigheidsduur heeft, tenzij de Onderwijs- en Examenregeling anders bepaalt en in dat geval moet de beperking goed gemotiveerd zijn. *De wijze waarop de tentamens moeten worden afgelegd. De examencommissie behoudt de bevoegdheid in bijzondere gevallen anders te bepalen. *De wijze waarop lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten tentamens af kunnen leggen. *De openbaarheid van mondelinge tentamens, waarbij de examencommissie in bijzondere gevallen anders kan bepalen. *De termijn waarbinnen de uitslag van tentamens bekend gemaakt moet worden en ook of en hoe van deze termijn kan worden afgeweken. *Hoe en wanneer de student die een schriftelijk tentamen heeft afgelegd inzage kan krijgen in zijn beoordeelde werk. *Binnen welke termijn en hoe de student inzage kan krijgen in de vragen van zijn schriftelijk afgelegd tentamen en de daarbij gehanteerde beoordelingsnormen. *De gronden waarop de examencommissie voor eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, dan wel voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, vrijstelling kan verlenen van het afleggen van een of meer tentamens. *Waar nodig, of het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voorwaarde is voor toelating tot het afleggen van andere tentamens. *Een eventuele verplichting voor deelname aan praktische oefeningen om daarna bepaalde tentamens te kunnen afleggen. Daarbij behoudt de examencommissie het recht om vrijstelling van de praktische oefeningen te geven of vervangende eisen op te leggen. Men moet daarbij denken aan vervangende eisen voor bijvoorbeeld proeven op mensen of dieren. *De bewaking van studievoortgang en individuele studiebegeleiding. De eisen die gesteld worden bij het colloquium doctum 5 . De eisen die gesteld worden t.a.v. de verplichte vakken of profielen die deel moeten hebben uitgemaakt van de vooropleiding (VWO profiel-diploma of gelijkwaardig diploma) en wanneer aan deze eisen moet zijn voldaan of de aanvullende instroomeisen indien niet het vereiste VWO-profiel is gevolgd 6 .
Art. 7.9 WHW Art. 7.29 lid 2 WHW Art. 7.25 lid 4 jo art. 7.28 lid 5 WHW
Model opleidingsstatuut
-
-
-
11
Indien het onderwijs en het tentamen in een andere taal dan de Nederlandse taal wordt gegeven, resp. afgenomen, welke voertaal bij welke vakken en opleidingen gehanteerd zal worden. In de O.E.R. van de bacheloropleiding wordt met het oog op de doorstroming van personen aan wie een bachelor- dan wel mastergraad in het wetenschappelijk onderwijs is verleend, voor elke bacheloropleiding of afstudeerrichting van die bachelor ten minste één masteropleiding aangewezen die aansluit op die bacheloropleiding. Voor deze masteropleiding kan de afgestudeerde uit de bacheloropleiding zich zonder nadere toelatingseisen op grond van het behaalde bachelordiploma laten inschrijven. Deze masteropleiding mag in zeer bijzondere gevallen ook aan een andere wo-instelling verbonden zijn, mits de doorstroming van studenten van de desbetreffende bacheloropleiding op grond van een overeenkomst tussen de instellingen is gewaarborgd. 7 In de O.E.R. van de masteropleiding moet worden vastgelegd wat de toelatingseisen voor de aansluitende masteropleidingen zijn indien een student een bacheloropleiding aan een andere instelling heeft afgerond dan wel een bacheloropleiding heeft afgerond uit een ander vakgebied dan de beoogde masteropleiding. Daarnaast moet in de O.E.R. van de masteropleiding worden vastgesteld wat de voorwaarden zijn voor toelating tot een masteropleiding indien het bachelorexamen nog niet is behaald. 8 Met ingang van het studiejaar 2009-2010 geldt voor alle aansluitende masteropleidingen dat toelating tot het onderwijs van de masteropleiding slechts mogelijk is na het behalen van het bachelorexamen. Bijgevolg zijn de opleidingen nadrukkelijk verzocht zoveel mogelijk twee instroommomenten in een studiejaar te realiseren. De onderwijs en examenregeling van de opleiding bevat de meest actuele informatie omtrent de toelatingseisen. In de O.E.R. moet worden vastgelegd wat de toelatingseisen zijn voor de nietaansluitende masteropleidingen 9 . De toelatingsprocedure dient in het opleidingsstatuut opgenomen te worden. 10 Indien van toepassing moet in de O.E.R. (van de masteropleiding) worden aangegeven op welke wijze degenen met een HBO-bachelordiploma ondersteuning wordt geboden ter bevordering van een goede doorstroming naar een verwante masteropleiding. 11 Indien van toepassing wordt verwezen naar arrangementen met de HvA (doorstroomprogramma) in de OER van de masteropleiding
* onderdeel waarop de facultaire studentenraad instemmingsbevoegdheid heeft Wat betreft de punten zonder asterisk kan het adviesrecht van de facultaire studenten raad desgewenst uitgebreid worden. Dit dient in het faculteitsreglement nader te worden geregeld.
7
Art. 7.13 lid 4 WHW Art. 7. 30a WHW Art. 7.30b WHW 10 Het College van Bestuur is met de Centrale Studentenraad overeengekomen dat de Facultaire Studentenraden instemmingsbevoegdheid hebben met betrekking tot de toelatingsprocedures voor de niet-aansluitende masteropleidingen zolang de WHW op dit punt niet gewijzigd is . 11 Art. 7.57i WHW 8 9
Model opleidingsstatuut
1.
1.1
12
ALGEMENE INFORMATIE
Opleidingsstatuut en relatie tot het studentenhandboek Bij algemene informatie over het opleidingsstatuut moeten met name het doel en het rechtskarakter van het opleidingsstatuut en de relatie van het opleidingsstatuut tot het studentenstatuut in het studentenhandboek aan de orde komen. Er dient een passage te worden opgenomen waarin tot uitdrukking komt dat zowel aan het opleidingsstatuut als het studentenhandboek rechten en plichten kunnen worden ontleend. Deze passage moet aan het begin van de studiegids komen.
Daarnaast moet worden ingegaan op de verhouding tussen de studiegidsen de Onderwijs- en Examenregeling (O.E.R.) en het opleidingsstatuut. Drie vragen zijn hierbij van belang: 1. Heeft de faculteit het opleidingsstatuut gecombineerd met de studiegids, zoals aanbevolen in punt D van de toelichting? En zo nee, hoe verhoudt het opleidingsstatuut zich dan tot de studiegids? 2. Op welke wijze zijn de bepalingen van de Onderwijs- en Examenregeling opgenomen in het opleidingsstatuut? 3. Is gekozen voor één studiegids voor de bachelor- en masteropleidingen of voor een aparte studiegids voor bacheloropleiding(en) en een aparte studiegids voor masteropleiding(en)? De tweede vraag is van belang omdat het onderwijsinstituut de mogelijkheid heeft de bepalingen van de Onderwijs- en Examenregeling uit te leggen in het opleidingsstatuut onder verwijzing naar de betreffende artikelen in de Onderwijs- en Examenregeling. Er dient dan wel vermeld te worden waar de student de O.E.R. kan vinden. Maar een onderwijsinstituut kan er ook voor kiezen om de regeling integraal over te nemen. Onderstaande tekst wordt aanbevolen om het doel en rechtskarakter van het opleidingsstatuut in verhouding met het Studentenhandboek weer te geven: Universiteiten stellen jaarlijks een studentenstatuut vast. Hierin staat een beschrijving van de rechten en plichten van studenten. Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: een algemeen deel en een meer gedetailleerde uitwerking per opleiding: het opleidingsdeel. Het algemene deel van het statuut is opgenomen in het Studentenhandboek. Verder bevat het Studentenhandboek allerlei nuttige informatie over voorzieningen aan de UvA. Het wordt jaarlijks in september opnieuw vastgesteld door het College van Bestuur na instemming van de Centrale Studentenraad. Het opleidingsdeel of opleidingsstatuut is opgenomen in deze studiegids. Dit opleidingsstatuut wordt jaarlijks in april/mei opnieuw vastgesteld door de decaan van de faculteit, na instemming van de Facultaire Studentenraad. Beide delen van het statuut zijn niet alleen beschrijvend van aard, maar hebben ook een rechtsscheppend karakter, dat wil zeggen dat ze gebruikt kunnen worden om nieuwe afspraken tussen universiteit en studenten of faculteit en studenten vast te leggen.
De volgende tekst dient te worden opgenomen met betrekking tot het algemene studentenstatuut: In het algemene deel van het statuut dat is opgenomen in het studentenhandboek, en dat voor alle studenten aan de Universiteit van Amsterdam geldt, komen o.a. de volgende onderwerpen aan de orde: - toegang en inschrijving tot de universiteit
Model opleidingsstatuut
-
13
bijzondere vormen van inschrijving rechten en plichten op basis van inschrijving administratie en privacybescherming onderwijs (o.a. kwaliteit, studeerbaarheid, betaalbaarheid) tentamens en examens medezeggenschap universitaire omgangsvormen (o.a. studieomstandigheden, gebruik computervoorzieningen) financiële ondersteuning studentenvoorzieningen rechtsbescherming (o.a. procedure bij College van Beroep voor de Examens, ombudsman, klachtenregeling) Het Studentenhandboek wordt jaarlijks aangepast en is te raadplegen via de UvA website onder www.uva.nl /studentenhandboek. Studenten die een papieren exemplaar willen hebben, kunnen dit afhalen bij het Service en Informatiecentrum.
Opleidingsstatuut
Het opleidingsstatuut wordt per faculteit of per bachelor- en/of masteropleiding vastgesteld. Vooral met het oog op de toegankelijkheid en overzichtelijkheid is alle informatie van het opleidingsstatuut in deze studiegids geïncorporeerd. De reglementen treft u aan in hoofdstuk […]: - onderwijs- en examenregeling - examenreglement - huishoudelijk reglement tentamens De overige informatie met betrekking tot het opleidingsstatuut treft u verspreid over de verschillende hoofdstukken van deze studiegids aan. Het betreft de volgende onderwerpen: - organisatie van de faculteit (bestuur, commissies, faciliteiten, informatievoorzieningen, studieverenigingen, etc.) - onderwijs- en studentenzaken (servicebureau onderwijs, studieadviseurs, vertrouwenspersonen etc.) - studie algemeen (opleidingen, studiepunten, studiebegeleiding, stages, studie in het buitenland, tentamens en examens, beroep etc.) - bacheloropleiding - masteropleiding(en) - rechtsbescherming (o.a. interne klachtenregeling, ombudsman)
1.2 Faculteit Bij algemene informatie over de faculteit kan onder meer aan bod komen: locatie(s), plattegrond, routebeschrijving, historie.
Model opleidingsstatuut
2.
14
BACHELOROPLEIDING
Een bacheloropleiding duurt 3 jaar (180 studiepunten), inclusief de eventuele propedeutische fase. De masteropleiding duurt in principe een jaar (60 studiepunten), maar mag in bepaalde gevallen een grotere studielast hebben. Bij slagen voor het bachelorexamen wordt de bachelorgraad verleend; voor de masteropleiding wordt de mastergraad verleend. Jaarindeling Het studiejaar is in semesters ingedeeld (zie 6.6). Accreditatie Aangezien alle opleidingen geaccrediteerd moeten worden, moet in de studiegids worden uitgelegd wat accreditatie inhoudt. Onderstaande tekst wordt aanbevolen: Voor de waarborging van de kwaliteit van het onderwijs en de beoordeling hiervan is een accreditatieorgaan ingesteld: de NVAO (Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie). Iedere 5 jaar worden alle opleidingen in het hoger onderwijs ter beoordeling voorgelegd aan de NVAO. Een opleiding moet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen die vastgelegd zijn in het zogenaamde accreditatiekader. Indien het oordeel van de NVAO positief is, is de opleiding geaccrediteerd, ofwel heeft een keurmerk gekregen. Op grond hiervan kan de opleiding aan een examen de wettelijke graad verlenen van bachelor of master. De bekostiging van de opleiding door het Ministerie van OC&W hangt af van het geaccrediteerd zijn van de opleiding. Ook of een student in aanmerking komt voor studiefinanciering is hiervan afhankelijk. De NVAO baseert haar oordeel op het rapport van een visiterende en beoordelende instantie (VBI). Deze VBI op haar beurt baseert haar oordeel op de zelfevaluatie van de opleiding en op gesprekken die naar aanleiding van deze zelfevaluatie met alle geledingen binnen de opleiding worden gevoerd.
2.1 Functie van de propedeutische fase In het opleidingsstatuut moet de functie van de propedeutische fase worden toegelicht. Indien deze fase een studielast van 60 punten heeft kan een propedeutisch examen afgenomen worden.
Hierbij moet aandacht besteed worden aan de drie soorten functies van de propedeuse, te weten de oriënterende, de selecterende en de verwijzende functie. Alleen als de studielast voor deze fase 60 studiepunten is, kan ook een (wettelijk) propedeutisch examen afgenomen worden. 2.2
Studieadvies in de propedeutische fase
Studieadvies in het eerste semester Het opleidingsstatuut dient aandacht te besteden aan de volgende punten: - welke studenten krijgen een uitnodiging voor een gesprek (minimale studieresultaten)? - de gevolgen van het studieadvies (geen bindend advies maar wel mogelijke financiële gevolgen door prestatiebeurs en consequenties met betrekking tot instroom in de bachelorfase).
Het eerste voorlopige studieadvies moet vóór 1 februari worden uitgebracht. Aan nietvoldoende presterende studenten wordt een signaal afgegeven dat er onvoldoende studievoortgang is. Zij worden gewezen op de mogelijkheid van uitschrijven vóór 1 februari, althans op de mogelijkheid van stopzetten van de studiefinanciering vanwege
Model opleidingsstatuut
15
het niet-behalen van de studievoortgangseis van 30 studiepunten in het eerste propedeutische jaar. Bij een negatief studieadvies in het eerste semester wordt de student uitgenodigd voor een gesprek vóór uitbrenging van het advies. Studieadvies na het tweede semester Het opleidingsstatuut dient aandacht te besteden aan de volgende punten: - wanneer en op welke wijze wordt het studieadvies uitgebracht; - welke gegevens bevat het studieadvies; - de mogelijkheden voor een student een persoonlijk gesprek te hebben op basis van het studieadvies; - de gevolgen van het advies ( bindend advies of niet, mogelijke financiële gevolgen voor de prestatiebeurs).
Aan elke student, zowel voltijds als deeltijds, wordt aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase een advies uitgebracht over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding (art. 7.8b lid 1 WHW). Dit studieadvies moet, uitzonderingen daargelaten, vóór 1 september aan alle eerstejaarsstudenten worden uitgebracht. Dit advies mag ook nog worden uitgebracht zolang een student het propedeutische examen niet met goed gevolg heeft afgelegd. Een dergelijke afspraak moet dan wel in de O.E.R. worden vastgelegd en is met name bedoeld voor deeltijdstudenten. Indien een bacheloropleiding alleen nog een propedeutische fase heeft en geen propedeuse-examen meer kent, moet dit advies over de voortzetting van de bacheloropleiding toch op dezelfde wijze worden uitgebracht. De studielast van een propedeutische fase is bepaald op 60 studiepunten. Het is een belangrijk advies, omdat het de student een reëel inzicht geeft in de kansen om met goed gevolg een bacheloropleiding te kunnen voltooien. Als een student de propedeutische fase niet in een jaar afgerond heeft, moet hij geïnformeerd worden over de voorwaarden waaronder hij aan het tweede jaar van de bacheloropleiding kan deelnemen. Het niet-tijdig behalen van de bachelorgraad kan op grond van de prestatiebeurs grote financiële gevolgen hebben voor de student. Bij het geven van het schriftelijk studieadvies na het tweede semester, moeten studenten nadrukkelijk worden gewezen op de mogelijkheid met de studieadviseur een afspraak te maken om dit advies te bespreken. 2.3
Studieprogramma bacheloropleiding
. Module-indeling In het opleidingsstatuut moet een helder en duidelijk overzicht worden gegeven van de opbouw van de bacheloropleiding en de eventuele propedeutische fase, de indeling van de modulen (bij voltijds of deeltijds bacheloropleidingen) en de verdeling van de studielast. Tevens moet worden aangegeven op welke momenten binnen een module studenten beoordeeld worden in het kader van het tentamen. Voorbeeld van een beoordelingsmoment is een schriftelijk tentamen, maar ook verplichte deelname aan een werkgroep kan een beoordelingsmoment opleveren. Bij de beschrijving van een module moeten in elk geval de volgende punten worden opgenomen: - naam van het vak - vakcode - leerdoelen - inhoudelijke beschrijving van het vak - ingangseisen - studielast - onderwijsperiode, tijd en locatie van het onderwijs (tijd en locatie kunnen ook worden opgenomen
in een aparte brochure of worden aangekondigd op internet)
Model opleidingsstatuut
16
- onderwijsvorm - toetsvorm - studiemateriaal (verplicht en aanbevolen materiaal) - kosten (van studiemateriaal) - onderwijsinstituut (verantwoordelijk voor het onderwijs) - docenten (inclusief tel.nr. en e-mail adres) - secretariaat of contactpersoon
Inschrijving/aanmelding voor de modules In het opleidingsstatuut moet de procedure volgens welke een student zich kan aanmelden voor de modules, alsmede het tijdstip waarop dat moet gebeuren, duidelijk worden vermeld.
Vrijstellingen In het opleidingsstatuut moeten de voorwaarden alsmede de procedure voor de aanvraag van vrijstelling van vakken in de bacheloropleiding worden opgenomen.
Vrije keuzeruimte Eventuele door het onderwijsinstituut opgelegde beperkingen bij het kiezen van bepaalde vakken moeten expliciet in het opleidingsstatuut worden opgenomen. Tevens moet worden aangegeven welke mogelijkheden studenten hebben om advies en begeleiding te krijgen bij de invulling van de vrije keuzeruimte.
Bij de beschrijving van het bachelorprogramma moet een duidelijk overzicht worden gegeven van de ruimte die studenten hebben om naar eigen inzicht vakken te kiezen. Is de student volledig vrij in het kiezen van vakken of legt het onderwijsinstituut bepaalde beperkingen op? Zoals vermeld in de Onderwijsvisie 2006 (Thema 12 verbreding) zijn onderwijsinstituten gehouden in de bachelorfase een keuzeruimte van 30 ects te bieden. De vrije ruimte in de curricula dient inzetbaar te zijn voor het volgen van onderwijs in het buitenland. Minorprogramma’s Het wordt aangeraden om aandacht te besteden aan de extra mogelijkheden die de major-minorcombinatie aan de UvA biedt en daarbij onder meer aandacht te besteden aan een invulling van de minor met het oog op de masterkeuze. Voorlichting masteropleidingen In het opleidingsstatuut moet duidelijk worden aangegeven welke masteropleidingen aansluiten op welke bacheloropleiding(en). Duidelijk moet zijn welke afstudeerrichting(en) of welke vakken binnen de bacheloropleiding voorwaarde zijn voor doorstroom naar welke masteropleiding(en). De toelatingseisen voor masteropleidingen dienen in de O.E.R. van de masteropleiding opgenomen te worden. In het opleidingsstatuut dient de toelatingsprocedure vermeld te worden.
Het is mogelijk dat op een bachelor verschillende masteropleidingen volgen: aansluitende masteropleidingen en niet-aansluitende masteropleidingen (zie 3.2). De doorstroommogelijkheid kan echter wel afhankelijk zijn van de gekozen afstudeerrichting binnen de bacheloropleiding. Wettelijk is bepaald dat op elke wobacheloropleiding ten minste één aansluitende masteropleiding moet volgen. De doorstroommogelijkheden dienen in de O.E.R. van de bachelor te worden opgenomen. De toelatingseisen dienen in de O.E.R. van de masteropleidingen te worden opgenomen.
Model opleidingsstatuut
17
Het is, ook ter verbetering van de studievoortgang (het rendement), van belang in de studiegids aandacht te schenken aan doorstroommogelijkheden. Ook tijdens de bacheloropleiding, als onderdeel van het onderwijsprogramma of in het kader van individuele keuzebegeleiding dient hieraan aandacht geschonken te worden. De aanvullende instroomeisen komen overeen met kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die moeten zijn verworven bij het beëindigen van een bacheloropleiding. Cijfers alleen mogen geen beslissend criterium zijn voor toelating. Wel mogen ze een zekere rol spelen als onderdeel van de gestelde eisen, in de zin dat bijvoorbeeld alle resultaten met een voldoende resultaat moeten zijn afgesloten. Titels/graden In de O.E.R. van de bacheloropleiding moet worden aangegeven welke bachelorgraad, eventueel aangevuld met vermelding van het vakgebied of beroepenveld (Bachelor of science of Bachelor of arts) door de instelling wordt verleend op grond van een met succes afgelegd bachelorexamen.
Internationalisering In het opleidingsstatuut moet worden aangegeven op welk moment in de bacheloropleiding een student onderwijs in het buitenland kan volgen of op welke manier de student zijn bachelorprogramma internationaal kan invullen. Voor algemene informatie over studeren in het buitenland kan verwezen worden naar het Serviceplein voor studenten op de website van de UvA.
Stages Indien bij een bacheloropleiding het volgen van een stage verplicht is, of als voor een stage studiepunten kunnen worden toegekend, dan moet bij die bacheloropleiding in ieder geval het volgende geregeld worden in het opleidingsstatuut: − wat is het doel van de stage? − hoe kan een student in aanmerking komen voor een stage − beschikt de opleiding/faculteit over een stagecoördinator? − wie begeleidt de student bij de stage en welke begeleiding kan een student verwachten? − welke afspraken dienen in ieder geval vooraf met de stage-instelling te worden gemaakt, met name met betrekking tot de aard, omvang en inhoud en erkenning van de stage? − moet een stage-overeenkomst worden opgesteld? − moeten vooraf gemaakte afspraken worden voorgelegd aan een stagebegeleider of onderwijsinstituut en zo ja hoe? − moet een stagecontract worden opgesteld? − moet een stageverslag worden opgesteld, en zo ja, welke eisen worden gesteld aan het verslag? − kan een student in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) vergoeding van de gemaakte kosten voor het lopen van een stage (reis- en materiaalkosten)? − welke procedure moet een student volgen voor het indienen van klachten dan wel oplossen van geschillen?
Bulaanvraag In het opleidingsstatuut wordt aangegeven hoe en bij wie de student zijn of haar propedeuse- en bachelorbul kan aanvragen.
De aanvraagprocedure moet duidelijk in het opleidingsstatuut vermeld worden. Ook moet worden vermeld dat de student recht heeft op een Engelstalig diplomasupplement; het doel daarvan kan worden toegelicht.
Model opleidingsstatuut
3.
MASTEROPLEIDING
3.1
Toelatingsvoorwaarden voor de masteropleiding
18
Op elke bacheloropleiding volgt ten minste een masteropleiding zonder aanvullende eisen of toelatingseisen; welke dit is moet vermeld worden in de O.E.R van de bacheloropleiding. In de O.E.R. van de masteropleiding moeten de toelatingsvoorwaarden voor de masteropleidingen worden opgesomd.,. In het opleidingsstatuut moet vermeld worden hoe de student aan de (aanvullende) toelatingseisen van een niet-aansluitende masteropleiding kan voldoen (eisen en procedure).
Met ingang van het studiejaar 2009-2010 geldt voor alle aansluitende masteropleidingen dat toelating tot het onderwijs van de masteropleiding slechts mogelijk is na het behalen van het bachelorexamen. Bijgevolg zijn de opleidingen nadrukkelijk verzocht om zoveel als mogelijk is twee instroommomenten in een studiejaar te realiseren en tentamens en herkansingen zodanig te plannen dat studenten op tijd hun bachelordiploma kunnen behalen. De onderwijs en examenregeling van de opleiding bevat de meest actuele informatie omtrent de toelatingseisen.. De wet biedt de mogelijkheid om een of meer afstudeerrichtingen in een bacheloropleiding op te nemen die aansluiten op verschillende masteropleidingen. Indien een afstudeerrichting op meerdere masteropleidingen aansluit, mag tenminste bij één van deze masteropleidingen geen aanvullende eisen gesteld worden. Toelatingseisen niet-aansluitende masteropleidingen Voor de toelating tot een niet-aansluitende masteropleiding is een bewijs van toelating nodig. De student moet voldoen aan de gestelde eisen, vrijwel altijd het bezit van een bachelordiploma en wellicht aanvullende eisen. De eisen hebben uitsluitend betrekking op kennis, inzicht en vaardigheden die kunnen zijn verworven bij beëindiging van een bacheloropleiding. Cijfers zijn daarbij geen beslissend criterium voor toelating. In het opleidingsstatuut moet vermeld worden hoe de student aan de (aanvullende) toelatingseisen van een niet-aansluitende masteropleiding die door de UvA wordt verzorgd kan voldoen (eisen en procedure). Toelatingseisen op grond van een HBO-bachelordiploma Indien van toepassing moet in de O.E.R. (van de masteropleiding) worden aangegeven op welke wijze degenen met een HBO-bachelordiploma ondersteuning wordt geboden ter bevordering van een goede doorstroming naar een verwante masteropleiding via een schakel- of doorstroomprogramma.
3.2
Studieprogramma masteropleiding
Indeling van de modulen Zie voor de belangrijkste punten bij de indeling van de modulen par. 2.3.
Inschrijving/aanmelding voor de modules In het opleidingsstatuut moet de procedure volgens welke een student zich kan aanmelden voor de modules, alsmede het tijdstip waarop dat moet gebeuren, duidelijk worden vermeld.
Model opleidingsstatuut
19
Keuze masteropleidingen: In het opleidingsstatuut moet worden vermeld welke masteropleidingen bij welke bacheloropleidingen aansluiten. Bij de vermelding dienen de volgende masteropleidingen onderscheiden te worden: Aansluitende masteropleiding = een masteropleiding die zonder nadere toelatingseisen aansluit op een bacheloropleiding in hetzelfde vakgebied. Als de student een bacheloropleiding heeft gevolgd die niet geheel op hetzelfde vakgebied ligt of aan een andere instelling is gevolgd, dan kunnen aanvullende toelatingseisen worden gesteld. Deze eisen moeten in de O.E.R. worden opgenomen Ook is eventueel capaciteitsbeperking mogelijk voor studenten met een bacheloropleiding buiten het vakgebied van de masteropleiding of van een andere instelling. Laatstgenoemde groep studenten heeft voor toelating een bewijs van toelating nodig. Niet-aansluitende masteropleiding = een masteropleiding waarvoor toelatingseisen kunnen worden gesteld voor zowel de ‘eigen’ studenten als de studenten die elders een bachelordiploma behaald hebben en eventueel een capaciteitsbeperking. Deze eisen liggen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die kunnen zijn verworven bij een bacheloropleiding. Voor toelating is een bewijs van toelating nodig.
De toelatingseisen bij aansluitende en niet-aansluitende masteropleidingen komen overeen met kwaliteiten op het gebied van kennis , inzicht en vaardigheden die moeten zijn verworven bij het beëindigen van een bacheloropleiding. Cijfers alleen mogen geen beslissend criterium zijn voor toelating. Voorlichting In het opleidingsstatuut moet worden aangegeven hoe de voorlichting over de mogelijke afstudeerrichtingen, specialisaties en studeren in het buitenland is georganiseerd en op welke wijze de student begeleiding kan krijgen bij het maken van de keuze, bijvoorbeeld door een studiekeuzeadviseur. Voorlichting over de keuze tussen nationale en internationale masteropleidingen en over de toelatingseisen bij niet-aansluitende masteropleidingen.
Taal van het onderwijs
In de komende jaren zal het Engelstalige onderwijs, met name in de masteropleidingen, toenemen door de instroom van buitenlandse studenten. Dit betekent ook dat de studiegidsen, de brochures en het studentenhandboek in een Engelstalige versie moeten verschijnen. Er zullen strenge eisen gesteld moeten worden aan de Engelse taalvaardigheid van zowel studenten als docenten om de kwaliteit en het niveau van het onderwijs te kunnen waarborgen. Het organiseren van specifieke taalcursussen in de bacheloropleiding zal voor de studenten eventueel nodig zijn. In de O.E.R. moet worden aangegeven welke voertaal in de opleiding gehanteerd zal worden (zie ook 6.6). Voor aansluitende masteropleidingen die worden gevolgd door de studenten van de eigen opleiding kunnen geen aanvullende eisen aan de (Engelse en Nederlandse) taalvaardigheid worden gesteld. In die gevallen zal er in de bacheloropleiding aandacht moeten zijn voor het behalen van een voldoende niveau van het Engels. Voor aansluitende masteropleidingen voor studenten buiten de eigen opleiding kunnen wel aanvullende taaleisen worden gesteld. Voor niet-aansluitende masteropleidingen kunnen aanvullende eisen aan taalvaardigheid worden gesteld. Deze eisen hebben uitsluitend betrekking op kennis, inzicht en vaardigheden die kunnen zijn verworven bij beëindiging van een bacheloropleiding. Het ligt dus voor de hand dat in bacheloropleidingen onderdelen/trajecten worden opgenomen op het gebied van (Engelse) taalvaardigheid waarmee studenten zich voor een niet-aansluitende masteropleiding kunnen kwalificeren.
Model opleidingsstatuut
20
Internationalisering In het opleidingsstatuut moet worden aangegeven op welk moment in de masteropleiding een student onderwijs in het buitenland kan volgen of op welke manier de student zijn masterprogramma internationaal kan invullen. Voor algemene informatie over studeren in het buitenland kan verwezen worden naar het Serviceplein voor studenten op de website van de UvA.
Vrije keuzeruimte Eventuele door het onderwijsinstituut opgelegde beperkingen bij het kiezen van bepaalde vakken moeten expliciet in het opleidingsstatuut worden opgenomen. Tevens moet worden aangegeven welke mogelijkheden studenten hebben om advies en begeleiding te krijgen bij de invulling van de vrije keuzeruimte.
Bij de beschrijving van het masterprogramma moet een duidelijk overzicht worden gegeven van de ruimte die studenten hebben om naar eigen inzicht vakken te kiezen. Is de student volledig vrij in het kiezen van vakken of zijn in de O.E.R. bepaalde beperkingen vastgelegd? Titels/graden In het opleidingsstatuut moet worden aangegeven welke mastergraad, eventueel aangevuld met vermelding van het vakgebied of beroepenveld (Master of Science of Master of Arts) door de instelling wordt verleend op grond van een met succes afgelegd masterexamen.
De universiteit verleent aan een student die met succes het afsluitende masterexamen van een opleiding heeft afgelegd, de graad van master met een vermelding van het vakgebied of beroepenveld waarop die graad betrekking heeft. De student kan ook kiezen voor het voeren van de ‘oude’ titel als drs. of mr. Hij kan echter niet twee titels gelijk voeren en moet – afhankelijk van de situatie – een keuze maken. In de voorkomende gevallen moeten op de bul de wettelijke beroepseisen vermeld worden. Bulaanvraag In het opleidingsstatuut wordt aangegeven hoe en bij wie de student zijn of haar masterbul kan aanvragen.
De aanvraagprocedure moet duidelijk in het opleidingsstatuut vermeld worden. Ook moet worden vermeld dat de student recht heeft op een (Engelstalig) diplomasupplement; het doel daarvan kan worden toegelicht.
Model opleidingsstatuut
4.
ORGANISATIE VAN DE FACULTEIT
4.1
Bestuurlijke en onderwijskundige organisatie
21
Algemeen In het opleidingsstatuut moet een overzicht worden gegeven van de voor studenten relevante bestuurlijke organen en commissies van de faculteit, met een korte beschrijving van hun taak en op welke wijze de student ermee in contact kan komen. Duidelijk moet worden aangegeven welk orgaan welke voor studenten belangrijke regelingen of reglementen vaststelt. Ook moet worden opgenomen welke mogelijkheden studenten van de betreffende opleiding hebben om hun recht van medezeggenschap binnen de diverse bestuursorganen uit te oefenen.
Alhoewel de student slechts bij tijd en wijle te maken krijgt met de bestuurlijke organisatie van een onderwijsinstituut of faculteit is het toch uitermate zinvol een helder overzicht te geven. Het bestuur van de universiteit (inclusief het facultaire bestuur) komt ter sprake in hoofdstuk B8 van het Studentenhandboek. Voor het centrale bestuur kan derhalve worden volstaan met een verwijzing naar dit hoofdstuk. Wel moet worden vermeld wat de taak (functie) is van een bestuursorgaan, welke personen zitting nemen in het orgaan en op welke wijze de student in contact kan komen met het orgaan (bijvoorbeeld via een secretariaat of onderwijsbureau). Veel gebruikte afkortingen (jargon) zoals bijvoorbeeld ‘wp-leden’ of ‘obp-lid’ moeten worden vermeden óf duidelijk worden uitgelegd. Decaan In het opleidingsstatuut moeten de taken en bereikbaarheid van de decaan worden opgenomen. De decaan moet voorzien in een geregelde vorm van overleg over bestuurlijke aangelegenheden van de faculteit, waaraan zowel studenten als personeel (kunnen) deelnemen.
Onderwijsinstituten In het opleidingsstatuut moet een overzicht worden opgenomen van alle onderwijsinstituten die het onderwijs verzorgen voor een opleiding, inclusief adres (secretariaat), kamer, telefoon/faxnummer en e-mail adres van contactpersoon of secretariaat. Tevens moet een overzicht van personen opgenomen worden die werkzaam zijn in het onderwijsinstituut, met een beschrijving van hun functie. Vermeld moet worden wie de directeur van het onderwijsinstituut is, wat zijn of haar taken zijn en waar en wanneer de directeur bereikbaar is. Indien studenten een bepaalde functie binnen het onderwijsinstituut vervullen, moet dit ook opgenomen worden.
OWI-student en BO-student Als er bij het onderwijsinstituut een student is aangewezen bij wie andere studenten terechtkunnen met klachten op het gebied van onderwijs (de OWI-student), dient deze hier genoemd te worden, inclusief zijn of haar bereikbaarheidsgegevens. Hierbij kan verwezen worden naar het hoofdstuk over rechtsbescherming (hoofdstuk 7). Bij sommige onderwijsinstituten wordt de OWI-student ook wel omschreven als de Ombudsstudent. Aangezien deze benaming een niet bestaande relatie met de universitaire Ombudsman suggereert wordt het gebruik van het woord Ombudsstudent met klem afgeraden.
Sinds kort kennen sommige faculteiten een zogenaamde BO-student: een student die betrokken is bij het bestuurlijk overleg met decaan en/of onderwijsdirecteur. Het verdient aanbeveling zowel een beschrijving van de taken als van de bereikbaarheid van deze student op te nemen.
Model opleidingsstatuut
22
Opleidingscommissie Vanwege het belang voor studenten moeten in het opleidingsstatuut met name de taak en bevoegdheden van de opleidingscommissie nadrukkelijk aan de orde komen. Ten minste één contactpersoon van de opleidingscommissie dient vermeld te worden (telefoonnummer of emailadres) en indien mogelijk ook de samenstelling van de commissie Zowel voor bachelor- als masteropleidingen dienen opleidingscommissies ingesteld te worden Het is mogelijk om voor een bacheloropleiding en masteropleiding één opleidingscommissie in het leven te roepen.
De opleidingscommissie wordt bij faculteitsreglement ingesteld en heeft als wettelijke taak het gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de andere facultaire bestuursorganen over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs van de opleiding. Een belangrijke taak van de commissie is de jaarlijkse beoordeling van de wijze van uitvoering van de onderwijs- en examenregeling. Minimaal de helft van het aantal leden is student en ingeschreven aan de betreffende opleiding. N.B. Studenten hechten er veel waarde aan dat in het opleidingsstatuut uitgebreid aandacht wordt besteed aan de opleidingscommissie. Opleidingscommissie voor bachelor- en masteropleidingen Op grond van de wet is het mogelijk om een opleidingscommissie voor een bacheloren een of meer masteropleidingen tezamen in te stellen. Studentenraad In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen hoe de Studentenraad en de opleidingscommissie de inrichting van het onderwijs en de onderwijs- en examenregeling regelmatig beoordelen. Waar mogelijk moet worden verwezen naar het faculteitsreglement. In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen hoe de medezeggenschap van studenten is geregeld. Aangegeven moet worden waar en wanneer de Studentenraad en de Opleidingscommissie te bereiken zijn (contactpersoon, adres, kamernummer, telefoonnummer, e-mail adres). Ook dient aandacht te worden besteed aan de samenstelling en de werkwijze van de FSR.
Omdat in het faculteitsreglement nadere regels zijn gesteld omtrent het bestuur en de inrichting van de faculteit, dient in het opleidingsstatuut in ieder geval het doel en inhoud van het reglement kort te worden toegelicht. In het reglement dienen bepalingen omtrent onder meer de regelmatige beoordeling van de onderwijs- en examenregelingen van de opleidingen binnen de faculteit te worden opgenomen. Examencommissie -
-
In het opleidingsstatuut moet bij de bespreking van de examencommissie aan de volgende punten in ieder geval aandacht worden besteed: de bevoegdheden van de examencommissie met betrekking tot het nemen van besluiten omtrent tentamens en examens, het verlenen van vrijstellingen, het geven van goedkeuring aan studieprogramma’s voor de vrije opleiding en het treffen van maatregelen in geval van fraude; besluitvormingsprocedure van de examencommissie; vergaderschema van de commissie zodat de student weet wanneer op een verzoek wordt beslist; de regelingen en reglementen die de commissie heeft opgesteld; de klachtbehandeling en beroepsprocedure van de examencommissie.
Voor studenten is de examencommissie één van de belangrijkste organen van de universiteit. Het verdient dan ook aanbeveling om in het opleidingsstatuut de leden van de examencommissie (in elk geval de voorzitter) met name te noemen. De commissie heeft als wettelijke taak het afnemen van de examens en de organisatie en
Model opleidingsstatuut
23
coördinatie van de tentamens 12 . De examencommissie kan ook een belangrijke rol spelen bij het oplossen van klachten over tentamens en examens. Het is dan ook aan te raden om deze rol van de examencommissie expliciet te vermelden.Verder kan de examencommissie maatregelen treffen in geval van fraude. (Zie paragraaf 6.14) Onderwijscommissie Er zijn faculteiten die beschikken over een ‘onderwijscommissie’, ‘onderwijsgroep’, ‘commissie onderwijsbeleid’, ‘bachelor-master-commissie onderwijs’ of een commissie met een vergelijkbare benaming. Voor alle duidelijkheid, een onderwijscommissie hoeft, in tegenstelling tot een opleidingscommissie, niet te worden ingesteld op grond van een wettelijke bepaling. Faculteiten zijn derhalve in beginsel vrij in het bepalen van de naam, taken en bevoegdheden van een onderwijscommissie. Om verwarring voor studenten te voorkomen streeft de UvA echter wel naar eenduidig gebruik van namen. Overige facultaire commissies Gezien het grote aantal commissies dat aan een faculteit opereert, is het wenselijk een overzicht, en waar relevant een contactpersoon van de bestaande commissies te geven. Onderzoekinstituten Voor het totale beeld op onderwijs- en onderzoek-gebied is het wenselijk een overzicht van de onderzoekinstituten te geven die verbonden zijn aan de faculteit. Afdelingen De functie van afdelingen en hun positie in de organisatie van de faculteit kan hier worden toegelicht. 4.2
Faciliteiten
Algemeen
-
In de studiegids wordt melding gemaakt van alle facultaire faciliteiten voor studenten. Hierbij behoeven ict-faciliteiten aparte aandacht. Bij alle faciliteiten moet worden aangegeven (voorzover toepasselijk): openingstijden; voorwaarden voor het gebruik; kosten voor toegang en gebruik inclusief eventuele door de student zelf aan te schaffen materialen die nodig zijn voor het gebruik van de voorziening; de begeleiding die een student kan krijgen; gebruik van passwords e.d.
De WHW verplicht expliciet tot vermelding in het opleidingsstatuut van ‘de ondersteunende faciliteiten die de student door de instelling worden aangeboden’12 De wettelijke basis voor facultaire studiefaciliteiten wordt gevormd door de volgende twee artikelen: 1. De student heeft het recht van toegang tot de gebouwen en collecties van de universiteit tenzij naar het oordeel van het College van Bestuur de aard of het belang van het onderwijs of onderzoek zich daartegen verzet13 2. De student heeft het recht om gebruik te maken van de studentenvoorzieningen van de universiteit.14. 1112 Art. 7.12 lid 1 WHW
Model opleidingsstatuut
24
De wet maakt geen onderscheid tussen studenten van de eigen opleiding en overige studenten van de universiteit. In het Studentenhandboek komen de faciliteiten aan de orde die beschikbaar zijn voor alle studenten aan de UvA15 In het opleidingsstatuut hoeven alleen die specifieke studentenvoorzieningen te worden opgenomen die de faculteit of het onderwijsinstituut beheert. Voor de overzichtelijkheid kan het zinvol zijn te wijzen op (de belangrijkste) algemene voorzieningen en bijvoorbeeld verwijzingen naar websites op te nemen (zie voor meer informatie hoofdstuk A5 van het Studentenhandboek). Gehandicapten Aanbevolen wordt om in het opleidingsstatuut expliciet de voorzieningen te vermelden die de faculteit of het onderwijsinstituut beschikbaar stelt voor gehandicapte studenten (bijv. gehandicaptenparkeerplaats, speciale apparatuur etc). Ook dient duidelijk aan te worden gegeven op welke manier rolstoelgebruikers toegang hebben tot de gebouwen en de collegezalen. Het is wenselijk om in het opleidingsstatuut een eventuele facultaire contactpersoon te noemen (naam, telefoonnummer, kamernummer, spreekuren). Verder is het nuttig te verwijzen naar de Commissie Voorzieningen Gehandicapten en de studentendecaan belast met gehandicaptenzaken (voor meer informatie zie Studentenhandboek, hoofdstuk A5.
Gebouwen In het opleidingsstatuut moeten eventuele (schriftelijke) aanwijzingen namens de decaan omtrent het gebruik van universitaire gebouwen, terreinen en andere universitaire voorzieningen worden vermeld.
De decaan heeft zijn bevoegdheid tot het nemen van ordemaatregelen veelal ondergemandateerd aan de directeur bedrijfsvoering. In de dagelijkse praktijk zijn het vaak gebouwopzichters en portiers die deze bevoegdheid uitoefenen. Als er sprake is van bepaalde beperkingen voor studenten van het gebruik van gebouwen of voorzieningen dient dit te worden vermeld. Bibliotheken Een overzicht van de bibliotheken van de faculteit en de universiteit moet in het opleidingsstatuut worden opgenomen. De adressen, de openingstijden en de telefoonnummers moeten tevens vermeld worden. De faculteit moet wat betreft openingstijden van haar bibliotheek voldoen aan de 50-uren norm. De uitleenregeling, in het bijzonder de uitleentermijn(en) en de mogelijkheid van boetes bij het te laat retourneren van geleende boeken, moet worden opgenomen in het opleidingsstatuut.
In het opleidingsstatuut moet duidelijke informatie gegeven worden over de aanwezige bibliotheken, zowel facultair als universitair. Zoveel mogelijk wordt in het opleidingsstatuut tevens aangegeven welke informatie, voorzieningen en begeleiding de student kan krijgen in de bibliotheek. Studieruimten In het opleidingsstatuut moet worden vermeld op welke gronden de toegang tot studieruimten (inclusief computergebruikersruimten) kan worden beperkt en de wijze waarop gebruik (zal) worden gemaakt van de hierboven genoemde bevoegdheid. Ook moet worden aangegeven welke personen deze bevoegdheid namens de decaan uitoefenen. Tevens dienen in het opleidingsstatuut nadere regels te worden opgenomen omtrent het gebruik van de studieruimten, met name met betrekking tot de handhaving van de rust en orde. Tot slot moeten ook de openingstijden, het aantal studieplaatsen en eventuele aanvullende voorzieningen worden opgenomen in het opleidingsstatuut.
Model opleidingsstatuut
25
Het College van Bestuur heeft aan decanen de bevoegdheid gemandateerd om de toegang tot studieruimten te beperken. De toegang mag uitsluitend worden beperkt in geval van capaciteitsproblemen. Deze problemen moeten zich daadwerkelijk voordoen. De toegang beperken op grond van de verwachting dat zich een tekort aan studieplekken zal voordoen, is niet geoorloofd. Een beperking mag nimmer zodanig zijn dat geen mogelijkheid tot redelijk gebruik van de voorziening overblijft. Studenten aan wie de toegang tot een studieruimte wordt ontzegd op grond van capaciteitsproblemen dienen informatie te krijgen wanneer zij wel toegang kunnen krijgen. Facultaire computergebruikersruimten In het opleidingsstatuut moet zijn aangegeven wat de kosten voor computerfaciliteiten zijn, zoals printen, scannen en computercursussen. Ook de geldende gedragsregels, met name voor het gebruik van de computervoorzieningen en het universitaire netwerk (persoonlijke homepage) moeten aan bod komen in het opleidingsstatuut.
Voor beperkingen van de toegang tot computerruimten geldt dezelfde regel als bij studieruimten. De inrichtingsvoorwaarden die gesteld zijn voor studieruimten gelden eveneens voor computergebruikersruimten. In hoofdstuk B9 van het Studentenhandboek wordt ingegaan op oneigenlijk en onrechtmatig gebruik van computervoorzieningen. Onrechtmatig en oneigenlijk gebruik is in ieder geval: - gebruik door derden (personen die niet werken of studeren aan de UvA); - gebruik anders dan ten behoeve van hoger onderwijs en / of onderzoek dan wel maatschappelijke dienstverlening; - gebruik waarbij inbreuk wordt gemaakt op de rechten van derden. Hierbij valt met name te denken aan schending van privacy en auteursrechten. In het opleidingsstatuut kan dus voor de geldende gedragsregels naar Hoofdstuk B9 van het Studentenhandboek worden verwezen. College- en practicumzalen In het opleidingsstatuut moeten regels met betrekking tot het gebruik, de openingstijden, de begeleiding, (milieu)hygiëne en veiligheid in college- en practicumzalen worden opgenomen.
Kantines Het is aan te raden om op te nemen waar kantines, koffiebalies, automaten e.d. gelokaliseerd zijn en wanneer service beschikbaar is. Kopieerfaciliteiten Het opleidingsstatuut moet een overzicht geven van de locaties waar gekopieerd kan worden, tegen welke kosten en waar welke kopieerkaarten kunnen worden gebruikt en gekocht. Tevens dient informatie te worden gegeven over de reproductieservice voor bijvoorbeeld scripties en onderzoeksverslagen en de diensten die aldaar beschikbaar zijn voor studenten, indien de faculteit over een dergelijke service beschikt.
Cursussen Het is aan te raden in het opleidingsstatuut melding te maken van alle facultaire cursussen die gericht zijn op studenten, en cursussen die door centraal niveau worden aangeboden, voor zover die opleidingsgerelateerd zijn.
Model opleidingsstatuut
26
4.3 Studieverenigingen In het opleidingsstatuut kunnen studieverenigingen/organisaties/stichtingen worden opgenomen die activiteiten ontplooien op het (vak)gebied van de opleiding of faculteit. De faculteit verzoekt alle studieverenigingen hiervoor informatie aan te leveren. Aandachtspunten: - doelstelling(en) - voorzieningen/diensten/activiteiten die de organisatie biedt - lidmaatschapskosten - (web)adres, telefoonnummer en e-mail adres van de contactpersoon. 4.4
Informatievoorziening
Algemeen Goede informatievoorziening is van het grootste belang voor studenten. Zij moeten tijdig en op heldere wijze worden geïnformeerd over (actuele) facultaire aangelegenheden. In de afgelopen tijd heeft er op het gebied van de informatievoorziening een duidelijke verschuiving plaatsgevonden van papieren informatievoorziening naar digitale informatievoorziening. Deze tendens zal in de komende jaren alleen maar toenemen, en ook de gebruikers zullen zich steeds meer richten op de digitale media. Een punt van aandacht hierbij is dat met het gebruik van de nieuwe media de informatievoorziening over nog meer bronnen wordt verdeeld, en dat het voor de student duidelijk moet zijn waar welke informatie te vinden is. Het opleidingsstatuut moet aangeven waar en wanneer welke informatie bekend wordt gemaakt. Het dient zeer helder te zijn via welke vaste informatiekanalen “last minute” informatie over bijvoorbeeld afwezigheid van docenten en wijzigingen in het collegerooster de studenten bereikt. In veel opleidingstatuten worden meerdere informatiebronnen genoemd (Folia, faculteitsblad, website, blackboard, email, prikborden etc) zonder dat duidelijk is welke vaste bronnen worden gebruikt voor belangrijke ‘last minute’ wijzigingen. Het verdient aanbeveling om in het opleidingsstatuut maximaal twee informatiebronnen (één digitale en één fysieke informatiebron) te bepalen (in plaats van een veelvoud aan mogelijkheden) waarvan de student geacht wordt ze regelmatig te bekijken.
Telefoonnummer voor berichten van studenten Ook voor het doorgeven van berichten door de student (bijv. onvoorziene afwezigheid bij een tentamen) kan het opnemen van een makkelijk toegankelijk en goed bereikbaar telefoonummer(s) vooraan in de studiegids van belang zijn. UvA website De UvA beschikt over een website: http://www.uva.nl. Hier is veel algemene onderwijs- en UvA-informatie voor studenten te vinden. Veel faculteiten hebben studenteninformatie op hun eigen webpagina’s geplaatst. Aangezien ook het aantal studenten dat toegang heeft tot het internet snel groeit, kan in het opleidingsstatuut een overzicht worden gegeven van de informatie die ‘online’ beschikbaar is: - Het Studentenhandboek - De digitale studiegids - Het universiteitsreglement - De Medezeggenschapsregeling Studenten - Klachtenregeling Ombudsman - Het Reglement voor de Gezamenlijke Vergadering (CSR en COR) - Het Reglement voor de Centrale Studentenraad - Actuele informatie over relevante wet- en regelgeving
Model opleidingsstatuut
27
Studieweb In het studentenstatuut dient aangeven te worden op welke wijze de faculteit gebruik maakt van het studieweb. Bijvoorbeeld: welke geregistreerde gegevens zijn terug te vinden op het studieweb (bijv. tentamenuitslagen) en voor welke doeleinden dienen de studenten het studieweb te gebruiken (bijvoorbeeld inschrijving tentamens en colleges, doorgeven van adreswijzigingen etc). Ook dient te worden vermeld hoe de student toegang verkrijgt tot het studieweb (hoe verkrijgt de student het emailadres en wachtwoord). Digitale prikborden Aangegeven dient te worden welke informatie te vinden is op de digitale prikborden (bijvoorbeeld college- en tentamenroosters) en waar het elektronische prikbord op de facultaire internetsite te vinden is. Aangeraden wordt om naast de elektronische prikborden ook fysieke prikborden te gebruiken bij de onderwijsbalies. Het Service & Informatiecentrum In het Service & Informatiecentrum is de Dienst Studentenzaken gehuisvest, hieronder vallen de volgende afdelingen: Studentendecanen, Loopbaan Advies Centrum, Bureau Internationale Samenwerking, Studentenpsychologen en de Informatiebalie (www.uva.nl/studentenzaken). Het verdient aanbeveling om informatie over het Service & Informatiecentrum op te nemen in het opleidingsstatuut met verwijzing naar de website. De volgende tekst wordt aanbevolen: In het Service & Informatiecentrum van de UvA kunnen studenten terecht voor alle vragen die betrekking hebben op studeren en de randvoorwaarden voor studeren: vragen over studies aan de UvA, inschrijving, colloquium doctum, studiefinanciering, huisvesting, fondsen, studie en opleidingen aan andere universiteiten, studeren in het buitenland enz. Ook voor het aanvragen van examens, afspraken met studentendecanen, adreswijzigingen en voor informatie over congressen, lezingen en promoties aan de UvA kunnen studenten hier terecht. Verder is er in het Service & Informatiecentrum een speciale balie voor (de opvang van) internationale studenten, het ASVA/Studentenunie kamerbureau. Het documentatiecentrum maakt deel uit van het Service & Informatiecentrum. Een student kan zich hier oriënteren op een andere studie of opleiding. Daarnaast is er in het documentatiecentrum uitgebreide arbeidsmarktdocumentatie en informatie over studeren in het buitenland aanwezig. Het Service & Informatiecentrum onderhoudt een uitgebreide “vraag en antwoord” site: www.student.uva.nl/faq Service & Informatiecentrum Binnengasthuisstraat 9 1012 ZA Amsterdam Telefoon (020) 525 8080 Openingstijden Service & Informatiecentrum: maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur Telefonische bereikbaarheid: maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur
Studiegids In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen waar de studiegids voor het nieuwe studiejaar te verkrijgen is.
De faculteiten moeten vóór 1 juli de studiegids van het daaropvolgende studiejaar gratis aan iedere student beschikbaar stellen. In de gids moet onder meer worden opgenomen een beschrijving van het onderwijsaanbod van de faculteit, het onderwijsinstituut of de opleiding, en van het onderwijsprogramma, de nadere regeling van de inrichting en omvang van de examens, de faciliteiten, regelingen en eisen betreffende studieadvisering, beroepsmogelijkheden en overige informatie aangaande het onderwijs
Model opleidingsstatuut
28
in de opleiding. Al deze informatie moet op zodanige wijze worden verstrekt dat de student zich een goed oordeel kan vormen omtrent de inhoud en de inrichting van het onderwijs. Faculteits- en studiebladen Aandachtspunten: - Welke bladen worden door faculteit of onderwijsinstituut uitgegeven? - Met welke frequentie worden deze gepubliceerd? - Waar zijn de bladen verkrijgbaar? - Welke informatie wordt erin opgenomen? - Worden de bladen digitaal of in papier uitgegeven? Prikborden Aandachtspunten: - Waar zijn prikborden opgehangen? - Waar worden facultaire mededelingen opgehangen? - Welke mogelijkheden zijn er voor studenten om berichten op te hangen? Blackboard De meeste faculteiten bieden via Blackboard een digitale leeromgeving aan. Binnen blackboard is er met name sprake van informatieuitwisseling tussen de docent en de student en tussen de studenten onderling. Aandachtspunt is hoe de informatie die via Blackboard wordt verspreid zich verhoudt tot de informatievoorziening die via de facultaire website, de digitale prikborden en het studieweb plaatsvindt. Het moet voor de student helder zijn welke informatie waar te vinden is. Onderwijsinstituut In het opleidingsstatuut moet worden aangegeven welke voorzieningen het Onderwijsinstituut biedt aan studenten, of er speciale studentenbalies zijn, wat de openingstijden daarvan zijn en waar de voorzieningen zijn gevestigd.
Onderwijsadministratie In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen voor welke informatie de student op welke tijden terecht kan bij de onderwijsadministratie.
Afdelingssecretariaat In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen voor welke informatie een student bij het secretariaat van een afdeling terecht kan en wanneer dit is geopend.
Syllabiverkoop In het opleidingsstatuut moet aangegeven worden wanneer, waar en op welke tijden door het onderwijsinstituut verzorgd studiemateriaal kan worden afgehaald/gekocht.
Overige facultaire informatievoorziening Een student kan vaak informatie krijgen bij portiers, helpdesk, bibliotheken en andere instanties. Voor zover van belang kunnen deze personen en instanties worden opgenomen en toegelicht in het opleidingsstatuut.
Model opleidingsstatuut
5.
29
ONDERWIJS EN STUDENTENZAKEN
5.1 Onderwijsinstituut Aandachtspunten: - locatie - openingstijden - aangeboden voorzieningen, bereikbaarheid, service, informatie 5.2 Studieadviseur Aandachtspunten: - Wat zijn de taken van de studieadviseur? - Wie functioneren als studieadviseur? - Wanneer zijn de spreekuren? - Is er een inloopspreekuur en zo ja wanneer? - Welke mogelijkheden heeft een student om in geval van spoed op korte termijn in contact te komen met een studieadviseur? - Welke voorzieningen, informatie en begeleiding kan de student verwachten van de studieadviseur? Een verwijzing in het opleidingsstatuut naar de paragraaf over studiebegeleiding (6.10) is hier op zijn plaats. 5.3
Privacyregeling In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen welke facultaire registraties van studenten er zijn en op welke wijze de privacy is beschermd bij registraties van studenten. Tevens dienen de voor studenten belangrijkste bepalingen uit het bijbehorende reglement, met name het recht op inzage en wijziging, te worden uitgelegd en toegelicht in het opleidingsstatuut.
Het wettelijk kader voor de omgang met persoonsgegevens is vastgelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP). Deze wet is vanaf 1 september 2001 van kracht en is de opvolger van de Wet persoonsregistraties. Voor het zorgvuldig verwerken van persoonsgegevens schrijft de WBP een aantal dwingende normen voor. Voorbeelden hiervan zijn dat persoonsgegevens niet mogen worden verwerkt voor onverenigbare doeleinden dan waarvoor ze verzameld zijn en dat de verwerking van de persoonsgegevens moet berusten op de in de WBP genoemde grondslag, zoals toestemming, overeenkomst, wettelijke plicht of gerechtvaardigd belang van de verzameling van persoonsgegevens. Voor bijzondere gegevens zoals bijvoorbeeld, godsdienst, ras en politieke gezindheid gelden striktere normen. De verwerking moet vooraf gemeld worden bij het College bescherming persoonsgegevens of een functionaris voor de gegevensbescherming tenzij verwerking daarvan is vrijgesteld. Aparte regels gelden voor het verwerken van gegevens voor wetenschappelijk onderzoek. Studenten hebben het recht kennis te nemen van hun gegevens en om hun gegevens te wijzigen en bezwaar te maken tegen de verwerking van hun gegevens. 5.4 Interne klachtenregeling In het opleidingsstatuut moet worden aangegeven welke mogelijkheden de student heeft om klachten in te dienen of voor te leggen. De facultaire klachtenprocedures dienen helder en overzichtelijk te worden uitgelegd. Met name dient uitgelegd te worden hoe wordt voldaan aan het essentiële beginsel van hoor en wederhoor. Zie voor een toelichting hoofdstuk 7.2.
Model opleidingsstatuut
5.5
30
Vertrouwenspersoon Zijn op de faculteit of bij een onderwijsinstituut één of meerdere vertrouwenspersonen aangesteld dan moet in het opleidingsstatuut worden opgenomen: - de namen van deze personen en waar zij werkzaam zijn; - op welke wijze (telefonisch/schriftelijk) de studenten in contact kunnen komen met de vertrouwenspersoon; - welke hulp en begeleiding een vertrouwenspersoon kan bieden bij het oplossen van de problemen.
Naast de universitaire Vertrouwenspersoon (seksuele) intimidatie, geweld, agressie en discriminatie17 hebben veel faculteiten of onderwijsinstituten ook een eigen vertrouwenspersoon. Voor studenten heeft dit als voordeel dat zij op de eigen faculteit terecht kunnen met hun problemen. Waar mogelijk kan dan binnen de facultaire organisatie worden gezocht naar een oplossing.
Model opleidingsstatuut
6.
31
STUDIE ALGEMEEN
6.1 Algemeen In dit hoofdstuk kunnen een groot aantal bepalingen uit de Onderwijs- en Examenregeling worden uitgelegd, onder verwijzing naar de betreffende bepalingen. 6.2
Doelstellingen In het opleidingsstatuut moeten de doelstellingen van de bachelor- en masteropleiding duidelijk worden aangegeven18
De doelstelling is een algemene formulering van het doel van de opleiding. 6.3
Eindtermen In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen: welke kennis en inzicht een student moet hebben verworven bij het afsluitend examen; welke vaardigheden een student zich eigen moet hebben gemaakt; en welke leerdoelen de verschillende modulen hebben.
De eindtermen zijn een inhoudelijke en gedetailleerde uitwerking van de doelstelling van de bachelor- en masteropleidingen. Waar nodig moeten voor de diverse fasen (bijvoorbeeld propedeutische fase, bachelorafstudeerrichtingen, masterdifferentiatieen masterspecialisatiefase) van de bachelor- en masteropleidingen afzonderlijke eindtermen worden geformuleerd. Het onderscheid tussen eindtermen en leerdoelen is dat eindtermen betrekking hebben op de opleiding als geheel terwijl leerdoelen gericht zijn op een bepaalde module. 6.4
Toegang tot de bacheloropleiding In het opleidingsstatuut worden de eisen (verplichte vakken) aangegeven die zijn gesteld aan de toegang tot een bacheloropleiding. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de volgende vragen: 1. Wat zijn de consequenties voor een student die niet voldoet aan de gestelde eisen? Sinds de invoering van de VWO-profielen is de deficiëntieregeling vervallen. Aan de eventuele verplichte aanvullende (profiel)ingangseisen moet voor de inschrijving voor de bacheloropleiding voldaan zijn. Aankomende studenten die instromen op basis van een hbo-propedeuse, hbo-diploma, colloquiumdoctumonderzoek of buitenlands diploma, moeten in principe eerst voldaan hebben aan de aanvullende ingangseisen alvorens zij zich kunnen inschrijven voor een bacheloropleiding. Slechts voor enkele opleidingen (beta-opleidingen) kan van deze regeling worden afgeweken. Indien een aanstaande student voorwaardelijk wordt toegelaten tot een bacheloropleiding, dient in de O.E.R. opgenomen te worden binnen welke termijn de betreffende deficiëntie(s) weggewerkt moeten zijn. 2. Op welke manier kan een aankomende student zijn of haar deficiënties wegwerken of aan aanvullende ingangseisen voldoen, hoeveel tijd kost dit en welke kosten zijn er aan verbonden?
Naast de voorwaarden voor toelating als student aan de UvA19 gelden voor de meeste opleidingen specifieke eisen of een profiel voor de toelating tot de opleiding. Deze eisen hebben met name betrekking op het vakkenpakket van de aankomende student of het gekozen profiel. Studenten die niet het juiste profiel hebben voor een bepaalde opleiding of niet de juiste keuzevakken in het vrije deel hebben afgerond moeten eventuele aanvullende vakken voorafgaande aan de inschrijving met succes afleggen. Deze eisen moeten vastgelegd worden in de O.E.R.
32
Model opleidingsstatuut
Bij termen als niet-formele deficiënties, niet-verplichte of vrijwillige toelatingseisen Deficiëntie
Profiel
: het ontbreken van een door de wet of universiteit voor de opleiding verplicht gesteld vak in het eindexamenpakket van de aankomende student van de betreffende opleiding (conform art. 7.25 lid 1 WHW). : een vwo-examen kan verkregen worden in vier profielen: Cultuur en Maatschappij, Economie en Maatschappij, Natuur en Gezondheid en Natuur en Techniek. Niet alle profielen geven rechtstreeks toelating tot een opleiding. Soms moeten een of meerdere vakken in het vrije deel afgerond zijn, soms is toelating op grond van een niet-aansluitend profiel zelfs onmogelijk. Deze nadere (profiel)eisen moeten in het algemeen voorafgaande aan de inschrijving als eerstejaars weggewerkt zijn.
of benamingen van gelijke strekking is sprake van een ‘contradictio in terminis’; deze termen moeten derhalve worden vermeden ter voorkoming van verwarring. In het opleidingsstatuut kunnen wel aanbevelingen worden opgenomen over de kennis die een student heeft voor aanvang van het onderwijs voor de opleiding. Tussen aanbevelingen en eisen dient echter wel een duidelijk onderscheid te worden gemaakt. Colloquium doctum Iedere faculteit heeft een colloquium-doctumcommissie die de toetsen organiseert, de examendata bepaalt en besluit of men eventueel in aanmerking komt voor één of meer vrijstellingen. Omdat het opleidingsstatuut in hoofdzaak is geschreven voor studenten die reeds zijn ingeschreven aan de UvA is het weinig zinvol uitgebreid in te gaan op het colloquium doctum. Verwezen kan worden naar de brochure ‘Colloquium Doctum’, verkrijgbaar bij het Service & Informatiecentrum en naar informatie hierover op de UvA-website (http://www.uva.nl/studentenhandboek, hoofdstuk B 2.2, onder 2.2.4 colloquium doctum). 6.5
Opleiding
Aanbod Aandachtspunten: - vermelding van de opleidingen die door de faculteit worden aangeboden; - of een bachelor-masteropleiding voltijds en/of deeltijds is; - korte beschrijving van de bachelor- en masteropleidingen; - beschrijving van de binnen een bachelor- of masteropleiding mogelijke afstudeerspecialisaties; - onderlinge verschillen tussen de diverse opleidingen; - mogelijkheden van aanvullende informatie/voorlichting over de bachelor-en masteropleidingen. Vrij onderwijsprogramma In het opleidingsstatuut kan worden gewezen op de mogelijkheid van een vrij onderwijsprogramma binnen de bachelor- of masteropleiding. Daarbij moet de procedure worden beschreven die een student kan volgen om het gekozen onderwijsprogramma te laten goedkeuren door de examencommissie.
33
Model opleidingsstatuut
Vrij onderwijsprogramma:
een door de student zelf gekozen onderwijsprogramma (bachelor of master) waaraan een examen is verbonden. Het programma wordt samengesteld uit de door de UvA aangeboden onderwijseenheden. De examencommissie die daarvoor het meest in aanmerking komt verleent de goedkeuring en geeft tevens aan tot welke opleiding het programma behoort (conform art. artikel 7.3c WHW).
Honours diploma In het opleidingsstatuut dient te worden gewezen op de mogelijkheid van een honours diploma.
Honours diploma
: de student behaalt een UvA-honours diploma indien gedurende de bachelor minimaal 15% extra onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd, waarbij de eigen opleiding is afgerond met minimaal een 7 gemiddeld, waarbij de opleiding is afgerond binnen de nominale tijd (3 jaar) en waarbinnen bij voorkeur één interdisciplinair onderdeel is gevolgd.
Beroepsperspectieven en doorstroommogelijkheden na bachelor- en masterexamen Na een bachelorexamen kan een student in principe besluiten om (tijdelijk) te stoppen met studeren. Voorlichting over de mogelijkheden die de student heeft zowel op de huidige arbeidsmarkt als over mogelijke (korte) studies elders (bijv in het buitenland), is belangrijk. Een groot aantal studenten zal besluiten om de studie te vervolgen en een masteropleiding te gaan volgen. Aangezien het aantal mogelijkheden legio zal zijn, zeker als de student zich ook nationaal en internationaal oriënteert, is goede en tijdige voorlichting hierover onontbeerlijk. Aandachtspunten - Welke mogelijkheden heeft de student na een bachelorexamen om zijn studie voort te zetten en een masteropleiding te gaan volgen, zowel nationaal als internationaal? - Welke beroepen kan een student vervullen na het voltooien van de bachelor of masteropleiding? Hierbij is het aan te bevelen de informatie uit te splitsen naar de verschillende afstudeerrichtingen/majors. Aandacht dient te worden besteed aan de kenmerken/beroepsperspectieven die van specifiek belang zijn voor de student bij het maken van de studie(specialisatie)keuze; - Binnen welk(e) vakgebied(en) kan de student gaan werken? Wat zijn de stagemogelijkheden? - Hoe zijn de vooruitzichten op de arbeidsmarkt? - Welke mogelijkheden heeft een student om zich te oriënteren op de arbeidsmarkt? (Zie hiervoor ook hoofdstuk A5 van het Studentenhandboek) - Voorzieningen die door het eigen onderwijsinstituut en/of de eigen faculteit worden aangeboden; - Voorzieningen die het Loopbaan Advies Centrum biedt (zie hoofdstuk A6 van het Studentenhandboek). Indien het LAC speciale voorzieningen aanbiedt voor studenten van de eigen opleiding moet hieraan aandacht worden besteed. Duaal Academisch Onderwijs Indien de faculteit duaal academisch onderwijs aanbiedt, dient hiervan melding te worden gemaakt in het opleidingsstatuut. Hierbij dient aandacht te worden besteed aan de volgende punten:
Model opleidingsstatuut
− − − − −
34
Welke persoonlijke begeleiding wordt er aan de student geboden, zowel vanuit de opleiding door de docenten, als door de coaches op de werkplek en/of door de medewerkers van het Instituut voor Interdisciplinaire opleidingen. Welke vaardigheidstrainingen en themabijeenkomsten worden aangeboden ter voorbereiding op de beroepspraktijk Wat voor soort werkplekken worden aangeboden, met wat voor functies en met welke salariëring Welke garanties worden er gegeven voor de kwaliteit van het onderwijs en de werkplek Wat wordt verwacht van de student met betrekking tot participatie, gedragscodes etc.
Duaal onderwijs zal zowel in de bacheloropleiding als de masteropleiding mogelijk zijn. Voor een bacheloropleiding dient duidelijk aangegeven te worden welke masteropleidingen aansluitend gevolgd kunnen worden. Omgekeerd zullen voor een duale masteropleiding duidelijke toelatingseisen geformuleerd moeten worden. 6.6
De uitvoering van het onderwijsprogramma
Deelname aan het onderwijs Als er beperkingen gelden bij de deelname aan het onderwijs dan moeten die worden opgenomen in het opleidingsstatuut.
De student heeft het recht om deel te nemen aan het onderwijs aan de UvA20. In beginsel kan iedere student, ongeacht voor welke opleiding hij of zij is ingeschreven, deelnemen aan het onderwijs. Het College van Bestuur heeft echter de bevoegdheid de toegang tot het onderwijs te beperken. De toegang kan in vier gevallen worden beperkt: − als de inschrijving voor de opleiding waar het onderwijs wordt gegeven is beperkt (numerus fixus); − als de beschikbare onderwijscapaciteit beperkt is; dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij een practicum; − als het onderwijs wordt verzorgd in het kader van een lerarenopleiding; − bij een niet-aansluitende masteropleiding of een bepaalde aansluitende masteropleiding: als er een capaciteitsbeperking is ingesteld, zie par. 3.2. Inrichting De volgende twee eisen met betrekking tot de inrichting van het onderwijs moeten in het opleidingsstatuut nader worden uitgewerkt: 1. De student moet zich met het overzicht van het onderwijsaanbod een goed oordeel kunnen vormen omtrent inhoud en inrichting van het onderwijs en van de examens 2. De opleiding moet zodanig worden ingericht dat de student kan voldoen aan de norm voor de studievoortgang
De opleiding moet een student in redelijkheid voldoende mogelijkheden aanbieden om te voldoen aan de studievoortgangsnorm. Uitgezonderd bijzondere omstandigheden, is de student zelf verantwoordelijk om gebruik te maken van de aangeboden tentamenmogelijkheden en daarmee te voldoen aan de studievoortgangsnorm. Onderwijs in de Nederlandse taal Regels omtrent het gebruik van andere talen dan het Nederlands in het onderwijs moeten worden opgenomen in het opleidingsstatuut.
De wet stelt in art. 7.2 WHW:
35
Model opleidingsstatuut
Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft, b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het instellingsbestuur vastgestelde gedragscode.
De gedragscode Vreemde talen aan de UvA houdt in dat voor onderwijs en tentamens/examens een andere taal dan het Nederlands mag worden gebruikt, als de specifieke aard van het onderwijs en/of de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt. Als voorwaarden zijn gesteld dat het gebruik van een vreemde taal niet mag leiden tot verzwaring van de studielast, tot verlies aan kwaliteit of tot benadeling van studenten bij tentamens. Als een faculteit gebruik wil maken van een andere taal dan het Nederlands in onderwijs of tentamens/examens, moet een besluit hierover worden opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling (O.E.R.). Jaarindeling Het onderwijsjaar aan de UvA bestaat uit twee semesters die zijn opgebouwd volgens het 8-8-4-model, dat wil zeggen dat alleen in week 1, 9 en 17 instroommomenten gecreëerd kunnen worden. JAARKALENDER 2009-2010 1e semester:
maandag 31 augustus 2009 (week 36) tot en met vrijdag 29 januari 2010 (week 4)
1e periode 31-8-2009 Datum 36 Week 12-10-2009 42
14-9-2009 38
21-9-2009 39
28-9-2009 40
5-10-2009 41
190-10-2009 43
2e periode Datum: Week:
14-12-2009 51
7-9-2009 37
26-102009 44
2-112009 45
9-112009 46
16-112009 47
23-112009 48
30-122009 49
7-122009 50
21-12-2009 28-12-2009 52 53 a b
Onderwijsvrije periode: week 52 (maandag 21 december 2009 tot en met vrijdag 25 december 2009) en week 53 (maandag 28 december 2009 tot en met vrijdag 1 januari 2010)
36
Model opleidingsstatuut
3e periode Datum: Week: 2e semester:
4-1-2010 1
18-1-2010 3
25-1-2010 4
maandag 1 februari 2010 (week 5) tot en met vrijdag 25 juni 2010 (week 25)
1e periode Datum: Week:
15-3-2010 11
1-2-2010 5
8-2-2010 6
15-2-2010 7
22-2-2010 8
1-3-2009 9
8-3-2010 10
22-3-2010 12
2e periode Datum: Week:
17-5-2010 20
11-1-2010 2
29-3-210 13
5-4-2010 14 c, d
12-4-2010 15 d
19-4-2010 16
26-4-2010 17 e, f
3-5-2010 18 g
24-5-2010 21 Inhaalweek 13
3e periode Datum: Week:
31-5-2010 22 i
7-6-2010 23
14-6-2010 24
21-6-2010 25
Begin- en einddata van de semesters en de begindata van de blokken zijn in grijs afgedrukt. Legenda 2009 a Kerst
25 - 26 december
2010 b Nieuwjaarsdag c Goede Vrijdag d Pasen e Koninginnedag f Dag van de Arbeid g Bevrijdingsdag h Hemelvaart i Pinksteren
1-jan-10 2-apr-10 4-5 apr-10 30-apr-10 01-mei-10 05-mei-10 13-mei-10 23 mei–24 mei-10
13 Voor het tweede semester is (in de tweede periode) een week extra gereserveerd om de feestdagen te compenseren. Faculteiten/onderwijsinstituten zijn vrij om te bepalen of ze een week in dit semester als roostervrije week willen opnemen.
10-5-2010 19 h
37
Model opleidingsstatuut
College- en werkgroeprooster Aandachtspunten: • Wanneer en hoe wordt het rooster bekend gemaakt? Als regel geldt hierbij dat het rooster minimaal vier weken voor aanvang van het semester en minimaal twee weken voor eventuele inschrijving voor het onderwijs aan de studenten gratis wordt uitgereikt of anderszins bekendgemaakt; bij voorkeur gebeurt dat niet slechts digitaal maar ook schriftelijk; • Wat kan een student doen indien hij of zij door de roosterindeling een bepaald gepland studieprogramma niet kan volgen? Onderwijsvormen Bij een beschrijving van het onderwijs moet in het opleidingsstatuut worden opgenomen in welke vorm het onderwijs wordt gegeven en wat die onderwijsvormen inhouden.
hoorcollege
:
werkcollege
:
responsiecollege werkgroep
: :
practicum
:
digitale leeromgeving
:
college waarbij de docent kennis en inzicht overdraagt aan de studenten. De studenten hebben niet of slechts zeer beperkt de mogelijkheid voor interactie d.m.v. het stellen van vragen of het voeren van discussie. college waarbij een probleem- of casus-gerichte behandeling van de stof voorop staat. Studenten hebben de mogelijkheid vragen of discussiepunten voor te leggen aan de docent. college waarbij de docent antwoordt op vragen van de student. onderwijs waarbij de interactie tussen studenten en docent voorop staat door middel van probleemoplossing, casusbehandeling of discussie. Van studenten wordt een actieve participatie gevraagd in de vorm van schriftelijke of mondelinge prestaties. onderwijsvorm waarbij de student praktische werkzaamheden moet verrichten die betrekking hebben op voor de opleiding essentiële vaardigheden. Het zelf opdoen van vaardigheden door de student onder toezicht van een docent staat hierbij voorop. een leeromgeving (bijvoorbeeld Blackboard) waar docenten online per module studiemateriaal en opdrachten kunnen aanbieden, en waar studenten online met elkaar en hun docent kunnen overleggen. In de leeromgeving kan de docent ook toetsen aanbieden en kan de student opdrachten inleveren.
De belangrijkste onderwijsvormen zijn hierboven gedefinieerd. Indien een faculteit of onderwijsinstituut dit wenst kunnen de definities worden aangevuld met het maximale aantal studenten dat mag deelnemen aan een bepaalde onderwijsvorm. Contacturen In het opleidingsstatuut moet per module het aantal contacturen worden aangegeven. Dit moet gebeuren in combinatie met de onderwijsvorm waarin dat contact plaatsvindt.
Dit betekent dat in het opleidingsstatuut per module de studielast, uitgedrukt in uren, moet worden beschreven. Deze uren kunnen worden onderverdeeld in contacturen en zelfstudie. De contacturen worden onderverdeeld naar onderwijsvorm waarin deze aan de student worden aangeboden. Doel van deze beschrijving van de studielast in uren is voor de student én voor het onderwijsinstituut vast te leggen wat over en weer mag worden verwacht. De student kan het onderwijsinstituut aanspreken indien het aantal contacturen duidelijk beneden
38
Model opleidingsstatuut
het afgesproken aantal blijft of wordt aangeboden in een andere dan de opgegeven vorm. Het onderwijsinstituut op zijn beurt kan de student aanspreken op het aantal uren dat de student geacht wordt zelf aan de studie te besteden. Aanwezigheidsplicht Bij de indeling van het onderwijs moet in het opleidingsstatuut worden opgenomen of studenten verplicht zijn deel te nemen aan het onderwijs, zoals bijvoorbeeld bij practica. Daarbij moet eveneens de procedure worden aangegeven die een student dient te volgen om voor vrijstelling van deze verplichting in aanmerking te komen. Een procedure voor afmelding wegens bijzonder omstandigheden dient vermeld te worden, indien zo’n procedure voorhanden is.
In de Onderwijs- en Examenregeling kan worden vastgelegd dat studenten verplicht zijn deel te nemen aan practica of werkgroepen waarbij bepaalde vaardigheden geoefend worden voordat zij kunnen deelnemen aan een daarop aansluitend tentamen21 Voor de duidelijkheid: alleen voor deze vormen van onderwijs kan een dergelijke verplichting worden opgelegd. De examencommissie is bevoegd in bijzondere gevallen vrijstelling te verlenen van deze verplichting al dan niet onder oplegging van vervangende eisen. 6.7
Studiepunten en studielast In het opleidingsstatuut moet de verdeling van de studielast en de opbouw van een studiepunt worden beschreven. In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen hoe de studielast regelmatig wordt beoordeeld, door wie dit gebeurt en welke mogelijkheden een student heeft bij klachten over een te zware studielast.
Een student moet inzicht krijgen in de opbouw en studielast van de opleiding en iedere afzonderlijke module. In de bachelor-masterwet is de studielast als volgt beschreven: Studielast
: De studielast van elke opleiding en elke onderwijseenheid wordt door het instellingsbestuur uitgedrukt in studiepunten. De studielast voor een studiejaar bedraagt 60 studiepunten. Zestig studiepunten is gelijk aan 1680 uren studie.
De verdeling van de studielast binnen een module dient gebaseerd te zijn op de praktijk. Derhalve moet regelmatig namens de decaan, bijvoorbeeld door de opleidingscommissie, worden beoordeeld of de verdeling van de studielast en de indeling van een studiepunt overeenkomt met de daadwerkelijk door de student bestede tijd23 Studiehandleiding Bij sommige opleidingen wordt per vak een studiehandleiding ontwikkeld waarin per week staat vermeld wat er behandeld wordt. Indien van toepassing dient hiervan melding te worden gemaakt in het opleidingsstatuut.
Studielast van een scriptie Indien voor een scriptie of onderzoeksverslag een andere verdeling van de studielast geldt, dan dient deze verdeling te worden opgenomen in het opleidingsstatuut.
Model opleidingsstatuut
6.8
39
Studiekosten In het opleidingsstatuut moet worden aangegeven wat de totale kosten voor de student zullen zijn bij deelname aan het onderwijs en het afleggen van een tentamen in een bepaald vak. Afwijkingen waarbij de studiekosten in een studiejaar boven de € 634 komen, dienen gemotiveerd te worden opgenomen in het opleidingsstatuut.
Voorafgaand aan het onderwijs in een bepaald vak moet de student precies worden geïnformeerd over alle kosten van studie die voor rekening van de student komen, met name de kosten van benodigde studieboeken, studiematerialen, practicabenodigdheden en excursies. In concreto houdt dit voor onderwijsinstituten in dat moet worden aangegeven hoe studiekosten worden verdeeld over de studievakken in een bepaald jaar uitgaande van het voorgeschreven of aanbevolen studieprogramma. Dit kan onder meer door het verstrekken van een overzicht van de exacte studiekosten van een module in combinatie met een overzicht van de totale studiekosten per studiejaar dan wel door de maximale kosten per studiepunt of module aan te geven. 6.9
De studie
Studieplanning Het onderdeel studieplanning kan vanuit twee gezichtspunten worden behandeld. De planning van de studie zoals gemaakt door de opleiding komt reeds aan de orde bij de beschrijving van het studieprogramma; het tweede facet is de planning van de studie door de student. Aandachtspunten: - In hoeverre kan de student afwijken van het voorgeschreven programma? - Welke begeleiding kan een student krijgen bij de studieplanning? Studievaardigheden In het opleidingsstatuut moeten de mogelijkheden worden opgenomen die het onderwijsinstituut of de faculteit aan studenten biedt voor het opdoen van specifieke studievaardigheden buiten de reguliere modules.
Studievertraging Aandachtspunten: - Wanneer is er sprake van studievertraging? - Wat kan een student doen bij het oplopen van studievertraging? - Bij wie kan een student terecht voor advies over voorkomen of wegwerken van vertraging? - Mogelijkheden van het afstudeerfonds en de verplichting voor studenten om studievertraging te laten registreren; - De gevolgen van het niet-behalen van de studievoortgangsnorm. Studievoortgangsregistratie In het opleidingsstatuut moet het volgende worden opgenomen: - de wijze waarop en door wie de studievoortgang wordt geregistreerd, hoe vaak en wanneer uitgereikt aan studenten; - wat een student kan doen bij onjuiste registratie; - wanneer de student wordt geïnformeerd over zijn of haar studievoortgang; - welke procedure wordt gevolgd als een student niet heeft voldaan aan de studievoortgangsnorm;
Model opleidingsstatuut
40
- de mogelijkheden van klacht, bezwaar en/of beroep indien de student het oneens is met de registratie of doorgifte.
Faculteiten moeten een registratie bijhouden van de studievoortgang van iedere student. Het is van groot belang voor studenten regelmatig op de hoogte te worden gesteld van de studievoortgang. Ten minste eenmaal per jaar, maar bij voorkeur tweemaal per jaar, moet de student een overzicht krijgen van de behaalde studieresultaten. Veel faculteiten verstrekken aan studenten na ieder semester een overzicht van de behaalde studiepunten. Deze frequentie wordt dringend aanbevolen. De student wordt zo ‘met de neus op de feiten gedrukt’ en kan indien noodzakelijk tijdig maatregelen nemen om (verdere) studievertraging te voorkomen. 6.10
Studiebegeleiding
Algemeen Van wezenlijk belang voor studenten is de begeleiding die zij kunnen krijgen bij alle facetten van de studie. Een helder overzicht van de studiebegeleiding binnen de faculteit of het onderwijsinstituut verdient een in het oog springende plaats in het opleidingsstatuut. Wie zijn belast met de studiebegeleiding? In het opleidingsstatuut moet vermeld worden welke personen studenten begeleiden bij de studie, hoe de taken onderling zijn verdeeld en op welke manier een student een afspraak kan maken voor een gesprek.
Studieadviseur, studiekeuze-adviseur, studiecoördinator, onderwijscoördinator, buitenlandcoördinator, scriptiecoördinator, scriptiebegeleider, mentor of tutor: voor een student moet het duidelijk zijn welke begeleiding door welke persoon wordt gegeven. Een systematisch overzicht verdient aanbeveling. Het is ook aan te raden om hier te verwijzen naar de paragraaf over de studieadviseur. Begeleiding propedeusestudenten Veel faculteiten beschikken over een apart begeleidingssysteem voor propedeusestudenten. Aandachtspunten: - Hoe kan een student in aanmerking komen voor deze vorm van begeleiding? - Welke voorwaarden gelden bij deelname (verplicht of vrijwillig)? - Welke begeleiding kan de propedeusestudent verwachten? Studie-advies aan het einde van de propedeutische fase De propedeutische fase is o.a. bedoeld om te onderzoeken wat de opleiding de student te bieden heeft en omgekeerd. Voor het eind van het eerste studiejaar moet de student een studie-advies krijgen. Voor deeltijdstudenten geldt een later tijdstip24 Dit advies kan ook worden uitgebracht zolang een student het propedeuse-examen niet heeft behaald
In het opleidingsstatuut moet duidelijk vermeld worden hoe dit geregeld is bij de opleiding. Dit studie-advies is voor studenten namelijk van groot belang.
Model opleidingsstatuut
41
Mocht het zo zijn dat de student bij de betreffende opleiding niet op de juiste plek zit dat kan de student zelf vinden of dat kan komen van de kant van de opleiding - dan is het van belang de andere opleidingsmogelijkheden te onderzoeken. In eerste instantie kan de student hiervoor bij de studieadviseur terecht. Maar ook het Loopbaan Advies Centrum van de UvA biedt de student de mogelijkheid zich te informeren over opleidingen, zowel binnen als buiten de UvA. Het is raadzaam naast de studieadviezen in het eerste semester en na het tweede semester van de propedeutische fase, gedurende en na de propedeutische fase de student regelmatig in te lichten over zijn studievoortgang en te adviseren over voortzetting van de studie. Studieadviseur In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen op welke wijze en binnen welke termijn de student een afspraak kan maken met een studieadviseur. Tevens moet duidelijk worden aangegeven welk soort van begeleiding en ondersteuning een student kan verwachten van een studieadviseur.
In beginsel moet een student binnen drie weken na het maken van een afspraak een persoonlijk gesprek kunnen hebben met een studieadviseur. Mentor Aandachtspunten: - Wie zijn mentor? Als de namen nog niet bekend zijn, wanneer en hoe worden de namen dan bekend gemaakt? - Wie is de coördinator van de mentoren? - Welke functie(s) heeft een mentor? - Op welke wijze is de begeleiding door mentoren georganiseerd? Docenten In het opleidingsstatuut moeten de volgende punten worden opgenomen: − een overzicht per opleiding of per afdeling van de docenten en hun functies, waaruit globaal blijkt met welke onderwerpen zij zich bezig houden; − de spreekuurregeling(en) van alle docenten; − de wijze waarop een afspraak kan worden gemaakt met een docent; − de werkdagen van de docenten; − telefoonnummers en e-mail adressen van de docenten; − prive nummers van docenten (op vrijwillige basis); − wat een student kan doen indien hij of zij niet tijdig, binnen drie weken, een afspraak kan maken met een docent.
Studenten hebben recht op begeleiding van een docent, zowel in groepsverband als individueel. Een student heeft het recht binnen drie weken na een verzoek daartoe, een gesprek te voeren met een docent die belast is met het onderwijs waaraan de student deelneemt. Indien de docent voor langere tijd afwezig is moet het onderwijsinstituut voor vervanging van de docent zorgen. Deze vervanging geldt voor alle gevallen waarbij de aanwezigheid van een docent noodzakelijk is. Scriptiebegeleiding In het opleidingsstatuut moeten de volgende punten ten aanzien van scriptiebegeleiding nader worden uitgewerkt: - welke ingangseisen gelden voor de scriptie? - wat is het doel van de scriptie?
Model opleidingsstatuut
42
- hoe is de studielast van een scriptie opgebouwd? - welke eisen worden gesteld aan de inhoud en vormgeving van de scriptie? - hoe kan een student een voorstel voor een scriptie ter bespreking voorleggen? - hoe en wanneer worden eventuele afspraken tussen docent en student vastgelegd? - op welke wijze voorziet de leerstoel- of programmagroep of het onderwijsinstituut in vervanging van een begeleidend docent bij ziekte of afwezigheid? - op welke wijze vindt de beoordeling van een scriptie plaats? - heeft de student mogelijkheden voor een ‘second opinion’? - wat kan een student doen als hij of zij in problemen komt, door welke oorzaak dan ook, tijdens het schrijven van de scriptie?
Scriptie
: een (individueel) schriftelijk verslag van een door de student verricht (literatuur)onderzoek met een wetenschappelijk karakter onder individuele begeleiding van een docent.
Eén van de studie-onderdelen waarbij studenten met regelmaat studievertraging oplopen is het schrijven van scriptie of onderzoeksverslag. In werkelijkheid wordt vaak meer tijd aan een scriptie besteed dan in het kader van de opleiding wordt berekend. Studenten hebben recht op begeleiding bij het schrijven van een scriptie of onderzoeksverslag. Indien een student een verzoek heeft ingediend tot toewijzing van een scriptiebegeleider wordt deze geacht binnen vier weken aan de student toegewezen te worden. Binnen twee weken na bekendmaking van de scriptiebegeleiding moet het eerste contact tussen student en scriptiebegeleider hebben plaatsgevonden. De overige termijnen voor afspraken met de scriptiebegeleider dienen zodanig te zijn dat de student in redelijkheid binnen de daarvoor gestelde tijdsduur het verslag of scriptie kan afronden. Op verzoek van de student kunnen alle data voor besprekingen en de nakijktermijnen van tevoren worden vastgelegd. Is de begeleidende docent voor langere tijd niet beschikbaar dan dient de docent of de afdeling waartoe hij of zij behoort zorg te dragen voor vervanging. Om de student te helpen bij het kiezen van een begeleider voor een scriptie dan wel een stage of werkstuk is het wenselijk dat er in het opleidingstatuut per opleiding of per afdeling een overzicht komt van de docenten en hun functies, waaruit globaal blijkt met welke onderwerpen zij zich bezighouden. 6.11
Stage Indien bij een opleiding het volgen van een stage verplicht is, of als voor een stage studiepunten kunnen worden toegekend, dan moet bij die opleiding in ieder geval het volgende geregeld worden in het opleidingsstatuut: − wat is het doel van de stage? − hoe kan een student in aanmerking komen voor een stage − beschikt de opleiding/faculteit over een stagecoördinator? − wie begeleidt de student bij de stage en welke begeleiding kan een student verwachten? − welke afspraken dienen in ieder geval vooraf met de stage-instelling te worden gemaakt, met name met betrekking tot de aard, omvang en inhoud en erkenning van de stage? − moet een stage-overeenkomst worden opgesteld? − moeten vooraf gemaakte afspraken worden voorgelegd aan een stagebegeleider of onderwijsinstituut en zo ja hoe? − moet een stagecontract worden opgesteld? − moet een stageverslag worden opgesteld, en zo ja, welke eisen worden gesteld aan het verslag? − kan een student in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) vergoeding van de gemaakte kosten voor het lopen van een stage (reis- en materiaalkosten)? − welke procedure moet een student volgen voor het indienen van klachten dan wel oplossen van geschillen?
Model opleidingsstatuut
43
6.12 Studeren in het buitenland In het opleidingsstatuut kan aandacht worden besteed aan de diverse (facultaire) mogelijkheden voor studenten om enige tijd in het buitenland te studeren of onderzoek te doen. Welke uitwisselingsprogramma’s zijn beschikbaar, op welke wijze kan een student persoonlijk advies krijgen of informatie inwinnen en welke (facultaire) fondsen zijn er beschikbaar voor het vergoeden van (een deel) van de reisof studiekosten? Ook kan aandacht worden besteed aan het Documentatiecentrum van het Service & Informatiecentrum waar veel informatie over studeren in het buitenland te verkrijgen is. Er dient in de studiegids melding gemaakt te worden van de erkenning van stages, studenren in het buitenland, extra-curriculaire activiteiten en keuzevakken zowel binnen als buiten de faculteit. Hierbij kan worden verwezen naar de studieadviseur. Behaalde studiepunten in het buitenland In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen op welke wijze een student in het buitenland behaalde studieresultaten, die niet conform het ECTS-systeem berekend zijn, kan laten meetellen voor de studie in Nederland. In het opleidingsstatuut dient het gebruik van ECTS (European Credit Transfer System), waaronder de leerovereenkomst, te worden uitgelegd.
In het buitenland behaalde studieresultaten (ook al zijn deze uitgedrukt in ECTSpunten) dienen te worden erkend willen ze meetellen voor het examen. Deze erkenning vindt in principe vooraf plaats door de betreffende examencommissie, eventueel na advies van een docent. De meeste studieresultaten elders in het buitenland behaald zullen uitgedrukt worden in ECTS-punten. Indien ECTS niet kan worden gebruikt omdat de betreffende buitenlandse universiteit het systeem niet heeft ingevoerd, dan vindt erkenning van de studieresultaten zoveel mogelijk plaats conform de ECTS-systematiek. Onderdeel van studiepunten behaald in het buitenland vormt eveneens de leerovereenkomst. Deze dient te worden ondertekend voordat de student naar het buitenland vertrekt. De leerovereenkomst wordt ook gebruikt als de buitenlandse universiteit ECTS niet heeft ingevoerd. Voor meer informatie over het ECTS, studie in het buitenland en de leerovereenkomst kan verwezen worden naar de facultaire contactpersoon internationalisering. 6.13
Evaluatie van het onderwijs In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen hoe de regelmatige beoordeling van de inrichting van het onderwijs is geregeld, met name ten aanzien van de studielast. In het opleidingsstatuut wordt vermeld welke maatregelen worden getroffen bij een negatieve beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs. Zijn recentelijk evaluaties of visitaties uitgevoerd dan moet in het opleidingsstatuut een overzicht van de uitkomsten worden opgenomen of verwezen worden naar de plaats waar informatie over de visitatie- of evaluatieresultaten te vinden is.
Door het regelmatig evalueren van de kwaliteit kunnen knelpunten tijdig worden opgespoord. Een minimaal jaarlijkse toetsing van de kwaliteit van het onderwijs per vak is verplicht. De twee belangrijkste vragen bij de evaluatie zijn: 1. Worden de beoogde leerdoelen ook daadwerkelijk bereikt met het onderwijs? 2. Komt de studielast van het vak overeen met de daadwerkelijke tijdsduur die een student heeft besteed aan het onderwijs?
Model opleidingsstatuut
44
Vanzelfsprekend is een grote mate van betrokkenheid van studenten bij de evaluaties vereist. De uitkomsten van evaluaties zijn, met uitzondering van eventueel daarin vermelde namen, altijd openbaar. Bij een negatieve beoordeling moet aangegeven worden welke maatregelen ter verbetering getroffen zullen worden. De specifieke taak van de opleidingscommissie omtrent evaluaties (met name evaluatie van de uitvoering van de onderwijs- en examenregeling) kan hier nader worden toegelicht25. 6.14
Tentamens
Algemeen Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden dat een onderzoek omvat naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, aldus de WHW. Aan elk tentamen is een beoordeling gekoppeld26 Aanmelding In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen hoe een student zich kan aanmelden voor een tentamen, voor welke data aanmelding dient plaats te vinden, welke procedure wordt gevolgd bij aanmelding en wat te doen indien een student zich niet tijdig heeft kunnen inschrijven.
Tentamendata In het opleidingsstatuut moeten de data waarop een tentamen wordt afgenomen bekend worden gemaakt. Tevens moet worden aangegeven hoe een student kennis kan nemen van de betreffende tijden en vooraf nog niet bekendgemaakte data.
De data waarop een tentamen wordt afgenomen, worden voor aanvang van het studiejaar bekendgemaakt. Slechts in gevallen van organisatorische overmacht kan van deze hoofdregel worden afgeweken. De tijden waarop een tentamen wordt afgenomen moeten voor aanvang van het onderwijs in het desbetreffende vak aan de student bekend worden gemaakt. Moet een student zich inschrijven voor het onderwijs van een bepaalde module, dan worden de tijden van de daaraan verbonden tentamens uiterlijk twee weken voor het tijdstip van inschrijving voor die module bekend gemaakt. Dit om te voorkomen dat studenten zich inschrijven voor en onderwijs volgen in studievakken die op hetzelfde tijdstip worden getentamineerd. Ingangseisen De voorwaarden waaronder toestemming voor het afleggen van mastertentamens wordt gegeven indien de student de bacheloropleiding nog niet heeft afgerond, alsmede de bijbehorende procedure, moeten worden aangegeven in het opleidingsstatuut.
Indien een student nog niet een bachelorexamen heeft behaald (en nog wel is ingeschreven) maar wel al voldoet aan de eisen die in de onderwijs- en examenregeling worden gesteld voor toelating tot een bepaalde masteropleiding, dan kan de student toch worden ingeschreven bij die masteropleiding. Dit is geen algemeen geldende bepaling, maar er kan een dergelijke regeling getroffen worden in de O.E.R. Zolang het desbetreffende bachelorexamen nog niet is behaald, kan een student niet het examen van de masteropleiding afleggen (wel inschrijven dus, maar geen examen doen)27.
45
Model opleidingsstatuut
Examen- en tentamenreglement De door de examencommissie vastgelegde regels omtrent tentamens en examens, conform art. 7.12 lid 4 WHW, dienen te worden opgenomen of uitgelegd in het opleidingsstatuut. Hierbij moet worden vermeld welke regels de examencommissie heeft vastgesteld met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot eventueel in dat verband te nemen maatregelen.
In beginsel dient het hele reglement opgenomen te worden, tenzij het te lang is. In dat laatste geval moet in elk geval een goede samenvatting opgenomen worden. In deze samenvatting moeten de volgende onderwerpen vermeld staan: - bekendmaking tentamens - procedure aanmelding en inschrijving - regels en maatregelen - bijzonderheden rond geldigheidsduur tentamenuitslagen - bekendmaking uitslag/inzagerecht en mogelijkheden - regeling rond aantal kansen en herkansingen - bezwaar en beroepsregeling Tevens moet vermeld worden waar het complete reglement ter inzage ligt (bijv. bij de informatiebalie). Het reglement laat onverlet de inrichtingsvoorwaarden die in deze paragraaf worden gesteld aan tentamens. De Faculteit der Rechtsgeleerdheid heeft de regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens vastgelegd in de vorm van een ‘Huishoudelijk Reglement Tentamens’28 Tentamenvorm In het opleidingsstatuut moet een duidelijke beschrijving worden gegeven van de vorm waarin een tentamen wordt afgenomen. Ook moet worden aangegeven hoe lang een tentamen duurt. In het opleidingsstatuut dient aandacht te worden besteed aan de wijze waarop lichamelijk of 29 zintuiglijk gehandicapten in de gelegenheid worden gesteld de tentamens af te leggen
practicumtoets take-home tentamen of meeneem-tentamen
open vraag tentamen ‘dranghekvraag’ tentamen mondeling tentamen schriftelijk werkstuk, paper
essay multiple-choice tentamen
: tentamen waarbij de student aantoont over bepaalde vaardigheden d.m.v. praktische oefeningen. : student krijgt vragen/opgaven die na een bepaalde tijd (minimaal 24 uur) weer moeten worden ingeleverd; de student kan alle gewenste informatiebronnen raadplegen : tentamen waarbij de student vragen/opgaven krijgt voorgelegd en volledig vrij is in het kiezen van de formulering van het antwoord : hetzelfde als open vraag tentamen; de student is echter beperkt in de lengte (aantal woorden of regels) van het antwoord : tentamen waarbij de docent mondelinge vragen stelt aan de student en de student een mondeling antwoord formuleert : verslag/onderzoek waarbij de student grotendeels zelfstandig een bepaald probleem, of een bepaalde casus / theorie / vraag behandelt binnen een bepaalde tijdsperiode : schriftelijk, hoofdzakelijk theoretische verhandeling die grotendeels zelfstandig wordt uitgevoerd door de student : tentamenvorm waarbij de student bij de beantwoording een keuze dient te maken uit een beperkt aantal reeds geformuleerde antwoorden
Hierboven zijn de belangrijkste tentamenvormen gedefinieerd. Als een opleiding andere tentamenvormen hanteert, bijvoorbeeld tussentoetsen, dan moeten deze precies worden beschreven in het opleidingsstatuut.
Model opleidingsstatuut
46
Volgtijdelijkheid In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen of, en zo ja welke eisen er worden gesteld aan de toelating tot een bepaald tentamen. Eveneens moet worden aangegeven op welke manier en op welk moment wordt gecontroleerd of een student heeft voldaan aan de toelatingsvoorwaarden.
De wet gebruikt de term ‘volgtijdelijkheid’ om de mogelijkheid te omschrijven voor onderwijsinstituten/opleidingen om bepaalde tentamens verplicht te stellen voordat een student een ander tentamen mag afleggen30. Geldigheidsduur van tentamens In het opleidingsstatuut moet worden aangegeven hoe lang een tentamenuitslag geldig blijft.
Uitslag, inzage en feedback In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen: - hoe, door wie en waar de uitslag van een tentamen aan de student wordt meegedeeld; - hoe een student inzage en feedback kan krijgen in het beoordeelde werk; - welke mogelijkheden de student heeft om het tentamen mondeling te bespreken met een docent van de leerstoel- of programmagroep die het tentamen heeft opgesteld en/of beoordeeld.
Binnen uiterlijk 20 werkdagen nadat het tentamen is afgenomen of het werkstuk is ingeleverd moet de beoordeling bekend worden gemaakt aan de student. Het College streeft naar verdere verkorting van de nakijktermijn in de toekomst. Het College verwacht van de opleidingen dat zij verkorting van de nakijktermijn, in gevallen waar dit mogelijk is, in de toekomst realiseren. De uitslag moet in geval van een herkansing minstens 10 werkdagen voor een mogelijke herkansing en in elk geval vóór aanvang van de inschrijftermijn voor de herkansing bekend gemaakt zijn in verband met de voorbereidingstijd voor studenten. Indien dit niet mogelijk is omdat de herkansing binnen die termijn plaatsvindt, vindt overleg over maatwerk met betrokken studenten plaats. Op het moment van het bekendmaken van de uitslag moet aan de student worden meegedeeld op welke wijze hij of zij inzage kan krijgen in het beoordeelde tentamen of werkstuk. Tegen betaling van de kostprijs heeft de student recht op een afschrift van zijn of haar beoordeelde werk. Een beoordeling van een schriftelijk of mondeling tentamen of werkstuk moet desgevraagd worden gemotiveerd. Opleidingen moeten aangeven op welke verschillende manieren feedback op tentamens wordt georganiseerd. Het is van groot belang dat studenten tijdens de opleiding van meet af aan feedback krijgen over hun studievoortgang en hun niveau van functioneren, waardoor ze inzicht in hun kansen op succes hebben en hun functioneren kunnen bijstellen. In de Onderwijsvisie 2006 is als uitgangspunt geformuleerd dat de UvA kwalitatief hoogwaardig onderwijs biedt, onderdeel hiervan is dat docenten feedback geven op de prestaties van studenten. Aantal tentamens In de onderwijs- en examenregeling moet het aantal tentamenkansen waar een student recht op heeft worden vastgelegd. In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen op welke data een student in de gelegenheid wordt gesteld tentamen af te leggen in een bepaald vak.
Model opleidingsstatuut
47
Op grond van de bepalingen in de WHW moet het aantal kansen vastgelegd zijn in de O.E.R. van een opleiding. Het College van Bestuur is met de CSR overeengekomen dat, hoewel de centrale Richtlijn Kwaliteitszorg is ingetrokken, de student in principe drie tentamenkansen worden geboden. Dit houdt in dat er, naast de eerste tentamenkans, twee hertentamenkansen worden geboden binnen een jaar na aanvang van het onderwijs in het desbetreffende vak.. Ieder vak wordt derhalve minimaal driemaal getentamineerd. Afwijking van deze driekansenregeling betekent een wijziging van de OER van de desbetreffende opleiding. Indien de decaan een afwijkende tentamenkansenregeling heeft vastgesteld dient er instemming te worden verkregen van de desbetreffende facultaire studentenraad. Fraude Alle regels omtrent fraude, inclusief rapportage, afhandelingsprocedure en te nemen maatregelen dienen expliciet te worden vermeld in het opleidingsstatuut.
Gezien het belang van een UvA-brede, uniforme regeling inzake fraude en plagiaat heeft het College de Regeling Fraude en Plagiaat Studenten als richtlijn ex artikel 9.5 WHW vastgesteld. Dat wil zeggen dat de regeling onverkort dient te worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling. De regeling geeft duidelijke definities van fraude en plagiaat en geeft richtlijnen voor op te leggen sancties. Specifieke situaties bij de opleiding kunnen als aanvulling op de regeling worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling. Vanwege de mogelijke ernstige consequenties van frauduleus handelen is het van groot belang studenten goed te informeren over wat er onder fraude en plagiaat wordt verstaan. Studenten dienen te worden geïnformeerd over de correcte wijze van citeren en het vermelden van bronnen. 6.15
Examens In het opleidingsstatuut moet worden opgenomen onder welke voorwaarden een student het bachelorexamen en masterexamen kan aanvragen en afleggen, de bescheiden die moeten worden overlegd bij de aanvraag en aanvullende voorwaarden die worden gesteld voordat het diploma kan worden uitgereikt.
6.16
Bezwaar en beroep In het opleidingsstatuut moet duidelijk worden aangegeven op welke wijze de rechtsbescherming voor studenten is geregeld bij alle beslissingen inzake tentamens en examens.
Een verwijzing naar het hoofdstuk over Rechtsbescherming is hier op zijn plaats.
Model opleidingsstatuut
7.
48
RECHTSBESCHERMING
7.1 College van Beroep voor de Examens (COBEX) Krachtens artikel 7.60 WHW heeft iedere universiteit een College van Beroep voor de Examens. Het College oordeelt over beroepen, ingesteld tegen beslissingen van examinatoren en examencommissies. Ingevolge artikel 7.61 WHW dient een beroep binnen 4 weken na verzending van de beslissing te worden ingesteld. Deze procedure is uitgebreid beschreven in hoofdstuk B11 van het Studentenhandboek. Ook hier geldt dat het voor de overzichtelijkheid wenselijk is om kort op te nemen met welke klachten een student terecht kan bij het College van Beroep voor de Examens met verwijzing naar het Studentenhandboek voor een overzicht van de gehele procedure. Examencommissie De examencommissie kan een belangrijke rol spelen in het oplossen van klachten (bezwaren) rondom tentamens en examens. Hierdoor kan zij in veel gevallen een COBEX-procedure helpen voorkomen. 7.2
Interne klachtenregeling In het opleidingsstatuut moet worden aangegeven welke mogelijkheden de student heeft om klachten in te dienen of voor te leggen. De facultaire klachtenprocedures dienen helder en overzichtelijk te worden uitgelegd. Met name dient uitgelegd te worden hoe wordt voldaan aan het essentiële beginsel van hoor en wederhoor.
Zowel student als faculteit hebben baat bij een effectieve, informele klachtenafhandeling. Onnodige en tijdrovende officiële procedures moeten waar mogelijk worden voorkomen door te trachten eerst op facultair niveau een oplossing te zoeken. Daarnaast zijn op de faculteit vaak meer kennis en middelen voorhanden die een effectieve klachtenafhandeling bevorderen. Als er bij het onderwijsinstituut een student is aangewezen (de OWI-student, zie hoofdstuk 4.1) die studenten met klachten op het gebied van onderwijs opvangt en doorverwijst, dient deze hier genoemd te worden, inclusief bereikbaarheidsgegevens. Hierbij kan verwezen worden naar het hoofdstuk over de organisatie van de faculteit (hoofdstuk 4). Elke faculteit heeft inmiddels een interne klachtenregeling op basis van het stramien dat door de ombudsman van de UvA is opgesteld. Daarnaast kan in het opleidingsstatuut verwezen worden naar de pagina’s van de ombudsman op de UvAwebsite: www.uva.nl/ombudsman. Daar zijn alle facultaire klachtenregelingen te vinden. Collectief klachtrecht bij de decaan Studenten hebben het recht om collectief hun beklag te doen bij de decaan van de faculteit over de naleving van verplichtingen die de universiteit heeft jegens studenten. Deze verplichtingen zijn grotendeels in het Studentenhandboek te vinden, maar moeten ook in het opleidingsstatuut worden vermeld. De nadere regeling van het collectief klachtrecht geschiedt in het faculteitsreglement. Dit collectieve recht laat het individuele recht van een student om bezwaar en beroep aan te tekenen onverlet.
Model opleidingsstatuut
49
7.3 Ombudsman Onderstaande tekst kan in zijn geheel worden overgenomen in het opleidingsstatuut: Iedere studerende aan de UvA met een klacht over de universiteit, faculteit, instituut of medewerker daarvan kan terecht bij de ombudsman UvA, mw. mr. Christel Holtrop. De ombudsman werkt als onafhankelijk persoon binnen de UvA en kan worden ingeschakeld nadat klachten binnen de eigen faculteit of het instituut, al dan niet via de studentenklachtenregeling, niet oplosbaar zijn gebleken. Klachten kunnen gaan over bijvoorbeeld de toepassing van het studentenstatuut, over de organisatie of kwaliteit van het onderwijs, maar ook over de organisatie of toegankelijkheid van universitaire voorzieningen. De ombudsman is onpartijdig en streeft ernaar problemen via bemiddeling op te lossen, maar is ook bevoegd een formeel onderzoek in te stellen. Het werk van de ombudsman is altijd vertrouwelijk. Een andere belangrijke taak van de ombudsman is het signaleren van structurele problemen binnen de universiteit. Zij kan verantwoordelijke organen en personen aanbevelingen en suggesties doen ter voorkoming van problemen of ter verbetering van een bepaalde situatie.
De werkwijze van de ombudsman is in een reglement vastgelegd. Dit reglement kan worden aangevraagd bij het bureau van de ombudsman.
Meer informatie is te vinden in het Studentenhandboek 2009-2010 en op www.uva.nl/ombudsman. Contact informatie Mw. mr. M.C. (Christel) Holtrop Oude Turfmarkt 151 1012 GC Amsterdam Tel. 525 3798 Fax 525 3797 E-mail
[email protected] Bereikbaar op maandag, dinsdag en donderdag van 09.00 tot 13.00. 7.4
Overige klachtregelingen
Bezwaar-/beroepsprocedure bij College van Beroep voor het Hoger Onderwijs(CBHO) Deze procedure is uitgebreid beschreven in hoofdstuk B11 van het Studentenhandboek. Toch is het zinvol om kort op te nemen met welke bezwaren (inschrijving, afstudeerfonds, etc.) een student terecht kan bij dit College met verwijzing naar het Studentenhandboek voor een overzicht van de gehele procedure. Klachtencommissie (seksuele) intimidatie. Voor informatie over deze klachtencommissie kan worden verwezen naar hoofdstuk B11 van het Studentenhandboek. Voor de procedure kan de website worden geraadpleegd: www.uva.nl/voorzieningen/vertrouwenspersoon. Het adres van de commissie is: College van Bestuur, Klachtencommissie Seksuele Intimidatie, Spui 21, 1012 WX Amsterdam (op de envelop ‘persoonlijk en vertrouwelijk’), telefoon: 020 525 2604. Juridische ondersteuning In het opleidingsstatuut kan worden opgenomen welke mogelijkheden een student heeft om zich te laten bijstaan bij het voeren van klachtprocedures. De belangrijkste mogelijkheden voor ondersteuning staan vermeld in hoofdstuk B11 van het Studentenhandboek.