groep 3
Handleiding
Kamishibai of vertelkastje
Dierenverhalen van Annemarie van Haeringen: - Onder water boven water - De notenkraker - Het begin van de zee
INLEIDING ............................................................................................ 3 Vertellen met de kamishibai............................................................... 3 1. De voordelen van het vertellen met de kamishibai ...................................................... 3 2. Hoe vertel je een kamishibaiverhaal ............................................................................ 4 3. Wie vertelt het verhaal? ............................................................................................... 6 4. Platen die te gebruiken zijn in de kamishibai ............................................................... 6 5. Welke mogelijkheden biedt de kamishibai nog meer? ................................................. 7
Verhaal: Onder water, boven water ................................................... 7 Het verhaal ...................................................................................................................... 8 Voorbereiding ............................................................................................................... 8 Introductie van de vertelling ......................................................................................... 9 De vertelling ............................................................................................................... 10 Zintuiglijk vertellen...................................................................................................... 10 Tips bij het vertellen ....................................................................................................... 11 Verwerking ..................................................................................................................... 11 Navertellen ..................................................................................................................... 12 Listen bedenken ............................................................................................................ 12 Het verhaal .................................................................................................................... 13 Voorbereiding ............................................................................................................. 13 Introductie van de vertelling ....................................................................................... 14 De vertelling ............................................................................................................... 14 Tips bij het vertellen ....................................................................................................... 15 Verwerking ..................................................................................................................... 15
Verhaal: Het begin van de zee ......................................................... 17 Het verhaal .................................................................................................................... 17 Voorbereiding ............................................................................................................. 17 Introductie van de vertelling ....................................................................................... 18 Zintuiglijk vertellen...................................................................................................... 19 Dramatische verwerking ............................................................................................. 20 Verwerking ..................................................................................................................... 20
Gedichten over de zee ...................................................................... 25 Werkbladen........................................................................................ 26
2
INLEIDING Deze lerarenhandleiding hoort bij het kamishibaiproject. De kamishibai, letterlijk: 'therapie op papier', is een hulpmiddel bij het vertellen van een verhaal aan de hand van vertelplaten. De kamishibai (vertelkastje) is een kijkvenster dat met deurtjes gesloten kan worden. Door een gleuf aan de zijkant worden de vertelplaten er in de goede volgorde worden ingeschoven. Tijdens het vertellen neemt de verteller de platen één voor één weg, waardoor steeds weer een nieuwe plaat te voorschijn komt. Oorspronkelijk was de kamishibaivoortselling een kunstvorm in Japan. De kamishibai werd gebruikt bij het voordragen van lange epische gedichten aan volwassen. Later werd de kamishibai gebruikt door snoepverkopers op straat om hiermee de aandacht van leerlingen te trekken. In Nederland groeit de belangstelling voor het vertellen van verhalen de laatste jaren sterk. Meer nog dan bij het voorlezen van een boek, is er bij het vertellen een intensief contact met de luisteraars. Doordat de verteller niet in een boek kijkt, heeft hij meer oogcontact met zijn publiek en is hij beter in staat om gebruik te maken van verhaalondersteunende technieken als mimiek en beweging. Omdat hij niet vastzit aan een bepaalde tekst, kan hij bovendien beter aansluiten bij zijn publiek en inspelen op reacties. Het werken met de kamishibai kan een brugfunctie vervullen tussen vertellen en voorlezen, tussen de vertelling en het boek. U vertelt het verhaal in eigen woorden, maar kan daarbij steunen op de platen uit het boek. Door de vertelling met de kamishibai worden de leerlingen nieuwsgierig naar het boek. Deze handleiding bestaat uit twee delen. In het eerste deel staat algemene informatie over het werken met de kamishibai. In het tweede deel vindt u suggesties voor het introduceren, vertellen en verwerken van een prentenboek als kamishibaiverhaal. Het project bestaat naast deze handleiding uit een kamishibai (vertelkastje), het prentenboek plus de bijbehorende vertelplaten. Wij wensen u en uw leerlingen veel vertel- en luisterplezier toe!
Vertellen met de kamishibai 1. De voordelen van het vertellen met de kamishibai Kapstok De platen bieden u een kapstok waaraan het verhaal opgehangen kan worden. Magisch karakter De kamishibai maakt van een vertelling een spannende, magische gebeurtenis. Met het openen van de luikjes worden de leerlingen binnengeleid in een nieuwe wereld, te vergelijken met de wereld van het theater als het doek opengaat. Eigen woorden De verteller hoeft zich niet te houden aan de letterlijke tekst in het boek. Door het verhaal in eigen woorden te vertellen, kan de verteller het verhaal naar de belevingswereld van de leerlingen vertalen. Het verhaal kan bijvoorbeeld worden verlevendigd met extra details, en moeilijke of oninteressante passages kunnen worden weggelaten. Visuele ondersteuning De omlijsting van de kamishibai richt de aandacht van de leerlingen op de platen. De platen op A3-formaat zijn zo groot dat ook de details opvallen. Hierdoor worden de leerlingen actiever bij het verhaal betrokken en kunnen leerlingen die het Nederlands minder goed beheersen het verhaal beter volgen. Doordat de verteller zijn handen vrij heeft, kan hij de vertelling ondersteunen met gebaren en bewegingen.
3
Interactie De platen lokken reacties bij de leerlingen uit, die u kunt verwerken in uw verhaal. Hierdoor is het voor de leerlingen eenvoudiger om hun concentratie vast te houden. Vooral jonge leerlingen, leerlingen met weinig voorleeservaring en leerlingen met een korte concentratieboog hebben hier baat bij. Doordat u tijdens het vertellen veel oogcontact heeft met het publiek, is het gemakkelijker in te springen op non-verbale reacties van de leerlingen. Door het oogcontact voelen de leerlingen zich directer aangesproken en zullen ze eerder reageren op het verhaal. U kunt de spanning van het verhaal opbouwen door de leerlingen te laten raden naar het vervolg van het verhaal: de volgende plaat die in het kijkvenster naar voren komt. Door de voorste plaat langzaam weg te schuiven, komt de volgende plaat stukje voor stukje in beeld en kunnen de voorspellingen van de leerlingen nog worden bijgesteld.
2. Hoe vertel je een kamishibaiverhaal Voorbereiding U krijgt grip op het verhaal door de tekst enkele keren te lezen en de prenten aandachtig te bekijken. Analyseer daarna het verhaal aan de hand van de volgende 5 stappen: Stap 1 De expositie De informatie die de leerlingen nodig hebben om het verhaal te kunnen begrijpen. Het is het beginbeeld van het verhaal: toelichting over de plaats, het tijdstip, de personages, enzovoort. Stap 2 Het motorisch moment De eigenlijke start van het verhaal, de gebeurtenis die het verhaal aan het rollen brengt. Stap 3 De climax Het hoogtepunt van het verhaal. Stap 4 De afloop Hoe loopt het verhaal af na de climax? Stap 5 Het eindbeeld De conclusie van de verteller. En zij leefden nog lang en gelukkig...... Kies de platen die u denkt nodig te hebben. Denk hierbij aan de vijf stappen. Sta uitgebreid stil bij de eerste plaat: de expositie van het verhaal. Beschrijf wat er op te zien is, waar het zich afspeelt, hoe het ruikt, wat voor dag het is, welk tijdstip op de dag, wat voor kleren de personage aan heeft, wat voor gevoel hij heft enzovoort. Bedenk hoe u de tijdsprongen tussen de verschillende platen kunt overbruggen. Wat gebeurde er in de tussentijd? Werk steeds toe naar de climax. Verwerk uw eigen herinneringen, beelden, geluiden en associaties in het verhaal. Dat maakt de vertilling vaak extra levendig. Bedenk hoe u het verhaal wilt introduceren; met een spreuk, een lied of een handeling. Bedenk hoe u het verhaal wilt afsluiten, bijvoorbeeld door terug te koppelen naar het begin van het verhaal of door het zingen van een toepasselijk lied of het opzeggen van een spreuk. Vertel het verhaal een keer voor uzelf of voor collega’s en let daarbij op de verteltechniek die u gebruikt. Vertelling Hieronder volgen enkele suggesties die u kunnen helpen bij de voorbereiding van het kamishibaiverhaal.
4
Introductie Creëer een vertelsfeer. Bijvoorbeeld door een beginritueel te kiezen, zoals het aansteken van de ‘vertelkaars’, het zingen van een liedje of het opzeggen van een spreuk of rijmpje. Als de leerlingen een dergelijk ritueel gaan herkennen, weten ze wat er gaat komen en kunnen ze hun gedrag hierop afstemmen. Dit schept een prima context om samen van een verhaal te genieten. Ook het klaarzetten en openen van de kamishibai en een vaste opstelling van de leerlingen voor de vertelkast kan ook een onderdeel vormen van zo'n beginritueel. Na het vaste beginritueel introduceert u het verhaal. Bijvoorbeeld met een gesprekje over het thema van het verhaal, of door samen te praten over de eerste plaat of titel van het verhaal. Door de leerlingen te vragen wat er op de eerste plaat te zien en te horen is, krijgen ze de gelegenheid in het verhaalbeeld te stappen. Andere introductiemogelijkheden zijn het uitvoeren van een bepaalde handeling die in het verhaal centraal staat, of het uitvoren van een spel of lied dat betrekking heeft op de inhoud van het verhaal. Doel van de introductie is dat de leerlingen nieuwsgierig worden naar het verhaal en vertrouwd raken met het centrale thema, zodat ze de rode draad van het verhaal straks goed kunnen volgen. Eventueel kunt u ook bepaalde moeilijke begrippen uit het verhaald van tevoren al spelenderwijs uitleggen (bijvoorbeeld door iets voor te doen of iets te laten zien). verteltechnieken Met behulp van de volgende verteltechnieken kunt u het verhaal op een levendige manier vertellen. oogcontact Als u kunt zien hoe het verhaal bij de leerlingen overkomt, kunt u aansluiten op hun reacties. Afhankelijk van de reacties kunt u een spannend gedeelte van het verhaal wat afzwakken of juist extra aanzetten. zintuiglijk vertellen Laat de leerlingen het verhaal meebeleven door alles zo concreet en tasbaar mogelijk te maken. Zoek in de platen en het verhaal naar zintuiglijke indrukken en vul deze op basis van eigen herinneringen en associaties zelf aan. Wat is er zoal te zien, te horen, te ruiken, te proeven en te voelen? gebruik van handelingswoorden Een verhaal wordt extra beeldend als u woorden gebruikt die actie oproepen, bijvoorbeeld: het water spat en bruist, de slang kronkelt en sist, de olifant tettert met zijn slurf, de schildpad kruipt voetje voor voetje, de vogel pikt met zijn snavel. gebruik van mimiek, beweging en gebaren Door dingen uit te beelden, ondersteunt u visueel uw verhaal. U kunt tijdens de voorstelling een deel uit het verhaal spelen of mimen. stemvolume en intonatie Een verhaal krijgt extra dynamiek als u speelt met uw stemvolume en intonatie. Door ineens te roepen of een hard geluid te maken, kunt u de leerlingen laten schrikken. Door heel zacht te fluisteren, bouwt u de spanning op en nodigt u de leerlingen uit hun oren te spitsen waardoor een samenzweerderige sfeer ontstaat. tempo en ritme Varieer uw tempo, bijvoorbeeld: langzaam vertellen als iemand uit het verhaal heel moe is, vertel snel als een personage haast heeft. Een verhaal krijgt ritme als u herhalingen inlast: zoals een vraag die steeds gesteld wordt, geluiden die terugkomen of een bepaalde spreuk die telkens wordt herhaald. interactie Door het verhaal te onderbreken met vragen en opmerkingen en in te gaan op de spontane reacties van de leerlingen, betrekt u de leerlingen actief bij het verhaal. U kunt hen bijvoorbeeld oplossingen laten aandragen voor een probleem in het verhaal, de link leggen naar hun eigen ervaringen of hen uitdagen te voorspellen wat er in het vervolg van het verhaal gaat gebeuren. U kunt de leerlingen ook vragen een bepaalde handeling samen uit te beelden of een lied uit het verhaal mee te zingen. Natuurlijk moet u er wel voor waken dat de rode draad van het verhaal duidelijk blijft. Te veel zijsprongen leiden de aandacht af en verbreken de spanning. 5
verwerking Een verhaal is niet na de eerste vertelling afgelopen. De leerlingen zijn er nog mee bezig en hebben vaak behoefte na te praten. Op deze manier kunnen zij de gebeurtenissen uit het verhaal een plaats geven. Behalve een gesprek kunnen ook activiteiten naar aanleiding van het verhaal bijdragen aan de verwerking. Met tekeningen of te knutselen kunnen de leerlingen bijvoorbeeld een link leggen naar hun eigen ervaringen. Door het dramatiseren van bepaalde delen uit het verhaal kan de beleving van het verhaal worden verdiept en kunnen bepaalde begrippen en emoties verduidelijkt worden. Het kamishibaiverhaal kan voor de leerlingen ook een brug zijn naar het oorspronkelijke boek. Door het boek te bekijken, herbeleven ze het verhaal nog eens op hun eigen manier en in hun eigen tempo. Bovendien komen ze in het boek misschien platen tegen die bij de vertelling niet zijn gebruikt. Als het verhaal bij de leerlingen in de smaak valt, zullen ze het vaker willen horen. Zeker bij kleuters en peuters is dit het geval. U kunt het verhaal ook door de leerlingen zelf laten vertellen.
3. Wie vertelt het verhaal? De kamishibai is niet alleen voor u, maar ook voor de leerlingen een handig hulpmiddel bij het vertellen. Ga met de leerlingen eens in op verteltechnieken die je kunt gebruiken om een verhaal spannender te maken en laat verschillende leerlingen daarna op hun eigen manier het kamishibaiverhaal vertellen. Wie maakt er het spannendste verhaal van? Hoe komt dat? De leerlingen kunnen met de kamishibai ook in tweetallen of kleine groepjes een verhaal aan elkaar vertellen. Voor de leerlingen kan dit een keuzeactiviteit zijn in de boekenhoek.
4. Platen die te gebruiken zijn in de kamishibai Platen uit een prentenboek In een prentenboek wordt het verhaal grotendeels verteld via de illustraties. Deze illustraties zijn ook te gebruiken als plaat in de kamishibai. U vertelt vervolgens het verhaal in eigen woorden. U kunt ook zelf kamishibaiplaten maken van bestaande prentenboeken, door van de platen (eventueel uitvergrote) kleurenkopieën te maken op A3-formaat. In verband met het auteursrecht bent u dan wel verplicht gebruik te maken van prentenboeken die uitverkocht zijn! Niet alle platen uit een prentenboek zijn nodig voor een kamishibaiverhaal.Vaak is het boeiender om platen weg te laten en daarmee tijdsprongen in het verhaal te maken. Zo laat u meer fantasie van de leerlingen over. Een set van vier tot twintig platen is voor het vertellen van een verhaal een goed uitgangspunt. Ook is het vaak mogelijk een vertelkastje en of vertelplaten te lenen bij de openbare bibliotheek. Informeer hiernaar bij de bibliotheek in uw buurt. getekende platen U kunt ook platen tekenen of schilderen. Het kan een leuke opdracht zijn om met de klas een eigen verhaal te bedenken. Individueel of in groepjes worden daarna de platen geschilderd of getekend. Een andere mogelijkheid is om leerlingen uit de bovenbouw een kamishibaiverhaal inclusief de platen) te laten maken en dat vervolgens aan de jongere leerlingen te vertellen. foto’s Ook is het mogelijk een fotoverhaal met de leerlingen te maken. Dit kan bijvoorbeeld het verhaal van een schoolreisje of een uitstapje zijn, maar kan ook een zelfverzonnen en door de leerlingen in scène gezet verhaal zijn.
6
5. Welke mogelijkheden biedt de kamishibai nog meer? -
-
-
Bijzondere tekeningen die de leerlingen gemaakt hebben, kunnen om beurten een ereplaats krijgen in de kamishibai. Oudere leerlingen kunt u stimuleren om gebruik te maken van de kamishibai bij een boekbespreking of spreekbeurt. Behalve platen, kunnen ook schema's en opsommingen worden getoond tijdens het vertellen. Natuurplaten, bijbelplaten of platen bij thema’s van wereldoriëntatie extra aandacht door ze in de kamishibai te schuiven. plaats op de verjaardag van een kind een foto in de kamishibai. Versier de luikjes met slingers en ballonnen. In de kring vertelt de jarige iets over de foto of over de verjaardag. U kunt de kamishibai gebruiken voor een stokpoppenvoorstelling (met de tekeningen op satéprikkers) tegen een achtergrondtekening als decor.
7
Verhaal: Onder water, boven water Annemarie van Haeringen uit het boek: De koning nodigt je uit
Het verhaal Spin heeft een heerlijke maaltijd voor zichzelf gekocht en verheugt zich erop alles alleen op te eten. Wanneer Schilpad zich net op dat moment aandient, wil Spin niet onbeleefd zijn en nodigt hij Schildpad uit om mee te eten. Schildpad moet echter wel met schone poten aan tafel verschijnen. Intussen doet Spin zich tegoed en laat alleen wat kruimels over. Schildpad neemt wraak. Hij nodigt Spin uit voor een maaltijd aan zijn onder water gedekte tafel. Ook Schildpad stelt zijn eisen aan zijn gast. Spin mag niet met zijn, door stenen verzwaarde, jas aan tafel. De gevolgen van het uittrekken van de jas laten zich raden. De moraal van het verhaal: wie kruimels zaait, zal geen taarten oogsten!
Voorbereiding In dit deel vindt concrete suggesties voor de introductie, de vertelling en de verwerking van het verhaal Onder water, boven water van Annemarie van Haeringen. Om een indruk van het verhaal te krijgen volgt eerst in stappen een analyse van de inhoud. stap 1 De expositie Het is een warme dag, de zon schijnt volop. Het zand is heet, het water lekker koel. Aan de rand van het water woont Spin. Hij heeft een eenvoudig huisje. Een rijtje cactussen zijn buren. Spin heeft verrukkelijk gekookt: aardbeientaart en een schuimtaart, hij heeft een grote pot kersen en een grote schaal slagroom. Hij smult al bij de gedachte om alles in zijn eentje op te kunnen eten: eerst de aardbeien, dan de slagroom. stap 2 Het motorisch moment Net als hij een hap wil nemen wordt er op de deur geklopt. het is Schildpad die uitgeput is en graag een glaasje water lust. truc 1: Spin nodigt hem beleeft uit mee te eten, maar dan moet hij zich wel eerst gaan wassen in de baai. truc 2: Tijdens de tocht door het zand zijn de poten van Schildpad weer vies geworden, Dus stuurt Spin hem terug naar het water, met het advies om voorzichtig op z’n tenen terug te lopen door het gras. Dat duurt namelijk veel langer en het is bovendien een omweg. En een schildpad loopt al niet snel. Als Schildpad eindelijk terug is, heeft Spin het eten al op. De volgende dag op de markt, komt Spin tot de ontdekking dat hij zijn portemonnee vergeten is. Hij vraagt Schildpad geld te leen. truc 3: Schildpad geeft Spin geen geld, maar nodigt hem uit om te komen eten. Onder water wel te verstaan. truc 4: Spin is niet dom en bedenkt een manier om zwaarder te worden; hij stopt allerlei stenen in zijn jaszakken.
8
stap 3 De climax Schilpad zegt dat schildpadden nooit hun jas aanhouden bij het eten: dat is ongezellig. Spin trekt zijn jas uit en drijft vanzelf naar boven. Met het bestek nog in zijn handen en zijn mond half open. stap 4 De afloop Schildpad moet lachen om zijn list. Het is hem gelukt duidelijk te maken dat Spin niet zulke gemene dingen mag uithalen met anderen. Wie slechts kruimels zaait, zal geen taart oogsten, zegt hij dan ook. stap 5 Het eindbeeld Schildpad eet zelf de taarten op, net zoals Spin deed. Maar Spin weet nu wel beter: Een volgende keer zal hij zijn eten delen, zodat hij ook aan de tafel van een ander kan aanschuiven.
Introductie van de vertelling Creëer een vertelsfeer door telkens met een beginritueel de vertelling aan te kondigen. Pak bijvoorbeeld een voorwerp uit de ‘onder water, boven water’-hoek of zeg het begin van het gedicht Sebastiaan van Annie M.G. Schmidt op te zeggen: Dit is de Spin Sebastiaan. Het is niet goed met hem gegaan. LUISTER! Drie mogelijkheden voor de introductie van het verhaal Onder water, boven water a. Praat met de leerlingen over de plaatsen en personages uit het verhaal. In het verhaal komen twee dieren voor: spin en schildpad. Wie van hen woont onder water? En wie boven water? Spinnen wonen gewoonlijk in een web, maar deze spin woont in een heel bijzonder huisje. Welke dieren wonen nog meer onder water? En welke boven water? Maak een lijstje en kijk tijdens de vertelling of de dieren op de platen te zien zijn. b. U kunt tijdens het kringgesprek de deurtjes van de kamishibai al open zetten waardoor de eerste plaat, Spin komt aanlopen met een taart in de hand, al zichtbaar is. Een tweede keer kan een kind de deurtjes openen door middel van het opzeggen van een toverspreuk of de beginregels van het gedicht Sebastiaan. c. Geef de leerlingen de tijd om zelf dingen te ontdekken op de platen: rondom het huis van Spin staan cactussen, de ballonnen lijken op zonnetjes, er fietst een garnaal over de zeebodem. Sta geruime tijd bij de eerste plaat stil. Zo komen de leerlingen spelenderwijs in de sfeer van het verhaal. De informatie uit de analyse kan u hierbij helpen
9
De vertelling Zintuiglijk vertellen Lees het boek van tevoren enkele keren aandachtig door zodat u de volgorde van de platen en het verhaal goed kent. De platen dienen als geheugen-\steun. De tekst in het boek is de basis. Ga in de platen op zoek naar details zoals voorwerpen, kleuren of handelingen. Maak bij de vertelling gebruik van uw eigen herinneringen aan lekkere taarten, aan een dag aan de waterkant en boodschappen doen op de markt. Dat maakt de vertelling gemakkelijker en levendiger. Hieronder vindt u enkele voorbeelden van zintuiglijke elementen die u in uw vertelling kunt verwerken. zien De eerste plaat toont allerlei lekkere taarten: roze, zwarte en witte taarten. Boven water is de grond geel, onder water is het groen/blauwig. Schildpad draagt de handdoek op zijn hoofd om hem schoon te houden. De ballonnen en kraampjes op de markt zijn feestelijk roodgekleurd. Onder water is ook een wereld te zien bijvoorbeeld: fietsende garnaaltjes, vissen met jassen aan. horen Ineens wordt er op de deur geklopt. De marktkooplui prijzen de spullen in de kramen aan: verse sinaasappelen, lekkere broden. Drie halen, twee betalen! Met een harde plons duikt Spin naar beneden. ruiken Spin haalt net een heerlijke taart uit de oven. De geur van appeltaart dringt diep in zijn neusgaten. Als Schilpad door het gras loopt, ruikt hij de taarten die spin heeft gebakken. Uit de kraampjes op de markt komen de lekkerste geuren: vers gebakken brood, meloenen, appels, gebakken visjes. voelen Schildpad is moe want hij heeft uren gelopen. Hij voelt zich moe en stoffig, alles plakt aan zijn lijf. Schildpad fleurt op als hij lekker in het water baadt. Hij wordt weer helemaal fit en schoon. Schildpad voelt zich bedrogen als hij ontdekt dat Spin alles heeft opgegeten. Spin kan niet onder water blijven omdat hij te licht is. Hij drijft telkens naar boven.
10
Tips bij het vertellen Vertel in de tegenwoordige tijd: dat maakt het verhaal spannender. Benoem handelingen en gebeurtenissen zo concreet mogelijk met heldere bewoordingen. Gebruik de herhalingen die in het verhaal staan. Zo bouwt u de spanning op. Mimiek/bewegingen Enkele voorbeelden die u in uw vertelling kunt verwerken: Wijs met een vinger aan waar het huisje van Schildpad ligt: onder water. Maak smak- en smulbewegingen als Spin het eten opeet. Loop net als een Schildpad op uw tenen wanneer hij door het gras loopt. Wrijf over uw buik als Spin vertelt dat hij alles opgegeten heeft. Wrijf met uw handen langs een denkbeeldige handdoek als Schildpad zijn poten afveegt. Maak u groot en log als Spin bepakt met stenen in het water springt. Stemvolume en intonatie Enkele voorbeelden: Praat langzaam als Schildpad moe en stoffig bij Spin aanklopt. U kunt Spin listig laten praten als hij de truc bedenkt en Schildpad adviseert op zijn tenen terug te lopen. Spin praat paniekerig als hij ontdekt dat hij telkens naar boven drijft. Interactie Betrek de leerlingen in de vertelling door op spannende momenten vragen te stellen: Wie zou er op de deur kloppen? Waarom stuurt Spin Schildpad weer terug naar de baai? Zou we nog eten zijn als Schildpad terug is? Zou Schildpad Spin geld lenen? Waarom zou Schildpad Spin onder water uitnodigen? Herhalingen Vertel het verhaal meerdere keren. De leerlingen zullen passages uit het verhaal gaan herkennen. In de verwerking staan enkele mogelijkheden om de leerlingen het verhaal na te laten vertellen of te spelen.
Verwerking Kringgesprek Praat me de leerlingen na over het verhaal. Aanknopingspunten hiervoor zijn: Waarom zou Schildpad Spin onder water uitgenodigd hebben? Schildpad bakt Spin een koekje van eigen deeg. Vind je dat goed of vind je dat gemeen? Wat had jij gedaan als je Schildpad was? En wat als je Spin was? Wie heeft er zelf zoiets meegemaakt? Wat gebeurde er toen? Hoe voelde je je?
Richt een ‘onder water’, ‘boven water’-hoek in. De 'onder water'-hoek Verzamel met de leerlingen zoveel mogelijke ideeën voor de inrichting. Hoe kun je zien dat het onder water is? Wat zou er allemaal in het water kunnen rondzwemmen? Richt de hoek in met een groot blauw doek aangevuld met een grote bak water.
11
De leerlingen: schilderen water met verdunde blauwe verf op grote natgemaakte vellen papier. scheuren golfjes uit blauw zijdevloe papier en plakken die op. tekenen en kleuren onderwaterdieren en –planten knippen de tekeningen uit en spelden ze op het doek of plakken ze op de waterschilderingen brengen plastic visjes en dergelijke mee voor in de waterbak. de ‘boven water’-hoek Verzamel met de leerlingen zoveel mogelijk ideeën voor de inrichting: Hoe kun je zien dat het water is? Wat zou er allemaal op het land rondkruipen en lopen. Richt de hoek in met een gele en bruine doek aangevuld met een bak zand of aarde. De leerlingen: schilderen wolken op blauw papier met witte plakkaatverf schilderen de zon met zonnekleuren, die ze zelf mengen met rode, gele en witte plakkaatverf teken en kleuren planten en dieren knippen de tekeningen uit en spelden ze op de doeken verzamelen takjes en dergelijke voor in de bak met aarde of zand In de hoek kunnen de leerlingen in groepjes het verhaal naspelen of spelen dat ze onder water en/of boven water leven. Het kind dat Schildpad speelt kan te herkennen zijn aan een handdoek op zijn hoofd.
Navertellen Kies een vijftal platen uit die het verhaal vereenvoudigd weergeven. De leerlingen kunnen nu in groepjes of in tweetallen in de onder water-bovenwater hoek het verhaal aan elkaar vertellen. De afbeeldingen en details op de platen kunnen ook aanleiding zijn voor het verzinnen van nieuwe verhalen.
Listen bedenken De leerlingen zitten in een kring. Een kind speelt Spin, een ander kind is Schildpad. Schildpad loopt naar Spin en klopt op de deur. Spin wil net gaan eten: hij heeft drie taartjes (blokjes) in de hand. Schildpad vraagt: Heb je iets te eten voor mij? Spin zegt: Ja, maar dan moet je eerst….. Terplekke verzint ‘Spin’ een smoesje. Bijvoorbeeld: drie rondjes om de kring lopen, tanden poetsen of het raam dichtdoen. Schildpad loopt weg om dat te doen, als hij terug komt zijn de blokjes weg en is het eten dus op. Herhaal dit spelletjes enkele keren. Neem tot slot de smoesjes nog een keer door.
Werkblad zoek de 10 verschillen
12
Verhaal: De notenkraker Annemarie van Haeringen uit het boek: De koning nodigt je uit
Het verhaal De hele zomer trekken Eekhoorn en Aap samen op, maar in de herfst moet Eekhoorn zijn wintervoorraad aanleggen. Aap heeft daarvoor geen tijd en blijft spelen, maar 's nachts als Eekhoorn slaapt, brengt hij diens noten naar zijn eigen holle boom. In de winter als de vermagerde Eekhoorn zijn voedsel zoekt, vindt hij Aap met buikpijn. Deze is zo dik geworden door het eten van de gestolen noten, dat hij door al zijn vraatzucht niet meer naar buiten kan. Eekhoorn, die medelijden met hem krijgt, geeft hem goede raad en leent hem zelfs zijn lievelingsboek met fabels uit. In het voorjaar gaan ze weer samen spelen. Het wordt zomer en opnieuw herfst. Om Aap niet uit het oog te verliezen, gaat Eekhoorn bij hem logeren. 'Liever een dikke vriend, dan een dikke buik'.
Voorbereiding In dit deel vindt concrete suggesties voor de introductie, de vertelling en de verwerking van het verhaal De notenkraker van Annemarie van Haeringen. Om een indruk van het verhaal te krijgen volgt eerst in stappen een analyse van de inhoud. stap 1 De expositie Het is lente, daarna zomer. Aap en Eekhoorn spelen samen in het bos. Springen, slingeren, muziek maken en af en toe thee drinken. Het is een heerlijke zomer. stap 2 Het motorisch moment Dan wordt het herfst. Na de herfst wordt het winter, dan is er geen eten meer in het bos. Eekhoorn begint met noten te verzamelen voor de winter. Aap niet hij speelt. Maar wat doet Aap ’s nachts? Hij graaft alle noten van de eekhoorns op en brengt ze naar zijn huis. Is aap een dief? stap 3 Climax Winter. Aap eet en eet en eet. De eekhoorns niet zij worden steeds dunner. Hoe kan dat? Waar zijn de noten? Eekhoorn gaat bij aap kijken. Wat ziet hij daar? stap 4 De afloop Eekhoorn kruipt naar binnen bij aap. Daar ziet hij de noten en nog veel meer spullen. Hup, door het raam naar buiten. En Aap? Die kan niet weg en heeft erge buikpijn. Hij moet wachten tot hij weer door de deur kan. stap 5 Het eindbeeld Het is lente. Aap en Eekhoorn spelen in het bos. Gaan ze het nu anders doen? Eekhoorn wel, hij gaat bij Aap logeren. Ze zijn dikke vrienden.
13
Introductie van de vertelling Het verhaal speelt zich af in het bos. Creëer een vertelsfeer door enkele takken, bladeren en noten mee te nemen. Drie mogelijkheden voor de introductie van het verhaal De notenkraker a. Praat met de leerlingen over het bos, over de lente, zomer, herfst en winter. Wanneer komen er blaadjes aan de bomen en wanneer de noten? Welke dieren wonen er nog meer in het bos. Kunnen alle dieren in de bomen klimmen? b. U kunt tijdens het kringgesprek de deurtjes van de kamishibai al open zetten waardoor de eerste plaat met Aap en Eekhoorn zichtbaar wordt. Wat zien de leerlingen? wat doen ze samen? Lijkt dat erg gezellig? Zo ja, waarom dan? Zullen we eens verder kijken? c. Geef de leerlingen de tijd om zelf dingen te ontdekken op de platen. Wat doet aap met zijn staart? Wat voor staart heeft eekhoorn? Wat zijn ze aan het doen? Sta geruime tijd stil bij de eerste twee platen. Waarom zou het de notenkraker heten? zullen we verder gaan…
De vertelling Zintuiglijk vertellen Lees het boek van tevoren enkele malen aandachtig door zodat u de volgorde van de platen en het verhaal goed kent. De platen dienen als geheugensteun. De tekst in het boek in de basis. Ga in de platen op zoek naar details zoals voorwerpen, acties, kleur en handelingen. Maak bij de vertelling gebruik van uw eigen herinneringen aan het bos en de seizoenen. Dat maakt de vertelling gemakkelijker en levendig. Hieronder vindt u enkele elementen die u in uw vertelling kunt verwerken. zien de eerste plaat is vrolijk, intiem. Hoe zie je dat? de tweede plaat is geel. Als de zon schijnt denken we dat de wereld licht (geel) is. Hoe komt dat? als het herfst wordt worden de kleuren ook anders. aap gaat ’s nachts op rooftocht. Welke kleur zie je dan? in de winter is er veel wit. Hoe komt dat? horen wat horen we in de lente en zomer? Muziek, vrolijk spelen wat hoor je ’s nachts? wat hoor je als aap te veel gegeten heeft? voelen aap en eekhoorn voelen zich vrolijk dan heeft eekhoorn het druk en aap speelt maar eekhoorn voelt zich bedrogen door aap is hij boos? zijn ze nog vrienden?
14
Tips bij het vertellen Vertel in de tegenwoordige tijd: dat maakt het verhaal spannender. Benoem handelingen en gebeurtenissen zo concreet mogelijk met heldere bewoordingen. Gebruik de herhalingen die in het verhaal staan. Zo bouwt u de spanning op. Mimiek/bewegingen Enkele voorbeelden die u in uw vertelling kunt verwerken: Maak bewegingen als Aap en Eekhoorn door de bomen slingeren. Wijs met een vinger aan waar de gitaar van Aap hangt. Loop net als een Schildpad op uw tenen wanneer hij door het gras loopt. Wrijf over uw buik als Aap alles opgegeten heeft. Maak gooi bewegingen als Eekhoorn alles uit het raam gooit. Stemvolume en intonatie Enkele voorbeelden: Praat langzaam en ´spannend´als Aap de noten opgraaft.
hij vrat…
Ga steeds harder praten als Aap eet. Hij vrat en hij vrat en Zoek in het rond als u vertelt over het hele bos doorzoeken. Interactie Betrek de leerlingen in de vertelling door op spannende momenten vragen te stellen: Wat doet Aap, thee drinken, schaken,. vlinders vangen Waarom waarschuwt Eekhoorn Aap? Is Aap wel eerlijk? Zijn Eekhoorn en Aap wel vrienden? Waarom zou Eekhoorn bij Aap gaan logeren? Herhalingen Vertel het verhaal meerdere keren. De leerlingen zullen passages uit het verhaal gaan herkennen. In de verwerking staan enkele mogelijkheden om de leerlingen het verhaal na te laten vertellen of te spelen.
Verwerking De moraal van het verhaal is dat spelen natuurlijk heel fijn is maar dat je ook moet zorgen dat je de winter doorkomt. Stiekem noten pikken van je vrienden kan natuurlijk niet. Vriendschap staat bovenaan, evenals samenwerking. Seizoenen Ieder seizoen heeft zijn eigen bezigheden. Zwemmen doe je in de zomer en niet in de winter. De kastanjes zijn in de herfst aan de bomen en niet in de lenten. Werkblad: Welke plaatsjes horen bij de verschillende seizoenen. Knip ze uit en leg ze bij boom van het goede seizoen. Werkblad: Welke kleren daar je in het welk seizoen. Vul ze in de onderstaande kolommen in.
15
Vriendschap en houden van Bij deze activiteit verkennen de leerlingen begrippen als vriendschap en houden van. Hierbij gaat het vooral om de invulling die de kinderen hieraan geven en het belang van dit soort relaties. Gesprek: Vriendjes en vriendinnetjes De kinderen zitten in de kring. Vertel over uzelf. Vertel over iemand die u lief/aardig vindt en waarom. Nodig daarna de kinderen uit om hetzelfde te doen. Besteed ook aandacht aan verschillen tussen vriendschap met een jongen of met een meisje. Vragen: Waarom vind je iemand lief/aardig? Waarom is iemand je vriend? Vertel eens wat meer over je vriend. Waarom vind je je vriendje lief/aardig? Wat vindt je vriendje lief/aardig aan jou? Wat doen jullie samen het liefst? Wanneer is je vriendje niet aardig? Wat doe je met een jongensvriendje en wat doe je met een meisjesvriendje? Tekenopdracht Laat de kinderen een tekening maken van zichzelf met hun beste vriend(in) Het verhaal naspelen Wie kan het verhaal navertellen? Welke leerlingen willen het verhaal naspelen. Wie wil Aap zijn en wie Eekhoorn. De rest van de leerlingen kunnen de overige eekhoorns spelen. Apenspel Het is natuurlijk een feest om in de gymzaal het apen-Eekhoornspel te doen. Ook kunt u in het midden van de zaal een cirkel maken waarin noten liggen. Twee of drie leerlingen zijn Eekhoorns en verdedigen de noeten. De andere leerlingen spelen voor Aap en proberen de noten te veroveren. Als ze getikt worden gaan ze aan de kant zitten. Wie wint er de apen of de eekhoorns?
Werkblad Wat hoort bij Aap en wat hoort bij Eekhoorn. Verbind de plaatjes met elkaar.
16
Verhaal: Het begin van de zee Annemarie van Haeringen uit het boek: Overzee
Het verhaal Het jongetje Kofi houdt van schilderen en van de zee. Na een bezoek aan een tentoonstelling van zeegezichten wil hij zelf het de zee schilderen. Maar hij zíet geen begin. Met de boot van zijn vader vaart hij weg om het begin van de zee te zoeken. Allerlei mensen bemoeien zich ermee. Volgens de haringman is het begin van de zee aan de overkant, volgens de garnalenvisser ligt het begin in het midden en de mosselman raadt Kofi aan om ’s nachts te gaan zoeken als het hoog water is. De ijscoman denkt dat er misschien ergens een stopje zit zoals in een bad. Niemand weet het tot dat Kofi een wijze botenbouwer ontmoet. ‘Het begin van de zee valt uit de lucht,’zegt hij. En zo kent Kofi niet alleen het midden en het einde, maar ook het begin van de zee. De set bestaat uit negen platen: 1. Kofi probeert de zee te schilderen 2. Kofi alleen in de boot op weg naar de overkant 3. Kofi met mensen in de boot bij de spuitende walvis 4. Kofi met zijn boot ’s nachts op zee 5. Kofi met overladen boot op zoek naar ‘het stopje’ 6. Kofi met dolfijnen 7. Kofi met de botenbouwer op het strand 8. Kofi met de botenbouwer op zee 9. Kofi schildert regenwolken
Voorbereiding Om het verhaal in eigen woorden te kunnen vertellen, moet de verteller zich het verhaal helemaal eigen maken. Hierdoor is het belangrijk de tekst enkele keren te lezen en de prenten aandachtig te bekijken. Het is handig om het verhaal aan de hand van vijf stappen te analyseren. De expositie Dit is de informatie die de kinderen nodig hebben om het verhaal te kunnen begrijpen. Geef aan de hand van de eerste plaat een beeld van het hele verhaal: toelichting over de plaats, het tijdstip en de personages. Het neerzetten van de sfeer van het verhaal is hier heel belangrijk ‘Het begin van de zee’ speelt zich af op een zonnig en warm eiland. Kofi woont op het eiland en kent de zee goed, maar toch blijft de zee hem boeien. Hij houdt van de weidsheid, de zoute lucht en de kleuren die in het zonlicht steeds weer veranderen. Daarom wil hij de zee graag schilderen. Maar waar moet hij beginnen? Hij ziet geen begin, alleen een einde: waar de golven aanrollen op het strand. (Plaat 1)
17
Het motorisch moment Dit is de start van het verhaal. De gebeurtenis die het verhaal op gang brengt. Als de zee aan zijn voeten eindigt, zal de zee wel aan de overkant beginnen, denkt Kofi. Daarom vaart hij uit in de boot van zijn vader: op zoek naar het begin van de zee. Deze zoektocht vormt de kern van het prentenboek. Aan de overkant van de zee vindt hij het begin niet: ook daar houdt de zee op. Vervolgens gaat hij nog op de volgende plaatsen en tijdstippen op onderzoek uit: nogmaals op de plek waar hij is vertrokken, in het midden van de zee, ’s nachts bij hoog water en de volgende dag bij laag water. Nergens vindt hij echter het begin van de zee en teleurgesteld geeft hij zijn zoektocht bijna op. (Plaat 2 t/m 6) De climax Dit is het hoogtepunt van de vertelling. De ontknoping van het verhaal. Net op het moment dat Kofi bij de pakken neer gaat zitten, ontmoet hij een wijze man die weet waar het begin van de zee te vinden is. De botenbouwer vertelt hem dat er zwaar weer op komst is: ‘echt weer om naar het begin van de zee te gaan kijken’. Op de volgende plaat volgt de ontknoping: in een bootje op zee in de stromende regen ontdekt Kofi dat het begin van de zee uit de lucht valt. (Plaat 7 en 8) De afloop Hoe loopt het verhaal verder na de climax? Nu Kofi het begin van de zee heeft gevonden, kan hij eindelijk gaan schilderen. In plaats van een schilderij van de zee wordt het een schilderij van de donkere regenwolken erboven. (Plaat 9) Het eindbeeld Dit is de conclusie van de verteller. Je kunt je voorstellen dat Kofi voortaan met nog meer bewondering naar de zee kijkt. De zee is nog weidser en oneindiger dan hij dacht, want zelfs de wolken in de lucht maken er op een bepaalde manier deel van uit! (Plaat 9)
Introductie van de vertelling Voordat u met de eigenlijke vertelling begint, roept u alvast de sfeer van de zee op. Dit kan op de volgende manieren: Laat het geluid van de branding / zee horen. Wat horen de kinderen? Vraag de kinderen vervolgens hun ogen dicht te doen. Welk beeld krijgen ze bij het geluid? Wat voor kleur, vorm, geur heeft de zee? Hoe voelt de zee? Het is mogelijk om de leerlingen ook een raadsel op te geven: Hij is blauw en groen met witte knopen, altijd in beweging, niet te stoppen. Hij komt naar je toe, maar krabbelt steeds weer terug. Hij glipt door je handen, is watervlug. Nooit laat hij zich helemaal zien. Weet jij nu toch zijn naam misschien?
18
Lees het raadsel zo nodig een paar keer voor. Weten de kinderen het nog steeds niet? Laat dan eerst de plaat zien, waarop Kofi uitkijkt over de zee. Begrijpen de kinderen nu wat er wordt bedoeld? Klopt de beschrijving? Sta vervolgens uitgebreid stil bij de eerste plaat; de expositie van het verhaal. Laat de kinderen spontaan op de plaat reageren. Waar zou dit zijn? Is het warm of koud? Waarom staat die jongen daar? Wat doet hij? Hoe zou hij zich voelen? Geef de kinderen ruim de tijd om in de sfeer van het verhaal te stappen. Begin pas dan met de vertelling. Scènes overbruggen De platen die voor de kamishibaivertelling zijn geselecteerd, zijn de kapstokken waaraan het verhaal van Kofi’s zoektocht hangt. Zij geven de belangrijke scènes weer. Het is de taak van de verteller om die scènes aan elkaar te knopen. Wat gebeurt ertussen de verschillende scènes in? Bedenk vooraf wat welk stuk van het verhaal bij de verschillende platen hoort. Hieronder staan enkele aandachtspunten. Plaat 1 Kofi probeert de zee te schilderen. Kofi gaat naar de boot van zijn vader (waar ligt de boot? Mag Kofi de boot wel zelf uitvaren?) Plaat 2 Kofi alleen in de boot op weg naar de overkant. Kofi komt aan de overkant en ontdekt dat ook daar de zee ophoudt. De haringman denkt dat het begin van de zee aan de overkant is. Hij en zijn familie varen met Kofi terug. Helaas vindt Kofi ook dit keer het begin van de zee niet. Plaat 3 Kofi met mensen in de boot bij de spuitende walvis. Plaat 4 Kofi met zijn boot ’s nachts op zee. Plaat 5 Kofi met overladen boot op zoek naar ‘het stopje’. Plaat 6 Kofi met de dolfijnen. Plaat 7 Kofi met de botenbouwer op het strand. Kofi en de botenbouwer klimmen aan boord. Het begint hard te waaien en te regenen. Plaat 8 Kofi met de botenbouwer op zee Het houdt weer op met regenen. Kofi en de botenbouwer varen terug naar het strand. Kofi weet nu hoe hij het begin van de zee moet schilderen! Plaat 9 Kofi schildert regenwolken.
Zintuiglijk vertellen Probeer de vertelling te zien, te horen, te voelen, te proeven en te ruiken. Als dat lukt, prikkelt de manier van vertellen ook het voorstellingsvermogen van de kinderen. Voorbeelden van zintuiglijke elementen in het verhaal: Zien Weidsheid en kleuren van de zee (Kofi kijkt er heel geconcentreerd naar, want hij wil de zee schilderen), mensen en hun bagage aan boord (de boot komt daardoor steeds dieper te liggen), nachtelijke duisternis met alleen schijnsel van de volle maan. Horen Geluid van de golven, geluid van de motor van de boot, vrolijk gebabbel aan boord, geplons van zwemmers (met het contrast van de stilte onder water), gekletter van de regen. Voelen De warmte van de zon en het zand tussen de tenen op het strand, geschommel van de boot, botsing met walvis, adem inhouden onderwater, gevoel van water langs je lichaam tijdens het zwemmen, regen op je huid. Ruiken De zoute lucht van de zee.
19
Dramatische verwerking Speel sommige emoties en handelingen in het verhaal met behulp van mimiek, gebaren en bewegingen. Denk bijvoorbeeld aan de twijfel van Kofi en zijn moedeloosheid als hij het begin niet kan vinden. Maar ook aan het geklets van de passagiers aan boord, het zwemmen, het schommelen van de boot, de botsing met de walvis, en Kofi’s concentratie bij het schilderen. Interactie Denk eraan dat het vertellen met behulp van de kamishibai een wisselwerking is tussen de verteller en de kinderen. Praat met de kinderen over wat er op de platen te zien is, stimuleer ze mee te denken en speel in op de spontane reacties. Voorbeelden van interactiemogelijkheden: Laat de kinderen meedenken, bijvoorbeeld: Waar zou het begin van de zee zijn? Leg een link naar eigen ervaringen van de kinderen: Wie heeft er wel eens in een bootje op zee gevaren? Hoe voelt dat? Laat de kinderen voorspellen wat er gaat gebeuren. Zou Kofi het begin van de zee daar vinden? Afsluiting Rond het verhaal op een duidelijke manier af. Leg een relatie met begin van het verhaal: Kofi heeft nu ‘het begin’ gevonden en kan eindelijk aan zijn schilderij beginnen. Het wordt een heel bijzonder ‘zeeschilderij’. Laat een van de kinderen de deurtjes sluiten. Kofi mag niet worden gestoord. Hij moet zich nu concentreren op het schilderen. Bespreek het verhaal na met de kinderen. Kun je regenwolken het begin van de zee noemen? Hoezo dan? (Teken een waterkringloop op het bord; zie bijlage.) Wist je dat daar het begin van de zee is? Wat zou je zelf het begin van de zee noemen? Of heeft de zee volgens jou geen begin? Herhaling Vertel het verhaal een aantal keren. De kinderen herkennen passages uit het verhaal. Het verhaal kan steeds gemakkelijker door henzelf worden verteld. Herhaal het verhaal door ook door het prentenboek aan te bieden. Het prentenboek zorgt voor een andere beleving. In het boek staan alle platen. Kinderen raken vertrouwd met ‘boekentaal’ als u het verhaal voorleest. Bij het aanbieden van het prentenboek kunt u de kinderen wijzen op de illustraties die op de schutbladen van het prentenboek staan. Voorin staan de ‘zeeschilderijen’. Achter in het boek staan ‘wolkenschilderijen’.
Verwerking In dit hoofdstuk staan verwerkingsactiviteiten, maak zelf de keuze. http://www.youtube.com/watch?v=JO249DfQ6Xc Zeehoek Richt samen met de kinderen een zeehoek in. De zee wordt nagebootst met een stuk blauw plastic of een blauwe doek, golvend over een tafel gedrapeerd. Het strand wordt nagebootst met een geel doek en los zand. Vervolmaak de zee met enkele attributen geïnspireerd op het boek: bijvoorbeeld een speelgoedbootje (eventueel met een donker poppetje erin dat Kofi voorstelt!), een dolfijn en een walvis. Hang boven de zee een regenwolk op van karton. Bevestig onder de wolk touwtjes met regendruppels van karton. Symboliseer op die manier ‘het begin van de zee’. Reserveer ook een plaats waar de kinderen voorwerpen en foto’s kunnen tentoonstellen die iets vertellen over hun eigen ervaringen met de zee. Denk aan vakantiefoto’s, zee- en strandspulletjes en schelpen die ze op het strand hebben gevonden. De voorwerpen en foto’s vormen een goed aanknopingspunt voor een gesprek met de kinderen over hoe ze zelf de zee zien en beleven. 20
Waterkringloop Teken het schema van de waterkringloop op het bord. Weten de leerlingen nog wat het schema over de natuur vertelt? Laat een van de leerlingen het schema toelichten. Vraag vervolgens of iemand kan aanwijzen waarin het schema ‘het begin van de zee’ te vinden is. (bij de regen die uit de wolken valt). Leg aan de hand van het schema uit dat de zee eigenlijk telkens opnieuw ‘begint’. Door de regen komt er meer water in de zee, die vervolgens weer verdampt. Uit die waterdamp ontstaan wolken waaruit opnieuw regen valt. Kennen de kinderen nog meer van zulke kringlopen in de natuur? (Denk aan zaadjes waaruit nieuwe planten groeien, maar ook aan de kringloop van geboorte en dood bij mensen en dieren.) Stel voor om de waterkringloop zelf te gaan onderzoeken. Waterkringloop
Water is steeds op reis. Door de zon verdampt het water van rivieren, meren, zeeën en oceanen. De waterdamp stijgt op, koelt af en vormt druppeltjes water. Miljoenen druppeltjes vormen samen regenwolken. Van tijd tot tijd valt uit die wolken regen, sneeuw of hagel. De regen komt voor een deel in rivieren terecht en stroomt weer in de zee om opnieuw te verdampen. Een aantal leuke experimenten om samen uit te voeren: Geef na een regenbui met een stoepkrijtje de omtrek van een plas water aan. Ga elk uur even kijken om te zien hoeveel kleiner de plas al is geworden. Teken telkens de nieuwe omtrek, net zolang tot de plas helemaal verdwenen is. Hoelang duurt het totdat de plas water helemaal is verdampt? Vermeng een schoteltje water met zout en zet het buiten in de zon of op een zonnige vensterbank. Als het water verdampt, blijft het zout achter! Vertel de kinderen dat er mensen op veel plaatsen in de wereld zulke principes gebruiken. In warme landen (bijvoorbeeld in Zuid-Frankrijk, Spanje, Italië) laat men zeewater verdampen in ‘zoutpannen’: vijvers van nog geen meter diep, waar men steeds opnieuw een laagje zeewater in laat lopen. Het zout dat achterblijft wordt in hoopjes geveegd en verzameld. Herhaal het schoteltje-water-experiment. Nu met een doorzichtig plastic zak over de schotel. Als het water gaat verdampen verschijnt aan de binnenkant van de plastic zak condens.
21
Filosofisch gesprek over het begin en eind Als je praat over ‘het begin’ van dingen duikt al snel het probleem van de oneindige herhaling op. Wat was er het eerst: de kip of het ei? De kip die het ei legde? Of het ei waar de kip uitkomt? Beide antwoorden zijn onbevredigend. Op dezelfde manier is ook het antwoord dat Kofi heeft gevonden over ‘het begin van de zee’ onbevredigend. De regen die uit de wolken valt, is op haar beurt immers weer uit de zee ontstaan. Het is een steeds terugkerende cyclus die nooit stopt. Laat de kinderen in een filosofisch gesprek zelf op zoek gaan naar hun ideeën over het begin en eind. Bijvoorbeeld aan de hand van de volgende stelling: Alles heeft een begin en een eind. Laat de kinderen eerst spontaan op deze stelling reageren. Wie is het met deze stelling eens en wie niet (handen opsteken)?. Laat ze vervolgens systematisch op zoek gaan naar argumenten vóór en tegen. Van welke dingen kunnen zij een begin en een eind noemen? Zijn er ook dingen die geen begin en geen eind kennen? (Noem eventueel zelf verschillende zaken waarover de kinderen kunnen nadenken: de zee, de wereld, een ring.) Tijdens het gesprek kunnen verschillende andere vragen aan de orde komen, bijvoorbeeld: Is de wereld ooit begonnen? Als er een begin van de wereld is, betekent dat dan dat er daarvoor niets was? Kan iets beginnen dat nooit eindigt? Kan iets eindigen dat nooit begint? (Dat vraagt Kofi zich af: de zee eindigt op het strand, maar aan de overkant eindigt de zee ook.) Laat de kinderen na afloop van het gesprek nogmaals op de stelling ‘Alles heeft een begin en een eind’ reageren. Zijn er veel kinderen van gedachten veranderd? Ga ook even in op wat de kinderen interessant vonden aan het gesprek. Zijn ze anders gaan denken over ‘begin’ en ‘eind’? Hebben ze nieuwe dingen ontdekt? Een zee vol beweging De zee is telkens anders. Als het windstil is, is het een gladde spiegel. Als het waait een golvende zee waarop je mee kunt deinen, en als het stormt is het een grote kolkende massa. Deze gegevens nodigen uit tot allerlei bewegingsspelletjes in de gymzaal. Ga met de kinderen hand in hand in een kring zitten. De kinderen stellen zich nu voor dat het zachtjes gaat waaien. Met hun armen maken ze heel lichtjes een golvende beweging. Speel nu dat het harder gaat waaien. De golvende bewegingen van de armen worden steeds groter. Langzaam gaat het hele lichaam meebewegen. Alles golft nu. Het stormt. Dan gaat de storm weer liggen. De bewegingen worden steeds kleiner tot de zee weer zo glad is als een spiegel. Laat de kinderen vrij door de ruimte bewegen. Samen vormen de kinderen de zee. In het begin maken de kinderen zachte, golvende bewegingen. Dan gaat het harder waaien en worden de bewegingen steeds groter en hoekiger. De zee bruist en spettert en de kinderen dansen en springen in het rond. Laat de kinderen achtereenvolgens bewegen op het geluid van de branding en het geluid van storm op zee. Bij het geluid van de branding maken de kinderen regelmatig terugkerende bewegingen. De bewegingen symboliseren het aanrollen en terugtrekken van de golven. Bij het geluid van de storm bewegen de kinderen zich kriskras door de ruimte waarbij ze grote, expressieve bewegingen maken.
22
Zoveel manier om de zee te schilderen Kofi weet niet hoe hij de zee moet schilderen, De zee is te groot en past niet op een schilderij. En hoe leg je de voortdurende beweging vast? Kijk samen met de kinderen in het prentenboek hoe Annemarie van Haeringen het aangepakt heeft. Wijs erop dat ze voor de zee hele dunne waterverf gebruikt. Door het water is de verf gaan vloeien, net las het water in de zee. Verder gebruikt de kunstenaar verschillende tinten blauw en blauwgroen. Deze kleuren lopen door elkaar. De kleuren van de zee zijn in het boek niet steeds hetzelfde. Op de eerste prent is het zeewater kobaltblauw en licht blauwgroen. Op andere platen is de zee strakblauw of blauwwit en ’s nachts en bij regen en wind is de zee voornamelijk grijs van kleur. Ook de mate dat ze de beweging van de zee suggereert, is verschillend. Het regelmatig aanrollen van de golven maakt ze zichtbaar met licht diagonale lijnen, het gekabbel onder de boot van Kofi met één golvende dikke lijn, en woestheid van de zee tijdens de regenbui verbeeldt ze met puntige golven die ze in een snelle beweging over een grijze ondergrond schilderde.
Een eigen zeetentoonstelling Na het bekijken en bespreken van verschillende zeeafbeeldingen kunnen de kinderen zelf aan de slag gaan. Zoek inspiratie in de verschillende prentenboeken en kunstboeken en laat de kinderen experimenteren met verschillende stijlen en technieken: waterverf nat opbrengen en kleuren door elkaar laten lopen verf in lagen over elkaar aanbrengen verschillende structuren maken: dunne golvende lijntjes of gestileerde krullen golflijntjes krassen in blauw waskrijt schilderen of krijten op gekleurd papier.
23
Laat de kinderen daarna hun eigen zee schilderen. Hoe ziet de zee er in hun ogen uit? Welk gevoel hoort erbij? Houden ze het meest van een kalme zee of van een woeste zee. Laat de kinderen eventueel eerst een persoonlijke herinnering aan de zee oproepen. Als de kinderen klaar zijn, signeren ze hun schilderij en bedenken ze een titel. Nu kunnen ze hun eigen zeetentoonstelling organiseren. Maak passe-partouts van stevig papier en hang de schilderijen op in het lokaal of in de gang van de school. Hang onder de schilderijen kaartjes met de titel van het schilderij en de naam van de maker. Een wisseltentoonstelling in de klas organiseren, kan ook. Plaats elke dag één schilderij in de kamishibai en zet die op een ereplaats. De maker van het schilderij mag een korte toelichting geven op zijn werk. Waar heeft hij aan gedacht toen hij het schilderij maakte? Wat betekent de zee voor hem? Is het gelukt om ‘zijn’ zee te schilderen? Kamishibaiverhaal maken Voer met de kinderen een kringgesprek over hun ervaringen met de zee. Welke leuke en minder leuke herinneringen hebben ze aan de zee? Hebben ze wel eens in de zee gezwommen? Hebben ze wel een op de zee gevaren? Hebben ze wel eens een avontuur meegemaakt op of aan zee? Kies één verhaal als uitgangspunt voor een kamishibaiverhaal. Hierbij gaan de kinderen platen maken voor een kamishibaivertelling. De platen hoeven het oorspronkelijke verhaal niet precies te volgen. Het is juist leuk om het verhaal extra spannend te maken. Bedenk eerst welke gebeurtenissen in het verhaal op een plaat komen. Kies daarvoor ongeveer acht scènes uit. Bespreek samen wat er op de platen te zien moet zijn en spreek af hoe de personen en de omgeving in het verhaal eruit moet zien. Laat de kinderen in groepjes aan de platen werken. Tot slot mag een aantal kinderen het verhaal aan de hand van de kamishibaiplaten vertellen. Mogelijk vertelt een paar kinderen het verhaal aan de kleuters. Boekenhoek Leg het prentenboek ‘Het begin van de zee’ tijdens het project in de boekenhoek en zorg ervoor dat de kinderen het af en toe zelf inkijken. Lees het prentenboek ook aan individuele kinderen of kleine groepjes voor. Leg in de boekenhoek ook andere prentenboeken, informatie boeken en voorleesboeken over de zee.
24
Gedichten over de zee De zee stijgt op Valt neer in heel veel kleine stukjes zout wordt zoet zoet wordt zout zout wordt zoet Tot het eind van haar bestaan Een bot Een bot was aangespoeld het lag op het strand ik voelde dat het nog warm was het kwam uit een tropisch land een hond was daar doodgegaan in dat warme land zijn vriend heeft hem toen in zee gegooid en zo kwam hij bij ons op het strand ik heb het mee naar huis genomen en heb toen tegen niemand gezegd dat ik het op een plankje in mijn schatkist heb gelegd Kuil Ik heb een kuil gegraven voor de zee, waar met een beetje geluk de zee met z’n allen mooi in kan vallen. Zeetje kom, zeetje kom … ik heb een kuil gegraven voor de zee. ‘k Ben erbij gaan zitten, want m’n kuil blijft leeg … De zee is ook niet dom; allang gezien, mij met m’n schepje. Zee ik zie de zee de zee ziet mij dag zee hoe gaat het? ik eb, zegt de zee wat heb je? zeg ik ik heb eb doet dat zeer? nee, zegt de zee een zee heeft geen zeer.
De zee De zee, ik speel ermee. De zee die golft, en ik golf mee. ik gooi een schelp in zee de schelp gaat met de golven mee zo gaat hij naar de overkant en komt dan in een andere hand De zee is … De zee is net een walvis ook zo blauw. De zee is net een zebra met hier en daar een beetje wit. De zee is net een leeuw als hij brult in de storm. De zee is niet een knuffelbeer waarmee je heel lief speelt. De zee lijkt op ons als wij rollen. De zee, de zee is heel dichtbij.
De zee De zee is al oud en heeft het af en toe een koud. Daarom maakt ze golven met haar armen. Om zich zachtjes, zachtjes te verwarmen.
Zeetje Aan de zee daar ligt het zeetje met ervoor een randje strand. En wil je zwemmen in dat zeetje met ervoor dat randje strand, veeg eerst je voeten, want ze hangen vol met zand.
25
Werkbladen Deze werkbladen zitten bij het project. U kunt ze naar behoefte kopiëren.
26