Grondrechtenboom Dialoog en Netwerken over 10 sociale grondrechten in Oost-Vlaanderen
Provinciale doelgroepenbevraging in het kader van lokaal sociaal beleid november 2007
rapport
Lid van de Associatie Universiteit Gent
0710032 - Prov. OVl Rapport_cove1 1
09-11-2007 16:28:55
Voor u ligt het eindrapport van project Grondrechten
boom: “Provinciale doelgroepenbevraging en net werkvorming in het kader van het lokaal sociaal beleid”. Het is het resultaat van de samenwerking van diverse actoren, waarbij 862 mensen met minder behartigde belangen bevraagd werden over hun ervaringen met de grondrechten. Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent organiseerden de bevraging van 86 groepen. Het provinciebestuur maakte de wetenschappelijke analyse door de Arteveldehogeschool mogelijk. Met het rapport willen we lokale besturen inspireren bij het schrijven van hun lokaal sociaal beleids plan en bij de uitvoering ervan. De aanleiding voor dit project is het decreet lokaal sociaal beleid uit 2004. Dat wil de toegang van elke burger tot de sociale grondrechten waarborgen. De focus van de pro vincie lag aanvankelijk op het versterken van de plannings capaciteit van de lokale besturen en derde actoren. Ons steunpunt sociale planning stelt informatie ter beschikking en verwerkt de gegevens in omgevingsanalyses en voorziet methodologische begeleiding. Dit steunpunt wordt sterk geapprecieerd door de lokale besturen en is een goed voorbeeld van hoe overheidsniveaus elkaar kunnen versterken. Wij investeren ook sterk in overlegstructuren. Naast tal van sectorale platforms, wens ik uitdrukkelijk het regionaal welzijnsoverleg (RWO) te vermelden, dat per bestuur lijk arrondissement is georganiseerd en een tiental welzijnssectoren groepeert. De laatste jaren hebben de ankerpunten van het RWO geïnvesteerd in het oprichten en ondersteunen van structureel overleg of leernetwerken van en voor de lokale besturen. Verder wil het RWO de lokale besturen procesmatig ondersteunen bij het lokaal sociaal beleid, alsook de derde actor stimuleren in zijn betrokkenheid bij het lokaal sociaal beleid. In die rol wordt het RWO niet alleen door het provinciebestuur maar ook door de Vlaamse overheid erkend en versterkt. Alle ankerpunten hebben in de loop van 2005 en 2006 een overeenkomst afgesloten met Vlaanderen inzake een opdracht rond individuele procesbegeleiding. Tot slot wil het RWO een actieve bijdrage leveren in de realisatie van beleidsparticipatie vanuit specifieke doelgroepen. Zij hebben dan ook een ondersteunende rol opgenomen bij de organisatie van de bevraging van de 59 groepen buiten de Stad Gent.
In een recent gesprek met Vlaams minister Steven Van Ackere hebben we samen met de andere gedeputeerden voor welzijn de rol van de provincies in het lokaal sociaal beleid verder uitgediept. We willen de participatie aan het lokaal sociaal beleid stimuleren en werken aan de verbetering van de dienstverlening binnen het concept van het sociaal huis. Participatief werken met achtergestelde groepen is niet evident, waardoor de beleidsparticipatie op lokaal vlak zich doorgaans beperkt tot de sterkere groepen. Met het onderzoek wilden we de beleidsparticipatie van de groepen met minder behartigde belangen in het lokaal sociaal beleid stimuleren. Deze groepen vormen doorgaans het hoofdpubliek van de sociale dienstverlening en zijn ook de pri maire doelgroep van het provinciaal welzijnsbeleid. De resultaten van het onderzoek zijn voor heel de provincie relevant, van het landelijk gebied tot de (groot)stad Gent. In het eindrapport komen de aandachtspunten, bekommernissen, noden en behoeften van de Oost-Vlaamse groepen met minder behartigde belangen zowel op regio naal als op provinciaal niveau in beeld. Om te stimuleren dat de lokale besturen en het maatschappelijk middenveld iets daarmee gaan doen, worden aan de beschrijving van het proces en de resultaten hoofdstukken toegevoegd over wat men met de resultaten kan doen, welke participatiemethodes bestaan, hoe participatieve processen worden opgezet etc. Met dit eindrapport reiken we alle lokale besturen een concreet instrument aan waardoor ze de participatie van groepen met minder behartigde belangen effectief kunnen realiseren. Ze kunnen daarna verder een beroep doen op de bevraagde groepen bij de concretisering van hun lokaal sociaal beleidsplan. Alles werd immers in het werk gesteld om op lange termijn de randvoorwaarden te creëren voor duurzame beleidsparticipatie van groepen met minder behartigde belangen. Ik hoop dat dynamiek die tijdens dit proces van doelgroepbevraging in gang gezet is, blijft voortleven. Samen met de groepen met minder behartigde belangen kunnen zowel besturen als het middenveld ijveren voor een verbetering van de toegang tot de grondrechten en de kwaliteit van dienstverlening voor iedereen. Door te luisteren naar de stem van degenen met minder behartigde belangen kunnen wij – besturen en middenveld – werken aan een volwaardig lokaal sociaal beleid.
Eddy Couckuyt Gedeputeerde voor Welzijn Provinciebestuur Oost-Vlaanderen
0710032 - Prov. OVl Rapport.indd1 1
09-11-2007 16:26:50
grondrechten zijn de rechten die elk van ons als burger heeft. In België zijn die rechten opgenomen in de Grondwet. De Grondrechtenboom gaat over onze sociale grondrechten: recht op arbeid, sociale zekerheid, gezondheid, sociale bijstand, juridische bijstand, wonen, gezond leefmilieu, onderwijs en culturele en maatschappelijke ontplooiing.
recht op arbeid recht op gezond leefmilieu
recht op sociale bijstand recht op wonen
recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing 0710032 - Prov. OVl Rapport.indd2 2
09-11-2007 16:27:23
recht op sociale zekerheid recht op gezondheid
grondrechten algemeen participatie recht op juridische bijstand
recht op onderwijs 0710032 - Prov. OVl Rapport.indd3 3
09-11-2007 16:28:00
Grondrechtenboom: een project van vele partners. Grondrechtenboom is een project ontstaan op initiatief van Samenlevingsopbouw Oost- Vlaanderen en Gent, in samenwerking met het provinciebestuur Oost-Vlaanderen, met als doel ‘mensen met minder behartigde belangen’ hun stem te laten horen rond de toegankelijkheid van grondrechten, bij de opmaak van de lokale sociale beleidsplannen. Als bevoorrechte getuigen in de stuurgroep hebben we de meerwaarde van het project en zijn brede gezamenlijke aanpak van nabij kunnen volgen. De inhoudelijke resultaten van de provinciale doelgroepen bevraging bij 87 groepen in Oost- Vlaanderen worden in dit rapport toegelicht. Ze vormen een aansporing om te blijven werken aan een betere toegang tot de sociale grondrechten. Het project bewijst dat een gezamenlijke aanpak een duidelijke meerwaarde realiseert. Er heeft zich een breed
netwerk gevormd en een dynamiek ontwikkeld rond grondrechten van mensen met minder behartigde belangen in Oost- Vlaanderen. Dit rapport beschrijft tevens de weg die we samen hebben afgelegd met de Grondrechtenboom. Met deze positieve ervaringen pleiten we ervoor om de komende jaren de handen in elkaar te blijven slaan in diverse verbanden en initiatieven, die blijvende ondersteuning willen bieden aan een proces dat er op gericht is doelgroepen in dialoog te brengen met het beleid en samenspraak te organiseren over de toegankelijkheid van de grondrechten en dit op een meer duurzame wijze. Wij halen er inspiratie en motivatie uit om samen te werken aan een betere toegang tot de sociale grondrechten voor groepen met minder behartigde belangen. We hopen dat het lezen van dit rapport je ook inspireert en motiveert.
De leden van de stuurgroep van Grondrechtenboom An Bistmans
(Leerpunt)
Ann De Maesschalck
(Platform Zelfzorg Oost-Vlaanderen, PLAZZO)
Dirk Staelens
(Oost-Vlaams Zorgplatform)
Filip Devriendt
(Cojema-Uit de Marge)
Ivo Delrue
(ODiCe, Oost-Vlaams Diversiteitscentrum)
Jan Matthys
(Verenigingen waar armen het woord nemen, Wijkcentrum De Kring)
Lieve De Grande
(Afdeling Welzijn en Samenleving, WVG, Vlaamse Overheid)
Linda Turpyn
(OCMW Sint-Laureins)
Patrick Seys
(Platform Algemeen Welzijnswerk Oost-Vlaanderen)
Peter Sels
(VVSG, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten)
Veerle Opdebeeck
(Regionaal Welzijnsoverleg)
Veerle Opstaele, Tim Vanhove
(COMPahs van Arteveldehogeschool Arteveldehogeschool)
Wim Vanloo, Steven Van De Woestijne
(Provincie Oost-Vlaanderen)
Lieselotte Reynvoet, Luc Moerkerke, Steven Rommel, Stan De Neve
(Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen)
Stéphanie Staiesse, Lut Vael
(Samenlevingsopbouw Gent)
0710032 - Prov. OVl Rapport.indd4 4
09-11-2007 16:28:00
Leeswijzer In deel 1 beschrijven we de aanleiding en uitgangspunten van het project Grondrechtenboom en het opstarten van een provinciale doelgroepenbevraging in Oost- Vlaanderen. In deel 2 zetten we uiteen op welke wijze de resultaten van de doelgroepenbevraging zijn tot stand gekomen. We beschrijven de resultaten van het participatieproces, de aanzet tot dialoog met het lokaal beleid, de netwerkvorming met partnerorganisaties en met de doelgroepen. De inhoudelijke resultaten van de doelgroepenbevraging zijn opgedeeld in de resultaten van de zes Oost-Vlaamse regio’s (behalve de stad Gent) die je terugvindt in deel 3 en de resultaten van de stad Gent, beschreven in deel 4. De resultaten in de Oost- Vlaamse regio’s werden verwerkt door de COMPash, de afdeling onderzoek en ontwikkeling van de Arteveldehogeschool Gent. De toegangsbeperkingen tot de grondrechten vertonen sterke parallellen en onlosmakelijke verbindingen. De achterliggende aspecten die een gelijke toegang tot de grondrechten bepalen, worden in deel 5 van naderbij bekeken door COMPash. Een analyse op basis van de Oost-Vlaamse en Gentse resultaten. In deel 6 analyseert de Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) de resultaten van de doelgroepenbevraging en formuleert welke maatregelen lokale en bovenlokale besturen kunnen nemen om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de aangekaarte problemen. We besluiten met een aantal aanbevelingen die betrekking hebben op de realisatie van een participatief lokaal sociaal beleid.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
1
Inhoudsopgave 1.
Een provinciale doelgroepenbevraging: aanleiding en uitgangspunten
5
1.1
Lokaal sociaal beleid als hefboom voor het werken rond grondrechten
5
1.1.1 1.1.2
Lokaal sociaal beleid: een uitdaging Het belang van participatie en samenwerken voor het lokaal sociaal beleid.
5 6
1.2
Het project Grondrechtenboom: participatie en toegang tot de sociale Grondrechten van mensen met minder behartigde belangen
8
2.
Participatie aan het lokaal sociaal beleid binnen een breed netwerk: de doelgroepenbevraging
10
2.1.
Werving doelgroepen
11
2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4
Opmaak doelgroepenmatrix Invulling doelgroepenmatrix samen met sleutelfiguren Effectief bereik doelgroepen De meerwaarde van doelgroepenmatrix
11 12 13 14
2.2
Doelgroepenbevraging
16
2.2.1 2.2.2
Toepassing van de methode Open Space De meerwaarde van de toepassing van Open Space
16 17
2.3
Verwerking en communicatie van de resultaten van de doelgroepenbevraging
2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4
Kwalitatieve verwerking Terugkoppeling naar de lokale besturen Terugkoppeling naar de doelgroepen De eindproducten
19 19 19 19
2.4
Opzetten van een netwerk
20
2.4.1 2.4.2
Verschillende partners Meerwaarde netwerk
21 21
2.5.
De resultaten van het proces
22
2.5.1 2.5.2
Korte termijn Lange termijn
22 23
3.
Inhoudelijke resultaten doelgroepenbevraging Oost-Vlaanderen (zonder de stad Gent)
24
3.1 3.2
Methodologie van de verwerking Regionale analyse
25 26
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7
Toelichting regionale analyse Regio Meetjesland Regio Vlaamse Ardennen Regio Waasland Regio Dendermonde Regio Aalst Regio Gent
26 27 32 37 41 46 50
3.3
Sociale grondrechten in Oost-Vlaanderen (Behalve stad Gent)
55
3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8 3.3.9 3.3.10 3.3.11
Inleiding Wonen Arbeid Sociale bijstand Culturele en maatschappelijke ontplooiing Gezond leefmilieu Gezondheid Onderwijs Juridische bijstand Sociale zekerheid Algemene beschouwingen bij 10 grondrechten
55 55 57 58 60 61 62 63 64 64 65
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
2
4.
Inhoudelijke resultaten doelgroepenbevraging Stad Gent
66
4.1 4.2 4.3
Methodologie van de verwerking Grondrechtenboom Stad Gent Analyse Stad Gent
67 68 78
4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7 4.3.8 4.3.9 4.3.10 4.3.11
Toelichting analyse Stad Gent Gezondheid Dienstverlening& Cultuur en Vrije Tijd Wonen Samenleven Onderwijs Tewerkstelling Participatie Armoede Andere
78 80 82 83 84 85 86 87 88 89
5.
De rode draad doorheen alle grondrechten: hoe beleven en ervaren kwetsbare groepen de toegang tot de grondrechten?
90
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Algemene toegankelijkheid Dienstverlening Gelijke kansen Suggesties Samengevat
92 93 93 94 94
6.
Aanbevelingen van de VVSG: Het garanderen van de sociale grondrechten: een opdracht voor alle overheden.
96
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9
Situering Wonen Sociale bijstand en sociale zekerheid Arbeid Gezond leefmilieu Gezondheid Onderwijs Culturele en maatschappelijke ontplooiing Juridische bijstand
97 97 100 101 102 103 103 105 106
7
Aanbevelingen
107
8.
Bijlagen
110
Bijlage 1 113 Het doelgroepbereik in Meetjesland Het doelgroepbereik in de Waasland Het doelgroepbereik in de Vlaamse Ardennen Het doelgroepbereik in Dendermonde Het doelgroepbereik in de regio Aalst Het doelgroepbereik in de Regio Gent Het doelgroepbereik in stad Gent
111 111 112 112 113 113 114
Bijlage 2 Takken Grondrechtenboom Meetjesland Bijlage 3 Takken Grondrechtenboom Vlaamse Ardennen Bijlage 4 Takken Grondrechtenboom Waasland Bijlage 5 Takken Grondrechtenboom Dendermonde Bijlage 6 Takken Grondrechtenboom Aalst Bijlage 7 Takken Grondrechtenboom Gent
115 121 126 130 137 144
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
3
1 Een provinciale doelgroepenbevraging: aanleiding en uitgangspunten
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
4
1
Een provinciale doelgroepenbevraging: aanleiding en uitgangspunten
1.1
Lokaal sociaal beleid als hefboom voor het werken rond grondrechten
1.1.1
Lokaal sociaal beleid: een uitdaging
Het lokaal sociaal beleid 1 is het geheel van beleidsbepalingen en acties van het lokaal bestuur en de acties van derde actoren 2, met het oog op het garanderen van de toegang tot de sociale grondrechten 3:
wonen arbeid culturele en maatschappelijke ontplooiing gezond leefmilieu gezondheid sociale bijstand juridische bijstand onderwijs sociale zekerheid.
De Vlaamse gemeentebesturen en OCMW’ s staan in 2006 en 2007 voor de nieuwe uitdaging om een lokaal sociaal beleid voor hun gemeente uit te tekenen voor de komende jaren en dit vast te leggen in een lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013. De ongelijkheid tussen burgers wat betreft de toegang en de uitoefening van hun basisrechten, moet zoveel mogelijk worden vermeden en weggewerkt. Daarover waken is een kerntaak van Vlaanderen en van de lokale besturen. Dit betekent ook dat alle burgers aangemoedigd en ondersteund worden om hun rechten uit te oefenen en dat op alle beleidsdomeinen aandacht moet gaan naar het bereiken 4 van kwetsbare groepen. Deze grondrechtenbenadering vormt de basis van het decreet lokaal sociaal beleid. Dit betekent dat beleid er op het gericht moet zijn, mensen tot hun recht te laten komen 5, of anders gezegd welke bijdrage het beleid kan leveren aan een betere dienstverlening en toegang tot de sociale grondrechten. Voor groepen met minder behartigde belangen vormen de sociale grondrechten een hefboom om op te komen voor hun rechten 6. Dit betekent ook dat het lokaal sociaal beleid een beleid veronderstelt dat raakvlakken heeft met verschillende beleidsdomeinen.
1
: Decreet Lokaal Sociaal Beleid van 19 maart 2004, Vlaams Parlement, artikel 3, 1° : Om het begrip “derden” (of “derde actoren”, of “derde spelers”) te duiden, vertrekken we vanuit een negatieve definitie. Alle actoren op het veld van het lokaal sociaal beleid die geen openbaar bestuur zijn, zijn derden. De gemeente of het OCMW, of de organen die er van afhangen of er deel van uitmaken kunnen dus per definitie nooit derden zijn. Uit http://www.binnenland.vlaanderen.be/HRBB/dossiers/gemeente-ocmw/rapport/onderzoeksrapport/Deel%201_Inleiding.doc 3 : Belgische Grondwet, Artikel 23 en 24. 4 : Memorie van toelichting bij het decreet Lokaal Sociaal Beleid 2.1.1 Lokaal sociaal beleid, de sociale grondrechten als uitgangspunt, p. 20 5 : Anja Claeys, Provinciale impulsen voor een lokaal sociaal beleid, onderzoeksopdracht in opdracht van de Provincie OostVlaanderen, Universiteit Gent, Arteveldehogeschool, Hogeschool Gent, p. 8 6 : Maria Bouverne - Debie: een rechtenbenadering als referentiekader, In Maria Bouverne – De bie e.a., Armoede en Particpatie, Academia Press, p. 3-20 2
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
5
1.1.2
Het belang van participatie en samenwerken voor het lokaal sociaal beleid.
Een beleidsplan dat kan rekenen op een breed draagvlak, zal ook makkelijker uitvoerbaar zijn 7. Daarom schenkt de decreetgever veel belang aan samenwerking en participatie bij de voorbereiding, planning, uitvoering en evaluatie van het lokaal sociaal beleidsplan. In de praktijk betekent dit:
participatie van elke burger bijzondere aandacht voor groepen met minder behartigde belangen samenwerking tussen gemeente en OCMW samenwerking met lokale actoren.
Participatie 8 Participatie is zowel voor groepen burgers, het bestuur als de samenleving een principiële en pragmatische keuze. De principiële keuze vertrekt vanuit een visie op democratie, erkenning van rechten, samenleving en burgerschap. De pragmatische keuze vertrekt vooral vanuit een kijk op kwaliteit en efficiëntie. … Burgers hebben het recht om mee te beslissen over de organisatie en vormgeving van de samenleving. Als burgers basisrechten verwerven en uitoefenen, hebben ze deel aan het beleid. Dat wil zeggen dat ze baat hebben bij het gevoerde beleid. Wanneer ze echter ook actief participeren en opkomen voor hun basisrechten door zelforganisatie en medezeggenschap, nemen ze ook deel aan het beleid. Zo geven burgers het beleid mee vorm en beleven ze dus ook actief hun burgerschap. Voor het lokale bestuur is participatie als beleidsinstrument ook een manier om tot goede beleidsvoering te komen. Het verhoogt de effectiviteit, de efficiëntie en de kwaliteit van het beleid. Het schept namelijk een groter draagvlak voor het beleid en kan kostenbesparend werken door het verhoogde gevoel van veiligheid en samenhorigheid bij de burger. Voor de groepen burgers biedt het een kanaal om hun belangen adequaat te beschermen. De meerwaarde van participatie vertaalt zich ook in termen van algemeen samenlevingsbelang. Participatie zorgt bij de burger voor een verhoging van het verantwoordelijkheidsgevoel en de eigenwaarde. Ze worden mondiger en door de ontplooiingskansen die participatie op individueel en maatschappelijk vlak biedt, zien mensen zich gesterkt in hun eigen toekomstperspectief binnen de maatschappij. Zo is participatie ook een instrument dat versterkend werkt voor de hele samenleving. Participatie van mensen met minder behartigde belangen vraagt bijzondere aandacht Bijzondere aandacht vraagt de participatie van groepen met minder behartigde belangen, de kwetsbare groepen. Bepaalde mensen ervaren achterstelling op meerdere beleidsdomeinen. Hun stem wordt onvoldoende gehoord. Hun belangen worden te weinig verdedigd. Daarom spreken we van groepen met minder behartigde belangen. Enkele voorbeelden: bewoners van aandachtsbuurten, asielzoekers, sociale huurders, kwetsbare jongeren, zieken, kansengroepen op de arbeidsmarkt, thuislozen…Zij hebben het meest te winnen bij een sterk lokaal sociaal beleid. Mensen met minder behartigde belangen betrekken bij het beleid is belangrijk maar het is niet evident. Er zijn extra inspanningen nodig. Vele initiatieven krijgen te maken met participatieve verdamping waarvoor verschillende oorzaken zijn. Eén oorzaak is de ongelijke verdeling van de beschikbaarheid van hulpbronnen om te kunnen 9 deelnemen aan participatie-initiatieven . Wie thuis beschikt over een internetaansluiting heeft vlotter toegang tot informatie. Wie hoog is opgeleid worstelt zich makkelijker door beleidsdocumenten. Wie een job heeft, bouwt meer ervaring met overleggen en vergaderingen. Mensen met minder behartigde 7
: www.vlaanderen.be/lokaalsociaalbeleid : Ines Keygnaert, (2005) Participatiekoffer, participatieplanleidraad "Project participatie van groepen met minder behartigde belangen aan het lokaal sociaal beleid", Samenlevingsopbouw Vlaanderen & Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen , Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Cel Lokaal Sociaal Beleid, p. 12-13 9 : Bas Van Gool, Waarom beleidsparticipatie door “gewone” burgers meestal faalt: een reconstructie van de oorzaken van participatieve verdamping, Res Publica, forhcoming, 2007, p. 3 8
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
6
belangen ontberen dikwijls deze hulpbronnen en is het noodzakelijk dat ze worden ondersteund om hun recht op participatie uit te oefenen. Samenwerking en netwerkvorming Lokaal sociaal beleid is het resultaat van een lokale dynamiek die door acties van OCMW én gemeente én lokale actoren is ontstaan. Lokale actoren zijn dan zowel private als semi-publieke en publieke organisaties die lokaal projecten opzetten om de sociale grondrechten te garanderen. Samenwerking tussen lokale besturen en lokale actoren is dus onontbeerlijk voor het welslagen van het lokaal sociaal beleid. 10 Bij het ondersteunen van groepen met minder behartigde belangen bij hun recht op participatie is eveneens samenwerking en netwerkvorming vereist. Er zijn lokale initiatieven waar groepen met minder behartigde belangen samenkomen in bewonersgroepen, armenverenigingen, zelfzorggroepen, verenigingen, … . Diverse organisaties ondersteunen hen daarbij. Er is echter te weinig netwerkvorming en gemeenschappelijke aanpak vanuit de groepen met minder behartigde belangen om samen te ijveren voor effectieve maatregelen. In dit verband is het belangrijk dat de samenwerking en netwerkvorming de gemeentegrenzen overschrijdt.
10
:www.vlaanderen.be/lokaalsociaalbeleid
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
7
1.2 Het project Grondrechtenboom: focus op participatie en toegang tot de sociale grondrechten van mensen met minder behartigde belangen Het decreet lokaal sociaal hecht belang aan de participatie van groepen met minder behartigde belangen, stimuleert samenwerking en netwerkvorming en focust op de toegang tot sociale grondrechten. Deze elementen bieden de opportuniteit om samen met groepen met minder behartigde belangen, derde en beleidsactoren, participatie aan het (lokaal) sociaal beleid te stimuleren, wat kan leiden tot effectieve maatregelen. Daarom realiseert Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent in samenwerking met het provinciebestuur Oost-Vlaanderen het project Grondrechtenboom. Een project dat lokale besturen op korte en lange termijn een instrument aanreikt om rekening te houden met de groepen met minder behartigde belangen. Als eerste stap realiseren we een provinciale doelgroepenbevraging die de toegang tot de sociale grondrechten van de Oost- Vlaamse groepen met minder behartigde belangen in kaart brengt. Tegelijkertijd geven we een aanzet tot de uitbouw van een netwerk van groepen met minder behartigde belangen, derde- en beleidsactoren in Oost-Vlaanderen. Grondrechtenboom houdt niet op met de realisatie van de fase van de doelgroepenbevraging. Met Grondrechtenboom leveren we een bijdrage aan de versterking van de beleidsparticipatie van groepen met minder behartigde belangen aan het (boven)lokaal sociaal beleid. Grondrechtenboom speelt in op de ontoegankelijkheid van de sociale grondrechten voor groepen met minder behartigde belangen en het gebrek aan betrokkenheid van die groepen bij het beleid dat op hun situatie betrekking heeft. Concreet houden we daartoe een bevraging van mensen met minder behartigde belangen in OostVlaanderen, via de methodiek Open Space, van oktober 2006 tot en met mei 2007. Dit betekent dat we in de 6 Oost-Vlaamse regio’s: Aalst, Dendermonde, Gent, Meetjesland, Vlaamse Ardennen en Waasland, 10 groepen bevragen en in de stad Gent een 30-tal groepen. Voor de keuze van de groepen baseren we ons op een aantal criteria: diversiteit, regionale spreiding, evenwicht landelijkstedelijk en bereikbaarheid. De resultaten worden regionaal, stedelijk en provinciaal verwerkt in 6 regionale, 1 stedelijk en 1 provinciaal rapport en voorgesteld op diverse trefdagen. Dit past binnen het groot belang die we hechten aan de actieve communicatie van de resultaten. Hiervoor wordt nauw samengewerkt met diverse welzijnsorganisaties, lokale besturen en het Regionaal Welzijnsoverleg in elk van die 6 regio’s. We worden wetenschappelijk methodologisch ondersteund door de Arteveldehogeschool. Het project wordt gefinancierd via de vaste provinciale nominale subsidie, een extra provinciale subsidie binnen het budget actieonderzoek en de decretale middelen. In de stuurgroep van het project zijn de 3 niveaus van samenwerkingspartners in het project Grondrechtenboom vertegenwoordigd: doelgroepenorganisaties, beleid (lokaal, regionaal en Vlaams) en methodologische ondersteuning. De stuurgroep volgt en stuurt het verloop en de realisatie van de doelstellingen van dit project en heeft rol bij de opvolging van de bevraging, de verwerking van het onderzoeksmateriaal en het netwerken.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
8
Participatie zelf toepassen Participatiekoffer In Grondrechtenboom passen we enkele participatiemethodes toe die we in dit rapport beschrijven. Mensen die zelf aan de slag willen halen hier zeker inspiratie uit. Er bestaan uiteraard nog vele andere participatiemethodes en – technieken. 11
Voor wie participatie wil toepassen is de participatiekoffer . een must. Deze koffer is ontwikkeld in het kader van het 12 pilootproject participatie aan het lokaal sociaal beleid in 2005 , waarop Grondrechtenboom verder bouwt. De participatiekoffer kan je gratis downloaden op
13
.
Participatieladder In het participatieplan van het lokaal sociaal beleidsplan is het belangrijk aan te geven op welke manier je groepen met minder behartigde belangen bij het lokaal sociaal beleidsplan wil betrekken. 14
Een goed kader hiervoor is de participatieladder . Er bestaan verschillend niveaus van participatie, die gaan van informeren tot zelfbeheer. Informeren is eigenlijk een randvoorwaarde om te kunnen participeren. De groepen die we bereikten in de regio Gent zijn vragende partij om blijvend betrokken te worden, wat betekent dat ze willen blijven samen komen en in dialoog gaan met het beleid. Een engagement dat zich situeert op het niveau van consulteren, raadplegen en adviseren en het niveau van interactieve beleidsvorming en meebeslissen.
Vorm van democratie
Niveau van participatie
Voorbeelden
Representatieve democratie
Informeren
InspraakDemocratie
Consulteren, raadplegen, adviseren
Interactieve democratie
Interactieve meebeslissen
Directe Democratie
Coproductie Zelfbeheer
beleidsvorming,
Informatieavonden, Infobladen Inspraak, hoorzitting, klankbordgroep, denktank Overleggroepen, participatie overeenkomsten, convenanten Buurt- en wijkbudgetten, Zelforganisaties, referendum
11
:Ines keygnaert, Participatiekoffer, "Project participatie van groepen met minder behartigde belangen aan het lokaal sociaal beleid", Samenlevingsopbouw Vlaanderen & Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen , Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Cel Lokaal Sociaal Beleid, 12 : ‘Participatie van groepen met minder behartigde belangen aan het lokaal sociaal beleid’. ‘Samenlevingsopbouw Vlaanderen (VIBOSO2)’ en het ‘Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen’, voeren tussen december 2004 en november 2005 dit project uit in opdracht van Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Inge Vervotte. 13 : doorklikken naar Samenlevingsopbouw Vlaanderen, info en documentatie, publicaties 14 Sven Germonpré, Eric Goubin en Marc Rubben, Van schietstand tot denktank, bewonersplatforms als inspirerend model voor steden en gemeenten, Een initiatief van de Stad Veurne, in samenwerking met Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen en Memori (onderzoekscentrum Katholieke Hogeschool Mechelen)
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
9
2 Participatie aan het lokaal sociaal beleid binnen een breed netwerk: de doelgroepenbevraging
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
10
2
Participatie aan het lokaal sociaal beleid binnen een breed netwerk: de doelgroepenbevraging
2.1.
Werving doelgroepen
2.1.1
Opmaak doelgroepenmatrix
We stellen ons tot doel om binnen de beschikbare tijd en middelen een brede en diverse groep te bereiken van mensen met minder behartigde belangen. Daarom maken we een doelgroepenmatrix met een viertal criteria waarmee we bepalen welke groepen we bevragen in Oost-Vlaanderen en Gent. Deze criteria toetsen we af met de leden van de stuurgroep. Met de doelgroepenmatrix pretenderen we niet om alle menen met minder behartigde belangen te willen bereiken, wel zo breed en divers mogelijk binnen het haalbare. Criterium 1. Provinciaal en regionaal gespreid We streven naar een provinciale spreiding door in elke regio en in de stad Gent groepen te bevragen. Om de regio’s af te 15 bakenen hanteren we de indeling van het Regionaal Welzijnsoverleg : Regio Aalst, Regio Dendermonde, Regio Gent, Meetjesland, Vlaamse Ardennen en Waasland. Door de specificiteit van de stad Gent beschouwen we haar als een aparte entiteit. We hanteren dus 7 gebieden: de 6 regio’s en de stad Gent. Binnen de regio’s is de spreiding over de verschillende gemeentes een aandachtspunt. Deze spreiding trachten we te garanderen door aandacht te hebben voor de vindplaatsen van de groepen. De groepen kunnen zo ook samengesteld zijn uit verschillende gemeentes van de regio.
Criterium 2. Een zo groot als mogelijke diversiteit aan groepen We streven naar een zo groot mogelijke diversiteit van te bevragen roepen. Zo bereiken we een grote mix van mensen met minder behartigde belangen. We bakenen daarom 11 doelgroepen af die we in elke regio willen bereiken: allochtonen en asielzoekers, armen, cliënten van de hulpverlening, cursistengroepen, kansengroepen inzake tewerkstelling, kwetsbare jongeren, ouderen, oudergroepen, thuislozen, wonen en woonomgeving (bewonersgroepen) en zelfzorggroepen. Criterium 3. Evenwicht tussen stedelijke en landelijke context In de stedelijke gebieden bestaat er een aanbod van diensten en organisaties, zodat het gevaar dreigt om vooral via die kanalen te werken en bijgevolg de landelijke context uit het vizier dreigt te verdwijnen. We hebben aandacht voor de landelijke context bij het samenstellen van de doelgroepenmatrix. Ook hier zijn gemengde groepen mogelijk van mensen uit een landelijke en een stedelijke context mogelijk. Criterium 4. Evenwicht georganiseerd en niet-georganiseerd Grondrechtenboom heeft als doel de mensen met minder behartigde belangen aan het woord laten. Hiervoor hanteren we twee kanalen: mensen die actief zijn in bestaande groepen en mensen die niet in één of ander georganiseerd verband actief zijn. De bestaande groepen zijn het resultaat van een investering om mensen samen te brengen. Dan denken we aan bewonersgroepen, verenigingen waar armen het woord nemen, zelfzorggroepen … Uiteraard zijn er ook heel veel mensen met minder behartigde belangen die nog geen deel uitmaken van één of andere groep. Dat zijn in feite de mensen met de minst behartigde belangen. Het is van groot belang om de nodige randvoorwaarden te scheppen, opdat ook deze mensen kunnen participeren. 16 Deze mensen spreken we aan via diensten en organisaties die hen wel bereiken.
15
: De 6 regio’s verwijzen naar de 6 Oost-Vlaamse arondissementen. In deel 3 vind je op kaartjes de regioindeling. : Ines Keygnaert, Participatiehefboom, methodes, Project participatie van groepen met minder behartigde belangen aan het lokaal sociaal beleid", Samenlevingsopbouw Vlaanderen & Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Cel Lokaal Sociaal Beleid, p. 53
16
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
11
2.1.2
Invulling doelgroepenmatrix samen met sleutelfiguren
Op basis van
de kennis van het welzijnsveld en de contacten van Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent het netwerk van het Regionaal Welzijnsoverleg de sociale kaart
spreken we diverse personen en organisaties aan die contact hebben als begeleider of hulpverlener met mensen met minder behartigde belangen: sleutelfiguren. We verwachten van de sleutelfiguren dat ze hun doelgroep warm maken en dat ze een bijdrage leveren in de begeleiding van het bevragingsmoment. We besteden aandacht aan het informeren en vormen van de sleutelfiguren. We schetsen het doel en het verloop van Grondrechtenboom, hoe het bevragingsmoment verloopt en wat er concreet van hen wordt verwacht. Daartoe ontwikkelen we een handleiding en organiseren we gezamenlijke en persoonlijke info- en overtuigingssessies op overleggen, via telefoon en e-mail. We geven daarin praktische informatie, tips en verwachtingen mee om alle sleutelorganisaties een heldere kijk te geven op het verloop van het project. We geven eveneens concrete tips hoe ze Grondrechtenboom kunnen voorstellen aan hun doelgroep. Hieronder vind je een aantal van die concrete tips uit de handleiding voor de sleutelfiguren. Algemene tips Jullie zijn de meest geschikte personen om deelnemers te werven. Om deelnemers te werven gaat persoonlijk contact boven elke vorm van schriftelijk contact. Daarom zijn jullie als vertrouwenspersonen uitermate belangrijk!
Vraag aan deelnemers of ze in hun kennissenkring zelf mensen kunnen aanspreken om deel te nemen aan het project. Als mensen worden aangesproken door iemand die ze kennen en vertrouwen, is de kans veel groter dat ze op de vraag ingaan. Ter ondersteuning van deze persoonlijke contacten zorgt Samenlevingsopbouw voor een begrijpelijke folder. Deze folder bevat ruimte om datum en plaats op te vermelden zodat elke deelnemer weet waar en wanneer hij/zij verwacht wordt voor de Open Space.
Wat kan je zeggen Het is een meerwaarde als de deelnemers op voorhand enigszins op de hoogte zijn van wat er gaat gebeuren. Neem samen met hen de folder door en probeer een antwoord te formuleren op hun vragen en twijfels. Het is belangrijk dat de deelnemers weten dat het om een moment gaat waar een informele sfeer hangt. Er zullen namelijk drankjes en versnaperingen zijn en de zeven principes van Open Space zorgen ervoor dat iedereen kan deelnemen op zijn/haar manier. Concrete uitspraken die je kunt gebruiken: ‘Jouw mening is belangrijk’; ‘We vertrekken vanuit jouw persoonlijke ervaring rond jouw toegang tot sociale grondrechten’, ‘Er zullen in totaal ongeveer 800 personen hun mening geven’, ‘Jullie stem wordt te weinig gehoord en is zeer belangrijk bij de opmaak van het lokaal sociaal beleid’ Inhoudelijk kan je ook al een aantal zaken vermelden. Je kunt bijvoorbeeld de sociale grondrechten al eens samen overlopen (deze worden één voor één verduidelijkt in een boekje voor de doelgroepen).
Wanneer het bijeenbrengen van een groep niet lukt, doordat we de sleutelfiguur en/of de doelgroep niet kunnen overtuigen om mee te werken zoeken we in de regio een andere groep behorende tot dezelfde doelgroep. Wanneer door een te lage opkomst bijeenkomsten niet kunnen plaatsvinden, spreken we met de aanwezigen een geschikter moment af.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
12
2.1.3
Effectief bereik doelgroepen
In elke regio hebben we een 10-tal groepen bevraagd, behalve in de regio Gent. In elke regio bereiken we een goede spreiding over de verschillende gemeentes, behalve in de regio Gent. In de stad Gent zijn 30 groepen bevraagd. In 5 van de 6 regio’s hebben op zijn minst 10 van de 11 vooropgestelde doelgroepen bevraagd. In de Regio Gent 7. In de stad Gent zijn er meerdere groepen per doelgroep bevraagd, die in functie van de vergelijkbaarheid in onderstaande tabel zijn samengevoegd. In bijlage 1 vind je per regio het overzicht van de bevraagde groepen. We hebben mensen uit de landelijke context hoofdzakelijk bereikt binnen de doelgroepen: oudergroepen, armen, allochtonen en asielzoekers, cliënten hulpverlening en zelfzorggroepen. De niet-georganiseerde mensen vinden we vooral terug bij de doelgroepen thuislozen, kwetsbare jongeren, cliënten van de hulpverlening en in mindere mate bij de allochtonen en asielzoekers. De georganiseerde groepen vinden we vooral bij de doelgroepen: oudergroepen, armen, zelfzorggroepen wonen en woonomgeving en allochtonen en asielzoekers. Onderstaande tabel geeft weer binnen welke organisaties er sleutelfiguren groepen hebben geworven. Tabel 1 Sleutelfiguren per doelgroep Thuislozen
Thuislozencentra van de centra voor algemeen welzijnswerk
Kwetsbare jongeren
Jeugdwerk met kwetsbare jongeren, opvangcentra, straathoekwerk, lokale jeugddiensten, centra voor deeltijds leren Welzijnsschakels, onderwijsopbouwwerk (samenlevingsopbouw, gemeentelijke initiatieven, integratiesector) Verenigingen waar armen het woord nemen, welzijnsschakels, sociaal restaurant, voedselbanken Integratiesector, gemeentelijke integratiediensten, opvangcentra voor asielzoekers, vormingplus, samenlevingsopbouw Sociale tewerkstellingsinitiatieven, werklozenwerking vakbond
Oudergroepen Armen Allochtonen en asielzoekers Kansengroepen tewerkstelling Ouderen Cliënten hulpverlening Zelfzorggroepen
Stedelijke dienstencentra, seniorenconsulent OCMW’s
samenlevingsopbouw,
gemeentelijke
Wonen en woonomgeving
Platform zelfzorggroepen Oost-Vlaanderen (Plazzo) en Oost-Vlaams zorgplatform (mutualiteiten) Bewonersgroepen samenlevingsopbouw, sociaal verhuurkantoor
Cursistengroepen
Leerpunt basiseducatie
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
13
Regio Aalst
Regio Gent
8 4 10 14 15 5 8 7 6 12 14 11 103 9,5 8
4 33 7 9 12 9 7 0 7 12 4 10 104 10,5 8
12 11 22 0 8 15 3 6 8 6 10 10 101 10 9
10 15 23 13 12 9 0 9 4 7 7 10 109 11 10
5 0 4 0 10 4 0 0 5 4 5 7 37 5,5 5
Oost-Vlaanderen
Regio Dendermonde
24 9 13 6 15 8 8 7 9 7 5 11 111 10 8
Stad Gent
Vlaamse Ardennen
Aantal groepen Totaal deelnemers Gemiddeld aantal deelnemers per groep Mediaan 17 deelnemers per groep
Waasland
Allochtonen en asielzoekers Armen Cliënten hulpverlening Cursistengroep Kansengroepen tewerkstelling Kwetsbare Jongeren Ouderen Oudergroep Thuislozen Bewonersgroepen Zelfzorggroepen
Meetjesland
Doelgroep
Tabel 2 Doelgroepbereik
53 50 39 20 11 55 16 11 20 20 2 28 297 10,5 8
116 122 118 62 83 105 42 40 59 68 47 87 862 9,5 8
In bijlage 1 vind je per regio en de stad Gent het doelgroepbereik en de sleutelfiguren.
2.1.4
De meerwaarde van doelgroepenmatrix
In 87 bijeenkomsten bereiken we 862 mensen die anders geen of weinig inspraak gekregen hadden in het lokaal sociaal beleidsplan. De gestelde criteria van diversiteit, regionale en provinciale spreiding, evenwicht landelijk-stedelijk, evenwicht georganiseerd en niet-georganiseerd zijn bereikt, met een nuancering voor de regio Gent. Dit betekent dat diverse mensen met minder behartigde belangen met elkaar in dialoog zijn gegaan over hun toegang tot de sociale grondrechten. We bereiken ook mensen uit de meeste steden en gemeenten van Oost-Vlaanderen. Voor het behalen van dit resultaat zijn volgende elementen cruciaal:
De inzet van de sleutelfiguren, de vele hulpverleners en begeleiders die in rechtstreeks contact staan met hun cliënten. Zij zoeken en overtuigen mensen om naar de bevragingsmomenten te komen. Belangrijk daarbij is dat de sleutelfiguren daartoe goed informeren en goed weten waarvoor ze hun mensen werven.
17
: Met midden wordt het middelste getal in het bereid van de groepen per regio.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
14
De meeste bevragingen vinden plaats op de vaste stek van de mensen, soms gekoppeld aan een bestaande activiteit: in het buurthuis, het salon van het opvangcentrum, het sociaal restaurant … Wanneer die vaste stek er niet is, maken we goede afspraken over vervoer en halen we sommige mensen op.
We leveren grote inspanningen om het aanbod zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor de deelnemers. Bij de uitnodiging benadrukken we de zinvolheid van hun inbreng, de losse ontspannen sfeer en het natje en het droogje eigen aan de bevragingsmomenten. Deelnemers bevestigen dit, ze willen deel uitmaken van Grondrechtenboom voor het sociaal contact, om iets bij te leren en om hun mening te kunnen zeggen.
De keuze om te vertrekken van de sociale grondrechten spreekt de groepen met minder behartigde belangen aan op reële thema’s waarmee ze dagelijks worden geconfronteerd: leefloontrekkers hebben wel iets te vertellen over het recht op arbeid en sociale bijstand, bewoners van aandachtsbuurten ervaren dagelijks wat een slechte woonsituatie is … We 18 spreken mensen aan op een gevoel van onrechtvaardigheid dat ze dagelijks ervaren .
De meerwaarde van deze aanpak is dat heel diverse mensen met minder behartigde belangen met een eerder beperkte inspanning een inbreng kunnen doen. De inbedding in een grote bevraging en een breed netwerk garandeert dat hun inbreng van nut is. Naast het procesmatige en intensieve werk in bewonersgroepen of verenigingen waar armen het woord nemen, zelfzorggroepen … is dit een andere succesvolle manier om groepen met minder behartigde belangen te ondersteunen bij hun recht op participatie. Een belangrijk neveneffect van het werken met sleutelfiguren is de grote betrokkenheid van diverse diensten en organisaties 19.
18
: Zie 1.1.2 : Zie 2.4 opzetten van een netwerk
19
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
15
2.2
Doelgroepenbevraging
2.2.1
Toepassing van de methode Open Space
Op de 87 doelgroepbijeenkomsten gebruiken we de methode Open Space. De methode gaat uit van de vaststelling dat de tongen los komen in de wandelgang, bij het glas achteraf of in de koffiekamer. Tijdens een Open Space creëren we de sfeer van een georganiseerde koffiepauze. Met een aantal spelregels scheppen we de mogelijkheid voor de deelnemers om te praten over wat ze willen, met wie ze willen en zo lang het voor hen interessant is. Open Space schept een laagdrempelige vrijplaats voor elke deelnemer om met zijn of haar talent, beleving en inzicht bij te dragen tot het eindresultaat. In het eerste deel vragen we aan de deelnemers om persoonlijke positieve en negatieve ervaringen te noteren over hun toegang tot de sociale grondrechten. Deze ervaringen worden dan in een drietal thema’s geclusterd. In het tweede deel worden de verschillende thema’s in kleine groepen besproken. Vanuit de persoonlijke ervaringen worden er besluiten geformuleerd. Iedereen kan alle thema’s bespreken via een doorschuifsysteem. Hieronder beschrijven we de methode in detail. De combinatie van het laagdrempelig karakter van de methode en het gestructureerde verloop maakt de methode geknipt voor een provinciale doelgroepenbevraging van een 80-tal groepen.
Open Space stap voor stap 7 principes De deelnemers worden verwelkomd met een hapje en een drankje. Vervolgens situeren we het project en beschrijven we de verschillende grondrechten. Cruciaal in de methode zijn de 7 principes: 1 Wie er ook komt, het zijn altijd de juiste mensen 2 Wat er ook gebeurt, het is goed dat het gebeurt 3 Omstandigheden zijn gewoon zoals ze zijn 4 Toeval bepaalt de samenstelling van de groepen 5 Iedereen begint wanneer hij/zij wil beginnen 6 Iedereen stopt als hij/zij vindt dat het genoeg is geweest 7 De wet van de twee voeten. Doel- en vraagstelling Doel: mensen samen laten praten, nadenken en werken met elkaar over de toegang tot sociale grondrechten. Iedereen heeft recht op wonen, culturele en maatschappelijke ontplooiing, gezondheid, sociale bijstand, arbeid, gezond leefmilieu, juridische bijstand en onderwijs. We willen de ongelijke toegang tot deze sociale grondrechten in kaart brengen en we willen helpen om deze ongelijkheid weg te werken! Vraag: iedereen heeft recht op de volgende sociale grondrechten: wonen, culturele en maatschappelijke ontplooiing, gezondheid, sociale bijstand, arbeid, gezond leefmilieu, juridische bijstand en onderwijs Het stadsbestuur, OCMW en verschillende organisaties zijn er mee verantwoordelijk voor dat deze sociale grondrechten, via een aanbod van diensten, voor iedereen toegankelijk zijn. In het lokaal sociaal beleidsplan zal staan beschreven hoe dit in de toekomst zal evolueren. Het is belangrijk dat de bevolking ook een stem heeft in het lokaal sociaal beleidsplan. Vandaag willen we jullie stem horen. Vind je dat in jouw stad of gemeente deze sociale grondrechten bereikbaar zijn? Schrijf twee positieve en twee negatieve ervaringen neer van jezelf of van iemand die je kent. Kaartjes en clusteren De deelnemers krijgen groene en rode kaartjes om hun ervaringen op te schrijven. Groene voor de twee positieve ervaringen en rode voor de twee negatieve ervaringen. Alle aanwezige begeleiders kunnen worden aangesproken worden om te helpen bij het opschrijven van de ervaringen. Vertrouwenspersonen zijn hierbij belangrijk. Wanneer de deelnemers klaar zijn hangen ze hun kaartjes vooraan in het lokaal op. Met de hele groep proberen we de positieve en negatieve ervaringen te clusteren onder verschillende thema’s (bijvoorbeeld: thema wonen, thema gezond leefmilieu …). Dit gebeurt vooraan aan een grote muur waar de kaartjes per thema bij elkaar worden gehangen.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
16
Bespreking in groepen Nadat de groepen willekeurig zijn ingedeeld gaat er een begeleider mee die de kaartjes globaal overloopt. De begeleider geeft daarbij aan welke de grote thema’s en subthema’s zijn. Breng dan het gesprek op gang door vragen te stellen. In het gesprek kunnen termen verduidelijkt worden. Noteer elk besluit op de flap. Een besluit kan een probleemformulering zijn, een voorstel tot oplossing … Een besluit mag ook zijn dat een paar mensen er zo over dachten en een paar andere mensen anders. Probeer alle kaartjes af te werken. Wanneer dit niet lukt, start bij het volgende groepje met die kaartjes die nog niet zijn behandeld. Resultaat: een of meerdere flappen met besluiten die je op het einde plenair voorstelt. Nadat alle besluiten zijn voorgesteld wordt aan alle deelnemers nog een afsluitende vraag gesteld: ‘Stel je voor dat je maar drie besluiten mag doorgeven aan het beleid, welke zou je dan kiezen. Bedoeling hiervan is dat er nog een afsluitende weging gebeurt zodat we per groep bepaalde prioriteiten kunnen vaststellen. In deze fase ontstaat er nog een klein debat tussen de deelnemers.
2.2.2
De meerwaarde van de toepassing van Open Space
De meerwaarde van de toepassing van de methode Open Space situeert zich op twee niveaus: het methodische en het inhoudelijke. Methodisch Open Space geeft het moment in handen van de deelnemers. Door de toepassing van de 7 principes maakt elke groep er zijn moment van. Door het noteren van ervaringen op de kaartjes bepalen de deelnemers waarover het zal gaan. De enige noodzakelijke thematische afbakening gebeurt in de doel- en vraagstelling. Een mogelijk nadeel van groepsbevragingen is dat deelnemers zich geremd voelen om bepaalde problemen uit hun eigen situatie aan te kaarten. Ervaringen die nochtans zeer relevant kunnen zijn. Open Space geeft hiervoor meer ruimte. De fase waarbij deelnemers persoonlijk ervaringen noteren op kaartjes geeft de nodige veiligheid. Open Space is zeer gestructureerd. Het is voor de deelnemer altijd duidelijk wat hij/zij kan doen, maar niets moet (7 principes). Dit is voor veel mensen een zeer geruststellend vertrekpunt Door deze methodische aanpak creëren we die omstandigheden zodat deelnemers met beperkte hulpbronnen toch in staat zijn om op een volwaardige manier deel te nemen. De deelnemers ervaren de methode als een creatieve aanpak die hen de kans biedt hun mening te formuleren en in dialoog te gaan met anderen op een informele en niet-schoolse manier. Inhoudelijk De keuze om te vertrekken van de sociale grondrechten spreekt de groepen met minder behartigde belangen aan op reële thema’s waarmee ze dagelijks worden geconfronteerd: leefloontrekkers hebben wel iets te vertellen over het recht op arbeid en sociale bijstand, bewoners van aandachtsbuurten ervaren dagelijks wat een slechte woonsituatie is, … We spraken mensen aan op een gevoel van onrechtvaardigheid dat ze dagelijks ervaren en op de waarde van hun ervaringen, zowel positieve als negatieve. In de methodiek Open Space vertrekken we vanuit persoonlijke ervaringen en bij het formuleren van conclusies hoeft er niet zo nodig consensus te zijn. Bij de verwerking wordt er per regio een grondrechtenboom gemaakt waarin de verschillende ervaringen en besluiten worden geordend per grondrecht. Ordening dus en geen selectie of wegfiltering van harde uitspraken of tegenstellingen. Iedereen kan volop zijn gang gaan door de toepassing spelregels dat iedereen kan praten over wat ze willen, met wie ze willen en zo lang het voor hen interessant is. Dit is een belangrijke succesfactor. In het belang van het proces is er dikwijls geen ruimte voor lastige opmerkingen en tegenstellingen,
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
17
woede en eigenbelang. Bas Van Gool stelt dat dit één van de redenen is waarom participatieinitiatieven kunnen mislukken 20.
20
: Bas Van Gool, In Volle Colère, Waarom gewone burgers soms toch participeren aan beleidsvorming, Ruimte en Planning, JG 26, nr 3, 2006, p. 10-29
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
18
2.3 2.3.1
Verwerking en communicatie doelgroepenbevraging
van
de
resultaten
van
de
Kwalitatieve verwerking
De resultaten van de bevraging van 87 groepen ordenen en analyseren we op het niveau van de 6 regio’s en de stad Gent. Dit leidt tot het opmaken van 7 grondrechtenbomen, waarbij we de ervaringen, prioriteiten en bijhorende analyse uit de doelgroepenbevraging voorstellen. Voor wat het Oost-Vlaamse gedeelte betreft staat COMPash in, voor de kwalitatieve verwerking van de Gentse resultaten staat Samenlevingsopbouw Gent in.
2.3.2
Terugkoppeling naar de lokale besturen
De verwerkte resultaten publiceren we per regio/ stad Gent in een regionaal rapport. Daarbij besteden we ruim aandacht hoe lokale besturen het materiaal kunnen gebruiken in het lokaal sociaal beleidsplan. Ook het overzicht van de bevraagde groepen, de toegepaste methode en de meerwaarde en het belang van participatie krijgen ruime aandacht. De rapporten stellen we voor op 7 regionale tafels voor de lokale besturen. Die worden bijgewoond door alle Oost-Vlaamse lokale besturen. De publicatie van de tussentijdse rapporten en de voorstelling ervan vinden plaats in de loop van de maanden maart en mei. We verspreiden onder de derde actoren en beleidsactoren drie digitale nieuwsbrieven.
2.3.3
Terugkoppeling naar de doelgroepen
Op 6 regionale momenten en een moment voor de stad Gent koppelen we de resultaten terug aan de deelnemers van de Open Space. Gemiddeld komt een derde van de deelnemers naar het regionaal moment. We streven net zoals op de Open Space naar een informele sfeer. De resultaten van de regio worden opgehangen en de aanwezigen krijgen ruim de tijd om de resultaten te bekijken. In kleinere groepen worden enkele resultaten in detail besproken. Ook de evaluatie van de Open Space en de verwachtingen naar de toekomstige projecten worden daar besproken. Deze zijn mee verwerkt in dit rapport. We verspreiden onder de deelnemers een 3-tal nieuwsbrieven die de voortgang van het project beschrijven.
2.3.4
De eindproducten
De regionale resultaten vormen de basis voor een provinciale analyse met concrete aanbevelingen: het eindrapport. Het eindrapport stellen we voor op de feestelijke afsluiter (de grondrechtendag, 23 november 2007 in Gent), voor alle deelnemers, organisaties en besturen. Zij ontvangen eveneens een grondrechtenkalender die de resultaten, op een eenvoudige en creatieve manier, in de aandacht brengt. In de kalender worden de sociale grondrechten beschreven aan de hand van de ervaringen en voorstellen van de mensen met minder behartigde belangen gegeven in de Grondrechtenboom. Het eindrapport, de grondrechtendag en de kalender willen stimuleren en motiveren om samen te blijven werken aan een gelijke toegang tot de sociale grondrechten.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
19
2.4
Opzetten van een netwerk
2.4.1
Verschillende partners
Een breed netwerk van derde actoren 21, lokaal, provinciaal, Vlaams beleid en groepen met minder behartigde belangen draagt het project. Naast de grote betrokkenheid in de werving van groepen, begeleiden bepaalde sleutelorganisaties de bevragingsmomenten. Dit heeft als belangrijk neveneffect dat we een grote betrokkenheid realiseren bij Grondrechtenboom. In een ruime stuurgroep volgen diverse welzijnsorganisaties lokaal, provinciaal en Vlaams beleid Grondrechtenboom mee op. De stuurgroep waarin alle samenwerkingspartners zijn vertegenwoordigd, volgt Grondrechtenboom op. Ook de VVSG en de Armoedecel van de Vlaamse overheid zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep. De Stuurgroep:
Adviseert over de groepen die bevraagd moeten worden en de toepassing van de methodiek Begeleidt de verwerking van het onderzoeksmateriaal. Adviseert over de dialoog met de doelgroep, organisaties en beleid.
Het Provinciebestuur Oost-Vlaanderen ondersteunt het project financieel in het kader van hun ondersteuningsaanbod van het lokaal sociaal beleid. Het Regionaal Welzijnsoverleg is een partner voor de netwerkvorming met lokaal beleid en derde actoren. COMPash ondersteunt ons bij de kwalitatieve verwerking van het materiaal in de 6 Oost-Vlaamse regio’s
2.4.2
Meerwaarde netwerk
Dankzij dit ruime en diverse netwerk slagen we er op korte termijn in om groepen met minder behartigde belangen te betrekken bij de opmaak van het lokaal sociaal beleidsplan. Door de gesmede banden kan dit netwerk in verschillende verbanden en initiatieven op lange termijn blijven werken aan beleidsparticipatie van groepen met minder behartigde belangen. Netwerken staat dus niet voor niets in de ondertitel van het project. Grondrechtenboom is een wederzijds 22 leerproces over de toegankelijkheid van en de dialoog over de 10 sociale grondrechten voor mensen met minder behartigde belangen in Oost-Vlaanderen. In dit proces leren, zien en waarderen de derde actoren, beleidsactoren en mensen met minder behartigde belangen wat zich al afspeelt en ontdekken ze nieuwe mogelijkheden 23. Het initiatief aan de basis: mantelzorgers, ouder- en buurtgroepen, vrijwilligers in het dorpshuis, … is essentieel. Filip Derynck ziet in het ruimte geven aan en stimuleren van dit initiatief, in de civiele samenleving, veel meer kansen tot beleidsparticipatie dan via de versleten politieke participatie in de hoorzitting, de adviesraad, de inspraakprocedure … Bij die laatste gaat het dikwijls over de participatie aan een plan. Tussen het papier en de realisatie gaapt echter een grote kloof. In dat kader wordt het doen veel belangrijker: Doen wekt participatie op, pas in actie ontwikkelt zich de echte participatie, 21
: Om het begrip “derden” (of “derde actoren”, of “derde spelers”) te duiden, vertrekken we vanuit een negatieve definitie. Alle actoren op het veld van het lokaal sociaal beleid die geen openbaar bestuur zijn, zijn derden. De gemeente of het OCMW, of de organen die er van afhangen of er deel van uitmaken kunnen dus per definitie nooit derden zijn.
22
Maria Bouverne – Debie Grondrechtenboom : een wederzijds leerproces? niet gepubliceerde tekst
23
Wetenschappelijke raad voor het Regeringsbeleid, Lerende overheid. Een pleidooi voor probleemgerichte politiek, p.36, Amsterdam Universtiy Press, 2006
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
20
vertrouwen groeit letterlijk al doende. In plaats van zelf te organiseren zou de overheid veel meer het initiatief aan de basis moeten stimuleren en ruimte geven 24. Participatie speelt zich af in een veel complexer veld dan de relatie burger-overheid. Deze analyse sluit aan bij de keuze van Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen en Samenlevingsopbouw Gent om de Grondrechtenboom te realiseren in een breed netwerk van verschillende organisaties, overheden, basisgroepen, welzijnsinstellingen, groepen met minder behartigde belangen … Dit omdat we alle relevante partners bij het project willen betrekken die mee aan een oplossing kunnen werken. Deze keuze houdt ook in dat we in de Grondrechtenboom participatie ruimer bekijken dan de virtuele participatie aan een plan. We smeden banden tussen mensen en organisaties om in de toekomst samen te werken aan en ijveren voor een gelijke toegang tot de sociale grondrechten. Dit waar maken vormt de voornaamste uitdaging van het project Grondrechtenboom.
24
: Filip De Rynck, Burgerparticpatie voorbij de representatie, Gentse lezingen (red. Herwig Reynaert en Filip De Rynck), Uitgeverij Vandbroele, Brugge 2007,
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
21
2.5
De resultaten van het proces
2.5.1
Korte termijn
Door het grote bereik, de methodische aanpak en de nauwe betrokkenheid van derde en beleidsactoren is een belangrijke stap gezet. Naast de inhoudelijke resultaten die in het volgende hoofdstuk uitvoerig worden toegelicht zijn de procesresultaten een belangrijk resultaat van Grondrechtenboom:
87 Oost-Vlaamse groepen met minder behartigde belangen gaan in dialoog over hun sociale grondrechten. De participatieve en methodische aanpak Een breed netwerk van derde actoren, lokaal, provinciaal en Vlaams beleid en groepen met minder behartigde belangen draagt het project. De resultaten van de dialoog van 87 Oost-Vlaamse groepen met minder behartigde belangen zijn actief gecommuniceerd naar het beleid Grondrechten staan op de kaart.
Dit zijn de 5 belangrijke realisaties van Grondrechtenboom. Ze vormen de aanzet om de komende jaren te blijven ijveren voor een gelijke toegang tot de sociale grondrechten voor mensen met minder behartigde belangen. Het bereik van 87 diverse groepen met minder behartigde belangen toont aan dat beleidsparticipatie haalbaar is mits de nodige investering van tijd en middelen en de toepassing van wervings- en participatiemethodes. De realisatie van Grondrechtenboom in een breed netwerk van derde – en beleidsactoren, maakt dat er een draagvlak is om op dit elan verder te gaan. Verschillende besturen geven aan verder in dialoog te willen gaan met mensen met minder behartigde belangen en verschillende organisaties engageren zich om verder mensen met minder behartigde belangen te ondersteunen. De stuurgroep opent dit rapport met een pleidooi om de komende jaren de handen te blijven in elkaar slaan in diverse verbanden en initiatieven. Mensen met minder behartigde belangen hebben het recht hun stem te laten horen en daarbij ondersteund te worden. De resultaten zijn actief verspreid zodat besturen en organisaties deze kunnen gebruiken en toepassen in hun beleidsplanning en specifiek voor lokale besturen in het lokaal sociaal beleidsplan. Bovendien zijn de sociale grondrechten als referentiekader op de kaart gezet. De sociale grondrechten vormen de basis voor de bevraging, de verwerking en de voorstelling de resultaten. Bij de groepen met minder behartigde belangen, de sleutelfiguren en het beleid hebben we de grondrechten op de agenda 25 gezet. We hebben met andere woorden de beleidsfunctie van de grondrechten gepromoot. Groepen met minder behartigde belangen zijn gevormd over de sociale grondrechten en hebben er hun invulling aan kunnen geven. De grondrechten en de invulling die groepen met minder behartigde belangen eraan geven wordt op diverse wijzen (regionale tafels, regionale rapporten, de grondrechtenkalender, de grondrechtendag en dit rapport) gepresenteerd aan het beleid. Dit biedt voor hen een duurzaam kader om beleid te voeren.
25
Maria Bouverne - Debie: een rechtenbenadering als referentiekader, In Maria Bouverne – De bie e.a., Armoede en Particpatie, Academia Press, p. 3-20
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
22
2.5.2
Lange termijn
Het effect van Grondrechtenboom zal pas op lange termijn duidelijk zijn. De lokale besturen dienen pas eind 2007 hun lokaal sociaal beleidsplan in te dienen. De volledige screening van de lokale sociale beleidsplannen op het effect van de Grondrechtenboom kan pas dan gebeuren. En als Grondrechtenboom effectief zal leiden tot een meer participatief en sociaal beleid dat meer rekening houdt met de mensen met minder behartigde belangen zal pas op termijn blijken. Wel verspreiden we half oktober 2007 een korte enquête onder Oost-Vlaamse lokale besturen waarin we peilen of en hoe de resultaten zijn opgenomen in het lokaal sociaal beleidsplan. Van de lokale besturen die antwoorden geven 2/3 aan de resultaten te hebben gebruikt in hun lokaal sociaal beleid. Alle beantwoorders van de enquête halen er de motivatie uit om de komende jaren te blijven in dialoog gaan. De meesten vragen hiervoor ondersteuning. Als direct effect kunnen we de 13 Meetjeslandse aanhalen die op basis van de Grondrechtenboom verder willen werken. De methodische en groepsgerichte aanpak op de bijeenkomsten, in het kader van Grondrechtenboom, heeft er voor gezorgd dat we nu beschikken over veel bruikbaar materiaal. Dit vormt voor de 13 Meetjeslandse de aanleiding om hiermee verder te gaan. We willen de volgende jaren blijven in dialoog gaan met onze (potentiële) cliënten om oplossingen te vinden voor de in de Grondrechtenboom gesignaleerde problemen. De methodische en laagdrempelige aanpak van Grondrechtenboom willen we daarin behouden. Met de 1van de Welzijnsband Meetjesland en 26 Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen werken we dit momenteel verder uit. In Gent komen sinds 2002 vijf verenigingen waar armen het woord nemen samen: de Gentse Overlegtafel (GOT), om hun ervaringen uit te wisselen en vooral om gezamenlijk hun stempel te kunnen drukken op het Gentse (armoede)beleid. Dit biedt mogelijkheden bij de uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan in Gent. De doelgroepenbevraging in stad Gent hebben bijgedragen aan de erkenning van GOT als gesprekspartner van stad en OCMW Gent.
26
Linda Turpyn, OCMW- secretaris Sint Laureins in Grondrechtenboom, Dialoog en netwerken over 10 sociale grondrechten in Oost-Vlaanderen, (oktober 2006 - december 2007), Ter zake november 2007.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
23
3 Inhoudelijke resultaten doelgroepenbevraging OostVlaanderen (zonder de stad Gent)
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
24
3
Inhoudelijke resultaten doelgroepenbevraging Vlaanderen (zonder de stad Gent)
3.1
Methodologie van de verwerking
Oost-
Mensen met minder behartigde belangen zijn aan het woord. Veel mensen. Ze kregen de kans om hun ei kwijt te kunnen, wars van alle dogma’s. Over hun ervaringen met de sociale grondrechten en de belemmeringen ertoe. Ongecensureerd en ongegeneerd. Soms gevoelsmatig of wat ongenuanceerd, maar dat mag. Hun beleving staat immers centraal. Deze kans krijgen mensen met minder behartigde belangen namelijk niet al te vaak. Anderen komen vaak in hun naam op en spelen daarbij het politieke spel waardoor hun stem stilaan onherkenbaar klinkt. Dit onderzoek wil hun stem authentiek laten klinken. Dit kwalitatief onderzoek richt zich op het begrijpen van de drempels die mensen met minder behartigde belangen ervaren bij de toegang tot de sociale grondrechten. Kwalitatief onderzoek maakt geen gebruik van gekwantificeerde gegevens die verzameld worden met behulp van gestandaardiseerde vragenlijsten. Ook geen statistieken over een representatieve staal van de Vlaamse bevolking. In dit soort kwantitatief onderzoek klinkt de stem van mensen met minder behartigde belangen vaak niet door: het is een te ‘kleine’ en een te diverse groep die minder geneigd is deel te nemen aan onderzoek. Door te werken met een kwalitatieve methode wordt geprobeerd aan dit euvel tegemoet te komen. De resultaten kunnen daarom moeilijk zomaar veralgemeend worden, maar kunnen wel aantonen welke drempels er subjectief worden ervaren door mensen met minder behartigde belangen. De bevraging in de Oost-Vlaamse regio’s liep van oktober 2006 tot en met mei 2007; Alle ervaringen van de 567 deelnemers uit 59 Oost-Vlaamse Open Space-samenkomsten werden woord voor woord genoteerd en naderhand ‘gecodeerd’: er werd aan gekoppeld of het een positieve of negatieve ervaring betrof en de ervaring werd gelabeld met één of twee grondrechten. Dit laatste gebeurde ook met de groepsconclusies. In tweede instantie werden alle ervaringen én conclusies per grondrecht bekeken en verder geclusterd per subthema. Deze subthema’s zijn de zijtakken per grondrecht. De concrete invulling van de subthema’s werd ook in de bomen verwerkt: de ‘tekstbladeren’ aan de takken van de bomen. Deze tekstbladeren zijn de synthese van de concrete ervaringen en de groepsconclusies. Zoveel als mogelijk werd bij deze synthese de oorspronkelijke verwoording gebruikt, zodat ze blijft aansluiten met de ervaren leefwereld.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
25
3.2
Regionale analyse
3.2.1
Toelichting regionale analyse
In dit onderdeel vind je de grondrechtenbomen en de analyse van de 6 regio’s in Oost-Vlaanderen exclusief de stad Gent. De positieve en negatieve ervaringen en de conclusies van alle Open Space werden verwerkt per regio in grondrechtenbomen. De ervaringen en conclusies werden elk toegewezen aan een hoofdgrondrecht, en eventueel aan een bijkomend grondrecht. Deze hoofdgrondrechten vormen de hoofdtakken van de grondrechtenboom. Per hoofdgrondrecht werd elke uitspraak (individuele ervaring en conclusie) verder gecodeerd naar een inhoudelijk subthema. Deze subthema’s vormen de zijtakken van de grondrechtenboom. Per zijtak wordt samenvattend aangegeven wat de belangrijkste ervaringen en conclusies zijn betreffende het subthema. Er wordt steeds aangegeven of het positieve (een vinkje) of negatieve (een kruisje) opmerkingen zijn. De belangrijkste takken of opmerkingen krijgen een driehoekje met uitroepteken. De belangrijkheid werd bepaald naargelang het aantal individuele opmerkingen, conclusies en de ernst van inhoud van deze beide. Een grondrecht met veel vertakkingen betekent dat er veel signalen zijn geformuleerd over dit grondrecht. Een grondrecht met weinig vertakkingen betekent dat er minder signalen over dit grondrecht zijn geformuleerd.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
26
3.2.2
Regio Meetjesland
Indeling van de regio Meetjesland
SINT-LAUREINS
ASSENEDE MALDEGEM
EEKLO
KAPRIJKE
WAARSCHOOT KNESSELARE ZOMERGEM LOVENDEGEM AALTER NEVELE
De Grondrechtenboom van de regio Meetjesland Op de volgende pagina vind je de grondrechtenboom van de regio Meetjesland. Als bijlage 2 vind je de verschillende takken van de grondrechtenboom apart afgedrukt.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
27
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
28
De beschrijving van de Grondrechtenboom van de regio Meetjesland Er komen elementen naar boven over alle grondrechten, geen enkel grondrecht is afwezig. Soms worden zeer concrete bedenkingen geuit, soms eerder ruime of algemene maatschappelijke bedenkingen. Negatieve ervaringen komen in de meeste grondrechten veel sterker naar voren dan positieve ervaringen. Het grondrecht culturele en maatschappelijke ontplooiing (en ook juridische bijstand) vormt hierbij een uitzondering en kent meer positieve dan negatieve elementen. Per grondrecht: Omtrent WONEN hebben de belangrijkste takken (de zogenaamde driehoekjes) betrekking op de sociale huisvesting (reglementering, aanbod, dienstverlening, toegankelijkheid…) en de situatie op de (prijs, kwaliteit, aanbod). De negatieve ervaringen zijn:
Toegankelijkheid: tekort aan woningen, te strenge sancties bij niet-betaling (uithuis zetten, afsluiting elektriciteit), privacy moet worden gerespecteerd, te weinig sociale woningen, te strenge inkomensvoorwaarden, te lange wachtlijsten, te lage toelagen of premies, te veel beperkingen en voorwaarden. Dienstverlening: lage kwaliteit en slecht onderhoud, slechte kwaliteit/prijs, onderhoud is traag en slecht, trage dienstverlening. Financiële aspecten: wonen is te duur. Gelijke kansen: discriminatie van asielzoekers, allochtonen en alleenstaande moeders, premies zijn niet voor iedereen. Samenleven: het is moeilijk dicht bij elkaar wonen, er heerst een onveiligheidsgevoel, hoewel het in Vlaanderen veiliger is dan elders.
De positieve ervaringen hierbij hebben betrekking op het feit dat er sociale woningen zijn, de goede opvang van thuislozen, de hulp van het OCMW bij het zoeken naar een huis en het goede wijkgevoel. Het grondrecht omtrent SOCIALE BIJSTAND heeft als positieve ervaringen de goede financiële steun en de goede dienstverlening bij de sociale dienst, het CAW en het asielcentrum. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: je moet zelf te veel afdwingen, administratieve rompslomp en van kastje naar de muur, meer doorzichtige informatie nodig: diensten onbekend, diensten zijn niet laagdrempelig genoeg, uitkering is te veel afhankelijk van gezinssituatie, te lange wachtlijsten voor sociale bijstand, concurrentie met allochtonen. Dienstverlening: Slecht onthaal indien te weinig personeel, soms slechte dienstverlening, voedselbank zou binnen het OCMW moeten zijn, nood aan klachtendienst. Financiële: financiële steun is te beperkt. Gelijke kansen: niet iedereen wordt gelijk behandeld Beeldvorming: negatief beeld over OCMW en haar gebruikers Algemeen: er wordt te weinig preventief gewerkt
Op het gebied van ARBEID wordt de kinderopvang voor werklozen en de sociale tewerkstelling positief gewaardeerd. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: tekort aan werk, concurrentie met allochtonen, geen zicht op werk met contract onbepaalde duur, te laag loon en te veel belastingen, nood aan mobiliteit, te weinig kennis van het Nederlands, nood aan erkenning van buitenlandse diploma’s, mensen zijn te weinig opgeleid, werklozen moeten kunnen werken zonder uitkering te verliezen, asielzoekers willen werken Dienstverlening: niet op maat van gehandicapten en alleenstaande moeders.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
29
Het aspect GEZOND LEEFMILIEU behelst een ruim gamma aan thema’s: er is bijgevolg geen één lijn uit te trekken.
Toegankelijkheid: slechte verbindingen openbaar vervoer, niet toegankelijk genoeg voor rolstoelen, te weinig en te slechte fietspaden, wegen en gebouwen weinig toegankelijk voor rolstoelgebruikers Dienstverlening: kringloopwinkels te duur geworden, slechte kwaliteit en service Ecologie: meer groen en natuur Financiële aspecten: openbaar vervoer te duur, huisvuilzakken en belastingen te duur en recyclage moet gestimuleerd worden met voordelen
Omtrent GEZONDHEID wordt gesteld dat het aanbod groot en goed is. Uit de meer negatieve ervaringen blijkt:
Toegankelijkheid: te lange wachtlijsten, bijsluiters zijn niet duidelijk genoeg, sommige ziektes worden niet erkend, medisch dossier moet men mogen inkijken Dienstverlening: slechte hygiëne in asielcentra, onnodige medische onderzoeken, meer aandacht voor geestelijke gezondheidszorg Financiële aspecten: gezondheidszorg is te duur
Op het gebied van ONDERWIJS zijn er goede en minder goede ervaringen. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: meer inspraak nodig in schoolbeslissingen, te veel extra kosten, ouders moeten te veel helpen bij schoolwerk, leerplicht tot 16 jaar is beter Dienstverlening: meer op maat van allochtonen, armen en gehandicapten Gelijke kansen: alle kinderen moeten gelijk behandeld worden
De positieve ervaringen:
Dienstverlening: het onderwijs is vaak goed Toegankelijkheid: gratis onderwijs is goed, Nederlands leren is goed, veel kansen op bijscholing, onderwijs geeft kansen
Omtrent CULTURELE EN MAATSCHAPPELIJKE ONTPLOOIING staat men positief tegenover het ruime en goed aanbod en is de dienstverlening ook goed (zoals het Wijkcentrum in Eeklo). Negatiever is men ten aanzien van:
Toegankelijkheid: vrije tijd kost te veel, cultuur is te duur, meer informatie nodig, niet toegankelijk voor gehandicapten, jongeren nuttiger bezighouden Aanbod: nood aan speelgroen voor kinderen Beeldvorming: negatief beeld van armen
De JURIDISCHE BIJSTAND wordt positief ervaren wat betreft de pro-Deoadvocaat. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: zware asielprocedure en erkenning vluchteling, niet-erkende vluchtelingen hebben geen toegang tot grondrechten, geven te weinig uitleg, te duur, te weinig juridische kennis bij gewone burgers, te weinig doorzichtige informatie beschikbaar Dienstverlening: onbetrouwbaarheid van advocaten en gerecht Gelijke kansen: ongelijke behandeling
Als laatste grondrecht blijkt omtrent SOCIALE ZEKERHEID dat het aanbod aan dienstverlening wordt gewaardeerd.
Toegankelijkheid: misbruiken tegengaan, teveel administratieve rompslomp, nood aan doorzichtige informatie, onzekerheid over later pensioen
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
30
Dienstverlening: trage dienstverlening Financiële aspecten: te laag pensioen, vakantiegeld bij chronische zieken is te laag, te weinig financiële steun! Gelijke kansen: niet iedereen wordt gelijk behandeld
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
31
3.2.3. Regio Vlaamse Ardennen Indeling van de regio Vlaamse Ardennen
KRUISHOUTEM
ZINGEM
ZWALM WORTEGEMPETEGEM
OUDENAARDE HOREBEKE
BRAKEL MAARKEDAL
LIERDE
KLUISBERGEN
RONSE
De Grondrechtenboom van de regio Vlaamse Ardennen Op de volgende pagina’s vind je de grondrechtenboom van de regio Vlaamse Ardennen. Als bijlage 3 vind je de verschillende takken van de Grondrechtenboom apart afgedrukt.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
32
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
33
De beschrijving van de Grondrechtenboom van de regio Vlaamse Ardennen Dit zijn de voornaamste inhoudelijke facetten bij de grondrechtenboom van de regio Vlaamse Ardennen. Er komen elementen naar boven i.v.m. alle grondrechten, geen enkel grondrecht is afwezig. Soms worden zeer concrete bedenkingen geuit, soms eerder ruime of algemene maatschappelijke bedenkingen. Negatieve ervaringen komen in de meeste grondrechten veel sterker naar voren dan positieve ervaringen: het grondrecht culturele en maatschappelijke ontplooiing vormt hierbij een uitzondering en kent het meeste positieve elementen (zie ook: armoederapport en belang van culturele participatie, inspanningen op dat vlak worden geapprecieerd, toegankelijkheid en laagdrempeligheid werkt: kansenpas of een gratis en aangepast aanbod). Het grondrecht GEZOND LEEFMILIEU wordt het meest aangehaald. Daaruit blijkt verkeersveiligheid een centrale positie in te nemen.
Toegankelijkheid: slechte uurregeling openbaar vervoer – sommige plaatsen niet toegankelijk, belbus heeft weinig haltes, te weinig parkeerplaatsen in het centrum, te weinig en te slechte fietspaden, wegen en gebouwen zijn te weinig toegankelijk voor rolstoelgebruikers, inspraak nodig bij aanleg van nieuwe straten, pleinen, gebouwen Dienstverlening: te weinig huisvuilomhaling Financiële aspecten: huisvuilzakken te duur, recyclage te duur, minder mobielen centrale te duur, Verkeer: meer verkeersopvoeding nodig, er wordt te snel gereden: meer controle op snelheid nodig Noden: nood aan omheiningen tegen ballen, nood aan meer en betere speelpleinen, meer ontmoetingsruimten nodig in de buurt
Bij CULTURELE EN MAATSCHAPPELIJKE ONTPLOOIING wordt het ruim culturele aanbod en een goed en ruim sportaanbod, alsook de beschikbaarheid van goede informatie als positief ervaren. De negatieve ervaringen betreffen:
Toegankelijkheid: nood aan kinderopvang bij activiteiten, meer gratis sociale activiteiten, speelpleinwerking stopt ‘s avonds te vroeg, meer informatie nodig over aanbod, meer informatie over vakantieparticipatie verspreiden, meer informatie over tegemoetkomingen sportactiviteiten (OCMW) verspreiden Dienstverlening: cultuur meer op maat van gehandicapten, sport meer op maat van gehandicapten Financiële aspecten: cultuur is te duur, sport is te duur Beeldvorming: negatief beeld van armen als profiteurs, nood aan een positiever beeld van andere culturen (islam en sluiers) Suggesties: -
nood aan een cinema en een winkelcentrum nood aan jeugdbewegingen, speelpleinwerking voor 16+ nood aan meer sociale activiteiten en goede fuifzaal nood aan een zwembad nood aan een moskee
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
34
Het grondrecht ARBEID heeft als negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: er te weinig werk en het diploma is daarbij te belangrijk. Men moet het recht hebben om werk te kiezen. Interim-werk leidt tot te veel administratie, werk vinden moeilijker voor ouderen, nood aan een minimum aantal werkplaatsen voor personen met een handicap, te veel beperkingen om te mogen werken, bij interim-werk geen zicht op contract onbepaalde duur, rijbewijs als werkvereiste is te duur, verschil tussen loon en werkloosheidsuitkering te klein, PWA mag pas na twee jaar werkloosheid, PWA werkuren te beperkt Dienstverlening: meer werkmogelijkheden op maat bieden (PWA), VDAB moet meer op maat van individu werken, vacaturewebsite moet steeds aangepast zijn, te hoge werkdruk en onvriendelijk, meer voorrang aan gehandicapten, meer werken aan een mix Gelijke kansen: asielzoekers willen ook werken, allochtonen worden gediscrimineerd en krijgen vuil werk, mogen mensen met een strafblad ook werk krijgen? Financiële aspecten: het leven is te duur Beeldvorming: schaamte bij personen met een handicap die niet mogen werken
De positieve ervaringen over arbeid hebben te maken met de dienstverlening: de VDAB levert goed werk en het bestaan van artikel 60 is goed. Tevens is er vaak een goede werksfeer. Er wordt ook gesteld dat het beter is om werk te hebben dan niets te doen. Vrijwilligerswerk is goed, maar moet meer beloond worden. Het grondrecht SOCIALE BIJSTAND ontlokt positieve bemerkingen wat betreft de dienstverlening. Het 27 28 is goed dat het bestaat en vooral de goede hulp van NOK , Vrolijke Kring en de mutualiteit worden gewaardeerd. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: te weinig kinderopvang, te veel wachttijden, meer opvanghuizen voor thuislozen nodig, leefloon mag niet afhankelijk zijn van het aantal werkjaren, meer informatie over diensten OCMW verspreiden, informatie niet doorzichtig en laagdrempelig, info moet rechtstreeks aan de mensen gericht zijn. Dienstverlening: betere informatie, beter en vriendelijk onthaal, goede dienstverlening nodig (menselijk, zonder vooroordelen en op maat), meer openingsuren van stadhuis, post en bank, dienstverlening zou in taal naar keuze moeten zijn, vriendelijker onthaal, kwaliteit dienstverlening mag niet afhangen van de dienstverlener, klachten moeten worden opgevolgd. Financiële aspecten: financiële steun is te beperkt, leefloon moet geïndexeerd worden, toelage voor elektriciteit en gas nodig Suggesties: nood aan sociaal restaurant, nood aan centraal informatiepunt voor alle info en diensten.
Omtrent WONEN hebben de belangrijkste takken (de zogenaamde driehoekjes) betrekking op de sociale huisvesting (reglementering, aanbod, dienstverlening, toegankelijkheid…) en de situatie op de privéwoningmarkt (prijs, kwaliteit, gebrek aan,...).
De meest negatieve ervaringen hebben te maken met toegankelijkheid: te duur, tekort aan, te weinig, te lange wachtlijsten, te lange wachtlijsten begeleid wonen. Dienstverlening: slechte prijs/kwaliteit, onderhoud traag en slecht, meer op maat werken 29 bijvoorbeeld grote gezinnen, slecht onthaal SVK . Gelijke behandeling van allochtonen en OCMW –cliënten
De positieve ervaringen hebben ook te maken met de dienstverlening: het wordt als goed ervaren dat de huurdersbond, SVK en de woonwijzer er zijn en ze werken goed.
27
: Centrum in Ronse met als missie de integratie of reïntegratie van kinderen en jongeren (0 tot 12 jaar) te bevorderen in alle maatschappelijke contexten 28 Vereniging waar armen het woord nemen in Ronse 29 : Sociaal Verhuurkantoor
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
35
Op het gebied van ONDERWIJS wordt de dienstverlening als goed ervaren: de kwaliteit is goed en ook Leerpunt is goed. Negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: middelbaar onderwijs is niet gratis, nood aan gratis openbaar vervoer naar school, meer inspraak en participatie nodig in de school, meer communicatie met (gescheiden) ouders nodig, studietoelagen meer geval per geval bekijken, nood aan buitengewoon onderwijs Dienstverlening: te veel huiswerk, meer op maat van allochtonen, meer op maat van, meer op maat van zieken, meer op maat van kinderen met problemen Algemeen: er moet meer gedaan worden tegen pesten, vandalisme en drugs, nood aan persoonlijke lockers op school, verbod op roken meer respecteren
Het grondrecht GEZONDHEID heeft als positieve ervaringen het goede en aanbod en de goede werking thuiszorgdiensten. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: te veel administratieve rompslomp, sommige ziekten zijn niet erkend, informatie over rechten van de patiënt nodig, informatie over ziekenhuisopname nodig Dienstverlening: meer nazorg, te weinig personeel in ziekenhuis, vriendelijkere omgang en onthaal Financiële aspecten: gezondheidszorg is te duur Suggesties: wijkgezondheidscentra zijn nodig, meer preventie over drugs en alcohol
Bij JURIDISCHE BIJSTAND is de ervaring positief wat de sociale onderzoeken bij echtscheiding. Negatief is:
Toegankelijkheid: wetten moeten meer aangepast zijn aan het individu, te weinig doorzichtige informatie beschikbaar Dienstverlening: te weinig of geen begeleiding bij jonge delinquenten, pro-Deoadvocaten zijn niet goed en te traag, gerecht werkt slecht, traag en oneerlijk Financiële aspecten: te duur Gelijke kansen: meer doen tegen discriminatie van allochtonen
Tenslotte komen deze negatieve ervaringen over SOCIALE ZEKERHEID naar voren:
Toegankelijkheid: misbruiken tegengaan en meer controle, te veel administratieve rompslomp bij mutualiteit, te weinig informatie over mogelijkheden, te strenge criteria voor mindervalide, meer rechtszekerheid nodig, Aanbod: over de werkloosheidsuitkering wordt gesteld dat het te snel wordt gegeven en dat het eerder dient voor de behoeftige Financiële aspecten: wachtuitkering is te laag Gelijke kansen: geen onderscheid tussen alleenstaanden en samenwonenden
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
36
3.2.4
Regio Waasland
Indeling van de regio Waasland
SINTGILLISWAAS
BEVEREN
STEKENE
SINT-NIKLAAS LOKEREN
KRUIBEKE TEMSE
De Grondrechtenboom van de regio Waasland Op de volgende pagina’s vind je de grondrechtenboom van de regio Waasland. Als bijlage 4 vind je de verschillende takken van de grondrechtenboom groter en apart afgedrukt.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
37
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
38
De beschrijving van de grondrechtenbomen van de regio Waasland Dit zijn de belangrijkste inhoudelijke facetten bij de grondrechtenboom van de regio Waasland. Er komen elementen naar boven in verband met alle grondrechten, geen enkel grondrecht is afwezig. Soms worden zeer concrete bedenkingen geuit, soms eerder ruime of algemene maatschappelijke bedenkingen. Negatieve ervaringen komen in de meeste grondrechten veel sterker naar voren dan positieve ervaringen: het grondrecht culturele en maatschappelijke ontplooiing vormt hierbij een uitzondering en kent het meeste positieve elementen Binnen het grondrecht WONEN merken we de belangrijkste (negatieve) takken (de driehoekjes) op. Het betreft zowel elementen die te maken hebben met de sociale huisvesting ( reglementering, aanbod, dienstverlening, toegankelijkheid…) als met de situatie op de privéwoningmarkt. (prijs, kwaliteit, gebrek aan,..) Het grondrecht ARBEID komt op de tweede plaats. Wat duidelijk naar voren komt, is dat begeleiding veel meer maatwerk zou moeten zijn (naargelang de groep of de situatie). Ongelijke kansen, het niet voldoen aan de eisen van de arbeidsmarkt (diploma’s, taal,…) en het ontbreken van de noodzakelijke randvoorwaarden (kinderopvang, redelijk loon, ...) komen tevens aan bod.
Toegankelijkheid: kinderopvang, diploma’s, kennis Nederlands,… Dienstverlening: veel meer op maat gehandicapten, zieken, allochtonen, gezinssituatie, ... Gelijke behandeling: geen gelijke kansen, loopbaanonderbreking niet voor iedereen, ouderen minder kansen, …
Het grondrecht CULTURELE EN MAATSCHAPPELIJKE ONTPLOOIING geeft als resultaten:
Bij negatieve punten: - Toegankelijkheid: te duur, te veel administratie, meer laagdrempelige informatie nodig, niet enkel via internet, mobiliteit op maat… - Dienstverlening: meer op maat van zieken, alleenstaanden, gehandicapten Bij positieve punten: - Toegankelijkheid: kansenpas oké, gratis oké, - Dienstverlening: ruim aanbod, sportaanbod goed, buurtwerking, moedergroep en dienstencentra zijn ook goed
Voor SOCIALE BIJSTAND hebben de resultaten betrekking op enerzijds de tevredenheid over het aanbod en de dienstverlening van bepaalde diensten. Anderzijds worden nog heel wat knelpunten aangegeven op het vlak van laagdrempeligheid, toegankelijkheid en duidelijkheid. Via kernelementen heeft dit als betekenis:
Dienstverlening: meer op maat werken, soms slecht, meer respect en privacy, te veel administratie, te betuttelend, kwaliteit mag niet afhangen van dienstverlener… Toegang tot grondrecht: vermogen in plaats van inkomen als criterium bij sociale bijstand Gelijke behandeling Financiële steun is te beperkt Voorstellen: Sociaal Huis zou goed zijn
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
39
Over GEZONDHEID komen een viertal kernelementen terug.
Toegankelijkheid: te ver, niet toegankelijk voor ouderen, te veel administratie, informatietekort,… Dienstverlening: slechte begeleiding, niet vriendelijk, geen gelijke behandeling,… Het financiële: te duur, derdebetalerssysteem,… Concrete voorstellen tot verbetering: meer subsidies, meer samenwerking, meer personeel, meer centra,…
Het aspect LEEFMILIEU behelst een ruim gamma aan thema’s. Er is bijgevolg niet één lijn uit te trekken.
Verkeersveiligheid en de toegankelijkheid van mobiliteit (openbaar vervoer en fietsers) komen het meest aan bod. Natuur en groen in de leefomgeving worden gewaardeerd, maar qua netheid (en de prijs ervan) en (lucht)vervuiling kan er meer gebeuren. Meer in het bijzonder vormen huisvuilzakken en hun kostprijs een prioriteit.
Bij het grondrecht ONDERWIJS zien we volgende 2 kernelementen terugkomen:
Toegankelijkheid: laagdrempelig, meer info, te duur,… Dienstverlening: meer begeleiding bij problemen, meer op maat van allochtonen, deeltijds werkende en voor zieken, niet verplichten van onderwijs… Komen ook aan bod: gelijke behandeling en meer inspraak
Bij de JURIDISCHE BIJSTAND kunnen we eveneens een aantal kernelementen benoemen:
Dienstverlening: te traag, pro Deo advocaat niet goed, gerecht werkt slecht,… Toegankelijkheid: te duur, te weinig doorzichtig,… Vraag naar gelijke behandeling Algemene voorstellen tot verbetering: wetten aanpassen, bemiddeling stimuleren,…
Ten slotte zien we omtrent SOCIALE ZEKERHEID vooral het financiële aspect sterk naar voren komen (9 van de 16 negatieve items behandelen dit thema). Ook een beperkt aantal onderwerpen gaat over de verschillen tussen de verschillende uitkeringen, een aantal items gaat over beeldvorming.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
40
3.2.5
Regio Dendermonde
Indeling van de regio Dendermonde
WAASMUNSTER
HAMME ZELE LAARNE BERLARE DENDERMONDE
WETTEREN
BUGGENHOUT WICHELEN
LEBBEKE
De Grondrechtenboom van de regio Dendermonde Op de volgende pagina’s vind je de grondrechtenboom van de regio Dendermonde. Als bijlage 5 vind je de takken van de Grondrechtenboom apart afgedrukt.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
41
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
42
De beschrijving van de Grondrechtenboom van de regio Dendermonde Er komen elementen naar boven i.v.m. alle grondrechten, geen enkel grondrecht is afwezig. Soms worden zeer concrete bedenkingen geuit, soms eerder ruime of algemene maatschappelijke bedenkingen. Negatieve ervaringen komen in de meeste grondrechten veel sterker naar voren dan positieve ervaringen. De grondrechten culturele en maatschappelijke ontplooiing en sociale bijstand vormen hierbij de uitzonderingen en kennen meer positieve dan negatieve elementen. Per grondrecht: Het grondrecht CULTURELE EN MAATSCHAPPELIJKE ONTPLOOIING wordt het meest aangehaald in deze regio. De positieve ervaringen betreffen vooral de dienstverlening:
Het ruim cultureel aanbod en het sportaanbod zijn goed. Bibliotheek, cultureel centrum, volwassenenonderwijs, BABBELonië en sociaal restaurant, cultuurpas en cultuurcheques zijn goed. De hulp van het OCMW is goed en er is goede informatie beschikbaar in het stadsmagazine
De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: cultuur en sport zijn te duur: nood aan meer gratis sociale activiteiten en sociale tarieven, vervoer naar culturele en sportactiviteiten is te duur, grootschaligheid en centralisering leidt tot vervreemding Dienstverlening: cultuurpas moet uitgebreid worden, nood aan gratis infrastructuur (ontspannings– en vergaderruimte) van de gemeente, nood aan buurtcentrum, nood aan fuifzaal, nood aan infopunt (ook over mantelzorg, zelfhulpgroepen), meer info nodig over gemeentelijk activiteitsaanbod in opvangcentrum Suggesties: meer werken aan een multiculturele stad
Het tweede meest besproken thema betreft het grondrecht WONEN. De belangrijkste takken hebben betrekking op de sociale huisvesting (prijs, gebrekkig aanbod, te lange wachtlijsten, dienstverlening, toegankelijkheid…) en de situatie op de privéwoningmarkt (prijs, kwaliteit, gebrekkig aanbod). Over de opvangcentra voor thuislozen zijn goede geluiden te horen (hoewel er te strenge regels zijn). De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: jongeren onder de 18 moeten alleen kunnen wonen, te veel leegstand Financiële aspecten: waarborg is te duur, nood aan meer huursubsidies, te veel verschil in prijs tussen sociale woningen, huurprijs meer op maat van jongeren Dienstverlening: slechte prijs/kwaliteit, armen hebben vaak ongezonde woningen (vocht, hygiëne, tocht), onderhoud te traag of slecht, meer rekening houden met de veranderende gezinssituatie, maar ook met de duur dat men in een sociale woning woont, berekening prijs van elektriciteit en water is onduidelijk, meer op maat van alleenstaande moeders, te strenge bestraffing indien fout gemaakt (huur niet betalen), meer neutrale controle op gezondheid en kwaliteit van woningen nodig, huisbazen hebben te veel macht, slecht en traag onderhoud door huisbaas, huisbaas moet beter communiceren, nood aan ombudsdienst voor klachten, OCMW en sociale huisvestingsmaatschappij moeten duidelijker info geven Gelijke kansen: iedereen moet gelijke kansen op sociale woning hebben Suggesties: huurprijs moet een maximum hebben, taks op leegstand of opeising door OCMW
Wat het grondrecht GEZONDHEID betreft, is het aanbod in de gezondheidszorg groot en goed, meer in het bijzonder ook voor asielzoekers. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: sommige ziekten zijn niet erkend (CVS), medicatie is te duur als je geen mutualiteit hebt, prijs moet afhankelijk zijn van gezinstoestand en inkomen,
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
43
Dienstverlening: nood aan wijkgezondheidscentra, meer preventie omtrent drugs nodig, zwaar verslaafden moeten van drugs af geholpen worden, meer centra nodig voor psychische hulp, meer informatie nodig bij ziekenhuisfactuur Financiële: medicatie, ziekenhuis, artsen, specialisten en tandarts zijn te duur, nood aan gratis basisgeneeskunde, maximumfactuur is te hoog, ziekte maakt arm
Het grondrecht SOCIALE BIJSTAND ontlokt positieve en negatieve bemerkingen wat betreft de dienstverlening. Positieve ervaringen hierbij:
Dienstverlening: OCMW is goed, goede sociale diensten van OCMW, budgetbegeleiding, sociale tarieven en begeleiding zijn goed, ze luisteren en helpen echt, Mariakring en Kastanje zijn goed, sociaal restaurant is meer dan eten alleen: ook sociale contacten.
Negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: je moet langer in een instelling kunnen verblijven dan tot 20 jaar, negatief beeld van OCMW-gebruikers Dienstverlening: meer kinderopvang nodig, nood aan een centraal informatiepunt voor alle info en diensten, meer nood aan individuele begeleiding Financiële aspecten: leefloon is te laag, bejaardentehuizen zijn te duur, voedselcheques ook kunnen omwisselen in Aldi, vreemdelingen krijgen te vaak voorrang, meer en gratis activiteiten aanbieden in het opvangcentrum voor thuislozen, info is niet laagdrempelig genoeg, te veel administratieve rompslomp, voedselbedeling en voedsel in centra: eten is soms over tijd Suggesties: meer betrekken van OCMW–cliënteel in het beleid
Omtrent ONDERWIJS blijkt men de kwaliteit ervan positief te waarderen. Negatieve ervaringen zijn echter:
Dienstverlening: te veel werk op school, te weinig vrije tijd, BSO en TSO herwaarderen, leerkrachten moeten betere voorbeelden zijn, VDAB-lesgevers hebben niet genoeg ervaring om taalles te geven, meer kleine klassen, meer huiswerkbegeleiding, studiebeurs: te traag en moeilijke procedure, snellere taalcursussen nodig om vooruit te komen in het leven Financiële: middelbaar onderwijs is niet gratis (boeken, uitstappen), hoger onderwijs is te duur Suggesties: ouders moeten meer betrokken worden
Het aspect GEZOND LEEFMILIEU behelst een ruim gamma aan thema’s. Er is bijgevolg niet één lijn te trekken. Positief is de belbus en recyclage. Het betreft tevens een aantal negatieve ervaringen over:
Toegankelijkheid: openbaar vervoer is ontoegankelijk voor ouderen en gehandicapten, Minder Mobielen Centrale is te duur Dienstverlening: belbus heeft te weinig haltes, meer inspraak nodig bij De Lijn over haltes, te weinig parkeerplaatsen aan het station, heraanleg van straten gebeurt soms slecht, meer controle nodig op heraanleg, er is te weinig groen in de omgeving, nood aan meer speeltuintjes voor kleine kinderen, nood aan hondenweiden, te weinig ophaling van het huisvuil (ook groot vuil), meer controle nodig op huisvuilzakken, te veel luchtvervuiling, asbest verwijderen, afval verbranden tegengaan, mensen moeten betere overeenkomen, ook met allochtonen, nood aan meldpunt bij discriminatie, meldkaarten en meldpunten beter bekend maken Financiële aspecten: huisvuilzakken zijn te duur
Op het gebied van het grondrecht ARBEID wordt het als goed ervaren om werk te hebben. De VDABopleidingen en aangepast werk in de sociale tewerkstelling zijn eveneens goed, evenals de infosessie over werk in het cultureel centrum. Er zijn echter veel negatieve ervaringen omtrent arbeid:
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
44
Toegankelijkheid: er is te weinig werk, zonder diploma en ervaring vind je geen werk, langdurig werklozen ervaren een drempel om werk te vinden, kennis van Nederlands als vereiste is streng, hoofddoek op het werk zou ook moeten kunnen, 5 jaar werkloos voor je mag beginnen in een sociale werkplaats is te lang, er wordt te weinig rekening gehouden met ervaring, jongeren onder de 16 jaar moeten kunnen werken Dienstverlening: te weinig informatie over werk, vooral voor jongeren, VDAB moet meer rekening houden met individuele talenten, bij interim-werk te veel onzekerheid over de toekomst, werkgeverspremies worden na verloop van tijd weer afgeschaft Financieel aspect: minimuminkomen is te laag, vervoer naar werk is te duur Gelijke behandeling: vakantie-, weekend– en avondwerk moet meer worden gewaardeerd, mensen met een verleden worden gediscrimineerd, ouderen vinden moeilijker werk, asielzoekers moeten ook kunnen werken, gehandicapten worden afgeschreven op de arbeidsmarkt Algemene suggesties: bedrijven moeten meer ouderen aannemen (met premies), meer thuisjobs voor moeders
Omtrent het grondrecht JURIDISCHE BIJSTAND zijn de positieve ervaringen verbonden met dienstverlening: advocaten werken goed en de OCMW-zitdag, Juridische bijstand en Slachtofferhulp zijn goed. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: plafond om pro-Deoadvocaat te krijgen is te laag, advocaten zijn te duur Dienstverlening: pro-Deoadvocaten zijn niet goed genoeg, te weinig doorzichtige informatie beschikbaar, bijstand bij echtscheiding gebeurt niet goed, schuldbemiddeling verloopt niet goed Gelijke kansen: politie discrimineert op basis van uiterlijk en verleden
Omtrent SOCIALE ZEKERHEID is men blij dat het er is: het is een goed opvangnet. Maar negatief is:
Dienstverlening: te veel administratieve rompslomp, informatisering bereikt niet iedereen, opvangnet nodig voor zelfstandigen na faillissement Financiële: werkloosheidsuitkering, kindergeld, invaliditeitsuitkering, pensioenen zijn te laag (“te veel om te sterven, te weinig om te leven”) en moeten geïndexeerd worden om samen te stijgen met welvaart, ziekteverzekering is te duur
Ten slotte bepalen een aantal ALGEMENE ACHTERLIGGENDE ASPECTEN de toegang tot de grondrechten.
Toegankelijkheid: geld is nodig om toegang te hebben tot alle grondrechten, mobiliteit is nodig om toegang te hebben tot alle grondrechten Dienstverlening: meer informatie over en inspraak in het beleid is nodig, ombudsdienst moet laagdrempelig, te veel administratieve rompslomp Gelijke kansen: negatief beeld en discriminatie hebben grote invloed op grondrechten
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
45
3.2.6
Regio Aalst
Indeling van de regio Aalst
LEDE AALST SINTLIEVENSHOUTEM
ERPE MERE
HAALTERT DENDERLEEUW
ZOTTEGEM HERZELE
NINOVE
GERAARDSBERGEN
De Grondrechtenboom van de regio Aalst Op de volgende pagina’s vind je de grondrechtenboom van de regio Aalst. Als bijlage 6 vind je de takken van de Grondrechtenboom apart afgedrukt.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
46
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
47
De beschrijving van de Grondrechtenboom van de regio Aalst Dit zijn de belangrijkste inhoudelijke facetten bij de grondrechtenboom van de regio Aalst. Er komen elementen naar boven over alle grondrechten, geen enkel grondrecht is afwezig. Soms worden zeer concrete bedenkingen geuit, soms eerder ruime of algemene maatschappelijke bedenkingen. Negatieve ervaringen komen in de meeste grondrechten veel sterker naar voren dan positieve ervaringen. Bij culturele en maatschappelijke ontplooiing, sociale zekerheid en de algemene grondrechten zijn er echter meer positieve dan negatieve bemerkingen. Per grondrecht: Het meest aangekaarte grondrecht heeft betrekking op het recht op WONEN. De positieve ervaringen richten zich op de dienstverlening van de opvangcentra voor thuislozen en ook is het goed dat er sociale woningen zijn. Maar, de negatieve ervaringen zijn:
Toegankelijkheid: tekort aan (huur)woningen en te weinig sociale woningen, te lange wachtlijsten bij sociale woningen, wetgeving rond toewijzing sociale woningen is niet duidelijk Financiële aspecten: te duur, waarborg is te duur, sociale woningen zijn te duur Dienstverlening: slechte prijs/kwaliteit verhouding, Huurdersbond bestaat niet overal, te veel leegstand, huisbazen hebben te veel macht, slecht en traag onderhoud door huisbaas, klachten worden niet opgevolgd, nood aan controle op de prijs/kwaliteit van woningen, nood aan zitdag Huurdersbond in deelgemeenten, nood aan standaardhuurcontract, nood aan meldpunt voor klachten, nood aan nazorg bij onbewoonbaarverklaring, onderhoud bij sociale woningen is traag of slecht, inschrijving voor sociale woningen vraagt te veel administratieve rompslomp, nood aan meer begeleiding bij aanvraag sociale woning, meer rekening houden met de veranderende gezinssituatie, meer rekening houden met de duur dat men in een sociale woning woont Gelijke kansen voor woonwagengebruikers: leven in woonwagens is te onzeker, er zijn te weinig terreinen voor woonwagens, negatief beeld over woonwagenbewoners, woonwagens moeten erkend worden als evenwaardige vorm van wonen, woonwagens hebben ook recht op voorzieningen en infrastructuur Suggesties: OCMW (in plaats van de huurder) zou het lidgeld moeten betalen aan de Huurdersbond
Men is op het gebied van LEEFMILIEU tevreden met de hoeveelheid groen in de omgeving. De negatieve ervaringen hebben betrekking op een breed gamma aan ervaringen:
Toegankelijkheid: openbaar vervoer is ontoegankelijk voor gehandicapten Dienstverlening: meer doen aan verkeersveiligheid: snelheid, sluikverkeer en zwaar vervoer, meer aandacht voor fietsers en fietspaden, meer zone-50 in woonwijken, inspraak nodig bij werken, meldpunt over toegankelijkheid voor gehandicapten nodig, te weinig pleinen en speeltuintjes, te veel verkeersdrempels, te veel vuil en hondenpoep op straat Financiële aspecten: huisvuilzakken en containerpark zijn te duur (dus veel sluikstorten) Ecologie: er mag meer groen in de omgeving, meer milieubewustzijn nodig, minder wegwerpverpakking
Omtrent het grondrecht ARBEID zijn de positieve ervaringen verbonden met eenvoudigweg ‘het hebben van werk’, maar ook de dienstverlening van de sociale werkplaats De Loods en de VDABopleidingen worden als goed ervaren. Negatieve ervaringen:
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
48
Toegankelijkheid: er is te weinig werk, zonder ervaring vind je moeilijk werk, kennis van Nederlands als vereiste is te streng, hoofddoek zou op het werk ook moeten kunnen, vervoer naar werk is moeilijk en duur Dienstverlening: bij interim-werk is te veel onzekerheid over de toekomst, na een sollicitatie zou er altijd een reactie moeten komen, werkgevers zouden meer hun werknemers moeten motiveren, bijscholing is noodzakelijk om gemakkelijker werk te vinden, VDAB moet meer rekening houden met voorkeur en vervoersmogelijkheden, de sociale werkplaats moet meer respect hebben voor de mensen Financiële aspecten: de lonen zijn te laag, de laagste lonen verschillen te weinig van de werkloosheidsuitkering, er zou een vergoeding voor huismoeders en huisvaders moeten zijn Gelijke kansen: recht op goed werk en niet alleen het vuile werk, ouderen vinden moeilijker werk, jongeren moeten meer werkkansen krijgen, asielzoekers willen ook werken (maar niet het vuile werk), mensen met een handicap worden uitgesloten op de arbeidsmarkt, ook mogen werken met een strafblad
Wat betreft de SOCIALE BIJSTAND, zijn de positieve ervaringen verbonden met de dienstverlening. Het aanbod van sociale bijstand en vooral het OCMW (en haar sociale dienst en budgetbegeleiding) zijn goed. Negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: er moet gerichter worden doorverwezen met meer nazorg, er heerst drempelvrees om het OCMW binnen te stappen Dienstverlening: leefloon en uitkeringen aanpassen aan individuele noden en behoeften, budgetbegeleiding moet doorzichtiger, negatief beeld van OCMW-gebruikers, onvriendelijke behandeling, hulpverleners horen niet achter een bureau maar onder de mensen, meer ervaringsdeskundigen nodig, er is te weinig eenvoudige laagdrempelige en doorzichtige informatie, info over wie wanneer waarop recht heeft meer actief tot bij de mensen brengen, nood aan een centraal aanspreekpunt, verschil tussen schuldbeheer en (collectieve) schuldbemiddeling is niet duidelijk Financiële aspecten: leefloon is te laag, meer premies voor kinderopvang nodig, vervangingsinkomens zijn te laag, rusthuizen zijn te duur Gelijke kansen: OCMW zou iedereen gelijk moeten behandelen, vreemdelingen krijgen te vaak voorrang
Bij het grondrecht CULTURELE EN MAATSCHAPPELIJKE ONTPLOOIING zijn de positieve ervaringen:
Dienstverlening: ruim cultureel aanbod. En een goed aanbod (kansenpas, buurtwerking, buurtwerk Parol, De Brug, De Loods, Aquagym, Leerpunt, Huis van het Nederlands, Welzijnsschakel, speelstraten en culturele en maatschappelijke ontplooiing van het OCMW). Ook de informatie beschikbaar in het stadsmagazine is goed.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
49
3.2.7
Regio Gent
Indeling van de regio Gent
ZELZATE
WACHTEBEKE
MOERBEKE
EVERGEM
LOCHRISTI
DESTELBERGEN
GENT
DEINZE
SINTMARTENSLATEM
DE PINTE
MELLE MERELBEKE
ZULTE
NAZARETH
OOSTERZELE GAVERE
De Grondrechtenboom van de regio Gent Op de volgende pagina’s vind je de grondrechtenboom van de regio Gent. Als bijlage 7 vind je de takken van de grondrechtenboom apart afgedrukt. Dit zijn de resultaten van de regio Gent behalve van de stad Gent.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
50
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
51
Beschrijving van de Grondrechtenboom van de regio Gent Het grondrecht SOCIALE BIJSTAND werd het meest vermeld. De positieve uitspraken betrekking op de dienstverlening van de opvangcentra omdat ze individueel op maat werken. De negatieve ervaringen wegen echter zwaarder door:
Toegankelijkheid: beter niet wachten om de stap naar het OCMW te zetten: hoe langer, hoe groter de problemen Dienstverlening: sociale bijstand is goed, goede diensten van het OCMW, het OCMW werkt discreet en luistert, negatief beeld van OCMW-gebruikers, meer het beleid beïnvloeden en meer hulpverlening bieden in plaats van doorverwijzing, OCMW moet meer de nadruk leggen op de ombudsfunctie in plaats van controlefunctie, opvangcentra werken te beschermend, er zou meer ervaringsuitwisseling moeten zijn tussen opvangcentra, sociaal assistenten moeten sociaal vaardig zijn, cliënten moeten de sociaal assistenten kunnen evalueren, sociaal assistenten geven geen volledige en duidelijke informatie en verwijzen slecht door, meer nood aan individuele begeleiding door sociaal assistenten, info is niet laagdrempelig genoeg, sociale sector moet volledig onafhankelijk werken van partijpolitiek Financiële aspecten: als het minimuminkomen niet verhoogd wordt, moeten er andere financiële toegevingen gegeven worden, te weinig geld om te leven bij budgetbeheer, geld voor eten in plaats van slecht voedselpakket Gelijke kansen: iedereen moet gelijk behandeld worden
Binnen het grondrecht WONEN merken we positieve elementen over het bestaan van sociale woningen. Maar, er werden tevens negatieve kanttekeningen bij gemaakt. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: tekort aan (huur)woningen, te weinig sociale woningen, te lange wachtlijsten, je kan nergens wonen als je geen job hebt en geen identiteitskaart Dienstverlening: slechte prijs/kwaliteit verhouding, onderhoud is traag of slecht, negatief beeld van sociale woningen en haar inwoners, asielzoekers mogen niet zomaar op straat gezet worden na procedure (zeker niet in de winter), meer hulp nodig van OCMW bij zoeken naar woning, slecht imago indien OCMW de waarborg betaald, OCMW moet huisbazen beter informeren, OCMW moet zelf meer woningen hebben voor noodgevallen, huisbazen hebben te veel macht, slecht en traag onderhoud door huisbaas, Huurdersbond moet beter bekend zijn, het comfort van het opvangcentrum voor asielzoekers is verschillend van gemeente tot gemeente Financiële aspecten: te duur, er is een te hoge index op de huurprijzen, sociale woningen zijn te duur, te veel verschil in prijs tussen sociale woningen Gelijke kansen: iedereen moet gelijke kansen hebben op een sociale woning, ook asielzoekers in procedure Suggesties: strengere controle op toewijzing van sociale woningen
Op het gebied van het grondrecht ARBEID wordt het als goed ervaren om werk te hebben. De sociale tewerkstelling wordt eveneens als goed ervaren. De negatieve ervaringen omtrent arbeid zijn echter:
Toegankelijkheid: de combinatie uitkering en een beetje werken moet mogelijk zijn, langdurig werklozen ervaren drempel om werk te vinden, Dienstverlening: meer info nodig over rechten en plichten, nood aan meldpunt voor slechte behandeling op het werk, VDAB moet meer rekening houden met de individuele wensen, RVA moet een geschikte job aanbieden op maat van de mensen, als mensen een eigen zaak beginnen dan moeten ze begeleiding krijgen, bij interim-werk te veel onzekerheid over toekomst Financiële aspecten: vervoer naar werk is te duur Gelijke kansen: mensen zonder papieren vinden geen werk, ouderen vinden moeilijker werk, jongeren moeten vanaf 14 jaar kunnen beginnen werken, asielzoekers willen ook werken Suggesties: mensen met schulden zouden tijdelijk geen belastingen moeten betalen
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
52
Het grondrecht CULTURELE EN MAATSCHAPPELIJKE ONTPLOOIING geeft als positieve resultaten het ruime aanbod. De negatieve ervaringen:
Dienstverlening: nood aan gratis infrastructuur (ontspanning- en vergaderruimte) van de gemeente, nood aan ontmoetingsruimten voor mensen met problemen, er is nood aan dagbestedingcentra, er moet meer gebeuren voor de jeugd, mensen moeten leren werken met moderne informatiekanalen (internet), nood aan punt waar verenigingen zichzelf kenbaar kunnen maken, er is te weinig sociaal contact tussen de mensen, ontplooiing brengt mensen dichter bij elkaar Gelijke kansen: er is nog te veel stigmatisering van bepaalde groepen
Wat het grondrecht GEZONDHEID betreft is het groot en goed aanbod in de gezondheidszorg goed en gratis voor asielzoekers. Het OCMW ondersteunt ook goed op vlak van gezondheid en ook de wijkgezondheidscentra zijn goed. De negatieve ervaringen:
Dienstverlening: meer informatie nodig over aanbod, duidelijker bijsluiters nodig bij medicatie, zelfzorggroepen moeten beter bekend worden gemaakt, er moet een neutraal controleorgaan zijn die de farmacie opvolgt, meer nazorg nodig na ontslag uit ziekenhuis, nood aan betere opleiding van hulpverleners Financiële aspecten: medicatie is te duur, erkenning voor mantelzorg zou moeten betoelaagd worden, maximumfactuur moet ook niet terugbetaalde medicamenten meerekenen
Het grondrecht GEZOND LEEFMILIEU behelst een ruim gamma aan thema’s. Positief is het sorteren en recycleren. De negatieve ervaringen:
Dienstverlening: te weinig ophaling van het huisvuil Financiële aspecten: huisvuilzakken zijn te duur Ecologie: te veel luchtvervuiling, meer milieuonderzoeken nodig want bedrijven mogen niet vervuilen, er is te weinig groen in de omgeving, te veel auto’s en verkeer Suggesties: goedkoper en meer openbaar vervoer
Omtrent het grondrecht JURIDISCHE BIJSTAND zijn de positieve ervaring verbonden met dienstverlening van de advocaten via het OCMW. De negatieve ervaringen:
Toegankelijkheid: juridische bijstand is niet laagdrempelig genoeg Dienstverlening: pro Deo advocaten zijn niet goed genoeg, te weinig doorzichtige informatie beschikbaar, te weinig info over wat een deurwaarder mag en niet mag Financiële aspecten: advocaten zijn te duur, ‘recht is voor rijken’
Omtrent ONDERWIJS blijkt men de kwaliteit ervan positief te waarderen. Negatieve ervaringen zijn echter:
Dienstverlening: te grote kloof tussen onderwijs en echte wereld (praktijkgerichtheid), leerkrachten mogen geen misbruik maken van hun gezag, nood aan vak ‘maatschappelijke vorming’ over sociale en juridische bijstand, sociale zekerheid en diensten Financiële aspecten: middelbaar onderwijs is niet gratis: boeken, uitstappen … zijn te duur.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
53
Een aantal ALGEMENE ACHTERLIGGENDE ASPECTEN bepalen de toegang de grondrechten.
Toegankelijkheid: domicilie nodig om van levensnoodzakelijke hulp te kunnen genieten Dienstverlening: meer informatie over inspraak in het beleid is nodig, algemene ombudsdienst of sociaal loket nodig, te veel administratieve rompslomp, te veel van het kastje naar de muur Financiële aspecten: geld is nodig om toegang te hebben tot alle grondrechten Gelijke kansen: gelijkheid voor iedereen, soms moeilijk voor alleenstaande om bepaalde rechten te krijgen
Tenslotte is men over SOCIALE ZEKERHEID blij dat het er is. Maar er zijn enkele negatieve ervaringen omtrent de dienstverlening. Er is te veel administratieve rompslomp (bij veranderen van kinderbijslagfonds) en er is te weinig informatie over rechten en plichten.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
54
3.3
Sociale grondrechten in Oost-Vlaanderen (behalve stad Gent)
3.3.1
Inleiding
Dit deel wil de resultaten van de regionale grondrechtenbomen bundelen tot een provinciale synthese, behalve van de stad Gent. Hier zijn de ervaringen per grondrecht gebundeld en worden er linken gelegd over de grenzen van de regio’s heen. De volgorde van de grondrechten is hier overigens een indicatie van haar belang: we ordenen de grondrechten hier namelijk volgens het aantal ervaringen en conclusies. De beleving van de deelnemers aan de Open Space-bijeenkomsten staan centraal. Mensen met minder behartigde belangen kregen de kans om hun verhaal te doen om aan te geven welke drempels zij zelf ervaren op het gebied van de sociale grondrechten. Deze verhalen worden hier samengebracht en gekaderd binnen de sociale grondrechten.
3.3.2
Wonen
Wonen, wonen en wonen. Dat zijn de prioriteiten in Oost-Vlaanderen voor mensen met minder behartigde belangen. 18% van alle opmerkingen en conclusies gaan over wonen en 73% van de ervaringen met wonen zijn negatief van aard. In het concreet zijn dit 555 ervaringen en conclusies, waarvan 211 negatieve ervaringen, van in totaal 3.106 ervaringen en conclusies. Er is met andere woorden zeker sprake van een woonproblematiek in Oost-Vlaanderen. Het recht op wonen is belangrijk en heeft een enorm brede impact. Wonen kent dan ook veel verschillende gezichten. We geven deze gezichten hier een aantal namen: toegankelijkheid, dienstverlening en gelijke kansen. We vullen deze gezichten ook aan met een aantal concrete suggesties en bovendien worden ook de positieve ervaringen in de verf gezet. Sociale en financiële toegankelijkheid De negatieve ervaringen vinden vaak hun basis in het gebrekkige aanbod aan goede en betaalbare woningen. Goed wonen is niet toegankelijk voor iedereen. De reguliere huur- en koopmarkt is te krap en daarom te duur. Het financiële aspect weegt sterk door. Wonen neemt een te grote hap uit het gezinsbudget. Zo is de huurprijs maar één aspect. Ook de waarborg en het onderhoud zijn vaak te duur. De jaarlijkse index op de huurprijzen maakt het niet gemakkelijker. Ook is er te veel verschil in prijs tussen sociale woningen. Daarenboven is het vinden van een woning extra moeilijk voor mensen met minder behartigde belangen. Armen, zieken, werklozen, illegalen, jongeren, alleenstaande moeders, delinquenten, … zijn niet populair als huurder bij huiseigenaars. Het moeten voorleggen van een identiteitskaart en een loonbriefje zijn al hoge drempels. Nogal wat wettelijke beperkingen en voorwaarden worden niet geapprecieerd. Zo willen jongeren onder de 18 jaar zelfstandig kunnen wonen en de wachtlijsten bij Begeleid Wonen zijn te lang. Asielzoekers mogen ook niet zomaar op straat gezet worden na een procedure en zeker in de winter zijn de gevolgen verregaand. Ook zijn de sancties bij niet-betaling te streng: uithuiszetting of de afsluiting van de elektriciteit zijn al te drastisch. Het verzorgen van nazorg bij onbewoonbaarverklaring is vanzelfsprekend, maar gebeurt toch te weinig. De hoge huur- en koopprijs en een gebrek aan sociale woningen leiden ertoe dat velen verplicht worden om vrede te nemen met de slechte kwaliteit van de beschikbare woningen en de hoge kost van het onderhoud. Daarom is er vraag naar een neutrale controle op prijs, kwaliteit en gezondheid van woningen.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
55
Dienstverlening Er is sprake van onmacht ten aanzien van de huiseigenaars. Het onderhoud door de huiseigenaar wordt vaak als traag of slecht beschreven. De huisbaas moet tevens sneller, beter en duidelijker communiceren omtrent het contract, de huur en de modaliteiten. Een mogelijke oplossing voor een aantal van de hier opgeworpen problemen is de sociale huisvesting, maar deze kent haar eigen problemen. Er is een veel te klein aanbod aan sociale woningen en er zijn te lange wachtlijsten. Deze wachtlijsten kunnen echter nog langer, want de inkomensvoorwaarden worden tevens te streng bevonden. Bovendien wordt de wetgeving rond toewijzing van sociale woningen niet altijd begrepen. Wat betreft de dienstverlening van sociale woningen, blijkt dat het onderhoud soms te wensen over laat, wegens traag of slecht. Ook vraagt de inschrijving voor een sociale woning te veel administratieve rompslomp. Er is daarom ook nood aan meer begeleiding bij de aanvraag van een sociale woning. Er wordt ook gevraagd om meer rekening te houden met de individuele situaties van de sociale huurders. Zo zijn de gevolgen van een veranderende gezinssituatie soms te groot, zonder dat de duur dat men in een sociale woning woont in rekening wordt gebracht. Er leeft ook een negatief beeld over sociale woningen en haar inwoners. Dat zou mogen verbeteren. Het OCMW kan meer hulp bieden bij het zoeken naar een woning. Het betalen van de waarborg kan daarbij helpen, maar dit boezemt de verhuurders alvast geen vertrouwen in. Het OCMW kan huisbazen beter informeren over hun diensten. Het OCMW zou zelf meer woningen kunnen hebben voor noodgevallen. De werking van ondersteunende en dienstverlenende organisaties kan beter: goed en vriendelijk onthaal, duidelijke informatie en snelle dienstverlening zijn essentiële vragen. OCMW ’s en sociale huisvestingsmaatschappijen zouden duidelijke informatie moeten geven. De berekening van de prijs van elektriciteit en water moet eenvoudiger worden gemaakt. De Huurdersbond zou meer vestigingen moeten hebben of een zitdag in (deel)gemeenten, en beter bekend zijn. Gelijke kansen Er klinkt een sterke roep naar gelijke kansen bij de bevraagde mensen. Men vindt dat iedereen gelijke kansen moet hebben op een sociale woning: ook asielzoekers in procedure, allochtonen, OCMWcliënten en alleenstaande moeders. Ook woonwagengebruikers willen gelijk worden behandeld. Hun leven in woonwagens is nu te onzeker en er zijn te weinig terreinen beschikbaar. Woonwagens moeten dan ook erkend worden als evenwaardige vorm van wonen en de gebruikers willen ook het recht op basisinfrastructuur. Suggesties Als suggesties of mogelijke oplossingen worden verschillende opties vermeld. De maximumhuurprijs en de huursubsidie vallen hierbij in de smaak. Maar er zijn andere voorstellen: het OCMW zou het lidgeld kunnen betalen van de Huurdersbond en een strenge taks op leegstand zou kunnen worden aangevuld met een opeising door het OCMW van het lege pand. Een verplicht standaardhuurcontract zou ook helpen. Tevens is het oprichten van een algemeen meldpunt voor klachten (of een ombudsdienst) erg belangrijk. Dit om te vermijden dat klachten niet worden opgevolgd door dienstverlenende organisaties en huiseigenaars. Tenslotte zou een strengere en meer rechtvaardigere controle op de toewijzing van sociale woningen de wachtlijsten verkorten.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
56
Positieve ervaringen De ervaringen met wonen in Oost-Vlaanderen zijn niet allemaal negatief. Er zijn goede geluiden te horen over het bestaan van sociale woningen. Eens men in ‘het systeem’ zit, dan zit men goed. Ook de opvangcentra voor thuislozen (hoewel er te strenge regels zijn) en de hulp van het OCMW bij het zoeken naar een huis kunnen op waardering rekenen. Ook andere ondersteunende diensten, zoals de Huurdersbond, het sociaal verhuurkantoor en de Woonwijzer, vallen in de smaak.
3.3.3
Arbeid
Het grondrecht arbeid is met 14% van de ervaringen en conclusies het nummer twee in deze ‘top 10’, na het grondrecht wonen. Er worden relatief gezien iets meer negatieve opmerkingen gemaakt over arbeid dan over wonen, namelijk 76%. Sociale en financiële toegankelijkheid Er is te weinig werk. En de toegankelijkheid tot de krappe arbeidsmarkt wordt bemoeilijkt door de gestelde vereisten. Door de nadruk op behaalde diploma’s enerzijds of de verwachte arbeidservaring anderzijds, vallen steeds mensen uit de boot die misschien wel competent zijn maar geen kans krijgen om dit aan te tonen. Langdurige werklozen ervaren dan ook een grote drempel om werk te vinden. Eens men ouder is, is men niet meer interessant voor de arbeidsmarkt, al heeft men ervaring. Voor anderstaligen is het vereiste niveau van de kennis van het Nederlands een drempel. Er wordt hierbij gesteld dat de kennis van het Nederlands bij sommige jobs (zoals bij handenarbeid) niet essentieel is en dus geen grote rol zou mogen spelen. Men hamert ook op het recht om zelf werk te kunnen kiezen, het opleggen van verplichte arbeid is uit den boze. Het dure woon-werkverkeer (en soms de verplichting van het bezit van een rijbewijs) en de dure kinderopvang maken het al moeilijke plaatje compleet. Een bijkomende financiële drempel bij de toegang tot de arbeidsmarkt is het te kleine verschil tussen de laagste lonen en de werkloosheidsuitkering. Overigens wordt huisarbeid niet financieel gewaardeerd. Er zou tevens een vergoeding voor huismoeders en -vaders moeten voorzien worden. Werklozen vragen expliciet om de beperkingen betreffende het werkloosheidsstatuut te versoepelen: zo zou het mogelijk moeten zijn om de uitkering te behouden wanneer een beperkte hoeveelheid arbeid wordt verricht. De voorwaarden binnen de sociale tewerkstelling en PWA worden eveneens als te strikt ervaren. De verplichte werkloosheidsduur is te lang en het aantal toegestane werkuren is te beperkt. Jongeren willen ook onder de 16 jaar toegelaten worden om te werken. Het vinden en behouden van werk is extra moeilijk voor ouderen, alleenstaande moeders, personen met een handicap, zieken, asielzoekers, allochtonen en personen met een hoofddoek. Er zouden een minimum aantal werkplaatsen voor deze doelgroepen kunnen worden voorzien om hieraan tegemoet te komen. De concurrentie onder groepen met minder behartigde belangen is echter groot. Laaggeschoolde autochtonen voelen zich bedreigd door laaggeschoolde allochtonen. Dienstverlening Er wordt gesteld dat begeleiding naar de arbeidsmarkt toe veel meer maatwerk zou moeten zijn (naargelang de doelgroep of de situatie). Dit geldt vooral voor de VDAB, alsook voor de RVA. Er moet meer rekening gehouden worden met de individuele wensen en talenten, en ook met de voorkeur naar werk en de vervoersmogelijkheden. De dienstverlening moet meer op maat: heldere en volledige info en duidelijkheid over rechten, voorwaarden en plichten. De vacaturewebsites moeten steeds aangepast zijn, zodat er geen valse hoop wordt gecreëerd. Na een sollicitatie zou er ook altijd een reactie moeten komen. Indien men een eigen zelfstandige zaak wenst op te starten, dan moet hierbij passende begeleiding aangeboden worden. Eens men werk heeft gevonden, dan dreigen er snel nieuwe risico’s. Men heeft weinig zicht op een contract van onbepaalde duur, zeker in het kader van tewerkstellingsmaatregelen en
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
57
werkgeverspremies die na verloop van tijd weer afgeschaft worden. Interim-werk leidt tot dan weer tot onzekerheid en te veel administratie. De werkgever speelt natuurlijk ook een rol: men ervaart te weinig respect, vriendelijkheid en motivering alsook een te hoge werkdruk. Gelijke kansen Ongelijke kansen tonen zich in verscheidene vormen op de arbeidsmarkt. Het recht op werk is niet gegarandeerd. Mensen met minder behartigde belangen vinden moeilijker werk, tenzij werk voor een laag loon in slechte omstandigheden. Sommigen voldoen niet aan de hoge eisen of de noodzakelijke randvoorwaarden van de arbeidsmarkt. Ouderen én jongeren. Allochtonen worden gediscrimineerd en krijgen ‘het vuil werk’, asielzoekers en mensen zonder papieren krijgen zelfs de kans niet om legaal de arbeidsmarkt te betreden. Mensen met een handicap worden meteen afgeschreven op de arbeidsmarkt, wat daarenboven leidt tot sociale isolatie en schaamte. Mensen met een strafblad dragen dit label steeds mee en krijgen moeilijk een tweede kans. Ook worden vakantie-, weekend– en avondwerk te weinig gewaardeerd, en zou loopbaanonderbreking voor iedereen mogelijk moeten zijn. Suggesties Een aantal voorstellen om de arbeidsmarkt beter af te stemmen op mensen met minder behartigde belangen draaien rond het stimuleren van hun aanwerving door premies of quota. Het creëren of stimuleren van thuisjobs kan tevens een oplossing zijn voor werkende moeders. Mensen met financiële problemen of schulden zouden als overgangsmaatregel tijdelijk geen belastingen moeten kunnen betalen. Vrijwilligerswerk zou tevens meer moeten beloond worden. Positieve ervaringen Op het gebied van het grondrecht arbeid zijn de positieve ervaringen even duidelijk als eenvoudig: het is erg goed om werk te hebben. Ook het aangepaste werk in de sociale tewerkstelling en het zogenaamde ‘artikel 60’ worden sterk gewaardeerd. De dienstverlening (zoals individuele begeleiding, infoverstrekking en vorming) kan door de band genomen rekenen op goedkeuring. Ook de kinderopvang voor werklozen is een prima idee.
3.3.4
Sociale bijstand
Sociale bijstand sluit de ‘top 3’ van de meest aangehaalde grondrechten, maar hier nemen de positieve ervaringen (met 52%) de bovenhand. Sociale en financiële toegankelijkheid De knelpunten op het gebied van de toegankelijkheid van de sociale bijstand hebben betrekking op drie soorten drempels: een financiële drempel, een sociale drempel en een informatiedrempel. Wat betreft de financiële aspecten is over de hele lijn te horen dat de steun niet afdoende is om uit de moeilijke situatie te kunnen ontsnappen. Dit is vooreerst van toepassing op het leefloon, de vervangingsinkomens en het minimuminkomen. Ook wanneer men in budgetbeheer zit, is het moeilijk om rond te komen. Een bijdrage in de normale leefkosten zoals huur, elektriciteit en gas kan een wereld van verschil maken. Ook de gezinssituatie is hierbij belangrijk: enerzijds maken diensten zoals kinderopvang en rusthuizen het leven extra duur, maar anderzijds mag de uitkering niet al te afhankelijk worden van de gezinssituatie. Het leefloon en andere uitkeringen moeten dus beter aan gepast worden aan de individuele behoeften en mogen niet afhankelijk zijn van het aantal werklozen of steuntrekkers. Over voedselpakketten en –cheques valt te horen dat financiële steun meer gewaardeerd zou worden. Ook zouden voedselcheques in meer winkels (zoals Aldi en Lidl) aanvaard moeten worden. Er wordt ook voorgesteld om de voedselbank onder de controle van het OCMW te plaatsen. Tenslotte is de informatie over de financiële steun niet laagdrempelig genoeg en komt er te veel administratieve rompslomp bij kijken.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
58
Het tweede aspect bij toegankelijkheid heeft te maken met de drempels tot het sociale bijstandsaanbod. Er bestaat een sociale drempel om de stap te zetten naar een welzijnsorganisatie. Er heerst drempelvrees en schaamte door het negatieve maatschappelijk beeld van het OCMW en haar gebruikers. Zo is men is nogal geneigd om de stap naar het OCMW zo lang mogelijk uit te stellen tot op het moment dat de moeilijkheden escaleren. Een derde drempel heeft te maken met de beschikbaarheid van informatie. De breedte van de dienstverlening van het OCMW zou beter bekend moeten zijn. De informatie over de diensten is niet doorzichtig en laagdrempelig. Informatie moet rechtstreeks aan de mensen gericht zijn: vraaggericht en op maat van doelgroepen. Er heerst een indruk dat rechten moeten afgedwongen worden en dat men van het kastje naar de muur door de administratieve rompslomp moet. Dienstverlening Los van de dienst of organisatie, hebben heel wat negatieve ervaringen te maken met de betrokken dienst- en hulpverleners. Samengevat wordt gesteld dat de kwaliteit van de dienstverlening niet afhankelijk zou mogen zijn van de toevallige dienstverlener. Wat is kwaliteit in dit geval? De hulpverleners moeten vriendelijk, respectvol, niet-betuttelend, zonder vooroordelen en sociaal vaardig zijn met veel respect voor de privacy. Ze dienen individuele begeleiding op maat te bieden. Ze moeten volledige en duidelijke informatie geven. Hulpverleners horen niet achter een bureau maar moeten zich onder de mensen bevinden. Administratie mag niet de hoofdzaak worden. De cliënten moeten ten slotte de hulpverleners kunnen evalueren en klachten moeten altijd opgevolgd worden. De organisatie van een dienst moet vraaggericht zijn: meer openingsuren met beperkte wachttijden, vriendelijker onthaal en dienstverlening in de taal de cliënten. Informatie is ook hier belangrijk: weten wanneer men een recht heeft, is essentieel en dit moet meer actief bij de mensen gebracht worden. Zo is het verschil tussen schuldbeheer en collectieve schuldbemiddeling niet duidelijk. Een gecentraliseerd aanspreekpunt kan hier al een grote inbreng toe leveren. Er mag niet te vaak doorverwezen worden: het aantal stappen tussen een hulpvraag en een oplossingsaanbod mag niet te groot zijn. Als er dan toch moet doorverwezen worden, dan moet dit gericht én met nazorg. Ook zou het OCMW meer nadruk kunnen leggen op haar hulpverlenings- en ombudsfunctie in plaats van haar controlefunctie. Er klinken ook signalen over de sociale sector zelf: deze zou onafhankelijk moeten werken van partijpolitiek. De sociale sector kan ook zelf het beleid beïnvloeden. Omtrent het sociale bijstandsaanbod worden een aantal tekorten aangekaart: er zijn te weinig ervaringsdeskundigen, er is te weinig kinderopvang, er zijn te weinig opvanghuizen voor thuislozen. Deze opvangcentra werken overigens te beschermend, en er zou meer ervaringsuitwisseling moeten zijn tussen opvangcentra. Ook mag bij het aangeboden eten in deze centra de houdbaarheidsperiode niet overschreden zijn. De leeftijdsgrens in de centra voor bijzondere jeugdzorg zou ook hoger dan 20 jaar moeten kunnen zijn. Gelijke kansen Bij sociale bijstand is gelijke behandeling belangrijk. Er mogen geen voorkeursbehandelingen worden toegekend: rechten en plichten moeten voor iedereen gelijk zijn. Suggesties Er wordt gesuggereerd om vermogen als criterium bij sociale bijstand te introduceren, en niet het inkomen. De cliënten zouden vooral meer betrokken moeten worden in het beleid van de welzijnsorganisaties. Het Sociaal Huis-concept kent veel bijval en mag meer worden geïmplementeerd. Tenslotte wordt benadrukt dat er veel meer preventief gewerkt mag worden.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
59
Positieve ervaringen De positieve uitspraken hebben veelal te maken met het hulpaanbod en de dienstverlening. Het bestaan en de werking van het OCMW wordt sterk gewaardeerd: de begeleiding, het werken op maat van de cliënt, de financiële steun, de sociale dienst, de budgetbegeleiding en de sociale tarieven. Ze luisteren en helpen echt bij het OCMW. Ook de opvangcentra voor thuislozen, de asielcentra, de sociaal restaurants (eten én sociale contacten), de mutualiteiten en de CAW’s krijgen lof toegewuifd. Ten slotte krijgen de Vrolijke Kring, NOK, Mariakring en Kastanje ook eervolle vermeldingen.
3.3.5
Culturele en maatschappelijke ontplooiing
Over culturele en maatschappelijk ontplooiing zijn de ervaringen meer uitgesproken positief: 65% zijn positief. Maar, er blijven nog steeds negatieve ervaringen. Sociale en financiële toegankelijkheid De (on)toegankelijkheid van de culturele en maatschappelijke ontplooiing kent drie basisvormen. De eerste – en voornaamste - vorm blijft de financiële toegankelijkheid. Het ruime cultuuraanbod blijft te duur en is niet laagdrempelig genoeg. Ook sportactiviteiten worden als duur ervaren. Het vervoer naar culturele en sportactiviteiten is overigens vaak erg duur. Een systeem van sociale tarifering en tegemoetkomingen in de bijkomende kosten zou de drempel een stuk kunnen verlagen. Bij sociale activiteiten moet er ook steeds gratis kinderopvang worden voorzien. Een mogelijkheid kan ook zijn om initiatieven zoals de cultuurpas uit te breiden. De toegankelijkheid wordt tevens bepaald door de doorstroming van informatie naar de doelgroepen toe. Daarvoor is heldere, laagdrempelige informatie nodig over het aanbod en haar modaliteiten. Dit moet via verschillende media (niet enkel via internet) worden verspreid. Ook stadsmagazines en lokale kranten zijn hiervoor ideaal. Er is een vraag naar meer informatie over de tegemoetkomingen omtrent sportactiviteiten en vakantieparticipatie van de socio-culturele en sportieve participatie van het OCMW. Het sociale aspect bij culturele en maatschappelijke ontplooiing is erg belangrijk. Ontplooiing brengt mensen dichter bij elkaar: het ontmoeten van mensen en het samenzijn is essentieel. Er is dan ook nood aan meer gratis sociale activiteiten op maat van mensen met minder behartigde belangen. Te grootschalige initiatieven of een te grote centralisering kunnen leiden tot de vervreemding van bepaalde doelgroepen. Ook mag er niet al te veel administratie bij komen kijken. Ten slotte mag de toegankelijkheid van socio-culturele en sportieve activiteiten voor personen met een handicap nooit uit het oog worden verloren. Dienstverlening De dienstverlening bij culturele en maatschappelijke ontplooiing kent een aantal knelpunten op het gebied van infrastructuur en dienstverlening op maat van doelgroepen enerzijds en de informatieverstrekking anderzijds. Er is een tekort aan goede en betaalbare infrastructuur voor socio-culturele en sportieve activiteiten. Deze vraag naar infrastructuur behelst ontspanning-, vergader- en ontmoetingsruimtes, buurtcentra, jeugdbewegingen, speelpleinwerking voor 16-plussers, cinema’s, fuifzalen, zwembaden … Deze dienstverlening en infrastructuur dienen ook gericht te zijn op mensen met minder behartigde belangen: een fuifzaal en jeugdhuis voor jongeren, speelpleinwerking en speelgroen voor kinderen, ontmoetingsruimtes voor senioren en begeleiding en vervoer voor zieken en personen met een handicap. Een tweede knelpunt handelt over de communicatie over het sportieve en socio-culturele aanbod. Een betere bekendmaking van de initiatieven is nodig, daar sommige infokanalen niet bekend genoeg zijn bij de bevolking. Er is vraag naar een betere afstemming tussen verenigingen die activiteiten organiseren en de lokale besturen (en hun communicatiemiddelen). Een soort infopunt waar verenigingen zichzelf kenbaar kunnen maken kan hieraan tegemoet komen. Het internet is een handig
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
60
hulpmiddel, maar te weinig mensen maakt er gebruik van. Daarom moeten de reguliere middelen meer ingezet worden en moet het werken met moderne informatiekanalen zoals internet en e-mail aangemoedigd worden in de vorm van gratis cursussen. Gelijke kansen Maatschappelijke ontplooiing kent ook obstakels ten gevolge van discriminatie, negatieve beeldvorming en vooroordelen. Groepen worden gestigmatiseerd op basis van afkomst of religie in discotheken en op café. Het hebben van een ‘andere’ huidskleur en het dragen van een sluier is taboe. Door ziekte en handicap wordt men niet gelijk behandeld in sportclubs of culturele centra. Jongeren en ouderen ondervinden nadelen door hun leeftijd. OCMW–gebruikers krijgen een negatief beeld opgeprikt als profiteurs … Een positiever beeld van deze mensen zou een wereld van verschil maken. Een algemeen ‘discriminatiemeldpunt’ kan daarbij een eerste stap zijn. Positieve ervaringen Het is opvallend: men is erg positief over het ruime aanbod aan culturele en maatschappelijk ontplooiingskansen. Men denkt hierbij aan het mooie culturele en sportaanbod, alsook aan de informatie die meestal gemakkelijk beschikbaar is. Ook over de dienstverlening is men erg te spreken. Initiatieven zoals kansenpas, cultuurpas en cultuurcheques en organisaties zoals culturele centra, lokale dienstencentra, volwassenenonderwijs, bibliotheken, buurtwerking, Leerpunt, welzijnsschakels, speelstraten en OCMW’s worden gewaardeerd op het gebied van culturele en maatschappelijke ontplooiing. Door een ruim aanbod te combineren met financiële tegemoetkomingen, zakt de drempel enorm. De inspanningen die geleverd worden om meer mensen te bereiken lijken alvast te slagen.
3.3.6
Gezond leefmilieu
Over het gezond leefmilieu zijn de ervaringen niet zo positief. 61% van de ervaringen zijn negatief. Het aspect gezond leefmilieu behelst een vrij ruim gamma aan thema’s: er is bijgevolg geen eenduidige lijn uit te trekken. Verkeersveiligheid steekt – naast openbaar vervoer, huisvuil en ecologie – er bovenuit als thema. Sociale en financiële toegankelijkheid Verkeersveiligheid en de toegankelijkheid van mobiliteit leven sterk bij de bevraagde Oost-Vlamingen. Er is een roep naar meer verkeersveiligheid. Er worden problemen ervaren bij de overdreven snelheid in het autoverkeer, sluikverkeer en zwaar vervoer. Mogelijke oplossingen zijn het uitbreiden van de controles op snelheid en meer verkeersopvoeding voor jonge én oude chauffeurs. Er zijn ook te weinig (veilige en goede) fietspaden en te weinig zone-30’s in woonwijken. Autogebruikers ervaren een tekort aan parkeerplaatsen, vooral in het centrum van steden en dorpen en aan het station. Het openbaar vervoer kan beter: zowel over het aantal bussen en haltes als over de uurregeling en de verbindingen is men niet tevreden. Sommige plaatsen zijn namelijk erg moeilijk toegankelijk met het openbaar vervoer. De kostprijs van het openbaar vervoer ligt tevens te hoog, waardoor men niet geneigd is er gebruik van te maken. Betreffende de Belbus meldt men dat men dit systeem kan waarderen maar dat er een tekort aan haltes is. Meer inspraak bij De Lijn over de dienstregeling en de haltes kan hierbij al veel helpen. Het openbaar vervoer is ten slotte niet erg toegankelijk voor mensen met een handicap, rolstoelgebruikers en ouderen. Het alternatief van de Minder Mobielen Centrale is dan weer te duur. Het gebrek aan toegankelijkheid blijft niet beperkt tot het openbaar vervoer. Veel wegen en gebouwen zijn te weinig toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Een meldpunt over de toegankelijkheid voor personen met een handicap kan helpen om dit probleem aan te kaarten. Gelijke kansen Meer inspraak bij nieuwe ontwikkelingsprojecten kan toegankelijkheidsproblemen voorkomen. Bij de (her)aanleg van straten, pleinen en gebouwen zou de inbreng moeten gevraagd worden van
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
61
allerhande relevante actoren, waaronder ook mensen met minder behartigde belangen (en zeker senioren, personen met een handicap en jongeren). Na de voltooiing van de werken zou er tevens gecontroleerd moeten worden of de doelstellingen ook effectief bereikt werden. Het gebruik van meldkaarten bij problemen is goed, maar er moet werkelijk rekening mee gehouden worden en het systeem zou beter bekend moeten zijn.
Dienstverlening en leefomgeving Groen en natuur in de leefomgeving wordt sterk gewaardeerd, àls het er is. Er mag dus meer van dat. Ook in de vorm van stads- of dorpsparken en speeltuintjes. Het verkeer en de bedrijfswereld moeten dan ook kunnen wijken voor meer rustige natuur. Een groter milieubewustzijn bij de bevolking, minder wegwerpverpakking en meer recyclage komen aan bod als maatschappelijke betrachtingen. Ook qua netheid van het straatbeeld moet er meer gebeuren. De hondenpoep op straat moet wijken naar hondenweiden. Huisvuil en de ophaling ervan kunnen rekenen op nogal wat irritatie. De huisvuilzakken zijn te duur en de ophaling van het grof- en huisvuil gebeurt te weinig. Het sluikstorten zou verminderen als dit alles minder duur zijn. Ook het containerpark en Kringloopwinkels zijn soms te duur. Recyclage zou nochtans moeten gestimuleerd worden met financiële voordelen.
3.3.7
Gezondheid
Bij het grondrecht gezondheid zijn de ervaringen vooral negatief (63%). De positieve ervaringen hebben steeds te maken met het grote en goed aanbod in de gezondheidszorg. Een extra pluim krijgen alvast het OCMW, de wijkgezondheidscentra en de thuiszorgdiensten. Ook de gratis zorg voor asielzoekers krijgt een tien op tien. Sociale en financiële toegankelijkheid De negatieve ervaringen met gezondheid hebben erg vaak te maken met de kostprijs van het aanbod. Ziekte maakt arm, zo stelt men, want de gezondheidszorg (ziekenhuis, artsen, specialisten en tandarts) en medicatie zijn erg duur. Zeker als men niet aangesloten is bij een mutualiteit. De kostprijs van gezondheid zou meer afhankelijk gemaakt moeten worden van de gezinssituatie en het inkomen. Gratis basisgeneeskunde zou alvast de vicieuze cirkel tussen ziekte en armoede kunnen doorbreken. Het systeem van de maximumfactuur kan dit nog niet: het maximum ligt te hoog en niet terugbetaalbare medicijnen worden niet meegerekend. Ook het derdebetalerssysteem blijft te duur voor velen. De toegankelijkheid tot de gezondheidszorg kent niet enkel een financieel aspect. Een informatiegebrek en een te grote administratieve rompslomp stellen ook een groot probleem. Men kent noch het brede aanbod noch de eigen rechten en mogelijkheden (over terugbetaling, ziekenhuisopname, medische dossiers). Er is ook meer informatie nodig over de ziekenhuisfactuur, de terugbetaling van medicatie en euthanasie. De bijsluiters bij medicijnen zijn tevens moeilijk begrijpbaar. De wachtlijsten zijn te lang en sommige ziektes zoals het chronische vermoeidheidssyndroom worden niet erkend. Deze ziekte treft nochtans vele mensen en de behandeling ervan is onzeker en duur. Zelfzorggroepen moeten ook beter bekend worden gemaakt. De toegang tot de gezondheidszorg wordt tenslotte belemmerd door fysieke drempels: de afstand tot een zorgverstrekker kan te groot zijn, de toegankelijkheid voor ouderen en rolstoelgebruikers is soms niet optimaal. Dat men eerst naar de huisarts moet voordat men naar de spoedgevallen kan, is voor sommigen erg moeilijk. Dienstverlening Het grote aanbod in de gezondheidszorg vertoont toch een aantal knelpunten op het gebied van de dienstverlening. Er is vooreerst vraag naar meer: meer wijkgezondheidscentra, meer centra voor drugspreventie en meer centra voor geestelijke gezondheidszorg. En meer personeel. Ook zou er meer samenwerking en communicatie moeten zijn tussen (para)medici onderling.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
62
Ook weerklinkt een roep tot meer nazorg, zeker bij ontslag uit ziekenhuis (ook over betaling en bijstand). Onnodige medische ingrepen moeten actiever vermeden worden en kleine ziekenhuizen hebben soms te weinig apparaten. Er wordt een tekort aan personeel in ziekenhuis ervaren. Bovendien wordt een vriendelijkere omgang en onthaal van dit personeel verwacht. Een gelijke behandeling van iedereen hoort daarbij. Een betere opleiding van de hulpverleners kan hieraan tegemoet komen. Tenslotte wordt gewag gemaakt van slechte hygiëne in asielcentra en zou er een neutraal controleorgaan moeten komen ter opvolging van de farmaciesector. Gelijke kansen Discriminatie is ook in de medische wereld te vinden. Mensen met een andere huidskleur, nationaliteit of taal en mensen met een hoofddoek voelen zich benadeeld in hun medische behandeling. Er is ook vraag naar Halalvoedsel voor moslims in ziekenhuizen.
3.3.8
Onderwijs
Over het onderwijs zijn de ervaringen gemengd: 51% van de meegedeelde ervaringen zijn negatief. Omtrent het onderwijs blijkt men vooral de kwaliteit ervan positief te waarderen. Het feit dat het onderwijs ‘gratis’ is, wordt eveneens sterk geapprecieerd. Ook de kansen op bijscholingen worden positief ervaren en organisaties zoals Leerpunt, CLB en avondonderwijs leveren prima werk. Sociale en financiële toegankelijkheid Onderwijs is echter niet gratis, zo blijkt. Het blijft te duur: er zijn extra uitgaven, uitstappen, boeken en schoolmateriaal en het vervoer naar school. Het hoger onderwijs is bovendien helemaal niet gratis. Studietoelagen helpen, maar zouden meer geval per geval moeten worden bekeken. Daarbij zou men eerder naar de huidige financiële situatie moeten kijken en niet naar de situatie van twee jaar terug. Ook verloopt de procedure moeilijk en te traag. Er is tevens vraag naar meer communicatie tussen school en ouders, zeker als de ouders gescheiden zijn. Dit gaat gepaard met een hoop op dat ouders zich gehoord voelen bij schoolbeslissingen. Dienstverlening Het onderwijsaanbod is ruim en goed, maar de omstandigheden waarin dit onderwijs moet verlopen, laat soms te wensen over. De te grote klassen vormen een probleem. Maar men verwacht ook betere leerkrachten: ze hebben een voorbeeldfunctie waardoor ze hun gezag niet mogen misbruiken. Leerlingen én ouders klagen over het teveel aan schoolwerk en sommige ouders vinden dat ze teveel moeten helpen bij schoolwerk. Er is dus nood aan meer huiswerkbegeleiding. Het onderwijs moet ook meer aansluiten op de behoeften van mensen met minder behartigde belangen. Lessen zouden in kleine groepjes (of individueel) moeten zijn en op maat van kinderen met problemen en zieke of gehandicapte kinderen. Ook moet het onderwijs rekening houden met de particuliere gezinssituaties en de omstandigheden waarin armen, anderstaligen, allochtonen en deeltijds werkenden school lopen. Dit houdt onder andere meer individuele begeleiding in en meer taallessen voor vreemdelingen. De leerplicht zou voor sommigen slechts tot 16 jaar moeten gelden, want verplicht les volgen heeft weinig zin. Er worden eveneens vragen gesteld over de curricula in het onderwijs. Er wordt een te grote kloof tussen het onderwijs en de echte wereld ervaren. Het onderwijs moet dus meer praktijkgericht worden. Ook moeten het technisch secundair onderwijs en beroepssecundair onderwijs sterker maatschappelijk gewaardeerd worden, en zeker op de arbeidsmarkt. Er wordt ook voorgesteld om een vak ‘maatschappelijke vorming’ in te richten voor alle leerlingen, een vak over de maatschappelijke structuren (zoals sociale en juridische bijstand en sociale zekerheid). Er moet meer gedaan worden tegen pesten, vandalisme en drugs op school. Persoonlijke lockers op school zijn geen overbodige luxe. Tenslotte laten de schoolkeukens wat te wensen over: het mag beter, gezonder en er moeten vegetarische en Halalalternatieven aangeboden worden.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
63
Gelijke kansen Alle kinderen, los van huidskleur en achtergrond, moeten gelijk behandeld worden. Maar, taalverschillen zijn de bron van nogal wat ongelijke behandeling in de samenleving. Ook in het onderwijs. Anderstaligen hebben het veel moeilijker om een leertraject te starten en tot een goed einde te brengen. Het onderwijs speelt nochtans een belangrijke remediërende rol, net door taallessen te voorzien. Laagdrempelige, goedkope en snelle taalcursussen zijn hier de weg voorruit.
3.3.9
Juridische bijstand
Twee derden van de ervaringen met juridische bijstand zijn negatief van aard. De positieve ervaringen bij het grondrecht juridische bijstand hebben te maken met het systeem van pro -advocaten en de dienstverlening van de advocaten via het OCMW (OCMW-zitdag Juridische bijstand). Ook de dienst Slachtofferhulp kan rekenen op positieve feedback. Sociale en financiële toegankelijkheid De negatieve ervaringen hebben vooreerst veel te maken met de kostprijs van juridische hulp. ‘Recht is alleen voor de rijken’, wordt er gesteld. Advocaten zijn te duur en het plafond om recht te hebben op pro -advocaten ligt te laag. De wetswinkel verwijst ook te snel door naar dure advocaten. Dit financiële aspect alleen al maakt dat de juridische bijstand niet laagdrempelig is. Een ander aspect betreft een gebrek aan rechtsinformatie en doorzichtigheid. Advocaten geven te weinig uitleg over wat ze (kunnen) doen. Zo weten burgers niet wat een deurwaarder mag en niet mag. Er is te weinig juridische kennis bij gewone burgers, en de weg naar meer kennis is erg moeilijk voor personen met minder behartigde belangen. De wetten zijn onvoldoende aangepast aan de situatie van het individu. Dienstverlening De negatieve ervaringen met de juridische wereld hebben veelal te maken met een trage werking van het gerecht en alles wat daar bij komt kijken. Het gerecht zou oneerlijk en slecht werken. Men is ook teleurgesteld in advocaten en dan vooral in pro -advocaten. Ook de schuldbemiddeling en de bijstand bij echtscheiding gebeurt niet naar behoren. Bemiddeling zou meer gestimuleerd moeten worden zodat er geen lange en dure rechtszaken uitgevochten dienen te worden. Er zou ook te weinig begeleiding bij jonge delinquenten voorzien worden en er zouden meer wijkagenten ingezet mogen worden. Gelijke kansen Er klinkt een duidelijke vraag naar meer gelijke behandeling, want politie en gerecht zouden discrimineren op basis van uiterlijk. Allochtonen voelen zich sterk geviseerd. Het politiecorps zouden zelf meer multicultureel moeten zijn, zodat ze minder racistisch te werk zouden gaan. Asielzoekers en mensen die erkend willen worden als vluchteling ervaren de juridische procedures als erg zwaar. Bovendien hebben zij tijdens deze procedures eenvoudigweg géén sociale grondrechten.
3.3.10 Sociale zekerheid De ervaringen met sociale zekerheid zijn voor 65% negatief. De positieve ervaringen hebben betrekking op het feit dat het bestaan van dit aanbod erg goed is. De sociale zekerheid vormt een goed opvangnet. Sociale en financiële toegankelijkheid De negatieve ervaringen betreffende sociale zekerheid draaien vooral rond het financiële aspect. De diverse uitkeringen zijn te laag: werkloosheidsuitkering, wachtuitkering kindergeld, invaliditeitsuitkering, pensioen en vakantiegeld bij chronische zieken. De uitkeringen zijn “te veel om te sterven, te weinig om van te leven”. Deze uitkeringen zouden minstens mee moeten stijgen met de algemene welvaart door indexering. Er heerst ook onzekerheid over de hoogte van het latere pensioen.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
64
Er wordt gevraagd om bij de uitkeringen geen rekening meer te houden met de gezinssituatie. Over de werkloosheidsuitkering wordt dan weer gesteld dat het te snel wordt gegeven en dat het vooral moet dienen voor de behoeftigen. Er is ook een opvangnet nodig voor zelfstandigen na faillissement. Men getuigt daarenboven van een te grote administratieve rompslomp (vooral bij kinderbijslagfonds en de mutualiteit) en is er te weinig informatie over de rechten en plichten. Er leeft een behoefte aan doorzichtige info over de mogelijkheden en modaliteiten. De informatieverstrekking via internet bereikt ook niet iedereen. Een algemene indruk heerst dat er aan te veel voorwaarden moet voldaan worden vooraleer men kan genieten van een bepaalde steun. Misbruiken moeten bovendien meer tegengegaan worden. De criteria over invaliditeit worden tenslotte als te streng ervaren.
3.3.11 Algemene beschouwingen bij 10 grondrechten Ten slotte duiden een aantal ervaringen erop dat er algemene of achterliggende aspecten zijn die de toegang de grondrechten bepalen. De meerderheid (62%) van deze ervaringen is negatief. Een constante bij de toegang tot de sociale grondrechten is het belang van kennis en informatie over de rechten en plichten, alsook een werkelijke inspraak in het beleid. Een laagdrempelige ombudsdienst, sociaal loket of meldpunt voor klachten en problemen moet de hiaten opvullen. Er moet gestreefd worden naar goede dienstverlening zonder al te veel doorverwijzen (want anders loopt men te veel van het kastje naar de muur) en de administratieve rompslomp moet voorkomen worden. Gelijkheid en gelijke kansen zijn belangrijk. Dit is niet zomaar een vage norm of waarde, discriminatie raakt mensen dagelijks. Negatieve beeldvorming en vooroordelen van groepen met minder behartigde belangen bemoeilijken de toegang tot de sociale grondrechten. Ten slotte nog een essentiële conclusie: men heeft een Belgische identiteitskaart, voldoende geld, een domicilie, een goede mobiliteit en uitgebreide taalkennis nodig om enigszins de vruchten te kunnen plukken van de sociale grondrechten.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
65
4 Inhoudelijke resultaten doelgroepenbevraging stad Gent
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
66
4
Inhoudelijke resultaten doelgroepenbevraging stad Gent
4.1
Methodologie van de verwerking
De verwerking en de analyse van de resultaten van de stad Gent gebeurde door Samenlevingsopbouw Gent. De positieve en negatieve ervaringen en de conclusies van alle groepen werden verwerkt in de grondrechtenboom. De ervaringen en conclusies werden elk toegewezen aan een hoofdgrondrecht, en eventueel aan een bijkomend grondrecht. Deze hoofdgrondrechten vormen de hoofdtakken van de grondrechtenboom. Per hoofdgrondrecht werd elke uitspraak (individuele ervaring en conclusie) verder gecodeerd naar een inhoudelijk subthema. Deze subthema’s vormen de zijtakken van de grondrechtenboom. Per zijtak wordt samenvattend aangegeven wat de belangrijkste ervaringen en conclusies zijn betreffende het subthema. Er wordt steeds aangegeven of het positieve (een plustekentje) of negatieve (een driehoekje) opmerkingen zijn. De belangrijkste takken of opmerkingen krijgen drie uitroeptekens in het pluspunt of driehoekje. De belangrijkheid werd bepaald naargelang het aantal individuele opmerkingen, conclusies en de ernst van inhoud van deze beide. Een grondrecht met veel vertakkingen betekent dat er veel signalen zijn geformuleerd over dit grondrecht. Een grondrecht met weinig vertakkingen betekent dat er minder signalen over dit grondrecht zijn geformuleerd. Een aantal kernelementen komen in meer of mindere mate in de verschillende grondrechten terug en kunnen als invalshoek dienen bij de volgende bomen. Deze kernelementen zijn onder andere:
toegankelijkheid: wat verhindert de toegang tot het grondrecht, waarbij het financiële aspect de rode draad vormt in bijna alle thema’s, dienstverlening: onaangepastheid van het aanbod op de vraag, geen of onvoldoende beschikbaar aanbod binnen de stad Gent, gelijke kansen: is de geboden dienstverlening beschikbaar voor iedereen of kunnen we elementen vinden die erop wijzen dat bepaalde groepen in het bijzonder (bedoeld of niet) uitgesloten worden van bepaalde rechten?
Een toets kan gedaan worden op deze elementen op de positieve en negatieve ervaringen. We kunnen dan ook nagaan bij welk grondrecht welk element het sterkst aan bod komt, wat komt overal terug, ... en van daaruit kunnen voorstellen tot oplossingen / aanbevelingen ontwikkeld worden. De verwerking en analyse van de ervaringsgegevens gebeurde door Samenlevingsopbouw Gent vzw zelf. Wel werden een aantal methodologische afspraken gemaakt en werd op dezelfde wijze in beide instituten een doelgroepmatrix opgesteld, Open Space gebruikt en werden gegevens op dezelfde wijze opgetekend en verwerkt. Er werd gekozen om in Gent op basis van de grondrechten met de volgende 9 thema’s te werken: gezondheid, tewerkstelling, onderwijs, participatie, dienstverlening, onderwijs, cultuur en vrije tijd, wonen en samenleven. Een laatste categorie werd opengelaten voor ervaringen rond andere thema’s. Van der restcategorie werd geen specifieke boom opgesteld aangezien dit om zo diverse ervaringen
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
67
ging die niet rechtstreeks met grondrechten te maken hebben. De andere gegevens werden in 9 thema-bomen verwerkt. In totaal werden 28 groepen ( 297 mensen) in de stad Gent tussen januari en april 2007 bevraagd via 27 Open Space momenten. Voor de groep van jongeren in begeleid zelfstandig wonen werd om praktische en privacy redenen gekozen om de methodiek individueel toe te passen. Het “Stedelijk Rapport” werd niet via een regionale tafel zoals in de rest van de provincie voorgesteld. Wel werden alle deelnemers en samenwerkingspartners van de bevraging samen met lokale actoren en vertegenwoordigers van het Gentse bestuur, uitgenodigd op 16 mei 2007. Ze kregen toen een voorstelling van de inhoudelijke gegevens en een ludiek Grondrechtenfeest sloot dan de fase van doelgroepenbevraging in de stad Gent af. Vanaf eind mei vinden gespreken plaats tussen Samenlevingsopbouw Gent vzw en vertegenwoordigers van het Gentse bestuur en een aantal lokale actoren. De bedoeling is om na te gaan in welke manier verdergewerkt kan worden rond de participatie van groepen met minder behartigde belangen binnen het Lokaal Sociaal Beleid. Op basis van al deze gegevens zou binnen Samenlevingsopbouw Gent vzw een project rond beleidsparticipatie opgestart worden.
GENT
4.2 Grondrechtenboom stad Gent Op de volgende bladzijden vind je de grondrechtenboom van stad Gent, opgesplitst in 9 themabomen.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
68
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
69
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
70
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
71
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
72
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
73
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
74
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
75
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
76
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
77
4.3
Analyse stad Gent
4.3.1 Toelichting analyse Stad Gent Dit zijn de voornaamste inhoudelijke facetten bij de grondrechtenboom van de stad Gent. Er komen elementen naar boven i.v.m. alle grondrechten, geen enkel grondrecht is afwezig. Soms worden zeer concrete bedenkingen geuit, soms eerder ruime of algemene maatschappelijke bedenkingen. Er werden 1159 ervaringen, zowel positief als negatief, en 315 aanbevelingen geregistreerd. Negatieve ervaringen komen in de meeste grondrechten veel sterker naar voren dan positieve ervaringen. Negatieve ervaringen worden ook meer concreet aangegeven of geformuleerd terwijl positieve ervaringen vaak te maken hebben met appreciatie ten aanzien van personen, diensten of een aanbod dat goed werkt voor de persoon in kwestie. Per grondrecht geven we hier een bespreking aan de hand van de drie kernelementen toegankelijkheid, dienstverlening en gelijke kansen.
4.3.2
Gezondheid
In totaal verwerkten we 83 negatieve en 30 positieve signalen (10%) voor dit grondrecht. Er werden 26 (8%) aanbevelingen gemaakt. Het thema gezondheid leeft het meest bij: mensen zonder papieren, allochtonen, OCMW-cliënteel, mensen in armoede en cliënten uit de geestelijke gezondheidszorg. Ook cursisten van Leerpunt bespraken dit onderwerp uitvoerig. Bij deze groep is het echter onduidelijk welk profiel zij hebben behalve hun deelnemen aan cursussen bij Leerpunt. Opvallend is dat ook jongeren signalen geven rond dit thema en hun beperkte toegang tot gezondheidszorg. Het grondrecht gezondheid krijgt een positieve appreciatie vooral op basis van de bestaande Wijkgezondheidscentra en de bereidwilligheid tot emotionele steun en informatie van mensen en diensten. Daarnaast is de positieve appreciatie in hoge mate te danken aan de grote appreciatie van mensen zonder papieren van het Belgische gezondheidssysteem, iets wat de meesten van hen niet kennen in hun land van herkomst. De positieve appreciatie van de Wijkgezondheidscentra in Gent heeft vooral te maken met het derdebetalerssysteem. Mensen die geen beroep kunnen doen op een derdebetalersregeling geven aan dat ze doktersbezoek uitstellen om financiële redenen. Het niet moeten betalen voor een bezoek aan de dokter neemt voor zeer vele mensen de drempel naar de basisgezondheidszorg weg. We bespreken vervolgens de negatieve ervaringen. In de bevraging in Gent vormt de toegankelijkheid de grootste drempel, waarbinnen de financiële kost het leeuwendeel van de opmerkingen vormt. In het aanbod van de dienstverlening speelt vooral een tekort aan passende ambulante geestelijke gezondheidszorg mee. Wat gelijkheid van kansen betreft zijn er vooral signalen dat zij die zwaar ziek zijn (zware ingrepen of chronisch zieken) of zij die arm zijn onvoldoende gebruik kunnen maken van het systeem. De mensen zonder papieren vormen een aparte groep waar vooral de toeleiding naar de juiste diensten het probleem vormt. Grenzen in de terugbetaling van bepaalde diensten worden ook als zeer negatief geëvalueerd. Sociale en financiële toegankelijkheid Bekendheid met het systeem blijkt een vereiste te zijn om zich op een goede manier te laten bedienen in de gezondheidszorg. In Gent vallen vooral mensen zonder papieren, allochtonen, jongeren en mensen in armoede uit de boot omdat ze onvoldoende de weg kennen.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
78
Drempels hierin zijn de taal, maar ook het kennen van het aanbod, het weten waar je terecht kan voor welke hulp en onder welke voorwaarden. Veel mensen geven aan dat ze van elkaar de weg leren kennen en niet via de dienstverlening of de bekendmaking van het aanbod. Opmerkelijk is dat mensen signaleren dat er een overaanbod aan informatie is (bvb. van de mutualiteiten maar ook voor bepaalde medicatie) dat echter geen afdoende antwoord biedt op de vraag. De informatie gebeurt op een hoog niveau qua taalgebruik en vereist reeds heel wat voorkennis van het systeem. Een andere belangrijke vaststelling is dat door de slechte toegang tot de systemen de gezondheidszorg bijkomende problemen creëert in plaats van ze op te lossen: ziek maakt arm! Het administratieve luik van onze gezondheidzorg zorgt voor meer problemen dan oplossingen. Dat mensen hun kosten eerst zelf moeten betalen en pas na geruime tijd kunnen terugbetaald krijgen is een groot probleem, vooral voor al diegenen die van een uitkering moeten leven. Meer dan één op drie van de gesignaleerde problemen gaan over de prijs van gezondheidszorg of over de drempels op financieel vlak. Gezondheidszorg is te duur voor mensen met een uitkering of voor wie zwaar ziek is (erelonen, specialisten, geneesmiddelen, hospitalisatie vormen hierin de belangrijkste kostenfactor). Ook de hospitalisatieverzekering wordt als systeem niet goed bevonden. Je op voorhand verzekeren is te duur en eens je ziek bent, zijn er meestal beperkingen bij aansluiting of wordt de prijs verhoogd omdat je als een hoger risico bekeken wordt. Door vrijwel iedereen wordt het als vanzelfsprekend ervaren dat alle kosten van gezondheidszorg zo maximaal mogelijk door de Staat gedragen zouden moeten zijn. Wie ziek is, heeft hier niet zelf om gevraagd en verdient de nodige zorg van onze samenleving. De verschillende kost bij verschillende aanbodverstrekkers voor dezelfde dienst wordt ook als onrechtvaardig ervaren: dit wordt vernoemd bij dokters, specialisten, ziekenhuizen, logopedie, kinesitherapie, revalidatie en zelfs bij het gebruik van de ambulance! Op deze manier is het voor mensen zeer moeilijk om te weten of zij een eerlijke prijs betalen. Aansluitend daarbij wordt dan ook het armer worden van zieke mensen aan de kaak gesteld. Sterker nog, men signaleert dat zij meer en meer in de problemen komen naarmate ze ook nog slechte betalers worden. De dienstverlening wordt hierop aangepast (minder kwalitatief) of mensen worden uitgesloten. Hier past een verwijzing naar de zogenaamde zwarte lijsten van ziekenhuizen. De ingewikkeldheid van de regelgeving maakt dat soms de aangesproken diensten ook niet beschikken over de juiste informatie en mensen van het kastje naar de muur gestuurd worden. Dit wordt des te erger ervaren door mensen die in zware moeilijkheden verkeren op gezondheidsvlak. Dienstverlening en Maatschappelijke Voorzieningen Bij sommige diensten komen mensen met verkeerde verwachtingen terecht. Dat wordt soms pas duidelijk gemaakt na een hele tijd van onnodige afspraken en dossieropmaak. In de meeste ziekenhuizen voelen de meeste mensen zich als een nummer behandeld. Mensen geven aan zich op deze manier niet gesteund, net geholpen en ook vaak uitgesloten te voelen. Ze verwachten eigenlijk een uitgestoken hand, iemand die hen bevraagt en verder helpt met hun vraag en niet iemand die je van straat 3 naar straat 37 doet lopen. Bij de juiste doorverwijzingen en het maximaliseren van de rechten van één ieder wordt het OCMW gezien als probleemoplosser. Mensen hebben het gevoel dat het OCMW de wetgeving op minimalistische wijze toepast. Zij pleiten voor een maximalistische invulling. Dat betekent onder meer ook oog voor preventie. Hier kan het OCMW een rol spelen o.m. door de aanwezigheid van haar Lokale Dienstencentra in de meeste wijken van Gent. Deze centra zouden op vlak van gezondheid een middelpunt kunnen zijn van de wijk. Dit wordt ruim ingevuld van aanvullende gezondheidszorg tot het voorzien van schoonmaakpersoneel of klusjesmannen bij langdurig zieken of ouderen.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
79
Algemeen in het aanbod vindt men te weinig aandacht voor de geestelijke gezondheidszorg terug. Hier komt voornamelijk de ambulante geestelijke gezondheidszorg terug maar ook de samenhang van lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg. Sporadisch wordt vermeld dat mensen afhaken na een eerste intakegesprek omwille van de zwaarte van de eerste toegangspoort. Opmerkelijk is dat mensen ook onder deze noemer problemen signaleren bij het overlijden van familieleden. Het recht op waardig sterven is onvoldoende gegarandeerd en dit gaat zeer ver. Mensen worden niet geïnformeerd hoe zij hulp kunnen krijgen bij het organiseren van een waardige begrafenis zolang zij niet over voldoende middelen beschikken om dit zelf te kunnen financieren. Gelijke kansen Dat mensen zelf stappen moeten zetten om hun rechten te laten gelden wordt algemeen als discriminerend beschouwd. Het bevoordeelt de assertieve goed opgeleide geïnformeerde burger ten nadele van de laagopgeleide niet geïnformeerde en onzekere burger. Door het grote belang van het financiële aspect in de gezondheidszorg vormen armen en met uitbreiding iedereen die van een uitkering leeft een uitgesloten groep ten aanzien van het recht op gezondheidszorg. Grenzen in de terugbetaling worden ook als uitsluitend ervaren: te jong zijn om recht te hebben op terugbetaling voor een prothese, slechts negen maal kiné terugbetaald krijgen als je er op jaarbasis veertig maal nodig hebt voor een basisgevoel van welzijn, niet én een rolstoel én een speciale fiets kunnen terugbetaald krijgen voor eenzelfde kind, … het zijn allemaal voorbeelden die mensen aanhalen om een maximale invulling van het recht op gezondheidszorg te bepleiten. Toch nog frappant en het vermelden waard is het signaal dat verkopers van aangepast materiaal hun prijszetting verhogen naarmate een terugbetaling voorzien wordt door de overheid. Dit soort van misbruiken waardoor de tegemoetkoming verdwijnt in de zakken van handelaars zou terecht moeten verdwijnen.
4.3.3
Dienstverlening
De stad Gent is gekenmerkt door een hoog aanbod aan diensten waarvoor in onze bevraging heel wat positieve appreciatie bleek. De bevraagde groepen appreciëren in hoge mate het rechtstreekse effect van hulp- of dienstverlening en zijn dan ook het meest tevreden over de diensten voor materiële hulpverlening en het openbaar vervoer in Gent. Gesignaleerde problemen hebben het meest te maken met de relatie tussen hulpvrager en hulpverlener, de toegankelijkheid voor bepaalde groepen en het gebrek aan samenwerking tussen diensten. Opvallend is dat een vrij groot deel van de problemen hier gesignaleerd worden door jongeren ondanks het feit dat al deze jongeren op het moment van bevraging zich in een hulpverleningssituatie bevonden. Een mogelijke verklaring hier zou kunnen zijn de moeilijke overgang van jeugdhulpverlening (waar reeds heel wat inspanningen gebeurden op vlak van het integraal maken van de hulp) naar de volwassenenhulpverlening waar dit in veel mindere mate het geval is. Van de 195 ervaringen (16%) tekenden we 121 negatieve en 74 positieve signalen op. Er werden rond het thema dienstverlening 60 (19%) aanbevelingen gegeven De meeste positieve ervaringen zijn gebaseerd op die diensten waar mensen effectief ervaring mee hebben. Er wordt zeer weinig veralgemeend, integendeel, diensten worden bij naam genoemd en zelfs hulpverleners worden bij naam vernoemd. Dit sluit aan bij de wijze waarop mensen tevredenheid invullen: ze zijn tevreden als de geboden hulp hen vandaag vooruit helpt. Toch wordt deze ervaring wel weer ruim ingevuld. Mensen voelen zich geholpen door een warme benadering, een luisterend oor, de tijd krijgen om je verhaal te doen, je thuis
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
80
te voelen bij iemand en dat te mogen ervaren, het aanbod van de betrokken diensten (dat effectief inspeelt op de vraag), als mens gezien en gewaardeerd te worden. Het is opvallend dat veel van de negatieve ervaringen eigenlijk over dezelfde zaken gaan. Dit zou kunnen wijzen op het feit dat mensen inderdaad afhankelijk zijn van het feit of ze bij een goede of minder goede hulpverlener terecht komen. Naast de keerzijde van de positieve ervaringen wordt hier nog melding gemaakt van expliciete discriminatie bvb. bij politiecontroles maar ook bij eerstelijnsdiensten die mensen moeten informeren over hun recht op hulpverlening. Daarnaast komen opnieuw de papiermolen en het ingewikkelde web van voorzieningen aan bod en de ondoorzichtige regelgeving die bovendien voortdurend verandert, zodat sommige mensen aangeven dat hun zoektocht naar hulp een fulltime job inhoudt. Voorafgaand aan de bespreking per drempel vermelden we nog dat het gros van de negatieve ervaringen met de toegankelijkheid te maken heeft en met de ervaring van geen gepast antwoord op een terechte vraag te krijgen. Opvallend bij dit grondrecht is de extreme verwevenheid van alle elementen met elkaar. Toegankelijkheid Nog meer dan bij de gezondheidzorg komt hier het beeld naar voren van een ondoorzichtig aanbod van voorzieningen dat door geen enkele hulpverlener nog helemaal gekend is. Toegankelijkheid van deze voorzieningen wordt dus in eerste plaats bemoeilijkt door de omvang van het aanbod, een opmerkelijke paradox. Door de schaarste van beschikbare middelen en de steeds stijgende vragen ontstaat meer en meer de noodzaak om de hulp te garanderen voor zij die er het meeste nood aan hebben. Daartoe werken diensten met papieren bewijslast van een laag inkomen. Het begrenzen van de toegang leidt echter ongewild tot sterke gevoelens van haat jegens de concurrerende groepen aan de onderkant van de samenleving. Ook hier zijn vele signalen over terug te vinden in onze bevraging. Taal vormt een andere drempel in de toegang tot de dienstverlening. Niet alleen signaleren verschillende groepen het taalgebruik van de hulpverleners niet te begrijpen, daarnaast zijn er ook meer en meer problemen door de toename van hulpvragen bij groepen die het Nederlands niet beheersen: oudere allochtonen, nieuwkomers en mensen zonder papieren. Er wordt een groot tekort aan tolken gesignaleerd. Vooral binnen de gehandicaptenzorg maar ook bij de OCMW’s worden de gehanteerde procedures te lang en te ingewikkeld bevonden. Ook vooraleer mensen de gevraagde informatie krijgen moeten ze vaak lang wachten. Wat het financiële aspect betreft is hier zeer opvallend dat mensen hoog oplopende telefoonkosten benoemen door het dure bellen naar 070-nummers, door diensten die hen van de ene wachtlijn naar de andere doorverbinden, door hulpverleners die een tweede lijn op wacht zetten in plaats van zelf terug te bellen naar mensen, … Er is geen goede samenwerking tussen de verschillende OCMW’s en tussen het OCMW en andere diensten. Gebruikers ervaren eerder concurrentie tussen diensten dan wel samenwerking. Het gebrek aan het vooropstellen van het gebruikersperspectief bemoeilijkt de toegankelijkheid van de diensten: als diensten gaan samen werken in het belang van de dienst in plaats van de gebruiker wordt het aanbod van de dienst voor gebruikers ondoorzichtiger. Dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen De relatie tussen hulpverlener en hulpvrager is een cruciaal element in het slagen van de hulpverlening. Er wordt gesignaleerd dat mensen te weinig beroep kunnen doen op een tweede iemand als de relatie niet klikt. Een steeds groeiend aantal hulpverleners blijkt ook uit te gaan van wantrouwen in plaats van vertrouwen in de persoon van de hulpverlener. Mensen getuigen van wantrouwen op basis van negatieve ervaringen bij hulpverleners, van stigmatiserend denken (“jullie zijn allemaal profiteurs en plantrekkers”), van onpersoonlijke communicatie vooral dan tijdens telefoongesprekken. Verder missen mensen kansen door gebrek aan continuïteit in de personeelsinzet, te weinig tijd om alles uit te leggen, te vaak gestoord worden door de telefoon. Er is nood aan meer luisterbereidheid en vriendelijkheid van de hulpverlener.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
81
Initiatieven rond zelfzorg en mantelzorg worden algemeen te weinig erkend en bekendgemaakt. De zelfzorggroepen en hun vrijwilligers moeten meer ondersteund worden. De problematiek van de wachtlijsten wordt vooral benoemd vanuit de gehandicaptenzorg, de bijzondere jeugdzorg en de jeugdpsychiatrie. In de onthaalcentra blijven de oude problemen rond het niet zelfstandig kunnen beheren van het leefloon gelden. Mensen ervaren dat in deze periode als zeer vernederend. Opvallend in het aanbod van diensten is dat het gros van de ervaringen zich hier concentreren op basisbehoeften: voedselpakket, tweedehandskleding, verzorgingsproducten, openbaar vervoer als basisvoorziening mobiliteit, diensten die je helpen om een inkomen te verwerven, wassalons die als te duur te boek staan, … Het geeft ons een duidelijk beeld dat de bevraagde groepen op dit moment hun basisrechten niet gegarandeerd zien. Gelijke Kansen We gaven reeds hoger aan dat door de schaarste in de beschikbare middelen diverse groepen elkaar beconcurreren in het verkrijgen van hulp. Dit leidt tot een versterking van o.m. racistische gevoelens en negatieve beeldvorming ten aanzien van diegenen die als “anders” ervaren worden.
4.3.4
Cultuur en Vrije Tijd
Dit thema is duidelijk beïnvloed door de stedelijke context. Gent, stad van cultuur, wordt eigenlijk tot op niveau van onze bevraagde groepen zo aangevoeld. Het wonen in een stad met een dergelijk rijk aanbod aan cultuur en vrije tijdsvoorzieningen wordt zeker door alle groepen als positief ervaren. In het bijzonder worden de inspanningen op vlak van sport als positief ervaren. Maar ook de aandacht die de stad Gent heeft voor het aanleggen van fietspaden, het herinrichten van de openbare ruimte en de aanleg van parken en andere groenvoorzieningen worden hier uitdrukkelijk positief geëvalueerd. De toegankelijkheid wordt opnieuw het grootst bepaald door de financiële draagkracht van mensen. Zo wordt bijvoorbeeld positief gesproken over het aanbod voor kinderen en jongeren op het vlak van vrije tijd en vakantiewerking, maar wordt even duidelijk aangegeven dat het niet binnen de financiële mogelijkheden ligt van deze groepen om daar gebruik van te maken. Er worden hier evenveel positieve als negatieve ervaringen meegegeven: 50 negatieve en 43 positieve ervaringen. Algemeen blijft dit thema een luxethema voor deze groepen (ze maken slechts 8% uit van het totaal aantal ervaringen) en ligt hun prioriteit duidelijk op de meer basisgerichte grondrechten. Hoewel niet echt op zijn plaats hier vermelden vele jongeren hier een positieve appreciatie ten aanzien van het jeugdwelzijnswerk. Zij trachten in te spelen op een gebrek aan aanbod voor jongeren dat aansluit bij hun specifieke leefwereld. Toegankelijkheid Moeilijk taalgebruik, nood aan communicatie op maat, niet toegankelijk voor andere culturen, beperkte fysieke toegankelijkheid voor ouderen en mensen met een handicap zijn verschillende genoemde drempels. De kostprijs is opnieuw de grootste drempel voor participatie. De bevraagde groepen geven volgende zaken aan als onbetaalbaar voor hen: uitstappen voor kinderen/gezinnen zelfs als ze gedeeltelijk door anderen betaald worden (school of Vereniging), cinemabezoek, musea, sportverenigingen, zwembaden, ijsschaatsbaan, danscursussen, … Daarnaast is cultuurparticipatie ook een kans tot verruiming van het sociale netwerk en leidt de financiële drempel evenzeer tot vereenzaming en sociaal isolement. Groepen signaleren een moeilijke toegang tot kortingen en te weinig informatie over beschikbare kortingen. Dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen Er is te weinig aanbod afgestemd op de leefwereld van vooral allochtone jongeren. De informatie over culturele activiteiten en vrije tijdsactiviteiten bereikt niet iedereen. Er wordt te veel informatie via het internet verspreid waardoor men automatisch deze groepen over het hoofd ziet.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
82
Gelijke kansen Mensen met een laag inkomen en geen toegang tot het internet hebben beduidend minder toegang tot het aanbod aan cultuur en vrije tijd in Gent.
4.3.5
Wonen
Dit thema wordt door de bevraagde groepen overduidelijk op de agenda gezet. Niet alleen gaat het hier over het grootste aantal absolute ervaringen (218 van de 1.159 ervaringen, of bijna 1 op vijf), de indringendheid van de signalen is hier ook duidelijk zeer scherp aanwezig. We kunnen hier gemakkelijk spreken van een absolute wanverhouding: 194 negatieve ervaringen en 24 positieve ervaringen! Binnen het thema wonen werden ook de meeste aanbevelingen gegeven namelijk 24% van het totaal aantal aanbevelingen. Het gros van de positieve opmerkingen hebben te maken met het bestaan “tout court” van de sociale huisvesting in Vlaanderen. De bevraagde sociale huurders zijn zich dan ook zeer goed bewust van hun relatieve positieve situatie in vergelijking met de groep private huurders in Gent. De negatieve ervaringen hebben voor het overgrote deel te maken met de nefaste prijs-kwaliteit verhouding van de woningen, voornamelijk op de private huurmarkt maar ook zelfs op de sociale woningmarkt wordt dit gesignaleerd. Toegankelijkheid Er is een schrijnend tekort aan betaalbare gezinswoningen, zowel op de sociale huurmarkt als op de private huurmarkt. De toegang tot de sociale woningmarkt wordt belemmerd door de veel hogere vraag die door het aanbod niet kan opgevangen worden, de lange wachtlijsten, zo goed als geen beschikbare noodwoningen, geen prioriteit aan laagste inkomens of bij uithuis zetting en onbewoonbaarverklaring. De toegang tot de private huurmarkt wordt belemmerd door een gebrek aan controle op leegstand en verkrotting, de hoge huurprijzen, het gebrek aan controle op de minimale kwaliteit. Er wordt door een groeiende groep van mensen gemeld dat men gedwongen wordt tot kraken. Verschillende gezinnen met kleine kinderen en baby’s leven maandenlang op straat. Ondanks het feit dat dit gesignaleerd wordt aan diverse diensten, komt er geen oplossing. Problemen voor de diensten om tot een oplossing te komen zijn: betrokkenen hebben hun papieren niet, er zijn geen geschikte woningen vrij, er zijn te weinig noodwoningen. Veel mensen signaleren ook dat om racistische redenen een woning geweigerd wordt. Ook mensen die hun huurwaarborg via het OCMW moeten regelen, signaleren dat huisbazen hierop afhaken. Door de krapte op de markt komen eigenaars hier gemakkelijk mee weg. Er is altijd een andere kandidaat. Als je alleenstaand bent, vormt de hoge huurprijs nog een grotere hap uit het budget. Dit leidt ontegensprekelijk tot armoede voor wie over geen inkomen uit werk beschikt. Verschillende groepen signaleren ook dat het beleid zijn middelen richt naar groepen die al over veel mogelijkheden beschikken. Mensen met weinig mogelijkheden voelen zich in de steek gelaten in hun zoektocht naar een geschikte degelijke woning. Dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen Huurders verwachten van de stad Gent dat zij het onevenwicht prijs/kwaliteit zou bewaken en waar mogelijk herstellen. Van Sociale Huisvestingsmaatschappijen worden meer inspanningen verwacht op het vlak van herstellingen (snel, duurzaam en gratis). Te veel mensen wonen in onhygiënische, ongezonde, onveilige tot onbewoonbare woningen waarvoor er op korte termijn geen alternatief is. Dit is onaanvaardbaar voor een stad als Gent. Ook bij renovatie van sociale woningen of bij herinvesteren in de wijken zijn telkens deze groepen het slachtoffer van sociale verdringing. Hiervoor is tot op vandaag geen werkend alternatief.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
83
Samenlevingsopbouw Gent startte een experiment Bouwblokrenovatie dat effect had bij 40% kwetsbare bewoners (60% sterkere groepen). In totaal werden 80 woningen gerenoveerd. Deelnemers aan dit experiment (die ook werden bevraagd) vragen hier dat de stad Gent beleidsmatig werk zou maken van een dergelijke aanpak. Er vallen zowel positieve als negatieve zaken uit te leren. Algemeen bereikt de huurders te weinig rechtstreekse informatie over subsidies, energieleveranciers en kosten, over waar je met vragen terecht kan. De bevraagde huurders voelen zich in een zeer zwakke rechtspositie omdat hun recht op wonen afhankelijk is van de goodwill van hun huisbaas. Heel veel mensen geven aan in slechte woningen te moeten leven bij gebrek aan alternatief. Herstellingen die normaal door de eigenaar moeten gebeuren blijven in gebreke, mensen worden ziek door in ongezonde woningen te moeten wonen. Energiekosten in slecht geïsoleerde huizen swingen de pan uit. Wonen in Gent is onbetaalbaar aan het worden voor de bevraagde groepen. Zowel op de private als op de sociale huurmarkt zijn de woningen kwalitatief slecht en te duur. Er is geen controle op de prijskwaliteitverhouding van de prijszetting. Alleenstaanden, grote gezinnen, jongeren of ieder die van een uitkering leeft, is een risicogroep voor dit grondrecht. Een ander schrikbarende evolutie is de pijlsnelle stijging van het aandeel van energiekosten in het totaal bedrag van de toch al hoge woonkost. Tot slot signaleren bevraagde groepen hier ook het slechte onderhoud van openbare ruimtes, te veel sluikstorten en zwerfvuil. Gelijke kansen Er is een tekort aan aanpasbare woningen (voor mensen met een handicap) en te weinig beleid op dit vlak. Mensen zonder papieren worden gedwongen te leven in kraakpanden in onhygiënische en onveilige leefomstandigheden of komen terecht bij huisjesmelkers. We kunnen nog steeds spreken van een concentratie van kansarmen in zogenaamde gettowijken. Eigenaars van woningen discrimineren ongestraft OCMW-steuntrekkenden, niet-Nederlandstaligen of vreemdelingen. Racisme en uitsluiting zijn hier dagelijkse kost omdat de vraag het aanbod dermate overstijgt dat eigenaars weinig kans hebben hun woning niet verhuurd te krijgen.
4.3.6
Samenleven
Het is opvallend hoe concreet de bevraagden reageren op dit thema, er werden in totaal 109 ervaringen (9%) opgetekend, waarvan 85 negatief en 24 positief. Het is voor hen duidelijk geen vaag begrip maar een realiteit van elke dag. Jammer genoeg een realiteit die in Gent omslaat naar het negatieve toe. Waar de positieve ervaringen voornamelijk blijk geven van de appreciatie voor verenigingen of organisaties die dit samenleven willen versterken, maken de bevraagden zich zwaar zorgen over vele ervaringen die het leven voor hen minder aangenaam tot problematisch maken. Binnen het thema samenleven werden 33 aanbevelingen (10%) gemaakt door de deelnemers. Toegankelijkheid Vele signalen hebben te maken met het tekort aan hulp. Opmerkelijk hier is de ervaring dat “de andere groep” meer en/of beter geholpen wordt. Mensen signaleren ook zelf dat deze gevoelens gestimuleerd worden door de wijze waarop hulp geboden wordt of door de wijze waarop middelen gegeven worden aan sommige organisaties. De meeste signalen hebben hier te maken met onverdraagzaamheid van mensen ten overstaande van elkaar, van groepen onderling en de ervaring dat dit wordt gestimuleerd door de wijze waarop onze samenleving vorm krijgt: stimuleren van het tweeverdienersmodel, niet investeren in kinderopvang, mensen zelf hun netwerken laten uitbouwen, maar zij die geïsoleerd leven daar niet bij betrekken, … Er wordt gewezen op het apart leven van mensen, op het niet automatisch contact leggen met elkaar, op de stijgende mate van racistisch gedrag en uitingen op straat, het openbaar vervoer, de winkels, … Opvallend is dat de “vage” signalen rond onveiligheidsgevoelens hier veel minder voorkomen. Wel signaleren mensen duidelijke situaties waarin ze zich op basis van ervaring onveilig voelen: veel vechtpartijen op tram en bus waar weinig in wordt opgetreden, druggebruik op bepaalde pleintjes, …
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
84
Dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen Mensen evalueren het als positief dat er geïnvesteerd wordt in het leren contact leggen met elkaar. De buurtgerichte initiatieven worden ervaren als een meerwaarde voor de buurt. Je buren leren kennen op een andere manier maakt het makkelijker om ook gewoon dagdagelijks samen te leven. Opvallend is ook dat enkele bevraagden duidelijk politiek reageren op dit thema. Een jongere geeft aan dat bij de meeste van zijn leeftijdsgenoten ethiek of waarden en normen als “flauw” genoteerd staan en dat dit hem een slecht gevoel naar de toekomst geeft. Eén iemand geeft expliciet aan dat het Vlaams Belang een lelijke rol speelt in het tegen elkaar opzetten van minderheidsgroepen. Een ander iemand noteert de achteruitgang van het Vlaams Belang in Gent als een positief signaal voor de lokale samenleving. Gelijke kansen Het grote thema hier gaat over het Nederlands als voertaal en alle discriminaties die hieruit voortvloeien. Mensen signaleren het weinige geduld van dienstverleners ten aanzien van zij die moeilijk Nederlands praten en het grote tekort aan tolken. Er is wel een grote bereidheid om Nederlands te leren maar het duurt lang en er blijven zeer weinig oefenmogelijkheden door de geslotenheid van de gemeenschappen op zich.
4.3.7
Onderwijs
Onderwijs is een thema dat vele groepen na aan het hart ligt. Er zijn vele ervaringen (13%), zowel positieve als negatieve. De positieve ervaringen duiden echter ook op een groot belang dat gehecht wordt aan het verder zetten van de reeds geleverde inspanningen. De grote hoeveelheid positieve ervaringen wordt in belangrijke mate aangebracht door mensen zonder papieren die niet alleen hun grote waardering uitspreken voor het Belgische onderwijssysteem maar ook hun hoop dat hun kinderen hier een goede opleiding zouden krijgen en op deze wijze hun toekomst er beter zou kunnen uitzien. Het gros van de negatieve ervaringen komen van allochtone moeders, mensen in armoede en jongeren zelf. Opnieuw is discriminatie een belangrijk item al gaat het hier duidelijk om een ander soort discriminatie dan de openlijke racistische uitingen in winkels of het openbaar vervoer. Met 86 negatieve en 61 positieve ervaringen lijkt het onderwijs het niet zo slecht te doen. We gaven hierboven reeds aan dat het beeld enigszins vertekend is door de vrijwel uitsluitend positieve ervaringen van mensen zonder papieren. Toch valt een zeer groot aandeel van de positieve opmerkingen op over het volwassenenonderwijs. Verder is er ook positieve appreciatie voor de brugfiguur op school en één iemand waardeert uitdrukkelijk het beleid van de huidige Minister van Onderwijs. Een aantal jongeren waarderen uitdrukkelijk vormen van alternatief leren zoals De Werf en benoemen ook meer “leefthema’s” als belangrijke opdrachten voor de school, bijvoorbeeld seksuele voorlichting. Het gros van de negatieve opmerkingen gaat over de kostprijs van het onderwijs. Hier past het te verwijzen naar de periode waarin de bevraging liep, met name najaar 2006, voorjaar 2007, en dus voor de realisatie van de maximumfactuur op school.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
85
Toegankelijkheid De toegang tot ons onderwijs wordt in belangrijke mate verhinderd door de hoge kostprijs 30. Hierdoor worden vele kinderen (zonder papieren, vluchtelingen, allochtonen maar ook kinderen van alleenstaanden, werklozen of leefloners) in min of meerdere mate uitgesloten van kwalitatief onderwijs. Het valt op dat deze uitsluiting verloopt via een subtiel proces waarin kinderen en hun ouders geleidelijk geproblematiseerd en vervolgens systematisch uitgesloten worden. Dit gebeurt niet bewust en gericht maar er is nog steeds te weinig bewustzijn dat het effectief gebeurt en dat deze kinderen dus geen gelijke kansen krijgen. De kosten die hierin genoemd worden zijn ondertussen genoegzaam bekend: schooluitstappen, voornamelijk de buitenlandse, inschrijvingsgelden (voor hoger onderwijs), materiaal, zware lasten in de maand september, druk op dure kledij (geen trainingskledij of “streetwear” toegelaten op school), kosten voor eten op school en voor opvang, … Dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen Het valt op dat vele opmerkingen te maken hebben met de niet-schoolse opdracht van de school : het leren leven i.p.v. het leren leren. Bevraagden geven opmerkingen over te weinig al spelend leren, te weinig stages i.p.v. lessen, te weinig aandacht voor zelfontplooiing, te weinig aandacht voor opvoeding op school (bij spijbelaars, opstandig en onrespectvol gedrag). Daarnaast verloopt de communicatie en samenwerking ouders – school niet steeds goed. Ook hier getuigen mensen van een dualisering die ervaren wordt: leerkrachten sluiten makkelijker aan bij ouders die tot hun eigen “klasse” behoren. Dit neemt kansen weg bij hen die ze net extra nodig hebben. Gelijke kansen Naast de al aangegeven financiële uitsluiting wordt uitdrukkelijk verwezen naar het hoofddoekendebat. Meisjes voelen zich benadeeld als ze op school de hoofddoek moeten uitdoen. Het wordt gezien als een zoveelste uiting van gebrek aan respect voor de eigen overtuigingen en cultuur van zij die anders zijn. Verder worden een aantal duidelijke gepersonaliseerde klachten geformuleerd die ons bekend zijn en waarvan we weten dat ze in onderzoek zijn. Deze klachten hebben te maken met duidelijk racistisch gedrag tot agressie toe van autoriteiten in de schoolomgeving. Dit zijn uiteraard situaties die grenzen overschrijden en waarvoor een apart handelingskader bestaat.
4.3.8
Tewerkstelling
De algemene tendens op vlak van tewerkstelling is duidelijk negatief. Met 114 negatieve ervaringen en 20 positieve krijgen we een triest bilan in een stad als Gent die toch een belangrijke tewerkstellingspool zou moeten zijn. De negatieve ervaringen zijn vrij unaniem over alle bevraagde groepen aanwezig. Er werden 46 aanbevelingen ( 14%) gegeven. De zeer weinige positieve ervaringen hebben veelal te maken met mensen die een goed vrijwilligerswerk gevonden hebben waarin ze zich als mens terug gewaardeerd en nuttig voelen of met appreciatie van een aantal – veelal individuele – mensen die iemand terug in de juiste richting geholpen hebben. Een aantal systemen worden sporadisch door iemand benoemd als positief waar dit voor die persoon een situatieverbetering tot gevolg had. Dit was het geval voor een jongere die met JES in contact kwam, voor iemand die via het Vlaams Fonds aan werk in een beschutte werkplaats geraakte, voor enkelingen die via het Activastatuut of de PWA-cheques terug aan de slag konden.
30
Deze bevraging vond plaats in het voorjaar van 2007. Het “decreet kostenbeheersing” (ikv kostenloosheid van basisonderwijs) werd pas vanaf september 2007 ingevoerd.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
86
Toegankelijkheid Er is absoluut de ervaring van een tekort aan werk, en dan meer bepaald tekort aan werk op maat van mensen met een fysieke beperking, ouderen of mensen met een lage draagkracht. Er wordt ook met zoveel woorden gezegd dat er te weinig werk is voor mensen met een lage scholing en dat net van deze groepen heel veel flexibiliteit gevraagd wordt: eisen op vlak van voorkennis, diploma’s, werkuren, vervoer op eigen kosten, het openbaar vervoer is niet afgestemd op ploegenarbeid … Wie wel al die inspanningen wil doen, kan vaak niet aan de slag omwille van gebrek aan papieren. Mensen zonder papieren worden gedwongen tot zwartwerk om te kunnen overleven. Dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen Het activeringsbeleid wordt als straf ervaren en niet als hulp. Men wordt achterna gezeten door mensen die zelf geen hulp kunnen bieden of geen werk kunnen voorzien. Er wordt teveel “gejaagd” op de werkzoekenden en niet gewerkt met de werkgevers. Werkgevers zouden meer gestimuleerd moeten worden om ook laaggeschoolden werk te bieden. Er is bijna uitsluitend negatieve commentaar op het werk van de VDAB. De begeleiding gebeurt door teveel verschillende consulenten. Er is geen communicatie tussen de verschillende consulenten onderling, soms geven ze tegenstrijdige informatie, er zijn te veel verschillende locaties. Men ervaart de begeleiding van de VDAB vooral als sanctionering. Jobclub is niet voldoende toereikend als initiatief. Gelijke kansen Mensen die in beschutte werkplaatsen werken getuigen over weinig respectvolle behandeling. Laaggeschoolden vinden steeds moeilijker werk. Probleem is bij hen vooral het gebrek aan aanbod maar ook het voorzien van randvoorwaarden bij de overgang van werkloosheid naar werk (kinderopvang, vervoer, inwerkperiode, …) Ook allochtonen en mensen zonder papieren worden het extra moeilijk gemaakt op de werkvloer. Bij mensen zonder papieren is de legale toegang geblokkeerd, bij allochtonen of buitenlanders met een arbeidskaart gaat het vooral om discriminatie door zowel de werkgever als de collega’s. Pesterijen of starheid in de omgang zorgen vaak voor aanhoudende problemen met uitval als gevolg. Wie alleenstaand is, heeft een zware klus in het afstemmen van arbeid en gezin.
4.3.9
Participatie
Participatie is een begrip dat bij deze groepen weinigzeggend is, er werden slechts 22 ervaringen (5 negatieve en 17 positieve) gegeven dat is amper 2% van het totaal aantal ervaringen. Of beter, de groepen liggen vooral wakker van de structurele zaken waar het fout loopt en zeggen daarover sterk hun mening. Participeren doe je dus, je praat er niet over … Alle positieve opmerkingen hebben te maken met twee zaken: de ontmoetingsplekken die er zijn in Gent (genoemd worden de dienstencentra van het OCMW, de Verenigingen waar Armen het Woord nemen, projecten van Samenlevingsopbouw Gent, Poco Loco en Victoria Deluxe) en binnen deze contexten de mogelijkheid om er als vrijwilliger een bijdrage te kunnen leveren. Eén iemand benoemt het als positief dat de stad bij belangrijke veranderingsplannen (heraanleg Dendermondsesteenweg, Malmarpark) de buurtbewoners consulteert. Wat negatief is op vlak van participatie is zeer duidelijk de beleidsparticipatie. Toegankelijkheid Iemand stelt dat er een grote kloof is tussen de politiek en de gewone burger en stelt zich de vraag of de politiek nog echt geïnteresseerd is in de mening van mensen. Een ander iemand geeft aan dat de politiek gewone mensen nodig heeft om hun beleidsmaatregelen goed te kunnen opstellen. Citaat: “Zo wil de overheid het gebruik van glazen flessen promoten maar denkt ze niet na over mensen die geen auto hebben om glasbakken te vervoeren. Zo wil de overheid de digitale kloof dichten via een PC voor iedereen, terwijl niemand van ons zich zo een uitgave kan permitteren.”
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
87
Dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen Er zijn geen opmerkingen hierover. Gelijke kansen Ook hier zijn geen opmerkingen gegeven.
4.3.10 Armoede De verhouding blijft ook hier vooral problematisch zeker wanneer je merkt dat mensen vooral het recht op meningsuiting binnen de Verenigingen en het bestaan van de Verenigingen en de voedselbanken als positief aangeven. Het is overduidelijk dat er nog veel te veel armoede in Gent is en dat mensen onvoldoende gesteund worden in hun pogingen dit te veranderen. Van de 81 negatieve ervaringen en 19 positieve ervaringen kunnen we zeggen dat ze in grote mate komen van bezoekers uit de Verenigingen waar Armen het Woord nemen en de Kras-diensten (materiële hulpverlening), van jongeren uit de bijzondere jeugdzorg en van allochtonen. Toegankelijkheid Er is te weinig hulp voor de armsten. De laagste inkomens en uitkeringen zijn te laag en houden de mensen in de armoede. Het beleid belooft veel, maar komt beloftes niet na. De kloof tussen arm en rijk wordt alsmaar groter. Voor mensen zonder papieren is er enkel armoede en onzekerheid. Armoede leidt tot vereenzaming en sociaal isolement. Het is heel belangrijk om ook als je ziek bent of invalide een recht op inkomen te blijven behouden. Opvallend hier is ook de verschillende keren dat mensen signaleren dat kinderen niet naar school kunnen omdat de tram of bus te veel kost. Des te opvallender omdat Gent hier reeds een beleid rond heeft. Toch vallen armsten hier nog uit de boot. Mensen getuigen hier op zeer wrange wijze van de scherpe wijze van uitsluiting: ze worden botweg geweigerd omdat ze op of boven een bepaalde grens zitten, ze worden niet als mens benaderd, hun problemen worden geklasseerd als niet ontvankelijk. Verder wordt er ook op gewezen dat mensen echt aangewezen zijn op stelen of andere illegale praktijken om te kunnen overleven. Waar het systeem vele problemen mee helpt veroorzaken, houdt het de handen af van de weg naar een oplossing. Dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen Bedrieglijke reclame en kopen op krediet werken armoede in de hand. Daartegenover ervaren mensen de collectieve schuldenregeling als een vooruitgang eveneens als het kunnen beroep doen op een schuldbemiddelaar. De financiële steun van het OCMW is onduidelijk voor velen en wordt vaak als onrechtvaardig ervaren (waarom minder rechten als je het voorheen goed deed, …). Gelijke kansen Wie niet op grondgebied Gent woont, kan niet gebruik maken van de samenwerking De Lijn - stad Gent voor kinderen onder de 12 jaar. Ook mensen zonder papieren vallen hier uit de boot. Vele voordelen zijn voorbehouden voor leefloners terwijl ook langdurig werklozen er baat bij zouden kunnen hebben.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
88
4.3.11 Andere Naast de bovenvermelde grondrechten gaven de bevraagde doelgroepen ook andere thema’s (2,5% van de ervaringen) aan, zoals: Mobiliteit: Het openbaar vervoer is te duur en is niet stipt, autoverkeer in Gent is een hel. Ontoereikende pensioenen Computermaatschappij: de digitale kloof tussen jong en oud, veel mensen kunnen niet mee met de computers en hebben ze geen toegang tot veel informatie. Tweederangs burgergevoel: vooral van autochtonen tegenover allochtonen.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
89
5 De rode draad doorheen alle grondrechten: hoe beleven en ervaren kwetsbare groepen de toegang tot de grondrechten?
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
90
5
De rode draad doorheen alle grondrechten: hoe beleven en ervaren kwetsbare groepen de toegang tot de grondrechten?
Dit onderzoek wil de toegang van de sociale grondrechten van mensen met minder behartigde belangen in kaart brengen. Door ze zelf aan het woord te laten! Hun subjectieve beleving staat namelijk centraal. Uit de vele Open Space-gesprekken blijkt dat er zich nog veel knelpunten stellen om te komen tot een gelijke toegang tot de sociale grondrechten: wonen, arbeid, sociale bijstand, culturele en maatschappelijke ontplooiing, gezond leefmilieu, gezondheid, onderwijs, juridische bijstand en sociale zekerheid. De toegangsbeperkingen tot deze grondrechten vertonen sterke parallellen en onlosmakelijke verbindingen. De achterliggende aspecten die een gelijke toegang tot de grondrechten bepalen, worden hier van naderbij bekeken. Een analyse op basis van de Oost-Vlaamse en de Gentse resultaten in de delen 3 en 4. Groepen met minder behartigde belangen hebben heel wat ervaringen met de grondrechten. Hieronder worden ze gebundeld volgens deze elementen:
5.1
elementen in verband met de algemene toegankelijkheid; elementen in verband met de dienstverlening; elementen in verband met gelijke kansen; suggesties van de mensen met minder behartigde belangen zelf.
Algemene toegankelijkheid
Over alle grondrechten, en in alle regio’s, komen een aantal belangrijke drempels naar voren die de toegankelijkheid belemmeren: gebrek aan financiële middelen, gebrek aan informatie, fysieke drempels en sociale drempels. Deze worden door de groepen met minder behartigde belangen aangegeven als grote belemmeringen om volwaardig te kunnen participeren aan de samenleving. Binnen elk grondrecht is er duidelijk steeds sprake van een zware financiële drempel. De lonen van mensen met minder behartigde belangen zijn vaak nogal laag, maar vooral de vervangingsinkomens zijn niet afdoende om uit de moeilijke situatie te kunnen ontsnappen. Wonen neemt daarbij al te vaak een grote hap uit het gezinsbudget. Ook is het kostenplaatje van medische, psychosociale en juridische hulp en de (extra) kosten voor het onderwijs een financiële bedreiging van de grondrechten. De prijzen van vrije tijd, sport en cultuur zijn ook te hoog om toegankelijk te zijn voor iedereen. Mobiliteit speelt ook een significante rol: autogebruik en openbaar vervoer zijn erg duur. Zo kan ook de afstand van de woning tot de plaats van werk of hulp- en dienstverlening de toegang extra bemoeilijken. Moeilijk en duur woon-werkverkeer en de dure kinderopvang maken de keuze tussen werken en niet-werken moeilijk, zeker als het verschil tussen loon en uitkering als te klein wordt ervaren. De deelnemers aan de -bijeenkomsten verwoorden het zo: “wonen neemt een te grote hap uit het gezinsbudget” of “steun is niet afdoende om uit de moeilijke situatie te kunnen ontsnappen”. Een gebrek aan geld zet een hoge druk op elk gebied van het dagelijkse leven. Het ontbreken van een toereikend inkomen vormt dan ook een kernprobleem bij armoede. Dat gegeven heeft 31 kruisverbindingen met veel andere vormen van ongelijkheid en uitsluiting. Los van het specifieke grondrecht is er ook duidelijk sprake van een drempel op het vlak van kennis en informatie. Informatieve drempels houden verband met het niet of verkeerd geïnformeerd te zijn over hun rechten en het bestaande hulp- en dienstverleningsaanbod 32. Mensen hebben informatie nodig om goede beslissingen te kunnen nemen en zelf stappen te kunnen zetten. Men moet zijn of haar rechten eerst kennen om ze te kunnen opeisen. Kennis is nodig om geschikt te kunnen omgaan met administratie, bureaucratie en onoverzichtelijk papierwerk. Het kennen en begrijpen van ‘het systeem’ en haar uitwegen en achterpoortjes is hierbij noodzakelijk. Om niet van het kastje naar de muur 31
: De Boyser K., Armoede in compartimenten: een zicht op meervoudige uitsluiting in België en Vlaanderen, Welzijnsgids, Kluwer, 2005 & Vranken J., De Boyser K., Dierckx D., Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2005, Acco, 2005. 32 : Sannen L., Drempels naar welzijnsvoorzieningen: de cliënt aan het woord. HIVA K.U.Leuven, 2003.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
91
gestuurd te worden moet de bureaucratische en administratieve mallemolen overwonnen kunnen worden. De informatie van de diensten en hun aanbod is vaak niet gericht op mensen met minder behartigde belangen. De informatie is niet doorzichtig of laagdrempelig. Mensen met minder behartigde belangen verwoorden het zo: “informatie over diensten is niet doorzichtig en laagdrempelig”, “informatie moet rechtstreeks aan de mensen gericht zijn” en “we mogen niet van het kastje naar de muur gestuurd worden”. De informatie zou vraaggericht moeten zijn en op maat van de mensen zelf. Dit vergt een betere communicatie tussen werkgever en werknemer, tussen maatschappelijk werker en cliënt, tussen overheid en burger, tussen gezondheidswerker en patiënt, tussen school en ouders, tussen advocaat en cliënt. Bij onvolledige of moeilijk toegankelijke kennis heerst het risico op het Mattheüs-effect 33: aan degenen die al kennis bezitten wordt in verhouding nog meer voordelen gegeven. Hoe het Mattheüs-effect werkt, wordt duidelijk door het kennisgebrek te koppelen aan armoede en gezondheid. Zo komt vaak een vicieuze cirkel te voorschijn: arm zijn maakt ziek. Ziek zijn maakt arm. De socio-economische verschillen zorgen ervoor dat mensen met minder behartigde belangen veel minder gebruik maken van de beschikbare sociale voorzieningen en er dus een minder gunstige invloed van ondervinden. Bij mensen met minder behartigde belangen leeft er vaak een gevoel van onmacht wat betreft het verloop van het eigen leven (werk, gezondheid, ‘geluk’), waardoor bestaande uitwegen uit moeilijke situaties toch niet worden benut 34. Een gebrek aan kennis, kan ook leiden tot een gevoel van schaamte. Erkennen dat men iets niet weet of niet kan, is moeilijk in een sociale context met vreemden of mensen in een hiërarchische positie. Deze sociale drempel wordt versterkt door de negatieve beeldvorming over de hulp- en dienstverlening. Schaamte mag echter geen bijkomende reden zijn om de stap niet te zetten naar sociale voorzieningen. Mensen met fysieke beperkingen ondervinden tevens dat de ontoegankelijkheid van gebouwen, wegen en openbaar vervoer voor minder mobielen hun de weg tot diverse facetten van het openbare leven in sterke mate belemmert.
5.2
Dienstverlening
Over alle grondrechten en in alle regio’s werden heel wat ervaringen doorgegeven die betrekking hadden op dienstverlening. Het dienstverleningsaanbod wordt als vrij goed ervaren in OostVlaanderen. Er is een brede waaier aan mogelijkheden die kunnen helpen om de toegang tot de sociale grondrechten te verbeteren. Een goed en breed dienstverleningsaanbod is echter nog onvoldoende. Mensen met minder behartigde belangen hebben heel wat vragen en bedenkingen over het aanbod zelf, de klantvriendelijkheid en klantgerichtheid, de vorm en inhoud van de dienstverlening en de informatie en communicatie van de diensten. Ze hebben tevens een uitdrukkelijke vraag naar meer maatwerk. Toegang tot de grondrechten veronderstelt dat er een voldoende aanbod ter beschikking is. Zo kunnen een tekort aan sociale woningen, wachtlijsten in de gezondheidszorg of een tekort aan gepast werk de toegang tot de grondrechten alsnog beperken, zelfs al zijn er voldoende ondersteuningsmogelijkheden aanwezig. Hier dient de vraag gesteld in hoeverre het aanbod, als het aanwezig is, ook daadwerkelijk ter beschikking wordt gesteld voor groepen met minder behartigde belangen. Allerlei wettelijke beperkingen, organisationele voorwaarden, wachtlijsten, administratieve procedures en formele vereisten vormen hindernissen tot het significant verbeteren van hun leefsituatie. Dit is jammer, want
33
34
"Want aan degene die heeft, zal gegeven worden, en wel overvloedig. Maar aan degene die niet heeft, zal zelfs nog ontnomen worden wat hij heeft." (Matteüs 13:12) De Boeck L., Van Paepegem T., Van Den Broucke S., Het recht op gezondheidszorg en bescherming van de gezondheid, Administratie gezin en maatschappelijke welzijn, werknota, 2002.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
92
deze betrokkenen hebben de lange en onduidelijke weg reeds gevonden naar een bepaalde dienst, maar stoten – met de eindmeet in zicht - alsnog op een njet 35. Op een respectvolle en (klant)vriendelijke wijze benaderd worden is voor kwetsbare groepen heel belangrijk. Momenteel is dit volgens hen te veel afhankelijk van de toevallige dienstverlener 36. Mensen met minder behartigde belangen hebben concrete voorstellen over de inhoud van de dienstverlening: niet te vaak doorverwijzen, aandacht voor nazorg en een opvolging van klachten. Ook zijn respect en aandacht voor het persoonlijke verhaal belangrijk. Eens mensen de weg hebben gevonden, moet de dienstverlening tegemoet komen aan de noden van de personen in kwestie. De vraag naar de persoonlijke invulling van een sociaal grondrecht moet daarbij zoveel als mogelijk primeren boven het organisationele dienstverleningsaanbod (zie ook Van Regenmoortel, 2002). Duidelijke informatie en heldere communicatie zijn tevens essentieel. Omdat dit niet altijd het geval is, heerst er daarom ook een nood aan een info- of aanspreekpunt enerzijds en een klachten- of ombudsdienst die oren heeft naar het verhaal van de gebruikers anderzijds. Zelf stellen ze het onder andere zo: “Kwaliteit is vriendelijk zijn, respectvol, niet-betuttelend, zonder vooroordelen, sociaal vaardig, respect voor privacy”. Of nog: “Hulpverleners horen niet achter een bureau te zitten, maar moeten zich onder de mensen bevinden. Administratie mag niet de hoofdzaak worden. Cliënten moeten hulpverleners kunnen evalueren en klachten moeten altijd opgevolgd worden.”
5.3
Gelijke kansen
Mensen met minder behartigde belangen worden regelmatig geconfronteerd met vooroordelen en discriminatie. Zij vinden het dan ook heel belangrijk dat iedereen gelijk behandeld wordt. Werken aan positieve beeldvorming, meldpunten voor discriminatie en inspraak worden aangegeven als belangrijke elementen om gelijke kansen te kunnen realiseren. Door de zwakke maatschappelijke positie van mensen met minder behartigde belangen ervaren ze ongelijke kansen en ongelijke behandeling op zowat alle gebieden van het maatschappelijke leven. Ze hebben het namelijk vaak extra moeilijk doordat ze een stigma meedragen. Zieken, personen met een handicap, armen, alleenstaande moeders, langdurig werklozen, laaggeschoolden, allochtonen, anderstaligen, thuislozen, ouderen en anderen voelen zich gebrandmerkt en tellen daardoor minder mee in het maatschappelijke leven 37. Als het nu gaat om de kans op een sociale woning, de gelijke behandeling in de sociale bijstand of het recht op een goede advocaat: men ervaart vaak achterstelling. Mensen met minder behartigde belangen zijn dan ook niet erg populair bij verhuurders, banken, werkgevers … De negatieve beeldvorming als ‘anders’, ‘profiteurs’ of ‘onbetrouwbaar’ maakt dat een vlotte toegang tot de sociale grondrechten nog verder weg ligt. Een onbeperkte toegang tot de sociale grondrechten moet dus ook de sociale toegankelijkheid garanderen. Mensen met minder behartigde belangen voelen zich niet betrokken op het maatschappelijke leven. Door een tekort aan inspraak in (lokaal) beleid, ruimtelijke ordening, scholen, etc. staat men aan de zijlijn en heeft men geen voldoende vat op het maatschappelijke leven. Er worden dan ook meer kansen tot werkelijke participatie gevraagd 38.
35
: Claeys, A., Provinciale impulsen voor een lokaal sociaal beleid. Onderzoek in opdracht van de Provincie Oost-Vlaanderen, 2005 & Sannen L., Het recht op maatschappelijke dienstverlening, Administratie gezin en maatschappelijk welzijn, werknota, 2000 36 : Sannen L., Drempels naar welzijnsvoorzieningen: de cliënt aan het woord. HIVA K.U.Leuven, 2003. 37 : De Boyser K., Armoede in compartimenten: een zicht op meervoudige uitsluiting in België en Vlaanderen, Welzijnsgids, Kluwer, 2005 & Van Regenmortel T., Driessens K., Bindkracht in armoede. Leefwereld en hulpverlening, Lannoo, 2006. 38 : Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, 10 jaar Algemeen Verslag over de Armoede. Discussienota’s, 2005.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
93
5.4
Suggesties
Vanuit de verschillende groepen kwamen ook heel wat suggesties om knelpunten aan te pakken. We geven er hier een aantal mee: Suggesties op financieel vlak: Maximumhuurprijs en huursubsidies Het OCMW betaalt het lidgeld van de Huurdersbond Mensen met financiële problemen of schulden zouden tijdelijk geen belastingen moeten betalen Vrijwilligerswerk zou meer beloond moeten worden Voorstel om vermogen als criterium bij sociale bijstand te introduceren (en niet inkomen) De minimuminkomens moeten naar omhoog Goedkopere abonnementen voor het openbaar vervoer … Suggesties op het vlak van procedures en klachten: Strenge taks op leegstand aangevuld met een mogelijkheid tot opeising door het OCMW van een leeg pand Een verplicht standaardhuurcontract Oprichting van een algemeen meldpunt voor klachten (of een ombudsdienst) Strengere en meer rechtvaardigere controle op de toewijzing van sociale woningen Meer momenten organiseren waarop mensen samen komen en ze ook kunnen geïnformeerd worden … Suggesties ten aanzien van de organisaties: De Huurdersbond zou meer vestigingen moeten hebben en beter bekend zijn Het OCMW zou meer nadruk moeten leggen op haar ombudsfunctie in plaats van op haar controlefunctie De sociale sector kan ook zelf het beleid meer beïnvloeden Het OCMW kan meer hulp bieden bij het zoeken naar een woning. Het betalen van de waarborg kan daarbij helpen, maar dat boezemt de verhuurders geen vertrouwen in. Het OCMW kan huisbazen beter informeren over diensten in het lokaal sociaal beleid. Het OCMW zou zelf meer woningen kunnen hebben voor noodgevallen Cliënten meer betrekken bij het beleid van de welzijnsorganisaties Het Sociaal Huis-concept mag op meer plaatsen worden uitgebouwd Meer nood aan tolken bij alle vormen van dienstverlening. Vrijwilligers kunnen nog meer doen in de wijken als de diensten bereid zijn samen te werken. Betere communicatie tussen VDAB en werkzoekende Een volwaardig diploma voor beroepsopleidingen …
5.5
Samengevat
De meerwaarde van deze grondrechtenboom bevindt zich waarschijnlijk op het niveau van de deelnemers: het aan het woord laten van de doelgroepen zelf. Het specifieke verhaal van mensen met minder behartigde belangen over de toegang tot de sociale grondrechten wordt gerespecteerd en hopelijk ook gevaloriseerd. Hun verhaal rond de toegang tot sociale grondrechten is er geen van één enkel behartigd belang. Door de zwakke sociale positie die mensen met minder behartigde belangen innemen, lopen ze het risico om over de hele lijn uitgesloten te worden uit het maatschappelijke leven. Deze maatschappelijke achterstand ontstaat misschien wel uit een gebrekkige toegang tot één sociaal grondrecht, maar laat
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
94
zich voelen op vele, zo niet alle, grondrechten. In het jaarboek ‘Armoede en sociale uitsluiting 2005’ 39 wordt het op de volgende wijze geformuleerd: “Ongelijke kansen en mogelijkheden zijn het lot van wie in een minder kapitaalkrachtige - in termen van economisch, sociaal en cultureel kapitaal - omgeving wordt geboren en opgroeit…. Wie het langer met een laag inkomen moet stellen, ondervindt ook op andere terreinen scherpe problemen.” Wat vormt ten slotte de kwaliteit van het leven voor mensen met minder behartigde belangen? Goede gezondheid in een goede en onderhouden woning in een groene omgeving. Maar ook goede en goedkope zorg op maat wanneer het minder gaat. Een luisterend en begrijpend oor en een vriendelijke helpende hand. Ook goede, betaalbare en behulpzame dokters, verplegers, maatschappelijk werkers en advocaten. En vlotte en veilige mobiliteit met auto, fiets en openbaar vervoer. Maar ook kwaliteitsvolle scholing en vorming, betaalbaar voor iedereen, en de mogelijkheid om in de vrije tijd aan sport en cultuur te kunnen doen. Dit alles vergt natuurlijk een vrij hoog en stabiel inkomen. En dus een diploma. Of een vervangingsinkomen dat rekening houdt met de gezinssituatie: een uitkering moet hoog genoeg zijn om van te kunnen leven. Maar dit alles is nutteloos zonder een Belgische identiteitskaart, een officieel domicilieadres en de juiste taalkennis. De vele ervaringen en suggesties van de mensen met minder behartigde belangen tonen nogmaals het belang aan van participatie van deze groepen in de verdere aanpak om de grondrechten toegankelijker te maken: “Meer daden dan woorden“. Het lokaal sociaal beleid staat voor de uitdaging om via empowerment en de participatie van mensen met minder behartigde belangen een goed beleid 40 uit te bouwen .
39 40
: Vranken J., De Boyser K., Dierckx D., Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2005, Acco., 2005 : Antwerps Platform Generatiearmen , Participatie van generatiearmen aan het lokale beleid, 1999.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
95
6 Aanbevelingen van de VVSG : het garanderen van de sociale grondrechten, een opdracht voor alle overheden
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
96
6
Aanbevelingen van de VVSG: het garanderen van de sociale grondrechten: een opdracht voor alle overheden
6.1
Situering
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten maakte op basis van de resultaten van de bevraging in het kader van het project Grondrechtenboom een oefening. Hierin werd nagegaan welke rol lokale besturen kunnen spelen in het garanderen van de sociale grondrechten. De VVSG ging ook na op welke domeinen de lokale besturen geen rol kunnen spelen (omwille van wetgeving of omwille van een gebrek aan middelen). Er worden eveneens pistes voor maatregelen aangereikt waarlangs de andere overheden de lokale besturen in hun rol zouden kunnen ondersteunen en stimuleren. Een aantal verschillende grondrechten werden samen besproken omdat ze in de dienstverlening vaak ook samen horen. Bij een aantal grondrechten werden veel taken voor de lokale overheden (en dus veel tekst) opgenomen, bij een aantal andere weinig. Dit betekent niet dat deze laatste niet belangrijk zijn. Het betekent wel dat de rol van lokale besturen op die vlakken vaak zeer beperkt is. Met deze tekst pretendeert de VVSG zeker geen volledigheid, maar wil zij vooral de discussie hieromtrent stimuleren én –in eerste instantie- de lokale besturen aansporen om hun, specifieke rol op te nemen.
6.2
Wonen
Het beleidsthema ‘wonen’ is voor lokale besturen enorm belangrijk in het kader van het voeren van een Lokaal Sociaal Beleid. In de eerste generatie beleidsplannen kwam dit thema dan ook als één van de belangrijkste naar voren. In de beleidsplannen die dit jaar werden opgemaakt zal dat niet anders zijn. Ook uit de bevraging in het kader van de grondrechtenboom blijkt dat vele mensen woonproblemen ervaren. Lokale besturen alleen kunnen lang niet alle problemen i.v.m. wonen oplossen. Problemen die werden aangehaald zijn:
Te weinig goede en betaalbare woningen Te dure waarborg Vooroordelen t.o.v. mensen met minder behartigde belangen Strenge sancties bij niet betaling Nood aan neutrale controle op prijs, kwaliteit en gezondheid van de woningen
De lokale besturen kunnen een heel aantal van deze problemen niet oplossen. De regels over prijzen, aard van de overeenkomsten en de omvang van de huurwaarborg worden geregeld door de federale overheid. Wat de kwaliteitsbewaking van de woningen betreft, heeft de Vlaamse overheid een aantal instrumenten ontworpen die door de gemeenten kunnen gebruikt worden om eigenaars die hun woning laten verkrotten of leegstaan te sanctioneren. Het feit dat deze instrumenten bestaan is goed en heel wat gemeenten maken er dan ook gebruik van, maar ze hebben tegelijk ook hun beperkingen. Er zijn heel wat mogelijkheden voor eigenaars om toch onder de sanctie onderuit te geraken. Bovendien heeft België geen beleid waarbij bijvoorbeeld de omvang van de huurprijs wordt gekoppeld aan de kwaliteit van de woning. Het feit dat ook de private huurmarkt in België te klein is, speelt in het nadeel van de huurder. Als er meer vraag is dan aanbod, verstevigt dit per definitie de positie van de verhuurder die de mogelijkheid krijgt om uit veel kandidaat-huurders te kiezen en dure prijzen te vragen.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
97
Ook de sociale woningbouw kent problemen. Uit de bevragingen blijken o.a. volgende problemen:
te weinig sociale woningen, lange wachtlijsten, strenge inkomensvoorwaarden gebrekkig of traag onderhoud veel administratieve rompslomp geen duidelijke informatie
De Vlaamse overheid regelt de sociale huurwoningen, de huisvestingsmaatschappijen en de sociaal verhuurkantoren. Zij beslist over de huurprijzen, de toelatingsvoorwaarden, het toewijzingssysteem. Bovendien bepaalt de Vlaamse overheid ook de wijze waarop de sociale huisvestingsmaatschappijen gefinancierd worden. Feit is dat de sociale huisvestingsmaatschappijen doorgaans zeer weinig middelen hebben en kunnen verzamelen. Dat heeft invloed op het aantal sociale huurwoningen dat kan gebouwd worden. Ook het bewaken van de kwaliteit en de werking van de huurdersbond is een Vlaamse aangelegenheid. Wat betreft dienstverlening is er vooral vraag naar meer hulp (huurwaarborg) en begeleiding bij de aanvraag van een sociale woning en meer duidelijke informatie van het OCMW en de sociale huisvestingsmaatschappijen. Wat kan een lokaal bestuur doen om deze problemen aan te pakken? Zowel het OCMW- als het gemeentebestuur kan ervoor zorgen dat de wetgeving en de instrumenten die op Vlaams en federaal niveau werden uitgewerkt, zo goed mogelijk worden toegepast binnen de eigen gemeente. Daarnaast kunnen zij met eigen middelen bijkomende initiatieven ontwikkelen. Maar niet iedere gemeente heeft evenveel middelen. Wat het aantal sociale huurwoningen betreft, zou iedere gemeente er kunnen voor zorgen dat er op het grondgebied van zijn gemeente een betekenisvol aantal sociale huurwoningen is. Het gemiddelde aandeel van sociale huurwoningen in Vlaanderen is 6%. Er zijn nog heel wat gemeenten waar men nauwelijks 2% haalt. Niet in alle gemeenten is de nood aan sociale huurwoningen even groot. 'Wonen' is echter overal duur geworden en de gemeenten met een heel laag aantal sociale huurwoningen zouden zich de vraag kunnen stellen of er geen inhaalbeweging nodig is. Het is ook belangrijk dat de gemeente een degelijk lokaal overleg organiseert zodat de verschillende partners niet los van elkaar werken, maar samenwerken. Alleen zo kan het recht op wonen voor iedereen in de gemeente nagestreefd worden. In wijken waar het minder prettig wonen is, kunnen wijkwerkingen opgericht worden om te werken aan leefbaarheidsproblemen. De kwaliteitshandhaving ( controle op kwaliteit van de woningen, onbewoonbaarverklaringen, …) is een belangrijk deel van het woonbeleid. Het is aan de gemeente om ervoor te zorgen dat dit goed wordt ontwikkeld binnen de mogelijkheden die de Vlaamse overheid daarvoor heeft voorzien. Mensen met acute woonproblemen moeten lokaal tijdelijk kunnen opgevangen en begeleid worden. In iedere gemeente zouden gemeente en/of OCMW enkele doorgangswoningen moeten voorzien zodat mensen met acute woonproblemen die zelf niet over de mogelijkheid beschikken om snel onderdak te vinden, op het grondgebied van de eigen gemeente kunnen opgevangen worden. Wat de woonwagens betreft, moeten we erkennen dat de lokale besturen er in belangrijke mate mee verantwoordelijk voor zijn dat er te weinig standplaatsen zijn. De Vlaamse subsidiëring voor de aanleg van woonwagenterreinen is voldoende. Er is bij de meeste gemeenten een zekere vrees aanwezig om terreinen te realiseren. De woonwagenbewoners hebben een negatief imago. Als een gemeente ergens een woonwagenterrein wil realiseren, gaan buurtbewoners protesteren. Het vraagt veel kracht van burgemeesters en schepenen om daar tegen in te gaan en toch ook voor deze groep
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
98
het recht op wonen te realiseren. De gemeenten die daar in slagen en een woonwagenterrein hebben voorzien, ondervinden daar ook nadelen van. Ze worden immers geconfronteerd met de gevolgen van het feit dat andere gemeenten geen initiatief nemen. Hun woonwagenterreinen staan overvol. Dat leidt tot spanningen en leefbaarheidsproblemen op het terrein en bevestigt voor andere mensen dat de woonwagenbewoners altijd problemen veroorzaken. We zitten daar in een cirkeltje. Qua dienstverlening heeft het lokaal bestuur een belangrijke rol te spelen. In de praktijk heeft ieder OCMW een dienstverlening rond wonen, maar die is niet overal even sterk uitgebouwd. Het OCMW kan een hele waaier van dienstverlening uitbouwen. Dit is niet alleen financiële dienstverlening (huurwaarborgen, installatiepremie), maar ook begeleiding bieden aan mensen die met uithuiszetting worden bedreigd of zelf vormen van permanente huisvesting voorzien door bijvoorbeeld een sociaal verhuurkantoor op te richten. De informatiefunctie van het lokaal bestuur op het vlak van wonen ten slotte is ook zeer belangrijk. Een OCMW moet goede informatie geven over de verschillende vormen van sociale huisvesting die in de gemeente aanwezig zijn en de voorwaarden die daarbij gelden. Het lokaal bestuur kan een samenwerking aangaan met andere organisaties (huurdersbond, wetswinkels, sociale huisvesters…) om een spreekuur te organiseren in de eigen gemeente. De Vlaamse financiering van dergelijke initiatieven zal bepalen of dit ook écht haalbaar zal zijn voor die organisaties. Een goede huisvestingsdienst of woonwinkel organiseren als laagdrempelig aanspreekpunt, zowel voor huurders als voor eigenaars, is een opdracht voor het lokaal bestuur. Welke maatregelen van andere overheden kunnen lokale besturen stimuleren of ondersteunen in hun rol op het vlak van woonbeleid? Vele OCMW’s hebben doorgangswoningen. Deze zijn echter verschillend uitgebouwd van OCMW tot OCMW. Het is tijd om van deze ervaringen te leren en de beste ervaringen te bundelen tot één of meerdere modellen van doorgangswoningen die hun kwaliteit in de praktijk verder kunnen bewijzen. De Vlaamse minister van Welzijn zou dit proces kunnen in gang zetten door voor de OCMW- sector een projectmedewerker te betalen die gedurende een jaar met de OCMW's, met ook inbreng van de Verenigingen waar armen het woord nemen, al de goede ervaringen verzamelt, bespreekt en uiteindelijk bundelt tot een kwaliteitsvol model dat door de OCMW's kan gebruikt worden. De federale overheid geeft nu gedurende enkele jaren subsidies aan OCMW’s die bijkomende doorgangswoningen realiseren. Het zou goed zijn dat de federale overheid die inspanning continueert. Deze subsidiëring zorgt nu al voor meer doorgangswoningen. Een gerechtelijke uithuiszetting zorgt altijd voor drama’s. Deze kunnen vaak vermeden worden als de OCMW’s tijdig op de hoogte gebracht worden van de problemen én als zij middelen krijgen toegekend om personeel in te zetten voor het begeleiden van mensen en het mee oplossen van de problemen die aan de basis liggen van de uithuiszetting. De federale overheid kan hiervoor zorgen. Zij zou de opdracht die de OCMW’s in de federale wet op de humanisering van de gerechtelijke uithuiszetting hebben gekregen, kunnen aanpassen en er middelen aan kunnen koppelen. Nu zegt de wet dat de OCMW’s moeten ingelicht worden op het moment dat de verhuurder naar de rechtbank stapt met de vraag om de huurder uit het huis te mogen zetten. Het OCMW moet dan gepaste hulp bieden. Het probleem is echter dat het al vaak te laat is om nog te kunnen helpen als de verhuurder al naar de rechtbank is gestapt. Het zou veel beter zijn om de OCMW's een stap eerder op de hoogte te brengen. De verhuurder kan immers pas naar de rechter stappen om iemand uit huis te laten zetten als hij eerst geprobeerd heeft om met de huurder tot verzoening te komen. Op het moment van deze verplichte poging tot minnelijke schikking kan er nog wel gepraat worden en het is belangrijk dat de huurder, met steun van bv. het OCMW, op die uitnodiging tot gesprek ingaat om zo samen tot een oplossing te kunnen komen. De OCMW’s zouden dus op de hoogte moeten gebracht worden van iedere verplichte poging tot minnelijke schikking. Het gaat hier om zeer tijdsintensieve begeleidingen die de OCMW’s niet zomaar zelf kunnen financieren. Vandaar de vraag om tegelijk ook middelen te voorzien voor de uitvoering van deze opdracht.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
99
De kwaliteit van de woningen bewaken, is voor lokale besturen niet eenvoudig. Niet alle Vlaamse instrumenten zijn even geschikt. De Vlaamse overheid zou het sociaal beheersrecht moeten evalueren en aanpassen en het lokaal bestuur meer mogelijkheden moeten bieden om de kwaliteit te kunnen bewaken. Wat betreft de woonwagenbewoners en het tekort aan terreinen zou de Vlaamse overheid naast een subsidiëring voor de aanleg van het terrein, ook een beheersvergoeding kunnen voorzien. Woonwagenbewoners hebben vaak met veel problemen en met een specifieke kansarmoedeproblematiek te kampen en dat vraagt begeleiding, mensen en middelen. Als de gemeenten die een terrein aanleggen zich door de Vlaamse overheid ook gesteund zouden voelen in de aanpak van de vaak moeilijke problemen, zou dat voor een aantal gemeenten de drempel om een terrein aan te leggen, kunnen verkleinen.
6.3
Sociale bijstand en sociale zekerheid
‘Sociale bijstand’ behoorde in de participatieronde tot de drie meest aangehaalde grondrechten. Het aantal positieve ervaringen nam hier de bovenhand wat in het algemeen wijst op een goede dienstverlening van het OCMW. Negatieve ervaringen hadden voornamelijk betrekking op de te lage bedragen voor leefloon, vervangingsinkomens en minimumloon. Met betrekking tot ‘sociale zekerheid’ zijn de meeste ervaringen negatief en dat heeft ook vooral te maken met de te lage uitkeringen bij werkloosheid, invaliditeit, pensioenen, vakantiegeld bij chronische zieken en wachtuitkeringen kindergeld. Ook de lokale besturen vinden deze uitkeringen te laag. Veel OCMW’s geven daarom nu al aanvullende steun. De hoogte van al deze uitkeringen wordt bepaald door de federale overheid. Ook de administratie en de regelgeving m.b.t. de uitkeringen is federaal bepaald. De OCMW’s vinden ook dat de hoogte van het leefloon moet aangepast worden aan de behoeften en dat samenwonen niet bestraft mag worden zoals nu het geval is. De kosten voor onderwijs zijn een Vlaamse aangelegenheid. De sociale maximumprijzen voor gas en elektriciteit worden federaal bepaald. Wat kan een lokaal bestuur doen om deze problemen aan te pakken? Een groot aantal van de andere aangehaalde problemen zijn wel door het lokaal bestuur op te lossen:
Drempelvrees en negatief imago van het OCMW Onbekendheid van het aanbod van het OCMW Kwaliteitsvolle dienstverlening De juiste houding van de hulpverlener Hulpverlener die meer op het terrein is Vriendelijker onthaal Niet te vaak doorverwijzen Meer preventief werken.
De dienstverlening van het OCMW is over het algemeen goed, maar kan nog beter. De VVSG vindt de hierboven geschetste problemen, die allemaal te maken hebben met toegankelijkheid, strategische uitdagingen voor de OCMW’s voor de komende jaren. Lokale besturen moeten werken aan een toegankelijke dienst- en hulpverlening. Het werken aan het sociaal huis-concept is daarbij essentieel. De VVSG zal volgend jaar, met de steun van de Vlaamse overheid, extra veel aandacht besteden aan het organiseren van vorming, het verspreiden van goede praktijken en het helpen van besturen om hun dienstverlening toegankelijker te maken. Hieronder schetsen we een aantal voorbeelden van hoe hieraan kan gewerkt worden. Om drempels te vermijden moeten hulpvragers zich op hun gemak voelen in het contact met de hulpverleners en onthaalbedienden. Beiden kunnen opleidingen volgen om meer klantgericht en klantvriendelijk te werken. De OCMW’s moeten ook betrokken zijn in plaatselijke netwerken en contacten hebben met verenigingen en organisaties. Dit kan het imago van het OCMW verbeteren. Via een goede
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
100
communicatie over wat het OCMW wel en niet doet en door het wegnemen van vooroordelen zal de drempel verlagen. Een dergelijke communicatie gebeurt het best via tussenpersonen, verenigingen, vertrouwenspersonen, ... Verenigingen waar armen het woord nemen kunnen het OCMW adviseren over hoe zij in hun communicatie, onthaal en werking beter met mensen in armoede kunnen omgaan. OCMW’s moeten ook blijvend investeren in huisbezoeken. Vaak wordt het aantal huisbezoeken dat maatschappelijk werkers afleggen bij hun cliënten verminderd doordat er te veel administratief werk moet gebeuren. Het lokaal bestuur en de federale overheid moeten investeren in voldoende personeel zodat hier niet op bespaard wordt, aangezien dit in zeer sterke mate de toegankelijkheid van de hulpverlening en de praktijkkennis van de maatschappelijk werkers bepaalt. Welke maatregelen van andere overheden kunnen lokale besturen stimuleren of ondersteunen in hun rol op dit vlak? De sociale dienst van het OCMW en zijn medewerkers bepalen in belangrijke mate hoe de sociale dienst- en hulpverlening verloopt. De Vlaamse en de Federale overheid zouden financiële maatregelen kunnen nemen ter versterking van de sociale dienst van het OCMW. De sociale diensten zijn het hart van de OCMW’s en de draaischijf van het lokaal sociaal beleid. De maatschappelijk werkers moeten hulpvragers intensief kunnen begeleiden, moeten huisbezoeken kunnen afleggen en op een kwaliteitsvolle wijze aan maatschappelijk werk kunnen doen. De tijd dat OCMW’s enkel geld gaven aan mensen is voorbij. Werkvormen zoals arbeidstrajectbegeleiding, schuldhulpverlening of bemiddeling bij uithuiszettingen moeten verder kunnen worden ontwikkeld omdat ze minstens even belangrijk blijken te zijn voor het garanderen van de sociale grondrechten als het geven van geld. Iedereen moet toegang hebben tot kwaliteitsvol en betaalbaar onderwijs. Dat is in eerste instantie een opdracht van de Vlaamse overheid. Een lokaal bestuur kan wel een lokaal flankerend onderwijsbeleid opzetten om dit te ondersteunen. Ook de uitbouw van bv. diensten kinderopvang of thuiszorgdiensten dient door de Vlaamse overheid te worden gestimuleerd via middelen en een haalbare regelgeving. Dat neemt niet weg dat lokale besturen ook nu al met eigen middelen zeer sterk investeren in bijvoorbeeld kinderopvanginitiatieven. Het sociale zekerheidsstelsel moet geoptimaliseerd worden. Uitkeringen moeten minstens zo hoog als het leefloon zijn, zodat vermeden wordt dat mensen die in het ene stelsel een uitkering krijgen toch nog naar het OCMW moeten stappen om daar een aanvullend leefloon te krijgen. De bedragen van dit leefloon moeten zelf ook naar omhoog, weliswaar zonder bijkomende werkloosheidsvallen te creëren. Het kan niet de bedoeling zijn dat werken minder oplevert dan niet werken. Ook de (te hoge) kostprijs van een rusthuisopname is nu een federale aangelegenheid. Een rusthuisopname zou best beschouwd worden als een risico van sociale zekerheid. Dan worden, net zoals bij een opname in het ziekenhuis, de kosten maatschappelijk gedeeld.
6.4
Arbeid
‘Arbeid’ kwam als thema in de participatieronde als tweede belangrijkste naar voren. Werkgelegenheidsbeleid is een zeer breed domein en de mogelijkheden voor het lokaal bestuur (OCMW- en gemeentebestuur) zijn op vele vlakken beperkt. Het lokaal bestuur kan geen invloed uitoefenen op de werking van de reguliere arbeidsmarkt. Het lokale bestuur heeft enkel een sturende rol en bevoegdheden op het vlak van de lokale diensteneconomie. Het lokale bestuur kan trachten vraag en aanbod in het kader van de lokale diensteneconomie op elkaar af te stemmen. De regierol houdt minimaal in: afstemmen en coördineren van de verdere uitbouw van de diensteneconomie, ontwikkelen van de lokale diensteneconomie en het permanent bekend maken van het aanbod. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) stuurt het arbeidsmarktbeleid. Het lokaal bestuur heeft hier geen impact op. De VDAB doet ook aan trajectwerking voor werkzoekenden, maar dit gebeurt eveneens door andere organisaties. Ook het OCMW doet aan toeleiding en trajectbegeleiding, maar beperkt tot het eigen doelpubliek. De toeleiding en de trajectbegeleiding gebeuren vaak in een werkwinkel waar VDAB, OCMW en ATB (dienst die werkzoekenden met een arbeidshandicap begeleidt naar een gepaste tewerkstelling via een traject op maat) samen zitten of samenwerken.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
101
Buiten het domein van de lokale diensteneconomie kan het lokaal bestuur sensibiliseren, faciliteren en ondersteunen, maar het heeft hier beperkte bevoegdheden. Wat kan een lokaal bestuur doen om deze problemen aan te pakken? Het lokaal bestuur kan overlegfora samenroepen, organiseren of eraan deelnemen. Het lokaal bestuur zit het Werkgelegenheidsforum voor, wat het mogelijk maakt om doelstellingen en randvoorwaarden voor de werking van de Lokale Werkwinkel te formuleren. Via het Lokaal Sociaal Beleidsplan kan het lokaal bestuur werken aan afstemming tussen de verschillende betrokkenen op lokaal niveau. Het lokaal bestuur moet ook zorgen dat het een goed zicht heeft op de samenstelling van de werklozenpopulatie en van het plaatselijk bedrijfsleven. Het lokaal bestuur kan ook werkervaringsprojecten oprichten of ondersteunen, bijkomende cursussen Nederlands inrichten of ondersteunen, opleidingsinstanties samenbrengen en het aanbod bekend maken. Het lokaal bestuur kan ook trachten werkgevers te sensibiliseren omtrent het tewerkstellen van langdurig werklozen en groepen die zwakker staan op de arbeidsmarkt. Maar ze zijn ook zelf werkgever. Zij kunnen in hun eigen personeelskader ruimte maken voor groepen die minder sterk staan op de arbeidsmarkt. Bij het uitbesteden van opdrachten kunnen sociale voorwaarden (m.b.t. het voorzien van werk voor kansengroepen, het werken met sociale werkplaatsen, en dergelijke) worden opgenomen in de uitbesteding. Welke maatregelen van andere overheden kunnen lokale besturen stimuleren of ondersteunen in hun rol op dit vlak? De Vlaamse en de federale overheid nemen nu al een heel pak maatregelen om een aantal van de vermelde problemen het hoofd te bieden. Er zijn tewerkstellingsmaatregelen voor zwakkere doelgroepen op de arbeidsmarkt, er is het non-discriminatiebeleid, tewerkstellingsstimulansen, subsidies voor werkervaringsprojecten en recent het decreet lokale diensteneconomie. Deze maatregelen werken sterk stimulerend voor lokale initiatieven.
6.5
Gezond leefmilieu
Over het leefmilieu zijn de ervaringen niet zo positief. Het thema werd breed ingevuld. Verkeersveiligheid en mobiliteit, huisvuil en ecologie kregen de meeste aandacht. Het lokaal bestuur heeft geen beslissingsmacht betreffende openbaar vervoer. Een Vlaamse instelling - ‘De Lijn’ - is verantwoordelijk voor bus- en tramvervoer, een federale - ‘De NMBS’ - voor treinvervoer. Prijzen en het aanbod van openbaar vervoer worden dus door andere overheden bepaald. Het is aan die overheden om de toegankelijkheid van dit openbaar vervoeraanbod voor ouderen, rolstoelgebruikers en personen met een handicap te bewaken. Wat betreft de hoeveelheid groen in de gemeente heeft het lokaal bestuur veel bevoegdheden en mogelijkheden, o.a. via ruimtelijke ordening en de inrichting van het openbaar domein. Dus gemeentebesturen die dat willen, kunnen meer ruimte voor groen voorzien. Bij de ruimtelijke ordening moeten wel alle belangen tegen elkaar worden afgewogen. Wat geen makkelijke oefening is. Ook industrie (belangrijk voor werk), mensen die een huis willen bouwen (belangrijk voor de algemene prijzen van de woningen) en landbouwers vragen ruimte en hebben ruimte nodig. Velen willen bovendien enkel groen als het niet ten koste gaat van hun landbouwgrond, hun bouwgrond, hun job…dus ook wij allen maken die afwegingen. De Vlaamse overheid subsidieert via milieuconvenanten groen- en natuurgerichte projecten. Zij zouden bijkomend in andere subsidiesystemen (bv. Stadsvernieuwing) meer aandacht kunnen besteden aan en accenten leggen op ruimte voor groen. Wat betreft de leefbaarheid in het algemeen kunnen de lokale besturen veel zelf doen (groene ruimtes, speel- en sportterreinen voorzien, initiatieven die de sociale samenhang bevorderen opzetten en ondersteunen, het verenigingsleven ondersteunen, …) Vele leefbaarheidsproblemen creëren we als
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
102
burgers vooral zelf en moeten we dus ook samen oplossen door zelf niet in de fout te gaan en door elkaar erop aan te spreken. We denken aan verkeersveiligheid (te snel rijden), gebrek aan netheid (sluikstorten), vandalisme, straatlawaai, burenruzies … De Vlaamse overheid voorziet ook allerlei subsidies voor lokale besturen om hieraan te werken. Afval helpen voorkomen, inzamelen en verwerken is een belangrijke taak voor de lokale besturen. De lokale besturen zorgen zelf of via een samenwerkingsverband of privébedrijf voor de huisvuilomhaling. Zij bepalen ook de prijzen van de huisvuilzakken. Deze dienstverlening kost uiteraard geld en door extra bijdragen aan te rekenen voor het verbruik van huisvuilzakken, wil men bekomen dat iedereen minder afval gaat produceren en aldus minder het milieu gaat vervuilen. Heel wat besturen voorzien in kortingen op de prijzen van huisvuilzakken voor bepaalde doelgroepen die het financieel moeilijk hebben. Even belangrijk is alleszins de preventie- en informatietaak van lokale besturen ter zake. Door informatie te geven over composteren en afval scheiden bespaart iedereen en het milieu wint erbij. De beste manier om afval te voorkomen is er voor te zorgen dat producten milieuvriendelijk verpakt worden. Het is aan de andere overheden om dit te reglementeren. Er is te veel luchtvervuiling. De impact van het lokaal bestuur hierop is zeer beperkt. Andere overheden zijn bevoegd voor de belasting op personen- en vrachtwagens, het fiscaal voordelig maken van bedrijfsvoertuigen, het heffen van milieubelasting, de milieureglementering, ... Het lokaal bestuur kan wel het goede voorbeeld geven door zelf te rijden met milieuvriendelijke voertuigen en door toezicht te houden op lokale bedrijven die hinderlijk zijn via het vergunningenbeleid. Voor wat betreft de zwaarste categorie van hinderlijke bedrijven is het provinciebestuur echter bevoegd. Maar ook bij het vestigingsbeleid voor bedrijven gaat het steeds om een moeilijke evenwichtsoefening tussen enerzijds zorgen voor werk in eigen streek en belastingsinkomsten die toelaten een lokaal beleid te voeren en anderzijds zo veel mogelijk groen, zo weinig mogelijk vrachtvervoer en vervuiling op het grondgebied.
6.6
Gezondheid
Een laagdrempelig en toegankelijk aanbod van gezondheidszorg is belangrijk, zeker voor mensen in armoede. Het aanbod van gezondheidszorg is in grote mate een federale aangelegenheid. Door overleg te organiseren tussen alle organisaties die bij een zorgbehoevende betrokken zijn (samenwerkingsinitiatief in de thuiszorg) zorgt het OCMW ervoor dat de zorgverleners, de artsen en de maatschappelijk werkers elkaars werking beter kennen en beter kunnen doorverwijzen. Zo worden hulpvragers beter en sneller geholpen. OCMW- en gemeentebesturen werken via gerichte preventieacties (in samenspraak met het lokale gezondheidsoverleg) aan de voorkoming en opsporing van ziektes. Ze doen dat via acties in verband met baarmoederhals- en borstkanker, roken en drugspreventie. De Vlaamse overheid stimuleert en ondersteunt de lokale besturen op deze domeinen. Het lokaal bestuur zou door de Vlaamse overheid ondersteund moeten worden in de ondersteuning van mantelzorgers en in de thuiszorg. In de OCMW-ziekenhuizen en vooral de OCMW-rusthuizen is er bijzondere aandacht voor mensen in armoede. OCMW’s garanderen dringende medische hulp aan iedereen. De federale overheid zou de OCMW-rusthuizen moeten erkennen in hun specifieke rol en hun specifiek beleid t.a.v. minder financieel draagkrachtige doelgroepen, die in de privérusthuizen vaak minder welkom zijn. Slechte woonomstandigheden kunnen eveneens bijdragen tot een slechte gezondheid. Ook hier hebben de lokale besturen aandacht voor, onder meer door als OCMW- of gemeentebestuur enkel goede woningen te verhuren. Ook door toezicht uit te oefenen op de bewoonbaarheid van woningen op de privémarkt kunnen lokale besturen misstanden wegwerken.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
103
6.7
Onderwijs
Het onderwijsbeleid is hoofdzakelijk een Vlaams beleid. Lokale besturen zijn wel inrichtende macht voor hun stedelijke en gemeentelijke scholen. De Vlaamse overheid is verantwoordelijk voor de kostprijs, het curriculum en de omkadering van het onderwijs. De Vlaamse overheid werkt aan meer inspraak, aan kosteloosheid en aan de afstemming van onderwijs en arbeidsmarkt, bekommernissen die in de participatie naar voren kwamen. De aangehaalde kloof tussen onderwijs en de echte wereld (praktijkgerichtheid) zou minder dan vroeger moeten aanwezig zijn en wordt bewaakt door de eindtermen. Het gevaar bestaat wel dat de mogelijkheden voor het basisonderwijs om buitenschoolse activiteiten op te zetten zal verminderen, omwille van de invoering van de maximumfactuur. De Vlaamse overheid zou hogere werkingstoelagen voor de scholen kunnen toekennen om dit te voorkomen. Hieraan zou gewerkt worden in 2008 en 2009. Het lokaal bestuur kan overleg organiseren met de scholen over schoolkosten en over onderwijs op maat van doelgroepen met minder behartigde belangen en hieromtrent voorstellen formuleren. Lokale besturen kunnen ook lokale organisaties, verenigingen of tussenpersonen met kennis van de leefwereld van mensen met minder behartigde belangen stimuleren en aanspreken om deel te nemen aan de lokale onderwijsplatforms waar dergelijke zaken besproken worden. Onderwijs is nu al enorm op maat en houdt rekening met verschillende doelgroepen, zeker het basisonderwijs. Natuurlijk is er een verschil tussen scholen op dit vlak, maar dat zou niet groot mogen zijn. De inspectie controleert dit. Maar de verschillende onderwijssystemen en -types hebben elk hun nut. Sommige ouders willen hun kinderen kost wat kost in het gewone basisonderwijs en dat is soms helemaal niet in het belang van het kind. De studietoelagen worden gebaseerd op de inkomenssituatie van twee jaar terug. Dit werd aangepast. Voor studiebeurzen bestaat de mogelijkheid om de aanvraag te baseren op de verwachte inkomsten van het lopend schooljaar. Als een jaar later de echte inkomenscijfers bekend zijn, wordt gekeken of de verwachte inkomsten juist waren ingeschat. Als dat niet zo is, kan/zal het Ministerie de ten onrechte uitgekeerde bedragen terugvorderen. In het kader van de vraag naar gelijke kansen wordt de nadrukkelijke vraag gesteld naar taallessen. Op dit moment zijn er geen wachtlijsten meer voor taallessen Nederlands. Het aanbod is laagdrempelig en goedkoop en is er in alle mogelijke maten. In BSO-, DBSO- en TSO-scholen zijn de meeste personeels- en directieleden heel erg begaan met hun allochtone leerlingen. Discriminatie is een maatschappelijk fenomeen maar mag niet aan bod komen op de school. Daarom ondertekenden vele scholen het charter ‘school zonder racisme’ en namen zij ook actie ter zake. Veel achterstelling van allochtonen ontstaat door de aanvankelijke achterstand in taal en in het omgaan met de cultuur (zij met de onze en wij met de hunne). Allochtonen worden ook minder vaak intellectueel uitgedaagd en aangemoedigd waardoor ze lagere ambities koesteren. Er lijkt vooral nood aan informatie over het terug oppikken van afgebroken schooltrajecten en aan sensibilisering van onderwijs- en CLB-personeel in verband met studieadviezen en oriëntering van allochtonen. De leerplichtregeling is een bevoegdheid van de federale overheid. Lokale besturen kunnen wel ondersteunende initiatieven nemen om werkleercontracten te stimuleren en in hun deeltijds onderwijs aandacht te hebben voor een goede link tussen arbeidsmarkt en onderwijs. Een lokaal bestuur kan veel realiseren door overleg en netwerking te organiseren. Het vraagt tijd om dat van de grond te krijgen maar het loont beslist de moeite. Gemeenten en OCMW’s kunnen ook financieel ondersteunen, bijvoorbeeld met een sociaal onderwijsfonds en/of met instrumenten als cultuurpas en sportpas. Ook schoolopbouwwerk is een belangrijk beleidsinstrument dat zij kunnen inzetten. Via schoolopbouwwerkers kan de brug gemaakt worden tussen school en gezinnen in armoede. De VVSG zal weldra publicaties opmaken en vorming organiseren om lokale besturen te
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
104
ondersteunen in het uitwerken van een lokaal flankerend onderwijsbeleid waarin alle mogelijke acties die zij kunnen ondernemen aan bod komen.
6.8
Culturele en maatschappelijke ontplooiing
De meeste participatiegegevens over dit thema wijzen op tevredenheid. Toch zijn er ook negatieve ervaringen. Belangrijke negatieve ervaringen hebben te maken met de kostprijs van het aanbod en van het vervoer, en het niet laagdrempelig genoeg zijn. Het culturele en vrijetijdsaanbod in het algemeen is onderhevig aan de markt van vraag en aanbod. De lokale overheid heeft hier weinig invloed op. Evenmin op de vervoerskost. Er is ook een vraag naar infrastructuur voor allerlei activiteiten. Dit is echter een zeer dure aangelegenheid. De lokale middelen kunnen vaak beter ingezet worden op ondersteuning van bestaande initiatieven en infrastructuur onder bepaalde voorwaarden, waardoor aan de verschillende doelgroepen de ruimte kan worden gegeven om zich te ontspannen en te ontplooien op dit vlak. Infrastructuur op maat van alle verschillende, specifieke doelgroepen is niet haalbaar en zou bovendien stigmatiserend werken. Wel moet via overleg en een goede planning door het lokaal bestuur worden gegarandeerd dat alle groepen zo goed mogelijk kunnen aan bod komen in de aanwezige infrastructuur en zo goed mogelijk aan hun trekken komen in het culturele aanbod. Alle overheden kunnen hun steentje bijdragen als goede coördinator en informatieleverancier van het vrijetijdsaanbod. Een goed informatie- en doorverwijzingsbeleid is zeker een belangrijke taak van de lokale overheid. Dit blijkt vaak minstens even belangrijk te zijn voor de toegankelijkheid van het aanbod dan de kostprijs. Bij het uitwerken van het communicatiebeleid over het culturele aanbod moet er aandacht besteed worden aan communicatie op maat van de mensen met minder behartigde belangen. Dit zal vaak betekenen dat meer moet gecommuniceerd worden via tussenpersonen, via organisaties, het OCMW, via de verenigingen en via de populaire massamedia. Los van de communicatie op maat van de doelgroep, moet er ook aanbod zijn op maat van de doelgroep. De lokale overheid moet er in zijn eigen vrije tijds-, sport- en cultuuraanbod op toezien dat ook mensen met minder behartigde belangen inhoudelijk aan hun trekken komen. Dit kan door hen te betrekken bij de programmatie en de totstandkoming van het aanbod en hen te bevragen over drempels. Ook in haar subsidiebeleid zou dit een aandachtspunt moeten zijn. Uiteraard kunnen lokale besturen ook participatiedrempels wegnemen via een aangepast tariefbeleid (via passystemen of met middelen socio-culturele participatie), via goede subsidiereglementen, via een decentraal beleid (cultuur en sport in de wijken en dicht bij de mensen aanbieden ipv de mensen naar het sport-, cultuur- of gemeenschapscentrum leiden). Welke maatregelen van andere overheden kunnen lokale besturen stimuleren of ondersteunen in hun rol op dit vlak? De cultuur- en sportinfrastructuur zouden goedkoper kunnen gemaakt worden door verlaagde BTWtarieven voor overheidsinitiatieven aan te rekenen. Dat zou lokale besturen meer mogelijkheden geven om in infrastructuur te voorzien en om aangepaste tarieven te hanteren voor financieel zwakkere groepen. De andere overheden zouden de verschillende stimulansen die gegeven worden om de sociale, sportieve en culturele participatie van mensen met minder behartigde belangen te bevorderen, beter op elkaar moeten afstemmen. Al die verschillende systemen veroorzaken voor OCMW’s en gemeenten veel bureaucratie en papierwerk. Dat vraagt mensen en dus middelen van de lokale overheden die ze anders zouden kunnen investeren in een beter en toegankelijker vrijetijdsaanbod voor de groepen die het meest nodig hebben.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
105
6.9
Juridische bijstand
De overgrote meerderheid van de ervaringen met juridische bijstand zijn negatief. De dienstverlening die de OCMW’s voorzien (zitdagen) wordt positief geëvalueerd. De rol van de lokale overheden op dit vlak is voor het overige beperkt.
Dit rapport heeft vooral inspiratie en motivatie voor een sociaal beleid. In dit kadertje geven we een aantal tips hoe de resultaten kunnen worden gebruikt in plandocumenten. Belangrijk is om weten is dat participatie kan in elke beleidsfase. Bijvoorbeeld kunnen groepen met minder behartigde belangen: bij de voorbereiding mee het probleem formuleren bij de planning mee keuzes maken bij de uitvoering een concrete maatregel mee uitwerken bij de evaluatie mee de positieve en negatieve punten van de genomen maatregelen bepalen. De resultaten van Grondrechtenboom kunnen gebruikt worden als: Onderdeel of aanvulling bij omgevingsanalyses (voorbereiding) Instrument om mee prioriteiten te bepalen (planning) Instrument om het participatieplan van het lokaal sociaal beleidsplan in te vullen (planning – uitvoering - evaluatie).
Onderdeel of aanvulling bij een omgevingsanalyse (voorbereiding) De resultaten van de Grondrechtenboom kunnen gebruikt worden als onderdeel of aanvulling van de omgevingsanalyse:
Uit de resultaten kan je aflezen welke thema’s door de groepen worden aangekaart. Over welke grondrechten veel en weinig signalen worden gegeven en welke thema’s binnen die grondrechten vooral worden aangekaart.
Daarnaast kan je uit de resultaten aflezen welke de positieve en negatieve signalen de bevraagde doelgroepen uitzenden. Dit betekent dat niet alle signalen vaststaande waarheden zijn, wel dat er achter dat signaal een probleem of oplossingsmogelijkheid zit.
Ook kan je uit de resultaten leren welke invulling de bevraagde groepen met minder behartigde belangen geven aan de sociale grondrechten.
Instrument om mee prioriteiten te bepalen in een beleidsplan (planning) In de fase van het bepalen van prioriteiten en doelstellingen of het uitschrijven van de planning kunnen de resultaten op de volgende manier gebruiken.
Wanneer de omgevingsanalyse klaar is kan je de resultaten van de Grondrechtenboom naast de omgevingsanalyse leggen en de beleidskeuzes aftoetsen aan beide kaders. Wanneer een aantal beleidskeuzes al gemaakt zijn, kunnen deze worden afgetoetst aan de resultaten van de Grondrechtenboom. Corresponderen ze of merk je interessante aanvullingen? Als je tegenstellingen merkt is dit het onderzoeken waard hoe dit komt.
Instrument om het participatieplan van het lokaal sociaal beleidsplan in te vullen (planning – uitvoering – evaluatie) In het participatieplan van het lokaal sociaal beleidsplan is het belangrijk aan te geven op welke manier je groepen met minder behartigde belangen bij het lokaal sociaal beleidsplan wilt betrekken. Een goed kader hiervoor is de participatieladder41. Er bestaan verschillend niveaus van participatie, die gaan van informeren tot zelfbeheer.
41
Sven Germonpré, Eric Goubin en Marc Rubben, Van schietstand tot denktank, bewonersplatforms als inspirerend model voor steden en gemeenten, Een initiatief van de Stad Veurne, in samenwerking met Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen en Memori (onderzoekscentrum Katholieke Hogeschool Mechelen)
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
106
7 Aanbevelingen
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
107
7
Aanbevelingen
Versterk mensen met minder behartigde belangen Om hun recht op participatie waar te maken dienen mensen met minder behartigde belangen zich te organiseren om hun aanwezigheid in het beleid te verzekeren en hun belangen te behartigen. Ze hebben daarbij recht op en de nood aan ondersteuning. Het project Grondrechtenboom is in dit opzet geslaagd 42. Door de gemeenschappelijke aanpak zijn in Oost-Vlaanderen een grote groep mensen met minder behartigde belangen in dialoog gegaan over hun toegang tot de sociale grondrechten. De resultaten van de dialoog zijn gesystematiseerd verwerkt en actief gecommuniceerd naar beleid en derde actoren. Realisaties waarin elke organisatie op zich niet zou geslaagd zijn. Deze meerwaarde moeten we ook waarmaken bij de uitvoering van het (lokaal) sociaal beleid. Belangenbehartiging is een zaak van samenwerken in diverse verbanden en initiatieven. Ondersteuning bij het recht op participatie behoort tot de kernopdracht van bepaalde organisaties. Samenlevingsopbouw, Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, Welzijnsschakels, ODiCe, Plazzo … Andere organisaties (OCMW, Leerpunt, CAW …) die groepen met minder behartigde belangen bereiken kunnen een bijdrage leveren aan hun belangenbehartiging door hen te informeren over het ondersteuningsaanbod, door hen te vormen … Naast een goede ondersteuning zijn er op het gebied van wet- en regelgeving initiatieven mogelijk die rechtspositie van groepen met minder behartigde belangen kunnen versterken. Een actief en vraaggericht communicatiebeleid dat beleidsinfo beschikbaar stelt als de vrager ze nodig heeft, een automatische rechtentoekenning die rechten toekent zonder de administratieve mallemolen en een onafhankelijke controle op de toepassing van de wetgeving (bijvoorbeeld de huurwet) zijn drie domeinen waarbinnen de overheid maatregelen kan nemen die de positie van groepen met minder behartigde belangen kan versterken. Investeer in beleidsparticipatie Beleidsparticipatie kan en biedt een duidelijke meerwaarde! Het leidt tot een beter en democratischer beleid, dat nauwer aansluit bij de noden en behoeften van de mensen met minder behartigde belangen. Bovendien werkt het participatieproces werkt versterkend voor de deelnemers. De wervingsen dialoogmethodes bestaan en zijn beschikbaar. Overheden en organisaties die kiezen voor beleidsparticipatie dienen hiervoor de nodige tijd en middelen vrij te maken. Beleidsparticipatie is geen vrijblijvende keuze. Wil beleidsparticipatie succesvol zijn dan moet het ernstig genomen worden. Beleidsparticipatie moet gaan over thema’s die groepen aanbelangen, het moet duidelijk zijn wat er met de inbreng gebeurt en het participatieproces moet bijdragen tot concrete oplossingen voor reële problemen. Beleidsparticipatie zit ook bij voorkeur ingebed in een lange termijnstrategie. In Grondrechtenboom is er gewerkt met een doelgroepenmatrix en gesystematiseerde bevragings – en verwerkingsmethode. De meerwaarde van deze aanpak zit in de brede, laagdrempelige en productgerichte aanpak. Er is van de deelnemers geen grote inspanning gevraagd. Meer dan 800 mensen zijn 1 tot 2 keer in dialoog gegaan over hun toegang tot de sociale grondrechten. De gemeenschappelijke verwerking van de resultaten en de actieve verspreiding bij beleid en derde actoren zorgden ervoor dat de signalen bruikbaar terecht kwamen. Naast het meer intensieve en procesgerichte groepswerk in bewonersgroepen, armenverenigingen, … is het werken met een doelgroepenmatrix een andere succesvolle manier om groepen met minder behartigde belangen te ondersteunen bij hun recht op participatie. Zeker voor mensen die niet georganiseerd zijn in een vereniging, groep …
42
: Maria Bouverne – Debie Grondrechtenboom : een wederzijds leerproces? niet gepubliceerde tekst
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
108
Dé participatiemethode bestaat niet. Het is steeds afwegen wat de beste aanpak is in de gegeven omstandigheden om mensen met minder behartigde belangen te bereiken. Creatief aanpakken is de boodschap en er zijn organisaties die je daarbij kunnen ondersteunen. We mogen niet in de valkuil trappen van verplichte participatie en een nieuw individueel schuldmodel 43 gaan vormen. Het doel is om groepen met minder behartigde belangen een stem te geven over het beleid dat betrekking heeft op hun situatie. Dat betekent niet dat groepen met minder behartigde belangen verplicht moeten participeren, wel dat alle mensen met minder behartigde belangen de nodige ruimte en ondersteuning krijgen om dit te doen. Voer beleid voor mensen met minder behartigde belangen Door de zwakke sociale positie die mensen met minder behartigde belangen innemen, lopen ze het risico om over de hele lijn uitgesloten te worden uit het maatschappelijke leven. Deze maatschappelijke achterstand ontstaat misschien wel uit een gebrekkige toegang tot één sociaal grondrecht, maar laat zich voelen op vele, zoniet alle, grondrechten. De vele ervaringen en suggesties in de Grondrechtenbomen tonen zeer duidelijk de nood aan een beleid gericht op het toegankelijk maken van de sociale grondrechten voor groepen met minder behartigde belangen. Zij ervaren dagelijks dat grondrechten niet toegankelijk zijn of dat het beleid te weinig is gericht op de verbetering van hun situatie. Tegelijk is duidelijk geworden dat zij vanuit hun ervaringen niet enkel knelpunten maar ook oplossingen voorstellen. Het beleid dient meer rekening te houden met de stem van groepen met minder behartigde belangen om te komen tot een sociaal beleid dat concrete oplossingen biedt voor reële problemen. De agenda ligt er. Het decreet lokaal sociaal beleid biedt de uitdaging en het kader om er met vereende en vernieuwde kracht aan te werken.
43
:Lieve Degrande, Particpatie van armen op het beleidsniveau: het Vlaams Armoedebeleid. In Maria Bouverne – De bie e.a., Armoede en Particpatie, Academia Press, p. 73
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
109
8 Bijlagen
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
110
Bijlage 1 Het doelgroepbereik in Meetjesland
Doelgroep
Sleutelorganisaties
Q
Allochtonen en Asielzoekers
Opvangcentrum Rode Kruis, LOI Sint-Laureins
24
Thuislozen
Huize Emmäus Assenede
9
Armen
Wijkcentrum De Kring
9
Oudergroep
Buren voor Buren
7
Kansengroepen tewerkstelling
MLWB, ABVV, kringwinkel
15
Zelfzorggroepen
Oost-Vlaams Zorgplatform, Platform Zelfzorg Oost-Vlaanderen (Plazzo)
5
Wonen en woonomgeving
Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen, afdeling Meetjesland
7
Ouderen
Seniorenconsulente OCMW Kaprijke / Lembeke
8
Cliënten hulpverlening
OCMW’s Meetjesland
13
Kwetsbare Jongeren
Lejo vzw
8
Oudergroep
Leerpunt Basiseducatie Meetjesland
6
Het doelgroepbereik in Waasland
Doelgroep
Sleutelfiguren
Q
Thuislozen
Honingraat Lokeren
6
Kwetsbare jongeren
Opvangcentrum De Brug Sint-Niklaas
5
Oudergroepen
Dienst maatschappelijk opbouwwerk en integratie Lokeren
7
Armen
Welzijnsschakels Kruibeke, RWO Waasland
3
Allochtonen asielzoekers
en
Onderwijsopbouwwerk Temse, Kajtazi), RWO Waasland
Integratiedienst
Temse,
ODiCe
(Imer
8
Kansengroepen tewerkstelling
Mo-clean, OCMW Sint-Gillis-Waas, RWO Waasland
15
Ouderen
Dienstencentrum De Wilg (Sint-Nklaas), gemeentebestuur Sint-Gillis-Waas, RWO Waasland
8
Cliënten hulpverlening
OCMW’s Waasland, RWO Waasland
10
Zelfzorggroepen
Platform Zelfzorg Oost-Vlaanderen (Plazzo), OZP, RWO Waasland
14
Buurtwerkingen Vlasdam en Hoedhaar Lokeren, Preventiedienst Lokeren
12
Leerpunt Basiseducatie Waasland
14
Wonen woonomgeving Oudergroep
en
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
111
Het doelgroepbereik in de Vlaamse Ardennen
Doelgroep
Sleutelfiguren
Q
Armen
De Vrolijke Kring
33
Ouderen
Buurtwerking Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen, afdeling Ronse
7
Lokale opvanginitiatieven regio Oudenaarde (Ronse, Brakel, Kluisbergen en Zwalm
4
Cliënten hulpverlening
OCMW Oudenaarde en Ronse
7
Kansengroepen tewerkstelling
Kopa Werkwillig, ABVV
12
Buurtsalam Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen, afdeling Ronse
12
Thuislozen
CAW Zuid-Oost-Vlaanderen De Spar
7
Zelfzorggroepen
Oost-Vlaams Zorgplatform, Platform Zelfzorg Oost-Vlaanderen (Plazzo)
4
Oudergroep
Leerpunt Basiseducatie Vlaamse Ardennen
9
Kwetsbare jongeren
Jeugdcentrum Ronse
9
Allochtonen asielzoekers
Wonen woonomgeving
en
en
Het doelgroepbereik in Dendermonde
Doelgroep Allochtonen asielzoekers
Sleutelfiguren en
Q
Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen (afdeling Dendermonde), ODiCe
12
Thuislozen
CAW 't DAK Centrum Van Assche
8
Armen
OCMW Dendermonde, Sociaal Restaurant
11
Oudergroep
Onderwijsopbouwwerk wijkschooltje Donck
Kansengroepen tewerkstelling
Sociale werkplaats Spoor 2 arbeidszorgtraject Asorti
8
Zelfzorggroepen
PLATFORM ZELFZORG OOST-VLAANDEREN (PLAZZO), Oost-Vlaams Zorgplatform
10
Woonaksent, Dendermonde
6
Wonen woonomgeving
en
Samenlevingsopbouw
Samenlevingsopbouw
Oost-Vlaanderen,
Oost-Vlaanderen
afdeling
6
Ouderen
ODiCe
3
Cliënten hulpverlening
OCMW’s Dendermonde
22
Kwetsbare Jongeren
Dageraad Hamme, Kinderhuis Dendermonde
15
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
112
Het doelgroepbereik in de regio Aalst
Doelgroep Allochtonen asielzoekers
Sleutelfiguren en
Q
ODiCe regiohuis Waas en Dender
10
Thuislozen
Sociaal Centrum Geraardsbergen (Huis 13)
4
Armen
Welzijnsschakel Erpe-Mere
15
Kansengroepen tewerkstelling
Teleshop Aalst en De Loods
12
Zelfzorggroepen
Oost-Vlaams Zorgplatform
7
Woonwagenbewoners via ODiCe regiohuis Waas en Dender
7
Cliënten hulpverlening
OCMW Geraardsbergen en Herzele
23
Kwetsbare Jongeren
Straathoekwerk Aalst
9
Ouderen
/
Oudergroep/cursisten groep
Leerpunt Aalst
Wonen woonomgeving
en
13
Het doelgroepbereik in de Regio Gent
Doelgroep
Sleutelfiguren
Q
Allochtonen en Asielzoekers
VormingPlus Gent Eeklo
5
Thuislozen
CAW Artevelde, Klemenswerk
5
Armen
/
Oudergroep
/
Kansengroepen Tewerkstelling
Sociaal tewerkstellingscentrum Het Rak Destelbergen
10
Zelfzorggroepen
Platform Zelfzorg Oost-Vlaanderen (Plazzo)
5
Wonen en Woonomgeving
Sociaal Verhuurkantoor Melle Destelbergen
4
Ouderen
/
Cliënten Hulpverlening
OCMW’s regio Gent, De Kruk Nazareth
4
Kwetsbare Jongeren
De Betsberg
4
In tegenstelling tot de andere regio’s hebben we in de regio Gent meer moeite ondervonden dan de in andere regio’s om groepen samen te brengen. We zien hiervoor vier redenen. Om de regio in voldoende mate aan bod te laten komen, kiezen we ervoor om de stad Gent uit de regio te lichten en apart te bevragen door Samenlevingsopbouw Gent. Het blijkt onderweg zeer moeilijk om groepen samen te brengen in de regio Gent, los van de stad Gent. Ten tweede is het diensten- en organisatieaanbod beperkter in de regio Gent, waardoor er zich minder kansen voordeden om groepen samen te brengen. Ten derde is het netwerk van Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen in de regio Gent zeer beperkt omdat we tot voor de Grondrechtenboom geen werking hadden in de regio Gent. Tenslotte ontbreekt in het kader van de Grondrechtenboom de tijd om groepen samen te brengen.
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
113
Het doelgroepbereik in stad Gent
Doelgroep
Sleutelfiguren
Kansengroepen tewerkstelling Moeders Stedelijke Basisschool Victor Carpentier Wonen en Woonomgeving Mensen met een licht mentale handicap Cliënten hulpverlening Cursisten Leerpunt Mensen met een psychiatrische achtergrond Cliënten hulpverlening
Samenlevingsopbouw Gent, Wijkresto en Co vzw, ’t Oud Postje, de Sportschuur, Buurtdiensten Gent Noord vzw
6
Samenlevingsopbouw Gent vzw, ’t Oud Postje
11
Samenlevingsopbouw Gent vzw, Duurzaam Huis
7
Centrum Basiseducatie Leerpunt
15
OCMW Gent, Emancipatorische Projectwerking (Kempstraat) Centrum Basiseducatie Leerpunt
6 20
DGGZ De Schelp, Aanloophuis Poco Loco
9
OCMW Gent, Emancipatorische Projectwerking (Ledeberg) Gentse Overlegtafel, De Zuidpoort vzw, SIVI vzw, ’t Vergiet vzw, El Ele vzw, Beweging van Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen vzw CAW Artevelde De Wip
9 42
Samenlevingsopbouw Gent vzw, Gensh
8
El Ele vzw CAW Visserij PLATFORM ZELFZORG OOST-VLAANDEREN (PLAZZO) Vzw JONG (Rabot) Vzw JONG (Muide)
6 6 2 15 20
Kras vzw, De Tinten
25
Samenlevingsopbouw Gent vzw, Babelut
17
Intercultureel Netwerk Gent vzw
5
Kras vzw
8
Samenlevingsopbouw Gent vzw, Rabot (Bruggen en Torens)
5
Samenlevingsopbouw Gent vzw, Leiekaai Ouders voor Inclusie CAW Artevelde, Klemenswerk
10 4 14
Vzw Pas Op
5
De Cocon CAW Artevelde Stappen, Habbekrats
8 5 3
Armen Kwetsbare Jongeren Woonen woonomgeving Allochtonen Oudere thuislozen Zelfzorggroepen Kwetsbare Jongeren Kwetsbare Jongeren Asielzoekers, vluchtelingen, mensen zonder papieren Allochtone vrouwen Mensen zonder papieren Armen Woonen woonomgeving Senioren Zelfzorggroepen Dakloze vrouwen Kansengroepen Tewerkstelling Kwetsbare Jongeren Kwetsbare Jongeren Kwetsbare Jongeren
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
Q
4
114
Bijlage 2 Takken Grondrechtenboom Meetjesland
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
115
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
116
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
117
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
118
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
119
Bijlage 2 Takken Grondrechtenboom Vlaamse Ardennen
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
120
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
121
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
122
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
123
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
124
Bjilage 3 Takken Grondrechtenboom Waasland
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
125
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
126
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
127
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
128
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
129
Bijlage 4 Takken Grondrechtenboom Dendermonde
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
130
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
131
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
132
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
133
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
134
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
135
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
136
Bijlage 6 Takken Grondrechtenboom Aalst
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
137
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
138
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
139
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
140
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
141
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
142
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
143
Bijlage 7 Takken Grondrechtenboom Gent
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
144
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
145
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
146
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
147
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
148
Grondrechtenboom - Rapport - November 2007
149
Colofon
Grondrechtenboom is een project van Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen vzw en Samenlevingsopbouw Gent vzw in samenwerking met en met steun van Provincie Oost-Vlaanderen en van Cera. Voor de kwalitatieve verwerking en analyse van het materiaal wordt er samengewerkt met COMPahs: de afdeling onderzoek en ontwikkeling van Arteveldehogeschool.
Het project werd gerealiseerd door Lieselotte Reynvoet, Inge Aertssen, Luc Moerkerke, Stéphanie Staiesse, Lut Vael, Steven Rommel (Samenlevingsopbouw), Tim Vanhove en Veerle Opstaele (Arteveldehogeschool).
Met uitgesproken dank aan allen die een bijdrage leverden bij de realisatie van het project Grondrechtenboom.
teksten:
Steven Rommel, Tim Vanhove, Veerle Opstaele, Lut Vael, Peter Sels
ontwerp rapport:
Yasemin Akkuyu
grafisch ontwerp:
Karakters
foto’s:
David Stockman
info en contact:
Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen vzw Sint-Jacobsnieuwstraat 50, 9000 Gent t
09 265 84 70
e
[email protected]
w
f
09 265 84 79
www.samenlevingsopbouw.be
Samenlevingsopbouw Gent vzw Dok Noord 7, 9000 Gent t
09 223 95 15
e
[email protected]
w
f
09 239 96 72
www.samenlevingsopbouw.be
Provinciebestuur Oost-Vlaanderen – dienst Welzijn Gouvernementstraat 1, 9000 Gent t w
09 267 75 24
f
09 267 75 99
www.oost-vlaanderen.be
verantwoordelijke uitgever:
0710032 - Prov. OVl Rapport_cove2 2
Stan De Neve, Sint-Jacobsnieuwstraat 50, 9000 Gent.
09-11-2007 16:28:55