Deel 4: Gender, levensstijl en sociale netwerken Bernd
Drägestein
(Duitsland),
Renate
Seebauer
(Oostenrijk),
Herbert
Zoglowek
(Noorwegen), Carmen Santamaría (Spanje), Oliver Holz (België)
Inhouden van onderhavig hoofdstuk Bernd Drägestein: In deze bijdrage worden de identiteitsvormende aspecten en de verwerkingsuitdagingen van jongeren tijdens de adolescentie aangehaald en hoe die zichtbaar worden in de wisselwerking met het gebruik van digitale media - hier web 2.0. De centrale vragen zoals bv. “Ziet het gebruik van sociale netwerken bij jongens en meisjes er hetzelfde, gelijkaardig of anders uit?” of “Zijn sociale netwerken een uitdrukking van een bepaalde levensstijl bij jongens en meisjes?” worden nagegaan. Renate
Seebauer:
De
auteur
omschrijft
in
haar
artikel
de
betekenis
van
de
jongerenmilieus en hun zelfpresentatie op de sociale netwerken vanuit Oostenrijkse perspectieven. Met behulp van de eerste sinus-studie verduidelijkt ze dat je niet meer kunt spreken van 'de jongeren', maar dat de actuele jeugdcultuur gekenmerkt wordt door heterogeniteit. Dit heeft effect op de omgang tussen en de presentatie van jongens en meisjes op sociale netwerken. Herbert Zoglowek gaat vanuit Noors standpunt na welke de beweegredenen van de jongeren zijn om het web 2.0 te gebruiken en bericht van verschillend genderbepaald gebruik van digitale media. De virtuele ruimte stelt een experimentele omgeving voor genderonderzoek ter beschikking en heeft dus ook een invloed op levensstijlen, wat via nieuwe onderzoeken in deze bijdrage verder wordt uitgelegd. Carmen Santamaría: Het bijzondere zwaartepunt van deze bijdrage ligt op een eigen onderzoek van genderneutrale en geslachtsstereotype presentaties in samenhang met het web 2.0. Hiervoor focuste de auteur zich op een Engelse tv-serie en een Spaanse voetbalfanpagina als voorbeeld voor haar analyse. Oliver Holz: Zijn bijdrage uit Vlaanderen behandelt aan de ene kant de ontwikkeling van jongerencultuur vanuit een historisch perspectief en aan de andere toont hij het gebruik van digitale media en de genderbepaalde communicatiestrategieën aan aan de hand van actuele statistische bevindingen.
Gender, levensstijl en sociale netwerken Bernd Drägestein (Duitsland) Wat is lifestyle? De levensstijl (lifestyle) kenmerkt de typische culturele en subculturele gedragswijzen en vrijetijdsgewoontes van individuele personen of van een groep. In de levensstijl wordt de waarde- en doelgerichtheid van de verbruiker zichtbaar. De basis voor de beoordeling van de levensstijl is het sport-, vakantie-, media-, werk- en vooral consumptiegedrag. Wat is gender? De sociale geslachtskenmerken en geslachtsrollen worden beschreven via de aanduiding gender. Naast de biologische feiten zijn er ook sociaal-culturele aanduidingen en toeschrijvingen nodig om zichzelf in het algemeen als jongen of meisje binnen een bepaalde cultuur te definiëren. Wat is een sociaal netwerk? In het middelpunt van een sociaal netwerk staat de sociale interactie tussen de individuen of groepen in een bepaalde ruimte. De sociale relaties kunnen op diverse manieren uitgedrukt en gevormd worden. De netwerken vervullen hoofdzakelijk een sociale functie. Een sociaal netwerk is een vlechtwerk van relaties van mensen die onderling
contact
hebben.
Meestal
hebben
mensen
in
zulke
netwerken
gemeenschappelijke doelen of kenmerken. Voor de huidige jeugd is het internet het belangrijkste medium. Hier worden alle andere toegangen tot media, die momenteel bruikbaar zijn, verenigd. Er is een verschil tussen volwassenen
en
jongeren
in
hun
gebruiksgedrag.
Terwijl
bij
volwassenen
het
zwaartepunt meer ligt bij het opzoeken van informatie en communicatie, willen de jongeren daarnaast ook geëntertaind worden (“Youtube”; “Flickr”, “Twitter” enz.). Het internet is een culturele ruimte waarbinnen normen gevormd, gedeeld en aan anderen aangepast worden. Deze cultuur is flexibel. Sociale netwerken zoals “Facebook”, “Twitter”, "Myspace”, “StudiVZ” enz. hebben zich als beslissende factor van een (nieuwe) jeugdcultuur getoond. Onze maatschappij onderscheidt zich momenteel door een moderniseringsproces
en
er
vindt
een
verandering
plaats
van
traditie-
en
kennisbepalingen. De verandering van de maatschappij leidt ook tot vernieuwingen bij waarden en normen en de jeugd is in zo'n geval altijd van groot belang om dat nieuwe te ontwikkelen. Zeker bij het gebruik van internet krijgen we een omkering van de generatieverhoudingen in het gebruik van sociale netwerken: het zijn niet de ouderen (“digital immigrants”) die de jongere generatie dingen leren, maar omgekeerd. De jeugd geeft de nieuwe richting aan (“digital natives”). De nieuwe mediawereld van het web 2.0 is een afspiegeling van de maatschappelijke constructies die op eigen verantwoordelijkheid en ondernemingsgericht handelen zijn gebaseerd. Het doel bestaat erin een actief en verantwoordelijk mensentype te ontwikkeling binnen de nieuwe controlemaatschappij die zich nu ontwikkelt (vgl. Bröckling 2007). De postmoderne succesvolle mens handelt flexibel en met weinig sterke bindingen. Hij vermijdt dat hij zich vastzet. Vooral de culturen van de weblogs, wiki's en
online
sociale
netwerken
vormen
voor
hem
een
hub
voor
zelfpresentatie
en
zelfenscenering (“digitaal exhibitionisme”). De zoektocht naar het eigen voordeel staat vaak in het middelpunt en daardoor worden de contacten en dialogen die zo ontstaan functioneel. De mens zelf wordt een product dat via zelfpresentatie en zelfpromotie probeert persoonlijke successen te behalen. De marktwinst wordt gesteld boven de eigenlijke werkprestatie. Dat wordt algemeen aangevoerd als een kenmerk voor de verandering in een neoliberale ondernemingsmaatschappij. Een goed voorbeeld van dit maatschappelijke proces en als uitdrukking van de verandering is bijvoorbeeld de sociale ruimte van het netwerk “Facebook”, die in grote mate als werktuig wordt gebruikt voor zelfenscenering en zelfpromotie van degenen die daar actief zijn. Hier kunnen individuen, groepen en gemeenschappen zich in de hierboven genoemde zin presenteren. Levensvormen en houdingen van jongeren krijgen hier hun digitale en virtuele uitdrukking, de chat- en contactmogelijkheden bieden een opening naar een consolidatie van de sociale communicatie en eisen de veelzijdige enscenering van de zelfpresentatie van subculturen bij jongeren, die onder elkaar vrij afgegrensd in de sociale netwerken bestaan. Men “ontmoet” elkaar in deze virtuele werelden meestal in gesloten cirkels: de surfer met de surfers, de biker met de bikers, de leerling met de leerlingen van zijn eigen klas,... Dat heeft tot gevolg dat de individuele communities steeds meer uit elkaar gaan en weinig kennis en informatie hebben over de culturele eigenheden en ontwikkelingen van andere. Ze netwerken eerder onder elkaar dan met elkaar (vgl. Hitzler 2005). De online wereld dient als terrein voor de verwerking van ontwikkelingsvragen die ook in de
offline
context
te
vinden
zijn.
De
web
2.0-ruimtes
zijn
voor
jongeren
ontmoetingsruimtes en dus geraken ook de subjectieve ervaringen die “in het echt” of “virtueel” optreden vermengd. De communicatiestructuur gebeurt - zoals gebruikelijk in de digitale wereld - onder beperkte omstandigheden. De beleving met alle zintuigen bij echte ontmoetingen wordt beperkt tot de mogelijkheden van een manier van uitdrukken op mediabasis. De dialogen en de uitwisseling gebeuren met een vertraging in tijd, het ervaren van een onmiddellijke reactie van de tegenpartij/ communicatiepartner heeft gevolgen voor het belevingsproces en leidt vaker tot vergissingen en foute interpretaties. Bij de gevoerde dialogen ligt het zwaartepunt op fotovoorstellingen, beperkte bewijsplicht van hetgeen wordt gezegd en een hoge symboolwaarde. De
opbouw
van
relaties,
contacten
en
gemeenschappen
op
de
zogenaamde
communicatieplatforms van het web 2.0 leidt op basis van deze interactievorm voor veel jongeren eerder tot instabiele en fragiele vriendschappen (“weak ties”). De zoektocht naar erkenning en roem (“vind-ik-leuk-knop”) is voor velen heel belangrijk, maar de relatiezwakke samenhang verplicht ook tot niets bindends. Van belang is hier welke relatie de virtuele vrienden in de realiteit hebben: als men elkaar ook buiten het web 2.0 beter kent, bestaat mogelijk een grotere wens te weten of die persoon zijn trein al dan niet heeft gemist.
Tegelijkertijd bieden de virtuele ruimtes van het web 2.0 vanwege hun opbouw hulpmiddelen en mogelijkheden voor de eigen ontwikkeling van geslachtsrollen en identiteit. De enscenering van schijnwerelden en het wisselspel van (gender)identiteiten openen zelfs voor jongens en meisjes in de adolescentie een sociaal-culturele experimentele ruimte van ongekende afmetingen naast de eigen realiteit en zonder controle van volwassenen. Er kan veel open en onduidelijk blijven. Aan de andere kant vormen de sociale netwerken ook een informatiebron voor ondernemingen, want de gebruikers verdelen kostenloos vrij toegankelijke resultaten die dan voor op maat gemaakte aanbiedingen (bv. reclame) kunnen worden verwerkt door de ondernemingen. Daarbij worden klanten van het web 2.0. vaak volgens criteria zoals bv. geografie (plaats), psychografie (lifestyle), gedrag (motivatie) of demografie (leeftijd, geslacht) ingedeeld, waarbij het geslacht als belangrijkste selectiecriterium wordt gebruikt. Over geslacht: Meisjes en jongens gebruiken het web 2.0. voor hun socialisatie. De sociale netwerken bieden zowel mogelijkheden als risico's voor de identiteitsontwikkeling. Zowel jongens als meisjes maken in de loop van hun adolescentie verdere biologische en sociale rijpingsprocessen door, waarbij ze op het einde de status van volwassenheid krijgen. In het kader van deze ontwikkeling verschijnen, afhankelijk van de levensomstandigheden en -hulpmiddelen verwerkingstaken, die om antwoorden vragen. Deze opdrachten en hun oplossing
staan
altijd
in
een
spanningsveld
tussen
persoonlijke
doelen
en
maatschappelijke uitdagingen. De belangrijkste ontwikkelingstaken in deze periode zijn: (emotionele) loskomen van het ouderlijk huis; Bevestiging & erkenning buiten het ouderlijk huis; Relaties/ vriendschappen met peers van beide geslachten opbouwen; Eigen waarden & normen ontdekken; Zelfstandige organisatie van het sociale gedrag, zelfbepaling; Experimenteren met inhouden binnen de spectra van jeugdcultuur; Omgang met risico's; Zoektocht naar geslachtsrollen; Seksualisatie van het leven; Intieme relaties opbouwen; Eigen toekomstperspectieven ontwikkelen; Zelfreflectie/ zelfexploratie; Zinvinding. Als men deze “opdrachtenlijst” van de adolescentie nauwkeuriger bekijkt en ze vergelijkt met de interactievormen of -inhouden van jongeren in bekende sociale netwerken, dan wordt
duidelijk
welke
taken
binnen
het
kader
van
de
digitaal-sociale
communicatieplatformen voor het individuele ontwikkelingsproces worden aangepakt. De sociale netwerken bieden in vergelijking met de periode zonder internet compleet andere mogelijkheden om ontwikkelingstaken aan te pakken en vorm te geven. In het web 2.0 vormen de gebruikers hun milieu mee en creëren ze ook een deel van hun digitale omgeving. Vanuit dit oogpunt kunnen de activiteiten van heel wat jongens en meisjes, die het internet en vooral de ruimtes en instrumenten van het web 2.0 gebruiken, begrepen worden als een verwerkingsmogelijkheid voor hun individuele sociaalemotionele ontwikkeling. Hier voldoet het aanbod aan de grote belangstelling van de jeugd en de heersende levensstijl. Hoe gebruiken jongens en meisjes sociale netwerken? Enkele voorbeelden: Jongens (12-18 jaar) hebben op “Facebook” eerder de neiging tot volgende manieren van gebruik: zijn eerder op zoek naar nieuwe vriendschappen, en neigen eerder tot een flirt; publiceren weinig persoonlijk beeldmateriaal, video's en multimediale symbolen; vervangen hun profielfoto op hun account minder vaak; zijn naar verhouding minder vertegenwoordigd in sociale netwerken; beschermen hun privésfeer op het account minder; formuleren de tekstberichten dwingender. Meisjes (12-18 jaar) hebben op “Facebook” eerder de neiging tot volgende manieren van gebruik: hebben eerder de neiging naar sociaal netwerken; zijn kwantitatief meer vertegenwoordigd op het web 2.0.; wijden zich meer aan hun bestaande vriendschappen of frissen die op; schrijven wat minder tekstboodschappen, uploaden meer foto's en gebruiken meer symbolen (bv. smileys); de berichten zijn eerder positief geformuleerd; beschermen hun privésfeer grondiger. Momenteel zijn er nog geen wetenschappelijke gegevens uit langetermijnstudies over de mogelijke gevolgen van social networking. Feit: De mogelijkheden en instrumenten die het web 2.0 voor de ontwikkelingsopdrachten van jonge meisjes en jongens bieden, voldoen aan heel wat behoefden van de jongeren van deze leeftijd. In uitgebreide zin dienen de sociale netwerken met hun kansen en risico's als
een
soort
digitale
socialisatieagentschap
voor
de
gebruikers.
Vanuit
deze
perspectieven bekeken wordt duidelijk dat de deelname aan sociale netwerken vanwege de grote
steun
en
het
motto 'ook-erbij-willen-horen” tegemoet
komt
aan
lifestyletrend, waaraan momenteel slechts weinig jongeren zich kunnen onttrekken.
een
Literatuurlijst Andreschko, A. (2012). Identitätsbildung und Individualisierung digitaler Jugendkulturen, Studienarbeit., Norderstedt. Bröckling, U. (2007). Das unternehmerische Selbst. Frankfurt am Main. Hepp, A. Kommunikationsnetzwerke und kulturelle Verdichtungen: Theoretische und methodologische Überlegungen. In: J. Ruhse & C. Stegbauer (uitg.) (2011). Kultur und mediale Kommunikation in sozialen Netzwerken. Wiesbaden. p. 13-29. Hitzler, R.; Bucher, T. & Niederbacher, A. (uitg.) (2005). Leben in Szenen – Formen jugendlicher Vergemeinschaftung heute. Wiesbaden. Lampert, C. (2009). Soziale Beziehungen im Netz. In: proJugend, 2, p. 9-11. Röll, F. J. (2010). Aufwachsen in der (Medien-) Gesellschaft. In: G. Cleppien & U. Lerche (uitg.). Soziale Arbeit und Medien. Wiesbaden. p. 23-35. Lampert, C. (2009): Soziale Beziehungen im Netz. In: proJugend, 2, p. 9-11.
Jongerenmilieus, zelfenscenering en sociale netwerken Renate Seebauer (Oostenrijk)
Een Oostenrijkse jeugd op zich bestaat niet. “Wij moeten afscheid nemen van de eenduidigheid. De huidige jeugd is hybride”, meldt jongerenonderzoeker Bernhard HEINZLMAIER op 4 april 2013 in het kader van de presentatie van de eerste Oostenrijkse Sinus-milieu1-jongerenstudie (uitgevoerd door de instituten T-Factory en Integral in de herfst 2012; omvang steekproef: 50 kwalitatieve bevragingen en 1500 online interviews; leeftijdsgroep: 14-29). Volgens BARTH, bedrijfsleider bij de “INTEGRAL Marktforschung”, kunnen er zes jongerenmilieus van elkaar onderscheiden worden; ze hebben verschillende strategieën ontwikkeld in de omgang met maatschappelijke onzekerheden en tegenspraken. De “digitale individualisten” (18 %) storten zich in offensief experimenteren en creatieve wereldexploratie en voelen de zekerheid dat ze op basis van hun goede opleiding en de sociale contacten van hun ouders wel een goede plek in de samenleving zullen vinden. De “adaptief-pragmatische” jongeren (18 %) - hun ouders vertegenwoordigen vaak “de middenlaag van de samenleving” - reageren op de onzekere relaties met een defensief veiligheidsstreven, ze richten zich op het maakbare, zijn bijzonder flexibel, ijverig en bereid tot aanpassen. De spontane, emotionele, op de eerste plaats in het nu levende “hedonisten” (21 %) vaak uit kwetsbare sociale lagen - wijzen de waarden van de mainstream af en zoeken een overlevingsniche in een wereld die ze vaak als vijandig ervaren. “Dat zijn de moderne jongeren van de onderlaag. Degenen die men vroeger proletariërs noemde”, meldt BARTH. Ze hebben nauwelijks toekomstperspectieven, leven van moment tot moment en belonen zichzelf met consumptie en plezier. “Het is een cultureel verpauperd proletariaat. Je kent ze uit het ATV-programma 'Saturday Night Fever'”, zegt HEINZLMAIER. Voor de “conservatief-burgerlijken”, die nog steeds 17 % van de jongeren en jongvolwassenen vormen, is zelfdiscipline belangrijker dan zelfontplooiing; ze houden vast aan de oude orde, zijn zich bewust van familie en heimat en hebben een bewust conservatieve levensstijl. Verder vermeldt de studie de groep van de carrièregerichte “performers” (15 %) van goede sociale komaf, die niets en niemand kan breken en de kleine groep van de “postmateriëlen” (10 %), die zich tegen de tijdsgeest afzetten en materialisme en consumptie heel kritisch bekijken.
1
“Sinus-milieu” is een begrip uit het markt- en sociale onderzoek en beschrijft naast geografische, sociodemografische en relatiebetrokken segmenteringsvariabelen ook variabelen uit de leefwereld (vgl. Edmund Husserl, Alfred Schütz). Sinus-milieus groeperen mensen die een gelijkaardige levensopvatting en levenswijze hebben (waardegerichtheid, dagelijkse instellingen: over het werk, het gezin, vrije tijd, geld en consumptie).
De zes verschillende types hebben echter een ding gemeenschappelijk: ze dragen allemaal de sporen van de crisis en voelen een drang tot performatieve existentie, of zelfpresentatie. Aangezien eindexamens minder belangrijk zijn, is performance belangrijk; ze hebben er geen probleem mee om waarden die vroeger niet samengingen, te mengen - bv. de combinatie van traditioneel plichtsbewustzijn en individuele zelfverwerkelijking. Zoals de studie heeft aangetoond, waarderen niet alle jongeren het internet en sociale netwerken. Jonge Oostenrijkers brengen gemiddeld 275 minuten per dag door op het internet; een op twee was meerdere keren per dag actief op sociale netwerken (vnl. Facebook). Betreffende het gebruik van sociale netwerken werden er grote verschillen zichtbaar tussen de jongerenmilieus: “conservatief-burgerlijken” en “postmateriëlen” zijn al vanaf het begin sceptisch tegenover Facebook en co., voor “performers” is vooral het informatieaanbod op internet relevant, Facebook en andere sociale netwerken worden door
hen
doelgericht
gebruikt
voor
netwerken
die
professioneel
relevant
zijn.
“Hedonisten” zoeken naar spel en ontspanning, waarderen de spelletjes op Facebook en posten graag. “Adaptief-pragmatischen” gebruiken sociale netwerken om voortdurend in contact te blijven met hun vriendenkring. Alleen voor de “digitale individualisten”, die ook het meeste tijd op internet doorbrengen, maken sociale netwerken in elk opzicht integraal deel uit van hun dagelijkse organisatie. Elk Sinus-milieu heeft een typische manier om zich te kleden, heeft zijn eigen muziek, zijn speciale woonstijl en een typisch consumptiegedrag... (vgl. Integral/t-Factory: Medieninformation van 4.4.2013; Jugendstudie: „Hedonisten sind die neuen Proletarier”, In: “Die Presse”, gedrukte uitgave van 05.04.2013). Ook individuele Oostenrijkse gewesten geven opdracht tot “jongerenstudies”; exemplarisch moet op deze plaats gewezen worden op enkele resultaten uit de “Oberösterreichischen Jugendstudie 2012” (n=900 | representatief voor de BO-se jongeren van 14–22 jaar | maart/ april 2012, representatieve bevraging van de BO-se jongeren). Communicatie
met
leeftijdsgenoten
en
de
ontspanning
zijn
de
top
in
de
lievelingsactiviteiten van de jonge Boven-Oostenrijkers; genoemd worden passieve vrijetijdsactiviteiten (muziek beluisteren, grondig uitslapen, luieren, tv-kijken), maar ook bezoek van vrienden en kennissen, feestjes en party's, op internet surfen worden heel vaak genoemd. Tijdschriften lezen, gezelschap- en kaartspelletjes, de krant lezen, theater- en concertbezoek en knutselactiviteiten in de vrije tijd wordt slechts door een minderheid van de jonge generatie gedaan. De lievelingsactiviteiten variëren volgens leeftijd en geslacht:
Jonge vrouwen houden zich in hun vrije tijd - in tegenstelling tot hun mannelijke leeftijdsgenoten - eerder bezig met shoppen en wandelen; ze gaan vaker bij vrienden koffie drinken, bellen, bezoeken vaker vrienden en familie en lezen vaker een boek.
Jonge mannen neigen eerder naar DVD's kijken, videospelletjes; ze doen aan sport en bezoeken sportevenementen of rijden rond met hun brommer of auto.
Jongeren van 16 jaar of jonger zijn vaker met de fiets onderweg, spelen vaker videospelletjes, maar voeren minder vaak gesprekken over belangrijke zaken en zijn minder vaak te vinden in een koffiehuis of in disco's dan de oudere jongeren.
Goede vrienden en bekenden hebben en zich gezond voelen gelden bij BO-se jongeren als nastrevenswaardig (bij meer dan 80 procent van de bevraagden uitdrukkelijk vermeld) - daarop volgen een harmonieus gezinsleven, eerlijkheid, een goede opleiding en succes op het werk. De vrijetijdsgedachte (voldoende vrije tijd, geen overbelasting door het werk) is tegenover een vergelijkbare studie uit 2009 duidelijk toegenomen, de zekere werkplaats en de sociale zekerheid zijn daarentegen afgenomen.
Jonge vrouwen streven eerder naar een harmonieus gezinsleven, sociale zekerheid en acceptatie en erkenning door anderen dan hun mannelijke collega's van dezelfde leeftijd.
Voor de mannelijke generatie bestaan de levensdoelen vooral uit een goed salaris, een carrière en het creëren van eigen bezit.
Literatuurlijst Integral/t-Factory, Medieninformation 4.4.2013: http://www.integral.co.at/downloads/Pressetext/2013/04/Pressetext_Sinus_Milieu_Jugendstudie_2 013_-_Apr_2013.pdf Jugendstudie: „Hedonisten sind die neuen Proletarier“, In: „Die Presse“, gedrukte versie van 05.04.2013. OÖ JUGENDSTUDIE 2012, uitgevoerd door IMAS International, maart/ april 2012: http://jugendarbeit.ooejugend.at/fileadmin/Jugendreferat_Resourcen/Daten/Infos/Jugendstudie/Jugendstudie_2012.pdf Verdere studies: NÖ Jugendstudie 2012: 2 delen: http://www.jugend-ok.at/?p=1392 Institut für Jugendkulturforschung (uitg.) Jugendstudie Wien 2012: Jugend zwischen Pop, Job und Politik: http://jugendkultur.at/wp-content/uploads/jugendstudie_wien_2012_Studienkommentar.pdf
Opmerkingen uit Noorwegen... Herbert Zoglowek (Noorwegen)
Volgens een nieuw onderzoeksbericht van het Europese project EUkids online gebruiken Noorse jongeren in de leeftijdscategorie van 13 tot 16 jaar het vaakst SNS (social networks sites), namelijk 92 % (http://www.medialiteracynetwork.org/images/stories/ pdf/ShortSNS.pdf). 82 % van deze jongeren is bij Facebook aangemeld. 45 % heeft 100 of meer contacten met andere deelnemers via dit platform, en 41 % van deze contacten is uitsluitend online, dat wil zeggen met mensen die ze op een andere manier niet kennen. De Noorse onderzoeker P. Brandtzæg onderscheidt 5 verschillende Facebookgebruikers: “Contactzoekers” (34 %) zijn in de eerste plaats geïnteresseerd in sociale interactie met familie en vrienden; “Toeschouwers” (29 %) zijn over het algemeen altijd alleen op zoek, “surfen” en lezen wat zonder eigen dingen te schrijven; “Meelopers” zijn sporadische gebruikers (23 %) die wel aangemeld zijn, maar bijna nooit actief zijn; “Debatteerders” (9 %) gebruiken Facebook in de eerste plaats voor uitwisseling van gedachten en meningen en voor discussie; Activisten (5 %) brengen heel veel tijd door op Facebook, met verschillende en wisselende interesses, en nemen uiterst actief deel aan het berichten van allerhande. (Brandtzæg 2012) Maatschappelijk-politiek en pedagogisch worden verschillende vormen van mobbing en dreigingen
via
internet
als
bijzonder
problematisch
beschouwd
en
soms
ook
controversieel, in de eerste plaats als het om seksuele pesterijen of seksistische en pornografische foto's gaat. Ook de toenemende afhankelijkheid van Facebook en soortgelijke fora wordt als zeer problematisch gezien, omdat ze tot sociale isolatie, eenzaamheid, asociaal gedrag en zelfs tot psychosomatische klachten kunnen leiden (ook “Facebookdepressie” genoemd). [Voor de betekenis van sociale netwerken voor de ontwikkeling van geslachtsidentiteit en de vorming van een bijzondere levensstijl baseer ik me hieronder op twee studies (masterwerkstukken binnen het nationale onderzoeksproject “Gendering ICT in everyday life”), waarbij over een periode van bijna 6 maanden 12- tot 14-jarige jongens en meisjes van een school in Oslo geobserveerd, ondervraagd en geïnterviewd werden over hun gebruik van en hun houding tegenover digitale media.] Onder de premisse dat zowel het geslacht als de digitale media meninggevend en meningvormend kunnen zijn (Bourdieu 1986; Moi 2002), worden geslacht en digitale media beschreven als (ontwikkelings)concepten die als symbolisch kapitaal moeten worden beschouwd, waarmee in verschillende contexten meningen en waarden kunnen
worden getoond en uitgedrukt. En net in deze zin worden digitale media, en vooral sociale netwerken, vaak door jongeren gebruikt: als plek om te experimenteren en de spelenderwijze ontdekking, definitie en bevestiging van het eigen geslacht. Het is moeilijk om een geslachtsbetrokken toewijzing aan een individuele SNS uit te voeren, aangezien werd aangetoond dat er in verschillende contexten en sociale situaties een verschillend gedrag aan de dag wordt gelegd. Maar er zijn een aantal tekens dat het volgende
geslachtsbepaalde
gebruik
kan
worden
aangenomen:
“bloggen” geniet meer de voorkeur van meisjes. De meeste meisjes gebruiken de blog als zelfpresentatie, die men in de zin van Goffman (1992) kan interpreteren. Back stage geeft deze vorm een gewisse aangenomen anonimiteit. Front stage echter wil men zich graag positiever, of in een zelf gewenste vorm presenteren, en hoopt daarbij erkenning te krijgen via een hoog aantal lezers of aangename commentaren. Een blog kan op die manier ook een vorm van “schijnwereld” zijn, die tegenover de “triviale werkelijkheid” wordt gezet. De realiteit van verschillende getoonde identiteiten moet daarbij niet in vraag worden gesteld, het is eerder een spel met zichzelf, om zichzelf te vinden. “Internetspelletjes” zijn eerder een domein van de jongens. Aan de ene kant zijn internetspelletjes mannelijk georiënteerd, georganiseerd en belichamen ze mannelijke waarden met hun “klassieke” geslachtsrollen. Aan de andere kant wordt dat ook zo gezien en geaccepteerd door jongens en meisjes. Hier kan “mannelijkheid” worden getoond, uitgeprobeerd en versterkt. Als meisjes deze speelplaats betreden en daar standhouden, dat wil zeggen dat ze goed worden in deze spelletjes (bv. CoD: Call of Duty), dan worden ze eerder als “cool” en als gelijke beschouwd. “Facebook” daarentegen is een zone waar beide geslachten in dezelfde mate toegang toe zoeken en vinden, en ook daar het contact met het andere geslacht veelvuldig wordt uitgeprobeerd. Hoewel het oorspronkelijk in de eerste plaats een platform was voor communicatie en sociaal contact, wordt Facebook steeds meer gebruikt om verschillende identiteiten in verschillende sociale contexten en situaties uit te proberen, ook wat verschillende vormen van vrouwelijk en mannelijk betreft. Het aantal lezers van een blog of het aantal vrienden op Facebook wordt als graadmeter van erkenning onder leeftijdsgenoten beschouwd. In het echte leven hoeven deze sociale relaties niet absoluut deze betekenis te hebben, in de virtuele wereld daarentegen zijn ze belangrijk. Daarom moeten ze op het net ook zichtbaar worden. Dat men vaak elke minuut zijn Facebook even checkt is bijgevolg kenmerkend voor de “virtueel bepaalde” levensstijl van jongeren: “Ik ben online, dus ik ben” (vrije vertaling van: jeg er pålogget, altså er jeg (Vetlesen, 2010)). In het verschillende gebruik van digitale media in verschillende contexten kunnen jongeren verschillende vormen van mannelijkheid en vrouwelijkheid uitproberen. Doordat aan een bepaald medium op voorhand al bepaalde geslachtskenmerken worden toegeschreven, worden door hun gebruik ook een bepaald geslacht of bepaalde uitingen van dit geslacht uitgeprobeerd, overgenomen en versterkt. Het geslacht bepaalt bijgevolg de toegang tot bepaalde sociale netwerken en het gedrag daar, en aan de andere kant versterken de sociale netwerken het gedrag dat typisch is voor een bepaald
geslacht, en bijgevolg ook het lidmaatschap bij bepaalde groepen, subculturen en bepaalt het bijgevolg ook de levensstijl.
Literatuurlijst Brandtzæg, P. B. (2012). Social implications of the Internet and social networking sites – a user typology approach. Dissertation Oslo: Universitetet. Darbandi, C. (2012). Digitale medier, identitet og kjønn. Unge tenåringers digitale hverdag i Oslo. SIFO Fagrapport Nr. 3. Kaare, B. H., Brandtzæg, P. B., Heim, J. & Endestad, T. (2007). In the borderland between family orientation and peer culture: the use of communication and peer culture: The use of communication technologies among Norwegian tweens. In: New Media & Society, vol. 9 (4), p. 603-624. Lie, M. (Red.) (2003). He, she and IT revisited: New perspectives on gender in the information society. Oslo: Gyldendal Akademisk. Smedsrud, E. (2012). Sjetteklassingers digitale hverdag. SIFO Fagrapport Nr. 1. Vetlesen, A. J. (2010). (U)sosiale Medier. In Zeitung: Klassekampen 13. juli. http://www.medialiteracynetwork.org/images/stories/pdf/ShortSNS.pdf http://www.nbcnews.com/id/42298789/ns/health-mental_health/t/docs-warn-about-teensfacebook-depression/
Gender en levensstijl op sociale netwerksites Carmen Santamaría (Spanje)
1. Inleiding In dit artikel zal ik gendergerelateerde gedragingen en stereotypes onderzoeken die aanwezig zijn op het net, door te focussen op een willekeurig staal fanpagina's op blogs en sociale netwerksites (SNS). Ik koos voor fanpagina's over voetbal en tv-reeksen, omdat die frequent bezocht worden door jonge mensen (12-18 jaar) en ik stel de resultaten van deze analyse voor in de volgende secties. Blogs en SNS worden gekenmerkt door hun evaluerend gebruik, waarbij zij het internetgebruikers mogelijk maken en hen zelfs aanmoedigen om hun mening te geven over een bepaald onderwerp. Om deze reden vormen ze een ideale bron voor het onderzoek van subjectieve standpunten en, in ons geval, van gendergerelateerde overtuigingen. Mijn staal bevat zowel gegevens in het Engels als in het Spaans. Ik koos ervoor om gegevens over beide talen te vergelijken, met de veronderstelling dat er meer gelijkenissen dan verschillen zijn met betrekking tot evaluatie, aangezien het om mediumgerelateerde gedragingen gaat die het gebruik van communicatieve strategieën en taalpatronen vormen. Mijn focus zal echter liggen op wat tegenwoordig in Spanje aan de hand is.
2. Theoretisch kader Om de uitdrukking van evaluatie te analyseren heb ik eerst theorieën rond goedkeuring en beleefdheid bekeken. De goedkeuringstheorie (Martin en White 2005) gaat de uitdrukking van evaluatie na, die begrepen wordt als “de brede overkoepelende term voor de uitdrukking van de houding of het standpunt, het zicht of gevoelens van de spreker of schrijver over de inhouden of voorstellen waarover hij of zij aan het praten is” (Thompson and Hunston 2000: 5). De beleefdheidstheorie, zoals ontwikkeld door Brown en Levinson (1987), heeft een bruikbaar theoretisch kader opgeleverd voor het onderzoek van de beheersing van gezicht en interpersoonlijke weerklank. Het concept van gezicht staat centraal voor het begrip van de processen die bij zulk werk betrokken zijn. Brown en Levinson (1987: 61) leenden het concept van Goffman (1967) en herdefinieerden het als “het publieke zelfbeeld dat elk lid voor zichzelf wil opeisen.” Ze maakten een onderscheid tussen positief en negatief gezicht. Een positief gezicht is “de wens dat dit zelfbeeld wordt geapprecieerd en goedgekeurd” (Brown en Levinson 1987: 61) terwijl een negatief gezicht “de basisvereiste (is) voor territoria, persoonlijk voorbehoud, rechten op niet afleiding – dus op vrijheid van actie en vrij zijn van oplegging”. Sprekers kunnen ervoor kiezen om positieve beleefdheidsstrategieën te produceren, die “gericht zijn op het positieve gezicht van de hoorder” of negatieve beleefdheidsstrategieën “hoofdzakelijk erop gericht om het negatieve gezicht van de hoorder tevreden te stellen (of het te herstellen)” (Brown en Levinson 1987: 70). In de context van SNS kunnen we verwachten dat gebruikers prioriteit geven aan de behoefte aan het positieve gezicht van hun vrienden en zichzelf, omdat het tot stand brengen en
onderhouden van relaties om diverse sociale vaardigheden vraagt die voldoen aan positieve beleefdheidsstrategieën, zoals het opeisen van gemeenschappelijk terrein, het overbrengen van samenwerking en vervullen van de noden van de hoorder. In vorige onderzoeken,
(Santamaría-García
2013)
vond
ik
een
overtuigend
gebruik
van
goedkeurende bronnen door Facebook (FB)-gebruikers en de prioriteit die gegeven wordt aan
de
uitdrukking
van
positieve
beleefdheid
boven
de
negatieve,
zodat
een
gemeenschappelijk terrein kan worden geclaimd. Heel wat van de onderscheidende kenmerken van FB lijken verantwoordelijk te zijn voor deze resultaten, aangezien ze de productie van goedkeuring en positieve beleefdheid stimuleren bij het uitvoeren van relationeel werk. Een analyse van blogs en fansites met bijdragen door anonieme gebruikers in de huidige studie daarentegen toont heel wat voorbeelden van beledigingen en kritieken die de nood van de geadresseerde aan een positief gezicht bedreigen.
3. Genderbepaalde gedragingen en stereotypes op voetbalfansites Een toertje langs voetbalfansites en -blogs toont aan dat chauvinisme nog steeds de drijfveer is bij de oordelen van heel wat internetgebruikers die hun meningen uiten zonder belemmeringen, verborgen achter de anonimiteit van hun meestal valse identiteiten. Een post als “Wat voor idiote wijvenvoetbalfan ben jij?” toont belachelijk gemaakte stereotypes van vrouwelijke voetbalfans, gebaseerd op de redenen waarom vrouwen zouden beweren van voetbal te houden. Deze stereotypen tonen een chauvinistische interpretatie van de reflecties die de therapeut Jessiva Kasevich publiceerde in het artikel “Wat zit er onder je truitje?”, dat suggereert dat vrouwen enkel van voetbal houden om indruk te maken op mannen en ze te verleiden. Beide artikels en de commentaren hierop tonen wat typisch is in gendergerelatieerde discussies: reflecties op geslachtsbevooroordeeld gedrag krijgen een tegenovergestelde houding die de gendergerelateerde redenen achter de reflecties ontkent en resulteren in nog meer confrontatie van ideeën, wat resulteert in negatieve stereotypen: “vrouwen moeten in hun keuken blijven” is de essentie die een van de commentaren bevat: “Zeg die vrouwen dat ze terug naar de keuken gaan en me een broodje maken”. Op dat punt is het dan makkelijk te observeren dat, of vrouwen nu van voetbal houden omdat het hen interesseert of vanwege de mannen, het een feit is dat chauvinistisch beladen commentaren en reacties bewijzen dat geslachtsbevooroordeelde stereotypes nog steeds diep geworteld zitten in bepaalde geesten en worden verwoord als aanvallen tegen het positieve gezicht, hier de wens van vrouwen om aanvaard te worden. Het portret van de stereotypes van de vrouwelijke fan, dat op deze site wordt getoond, omvat ook heel wat verwijzingen naar seks, zoals geïllustreerd door “The Cock-Crazed Beer Guzzling Borderline Sexual Predator (CCBGBSP) (het penisnijdige bierzwelgende seksuele roofdier met borderline)” or “The Jealous Bitch (de jaloerse tang)”. De eerste wordt gedefinieerd door een verwijzing te maken naar seksueel gedrag “Jij geeft niks om het spel; jij wil alleen maar een zielige vent met een omgekeerde baseballpet in een toilet slepen en hem een theatrale blow job geven voor de lens van een hoop gsmcamera's. Maar jouw methodes zijn verfijnder dan die van de Scary Sadshaw; je wil misschien zelfs de tijd nemen om de namen van de spelers te leren, om te schreeuwen
naar flatscreens, om op en neer te springen en je vrienden te omhelzen als “jouw” team scoort”. “The Jealous Bitch” wordt ook gedefinieerd door een impliciete referentie naar seksueel gedrag: “Jakkes, daar ben je weer, terwijl je helemaal over je stomme vriendjein-truitje hangt en je je lippen afkeurend samenperst terwijl Scary Sadshaws en CCBGBSP vlakbij hem een high five geven na wat indrukwekkende spelletjes. Wie is die slet? Hoe ken jij die meisjes? vraag je, terwijl je ogen over de perimeter dwalen om de potentiële bedreigingen voor de door jouw opgeëiste man te onderzoeken. Als hij zonder jou op café gaat, zal hij uiteindelijk bij een van hen blijven, dat weet je gewoon, omdat jij ooit een van hen was. Bah, vrouwen zijn vreselijk”. Als men op “vrouwen voetbal fans” zoekt in combinatie met de namen van de belangrijkste voetbalclubs van het Verenigd Koninkrijk, krijgt men als resultaat enkele vrouwenvoetbalclubs, maar ook sites met foto's van de “meest sexy vrouwelijke fans” die hun
borsten
showen
(http://www.caughtoffside.com/2011/10/50-of-the-sexiest-fans-
from-world-football/). Op de Spaanse websites vond ik gelijkaardige resultaten. Een opzoeking naar “vrouwen voetbal fans” plus de namen van de belangrijkste voetbalclubs in Spanje levert foto's op van halfnaakte vrouwen, wat bewijst dat de combinatie van “vrouwen” en “voetbalfans” resulteert in seksistische stereotypes. Vrouwen worden niet geportretteerd als vrouwen-fan-subjecten, maar in plaats daarvan als mannen-fanobjecten. De geanalyseerde voorbeelden illustreren een heel frequent gebruik van evaluatie, hetgeen typisch gedrag lijkt voor bloggers en gebruikers van SNS. De evaluatie bevat heel vaak negatieve stereotypes waaraan onze jonge mensen worden blootgesteld via schijnbaar onschuldige fansites.
4. Genderbepaalde gedragingen en stereotypes op fansites voor tv-reeksen Wat het gebruik van fanpaginas op de sociale ruimte van Facebook betreft, heb ik enkele genderverschillen
gevonden
met
betrekking
tot
het
gebruik
van
beoordelende
commentaren. Een willekeurig staal van 100 posts door jongens en 100 door meisjes (12-18 jaar) tonen dat meisjes actievere gebruikers zijn van emoticons dan jongens. De analyse van de gegevens geeft aan dat 97 % van de commentaren met emoticons van meisjes kwam en slechts 3 % van jongens in de Engelse data. Het Spaanse staal toont heel gelijkaardige resultaten, met 96 % van de commentaren met emoticons die gemaakt zijn door meisjes, en 4 % door jongens. Dat bewijst de hypothese dat een mediumgerelateerd gedrag, in dit geval het gebruik van emoticons, het gebruik van een communicatieve strategie vormt en gelijkaardig is in de twee vergeleken talen. De
observatie
van
het
gebruik
van
sociale
netwerken
als
middelen
voor
zelfverpersoonlijking en zelfpromotie toont dat jonge mensen (van 12-18 jaar) voorkeur geven aan bepaalde lifestyles en attitudes die gerelateerd zijn tot wat als seksueel aantrekkelijk wordt beschouwd. Foto's van gebruikers brengen fysieke kenmerken in beeld die mogelijk belangrijk zijn om aantrekkelijk te zijn voor anderen. Daarom lijkt het dat seks gebruikt wordt als een belangrijk selectiekenmerk.
De “like-knop” blijkt een handige tool om erkenning te tonen en te krijgen en om sociale relaties op te bouwen. Het gebruik van smileys heeft een gelijkaardige functie en dient als marker voor beleefdheid en appreciatie voor anderen. Meisjes lijken ook meer persoonlijke foto's en filmpjes te gebruiken dan jongens en ze ook vaker te veranderen. Jongens veranderen hun profielfoto minder frequent. Ze tonen een grotere tendens om onpersoonlijke filmpjes of foto's te uploaden (gerelateerd aan muziek, sport, spelletjes). Meisjes (12-18 jaar) lijken vaker vertegenwoordigd te zijn op sociale netwerksites; ze lijken zich te wijden aan bestaande vriendschappen of die te voeden, terwijl jongens actiever lijken in het verwerven van nieuwe contacten dan in het werken aan hun verderzetting. Dit wordt aangetoond in de Rapleafstudie met een groep oudere vrouwen. Volgens deze studie hebben vrouwen door de band genomen meer vrienden dan mannen en besteden ze meer tijd aan sociale netwerken. Rapleaf denkt daarom “dat vrouwen meer tijd besteden aan het opbouwen van sociale netwerken en het onderhouden van relaties, terwijl mannen liever meer tijd besteden aan het aanknopen van relaties (een transactionele benadering) dan ze te onderhouden”, (niet ondertekend rapport op http://www.marketingvox.com). Wat betreft de inhoud van berichten zou het interessant zijn om onderzoek te doen naar de beoordelende betekenissen zoals ze door jongens en meisjes worden uitgedrukt. Uit de geanalyseerde data blijkt dat meisjes actiever zijn in het tonen van positieve appreciatie voor positieve beleefdheid dan jongens.
5. Conclusie Het lijkt erop dat het net heel wat mogelijkheden biedt voor de ontwikkeling van het sociale leven van adolescenten. Het is interessant te zien dat velen van hen elke dag een hoop tijd en moeite spenderen aan SNS om zichzelf te tonen en hun identiteit op te bouwen. Face-to-facecontexten of telefoongesprekken zijn niet langer de enige manieren om een identiteit te vormen en adolescenten hebben er behoefte aan om ze te volmaken door interactie via internet. De hierboven geïllustreerde analyses resulteerden in de observatie van een pervasief gebruik van erkenningsmethoden voor evaluatie door gebruikers van SNS en blogs en de prioriteit die aan het uitdrukken van positieve appreciatie wordt gegeven tijdens de communicatie met vrienden, om zo gemeenschappelijk terrein op te eisen. Posts op blogs kunnen echter omslaan in dreigend gedrag tegenover het positieve gezicht en in frequente kritieken die genderstereotypes bevestigen. Adolescenten kunnen hieraan worden blootgesteld via schijnbaar onschuldige fanpagina's of blogs voor voetbalclubs en tv-series. Heel wat van de onderscheidende kenmerken van Facebook lijken verantwoordelijk te zijn voor het gebruik van evaluatie, aangezien ze de productie van goedkeuring en positieve beleefdheid stimuleren bij het uitvoeren van relationeel werk. De verschillende bronnen om persoonlijke informatie door te geven, moedigen, samen met emoticons of de “like”-button, de gerichtheid van de gebruikers op het interpersoonlijke aan en
stimuleren de uitdrukking van evaluatie. De analyse lijkt een algemene, altijd groeiende en dwingende behoefte aan te tonen om te evalueren en de resultaten van beoordelende appreciaties via internet te delen. Dat komt mogelijk door het grote potentieel aan beoordelingsmiddelen voor de constructie van solidariteit tussen individuen. Het succes van SNS ligt waarschijnlijk in een grote uitbreiding van hun gebruik van de hierboven vermelde formele mogelijkheden om engagement van gebruikers te stimuleren via de communicatie van attitude.
Literatuurlijst Brown, P. & Levinson, S. 1987. Politeness: Some Universals in Language Usage, 15th ed. Cambridge: Cambridge University Press. Martin, J. R. & White P. R. R. (2005). The Language of Evaluation: Appraisal in English. Hampshire: Palgrave MacMillan. Santamaría-García, C. (2013). A compelling need to evaluate: social networks as tools for the expression of affect, judgement and appreciation. In: Research Trends in Intercultural Pragmatics. I. Kecskes & J. Romero-Trillo (uitg.). Berlin. Mouton de Gruyter. Santamaría-García, C. (2013). Evaluative discourse and politeness in university students' communication through social networking sites. In: Evaluation in Context. G. Thompson & L. AlbaJuez (uitg.). Amsterdam. John Benjamins. Thompson, G. & Hunston, S. (2000). Evaluation: an introduction. In: Evaluation in Text. Authorial Stance and the Construction of Discourse, S. Hunston & G. Thompson (uitg.), 1-28. Oxford: Oxford University Press. Which idiotic lady football fan are you?: http://jezebel.com/im-not-sure-i-fully-understand-this-post-if-it-is-mea-459868069 What’s underneath your jersey? By Jessica Kasevich: http://hoboken411.com/archives/84427 “Supernatural” Fan site: https://www.facebook.com/Supernatural?fref=ts
Jeugd, jeugdcultuur en sociale netwerken in Vlaanderen Oliver Holz (België)
Zoals in deze bijdrage al werd gesteld door Drägestein, Seebauer en Zoglowek, kan de jeugd tegenwoordig in verschillende groepen worden onderverdeeld. Vanuit historisch standpunt kan de jeugd van de jaren 50 als een eerder 'sceptische generatie' beschouwd worden, vragend en zoekend naar een nieuwe identiteit en gekenmerkt door twijfel tegenover alles wat nieuw is. In de jaren 60 kan men de jeugd karakteriseren als de 'generatie van de onbevangenen'. Er kwam een eerste consumptiegolf na de Tweede Wereldoorlog, culturele invloeden waaiden van Amerika over naar Europa (bv. rock 'n roll, klokrokjes); levensvreugde en openheid voor alles wat nieuw is zijn kenmerkend voor deze periode. De benaming 'kritische generatie' bepaalt de jaren 70. Kenmerkend voor deze fase zijn differentiëringen, politieke overtuigingen, politiek protest en de studentenbeweging. De jeugd van de jaren 80 daarentegen kan als eerder 'alternatieve generatie' worden omschreven. Deze 'nieuwe generatie' was politiek kritisch en veeleisend, stond sceptisch tegenover de toekomst en alles wat nieuw was - vooral nieuwe technologieën. Nieuwe politieke thema's zoals het milieu en ecologie zorgden voor een uitbreiding van het politieke begrip. Het blad werd echter opnieuw omgeslagen. Jongeren van de jaren 90 en de millenniumgeneratie kunnen het beste omschreven worden als de 'niet-geëngageerde optimisten'. Ze zijn politiek kritisch en veeleisend, maar niet geëngageerd; ze zijn optimistisch voor de toekomst - en toekomstgericht en hebben een vroeg politiek bewustzijn. Postmaterialistische waarden zoals consumptie, hedonisme en bereid zijn tot risico's komen in de plaats van de traditionele waarden en normen. Jongeren zijn (vandaag) een presentatiegeneratie. Ongeveer 2/3 van de jongeren weet wat er nodig is om in het leven succesvol te zijn. Toch wil slechts 22 % alles opofferen voor de carrière en de professionele kwalificatie met een successtreven zonder voorwaarden. “Het nieuwe tegenover de jaren 80 is vooral dat vandaag prestatie en genot door de jeugd ongeveer als gelijkwaardig wordt gezien.” Een belangrijk aspect dat bijgedragen heeft tot de beschreven veranderingen, is het toenemende zelfbesef tegenover nieuwe media - in het bijzonder sociale netwerken zoals Facebook - met alle gevolgen vandien. Dit alles is niet iets dat specifiek is voor Vlaanderen; integendeel, het is kenmerkend voor de ontwikkelingen in Midden-, Noord-, Zuid- en West-Europa en sinds het begin van de jaren 90 ook voor Oost-Europa. Er bestaat geen Belgische of Vlaamse jeugd en jeugdcultuur. Hieronder wordt op verschillende studies ingegaan, waarin de mediaconsumptie van Vlaamse kinderen en jongeren
bevraagd
genderspecifiek)
werd.
worden
In
de
eerste
geanalyseerd,
plaats
zodat
zullen
wordt
sociale
aangetoond
netwerken in
hoever
(ook het
overeenstemt of verschilt met de mediaconsumptie (inclusief alle aspecten die daarbij horen).
Jeugdwerknet vzw en Graffiti (Jeugddienst) vzw voerden in de herfst van 2011 een representatieve studie uit bij 1495 Vlaamse kinderen en jongeren tussen 12 en 18 jaar. In het totaal namen 12 secundaire scholen uit de verschillende Vlaamse provincies deel aan dit onderzoek. Deze schriftelijke online enquête werd in 2012 uitgebreid met de afname van 30 interviews, zodat de mediaconsumptie van jongeren binnen het gezin geregistreerd kon worden. De studie wordt om de twee jaar herhaald (voor het eerst in 2008), waardoor het mogelijk is te vergelijken. In zover die vergelijkingen hier een interessante ontwikkeling tonen vanuit een specifiek mediagericht standpunt, worden ze in deze bijdrage opgenomen. Bijna alle gezinnen van de bevraagde jongeren hebben thuis een of meerdere tvtoestellen, een computer en internettoegang. Bij vergelijking werd vastgesteld dat de tv op de eigen kinderkamer niet meer zo vaak te vinden is als in 2008. Toen had vrijwel 50 % van de jongeren een eigen tv, terwijl vandaag nog slechts 1/3 van de jongeren een tv heeft. 61 % van de jongeren heeft echter een computer, die voor een deel de functie van de tv heeft overgenomen. Ook het bezit van mp3-spelers is drastisch teruggevallen. De functies van de mp3-speler werden overgenomen door nieuwe gsm-toestellen of smartphones. Mediabezit bij jongeren in 2012 2008 (%)
2010 (%)
2012 (%)
100
99
99
TV in de eigen kamer
39
46
32
GSM
99
97
98
-
85
61
72
89
85
-
-
21
Computer thuis
98
97
99
Computer in de eigen kamer
42
43
61
Toegang tot internet
95
94
99
TV in huis
Mp3-speler Spelconsole(s) Tablet/iPad
Jongeren investeren een hoop tijd in en met media. Op een gewone dag zitten jongeren twee uur voor de tv, ze spelen een uur lang spelletjes, surfen twee uur, versturen 71 tekstberichtjes (sms) en telefoneren twee keer. Dat is slechts mogelijk door de combinatie van verschillende media. De groeiende generatie is een 'multitaskende' generatie. Belangrijk hierbij is dat het betreffende toestel multifunctioneel is. Bij de analyse van het gebruik van de verschillende media viel genderspecifiek op dat de geïnvesteerde tijd voor het gamen een stuk hoger lag bij jongens dan bij meisjes. Meisjes gamen tijdens een gemiddelde week 68 minuten minder lang als jongens.
De studie belicht de meest diverse facetten van het gebruik van media die meest geliefde websites bij jongeren vandaag, het toegenomen gebruik van Twitter, van blogplatforms en van gmail, maar ook het verlies van aandelen in de jongerencommunicatie via Netlog. In
2012
waren
de
volgende
websites
het
meest
geliefd
bij
jongeren
(1.495
ondervraagden): 1. Facebook
1.079
2. Youtube
930
3. Windows Live (MSN, Hotmail)
547
4. Netlog
209
5. Smartschool
143
6. Spele.be/nl
105
7. Moodle
102
8. Twitter
97
9. Wikipedia
81
10. HLN
74
Facebook haalt overtuigend de hoogste plaats in deze ranking. Zoglowek brengt hierboven
Noorse
geclassificeerd
als
Facebookgebruikers 'contactzoekers,
onder
de
toeschouwers,
aandacht.
Die
meelopers,
kunnen
worden
debatteerders
en
activisten' (in navolging van Brandtzæg 2012). Deze indeling kan ook voor Vlaanderen worden toegepast. Het antwoord op de vraag op welke netwerken de bevraagde kinderen en jongeren de afgelopen maand (met login) hebben ingelogd, gaf de volgende ranking: Sociaal netwerk
%
1. Facebook
80
2. MSN
65
3. Youtube
56
4. Skype
25
5. Netlog
22
6. Google+
17
7. Twitter
15
8. Kapaza
10
9. 2dehands.be
8
10. Picasa
8
11. eBay
7
12. Habbo
6
Facebook is duidelijk de meest geliefde, populaire sociale netwerksite. 80 % van de bevraagde jongeren heeft de afgelopen maand met het eigen profiel ingelogd. Netlog, de netwerksite die in 2008 nog op de eerste plaats stond, heeft zo haar koplopersrol afgestaan. Slechts 22 % van de jongeren gebruikte de afgelopen maand zijn Netlogprofiel. In de interviews bevestigden de jongeren dat Facebook 'hipper' is dan Netlog. In tegenstelling tot andere web 2.0-sites gebruiken jongeren Facebook in de eerste plaats om met elkaar te communiceren. Minstens 47 % van de jongeren stuurt elke week een bericht via Facebook en 61 % gebruikt het netwerk om te chatten. Meisjes zijn actiever dan jongens. Het valt op dat 60 % van de meisjes elke maand of vaker foto's uploaden. Bij de jongens is dat slechts 49 %. Meisjes zijn bovendien actiever in het actualiseren van hun status of het posten van berichten. Bij de jongens daarentegen komen volgende activiteiten vaker voor dan bij meisjes: een website aanmaken, vrienden uitnodigen voor een evenement of een link posten. Ook wat betreft de leeftijd kunnen er verschillen worden vastgesteld. Op deze verschillen gaan we hier niet dieper in. Informatie over zichzelf die Facebookgebruikers openbaar toegankelijk maken: Niet
Gedeeld
Gedeeld
Zichtbaar
Weet ik
zichtbaar
met
met
voor
niet (%)
(%)
vrienden
vrienden
iedereen
(%)
van
(%)
vrienden (%) Voornaam
3
25
10
58
3
Familienaam
4
26
10
56
3
Geslacht
5
33
8
49
3
Geboortedatum
7
45
12
29
6
25
40
10
20
5
Foto's
4
58
18
15
4
Links
26
42
9
13
9
Filmpjes
20
48
11
13
7
E-mailadres
36
41
5
10
6
Status relatie
Adres
72
16
2
4
5
Gsm-nummer
71
18
2
3
4
Een ander aspect van het onderzoek is gericht op het verwerven van online vaardigheden. In het algemeen werd duidelijk, dat enerzijds de complexiteit en anderzijds de tijdsinvestering in digitale media de ontwikkeling van online vaardigheden duidelijk beïnvloeden. Het volgende overzicht toont een selectie van de online vaardigheden van de jongeren: Inschatting
Frequentie
Ken ik niet
(max=5)
(maandelijks
(%)
of vaker) (%) Chatten via messager (msn…)
4,52
63
2
Weerbericht zoeken
4,44
43
2
Foto's taggen
4,31
56
2
Wegbeschrijving opzoeken (via google
4,28
35
1
Trein- of busschema online opzoeken
4,27
38
2
Bericht posten op een online forum
3,96
33
6
Online tickets bestellen
3,87
19
2
Filmpjes op Youtube uploaden
3,64
22
6
Online ontleende boeken enz. bij de
3,48
14
11
Bloggen
3,43
20
10
Een tweet op Twitter posten
3,19
19
13
Een QR-code scannen
2,90
9
45
Een website bouwen
2,88
16
9
Via Four-square ofGowalla inchecken
2,80
10
44
maps of mappy)
bibliotheek verlengen
Genderspecifiek moet op de volgende verschillen worden gewezen: Meisjes zijn vaardiger in het chatten (meisjes 68 % versus jongens 58 %) en foto's taggen (meisjes 63 % versus jongens 49 %), terwijl jongens meer ervaringen hebben opgedaan wat betreft het verspreiden en delen van inhouden: filmpjes op YouTube uploaden (jongens 27 % versus meisjes 17 %) of een bericht posten op een online forum (jongens 38 % versus meisjes 28 %).
Zoals Zoglowek aantoont, komt ook dit onderzoek (onder meer) tot de conclusie dat sociale netwerken gedrag dat typisch is voor een bepaald geslacht en het horen bij bepaalde groepen versterken. Zonder twijfel kenmerken ze op die manier ook een heel specifieke levensstijl.
Literatuurlijst (geraadpleegd in mei 2013) http://instituteformediastudies.wordpress.com/2013/01/09/hoe-digitaal-vaardig-en-onlineweerbaar-is-de-internetgeneratie/ http://www.spot.nl/onderzoek/tijdbestedingsonderzoek http://www.apestaartjaren.be/sites/default/files/onderzoeksrapport_apestaartjaren_4.pdf http://www.theeuropean.de/thomas-gensicke/7589-hedonismus-vs-ernst-des-lebens http://www.jugendinfo.be/medien.html http://www.jeugdorganisaties.be/organisatie/graffiti-vzw