KJV 2014-2015 (GROEP 2)
Coco, of het kleine zwarte jurkje / Annemarie van Haeringen (door Bie Van Assche)
Auteursinfo Annemarie van Haeringen Is geboren in Haarlem op 16 februari 1959. Zij is een Nederlands illustratrice en prentenboekenmaakster. Ze heeft de lerarenopleiding tekenen en handvaardigheid in Tilburg gevolgd. Op de Rietveld Academie koos ze voor het hoofdvak illustratie. Na haar afstuderen in 1983 ging ze dan ook meteen aan de slag als illustratrice van kinder- en jeugdboeken. Haar eerste boek was Kattesprongen en reuzestappen (1985). In de periode 1994-2003 maakte ze voor de VPRO een serie filmpjes, gebaseerd op verhalen van Toon Tellegen. Ze werkte verder voor verschillende kranten voor kindertijdschriften. Intussen zijn er al veel boeken van haar verschenen altijd met hele bijzondere tekeningen.
Kort samengevat ‘Opschieten! Jullie mogen pas naar bed als alle lakens gestreken zijn.’ De kleine Coco groeit op in het weeshuis. Ze moet hard werken voor de kost. Maar ze leert er ook naaien en borduren als een engel. Tot haar achttiende, dan moet ze een baantje gaan zoeken. De wereld ligt voor haar open. En één ding weet Coco heel zeker. Ze wil nooit, nooit meer arm zijn. Coco Chanel (1883-1971) was een beroemde Franse modeontwerpster. Geboren in een arm gezin, streng opgevoed in het weeshuis, beïnvloed door de stijl van rijke aanbidders, bleef ze haar hele leven trouw aan de eenvoud. Een luxe eenvoud, die onvergetelijke stijliconen opgeleverd heeft als het kleine zwarte jurkje, Chanel nr 5, de camellia en het perfect vallende tweed pakje.
Aan de slag Enkele vragen om te starten - Denk je dat dit een verzonnen verhaal is? Een soort van sprookje? - Had je de naam Coco Chanel al eens eerder gehoord? - Zijn modeontwerpers altijd vrouwen? - Ken je nog beroepen waarvan je eerst dacht dat ze alleen door vrouwen of alleen door mannen worden gedaan? Noem een paar voorbeelden. (vb. kok, kleuteronderwijzer(es), vrachtwagenchauffeur,…)
De tekeningen - Wat zie je op de cover van het boek? (een gele parfum fles en een meisje dat de vloer schoon maakt. Voor de rest is de kaft zwart, zo valt de fles nog meer op.) - Wat zouden de lijntjes op de binnenflap zijn? Kijk daarna op het einde van het boek naar de achterflap. - Wat valt je op bij de eerste tekening? (de lange gang en de meisjes die poetsen) - En wat bij de tweede tekening? - Heeft Coco een fijne jeugd gehad? In dit boek staan vooral veel tekeningen en niet zo veel tekst. Past de tekst zo bij de tekeningen dat je het verhaal helemaal begrijpt? - Welke pagina vinden jullie de leukste en waarom?
De tekst Wat zeggen volgende zinnen voor je: - “Ze groeit op in het weeshuis terwijl haar vader nog leeft. En dat is erger dan een wees te zijn: ze is afgedankt, een foutje, een niemendalletje.” - “Hoe kan je denken met een dooie duif op je hoofd?” - “De dames willen jurken in alle kleuren, behalve zwart. ‘Zwart is geen kleur’, zeggen ze. ‘O nee?’ zegt Coco. ‘Zwart heeft alles! In een zwart jurkje zie je vooral de vrouw die het draagt en niet het jurkje zelf.’”
Enkele bedenkingen - Kunnen jullie breien, haken, naaien of iets anders maken met je handen? (koken, bakken, timmeren, kleien???) waardoor je mooie of lekkere spullen kan maken. Zou je er ook beroemd mee kunnen worden? - Wat kan je allemaal doen om beroemd te worden? - Wat zou je zelf willen doen om beroemd te worden?
Doe opdrachten - Zorg voor eenvoudige hoeden en materiaal om deze te versieren. Hou daarna een modeshow. - Zorg voor grote vellen papier (rollen behangpapier, bruin inpak papier,…) ze gaan om beurten op een blad liggen en een ander tekent de omtrek van het kind. Ga verder tot iedereen een schaduw van zich zelf heeft op een blad. Ga aan de slag met verf of stiften of kleurpotloden of nog beter met resten stof en wol. Laat ze een nieuwe outfit voor zich zelf maken op hun eigen omtrek.
Ook de jongens kunnen zich origineel “aankleden”. Laat hun fantasie de vrije loop. Hou daarna een tentoonstelling. Extra’s Zorg voor meer boeken over mode en mode ontwerpers en boeken over beroemde personen en uitvindingen. Laat ze zoeken naar mensen die belangrijke uitvindingen deden die het leven van de mensen beter en/of eenvoudiger maakten.
Enkele spreekwoorden en gezegden over kledij en mode
dat gaat je niet in de kouwe kleren zitten. (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen, bijvoorbeeld een traumatische ervaring) dat raakt mijn koude kleren niet. (=ergens niets mee te maken hebben en zich niet voor interesseren) de kleren maken de man. (=iemands kleding bepaalt het aanzien dat hij krijgt) de noppen van de kleren houden (=onkosten met zich meebrengen) een wolf in schaapskleren (=een gevaarlijk iemand die zich als onschadelijk voordoet) iemands koude kleren niet raken (=helemaal niet storen of hinderen) iets langs je (koude) kleren af laten glijden (=ergens niets van aan trekken) kinderen zijn een zegen des heren maar zij houden de noppen van de kleren (=kinderen opvoeden kost veel geld) langs zijn koude kleren laten afglijden (=onverschillig laten) wolf in schaapskleren (=er braaf uitziend maar in werkelijkheid heel gevaarlijk)
Er zijn veel spreekwoorden waarin kleding voorkomt. Hieronder zie je spreekwoorden waar een kledingstuk in voorkomt, maar… het kledingstuk is verdwenen! Weet jij welk kledingstuk op de puntjes hoort te staan? We moeten de ................................................ aanhalen. We moeten zuiniger gaan leven. De kinderen vragen de nieuwe juf de ................................................ van het lijf. De kinderen stellen heel veel vragen aan de nieuwe juf. Daar zakt mijn ................................................van af. Daar ben ik erg verbaasd over. Hij is een held op ................................................ Hij is een bangerik. De moed zonk hem in de ................................................ Hij durfde niet meer.
Ik schrok me een ................................................ Ik schrok heel erg! Dat is geen katje om zonder ................................................ aan te pakken. Met die persoon kun je beter voorzichtig omgaan.
Juryleden kunnen online op de KJV-boeken reageren. Ga naar www.kjv.be, klik op ‘Welke boeken moet ik lezen’ en dan op de groep en het boek in kwestie.
KJV 2014-2015 (GROEP 2) De grote dag / Arnoud Wierstra (door Bert Wastijn)
Auteursinfo Arnoud Wierstra (1968) wilde als kind al naar de kunstacademie, maar toen hij daar uiteindelijk studeerde, viel de opleiding tegen. Hij stopte en ging vier jaar lang plastic flessen inpakken in een fabriek. Daarna studeerde hij psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkt nu als psycholoog op twee middelbare scholen. In 2010 kwam zijn eerste woordeloze boek uit met als titel Feest. In 2013 publiceerde hij bij Gottmer het boek De grote dag en kreeg daarbij alvast een KJV-nominatie.
Kort samengevat Morgen is de grote dag. Dan komt ze! De cakejes zijn gebakken, het cadeautje is mooi ingepakt, de wekker is gezet. Alles is klaar. Nu nog maar één nachtje slapen… Aan het begin van het boek komen we aan bij een groot huis. Het huis van een jonge muzikant. Het is duidelijk dat hij aftelt naar een speciale gebeurtenis. Heel wat elementen uit de tekeningen laten vermoeden dat hij aftelt naar het moment dat hij zijn geliefde terugziet. Hij is in de weer met de laatste voorbereidingen en gaat dan een laatste keer slapen voor de grote dag. Als hij wakker wordt, lijkt alles anders en loopt niets zoals gepland. In een droomwereld trekt het hoofdpersonage op stap en heeft de ene tegenslag na de andere. Tijdens zijn avontuur per moto, boot of octopus lijkt alles hem weg te houden van zijn geliefde. Tot hij wakker wordt uit die nare nachtmerrie. Hij klimt uit bed, maakt zich klaar voor deze bijzondere dag en hij gaat opnieuw het avontuur aan. 3 uur wacht hij op het station vooraleer zijn geliefde aankomt. Ze vliegen naar elkaar toe. Een happy end voor de twee muzikanten, wanneer ze dicht bij elkaar opnieuw naar dromenland vertrekken.
Aan de slag Thema De grote dag gaat over heel veel verschillende zaken. Een kringgesprek is een leuke manier om hier even over na te denken met de kinderen. Laat ze hierover vertellen. (Hieronder staan suggesties en voorbeelden van vragen.)
Het boek gaat over een speciale gebeurtenis waar je lang naar uitkijkt. Is er iets waar de kinderen naar uitkijken? Hun communie of lentefeest, een verjaardag, sinterklaas, kerstmis, op reis gaan, op kamp gaan? Waarom kijken ze uit naar zo iets? Wat maakt zoiets speciaal? Wanneer is zoiets speciaal? Zijn er zaken die ze niet speciaal of bijzonder vinden? Het boek gaat ook over dromen. Waarover hebben ze allemaal al gedroomd? Zijn dromen leuk? Zijn dromen stom? Hoe heet een droom die ze eigenlijk niet zo leuk vinden? Een nachtmerrie. Het thema verliefd zijn: de jongen in het boek verlangt om zijn liefje terug te zien. Waarom zou hij zo blij zijn? Hij heeft haar gemist. / Hij heeft haar heel lang niet gezien. / Het is misschien de eerste keer dat hij haar zag. (elkaar leren kennen via internet) / Ze is op reis geweest … Moeten ze hun liefjes lang niet zien voor ze hem/haar missen? Hoe voelt dat om verliefd te zijn? Is dat makkelijk om een liefje te vinden? Kennen ze veel mensen die een liefje hebben of geen liefje hebben? Het thema muziek: de jongen en het meisje spelen allebei een muziekinstrument. Welke instrumenten kennen ze allemaal? Spelen ze zelf op een instrument? Weten ze op welke instrumenten de mensen uit het boek spelen? Illustraties Bekijk samen met de groep de kaft en de tekeningen in het boek. Wat vinden ze van de tekening (probeer de woorden mooi of lelijk te vermijden in deze fase)? Laat de kinderen nadenken wat ze van de tekening of delen van de prenten vinden. Het helpt om hen te laten omschrijven wat ze zien. - Vraag eventueel welke dingen ze mooi vonden, wat ze minder mooi vonden of wat ze echt niet mooi vonden. - Kunnen ze een gezichtje tekenen bij de tekening? Voelen ze zich blij of droef bij de tekeningen? Is er een verschil tussen de verschillende tekeningen? Arnoud Wierstra heeft van dit woordloos prentenboek ook een zoekboek gemaakt. Hij verstopte verschillende kleine elementen op elke pagina. Ook liet hij grote motieven terugkomen. Of stopte hij opmerkelijke elementen in de tekeningen. Het is leuk om ze eens allemaal op een rijtje te zetten en binnen een focus te bekijken: - Op elke pagina zitten geturfde streepjes verstopt. (Zoals ze in de tekening van zijn huis op de voorgevel en de lantaarnpaal staan, of op zijn bed.) Zien ze die op elke tekening terug? Verandert het aantal streepjes? - Hebben ze gezien dat de jongen een krokodil in huis heeft? Wat doet hij allemaal in het boek? - Waarom zijn er geen muren aan de huizen? - Op het verkeersbord (de prenten waar hij op de bus wacht) staat 43 per uur. Oei? - De vlag van het piratenschip toont heel veel emotie. Wat denken ze dat de vlag voelt? - Hoe zien ze eigenlijk dat het een echt piratenschip is? - Welke dieren zien ze allemaal verstopt in het boek? Vertel het verhaal De tekenaar had geen woorden nodig om zijn verhaal te vertellen. Iedereen heeft zijn verhaal begrepen op zijn manier.
De kinderen kunnen per twee hun verhaal aan elkaar ‘voorlezen’. Hierbij bladeren ze tekening per tekening in het boek en vertellen aan elkaar wat in het verhaal gebeurt. Na het einde van het eerste verhaal, keren ze de rollen om. De kinderen kunnen per twee hun verhaal ook aan elkaar uitbeelden. De kinderen kunnen hun verhaal ook neerschrijven als ze dat willen. Beeld het verhaal uit De kinderen kunnen het verhaal vertalen naar een echt toneelstuk. Hoe zou dat verlopen? Probeer het verhaal uit te beelden in groepjes. Tableaus Vivants Probeer ook eens de Tableaux Vivants. Probeer met de kinderen het verhaal uit te beelden in 6 foto’s: - 1 inleidende foto - (3 of) 4 middenfoto’s - 1 (of 2) eindfoto(‘s) Je kan je Tableaux Vivants posten op het online KJV-prikbord! http://kjv.be/prikbord/groep.php
Andere leestips Feest / Arnoud Wierstra (Lemniscaat, 2010) Ik val op jou / Rebecca Dautremer (Davidsfonds/Infodok, 2004) De dromen van Boeba / Agnès de Lestrade en Tom Schamp (Lannoo, 2008)
Juryleden kunnen online op de KJV-boeken reageren. Ga naar www.kjv.be, klik op ‘Welke boeken moet ik lezen’ en dan op de groep en het boek in kwestie.
KJV 2014-2015 (GROEP 2)
De honden van Vik / Aag Vernelen en Bert Dombrecht (ill.) (door Bie Van Assche)
Auteursinfo Aag Vernelen is geboren in Leuven in 1980. Als kind woonde ze in Aarschot, maar ze groeide ook op in Wezemaal. Daar ging ze naar school en vingen haar grootouders haar na schooltijd op, samen met haar neefjes en nichtjes. Aag studeerde Bio-ingenieurswetenschappen en Psychologie aan de K.U. Leuven. In haar studententijd volgde ze heel wat schrijfcursussen. Eén daarvan was ‘autobiografisch schrijven’, waar ze ontdekte dat ze als schrijfster geen eindeloze fantasie hoeft te hebben en haar eigen kindertijd perfect als bron van inspiratie kan gebruiken. Zo kreeg Aag de smaak van het schrijven echt te pakken en begon ze verhalen voor kinderen te schrijven. Deze verhalen zijn vaak voor een groot deel autobiografisch. Een plek naast de sla, een boek voor eerste lezers dat in 2010 uitkwam, is haar eerste boek. Schrijven voor kinderen en jongeren is en blijft haar grote liefde. Nu woont Aag met haar man Yves en haar zoontjes Beer en Mees in Herentals, vlak bij de Netevallei. Leuk om weten: - Aag is gek op dieren. Als kind had ze eens een hond, twee katten, zes chinchilla’s, twee ratten en twee valkparkieten tegelijkertijd. Nu houdt ze het op twee katten en een hond. Dat is meer dan genoeg in haar kleine rijhuis. - Aag voelt zich vaak nog een klein meisje in een “grotemensenlijf”.
Illustratorinfo Bert Dombrecht werd geboren in Brugge in 1978. Tijdens zijn middelbare schooltijd waren zijn notities al opgeluisterd met tekeningetjes en karikaturen en in zijn vrije tijd tekende hij graag stripverhalen. Bert ging Grafische Vormgeving studeren in Gent en werd vormgever en later artdirector in een grafisch bureau. Hij ging verder studeren voor Animatiefilm en in het vak Illustratie van teksten ontdekte hij zijn echte passie: illustreren. In 2007 verscheen zijn eerste prentenboek: In het donker, met tekst van Karla Stoefs. Naast tekenen maakt Bert ook graag tijd voor muziek, lezen en films, muurklimmen, op kamp gaan met de Zonnebloemblaadjes en weidse landschappen in het buitenland verkennen… en tekenen. Kort samengevat Vik is dol op honden. Hij heeft er twee. Han is een kanjer van een hond. Hij waakt voor Vik. Hij is steeds in de tuin. Sip is zo klein als een muis. Hij past mooi op Viks schoot. Hij blijft altijd in huis. Op een dag laat Vik de deur openstaan. Han loopt het huis in, terwijl Sip naar buiten snelt. Han gaat op de bank liggen. Sip likt aan een bot en rent rond. Dan valt de deur dicht. Han moet een plas, maar kan niet naar buiten. Sip is de regen beu. Wat nu? Om te starten Wie heeft er zelf huisdieren? Wie heeft er één of meer honden? Wat zijn hun namen? Wie geen hond heeft, bedenkt een leuke hondennaam. Zorg voor enkele informatie boeken over honden, bijvoorbeeld: - Waarom hebben honden natte neuzen? / Stanley Coren, Biblion - Alle honden hebben ADHD / Kathy Hoopman, Pica - Ik leer honden tekenen / Jennifer Lipsey, Deltas - Ooggetuigen: honden / Juliet Clutton-Brock, Standaard - Het grote kijkboek: honden / Sabine Dumortier, Davidsfonds/Infodok Aan de hand van deze boeken kunnen de kinderen van alles opzoeken over honden. De tekst Stel enkele vragen: - Hoe groot of klein kunnen honden zijn? - Wat voor soorten vachten van honden bestaan er zoal? - Wat eten honden zoal? - Eten alle rassen dezelfde dingen? - Hoe oud worden honden meestal? - Als je een hond hebt, begrijp je dan wat die bedoelt? Heeft een hond een soort van eigen taal om aan z’n baasje iets te vertellen? - Waarom leeft de hond Han uit het verhaal vooral buiten in de tuin, en waarom Sip binnen? - Welke van deze twee honden zou je zelf het liefste willen hebben en waarom? - De honden zijn van Vik maar daar zien we op de tekeningen niet zoveel van. Wat voor iemand zou Vik zijn? Is hij bijvoorbeeld oud of eerder jong? Waarom heeft hij twee honden? Welke hond heeft hij het liefste denk je?
Je kan ook voor doe-tips kiezen: - Honden kunnen er heel verschillend uitzien, kijk maar eens naar bijvoorbeeld de staart van een hond. Zorg voor wol en touw en laat de kinderen staarten maken die bij het soort hond passen die ze zelf zouden willen hebben. - Laat een deel van de ruimte de tuin zijn en een ander deel de huiskamer met de zetel. De kleine hondjes nestelen zich in de woonkamer. De grote honden in het tuin gedeelte. Nu vertellen de kleine hondjes om beurten wat ze zo fijn vinden aan in de woonkamer zijn. Daarna vertellen de grote honden om beurten over de voordelen van de tuin. Zo maken ze ‘reclame’ voor hun eigen plek. Wat zijn de voordelen van binnen wonen en wat zijn de voordelen van buiten wonen? - Je kan dit ook door één grote en één kleine hond laten doen. De andere kinderen stemmen dan voor wie het meest overtuigend verteld heeft over zijn eigen plaats. - In het verhaal staat dat de honden graag eens van plek zouden willen ruilen. Waarom is dat, denken ze? Hebben ze dit zelf ook wel eens? Dat ze bijvoorbeeld in de klas zitten en andere kinderen buiten aan het sporten zijn. Zouden ze dan ook willen ruilen? Wanneer nog? Laat ze een aantal voorbeelden opsommen. Wat denken de kinderen van het laatste zinnetje van het boek: “elk op zijn plek. Dat vinden ze best. maar wat als de deur nog eens op een kier staat? Dan doen ze het weer! O ja!” De illustraties De honden zijn heel knap getekend. Maar er staan nog diertjes op de tekeningen, welke diertjes en wat doen ze? Bijvoorbeeld op pagina 23: - Is de achtergrond van de tekeningen belangrijk en waarom? - Geven de tekeningen de sfeer van het boek goed weer? Een mogelijke doetip is: Zorg voor twee grote vellen papier en oude tijdschriften. De ‘kleine’ honden maken een collage van een woonkamer met vooral een gezellige zetel. De ‘grote’ honden maken een collage van een tuin met een hondenhok. Daarna tekenen en kleuren of schilderen ze elk een hond die je kan uitknippen en een plaatsje geven in de decors. Voorbeelden zijn terug te vinden in de boeken over honden. Je kan de decors ook gebruiken voor een poppenspel en het verhaal naspelen.
KJV 2014-2015 (GROEP 2) Groter dan een droom / Jef Aerts en Marit Törnqvist (ill.) (door Katrien Temmerman)
Auteursinfo Jef Aerts (1972) groeit op in een bosrijk dorp bij Leuven en besluit op zijn 19de om schrijver te worden. Na zijn studies Letterkunde en Theaterwetenschappen gaat hij aan de slag als dramaturg en journalist podiumkunsten. Naast schrijver, dichter en toneelauteur is hij ook muzikantcomponist in verschillende bands en treedt hij op met de groep Momomatique. Voor hij kinderboeken begint te schrijven, debuteert hij met een boek voor volwassenen, Haren Majesteit. In 2006 debuteert hij als dichter met de bundel Voor je er bent. Hij maakt ook naam in de toneelwereld als auteur. Hij schrijft zelf jarenlang voor De Tijd en het Vlaams Theater Instituut over de podiumkunsten. Hij begint gedichten en verhalen voor kinderen te schrijven en in 2012 verschijnt zijn eerste kinderboek Het kleine paradijs. In 2013 verschijnt Vissen smelten niet, dat in groep 4 gelezen zal worden voor KJV. Jef Aerts wordt als auteur vooral geprezen voor zijn stilistische kracht en emotionele verfijning. Hij vertelt voornamelijk vanuit het perspectief van kinderen of jongeren. Zijn boek Vissen smelten niet, over een jongen die een spannende tocht maakt met de vis van zijn depressieve vader, wordt het hoogtepunt van zijn oeuvre genoemd. Jef Aerts schrijft met verbeelding en taalgevoel en maakt tijdloze kinderliteratuur. http://www.jefaerts.be http://jeugdliteratuur.org Marit Törnqvist (1964) is geboren in Uppsala in Zweden. Haar moeder, vertaalster Rita Verschuur, is Nederlands en haar vader Zweeds. Als ze vijf jaar is, verhuist ze naar Nederland. Ze studeert illustratie aan de Rietveld Academie in Amsterdam en gaat daarna meteen aan de slag als illustrator. Marit Törnqvist woont met haar gezin in Amsterdam, maar brengt haar vakanties door in Zweden. Marit Törnqvist debuteert vlak na haar afstuderen met illustraties in Daar komt de tijger, een bundel kleutergedichten van Hans en Monique Hagen. Ze krijgt meteen opdrachten in Nederland én in Zweden. Doordat ze half-Zweeds is en haar moeder de boeken van Astrid Lindgren naar het Nederlands vertaalt, is ze erg vertrouwd met de
wereld in de boeken van Astrid Lindgren. Ze illustreert verschillende boeken van Astrid Lindgren, zoals Een kalf valt uit de hemel, De rode vogel en In schemerland. Behalve werk van Lindgren, illustreert Marit Törnqvist onder meer boeken van Rita Verschuur, Hans en Monique Hagen en Toon Tellegen. In 1995 verschijnt Klein verhaal over liefde, haar eerste eigen prentenboek – een verhaal dat drijft op sfeer, over een meisje dat vanop een paal in zee boten voorbij ziet varen. In 2009 verschijnt Wat niemand had verwacht, een al even poëtisch verhaal over haast en opmerkzaamheid. In 2007 reist ze op uitnodiging van Artsen zonder Grenzen naar Burundi, wat resulteert in Bellen blazen in Burundi. In dit boek voor volwassenen doet ze verslag van wat ze in een ziekenhuis ziet en hoe ze op al het lijden reageert. http://jeugdliteratuur.org
Kort samengevat In Groter dan een droom ziet een jongetje op een nacht voor het eerst zijn overleden zusje. Hij kent haar alleen van een grijze foto met gele gloed die aan de muur hangt. Zus nodigt haar broertje uit om samen te gaan fietsen. Samen beleven ze een onvergetelijke nacht, en leren ze elkaar eindelijk een beetje kennen.
Aan de slag Voor het lezen Toon je juryleden de voorkant van het boek. Wat verwachten ze van dit boek? Wat zien de juryleden op de kaft? Na het lezen Organiseer een algemene vragenronde volgens de Methode Chambers Wat vond je leuk aan dit boek? Wat vond je niet leuk? Vond je in Groter dan een droom dingen terug die je al vaker in andere boeken bent tegengekomen? Welke? Wat was vreemd, moeilijk of onduidelijk? Thema’s De dood, familie. Kunnen de juryleden uitleggen waarover Groter dan een droom gaat? Geef aan dat alle antwoorden juist zijn, en dat foute antwoorden niet bestaan. Dat is heel belangrijk, ook als je juryleden hebt die niet zo graag praten in groep. Start een kringgesprek. Verplicht niemand om te antwoorden. ‘Sluit je ogen’, brulde het stemmetje zo luid dat het bijna verstaanbaar werd. Wat betekent dit, volgens de juryleden? Is het zusje echt in de kamer? Of zit ze in de gedachten van het jongetje? Niemand roept zo stil als zus. Haar luidste gil is maar een zuchtje. De hardste kreet niet meer dan de ademhaling van een poes.
Start fluisterend een gesprek over Groter dan een droom. ‘Nu weet ik best dat je veel kan als je dood bent. Je kan gesprekken doen stilvallen en mensen doen huilen. Je naam wordt plechtig uitgesproken en alleen al door aan jou te denken, vallen mensen elkaar in de armen. Maar fietsen?’ Luister na het (voor)lezen van deze scène, of aan het eind van het verhaal naar het liedje ‘Fiets’ van Herman van Veen. Het is te vinden op de CD ‘In vogelvlucht’ of op YouTube. Vinden de juryleden dat het liedje bij dit boek past? Filosoferen Het jongetje heeft een heleboel vragen voor en over zijn zusje. Start rond deze vragen een gesprekje: - Ga ik ook dood? Doet het pijn? (Snappen de juryleden wat mama antwoordt? ‘Alles wordt stil, Dood zijn is als dromen, maar dan groter’ Wat denken de juryleden zelf?) - Krijg je nog de hik als je dood bent? - Praat je met jezelf onder de grond? - Is het daar echt zo stil of klinkt er muziek? - Denken de juryleden dat het zusje, als ze een wens kon doen, weer levend zou willen zijn? Illustraties Passen de illustraties bij het verhaal? Zien de juryleden dat het nacht is als zus haar broertje ophaalt? Hoe zien ze dat? Is de fietstocht van het jongetje en zijn zus een droom? Waaraan zie je dat dat (niet) zo is? (De fietstocht doorheen het bos is bijvoorbeeld heel erg lichtgroen van kleur, en niet zo donker als wanneer zus haar broertje komt halen.) Marsepein “Vergeet de marsepein niet”, zegt zus. Ga aan de slag met marsepein, en knutsel aan een tafel wat je op de eerste prent van het boek ziet: een tafel, drie stoelen. Op één stoel zit het jongetje, op een andere stoel slaapt een poes. Voor zich heeft het jongetje een rood bord, waar misschien een eendje op ligt. Je kan uiteraard als begeleider ook een andere scène kiezen om rond te knutselen. Bij het kneden kan je de kleurstof die je eventueel gaat gebruiken, onder de marsepein mengen. Je kan zelfs kleine dobbelsteentjes maken. Lees je dit boek niet rond de periode van Sinterklaas? Dan kan je ook gewoon klei gebruiken. http://www.zilverboek.nl/index.php/seizoenen/herfst/sinterklaas/220-knutselen-met-marsepein
Juryleden kunnen online op de KJV-boeken reageren. Ga naar www.kjv.be, klik op ‘Welke boeken moet ik lezen’ en dan op de groep en het boek in kwestie.
KJV 2014-2015 (GROEP 2) Henri gaat naar Parijs / Saul Bass (ill.) en Leonore Klein (door Frederic Vercaemst)
Auteursinfo Saul Bass werd op 8 mei 1920 geboren in New York (V.S.). Hij groeide op in The Bronx als zoon van Joodse immigranten. In de jaren veertig trok hij naar Hollywood waar hij verschillende filmposters ontwierp. Als grafisch ontwerper ontwierp hij ook logo’s van verschillende bekende Amerikaanse merken. Henri gaat naar Parijs was het enige prentenboek waar hij illustraties voor maakte. Saul Bass stierf in 1996 in Los Angeles (V.S.).
Leonore Klein schreef de tekst bij dit boek. Ze was een bibliothecaris in New York en schreef een aantal kinderboeken. In de jaren zeventig stopte ze met publiceren en werd er niks meer van haar gehoord. Het boek Het boek werd oorspronkelijk uitgebracht in 1962. Na meer dan vijftig jaar werd het boek opnieuw uitgebracht en kreeg het voor het eerst een Nederlandstalige vertaling. Vertaling Edward van de Vendel maakte de vertaling van dit boek. Dit vond Edward van het vertalen van het boek: Wat de vertaling betreft: over het algemeen vind ik dat het voor Nederlandse en Vlaamse kinderen moet lijken of de tekst door een Nederlander of Vlaming geschreven is. Het moet heel natuurlijk lezen. Ik vertaal erg letterlijk, dat wil zeggen, dat ik geen zinnen weglaat of toevoeg. Behalve als een boek geen vertaling, maar een bewerking nodig heeft (zoals bijvoorbeeld bij Het geheime dagboek van klein Duimpje). Maar bij dit boek heb ik de tekst heel nauwkeurig gevolgd. Ik vind dit een prachtig boek en ben er trots op dat ik het mocht vertalen.
Kort samengevat Henri woont in Reboul, een klein dorpje in Frankrijk. Hij woont er met zijn ouders in een klein wit gezellig huisje. Hij droomt ervan om naar Parijs te gaan. In Parijs hebben ze wel duizend bussen, veel verschillende kerken, een bos met een duizendtal bomen en een dierentuin vol dieren die je elke dag kan bekijken. Op een dag is het zover en vertrekt hij naar Parijs. Met wat kaas, een wortel , een stuk brood gaat hij op stap. Natuurlijk neemt hij potlood en papier mee om tekeningen voor zijn vrienden van Parijs te maken.
Parijs blijkt toch wel verder te zijn dan Henri dacht. Hij moet even rusten om daarna verder te kunnen stappen. Met een potlood duidt hij aan welke richting hij uit moet. Tijdens het rusten verandert het kleine gele vogeltje de richting. Als Henri wakker wordt, vervolgt hij zijn weg. Na wat stappen denkt hij te zijn aangekomen in Parijs. De stad lijkt toch wel erg goed op Reboul. En zijn vrienden zijn ook in Parijs op stap!
Over het boek Stijl en vormkenmerken Het boek valt vooral op door zijn vormgeving. Op geen enkele prent is Henri volledig te zien. Enkel de benen en voeten, die hem meenemen op zijn grote droomreis, zijn te zien. Bekijk samen met de lezers ook de andere personages. Ook van de ouders en de vrienden van Henri zijn enkel de benen en voeten te zien. Vestig de aandacht van de lezers ook op het uniek spel van tekst en illustratie. Wat is nu eigenlijk het belangrijkste in dit boek: de tekst of de illustraties? Zou het één zonder het andere kunnen? Het boek leent zich ertoe om steeds nieuwe elementen te ontdekken. Het valt trouwens op dat in de illustraties geen enkel typisch element van Parijs zit, zoals bijvoorbeeld de Eifeltoren. Voor het (voor)lezen Organiseer een groepsgesprek over op vakantie gaan. Waar zouden de lezers graag op vakantie gaan? Wat is hun droombestemming? Houden de lezers van een strandvakantie of eerder van een bezoek aan een stad? Tijdens het (voor)lezen Laat het spel van tekst en beeld voor zich spreken. Na het (voor)lezen Laat de kinderen tekenen wat ze van het boek vinden. Ze mogen slechts een beperkt aantal woorden gebruiken in de tekening. Lukt het goed om enkel met beeld een boodschap over te brengen?
Aan de slag
Dorp / Stad
Verdeel de groep in twee. De ene groep tekent en schrijft kenmerken op van een dorp. De andere groep schrijft de kenmerken op van een stad. Na een tijdje brainstormen breng je beide groepen samen en vergelijk je beide neerslagen. Zijn er veel verschillen tussen een stad en een dorp? Zijn er ook gelijkenissen?
Groepsportret
Maak samen met de lezers een groepsportret. Dit kan zowel een foto zijn of een getekend/geschilderd portret. Uiteraard mogen in dit portret enkel de voeten en de benen zichtbaar zijn. Je kan ook van elke lezer de benen en voeten apart fotograferen of tekenen, of uitknippen van een printje en op een gekleurd blad kleven.
Mannetjes van woorden
Bekijk samen met de lezers de mannetjes die van woorden zijn gemaakt, zoals de bakker en de postbode. Door de woorden zo te plaatsen en enkele attributen toe te voegen krijg je mannetjes. Ontwerp samen met de lezers verschillende mannetjes van woorden.
Potloodtocht
Kies in de groep een leider. Die krijgt een krijtje. De leider krijgt wat tijd om zich te verstoppen in de omgeving. De leider duidt zijn afgelegde weg aan door middel van een potlood te tekenen die de richting aanduidt. Het is vooral belangrijk dat de leider de weg zeker aanduidt als er kruispunten zijn of splitsingen in de weg. De leider krijgt steeds wat voorsprong voordat de andere kinderen de achtervolging inzetten. Kunnen de kinderen de leider inhalen of terugvinden? Je kan ook het krijt vervangen door vooraf uitgeknipte potloden, die dan ook de richting aangeven.
Andere leestips Fred en de wolk. Mijn eerste groeiboek. / Dirk Nielandt (Davidsfonds/Infodok, 2011) Pop-up stad / Joy Sorman (Querido, 2009) Jacques naar de stad / Alex T. Smith (The House of Books, 2012)
Juryleden kunnen online op de KJV-boeken reageren. Ga naar www.kjv.be, klik op ‘Welke boeken moet ik lezen’ en dan op de groep en het boek in kwestie.
KJV 2014-2015 (GROEP 2) Het hondje dat Nino niet had / Edward van de Vendel en Anton van Hertbruggen (ill.) (door Bert Wastijn)
Auteursinfo Edward van de Vendel groeit op als oudste van drie kinderen in een onderwijzersfamilie. Zijn vader is schooldirecteur van een basisschool, zijn moeder kleuterleidster. Zelf wordt hij leraar in het basisonderwijs. In 1992 richt hij samen met anderen een eigen basisschool op, waar muziek een belangrijk vak is. Hij is er vier jaar directeur. Daarna gaat hij weer zelf lesgeven op een kleine school. Sinds 2001 is hij voltijds schrijver. Hij woont in Rotterdam. Edward van de Vendel is een bijzonder veelzijdig auteur. Hij schrijft gedichten voor kinderen (de Superguppie-bundels waarmee hij grote bekendheid verwerft) en jongeren (Chatbox: de gedichten van Tycho Zeling), stripgedichten (Opa laat zijn tenen zien en Draken met stekkers, allebei met tekeningen van Floor de Goede), informatieve boeken (Ajax wint altijd), prentenboeken (De duif die niet kon duiken), boeken voor eerste lezers (Pup en Kit), kinderboeken (Toen kwam Sam) en jeugdromans (De gelukvinder), en stelde een aantal poëziebundels samen (Zeg gauw iets spijkerhards: nieuwe gedichten, nieuwe dichters). De boeken van Edward van de Vendel zijn vaak bekroond en vertaald naar onder meer het Frans, Duits en Italiaans. Naast schrijven, vertaalt en bewerkt hij ook (vooral) prentenboeken uit het Frans, Duits en Engels. Anton van Hertbruggen (Ekeren) studeerde in 2012 af aan SintLucas Antwerpen in de richting illustratieve vormgeving. Dit boek, Het hondje dat Nino niet had, vormde het masterproject binnen zijn studies. Sindsdien werkt hij als freelance illustrator. Hij publiceerde reeds illustratief werk bij de Duitse uitgeverij Rotopolpress en illustreerde hij voor internationale tijdschriften. “Zonder afbreuk te willen doen aan de tekst van Edward van de Vendel, is het illustrator Anton Van Hertbruggen die hier de hoofdvogel afschiet. Met dit boek maakt hij zijn entree in de professionele boekenwereld. Tussen alle jonge illustratietalent springt het zijne er wat betreft eigenheid en originaliteit danig tussenuit. Ook in het buitenland werd zijn talent reeds opgemerkt, zelfs The New York Times pikte hem al op voor een illustratie-opdracht.” (B. Rottiers, cobra.be)
Kort samengevat Nino heeft een hondje. Alleen Nino kan het hondje zien. Dat hondje kan van alles en nog wat: eekhoorns imiteren, op schoot van Oudoma zitten, in het diepe duiken en in de modder graven. Ook luistert het hondje dat Nino niet had mee naar de telefoontjes van papa, die belt vanuit een land ver weg. Het hondje begrijpt alles waar Nino mee zit, en het durft alles wat Nino (nog) niet durft. Een echte tophond, is het. En een echte vriend. Op een dag verdwijnt het niet-hondje en krijgt Nino een echt hondje, een hond die iedereen kan zien. Deze hond houdt niet van het meer en ook niet van Oudoma (net zoals Nino) en hij weet niets over papa of over telefoons uit een ver weg land. Voor Nino geeft dat (uiteindelijk) niets, want dan denkt hij aan het hertje dat hij niet heeft of aan de niet-zebra of de gedachten-giraffe, de onbestaande beer en alle andere hondjes die Nino niet heeft.
Aan de slag Thema’s De titel van het boek verwijst naar de ingebeelde hond en vriend van Nino, een jongen die ergens in het buitenland leeft (Scandinavië). Het meest voor de hand liggende thema is dus dat van de ingebeelde vriendjes, gelinkt met honden(gedrag) en dieren. Daaronder ligt het thema van de eenzaamheid van het kind en het gemis van zijn vader en voorbeeld in zijn directe omgeving. Durven en angst is hier ook aan te linken. Heel wat thema’s voor een goed gesprek! Een kringgesprek is een leuke manier om hier even over na te denken met de kinderen. Waarover kan het gaan? (Een andere volgorde van vragen of thema’s is altijd mogelijk.) (Huis)dieren Wie heeft allemaal huisdieren thuis? Welke huisdieren? Waar wonen, slapen of leven die dieren? Waarom hebben mensen soms geen huisdieren? (geen tijd, geen zin, geen behoefte, een appartement…) Welke dieren kunnen moeilijk huisdieren zijn? Waarom kan dat wel/niet? Waarom nemen mensen soms wel huisdieren? (extra gezelschap, mooi, lief, extra vriendschap, omdat mensen soms eenzaam zijn…) Waarom zou Nino een hondje (in zijn hoofd) hebben? Eenzaam zijn Wat betekent dat eigenlijk, eenzaam zijn? Wie voelt zich ook soms eenzaam? Wie voelt zich nooit eenzaam? Hoe komt dat? Zou Nino zich eenzaam gevoeld hebben? Waarom wel/niet? (Nino’s papa is ver weg om te werken.) Hoe weten de kinderen dat? Herkennen ze dat soms? Hebben ze tips aan mensen die zich eenzaam voelen? Vriendschap Nino’s hondje-die-hij-niet-heeft is een vriend. Wanneer is iemand eigenlijk een vriend of vriendin? Wat zouden de kinderen doen als ze iemands vriend of vriendin zouden zijn? Is dat makkelijk of moeilijk? …
Durven of bang zijn Nino kijkt veel naar zijn hondje als het iets durft. En soms doet hij het hondje na. Is het makkelijk om altijd alles te durven? Waar zijn de kinderen bang voor? Wat durven ze wel of niet te doen? Toont iemand dat dan voor? Waarom helpt dat (niet)? Wanneer hebben de kinderen voor het laatst een ‘angst overwonnen’? Wat hebben ze gedaan en hoe hebben ze die schrik overwonnen? Illustraties Bekijk samen met de groep de kaft en de tekeningen in het boek. Wat vinden ze van de tekening(en) (probeer de woorden mooi of lelijk te vermijden in deze fase)? Laat de kinderen nadenken wat ze van de tekening of delen van de prenten vinden. Het helpt om hen te laten omschrijven wat ze zien. - Vraag eventueel welke dingen ze mooi vonden, wat ze minder mooi vonden of wat ze echt niet mooi vonden. - Kunnen ze een gezichtje tekenen bij de tekening? Voelen ze zich blij of droef bij de tekeningen? Is er een verschil tussen de verschillende tekeningen? Laat de kinderen een boek (uit de KJV-selectie of een ander prentenboek) kiezen. Laat ze eens nadenken over wat er anders is bij de tekeningen van Anton van Hertbruggen. Lukt het de kinderen om verschillen in stijl, kleur, vorm, grootte… te benoemen? Laat de kinderen focussen op die elementen indien het hen niet lukt. Kunnen ze gelijkenissen vinden tussen de tekeningen van het andere boek? Kunnen ze (zie de oefening met smileys) een vergelijking maken? Tekst Edward van de Vendel begint zijn tekstzinnen heel vaak met dezelfde opbouw: ‘Het hondje dat Nino niet had durft veel …’ en ‘Het hondje dat Nino niet had …’. Dat geeft wel een bijzonder effect. Probeer dit eens uit in verschillende situaties: - Een gesprek met een ander kind. Probeer eens elke zin te beginnen met ‘Ik die een groene broek aan heb’… (bijvoorbeeld); - Een herinnering dat ze vertellen aan de groep. Probeer eens elke zin te beginnen met ‘Toen het gras mijn oksels kietelde’… (bijvoorbeeld). Wat vinden de kinderen van deze stijl? En wat vinden ze van de rest van de tekst? Is het een echt verhaal of eerder een gedicht? Is dit iets wat de kinderen zelf zouden gebruiken? Een eigen ingebeeld vriendje Verzin een eigen ingebeeld vriendje en zijn verhaal. Hier zijn tijdschriften, kranten, reclamefolders, reisgidsen… nodig en een stift. In Het hondje dat Nino niet had zien we het vriendje in Nino’s hoofd. Die doet heel wat zaken die Nino ook doet (of die Nino na-aapt). In elke situatie kan zo’n vriendje wel helpen. We nemen (ofwel willekeurig ofwel bewust) een foto of beeld in een boekje. Daar kunnen de kinderen (ofwel samen ofwel individueel) een vriendje bijtekenen/optekenen dat past in de situatie. Voorbeeld: een IKEA-folder met een vaas op de kast. Daar kan een poes of een monstertje opzitten die probeert de vaas van de kast te duwen. Of een vis uit een bokaal probeert te stelen…
Uitbreiding: Probeer samen met de kinderen het verhaal achter dit vriendje te verzinnen. Maak eventueel een paspoort van het geheime vriendje en ook wie dit vriendje zou verzonnen hebben. Ze kunnen het vriendje (= het hondje van Nino) en eventueel ook de bedenker (= Nino zelf) op verschillende foto’s tekenen. - Verzamel zo het verhaal van de kinderen in de Nino-bibliotheek. Bekijk het na enkele weken eventueel opnieuw. - Laat de kinderen het verhaal vertellen aan de groep. - Geef telkens na een tekening de reeks door. Laat een ander kind verder werken op de tekening (of verder werken op een andere tekening als vervolg op de eerste tekening). De verschillende tekeningen van de verschillende kinderen kunnen telkens een verhaal op zich vormen.
Andere leestips Metromonsters / Pieter van Oudheusden (De eenhoorn, 2008)
Juryleden kunnen online op de KJV-boeken reageren. Ga naar www.kjv.be, klik op ‘Welke boeken moet ik lezen’ en dan op de groep en het boek in kwestie.
KJV 2014-2015 (GROEP 2) Jacques op vakantie / Alex T. Smith (door Bert Wastijn)
Auteursinfo Alex T. Smith (geboren in Coventry, Engeland in 1985) is een auteur en illustrator van heel wat kinderboeken, waaronder de Jacques-reeks. Hij studeerde in 2006 af van Coventry University met een diploma in de illustratie. Zijn boeken zijn gepubliceerd in verschillende talen, waaronder Welsh, Frans, Duits, Zweeds, Italiaans, Hongaarse, Chinees en dus ook het Nederlands. De auteur won heel wat prijzen met zijn boeken en illustraties. In 2006 won hij de tweede prijs in de Macmillan Prize for Children's Picture Book Illustration. In 2009 kwam hij op de longlist voor de Greenaway Medal en in 2011 won hij samen met Angela McAllister een Book Award van de Stockport School. Datzelfde jaar sleep hij Dundee Picture Book Award in de wacht. De boeken van Alex T. Smith worden door de pers vaak omschreven als komisch, zeer grappig en met eigenzinnige tekeningen vol humor.
Kort samengevat Jacques heeft een briljant idee: hij gaat op vakantie en natuurlijk gaat zijn beste vriendje meneer Wiebelsok met hem mee. Naar het strand. Het wordt en groot avontuur met een zandkastelenwedstrijd, een haai en een echte schat. De hond Jacques en zijn kameraad meneer Wiebelsok gaan op vakantie naar zee. Jacques en meneer Wiebelsok zouden Jacques en meneer Wiebelsok niet zijn als ze aan zee niet in allerlei wilde avonturen terecht kwamen. Gelukkig zijn ze goed voorbereid. Ze hebben genoeg gereedschap bij om alles tot een goed einde te brengen: Aiaiai, iedereen draagt een zwembroek op het strand. Maar die heeft Jacques niet! Op het strand flanst hij een eigen zwembroek op maat in elkaar. Gelukkig, want even later moet hij een badgast van een grote haai redden. In ruil voor een broodje bot slaagt hij erin de jongeman van een vreselijk einde te sparen. Om zichzelf te belonen, bestelt hij in zijn beste Frans - want zo hoort het - een ijsje bij de ijscoman. Terug in het zand komen de vrienden om het idee om kastelen te bouwen. Niet veel later wint meneer Wiebelsok de prijs voor het mooiste zandkasteel. Wanneer Jacques beslist om even te zonnebaden, komen enkele piraten naar hem toe en overtuigen hem voor een schattenjacht. Aan de hand van een schatkaart komt de groep terecht op een verlaten eiland waar het uitdraait op een confrontatie met andere piraten. De excellente onderhandelingstechniek van Jacques zorgt ervoor dat
onze vrienden het eiland met de schatkist mogen verlaten en de buit kan worden verdeeld. Wel voldaan, en voorzien van heel wat goud, beslist de hond met zijn sokkenvriend naar huis te gaan. Wat een avontuur!
Aan de slag Thema Het boek kaart verschillende thema’s aan. De rode draad is ‘op vakantie gaan’, er even tussenuit zijn. Maar ook ‘piraten’, ‘gevaar op het strand’, een ‘vreemde taal spreken’, een ‘held zijn’… zijn zaken die aan bod komen bij Jacques op vakantie. Een kringgesprek is een leuke manier om hier even over na te denken met de kinderen. (Bijvoorbeeld aan de hand van onderstaande vragen.) Maar het aansnijden van deze onderwerpen kan ook anders (zie B.). A Een kringgesprek De kinderen hebben zelf het verhaal gelezen en het boek gezien. Wat een avontuur. Wat hebben ze allemaal beleefd? - Op vakantie gaan - Vechten met een haai - Een eigen zwembroek gemaakt - Een ijsje gegeten - Op een piratenboot gevaren - Een zandkasteel gebouwd (en een prijs gewonnen) - Een schat gezocht (en gevonden!) -… Hebben de kinderen dat ook zelf allemaal al beleefd? Kunnen ze daar iets over vertellen? Waar zijn ze al op vakantie geweest? Altijd aan het strand? Ook andere vakanties? Moet een vakantie lang zijn of kan dat ook kort zijn? Een dagje naar zee, een dagje naar een pretpark, een dagje fietsen… is dat ook vakantie? Een week op kamp gaan? Een ander land, een andere taal? Wat nemen ze allemaal mee op reis? Kunnen ze nog vertellen wat Jacques allemaal mee had in zijn valies? Wie bouwde al eens een kasteel? Wie bouwde al eens een zandkasteel? Hoe doe je dat het beste? Kunnen de kinderen elkaar tips geven voor een goed zandkasteel? Wie heeft ooit al eens een prijs gewonnen? Waarvoor kun je allemaal een prijs winnen? Hoe ziet een prijs eruit? Medailles, trofeeën, slippers…? Hebben de kinderen ooit al eens een avontuur beleefd dat ze niet aan hun ouders, broers of zussen, juf of meester hebben verteld?
Wie heeft al eens een piraat ontmoet? Hoe ziet zo’n piraat eruit? Hoe zien de piraten uit het boek eruit? Wat heeft zo’n piraat aan, hoe praat een piraat? (Kan iemand een piraat naspelen?) Jacques moest een man redden van een haai. Wie komt je normaal gezien redden als je op strand in de problemen bent? Wat is een ‘redder’ of ‘strandwacht’? Waarom had de redder geen tijd? Waar was hij? Wat was hij aan het doen? Denken de kinderen dat het een waargebeurd verhaal is? Waarom wel en waarom niet? B De thema-droom In het midden van de ruimte ligt een groot blad papier (8 A4-papiertjes aan elkaar, of een grote flap). De kinderen zitten er rond. In het midden ligt het boekje (of een foto van de kaft). Sommige kinderen kunnen schrijven, anderen nog niet. Ga op het papier schrijven of tekenen waarover het boekje gaat. (De kaft geeft al enkele tips: de piratenboot, de haai, het strand.) De kinderen hebben allemaal een stift en kunnen (elk om beurt, of per 2-3) opschrijven waar ze aan denken. Laat ze gerust even nadenken en tekenen. De kinderen kunnen nadien zelf vertellen wat ze getekend hebben en waar ze het in het boek terugvinden. Illustraties Bekijk samen met de groep de kaft en de tekeningen in het boek. Wat vinden ze van de tekening (probeer de woorden mooi of lelijk te vermijden in deze fase.)? Laat de kinderen nadenken wat ze van de tekening of delen van de prenten vinden. Het helpt om hen te laten omschrijven wat ze zien. - Vraag eventueel welke dingen ze mooi vonden, wat ze minder mooi vonden of wat ze echt niet mooi vonden. - Kunnen ze een gezichtje tekenen bij de tekening? Voelen ze zich blij of droef bij de tekeningen? Is er een verschil tussen de verschillende tekeningen? Een tekenaar werkt met details. Niet alleen grote dingen, ook kleine dingen zijn belangrijk. Laat de kinderen een tekening kiezen die ze het mooist of grappigst vinden. Ze krijgen allemaal 30 seconden de tijd om goed naar de tekening te kijken. Ze mogen er één ‘element’ uithalen wat ze van die tekening het mooiste vinden. Misschien is op p. 26 het busje zonnemelk wel het mooiste? Of misschien is dat op p. 27 wel het toefje slagroom? Wel, met dat stukje gaan we verder werken. Optie 1: De kinderen krijgen allemaal een blad papier en een hoop kleurpotloden. Ze mogen dit element uitvergroten (zo groot ze willen). De bus zonnemelk mogen ze proberen heel groot op het blad te tekenen. In de kunst (vroeger) was een goede kopie het mooiste compliment voor een kunstenaar. We geven dus nu ook zeer mooie complimenten aan de tekenaar van het boek. Optie 2: Voorzie voor de kinderen heel wat ‘kosteloos materiaal’ (wc-rolletjes, yoghurtpotjes, stukjes stof…). We proberen de oefening opnieuw, maar deze keer mogen ze hun accent proberen te knutselen uit dit materiaal. Het namaken van Jacques, of de bus zonnemelk.
Tip: een volle rol wc-papier is leuk om grote lijnen te maken op de vloer. Optie 3: De kinderen zoeken in andere (prenten)boeken van de bibliotheek datzelfde element: bv. een hond, een bus zonnemelk, een ijsje… Je eigen badpak! Voorzie kladpapier, plakband of papiertape. Dit kan ook met stukken stof. Jacques kwam op het strand en had geen zwembroek bij! Oeioei! Wat zouden de kinderen doen? Maak snel een eigen (droom)badpak of zwembroek. Er kan extra versiering op getekend worden of een extra groot zwempak voor iedereen! Je eigen monster! Jacques redde een zwemmer van een grote haai. De groep kinderen kan een eigen haai (of een ander monster maken. Laat elk kind een aantal boeken verzamelen. Met die boeken kunnen ze dan samen een vorm, omtrek of zelfs een volledige figuur maken. Laat ieder kind om beurt een boek leggen of per kind alle boeken. Het monster kan eventueel ook een naam krijgen. De haai kreeg in het verhaal ook een broodje bot. Dat was véél lekkerder dan een mens. Verzin (en maak!) een hapje voor het monster. Je eigen taal! ‘Excuser moi, ‘ebt u une glace met sap’ge smaak du botten?’ Met dit Frans bestelde Jacques een heerlijk ijsje bij de ijscoman. Is dit foutloos Frans? Waarom wel/niet? Probeer zelf eens een paar zinnen in zo’n Frans te verzinnen of uit te spreken. Probeer eens wat een ‘Frans-accent’ kan zijn. Oefen op p. 40 en 41 alvast eens met de zinnetjes die in het boek staan. Maak er zelf (of aap ze na) wanneer dat lukt. Je eigen kasteel! Meneer Wiebelsok won een wedstrijd voor het mooiste zandkasteel. Is er zand in de buurt? Ga gauw allemaal zandkastelen bouwen. Lukt dat niet? Probeer dan met zoutdeeg, plasticine, klei… een eigen zandkasteel te maken. Geen optie? Probeer het eens met een kaartenhuisje of een tekening. Ook hier kunnen boeken gebruikt worden: stapel de boeken tot er een wand is (van het kasteel) of laat de kinderen opnieuw met een vorm werken. Er kan ook met wc-papier gewerkt worden. Extra: laat de kinderen hun kasteel inrichting met een kamer voor meneer Wiebelsok, Jacques en meneer & mevrouw Glimschoen. Je eigen piratenboot! Voorzie een botervlootje voor elk kind, eventueel gekleurd (of zwart) papier, verf, cocktailstokjes, lijm…
Knutsel met de kinderen een piratenboot. Dit kan in miniatuurgrootte, of indien dat mogelijk is in reële grootte (hier zijn dan wel lakens en andere materialen voor nodig). Verzin een naam voor het schip en een naam voor elke piraat aan boord. Denk aan Stoute Stien, Manko Mankepoot… Je eigen schatkist! Voor Jacques een schat kon zoeken, moet er ooit een schat verzameld zijn geweest. Zoek samen met de kinderen enkele waardevolle voorwerpen (een favoriet boek, een mooie tekening…) en verzamel die in een schoendoos, kist… Die doos kan worden gedecoreerd zodat het een echte schatkist wordt. Optie: elk kind kan een eigen schatkist maken. Zo kunnen ze thuis zelf schatten bewaren. Je eigen schatkaart! Net als Jacques is het geweldig om op schattenzoektocht te gaan. Verstop enkele verrassingen (of schatten uit de vorige oefening) in een ruimte en maak er een schatkaart van. Zo kunnen de kinderen in groep (of apart) met een schatkaart op zoek gaan. Dit kan een plattegrond van de locatie zijn waarop een aantal X’en staan of gewoon een zelfgetekend plannetje met stippellijntjes. In zo’n schatkist kan ook een ideale beloning zitten voor de goede medewerking van de kinderen!
Juryleden kunnen online op de KJV-boeken reageren. Ga naar www.kjv.be, klik op ‘Welke boeken moet ik lezen’ en dan op de groep en het boek in kwestie.
KJV 2014-2015 (GROEP 2) Karel Eend is verliefd / Mattias De Leeuw (door Frederic Vercaemst)
Auteursinfo Mattias De Leeuw, geboren in 1989, tekent en leest van jongs af aan. Hij wou striptekenaar worden en verslond de verhalen van Roald Dahl, met tekeningen van Quentin Blake (deze zal later een grote invloed op zijn eigen werk hebben). Hij studeerde Illustratieve Vormgeving aan Sint Lucas Antwerpen. Als student kreeg hij al de Picturale van Ronse-prijs voor jong talent. In 2011 studeerde hij af met De steltenloper, een woordeloos prentenboek. Mattias De Leeuw illustreert niet enkel kinderboeken, hij is ook een freelance illustrator voor magazines, kranten en uitgeverijen. Af en toe waagt hij zich aan opdrachten die verder gaan dan illustreren, zoals het decorontwerp voor Brooddoos, een theatervoorstelling van Dimitri Leue. Voor zijn debuut De steltenloper kreeg Mattias De Leeuw in 2011 de Boekenpluim. Daarna ging het snel: hij illustreerde onder meer De zeepridder van Kristien In-’t-Ven (over een dappere én propere ridder die een draak moet verslaan), Dertien Rennende Hertjes van Edward Van de Vendel (een soort graphic novel voor kinderen, over hoe fantasie een broer en een zus dichter bij elkaar brengt) en Azizi en de kleine blauwe vogel van Laïla Koubaa (een prentenboek over de Arabische lente). Als auteurillustrator maakte hij Karel Eend is verliefd en Sint op komst, genomineerd in groep 1. Omdat hij zelf eigenlijk niet zo graag leest, maakt hij graag sequenties van verschillende illustraties bij een tekst en heeft hij een boon voor woordeloze prentenboeken. Hij speelt graag met kleine details en grapjes – zoals een parelhoen die graag parelkettingen draagt – en werkt met frisse kleuren. Hij bouwt graag zijverhalen in die zowel jong als oud aanspreken. Zijn illustraties komen heel spontaan tot stand, met verftoetsen, zwierige lijnen en kleine figuren op een groot blad. Retoucheren doet hij niet: het moet van de eerste keer raak zijn. http://jeugdliteratuur.org http://mattiasdeleeuw.wordpress.com
Kort samengevat Karel is niet zomaar een eend. Hij is grappig, knap en sterk. Alleen merkt niemand dat! En Karel wil zo graag bijzonder zijn voor iemand. Hij wil zo graag een liefje dat hij op zoek gaat. Bloemen zullen vast helpen, of een dansje. Desnoods maakt hij gewoon zelf een liefje.
Over het boek Thema Karel Eend is verliefd gaat over liefde en verliefd worden. Wie van de lezers is al eens verliefd geweest? Hoe voelde dat dan? Hoe pak je het aan om een liefje te vinden? Heeft er al iemand een liefdesbrief geschreven of ontvangen? Laat de lezers hierover vertellen. Stijl- en vormkenmerken. De zoektocht van Karel, de eend, is volledig op rijm geschreven. Elk hoofdstuk is een afgerond gedicht en staat eigenlijk op zichzelf. Wat vonden de lezers hiervan? Een aantal hoofdstukken bevatten dan weer geen tekst maar wordt verteld door een prentenreeks. Wat waren de leukste stukken volgens de lezers? Laat hen eventueel een gedicht voorlezen. Illustraties Bekijk samen met de lezers de tekeningen in het boek. Bespreek welke technieken Matthias De Leeuw gebruikt heeft om de illustraties te maken. Probeer de technieken zelf uit. Met een fijn zwart stiftje worden de schetsen van de illustraties gezet. Deze worden dan ingekleurd met verf of vetkrijt. Soms verandert het vetkrijt in verf als je er met water over gaat.
Aan de slag
Ontwerp je eigen liefje
Karel Eend maakt met verschillende materialen zijn eigen liefje. Verzamel voldoende verschillende (kosteloze) materialen. Laat de kinderen met dit materiaal eigen liefjes ontwerpen. Voorzie ook verschillende verbindingsmaterialen zoals lijm, plakband, touw, nietjesmachine, enz. Laat de kinderen voldoende experimenteren met de verschillende materialen. Op het einde kan je een tentoonstelling houden.
Zonder woorden
Sommige hoofdstukken van het verhaal worden zonder woorden verteld. Maak samen met de lezers ook een woordeloos verhaal. Gebruik enkel tekeningen om een kort verhaal te vertellen. Gebruik eventueel dezelfde illustratietechnieken als in het boek worden gebruikt.
Met woorden
Bij de woordeloze hoofdstukken bedenken de lezers zelf de tekst. Lukt het om de tekst te laten rijmen?
Dierenliefdes
Op het einde van het verhaal blijkt olifant verliefd te zijn op Karel Eend. Bekijk samen met de lezers naar de foto’s van enkele dierenliefdes.
Andere leestips De steltenloper / Mattias De Leeuw (Lannoo, 2012) Onmogelijke vriendschappen / Jennifer S. Holland (Tirion Natuur, 2014) De wei van koe / Paul de Moor (Lannoo, 2009)
Juryleden kunnen online op de KJV-boeken reageren. Ga naar www.kjv.be, klik op ‘Welke boeken moet ik lezen’ en dan op de groep en het boek in kwestie.
KJV 2014-2015 (GROEP 2) Red de wereld / Fleur Hendriks, Lennaert Maes, Ron Reuman en Tom Schamp (ill.) (door Eva Vanackere)
Auteursinfo Tom Schamp (22 mei 1970) studeerde Toegepaste Grafiek in Brussel, gevolgd door een jaar Illustratie en Grafische Technieken in Polen. Na zijn studies ging hij voor uitgeverij Averbode werken. Daar maakte hij covers voor de nieuwe boeken. Intussen tekende Schamp al meerdere malen voor weekbladen als Humo en kranten als De Morgen en De Standaard. Het werk van Tom Schamp werd al meermaals bekroond: 2013: Boekenpauw voor Het leukste abc ter wereld 2013: Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen voor Fred en de wolk 2013: Gulden Palet voor Het leukste abc ter wereld http://www.tomschamp.com of http://jeugdliteratuur.org/auteurs/tom-schamp
Kort samengevat Red krijgt een nieuw buurmeisje, Lilly. Al meteen heeft hij boontje voor haar. Hij wil maar al te graag indruk op haar maken! Hij overstelpt Lilly met verhalen over heldhaftige reddingsacties: Red biedt hulp aan een maanmannetje in nood, spoort de verdwenen tandenfee op, brengt een smeltende sneeuwman terug aan het vriezen… Het ene verhaal is nog ongeloofwaardiger dan het ander maar Lily hangt aan zijn lippen.
Aan de slag Op voorhand Om te beginnen kan je de zaal rood aankleden of de kinderen vragen om in rode kledij te komen. Ook op vlak van catering zijn er mogelijkheden: - koekjes à la Petit Beurre, DeliChoc of een goedkopere variant uit uw plaatselijke discount supermarkt (zoals op pagina 16-17) - grenadine, fruitsap met rode kleurstof… voorzien (op voorhand maken of samen met de kinderen)<; Om te praten Vonden jongens het op voorhand een meisjesboek met al dat roze en rood? En wat vonden ze achteraf?
Wat vonden ze van de tekeningen? Te veel? Te rood? En van de verschillende lettertypes en -groottes? Is dit moeilijker om te lezen? Hebben ze zelf ooit al eens iets stoers gedaan? Of hebben ze al eens verteld over iets stoers dat ze niet zelf hadden meegemaakt? Hoe ziet Luilekkerland er volgens hen uit? Ga de kring af en laat hen elk om beurt een voorwerp, dier… opnoemen dat rood is. Wie niks meer weet, valt af. Of speel ‘ik ga op reis en ik neem mee’ met enkel rode voorwerpen. Om te doen Op pagina 15 beschrijft Red de weg naar Luilekkerland. Laat de kinderen al deze bewegingen uitvoeren (4 keer de dolfijnenslag, 5 keer de walvisslag…) om in jullie zaaltje binnen te komen. De tekeningen van Tom Schamp zijn vaak juweeltjes van zoekplaten waar je nooit op uitgekeken raakt. Speel ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet’ met dingen die ze zien op een bepaalde (dubbele) pagina. Maak een Red Gazette zoals op pagina 8-9. Laat de kinderen tekenen over hun heldendaden, of gewoon over de belangrijke gebeurtenissen in hun leven (eerste schooldag, eerste tand die uitviel, broertje geboren, leren fietsen…). Beluister enkele liedjes uit de cd die achteraan bij het boek zit. Bekijk ook de trailer van het kinderconcert dat Compagnie Maandacht maakte over Red: https://www.youtube.com/watch?v=vwm88rJ0z9E Geef de kinderen enkele eenvoudige instrumenten en laat hen meezingen met een makkelijk liedje (bijvoorbeeld telkens ‘Red Red Red’ in het liedje ‘Red’. Of laat hen zelf het liedje aanvullen met zinnetjes die rijmen op ‘Red’ (zoals op pagina 13) met bijvoorbeeld ‘Wie eet heel graag een kaaskroket? Red Red Red’.
Juryleden kunnen online op de KJV-boeken reageren. Ga naar www.kjv.be, klik op ‘Welke boeken moet ik lezen’ en dan op de groep en het boek in kwestie.
KJV 2014-2015 (GROEP 2) Ridder Redder / Dirk Nielandt en Marjolein Pottie (ill.) (door Eva Vanackere)
Auteursinfo Dirk Nielandt studeerde journalistiek en marketing. Nadien maakte hij als freelance journalist stukken voor onder meer Humo en De Morgen en bedacht verhalen voor strips. Al snel bleek televisie zijn ding. Hij schreef al veel scenario's voor televisie (o.a. Witse, Spring en De 5e boog) en bedacht verschillende formats voor televisieprogramma's. Aangemoedigd door Pipi Langkous debuteerde Dirk Nielandt als jeugdauteur in 1995 met Traan, een prettig gestoord verhaal over een jongetje dat in een vrouwengevangenis wordt geboren en de wereld intrekt. Sinds zijn debuut staan er heel wat jeugdboeken op zijn naam. Kommer en kwel-verhalen zijn niet aan hem besteed. Dirk Nielandt kiest eerder voor humor en absurditeit als invalshoek. Vaak staan in zijn boeken communicatie, relaties en de plaats van de personages in de wereld centraal. Voor prentenboeken werkt hij vaak samen met Marjolein Pottie. Hij maakte ook verscheidene zoekboeken voor jonge kinderen. Het werk van Dirk Nielandt viel al enkele keren in de prijzen: 2013: Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen voor Fred en de wolk 2012: Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen voor Ridder Muis 2010: Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen voor Dievenschool op vrije voeten http://www.dirknielandt.be http://jeugdliteratuur.org/auteurs/dirk-nielandt Marjolein Pottie studeerde Functionele Grafiek aan de Sint-Lucas Hogeschool in Gent. Ze had nog maar net haar diploma op zak of ze kon al aan de slag bij VUM media in Groot-Bijgaarden, waar ze de lay-out verzorgde van het Nieuwsblad. In 1995 debuteerde ze in de kinderboekenwereld met Traan van Dirk Nielandt. Nu werkt ze thuis als illustrator, en als moeder van twee dochters. Marjolein Pottie werkt meestal met acrylverf op zwart papier, waardoor ze lijnen of zwarte vlakken uitspaart. Een belangrijke evolutie toonde zich in haar werk toen zij besefte dat lucht niet altijd blauw moet zijn en het gras niet altijd groen. In 2000 bracht ze een nieuw boek op de markt, Katarina Kietelkous. Voor de eerste maal waren zowel de illustraties als de tekst van haar hand. De tekst bedacht ze wel samen met haar levensgezel Guy De Troyer. Het is een grappig en rijkelijk geïllustreerd verhaal.
Per jaar werkt ze ongeveer aan zes boeken. Ondertussen heeft ze al heel wat boeken geïllustreerd, waarvan er enkele in verschillende talen vertaald zijn. Ze werkt zowel voor Vlaamse, als voor Waalse, Nederlandse en Engelse uitgeverijen. http://jeugdliteratuur.org/auteurs/marjolein-pottie
Kort samengevat Muis is een ridder. Ze is klein bazig. En Draak is groot en vriendelijk. Maar Muis en Draak zijn de beste vriendinnen. Ze gaan zwemen, komen in donkere bossen terecht, gaan op zoek naar geheimzinnige brievenschrijvers, ze vieren vakantie aan zee… En altijd wil Muis Draak beschermen. Ook als dat misschien niet écht nodig is. Ridder Redder is het derde boek in de reeks ‘Muis & Draak: een ongewone vriendschap’ van Dirk Nielandt en Marjolein Pottie. Ridder Muis won de KJV in 2012. Help! Help! was het tweede boek. Alle boekjes over Muis en Draak zijn op AVI-M5-niveau (AVI 4 in het oude systeem). Het boek bevat zes verhaaltjes over Muis en Draak: Over donker en nooit bang zijn, Over veel te warm en niet kunnen zwemmen, Over een brief en wat je daarmee doet, Over op vakantie en koffers dragen, Over Ridder Redder en een krab en Over ziek zijn en niet-gezond.
Aan de slag Om te praten Welk van de zes verhaaltjes vinden ze het mooist? Waarom? Zijn ze zelf eerder zoals Muis of eerder zoals Draak? Doen ze zich ook soms stoerder voor dan ze zijn? Is Muis echt stoer of doet ze gewoon alsof? Laat hen passages zoeken in één verhaaltje om hun antwoord te argumenteren. Voorbeelden uit Over donker en nooit bang zijn: - p. 5:‘Gaat het?’ vraagt Draak. Muis schrikt. ‘Waarom volg je mij?’ vraagt ze boos. ‘Ik volg je niet,’ zegt Draak. ‘Ik ben gewoon blijven staan.’ - p. 7: Muis stond gewoon achter een struik. ‘Had jij je verstopt?’ vraagt Draak. Muis trekt boos haar zwaard. Ze zwaait ermee naar Draak. ‘Hoe durf je dat te zeggen!’ brult Muis. ‘Ik had me helemaal niet verstopt. Ik wachtte tot je naar binnen was.’ - p. 8: ‘Blijf je niet bij me logeren?’ vraagt Draak. ‘Ik heb een idee,’ zegt Muis. ‘Ik blijf vannacht bij je. Als ik waak, kan jij rustig slapen.’ Wie is volgens hen de beste vriendin, Muis of Draak? Leg hen enkele zinnen voor uit het boek. ‘Stel je voor dat Muis iets overkomt. Draak zou het zichzelf nooit vergeven. Haar lieve, lieve, lieve, allerliefste vriendin. Ik had mee moeten gaan, denkt Draak.
Hebben ze al één van de andere boekjes uit de reeks gelezen? Ja => Welk boek vonden ze het mooist en waarom? Welke gelijkenissen zien ze? Nee => Zouden ze nog een ander boekje lezen nu ze dit gelezen hebben? Om te doen Zoek enkele stukken oud behangpapier met leuke motiefjes en als het kan zelfs met reliëf. Laat de kinderen een collage-draak maken met verschillende stukjes behangpapier. Marjolein Pottie gebruikt op verschillende plaatsen in het boek een techniek waarbij ze als het ware alle afbeeldingen uit 1 donker blad gesneden heeft en dit tegen een witte achtergrond pakt. Misschien is dat te moeilijk voor kinderen van die leeftijd, maar dan kan je het anders doen. Maak zelf met zwart papier enkele achtergronden: gras, bomen, gebouwen… De kindjes kunnen dan zelf met gekleurd papier (of met hun behangpapierdraak) figuren uitknippen voor op de voorgrond. Laat hen een verhaaltje naspelen en film dit eventueel. Maak samen een slinger met vrolijke letters in verschillende soorten gekleurd (behang)papier. Bijvoorbeeld: ‘smak’ (p.5), ‘auw’ (p.18), hatsjie (p.37) Deze voorliefde van Pottie voor veelkleurige letters vind je trouwens ook in haar andere boeken terug. Om dit te illustreren kan je ook enkele andere boeken met haar illustraties tonen, denk maar aan Help! Help!, Zoekhuis 101 of Traan keert terug (Dirk Nielandt), Iets (Inge Bergh) of Tram BXL van haar eigen hand. In het verhaal Over een brief en wat je daarmee doet krijgt Muis een brief. Ze vraagt aan iedereen van wie die brief is. Pas als ze de brief opendoet, ontdekt ze dat Draak het briefje gestuurd heeft. Geef de kindjes allemaal 1 naam van een ander kindje uit de groep. Ze moeten hen een anonieme brief schrijven. Help de kindjes die nog niet zo goed kunnen schrijven of laat hen de andere tekenen. Iedereen leest de brief voor die hij of zij gekregen heeft en moet daarna door middel van ja-nee-vragen raden wie de brief geschreven heeft. Als Ridder Redder één van de eerste boeken is die jullie bespreken, kan dit een leuke kennismakingsactiviteit zijn.
Juryleden kunnen online op de KJV-boeken reageren. Ga naar www.kjv.be, klik op ‘Welke boeken moet ik lezen’ en dan op de groep en het boek in kwestie.