Keepvogel
Handleiding voor de leerkracht – Groep 3
Colofon © Cubiss
Tilburg, juli 2010
www.cubiss.nl
De prentenboeken van Keepvogel die als inspiratie dienden voor dit project zijn verschenen bij Uitgeverij Leopold. © tekst en illustraties Wouter van Reek – www.keepvogel.nl All rights reserved
Inhoudsopgave 1
Inleiding
5
2
Inhoud en opzet
6
2.1 De inhoud
6
Het materiaal
6
De maker
6
De hoofdfiguren
6
2.2 De opzet
7
Het verhaalschema
8
De doorlooptekening
9
Coöperatief leren
9
3
Werkwijze in de groep
10
3.1 Prentenboek Noodweer
10
3.1.1 Voorlezen ‘het verhaalschema’
10
3.1.2 Verwerking ‘kilometerslang landschap’
11
3.2 Prentenboek De uitvinding
12
3.2.1 Introductie
12
3.2.2 Voorlezen
14
3.2.3 Verwerking ‘levende machine’
15
3.2.4 Verwerking ‘meterslange machine’
16
3.3 Prentenboek De kijktoren
17
3.3.1 Introductie
18
3.3.2 Voorlezen
18
3.3.3 Verwerking ‘rommelige la’
19
3.3.4 Verwerking ‘metershoge kijktoren’
21
3.4 Prentenboek Het diepste gat
21
3.4.1 Introductie
22
3.4.2 Voorlezen
23
3.4.3 Verwerking ‘bijzondere ontdekkingen’
23
3.4.4 Verwerking ‘ondergrondse ontdekkingen’
24
3.5 Prentenboek Nachtpannenkoeken
25
3.5.1 Introductie
25
3.5.2 Voorlezen
27
3.5.3 Verwerking ‘slim uitnodigen’
28
3.5.4 Verwerking ‘massa bezoekers’
28
Bijlage(n)
1
Schema met doelen per activiteit per prentenboek
2a
Het verhaalschema
2b
Pictogrammen van het verhaalschema
1
INLEIDING
De Rode Draad is een leesbevorderingprogramma voor het primair onderwijs. Een belangrijk uitgangspunt van de Rode Draad is dat leerlingen elk jaar met boeken en lezen in contact komen. Zo wordt een doorlopende lijn aangebracht van groep 1 tot en met groep 8. Het programma biedt een rode draad voor de totale ‘leesloopbaan’ van een leerling. Elk schooljaar komen leerlingen met andere aspecten van lezen in aanraking. Het project Keepvogel maakt deel uit van de Rode Draad en is bedoeld voor groep 3. In groep 3 ligt het accent op aanvankelijk en voortgezet lezen. Naast deze technische kant van lezen is het belangrijk om de beleving van lezen te bevorderen door middel van voorlezen, het samen bekijken van en praten over (prenten)boeken. Keepvogel richt zich op de beleving. Het hoofddoel van dit project is dat leerlingen kennismaken met de bibliotheek. Samen met de groep wordt de bibliotheek bezocht, waar Keepvogel aan de leerlingen wordt voorgesteld. Keepvogel is een bijzonder eigenwijze vogel. Hij heeft een nog eigenwijzer vriendje, het hondje Tungsten. Na het bibliotheekbezoek kunt u in de groep aan de slag met het project. De basis van het lesmateriaal bestaat uit vijf prentenboeken en een dvd. Bij elk prentenboek horen vier activiteiten. Door prentenboeken op een interactieve literaire manier voor te lezen krijgen leerlingen inzicht in de opbouw van verhalen en in de conventies van het vertellen. Leerlingen ontdekken – ieder op zijn eigen manier en tempo – dat verhalen bestaan uit taal en beeld en dat de compositie van een verhaal bestaat uit personages, perspectief, tijd, ruimte en spanning. Het project Keepvogel sluit aan op kerndoel 9 van het Nederlands schriftelijk onderwijs (2006): De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.
2
Inhoud en opzet
2.1 De inhoud Materiaal U ontvangt van de bibliotheek de volgende materialen: • Een selectie van de vijf prentenboeken van Keepvogel • • Noodweer • • De uitvinding • • De kijktoren • • Het diepste gat • • Nachtpannenkoeken • Een dvd met tweeëndertig animatiefilmpjes. Duur: gemiddeld vijf tot tien minuten per filmpje. (Optioneel)
De maker Zowel de prentenboeken als de computeranimaties zijn ontwikkeld door Wouter van Reek. Van Reek laat zich inspireren door de natuurwetenschap en de ‘bewustzijnsfilosofie’ van de Amerikaan Daniel Dennett. Dennett is voorstander van – kort gezegd – vrijheid geven in denken en doen. Op www. voorleesvriendjes.nl en www.keepvogel.nl is meer informatie te vinden over de maker Wouter van Reek. De hoofdfiguren Keepvogel is een vogel met een rode cape die het meest houdt van vlierbessen en van het lezen in zijn dikke boek waar alles in staat. Hij is enthousiast, nieuwsgierig en ondernemend. Waar een ander zou stoppen gaat Keepvogel een stapje verder. Hierdoor raakt hij verstrikt in lastige situaties en
ervaart hij zijn eigen beperktheid. Keepvogel wordt altijd vergezeld door het hondje Lupus Wolfram Tungsten, afgekort Tungsten. Tungsten is praktischer ingesteld dan Keepvogel. Hij heeft voor elk probleem een eigenwijze oplossing. Samen wonen ze in een klein huisje op de Lege Vlakte vlakbij Terra Incognita.
2.2 De opzet De duur van het project is afhankelijk van het aantal prentenboeken en het aantal bijbehorende verwerkingsactiviteiten dat ingezet wordt. In de eerste week bezoeken de leerlingen de bibliotheek en maken kennis met Keepvogel en Tungsten. De kennismaking vindt plaats aan de hand van het eerste prentenboek: Noodweer. De daarop volgende weken staan steeds één of meerdere prentenboeken centraal. Per prentenboek worden vier activiteiten beschreven in de handleiding. Deze vier activiteiten bestaan uit: de introductie, het voorlezen en twee verwerkingsactiviteiten. De twee verwerkingsactiviteiten kunnen in willekeurige volgorde worden uitgevoerd. Voorafgaand aan de verwerkingsactiviteiten dienen wel de introductie en het voorlezen plaats te vinden. Daarnaast kan optioneel iedere dag één of meerdere animaties van de dvd worden bekeken met de leerlingen. Zie Figuur 1 voor een schematisch overzicht van de opzet van het project.
Noodweer De uitvinding De kijktoren
Het diepste gat Nachtpannenkoeken
Bibliotheek-
Introductie
Introductie
Introductie
Introductie
bezoek
Duur: 20 min.
Duur: 20 min.
Duur: 20 min.
Duur: 30 min.
Voorlezen
Voorlezen
Voorlezen
Voorlezen
Duur: 30 min.
Duur: 30 min.
Duur: 30 min.
Duur: 30 min.
Verwerking: Het Verwerking:
Verwerking:
Verwerking:
Verwerking:
verhaalschema
levende
rommelige la
bijzondere
slim
Duur: 30 min.
machine
ontdekkingen
uitnodigen
Duur: 30 min.
Duur: 30 min.
Duur: 20 min.
Duur: 20 min.
Verwerking:
Verwerking:
Verwerking:
Verwerking:
Verwerking:
kilometerslang
meterslange
metershoge
ondergrondse
een massa
landschap
machine
kijktoren
ontdekkingen
bezoekers
Duur: 45 min.
Duur: 45 min.
Duur: 45 min.
Duur: 45 min.
Duur: 45 min.
Animaties van Keepvogel bekijken op de dvd
Duur: 5 of 10 minuten per animatie
Figuur 1: Schematisch overzicht van de opzet van het project Keepvogel.
Duur: 60 min.
De prentenboeken kunnen in willekeurige volgorde aangeboden worden. In bijlage 1 treft u een schematisch overzicht van de doelen die beoogd worden per activiteit. Op basis van de beoogde doelen kunt u een keuze maken welke boeken u in welke volgorde wilt inzetten. De tweede activiteit: het voorlezen, is bij elk prentenboek hetzelfde. Voor en na het voorlezen wordt een verhaalschema ingezet. Het verhaalschema Het verhaalschema is een formele structuur om de verhaallijn en de verhaalcompositie van het verhaal in kaart te brengen aan de hand van pictogrammen. De verhaallijn van een verhaal houdt in: inleiding, probleem, oplossing en einde. De verhaalcompositie bevat componenten als: tijd, personages en ruimte. De pictogrammen bestaan uit: Wie?, Wat?, Waar? en Wanneer?. Het verhaalschema kan uitgebreid worden met de pictogrammen: Begin?, Probleem?, Oplossing en Einde? Zie Figuur 2 voor het voorbeeld van het verhaalschema en bijlage 2a en 2b voor de pictogrammen en het verhaalschema die kopieerbaar zijn. In Figuur 3 vindt u een nadere toelichting van de pictogrammen uit het verhaalschema.
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
B Begin?
Probleem?
Oplossing?
e. Einde?
Figuur 2: Het verhaalschema
Wie?
Over wie gaat het verhaal? Wie is het belangrijkste?
Wat?
Wat gebeurt er?
Waar?
Waar speelt het verhaal zich af?
Wanneer?
Wanneer speelt het verhaal zich af?
Begin?
Hoe begint het verhaal?
Probleem?
Wat is het probleem?
Oplossing?
Wat is de oplossing?
Einde?
Hoe is het einde van het verhaal?
Figuur 3: Toelichting van de pictogrammen uit het verhaalschema.
Door het gebruik van het verhaalschema ontwikkelen leerlingen hun literaire competentie: ‘oog’ hebben voor de structuur, de opbouw en de vorm van verhalen. Daarnaast draagt de inzet van het verhaalschema bij aan het ontwikkelen van begrijpend luisteren en verhaalbegrip; de voorlopers van begrijpend lezen. De paradox in de ontwikkeling van het begrijpend kijken, luisteren en lezen is dat leerlingen oog moeten krijgen voor wat onzichtbaar of tussen de regels door geschreven en te zien is. Het kennismaken met de pictogrammen en het verhaalschema wordt gedaan aan de hand van het prentenboek Noodweer (zie paragraaf 3.1.2.). De doorlooptekening Naast het verhaalschema is de vorm van de doorlooptekening een terugkomend element in de verwerkingsactiviteiten van ieder prentenboek. De leerlingen maken op elkaar aansluitende tekeningen zodat één tekening ontstaat van: een landschap, een machine, een kijktoren, een bodem met ondergrondse ontdekkingen en een massa gasten. Deze werkvorm wordt ook gebruikt in de Keepvogel-workshops gegeven door Wouter van Reek zelf. Coöperatief leren Leerlingen die coöperatief leren, werken op een gestructureerde manier samen in kleine groepen. De achterliggende gedachte is dat leerlingen niet alleen leren van de interactie met de leerkracht, maar ook van de interactie met elkaar. Door de onderwijsleersituatie op coöperatieve wijze in te richten zijn leerlingen samen actief bezig om zich de leerstof eigen te maken.
De basiskenmerken van coöperatief leren zijn: • positieve wederzijdse afhankelijkheid • individuele verantwoordelijkheid • directe interactie • samenwerkingsvaardigheden • evaluatie van het groepsproces In de beschrijving van de activiteiten zijn coöperatieve werkvormen opgenomen, zoals onder andere om-de-beurt. Zie hoofdstuk 3.
3
Werkwijze in de groep
3.1 Prentenboek Noodweer Tijdens de eerste week van het project maken de leerlingen kennis met de bibliotheek door middel van een bibliotheekbezoek. Tijdens het bibliotheekbezoek worden Keepvogel en Tungsten voorgesteld aan de hand van het prentenboek Noodweer. Na het bibliotheekbezoek kan het prentenboek verder verwerkt worden in de groep door middel van drie activiteiten. Korte omschrijving De kachel is uit, het brandhout is op en het regent keihard. Keepvogel heeft geen zin om met dit weer hout te gaan sprokkelen. Dus verzint hij iets slims. Of toch niet? Aansluiting bij vakgebieden Taal en lezen, natuur en techniek, creatief denken, beeldende vorming.
3.1.1 VOORLEZEN ‘het verhaalschema’ Doel:
De leerlingen weten wat het verhaalschema en de pictogrammen inhouden. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
Materiaal:
− het boek Keepvogel - Noodweer − bijlage 2a: het verhaalschema − bijlage 2b: pictogrammen van het verhaalschema
Organisatievorm:
De grote groep in een u-vorm
10
Duur van de activiteit: Voorbereiding:
30 minuten U leest en bekijkt het boek goed. Maak een u-vorm met de stoelen. Verloop van de activiteit
Begin: 5 minuten Kern: 15 minuten
U pakt het boek en laat de voorkant zien. U vraagt aan de leerlingen: “Wie weet nog waar dit boek over gaat?” Laat een aantal leerlingen aanvullend verwoorden over het verhaal in het boek. Vervolgens pakt u de pictogram Wie? erbij (bijlage 2b). U vraagt: “Wie kan mij vertellen wat dit plaatje betekent?” Waarschijnlijk kunnen de leerlingen ook het woord Wie? lezen. Vat daarna samen: “Dit plaatje betekent: Over wie gaat dit verhaal?” Laat de leerlingen deze vraag beantwoorden en u schrijft/tekent dit in het verhaalschema. Doorloop op deze wijze alle pictogrammen; Wat?, Waar?, Wanneer? en vul samen met de leerlingen het verhaalschema in. Dit kan met tekeningen of met woorden/korte zinnen. Zie paragraaf 2.2 voor de uitleg van de pictogrammen.
Slot: 10 minuten
Laat een leerling in de groep het verhaal navertellen m.b.v. het ingevulde verhaalschema. Vervolgens kunnen de leerlingen in tweetallen om-de-beurt aan elkaar het verhaalschema vertellen, zodat iedere leerling het verhaal eens heeft verwoord aan de hand van de pictogrammen.
15 minuten
Breid later in de week het verhaalschema uit met de pictogrammen: Begin?, Probleem?, Oplossing? en Einde?.
3.1.2 Verwerking ‘kilometerslang landschap’ Doel:
De leerlingen hebben samen een ‘kilometerslange’ tekening van het landschap van de zoektocht van Keepvogel.
Materiaal:
− per leerling een wit A3 papier met een begin- en een eindpunt; liggend gebruiken − per leerling een zwart potlood of een fineliner − een voorbeeld van een landschap op de website van Keepvogel: www.keepvogel.nl. Ga vervolgens naar workshops en klik daarna op Alle landen waar Keepvogel langskomt als hij probeert te verdwalen. Klik niet op ‘ga dan’ maar gebruik onderin het scherm de pijlen.
Organisatievorm: Duur van de activiteit: Voorbereiding:
De tafels in carré (vierkant) 45 minuten Leg de materialen klaar en zet de tafels in een carré. Start de website van keepvogel op.
11
Verloop van de activiteit Begin: 10 minuten
U vertelt en demonstreert aan de leerlingen het volgende: “Jullie gaan een kilometerslang landschap tekenen van de zoektocht van Keepvogel naar Tungsten. Hiervoor krijgt ieder van jullie een vel wit papier met twee puntjes en een zwarte pen. Zowel rechts als links van jou zitten schoudermaatjes. Jouw deel van het landschap van de zoektocht begint links bij de punt en stopt rechts bij de punt. Het begin van jouw deel van het landschap, is het einde van het landschap van jouw schoudermaatje links. Jouw einde van het landschap is rechts, maar het begin van het landschap van jouw schoudermaatje rechts. Straks kunnen we alle tekeningen achter elkaar plakken en zien we een kilometerslang landschap van de zoektocht van Keepvogel.” Laat het voorbeeld van het landschap zien op de website van Keepvogel zodat de leerlingen een concreet beeld krijgen. Brainstorm ook met de leerlingen wat ze kunnen tekenen van de plaatsen van de zoektocht: stad, bos, park, winkelstraat, verkeerskruising e.d.
Kern: 15 minuten
De leerlingen tekenen een deel van het landschap. Leerlingen die het moeilijk vinden om te tekenen kunnen inspiratie opdoen bij het voorbeeld op de website of in het boek. Stimuleer de schoudermaatjes om hun delen van het landschap op elkaar aan te laten sluiten.
Slot:
U hangt de lange tekening op in de klas/school.
10 minuten
3.2 Prentenboek De Uitvinding Korte omschrijving Keepvogel gaat een geweldige uitvinding doen. En Tungsten ook. Dat hoeft helemaal niet zo moeilijk te zijn. Je moet gewoon iets bedenken waar nog nooit eerder iemand aan gedacht heeft... Aansluiting bij vakgebieden Taal en lezen, natuur en techniek, creatief denken, beeldende en expressieve vorming, filosoferen.
3.2.1 INTRODUCTIE Doel:
Leerlingen weten wat het woord uitvinding betekent.
Leerlingen hebben ideeën/uitvindingen met een stok. Materiaal:
− één stok − de binnenkant van de kaft (voorin) van het boek − kopieën van de binnenkant van de kaft voorin of de digitale weergave voor het digitale schoolbord − per leerling een kopie van de binnenkant van de kaft achterin het boek
12
Voor de variaties:
− meerdere stokken − een (plaatje van een) krokodil − een doos − een plaatje van regendruppels − een sleutelbos − een theedoek − een boek − een mobiele telefoon
Organisatievorm: Duur van de
Grote kring en kleine groepjes met de werkvorm: om-de-beurt 20 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Maak een kring. Leg in het midden van de kring de stokken. Eventueel legt u de materialen voor de variatie(s) klaar. Verloop van de activiteit
Begin: 2 minuten
Laat de leerlingen heel kort reageren op wat ze in het midden van de kring zien liggen. U geeft vervolgens aan dat ze zo meteen een opdracht krijgen om samen uit te voeren.
Kern:
Werkvorm: om-de-beurt
10 minuten
1. Vormen van drietallen U wijst drietallen aan. 2. De leerkracht stelt een vraag met meerdere antwoordmogelijkheden U pakt een stok en vertelt/vraagt het volgende: ”Dit is een stok. Waarvoor kun je een stok allemaal gebruiken?”. Geef de kinderen een paar voorbeelden ter inspiratie zoals; een wandelstok, een trapleuning, een tandenstoker voor een olifant e.d. 3. Het drietal geeft om de beurt een antwoord U vertelt verder: “Ga met z’n drieën meer ideeën bedenken over wat je allemaal kunt doen met een stok. Om de beurt vertel je jouw idee aan de anderen.” U geeft aan wie met uitwisselen mag beginnen, bijvoorbeeld: de kleinste. U geeft aan dat de leerlingen hiervoor drie minuten krijgen. U vertelt dat ze straks het beste idee delen met de hele groep. 4. Klassikale nabespreking Na drie minuten wordt een stopteken gegeven. U vertelt/vraagt het volgende: ”Kies in je groepje het beste idee uit om te delen met de hele groep. Eén leerling per groepje presenteert het beste idee.” (bijvoorbeeld de leerling die het dichtst bij de school woont). Laat ieder groepje hun beste idee verwoorden en/of voordoen met de stok. Eventueel kan worden verder gegaan met een andere variatie met dezelfde werkvorm (om-debeurt). Zie variaties.
Slot: 3 minuten
U zegt: ”Jullie hebben mooie ideeën bedacht met een stok. Iemand die veel ideeën bedenkt wordt ook weleens een uitvinder genoemd. De ideeën van een uitvinder heten uitvindingen.” Ga eventueel in op eigen ervaringen van de leerlingen met betrekking tot goede ideeën hebben en uitvindingen bedenken.
13
Variaties:
1. Welke ideeën/uitvindingen kun je bedenken met twee stokken? 2. Welke ideeën/uitvindingen kun je bedenken met meerdere stokken? 3. Welke ideeën/uitvindingen kun je bedenken met een stok (of meerdere stokken) en met een krokodil, of een doos, regen, of een sleutelbos, of een theedoek, of een boek, of een mobiele telefoon? Waarvoor wordt de uitvinding gebruikt? (Dit zijn o.a. de materialen die ook zichtbaar zijn op de binnenkant van de kaft). Geef elk groepje een stok en een van de vijf materialen, zodat zij verbindingen kunnen gaan maken. 4. Bedenk namen voor de uitvindingen met een stok in het boek dat Keepvogel leest. U deelt aan elk groepje een kopie uit van de binnenkant van de kaft. U geeft de leerlingen de volgende opdracht: “Bekijk met je drietal de bladzijde. Bespreek met elkaar welke uitvindingen met een stok op het blaadje staan. Verzin ook een naam voor de uitvindingen.” 5. Teken jouw uitvinding met een stok naast de bladzijde met de uitvinding van de in het boek genoemde ‘keepstok’.
3.2.2 VOORLEZEN Doel:
De leerlingen voorspellen het verhaal. De leerlingen verwoorden hun eigen mening en beleving bij het verhaal. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
Materiaal:
− het boek Keepvogel - De uitvinding − de dvd van Keepvogel − bijlage 2a: het verhaalschema
Organisatievorm: Duur van de
De grote groep in een u-vorm 30 minuten
activiteit: Voorbereiding:
U leest en bekijkt het boek goed. Bekijk ook het filmpje op de dvd. Zet de dvd startklaar. Maak een u-vorm met de stoelen. Verloop van de activiteit
Begin: 10 minuten
U pakt het boek en laat de voorkant zien. U vraagt aan de leerlingen: “Wat zie je allemaal op de kaft van dit boek?”, Waar zou het boek over gaan?”. Laat de leerlingen reageren op de vragen en laat ze voorspellingen doen. Vul met de voorspellingen het verhaalschema in bij de Wie?, Wat?, Waar?, Wanneer? pictogrammen. Dit kan met tekeningen of met woorden/korte zinnen.
Kern: 5 minuten
Vervolgens geeft u aan dat van het boek ook een filmpje is. U laat het filmpje over de uitvinding zien aan de leerlingen. Onderbreek het filmpje eventueel om in te gaan op spontane reacties van leerlingen.
Slot: 15 minuten
Wanneer het filmpje is afgelopen laat u een aantal leerlingen reageren op het filmpje. Vragen die u hierbij kunt stellen zijn: - Wat vind je van het verhaal in het filmpje? (mening/beleving)
14
- Wat vind je van Keepvogel/Tungsten? (mening/beleving) - Klopt ons Wie?, Wat?, Waar? verhaalschema? (checken van de voorspelling) - Breid het verhaalschema eventueel uit met de pictogrammen: Begin?, Probleem?, Oplossing?, Einde?. Verander of vul het verhaalschema samen aan met de leerlingen. Laat een leerling of meerdere leerlingen het verhaal navertellen m.b.v. het ingevulde verhaalschema. Dit kan eventueel ook later in de week. Variaties:
1. In kleine groepjes wordt het verhaal interactief voorgelezen.
3.2.3 Verwerking ‘levende machine’ Doel:
De leerlingen beelden samen de werkende machine uit van Keepvogel. De leerlingen weten dat de paarsrode stempels in het boek de gedachten zijn van Keepvogel.
Materiaal: Organisatievorm: Duur van de
− het boek Keepvogel - De uitvinding De grote kring 30 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Lees de bladzijde die begint met: ’He joh, blijf van mijn papier af!’...’ tot en met de bladzijde: ’Keepvogel rolt eruit.’ In dit stuk staan drieëntwintig rollen die verbeeld kunnen worden, namelijk: − de vlierstruikontdekkingsknop opzij duwen, − drie tandwielen, − zeven geluiden: knarsen, piepen, schuiven, bonzen, sissen, fluiten, harde knal, − twee bewegingen: draaien, zwaaien, − een vlierbessengrijper, − Tungsten: trekken aan de hendel, de hendel snel terugduwen, aan een andere hendel trekken, alle hendels omlaag, − een lopende band, − een vlierklem, − een bessenklem, − slaan op de knop van de noodrem, − een harde knal. Verloop van de activiteit
Begin:
Vertel aan de leerlingen: ” Wij gaan samen de werkende machine van Keepvogel naspelen. Ik
15 minuten
lees eerst de bladzijden opnieuw voor waarin de machine in werking is. Luister goed naar de onderdelen, geluiden en bewegingen die in het stukje voorkomen.” Laat de leerlingen na het voorlezen de onderdelen, geluiden en bewegingen benoemen. Verdeel vervolgens de rollen uit het verhaal chronologisch met de volgorde van de leerlingen
15
in de kring. Laat de leerlingen oefenen hoe ze hun rol moeten uitbeelden. Eventueel kunnen andere leerlingen helpen door suggesties te doen als een leerling er niet uitkomt. U geeft aan: “Ik ga het verhaal voorlezen en iedere keer stop ik even zodat iemand het onderdeel, het geluid of de beweging kan uitbeelden. Als ik weer verder ga met voorlezen dan stop je met uitbeelden.” U oefent dit een aantal keer met de leerlingen. Kern:
De leerlingen hebben hun rol geoefend en kennen het verhaal en weten het moment waarop zij
10 minuten
aan de beurt zijn. Vervolgens vertelt u: ”Ik ga het verhaal nog een keer voorlezen, maar nu blijf je je rol uitvoeren tot het einde van het verhaal. Als je de harde knal hoort dan stopt iedereen met zijn rol en is het stil.” Lees daarna het verhaal voor.
Slot:
Sluit af met een gesprek over de machine. Stel daarbij de vragen: ”Hoe komt de machine in
5 minuten
beweging?” “Hoe komt Keepvogel in de getekende machine terecht?” Laat de leerlingen in gesprek gaan over deze vragen. Misschien komen de leerlingen erop dat in je fantasie of in je gedachten dingen tot leven kunnen komen. Indien leerlingen er zelf niet op komen vertelt u: “De paarsrode stempels in het boek, zijn de gedachten van Keepvogel (laat de stempels zien). In je gedachten/fantasie kunnen dingen tot leven komen, zo ook de machine.” 1. Laat leerlingen zelf mensmachines uitbeelden in kleine groepjes. Bijvoorbeeld: een leerling buigt voorover en raapt een doos op, komt overeind en geeft hem door aan de volgende leerling. Deze leerling draait naar de doos toe, draait weer terug, plakt er een etiket op en schuift de doos voor de voeten van leerling ernaast. Deze leerling plakt de doos dicht met tape etc.
3.2.4 Verwerking ‘meterslange machine’ Doel: Materiaal:
De leerlingen hebben samen een meterslange tekening van een machine, net zoals Keepvogel. − per leerling een wit A3 papier met een begin- en een eindpunt; liggend gebruiken − per leerling een zwart potlood of een fineliner − een voorbeeld van een machine op de website van Keepvogel: www.keepvogel.nl. Ga vervolgens naar workshops en klik daarna op Hier staat de machine die gemaakt is in Antwerpen en Utrecht
Organisatievorm: Duur van de
De tafels in carré (vierkant) en werkvorm om-de-beurt 45 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Leg de materialen klaar en zet de tafels in een carré. Start de website van Keepvogel op. Verloop van de activiteit
Begin: 10 minuten
U vertelt en demonstreert aan de leerlingen het volgende: “Jullie gaan een meterslange machine tekenen, zoals Keepvogel dat doet. Hiervoor krijgt ieder van jullie een vel wit papier met twee puntjes en een zwarte pen. Zowel rechts als links van jou zitten schoudermaatjes. Jouw deel
16
van de machine begint links bij de punt en stopt rechts bij de punt. Het begin van jouw deel van de machine, is het einde van de machine van jouw schoudermaatje links. Jouw einde van de machine is rechts, maar het begin van de machine van jouw schoudermaatje rechts. Straks kunnen we alle tekeningen achter elkaar plakken en zien we één grote, lange machine.” Laat het voorbeeld van een machine zien op de website van Keepvogel zodat de leerlingen een concreet beeld krijgen. Kern: 25 minuten
De leerlingen tekenen een deel van de machine met allerlei onderdelen. Leerlingen die het moeilijk vinden om onderdelen te tekenen kunnen inspiratie opdoen bij het voorbeeld op de website of in het boek. Stimuleer de schoudermaatjes om hun delen van de machines op elkaar aan te laten sluiten.
Slot: 10 minuten
Als de leerlingen klaar zijn met tekenen past u de werkvorm: om-de-beurt toe. 1. Vormen van tweetallen Bijvoorbeeld schoudermaatjes. Nummer de schoudermaatjes met 1 en 2. 2. De leerkracht geeft de opdracht De opdracht luidt: “Leg aan elkaar uit hoe jouw deel van de machine werkt en wat de namen zijn van de onderdelen. Dit zijn natuurlijk niet bestaande onderdelen, zoals Keepvogel zijn onderdelen benoemt.” 3. Het tweetal geeft om de beurt een uitleg U vertelt: ”De nummers 1 leggen aan de nummers 2 hun machine uit. Als ik drie keer klap dan wisselen jullie om. De nummers 2 leggen dan hun machine uit aan de nummers 1” 4. Nabespreking in de groep U geeft een stopteken. Laat een paar leerlingen de uitleg over hun machine delen met de hele groep. U hangt de lange tekening op in de klas/school.
Variaties:
1. Maak een kopie van de rode bladzijde midden in het prentenboek. Kleur de dieren in die je kunt vinden in de getekende machine van Keepvogel. 2. Maak een puzzel van een getekende machine.
3.3 Prentenboek De KIJKTOREN Korte omschrijving Keepvogel vindt lijm mooi spul. Daar kan je eigenlijk alles mee doen wat je wilt. Het dak repareren bijvoorbeeld. Of er een tafel op lijmen om beter te kunnen staan. En dan nog een paar spullen, om lekker ver te kunnen kijken. En nog iets verder... Aansluiting bij vakgebieden Taal en lezen, rekenen, natuur en techniek, filosoferen, creatief denken, beeldende vorming.
17
3.3.1 Introductie Doel:
De leerlingen weten wat het woord sorteren inhoudt. De leerlingen kunnen elkaar sorteren op (on)zichtbare eigenschappen.
Materiaal: Organisatievorm: Duur van de
− Instructie in de klas, de uitvoering op de speelplaats. 20 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Maak vier vakken op de grond. Nummer de vakken. Verloop van de activiteit
Begin:
U legt de leerlingen de opdracht uit: “Jullie gaan allemaal op deze lijn naast elkaar staan. Ik geef
2 minuten
een opdracht en jullie voeren hem uit. We gaan namelijk de groep sorteren.” Geef aan het einde van een opdracht steeds feedback met het woord sorteren erin. Bijvoorbeeld: “Goed zo! De meisjes zijn bij elkaar gesorteerd en de jongens zijn bij elkaar gesorteerd.” U doet zelf ook mee met het sorteren.
Kern: 10 minuten
− de meisjes gaan in vak 1 staan en de jongens in vak 2. − ga op de lijn staan van groot naar klein − op leeftijd in de diverse vakken − op haarkleur in de diverse vakken − op oogkleur in de diverse vakken − op hobby in de diverse vakken − op het aantal zussen in de diverse vakken − op het aantal broers in de diverse vakken − op begin letter van de (achter)naam − alle kinderen met een spijkerbroek gaan in vak in staan e.d.
Slot: 3 minuten
Sluit de activiteit af met de vraag: “Wie kan mij vertellen op welke manieren we steeds allemaal gesorteerd zijn?”
3.3.2 Voorlezen Doel:
De leerlingen voorspellen het verhaal. De leerlingen verwoorden hun eigen mening en beleving bij het verhaal. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
Materiaal:
− het boek Keepvogel - De kijktoren − bijlage 2a: het verhaalschema
Organisatievorm:
De grote kring
18
Duur van de
30 minuten
activiteit: Voorbereiding:
U leest en bekijkt het boek goed. Maak een grote kring. Verloop van de activiteit
Begin:
U pakt het boek en laat de voorkant zien. U vraagt aan de leerlingen: ”Wat zie je allemaal op de
10 minuten
kaft van dit boek?” Waar zou het boek over gaan?” Laat de leerlingen reageren op de vragen en laat ze voorspellingen doen. Vul met de voorspellingen het verhaalschema in bij de Wie?, Wat?, Waar?, Wanneer? pictogrammen. Dit kan met tekeningen of met woorden/korte zinnen.
Kern: 5 minuten Slot: 15 minuten
U leest het prentenboek voor. Onderbreek het voorlezen eventueel om in te gaan op spontane reacties van leerlingen. Na het voorlezen laat u een aantal leerlingen reageren op het verhaal. Vragen die u hierbij kunt stellen zijn: − Wat vind je van het verhaal? (mening/beleving) − Wat vind je van Keepvogel/Tungsten? (mening/beleving) − Klopt ons Wie?, Wat?, Waar? verhaalschema? (checken van de voorspelling) − Breid het verhaalschema eventueel uit met de pictogrammen: Begin?, Probleem?, Oplossing?, Einde?. Verander of vul het verhaalschema samen aan met de leerlingen. Laat een leerling of meerdere leerlingen het verhaal navertellen m.b.v. het ingevulde verhaalschema. Dit kan eventueel ook later in de week.
Variaties:
1. In kleine groepjes wordt het verhaal interactief voorgelezen.
3.3.3 Verwerking ‘rommelige la’ Doel: Materiaal:
De leerlingen denken na over de wijze van sorteren van spullen. − een la met allerlei ‘rommeltjes’ zoals: tube lijm, plakband, behangplaksel, houtlijm, lijmstift, post-its, etiketten, paperclip, wasknijpers (ook uit elkaar gehaald), touw, dun & dik elastiek, schroef & moer, diverse sleutels & slotje, spijker, naald & draad, etc. Zie voor inspiratie de binnenkant van de kaft van het prentenboek de kijktoren. − voor iedere leerling een wit A4-vel Voor de variaties: − een lege lettermuur van fotozakken
Organisatievorm: Duur van de
De grote kring 30 minuten
activiteit:
19
Voorbereiding:
Verzamel een la met allerlei ‘rommeltjes’ en zet deze in het midden van de kring. Maak een kring met in het midden een lege ruimte. Leg een wit A4 vel onder iedere stoel. Maak de fotozakken van de lettermuur leeg. Verloop van de activiteit
Begin: 5 minuten
Laat de leerlingen heel kort reageren op wat ze in het midden van de kring zien liggen. U zegt: “Dit is de la van Tungsten.” De volgende vragen kunt u stellen aan de leerlingen: “Wat zit er in de la?” Gooi de la leeg in het midden van de kring en verspreid de spulletjes zodat ze zichtbaar worden. “Wie heeft thuis ook zo la?’’ “Wat zit er bij jullie thuis in zo’n la?” “Waarom liggen juist deze spullen in de la?” “Wat vind je van zo la?” “Hoe zou jij deze la opruimen?” Maak eventueel een bruggetje met de introductieactiviteit om leerlingen te inspireren.
Kern: 15 minuten
U verdeelt de spulletjes over de leerlingen of laat de leerlingen bijvoorbeeld vier spulletjes pakken. De leerlingen leggen deze spulletjes voor hun voeten op de grond. Vertel: “Bekijk welke spulletjes jij hebt. We gaan samen de spullen sorteren. Pak alle spulletjes die rond zijn en leg deze op het witte vel papier voor je voeten. Als je geen ronde spulletjes hebt, dan blijft jouw witte vel papier leeg. Kijk ook bij je schoudermaatjes of zij ronde spulletjes hebben verzameld op het witte vel papier. Als je denkt dat iets niet klopt bij je schoudermaatje op het witte vel papier, steek dan je hand omhoog. Je krijgt dan de beurt om te vragen aan diegene waarom een bepaald ding op het witte vel papier ligt.” U gaat verder: “Jullie kijken weer naar al je spulletjes en pakken alle spulletjes waarmee je iets afsluit. Leg de spulletjes die iets afsluiten op het witte vel papier en kijk ook of je schoudermaatjes dit ook hebben.” Vraag: “Wie weet nog een eigenschap waarop we de spullen kunnen sorteren?” Geef een aantal leerlingen de beurt om de eigenschap op te noemen en laat de leerlingen in de kring sorteren op de eigenschap. Bij variaties staan meer suggesties om te sorteren.
Slot:
U eindigt met het sorteren van spulletjes die plakken. De spulletjes die plakken worden in het
10 minuten
midden van kring gelegd. Laat vervolgens deze spulletjes nog verder sorteren. Leg deze vraag voor aan de leerlingen: “Hoe kunnen we deze spulletjes nog verder sorteren?”
Variaties:
1. sorteren op eigenschappen: plakt, draait, sluit af, verbindt, schroeft, hetzelfde materiaal, prikt, schrijft, komt uit de natuur, op vorm, op kleur, magnetisch, gereedschap, eetbaar, het één hoort bij het ander ( Bijvoorbeeld: Wat hoort er allemaal bij een knoop?), hebben dezelfde naam e.d. 2. sorteren op dezelfde beginletter 3. sorteren op alfabet in de fotozakken van de lettermuur 4. sorteren van klein naar groot 5. sorteren op een combinatie van eigenschappen bijvoorbeeld: lang en scherp 6. vraag en aanbod: Iedere leerling krijgt ongeveer dezelfde hoeveelheid spulletjes (max. 6). Laat leerlingen in tafelgroepjes uitwisselen op vraag met de klok mee. Leerlingen beginnen met: “Ik wil graag alle spulletjes die grijs zijn.” De andere leerlingen geven alle grijze spullen aan de vragende leerling. Eigenschappen die al een keer gevraagd zijn mogen niet nog eens gevraagd worden. Echter wel in combinatie met een nieuwe eigenschap.
20
3.3.4 Verwerking ‘metershoge kijktoren’ Doel: Materiaal:
De leerlingen hebben samen een metershoge tekening van een kijktoren. − per leerling een wit A3 papier met een begin- en een eindpunt; staand gebruiken − per leerling een zwart potlood of een fineliner − een voorbeeld van een kijktoren op de website van Keepvogel: www.keepvogel.nl. Ga vervolgens naar workshops en klik daarna op De hele hoge toren die Keepvogel maakt als hij bij de wolken probeert te komen.
Organisatievorm: Duur van de
Tafels in carré (vierkant) 45 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Leg de materialen klaar en zet de tafels in een carré. Start de website van Keepvogel op. Verloop van de activiteit
Begin: 10 minuten
U vertelt en demonstreert aan de leerlingen het volgende: “Jullie gaan een meterslange kijktoren tekenen van Keepvogel. Hiervoor krijgt ieder van jullie een vel wit papier met twee puntjes en een zwarte pen. Zowel rechts als links van jou zitten schoudermaatjes. Jouw deel van de kijktoren begint onder bij de punt en stopt boven bij de punt. Het begin van jouw deel van de kijktoren, is het einde van de kijktoren van jouw schoudermaatje links. Jouw einde van de kijktoren is bovenin, maar het begin van de kijktoren van jouw schoudermaatje rechts. Straks kunnen we alle tekeningen boven elkaar plakken en zien we één grote, lange kijktoren.” Laat het voorbeeld van een kijktoren zien op de website van Keepvogel zodat de leerlingen een concreet beeld krijgen.
Kern: 25 minuten
De leerlingen tekenen een deel van de kijktoren die is gemaakt van allerlei opgestapelde spullen. Leerlingen die het moeilijk vinden om spullen te tekenen kunnen inspiratie opdoen bij het voorbeeld op de website of in het boek. Stimuleer de schoudermaatjes om hun spullen op elkaar aan te laten sluiten.
Slot:
U hangt de meterslange kijktoren op in de klas/school.
10 minuten Variaties:
1. Knip uit folders/tijdschriften spullen om een kijktoren mee te stapelen. 2. Bedenk spullen voor een kijktoren die beginnen met dezelfde letter bijvoorbeeld: bank, bezem, braadpan, etc.
3.4 Prentenboek Het diepste gat Korte omschrijving Keepvogel heeft zin om iets te ontdekken. Het liefst iets heel bijzonders. Hij graaft een gat. Eerst vindt hij niks. Maar hij graaft steeds verder. Hij graaft zo 21
diep als hij kan en dan nog wat dieper. En nog wat. Dan ontdekt hij iets dat alles op zijn kop zet... Aansluiting bij vakgebieden Taal en lezen, geschiedenis, natuur en techniek, erfgoededucatie, filosoferen, aardrijkskunde, creatief denken, beeldende vorming.
3.4.1 Introductie Doel:
De leerlingen kunnen allerlei vondsten die in de bodem kunnen liggen benoemen. De leerlingen weten op welke wijze de bodemvondsten ontdekt en uitgegraven worden. De leerlingen weten dat oude en waardevolle bodemvondsten vaak in een museum liggen.
Materiaal:
- een oude munt - een plastic doos waarin het boek “Het diepste gat” past. - een speelgoed graafmachine - een schep - handschep - een lepel, theelepel - een kwastje - een bezem
Organisatievorm: Duur van de
De grote kring 20 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Leg in het midden van de kring de materialen, behalve de plastic doos. Verstop de doos met het boek in de zandbak van de school. Verloop van de activiteit
Begin: 10 minuten
Vertel aan de leerlingen dat u bezig was in de tuin om een boom te planten. Terwijl u een kuil aan het graven was, kwam u deze dingen tegen. Vraag aan de leerlingen: “Wie heeft ook wel eens iets opgegraven? Wat was dat?” Vervolgens vraagt u aan de leerlingen: “Kan ik dit naar een museum brengen?” In het gesprek met de leerlingen kunt u ze iets vertellen over archeologische vondsten en de wijze waarop ze gevonden worden. Gebruik hierbij de materialen zodat uitgelegd kan worden wanneer welk materiaal gebruikt wordt.
Kern: 5 minuten
Geef de leerlingen de volgende opdracht: “Bedenk eerst voor jezelf wat jij graag zou willen ontdekken onder de grond. We gaan vervolgens de leerlingen in de kring af en ieder mag om de beurt vertellen wat hij/zij graag zou willen vinden.”
Slot: 5 minuten
U vertelt: “Ik heb gehoord dat er in de zandbak ook iets ligt verstopt”. Ga met de leerlingen naar buiten en zoek de schat in de zandbak.
22
3.4.2 Voorlezen Doel:
De leerlingen voorspellen het verhaal. De leerlingen verwoorden hun eigen mening en beleving bij het verhaal. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
Materiaal:
− het boek Keepvogel – Het diepste gat − bijlage 2a: het verhaalschema
Organisatievorm: Duur van de
de grote kring 30 minuten
activiteit: Voorbereiding:
U leest en bekijkt het boek goed. Maak een grote kring. Verloop van de activiteit
Begin: 10 minuten
U pakt het boek en laat de voorkant zien. U vraagt aan de leerlingen:” Wat zie je allemaal op de kaft van dit boek?” Waar zou het boek over gaan?” Laat de leerlingen reageren op de vragen en laat ze voorspellingen doen. Vul met de voorspellingen het verhaalschema in bij de Wie?, Wat?, Waar? en Wanneer? -pictogrammen. Dit kan met tekeningen of met woorden/korte zinnen.
Kern: 5 minuten Slot: 15 minuten
U leest het prentenboek voor. Onderbreek het voorlezen eventueel om in te gaan op spontane reacties van leerlingen. Na het voorlezen laat u een aantal leerlingen reageren op het verhaal. Vragen die u hierbij kunt stellen zijn: – Wat vind je van het verhaal? (mening/beleving) – Wat vind je van Keepvogel/Tungsten? (mening/beleving) – Klopt ons Wie?, Wat?, Waar? Verhaalschema? (checken van de voorspelling) – Breid het verhaalschema eventueel uit met de pictogrammen: Begin?, Probleem?, Oplossing?, Einde?. Verander of vul het verhaalschema samen aan met de leerlingen. Laat een leerling of meerdere leerlingen het verhaal navertellen m.b.v. het ingevulde verhaalschema. Dit kan eventueel ook later in de week.
Variaties:
1. In kleine groepjes wordt het verhaal interactief voorgelezen.
3.4.3 Verwerking ‘bijzonder ontdekkingen’ Doel:
De leerlingen geven namen aan onbekende ontdekkingen. De leerlingen concretiseren de benamingen van onbekende ontdekkingen.
23
Materiaal:
– een A4 papier voor iedere leerling – een tekenpotlood voor iedere leerling – het prentenboek Het diepste gat – een pen
Organisatievorm: Duur van de
De grote kring 20 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Verloop van de activiteit
Begin: 5 minuten
Lees de bladzijde uit het boek voor die begint met: “Misschien vind ik wel een onderaards gravelarium….t/m…eronder zit!’”. Vraag aan de leerlingen: “Wat zou een gravelarium kunnen zijn?” Doe dit ook met de woorden: ‘kromobogtonol’ en ‘terrolilobeen’. Stel op het einde de vraag: “Kun je een naam bedenken voor iets wat nog niet bestaat?” Laat leerlingen hierover filosoferen.
Kern:
U geeft de volgende opdracht: “Jullie krijgen dadelijk een vel tekenpapier en een potlood. Ga op
10 minuten
je knieën voor je stoel zitten en leg je papier op de zitting van je stoel. Teken een ontdekking die nog nooit iemand gevonden heeft en bedenkt er een naam voor, zoals Keepvogel dat bedenkt. Deze naam is nieuw, want niemand heeft ooit de ontdekking gevonden en gezien. Ik kom bij jullie langs om de naam onder de ontdekking te schrijven.”
Slot:
De leerlingen gaan weer op hun stoel zitten, leggen het potlood onder de stoel en de tekening
5 minuten
in hun handen. Laat de leerlingen in schoudermaatjes (tweetallen) aan elkaar uitleggen wat ze getekend hebben en hoe het heet. Als u klapt wisselen de rollen om. De ene leerling licht de tekening toe en de ander luistert.
3.4.4 Verwerking ‘ondergrondse ontdekkingen ‘ Doel: Materiaal:
De leerlingen hebben samen een grote tekening van ontdekkingen onder de grond. − per leerling een zwart A3 papier liggend gebruiken − per leerling een wit potlood − een voorbeeld van ondergrondse ontdekkingen op de website van Keepvogel: www.keepvogel.nl. Ga vervolgens naar workshops en klik daarna op Wat Keepvogel onder de grond ontdekt (Boekgids 2010).
Organisatievorm: Duur van de
Tafelgroepjes 45 minuten
activiteit:
24
Voorbereiding:
Start de website van Keepvogel op. Verloop van de activiteit
Begin:
U vertelt en demonstreert aan de leerlingen het volgende: “Jullie gaan een grote tekening
5 minuten
samen maken met allerlei ondergrondse ontdekkingen. Hiervoor krijgt ieder van jullie een zwart papier en een wit potlood. Teken op je papier allerlei ontdekkingen, zoals in de bodem bij Keepvogel. Straks kunnen we alle tekeningen bij elkaar plakken en zien we allerlei ondergrondse ontdekkingen.” Laat het voorbeeld van ondergrondse ontdekkingen zien op de website van Keepvogel zodat de leerlingen een concreet beeld krijgen. Inspireer leerlingen eventueel ook nog vanuit de prenten in het boek.
Kern:
De leerlingen tekenen een deel van de bodem met ontdekkingen.
10 minuten Slot: 5 minuten Variaties:
U hangt de tekening op in de klas/school. De tekeningen kunnen zowel links als rechts aan elkaar sluiten als boven en onder. 1. Knip uit folders/tijdschriften ontdekkingen en plak deze op in plaats van te tekenen. 2. Schilder met ecoline de bodemlagen. Eventueel kunnen er met zwarte fineliner bodemvondsten in getekend worden.
3.5 Prentenboek Nachtpannenkoeken Korte omschrijving Het is nacht. Keepvogel ligt wakker. Eigenlijk best saai om zo lang stil te liggen. Dan kan hij beter iets leuks gaan doen. Pannenkoeken bakken bijvoorbeeld. Terwijl Keepvogel alvast beslag maakt, nodigt Tungsten een paar gasten uit. Iedereen mag zelf twee gasten meenemen, en die ook weer, en die ook... Aansluiting bij vakgebieden Taal en lezen, rekenen, creatief denken, natuur en techniek, beeldende vorming.
3.5.1 Introductie Doel:
De leerlingen weten wat een kookboek is. De leerlingen weten wat het woord recept betekent. De leerlingen weten wat de woorden dubbel en verdubbelen inhouden.
Materiaal:
– een kookboek – een bekertje, een pak bloem, een mes, zout, eieren, een paar kleine pakken melk, een eetlepel, een pak suiker, een garde, een kom, een pan, een soeplepel, boter.
25
– een wit A4 papier voor iedere leerling – een grijs potlood voor iedere leerling Organisatievorm:
De grote kring in u-vorm en op de knieën op de grond voor de stoel zodat de zitting gebruikt kan worden als ‘tafel’ om te kunnen tekenen.
Duur van de
30 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Zet op het (digitale) schoolbord het volgende recept inclusief de pictogram tekeningen: Voor 8 pannenkoeken: 2 bekertjes bloem 1 mespunt zout 2 eieren 1 klein pak melk 1 eetlepel suiker voor zoete pannenkoeken Stal de materialen die wat te maken hebben met het recept voor uw stoel uit. De overige materialen legt u onder uw stoel. Verloop van de activiteit
Begin: 10 minuten
Laat de leerlingen heel kort reageren op wat ze in het midden van de kring zien liggen. U stelt vervolgens de vraag: “Wat kun je doen met deze spullen?” Wellicht komen de leerlingen op pannenkoeken maken en hun eigen ervaringen daarmee. Daarna stelt u de vraag: “Wat doet dat boek tussen de spullen?” Laat leerlingen de relatie leggen tussen: Kookboek - pannenkoekenrecept - ingrediënten en de hulpmaterialen. Indien leerlingen dit moeilijk vinden kunt u hardop het recept uit het kookboek lezen en uitbeelden. U zegt: “Ik heb zin in pannenkoeken en ik wil ze zelf gaan maken. Ik zoek in het kookboek het recept voor de pannenkoeken. Gevonden! Wat heb ik nodig? Wat zijn de ingrediënten om het pannenkoekenbeslag te maken? Twee keer een bekertje bloem, een mespunt zout, twee eieren, een klein pak melk en een eetlepel suiker. Ik doe alles een voor een in de beslagkom en daarna mix ik alles door elkaar met de garde. Zo, het pannenkoekenbeslag is klaar. Nu heb ik een pan nodig en een soeplepel. Ik zet de pan op het vuur, een klontje boter erin laten smelten. Als de boter gesmolten is, dan schep ik het beslag in de pan. Ik pak de pan bij de steel en verdeel het beslag over de bodem van de pan. Het beslag wordt hard en de pannenkoek lichtbruin. Nu draai ik de pannenkoek om, zodat hij aan de andere kant ook bruin kan worden. Ik draai het vuur uit en doe de pannenkoek op een bord.” Eet smakelijk!”
Kern:
U laat de leerlingen het recept op het (digitale) schoolbord zien. Lees samen met de leerlingen
10 minuten
het recept, door ze te wijzen op de pictogrammen. Deel het A4 papier en de potloden uit. Laat de leerlingen hun zitting als tafelblad gebruiken. Geef de volgende opdracht: “Teken het recept op je A4 papier na (alleen de pictogrammen).” Als de leerlingen klaar zijn, gaan ze weer op hun stoel zitten met het getekende recept in hun hand. Het potlood leggen ze onder hun stoel. U maakt tweetallen van schoudermaatjes. U geeft de volgende opdracht: “Iedereen heeft het recept in zijn/haar handen. Hoeveel pannenkoeken krijg ik als ik twee keer het recept maak? Tel alle pannenkoeken bij elkaar van jullie twee
26
blaadjes.” Geef de tweetallen de tijd om de pannenkoeken van beide blaadjes bij elkaar op te tellen. Doe dit ook met alle ingrediënten. Slot: 10 minuten
U legt uit dat ieder tweetal een dubbel recept heeft. Het recept twee keer gebruiken heet verdubbelen. Leg eventueel de link met de tafel van twee.
3.5.2 VOORLEZEN Doel:
De leerlingen voorspellen het verhaal. De leerlingen verwoorden hun eigen mening en beleving bij het verhaal. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
Materiaal:
− het boek Keepvogel - Nachtpannenkoeken − bijlage 2a: het verhaalschema − DVD van Keepvogel
Organisatievorm: Duur van de
de grote kring 30 minuten
activiteit: Voorbereiding:
U leest en bekijkt het boek goed. Maak een grote kring. Bekijk ook het filmpje. Verloop van de activiteit
Begin: 10 minuten
U pakt het boek en laat de voorkant zien. U vraagt aan de leerlingen:” Wat zie je allemaal op de kaft van dit boek?” Waar zou het boek over gaan?” Laat de leerlingen reageren op de vragen en laat ze voorspellingen doen. Vul met de voorspellingen het verhaalschema in bij de Wie?, Wat?, Waar? en Wanneer?-pictogrammen. Dit kan met tekeningen of met woorden/korte zinnen. Bij het pictogram wanneer kunt u aandacht besteden aan de binnenkant van de kaft waar de pannenkoeken op de maancyclus lijkt.
Kern: 5 minuten Slot: 15 minuten
U leest het prentenboek voor. Onderbreek het voorlezen eventueel om in te gaan op spontane reacties van leerlingen. Na het voorlezen laat u een aantal leerlingen reageren op het verhaal. Vragen die u hierbij kunt stellen zijn: – Wat vind je van het verhaal? (mening/beleving) – Wat vind je van Keepvogel/Tungsten? (mening/beleving) – Klopt ons Wie?, Wat?, Waar? Verhaalschema? (checken van de voorspelling) -
Breid het verhaalschema eventueel uit met de pictogrammen: Begin?, Probleem?,
Oplossing?, Einde?. Verander of vul het verhaalschema samen aan met de leerlingen. Laat een leerling of meerdere leerlingen het verhaal navertellen m.b.v. het ingevulde verhaalschema. Dit kan eventueel ook later in de week. Variaties:
1. In kleine groepjes wordt het verhaal interactief voorgelezen.
27
3.5.3 Verwerking ‘slim uitnodigen ‘ Doel: Materiaal:
De leerlingen beelden op de speelplaats uit hoe Tungsten de gasten heeft uitgenodigd. Alle groepen 3 of een aantal groepen Het boek Nachtpannenkoeken
Organisatievorm: Duur van de
Op de speelplaats 20 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Bespreek met uw collega’s of zijn/haar klas mee kan doen om het uitnodigen uit te beelden. Verloop van de activiteit
Begin:
Alle leerlingen staan op de speelplaats in een u-vorm om u heen. U vertelt de leerlingen
5 minuten
het volgende: “In groep 3 hebben wij een prentenboek gelezen dat nachtpannenkoeken heet.” U laat het boek zien. U gaat verder: “Het is nacht en Keepvogel kan niet slapen. Hij staat op en gaat pannenkoeken bakken. Tungsten, het hondje, gaat gasten uitnodigen voor het pannenkoekenfeest. Maar…Tungsten is al heel snel terug. Toch komen al heel snel veel gasten op het pannenkoekenfeest. Keepvogel vraagt aan Tungsten hoeveel gasten hij heeft uitgenodigd. Tungsten vertelt: “Ik heb maar twee gasten uitgenodigd, maar ik heb tegen iedereen gezegd die komt dat die zelf ook twee gasten mag meenemen”.
Kern: 10 minuten
U wijst één leerling aan die Tungsten voorstelt. Deze leerling gaat midden op de speelplaats staan en vertelt welke twee leerlingen hij/zij uitnodigt voor het feest. Deze twee leerlingen gaan aan weerskanten van ‘Tungsten’ staan en houden ieder een hand van ‘Tungsten’ vast. De twee uitgenodigde gasten vertellen om beurten wie ze gaan uitnodigen. Deze leerlingen komen ieder aan een hand van de uitgenodigde gasten. Op deze manier worden de leerlingen uitgenodigd totdat de er geen leerlingen meer zijn om uit te nodigen. Op de speelplaats ontstaan twee boomdiagrammen van leerlingen.
Slot: 5 minuten
U gaat weer naar binnen met de leerlingen. Eventueel kunt u in de klas de belevingen van het slim uitnodigen bespreken.
3.5.4 Verwerking ‘een massa bezoekers ‘ Doel: Materiaal:
De leerlingen hebben samen een grote tekening met een massa bezoekers. − per leerling een wit A3 papier liggend gebruiken − per leerling een zwart potlood of een fineliner − een voorbeeld van een massa bezoekers op de website van Keepvogel: www.keepvogel.nl. Ga vervolgens naar workshops en klik daarna op De 1048576 bezoekers van het nachtpannenkoekenfeest die getekend zijn in de bibliotheek van Noordwijk.
Organisatievorm:
Tafelgroepjes
28
Duur van de
45 minuten
activiteit: Voorbereiding:
Start de website van Keepvogel op. Verloop van de activiteit
Begin: 10 minuten
U vertelt en demonstreert aan de leerlingen het volgende: “Jullie gaan een grote tekening samen maken met heel veel bezoekers van het nachtpannenkoekenfeest. Hiervoor krijgt ieder van jullie een vel wit papier en een zwarte pen. Teken op je papier allerlei bezoekers. Straks kunnen we alle tekeningen bij elkaar plakken en zien we één groot feest met heel veel gasten.” Laat het voorbeeld van een massa bezoekers zien op de website van Keepvogel zodat de leerlingen een concreet beeld krijgen.
Kern:
De leerlingen tekenen een deel van de bezoekers van het nachtpannenkoekenfeest.
25 minuten Slot: 10 minuten Variaties:
U hangt de tekening op in de klas/school. De tekeningen kunnen zowel links als rechts aan elkaar sluiten als boven en onder. 1. Knip uit folders/tijdschriften mensen en plak deze op in plaats van te tekenen.
29
Doelen van introductieactiviteiten
Bibliotheekbezoek
Boeken van Keepvogel
Noodweer
1. Leerlingen weten wat het woord uitvinding betekent. 2. Leerlingen hebben ideeën/ uitvindingen met een stok.
1. De leerlingen weten wat het woord sorteren inhoudt. 2. De leerlingen kunnen elkaar soorten op (on)zichtbare eigenschappen.
1. De leerlingen kunnen allerlei vondsten die in de bodem kunnen liggen benoemen 2. De leerlingen weten op welke wijze de bodemvondsten ontdekt en uitgegraven worden. 3. De leerlingen weten dat oude en waardevolle bodemvondsten vaak in een museum liggen.
1. De leerlingen weten wat een kookboek is. 2. De leerlingen weten wat het woord recept betekent. 3. De leerlingen weten wat de woorden dubbel en verdubbelen inhouden.
De uitvinding
De kijktoren
Het diepste gat
Nachtpannenkoeken
30 1. De leerlingen voorspellen het verhaal. 2. De leerlingen verwoorden hun eigen mening en beleving bij het verhaal. 3. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
1. De leerlingen voorspellen het verhaal. 2. De leerlingen verwoorden hun eigen mening en beleving bij het verhaal. 3. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
1. De leerlingen voorspellen het verhaal. 2. De leerlingen verwoorden hun eigen mening en beleving bij het verhaal. 3. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
1. De leerlingen voorspellen het verhaal. 2. De leerlingen verwoorden hun eigen mening en beleving bij het verhaal. 3. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
1. De leerlingen weten wat het verhaalschema en de pictogrammen inhouden. 2. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van het verhaalschema.
Doelen van Voorleesactiviteiten
1. De leerlingen beelden het uitnodigen van de gasten uit.
1. De leerlingen geven namen aan onbekende ontdekkingen. 2. De leerlingen concretiseren de benamingen van onbekende ontdekkingen.
1. De leerlingen denken na over de wijze van sorteren van spullen.
1. De leerlingen beelden samen de werkende machine uit van Keepvogel. 2. De leerlingen weten dat de paarse/rode stempels in het boek gedachten zijn van Keepvogel.
Bibliotheekbezoek
Doelen van Verwerkingsactiviteiten
1. De leerlingen hebben samen een grote tekening met een massa bezoekers.
1. De leerlingen hebben samen een grote tekening van ontdekkingen onder de grond.
1. De leerlingen hebben samen een meterslange tekening van een kijktoren.
1. De leerlingen hebben samen een meterslange tekening van een machine.
1. De leerlingen hebben samen een ‘kilometerslange’ tekening van landschap van de zoektocht van Keepvogel
Doelen van verwerkingsactiviteiten
31
Einde?
e.
Oplossing?
Probleem?
Begin?
B
Wanneer?
Waar?
Wat?
Wie?
Bijlage 2a Het verhaalschema
Bijlage 2b Pictogrammen van het verhaalschema
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
B Begin?
Probleem?
e. Oplossing? 32
Einde?