Groeipakket
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
Inhoud Groeipakket 1.
Vuistregels
2. 3. 4.
Instructiekaart meten en wegen (*) Instructiekaart meten schedelomtrek, buikomtrek, armomtrek (*) Scorekaart pubertaire ontwikkeling meisjes (te bestellen via IJsedal : verdere contactgegevens en miniatuurbeeld zie *) Scorekaart pubertaire ontwikkeling jongens (te bestellen via IJsedal : verdere contactgegevens en miniatuurbeeld zie *)
5.
6. 7. 8. 9. 10. 11.
Curves gestalte, gewicht, pubertaire ontwikkeling meisjes 2 – 20 jaar (*) Curves gestalte, gewicht, pubertaire ontwikkeling jongens 2 – 20 jaar(*) Curves BMI, groeisnelheid meisjes 2 – 20 jaar (*) Curves BMI, groeisnelheid jongens 2 – 20 jaar (*) Curves lengte, gewicht, hoofdomtrek meisjes 1 – 5 jaar (*) Curves lengte, gewicht, hoofdomtrek jongens 1 – 5 jaar (*)
12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Werkkaart te klein Werkkaart te groot Werkkaart groeivertraging bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar Werkkaart groeivertraging bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar bis Werkkaart groeiversnelling bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar Werkkaart groeiversnelling bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar bis Werkkaart vroege puberteit Werkkaart late puberteit
20. Lijst referenties bijzondere groeicurven 21. Terminologie dysmorfe kenmerken gerubriceerd per lichaamsregio 22. Folder ten behoeve van leerlingen : wat, hoe en waarom van onderzoek pubertaire ontwikkeling (*) zie website Vlaamse Groeicurven 2004 : http://www.vub.ac.be/groeicurven/index.html
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
VLAAMSE WETENSCHAPPELIJKE VERENIGING VOOR JEUGDGEZONDHEIDSZORG VZW
Vuistregels bij het opvolgen van de groei en de pubertaire ontwikkeling 1.
Doel van het regelmatig wegen en meten is het opsporen van kinderen die a. te klein zijn b. te groot zijn c. abnormaal snel groeien d. abnormaal traag groeien e. een te vroege puberteit hebben f. een laattijdige puberteit hebben ….ten gevolge van tot nog toe onbekende pathologie die behandeling vereist, of omdat het een weerslag heeft op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Ouders en kinderen zijn bijzonder geïnteresseerd in de gestalte en het groeipatroon!
2.
Werk nauwkeurig! Enkele millimeters kunnen het verschil maken tussen verwijzen of niet-verwijzen! a.
Materiaal: Weegschaal: * elektronisch badkamermodel Seca 841 Bellisima of Seca 840 Bella, tot 100 gram nk. Meetlat: * vast muurmodel: TB I Hyssna 4205, tot op 1 mm nk. * verplaatsbaar: Microtoise rollint of monteerbare Harpenden, tot op 1 mm nk.
b.
Controleer op noodzakelijke voorwaarden voor een correcte meting: * een vlakke, harde vloer, zowel voor meten als wegen. * loodrechte, verticale montage van de meetlat, de microtoise geleider of de stukken van een monteerbare meetlat (plaats de monteerbare meetlat tegen een muur), op een correcte hoogte. * de hoogte-aanwijzer moet een hoek van 90° maken met de wandplaat, de aanwijzer mag niet kantelen (deel 2, II.A) * gebruik de correcte techniek (zie instructiekaarten ‘gestalte en gewicht’ of deel 2, II.B)
c.
Hanteer een correcte techniek bij het plotten (deel 2, II.B)
d.
Controleer alle gegevens wanneer het geplotte afwijkt van wat er wordt ‘verwacht’: herbereken de chronologische leeftijd (ook van de vroegere metingen), herhaal de meting, plot opnieuw (zie ‘Kwaliteitscontrole’ deel 2, II.C)
3.
De groei en de pubertaire ontwikkeling laten zich moeilijk voorspellen. Hanteer de beslisbomen daarom steeds met gezond verstand en interpreteer de groeigegevens steeds met de gegevens van het klinisch onderzoek.
4.
Bij kinderen die te klein zijn en/of een afbuigend groeipatroon hebben, is de kans op onderliggende pathologie groter dan bij kinderen met een grot e gestalte en/of groeiversnelling.
5.
Bij een kind met een kleine gestalte (in onderste aandachtszone) en een groeiversnelling, zal de beslisboom ‘te klein’ primeren op de beslisboom ‘groeiversnelling…’ . De groeiversnelling zal zeer waarschijnlijk een inhaalmanoeuvre zijn en is dus gewenst.
6.
Een kind met een grote gestalte (in de hoogste aandachtszone) en een groeivertraging zal aandacht vragen omdat het afbuigen van de groei steeds méér risico inhoudt op pathologie dan groeiversnellen. In dit geval zal de beslisboom ‘groeivertraging….’ primeren op de beslisboom ‘te groot’.
7.
Groei is een dynamisch proces. De gemeten gestalte op een bepaald tijdstip is de resultante van een groeipatroon (versnellingen en vertragingen) tijdens de periode van het gehele voorbije interval, doorgaans 2 jaar.
8.
De pubertaire ontwikkeling beïnvloedt het groeipatroon. Om het groeipatroon correct te interpreteren is de kennis van de pubertaire score quasi onontbeerlijk. Controleer daarom de pubertaire ontwikkeling, wanneer de omstandigheden het toelaten, ook tijdens het gerichte consult.
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
te klein
werkkaart
meting van de gestalte van het kind
gestalte < - 2.5 SD
- 2.5 SD < of = gestalte < - 2.0 SD
verwijzen, ondersteund door een klinische evaluatie
bijzondere aandacht voor het doellengtegebied
- 2.0 SD < of = gestalte < of = + 2.0 SD
geen bijzondere opvolging
(oa. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
de gestalte van het kind situeert zich onder het doellengtegebied
de gestalte van het kind situeert zich binnen het doellengtegebied
klinische evaluatie
geen bijzondere opvolging
(o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
er zijn alarmerende elementen in de klinische evaluatie
er zijn geen alarmerende elementen in de klinische evaluatie
verwijzen
selectieve meting na 1 jaar en bereken de groeisnelheid
groeisnelheid < of = P3 m.a.w. er is groeivertraging
groeisnelheid > P3 m.a.w. er is geen groeivertraging
verwijzen, ondersteund door een klinische evaluatie
geen bijzondere opvolging
(o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
te klein
werkkaart
Aandachtspunten bij dit stroomdiagram
• Deze beslisboom is een leidraad voor kinderen met een gestalte in de onderste ‘aandachtszone’ van de Vlaamse Groeicurven 2004, en voor kinderen met een gestalte kleiner dan –2.5 SDS. Deze beslisboom zal doorgaans van toepassing zijn bij een eerste contact wanneer er geen voorgaande biometrische gegevens bekend zijn. • Kinderen met een gestalte binnen de normale variatie verdienen ook onze aandacht: toets hun gestalte aan het doellengtegebied, observeer de morfologie, bestudeer de anamnese… Let op! kinderen met het syndroom van Turner, maar ook met andere pathologie, kunnen een gestalte binnen de normale variatie hebben en toch onder het doellengtegebied vallen. • Kinderen met een gestalte < - 2.5 SDS worden in principe verwezen. Indien een kind reeds een diagnose heeft, wordt behandeld of opgevolgd voor de kleine gestalte, is een verwijzing niet meer noodzakelijk. Stimuleer wel actief de opvolging. Noteer in het dossier zowel de argumenten voor verwijzing als voor niet-verwijzing. • Kinderen met een gestalte in de onderste aandachtszone en binnen het doellengtegebied verdienen ook onze aandacht: observeer de morfologie, bestudeer de anamnese… • Kinderen met een gestalte in de onderste aandachtszone EN onder het doellengtegebied verdienen een bijzonder beleid: oordeel aan de hand van de verzamelde informatie of dit kind: o
Onmiddellijk moet worden doorverwezen wegens alarmerende elementen in de anamnese en het klinisch onderzoek OF
o
Na een jaar zal worden hermeten en gewogen in een selectief consult omdat er nu geen redenen zijn voor dringende verwijzing.
o
Wanneer bij een selectief consult groeivertraging, d.w.z. groeisnelheid = P3) wordt vastgesteld, zal het kind worden doorverwezen met een gedocumenteerd verslag.
• Voor een kind met een gestalte in de onderste aandachtszone én onder het doellengtegebied waarvan er voorgaande gestaltemeting(en) bekend zijn (van K&G of ander CLB) die toelaten om de groeisnelheid te berekenen (let op! interval tussen 10m en 14m), kan de beslisboom meteen worden toegepast vanaf het niveau ‘selectieve meting’ . Bij een groeisnelheid = P3, tussen de huidige en voorgaande meting met een correct interval, zal er worden verwezen. Bij deze kinderen primeert de beslisboom ‘te klein’ op de beslisboom ‘groeivertraging-bis’.
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
te groot
werkkaart
meting van de gestalte van het kind
- 2.0 SD < of = gestalte< of = + 2.0 SD
+ 2.0 SD < gestalte < of = + 2.5 SD
gestalte > +2.5 SD
geen bijzondere opvolging
bijzondere aandacht voor het doellengtegebied
verwijzen ondersteund door een klinische evaluatie (o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
de gestalte van het kind situeert zich binnen het doellengtegebied
de gestalte van het kind situeert zich boven het doellengtegebied
geen bijzondere opvolging
klinische evaluatie (o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
er zijn geen alarmerende elementen in de klinische evaluatie
er zijn alarmerende elementen in de klinische evaluatie
selectieve meting na 1 jaar en bereken de groeisnelheid
verwijzen
groeisnelheid < P97 m.a.w. er is geen groeiversnelling
groeisnelheid > of = P97 m.a.w. er is een groeiversnelling
geen bijzondere opvolging
verwijzen ondersteund door een klinische evaluatie (o.a.anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
VWVJ – Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
te groot
werkkaart
Aandachtspunten bij dit stroomdiagram • Deze beslisboom is een leidraad voor kinderen met een gestalte in de hoogste ‘aandachtszone’ van de Vlaamse Groeicurven 2004, en voor kinderen met een gestalte groter dan +2,5 SDS. Deze beslisboom zal doorgaans van toepassing zijn bij een eerste contact wanneer er geen voorgaande biometrische gegevens bekend zijn. • Kinderen met een gestalte binnen de normale variatie verdienen ook onze aandacht: toets hun gestalte aan het doellengtegebied, observeer de morfologie, bestudeer de anamnese… • Kinderen met een gestalte > + 2.5 SDS worden in principe verwezen. Een bepaling van de botleeftijd voor een eindlengtevoorspelling wint sterk aan betrouwbaarheid vanaf de leeftijd van 8 à 9 jaar. Dit laat toe om -indien gewenst- tijdig een behandeling te starten (idealiter op de mid-pubertaire leeftijd: 9 à 10 jaar). Indien een kind reeds een diagnose heeft, wordt behandeld of opgevolgd voor de grote gestalte, is een verwijzing niet meer noodzakelijk. Stimuleer wel actief de opvolging. Noteer in het dossier zowel de argumenten voor verwijzing als voor niet -verwijzing. • Kinderen met een gestalte in de bovenste aandachtszone en binnen het doellengtegebied verdienen ook onze aandacht: observeer de morfologie, bestudeer de anamnese… Bespreek de impact van de grote gestalte op het sociaal functioneren. Bij negatieve ervaringen of vragen over de eindlengte kan er worden verwezen. • Kinderen met een gestalte in de bovenste aandachtszone EN boven het doellengtegebied verdienen een bijzonder beleid: oordeel aan de hand van de verzamelde informatie of dit kind: o
Onmiddellijk moet worden doorverwezen wegens alarmerende elementen in de anamnese en het klinisch onderzoek OF
o
Na een jaar zal worden hermeten en gewogen in een selectief consult omdat er nu geen redenen zijn voor dringende verwijzing.
o
Wanneer bij een selectief consult groeiversnelling, d.w.z. een groeisnelheid = P97) wordt vastgesteld, zal het kind worden doorverwezen met een gedocumenteerd verslag.
• Voor een kind met een gestalte in de bovenste aandachtszone én boven het doellengtegebied waarvan er voorgaande gestaltemeting(en) bekend zijn (van K&G of ander CLB) die toelaten om de groeisnelheid te meten (let op! interval tussen 10m en 14m), kan de beslisboom meteen worden toegepast vanaf het niveau ‘selectieve meting’ . Bij een groeisnelheid = P97, tussen de huidige en voorgaande meting met een correct interval, zal er worden verwezen. Bij deze kinderen primeert de beslisboom ‘te groot’ op de beslisboom ‘groeiversnelling-bis’.
VWVJ – Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
groeivertraging bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar
werkkaart
de groeicurve buigt minstens een volledige interpercentielbreedte naar onder bij een meetinterval van 2 jaar
klinische evaluatie (o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
er zijn alarmerende elementen in de klinische evaluatie
er zijn geen alarmerende elementen in de klinische evaluatie
verwijzen, ondersteund door een klinische evaluatie
selectieve meting na 1 jaar en bereken de groeisnelheid
(o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
groeisnelheid < P25 m.a.w. de groeivertraging houdt aan
groeisnelheid > of = P25 m.a.w. er is geen groeivertraging
verwijzen, ondersteund door een klinische evaluatie
geen bijzondere opvolging
(o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
groeivertraging bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar
werkkaart
Aandachtspunten bij dit stroomdiagram •
Deze beslisboom geldt in principe voor alle kinderen ongeacht hun gestalte: o
Kinderen met een gestalte binnen de normale variatie (= – 2 SDS tot = + 2SDS )
o
Kinderen met een gestalte in het hoge aandachtsgebied ( > + 2 SDS tot = + 2,5 SDS)
o
Indien een kind met een gestalte in de onderste aandachtszone een groeivertraging vertoont van minstens één volledige interpercentielbreedte na een meetinterval van 2 jaar, dan verwerft het een gestalte onder –2.5 SD en moet het dus volgens de beslisboom ‘te klein’ worden verwezen. Bijgevolg primeert de beslisboom ‘te klein’ op de beslisbomen ‘groeivertraging’ en ‘groeivertraging-bis’.
•
Om te kunnen spreken van ‘afbuigen met minstens één volledige interpercentielbreedte bij een meetinterval van 2 jaar’, moet het kind reeds eerder zijn gemeten ter gelegenheid van een consult, 2 schooljaren geleden.
•
Indien er sprake is van hoger genoemde afbuiging dan zal aan de hand van verzamelde gegevens moeten worden geoordeeld of dit kind o
Onmiddellijk moet worden doorverwezen wegens alarmerende elementen in de anamnese en het klinisch onderzoek
o
OF
Na een jaar zal worden hermeten en gewogen in een selectief consult omdat er nu geen redenen zijn voor dringende verwijzing.
o
Wanneer bij het selectief consult, de berekende groeisnelheid < P25 valt, betekent dit dat de groeivertraging aanhoudt (er was vooraf reeds een afbuiging). Dan zal het kind worden doorverwezen met een gedocumenteerd verslag.
o
Wanneer bij het selectief consult, de berekende groeisnelheid = P25 valt, betekent dit dat de groeivertraging niet aanhoudt. Dan is er geen bijzondere opvolging voorzien.
•
Het afbuigen van de groeicurve na de leeftijd van 8 jaar voor meisjes en 9 jaar voor jongens behoeft niet steeds een selectief consult omdat dit meest waarschijnlijk het gevolg is van een relatief late start van de pubertaire groeispurt. Daarom is het belangrijk het groeipatroon te toetsen aan de pubertaire status, de anamnese en het klinisch onderzoek. Waar de afbuiging niet kan worden verklaard door een relatief late puberteit, blijft de beslisboom gelden.
•
Afbuigen van de groei op het einde van de pubertaire ontwikkeling is het gevolg van een uitdeinende groeispurt.
•
e
e
Tussen de 1 en de 2 kleuterklas of t.g.v. zitten-blijven worden kinderen soms gemeten na een tijdsinterval van ± 1 jaar (tussen 10m en 14m) en dus niet van 2 jaar. Indien er zich dan een afbuiging aftekent op de groeicurve, ga dan naar de aangepaste werkkaart ‘groeivertraging-bis’.
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
groeivertraging bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar e
(bis)
e
bij een meetinterval van ± 1 jaar (bij overgang 1 en 2 kleuterklas of zittenblijven)
de groeicurve buigt af naar onder bij een meetinterval tussen 10m en 14m
bereken de groeisnelheid en plot op de curve 'jaarlijkse toename in gestalte'
groeisnelheid < of = P3
groeisnelheid > P3
klinische evaluatie
geen bijzondere opvolging
(o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
er zijn alarmerende elementen in de klinische evaluatie
er zijn geen alarmerende elementen in de klinische evaluatie
verwijzen, ondersteund door een klinische evaluatie
selectieve meting na 1 jaar en bereken de groeisnelheid
(o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
groeisnelheid < P25 m.a.w. de groeivertraging houdt aan
groeisnelheid > of = P25 m.a.w. er is geen groeivertraging
verwijzen, ondersteund door een klinische evaluatie
geen bijzondere opvolging
(o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
werkkaart
groeivertraging bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar e
(bis)
e
bij een meetinterval van ± 1 jaar (bij overgang 1 en 2 kleuterklas of zittenblijven)
werkkaart
Aandachtspunten bij dit stroomdiagram •
Deze beslisboom is van toepassing voor kinderen met een gestalte binnen de normale variatie.
•
Deze beslisboom geldt voor kinderen die in het voorgaande jaar werden gemeten (let op! niet korter dan 10m of niet langer dan 14m geleden) en waarbij nu ( en nog niet eerder) een groeivertraging wordt vastgesteld (neerwaarts afbuigen op de groeicurve), ongeacht de omvang van de afbuiging.
•
Het correcte interval tussen de huidige en de vorige meting laat toe de groeisnelheid te berekenen en te plotten op de curve ‘jaarlijkse toename in gestalte’
•
Bij een groeisnelheid = P3 zal, aan de hand van verzamelde gegevens moeten worden geoordeeld of dit kind
•
o
Onmiddellijk moet worden doorverwezen wegens alarmerende elementen in de anamnese en het klinisch onderzoek OF
o
Na een jaar zal worden hermeten en gewogen in een selectief consult omdat er nu geen redenen zijn voor dringende verwijzing.
o
Wanneer bij het selectief consult, de berekende groeisnelheid < P25 valt, betekent dit dat de groeivertraging aanhoudt (er was vooraf reeds een afbuiging). Dan zal het kind worden doorverwezen met een gedocumenteerd verslag.
Voor kinderen met een gestalte binnen de lage ‘aandachtszone’, primeert de beslisboom ‘te klein’. Een groeisnelheid = P3 zal dan geen aanleiding geven tot een selectief consult maar wèl tot een verwijzing.
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
groeiversnelling bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar
werkkaart
de groeicurve overbrugt minstens een volledige interpercentielbreedte naar boven bij een meetinterval van 2 jaar
klinische evaluatie (o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
er zijn geen alarmerende elementen in de klinische evaluatie
er zijn alarmerende elementen in de klinische evaluatie
selectieve meting na 1 jaar en bereken de groeisnelheid
verwijzen
groeisnelheid < of = P75 m.a.w. er is geen groeiversnelling
groeisnelheid > P75 m.a.w. de groeiversnelling houdt aan
geen bijzondere opvolging
verwijzen, ondersteund door een klinische evalutie (o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
groeiversnelling bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar
werkkaart
Aandachtspunten bij dit stroomdiagram •
Deze beslisboom geldt in principe voor alle kinderen ongeacht hun gestalte: o
Kinderen met een gestalte binnen de normale variatie (= – 2 SDS tot = + 2SDS )
o
Kinderen met een gestalte in het lage aandachtsgebied ( (= – 2,5 SDS tot < - 2 SDS)
o
Indien een kind met een gestalte in de bovenste aandachtszone een groeiversnelling vertoont van minstens één volledige interpercentielbreedte na een meetinterval van 2 jaar, dan verwerft het een gestalte boven +2.5 SD en moet het dus volgens de beslisboom ‘te groot’ worden verwezen. Bijgevolg primeert de beslisboom ‘te groot’ op de beslisbomen ‘groeiversnelling’ en ‘groeiversnellingbis’.
•
Om te kunnen spreken van ‘overbrugt minstens één volledige interpercentielbreedte naar boven bij een
meetinterval van 2 jaar’, moet het kind reeds eerder zijn gemeten ter gelegenheid van een consult, 2 schooljaren geleden. •
Indien er sprake is van hoger genoemd opwaarts overbruggen dan zal aan de hand van ve rzamelde
gegevens moeten worden geoordeeld of dit kind o
Onmiddellijk moet worden doorverwezen wegens alarmerende elementen in de anamnese en het klinisch onderzoek
o
OF
Na een jaar zal worden hermeten en gewogen in een selectief consult omdat er nu geen redenen zijn voor dringende verwijzing.
o
Wanneer bij het selectief consult, de berekende groeisnelheid > P75 valt, betekent dit dat de groeiversnelling aanhoudt (er was vooraf reeds een opwaarts overbruggen). Dan zal het kind worden doorverwezen met een gedocumenteerd verslag.
o
Wanneer bij het selectief consult, de berekende groeisnelheid = P75 valt, betekent dit dat de groeiversnelling niet aanhoudt. Dan is er geen bijzondere opvolging voorzien.
•
Een pathologische groeiversnelling is zeldzamer dan een pathologische groeivertraging.
•
Een groeiversnelling kan vanuit de anamnese en het klinisch onderzoek worden verklaard als een ‘catch-up’-
groei na ziekte, prematuriteit, adoptie, groeihormoonbehandeling etc., dan moet dit geen aanleiding zijn tot verwijzing. De argumenten van niet -verwijzing worden in het dossier opgenomen. •
Het opwaarts overbruggen tijdens de pubertaire leeftijd (? > 8jaar, ?> 9jaar) wordt verklaard door de
pubertaire groeispurt. Het is aan te bevelen om het groeipatroon te toetsen aan de pubertaire status. •
e
e
Tussen de 1 en de 2 kleuterklas of t.g.v. zitten-blijven worden kinderen soms gemeten na een tijdsinterval
van ± 1 jaar (tussen 10m en 14m) en dus niet van 2 jaar. Indien er zich dan een opwaarts overbruggen aftekent op de groeicurve, ga dan naar de aangepaste werkkaart ‘groeiversnelling-bis’.
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
groeiversnelling bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar e
(bis)
e
bij een meetinterval van ± 1 jaar (bij overgang 1 en 2 kleuterklas of zittenblijven)
werkkaart
de groeicurve overbrugt opwaarts bij een meetinterval tussen 10m en 14m
bereken de groeisnelheid en plot op de curve 'jaarlijkse toename in gestalte'
groeisnelheid < P97
groeisnelheid > of = P97
geen bijzondere opvolging
klinische evaluatie (o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
er zijn geen alarmerende elementen in de klinische evaluatie
er zijn alarmerende elementen in de klinische evaluatie
selectieve meting na 1 jaar en bereken de groeisnelheid
verwijzen, ondersteund door een klinische evaluatie (o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
groeisnelheid < of = P75 m.a.w. er is geen groeiversnelling
groeisnelheid > P75 m.a.w. de groeiversnelling houdt aan
geen bijzondere opvolging
verwijzen, ondersteund door een klinische evaluatie (o.a. anamnese, gewicht, morfologie en puberteit)
VWVJ – Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
groeiversnelling bij meisjes < 8 jaar en jongens < 9 jaar e
(bis)
e
bij een meetinterval van ± 1 jaar (bij overgang 1 en 2 kleuterklas of zittenblijven)
werkkaart
Aandachtspunten bij dit stroomdiagram •
Deze beslisboom is van toepassing voor kinderen met een gestalte binnen de normale variatie.
•
Deze beslisboom geldt voor kinderen die in het voorgaande jaar werden gemeten (let op! niet korter dan 10m of niet langer dan 14m geleden) en waarbij nu een groeiversnelling wordt vastgesteld (opwaarts overbruggen op de groeicurve), ongeacht de omvang.
•
Het correcte interval tussen de huidige en de vorige meting laat toe de groeisnelheid te berekenen en te plotten op de curve ‘jaarlijkse toename in gestalte’
•
Bij een groeisnelheid = P97 zal, aan de hand van verzamelde gegevens moeten worden geoordeeld of dit kind
•
o
Onmiddellijk moet worden doorverwezen wegens alarmerende elementen in de anamnese en het klinisch onderzoek OF
o
Na een jaar zal worden hermeten en gewogen in een selectief consult omdat er nu geen redenen zijn voor dringende verwijzing.
o
Wanneer bij het selectief consult, de berekende groeisnelheid > P75 valt, betekent dit dat de groeiversnelling aanhoudt (er was vooraf reeds een opwaarts overbruggen). Dan zal het kind worden doorverwezen met een gedocumenteerd verslag.
Voor kinderen met een gestalte in de hoge ‘aandachtszone’ primeert de beslisboom ‘te groot’. Een groeisnelheid = P97 zal dan geen aanleiding geven tot een selectief consult maar wèl tot een verwijzing.
VWVJ – Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
vroege tekens van puberteit
werkkaart
JONGEN P2 en / of {minstens T4ml EN G2} voor de leeftijd van 9 jaar
MEISJE P2 en / of B2 voor de leeftijd van 8 jaar OF menarche voor de leeftijd van 10 jaar
verwijzen
verwijzen
Aandachtspunten bij dit stroomdiagram •
Het voorkomen van pubisbeharing (minstens P2) zonder enig ander teken van puberteit (T4ml of G2 / B2) is reden voor verwijzing. Een differentiële diagnose tussen een beginnende volledige pubertas praecox en een geïsoleerde premature adrenarche is noodzakelijk.
•
Omdat het scoren van het testikelvolume moeilijk is, in het bijzonder de differentiatie tussen T3ml en T4ml, geldt als verwijscriterium het SAMEN voorkomen van (minstens) T4m l EN G2.
G2 :De huid van het scrotum wordt roder, dunner en meer gerimpeld. De penis is niet of weinig vergroot
•
Een centrale pubertas praecox kent de sequens van een normale puberteit. Een perifere pubertas praecox met ectopische hormoonproductie volgt deze sequens niet: o
o o •
Let op discrepantie tussen het testikelvolume en de G-score en P-score: G-progressie (groei van de penis) en P-progressie zonder toename van het testikelvolume moet ectopische (tumorale) hormoonproductie doen vermoeden. Menarche bij minimale borstontwikkeling (B 2, B3) kan wijzen op ectopische hormoonproductie. Virilisatie bij meisjes / vrouwelijk beharingspatroon en borstontwikkeling bij jongens wijzen op ectopische hormoonproductie.
Adoptie, intra-uteriene groeivertraging (dysmaturiteit), prematuriteit, verhogen het risico op een vroegtijdige puberteit.
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
late of vertraagde puberteit
Elk MEISJE > of = aan 13,5 jaar dat niet minstens B2 vertoont OF de afwezigheid van menarche 4 jaar of langer na B2-score OF het niet hebben van menarche op 16 jaar verwijzen
Elk MEISJE dat nog geen 16 jaar is op het consult 3e secundair en nog geen menarche heeft gehad
werkkaart
• Elk criterium geldt los van de andere criteria: indien er één criterium van toepassing is, geldt het absoluut: o Als er 4 jaar verlopen is na B2 zonder dat menarche optrad, wordt het meisje verwezen ook al is ze nog geen 16 jaar. o Als een meisje 16 is zonder dat menarche optrad, wordt ze verwezen, ook al is er nog geen 4 jaar verlopen na B2. • Gemiddeld verloop tussen B2 en menarche is 2,5 jaar.
actief bevragen van de datum van menarche na 16e verjaardag
• Jonge starters doen er langer over om van B2 naar menarche te evolueren; late starters evolueren sneller. • Let op! Een meisje met Turner-mozaicisme
kan tot menarche komen. • Pubisbeharing wordt door de bijnier gestuurd. Daarom is het geïsoleerd voorkomen van pubis- en okselbeharing een onvoldoende teken van gonadale activiteit en dus van puberteit. Bij syndromen met gonadale dysgenesie (oa. Turner, Klinefelter) kan er normale beharing voorkomen.
Elke JONGEN > of = 14 jaar die niet minstens een pubertaire score G2T4ml heeft bereikt
verwijzen
Elke JONGEN die op +/- 14 jaar een pubertaire score G2T4 ml vertoont
selectief consult na 1 jaar ter controle van G-progressie en toename van het testiculair volume
• Op 14 jaar moeten minstens een pubertaire scoreT4mlG2. Scores alsT4mlG1 of T3mlG2 zijn onvoldoende argument voor een beginnende puberteit. In deze gevallen moet er worden verwezen. • Omdat bij jongens de groeispurt relatief later in de puberteit voorkomt dan bij meisjes, zal het achterblijven van de groei (neerwaarts overbruggen van interpercentielbreedten) in de context van een late puberteit een opvallend klinisch teken zijn. • Het Klinefelter syndroom heeft een prevalentie van 1/500 à 1/1000. Let op morfologische kenmerken en bevraag het taalontwikkelingspatroon, de sociale interacties en de schoolse vorderingen, bij vermoedens.
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
• Ter gelegenheid van het selectieve consult zal het starten van de groeispurt met een toename van het testikelvolume naar 10 à 12 ml teken zijn van een verder ontrollen van de pubertaire ontwikkeling.
Lijst van bijzondere groeicurven 1.
Manual of growth charts and body standard measurements. Vincenzo de Sanctis Uitg. Pharmacia Endocrine Care
2.
Down Syndroom http://www.growthcharts.com/charts/DS/charts.htm Groeicurven gebaseerd op 4650 observatie bij 730 kinderen met het syndroom van Down in de VS. Ref. Pediatrics 1988;81:102-110 www.ndss.org groeicurven zijn te vinden onder ‘Information & Resources > Health > Growth charts
3.
Growthanalyser is een software programma voor de opvolging van groei en puberteit dat gratis kan worden gedownload via www.growthanalyser.org Onder de topic ‘Tools’ en ‘Reference browser’ kan men allerhande curven terugvinden: Achondroplasie, Down syndroom, Noonan syndroom, idiopatische kleine gestalte, Prader Willi syndroom, Silver-Russel syndroom, Turner syndroom.
4.
Williams Syndroom www.wsf.org/medical/growthcharts/growthcharts.htm Van betere kwaliteit zijn curven op : www.williams-syndrome.org/fordoctors/growthcharts.html
5.
Neurofibromatose-1 www.medgen.ubc.ca/friedmanlab/growthpatterns/growthpatterns.html
6.
Chinese groeicurven (1960) www.fwcc.org/growthchart.html
7.
Verenigde Staten www.cdc.gov/growthcharts
8.
Voor Oosterse kinderen www.comeunity.com/adoption/health/growth.html
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
Dysmorfe kenmerken Observaties Beharing •
Een lage voorste haarlijn, vooral duidelijk t.h.v. de slapen;
•
Puntvormige uitloper van de voorste haarlijn op de middellijn (widow’s peak).
•
Lage en in pieken verlopende posterieure haarlijn
•
Upsweap van de haren in de nek of
•
Upsweap van haren op het voorhoofd
•
Mannelijk kaalheidspatroon
•
Dubbele kruin.
•
Synophris (wenkbrauwen die op de middellijn in elkaar vergaan)
•
Lange en verstrengelde wimpers.
•
Harige oren.
•
Geïsoleerde haarplukken + vrije tekst om lokalisatie aan te geven
•
Hypertrichosis (overtollige haargroei gelijk waar op het lichaam)
•
Hirsutisme (overtollige haargroei op plaatsen die onder controle staan van androgene hormonen zoals gelaat, borst, schouders en de onderste buikregio)
•
Alopecia veralgemeend
•
Alopecia aerata
•
Voortijdige vergrijzing van het haar
•
Witte haarlok
Ogen afstand •
Hypertelorisme (Ogen die te ver uiteen staan )
•
Hypotelorisme (ogen die te dicht bijeen staan)
•
Telecanthus (de binnenste canthi zijn naar lateraal verplaatst)
stand •
Upslanted eyes (= mongoloide oogstand)
•
Downslanted eyes (= anti-mongoloide oogstand)
oogleden •
Ptose van het rechter ooglid.
•
Ptose van het linker ooglid
•
Bilaterale ptose
•
Epicanthusplooi links
•
Epicanthusplooi rechts
•
Bilaterale epicanthus
vorm •
Amandelvormige ogen
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
oogbol •
Exoftamie (uitpuilende ogen)
•
Enoftamie (diepliggende ogen)
•
Blauwe sclerae
•
Eccentrische pupil links
•
Eccentrische pupil rechts
•
Eccentrische pupil bilateraal
•
Druppelvormige pupil
•
Pupil in de vorm van een ‘sleutelgat’
•
Linker en rechter iris hebben een verschillende kleur (=heterochromia iridis)
•
In één iris is er een spie in een andere kleur (=heterochromia iridum)
•
Brushfiled spots (ronde witte, gedepigmenteerde vlekjes aan de buitenste rand van de iris)
•
Een witte uitsparing aan de rand van de iris (een epibulbair dermoid)
•
Aniridie (volledig afwezige iris) links
•
Aniridie (volledig afwezige iris) rechts
•
Aniridie (volledig afwezige iris) bilateraal
•
Gedeeltelijke aniridie links
•
Gedeeltelijke aniridie rechts
•
Gedeeltelijke aniridie bilateraal
•
Anoftalmie (volledige afwezigheid van de oogbol)
•
Microftalmie (een oogbol is kleiner dan de andere)
oogspleet •
Nauwe palpebrale fissuur links
•
Nauwe palpebrale fissuur rechts
•
Nauwe palpebrale fissuur bilateraal
Neus •
Kort columella
•
Een tubulaire of een cilinderneus
•
Lage neusbrug.
•
Anteversie van de neusgaten (stopcontact neus)
Mond Mondademen
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
Lippen. •
Dunne, fijne (boven)lippen
•
Dikke volle lippen
•
Tentvormige bovenlip
•
Pigmentvlekken
•
Schisis niet gecorrigeerd (vrije tekst voor beschrijving uni-of bilateraal)
•
Schisis gecorrigeerd
Filtrum. (het gootje dat tussen columella en de lippen verloopt). •
Kort filtrum
•
Lang filtrum
•
Vlak filtrum
Onderkaak. •
Kleine onderkaak (micrognathie)
•
Grote onderkaak (macrognathie)
•
Prognathie
•
Retrognathie
•
Een asymetrisch ontwikkelde mandibula.
Tanden. (ook in onderdeel gebit op te roepen) •
Crowding
•
Diasteem (brede spleet tussen mediane maxillaire incisieven)
•
Hypodontie
•
Oligodontie
•
Surnummeraire tanden
•
Fusies van tanden, volledig of partieel (vrije tekst om te beschrijven)
Tong. •
Diep gekloofde tong
•
Landkaarttong
•
Macroglossie
•
Microglossie
•
Pigmentvlekken
Verhemelte. •
Een smal en hoog verhemelte,
•
Verhemeltespleet mediaan
•
Verhemeltespleet posterieur
•
Verhemeltespleet volledig open
•
Verhemeltespleet submuceus zijn
•
Velo-pharyngeale insufficiëntie (nasale spraak)
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
Oren •
De positie van het oor : lage oorimplant achterwaartse rotatie.
•
Grote oren
•
Kleine oren
•
Pre-auriculaire putjes
•
Vlezige aanhangsels.
•
Morfologie van de oorschelp :
•
Ø
Te sterk opgekrulde helix
Ø
Te weinig opgekrulde helix
Ø
Uitgevlakte vouwen van de oorschelp
Ø
Indeukingen van de helix
Ø
Indeukingen van de oorlel
Ø
Puntige helix
Ø
Korte oorlel
Ø
lange oorlel
Ø
gespleten oorlel
Afstaande oren (= hypertelorisme van de oren) Ø
Het volledige oor staat af.
Ø
Enkel een afstaande helix.
Ø
Enkel een afstaande oorlel.
•
Asymmetrie tussen beide oren qua positie
•
Asymmetrie tussen beide oren qua grootte.
Nek •
Torticollis
•
Gezwellen (vrije tekst om lokalisatie te beschrijven)
•
Overvloedige huidplooien in de nek
•
Webbing of gordijnhuid van de nek
•
Korte nek
•
Huidflappen (pterygia) tussen de mandibulaire basis en de sleutelbeenderen
•
Huidflappen (pterygia) tussen de mandibulaire basis het sternum.
Thorax •
Pectus excavatum VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
•
Pectus carinatum (kippenborst)
•
Platte brede thorax
•
Surnummeraire tepels (vrije tekst ter beschrijving)
•
Wijd uit elkaar staande tepels
Armen en benen • •
Lange armenspan Lange benen versus korte thorax
•
Cubitus valgus. Wanneer de armen gestrekt naast het lichaam hangen met de handpalmen naar voor gericht maken de onderarmen een hoek van 5 à 15° met het lichaam. Bij het syndroom van Turner maar ook bij reumatische aandoeningen kan deze hoek groter zijn.
Handen en voeten •
Bij inspectie van de hand kijkt men naar de palmzijde ter inspectie van de handlijnen; naar de dorsale zijde met gespreide vingers (ter detectie van syndactylie) en naar de dorsale zijde van de e vuist ter inspectie van de dimpels en knokkels (korte 4 metacarpaal).
•
Dwarse handpalmlijn
•
Diepe groeven in de voetzolen.
•
Clinodactylie = een mediane deviatie van de distale phalanx door hypoplasie van de middelste e e phalanx. Meestal van de 4 en / of de 5 vinger.
•
Camptodactylie = klauwstand van de vingers
•
Arachnodactylie = lange smalle vingers
•
Cutane syndactylie van vingers (vrije tekst ter beschrijving)
•
Beenderige syndactylie van vingers (vrije tekst ter beschrijving)
•
Cutane syndactylie van tenen (vrije tekst ter beschrijving)
•
Beenderige syndactylie van tenen (vrije tekst ter beschrijving)
•
Een korte metacarpaal 3
•
Een korte metacarpaal 4
•
Een korte metacarpaal 5
•
Polydactylie vingers (vrije tekst ter beschrijving)
•
Polydactylie tenen (vrije tekst ter beschrijving)
•
Afwezigheid van één of meerdere vingers (vrije tekst ter beschrijving)
•
Afwezigheid van één of meerdere tenen (vrije tekst ter beschrijving)
•
“Zwanenhalsvingers”
•
Peri-unguale fibromen
Huid •
Een overdreven elasticiteit van de huid
•
Striae op de niet -courante plaatsen (vrije tekst ter beschrijving)
•
Mongolian blue spot (vrije tekst ter beschrijving)
•
Café-au-lait-vlekken (vrije tekst ter beschrijving: aantal en lokalisatie)
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
•
Axillaire of inguinale sproeten
•
Een wijnvlek in het gelaat
•
Hypopigmentatiezones
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
Ongeveer tegelijk groeit er schaamhaar en okselhaar, worden je haar en huid wat
Puberteit = puber-tijd?
vetter en verandert je lichaamsgeur. Dit is het resultaat van hormonen die in de
De puberteit is een periode waarin je als jongere veel tegenstrijdige
bijnier ♠ worden gemaakt. De bijnier wordt, net zoals de eierstokken en de
gevoelens ervaart. Op het ene moment voel je je erg gelukkig en goed in je
teelballen ‘wakker’ gemaakt door de hersenen.
vel, even later vertoef je in het diepste dal, eenzaam en ontredderd. Maar dat is nog niet alles…
Het gebeurt vrij vaak dat jongens bij het begin van de puberteit één of twee pijnlijke tepels krijgen die wat gaan zwellen, alsof hun borst ook in ontwikkeling
Een kinderlijf groeit stilaan uit tot een volwassen mannen- of vrouwenlichaam met alles erop en eraan en met een hoop gewenste en ongewenste ‘neveneffecten’.
Wat gebeurt er met je lichaam tijdens de puberteit?
komt zoals bij een meisje. Dit is perfect normaal en gaat steeds voorbij na verloop van wat tijd. Die uitbarsting van hormonen heeft ook tot gevolg dat je erg hard gaat groeien om te stoppen bij je volwassen eindgestalte. De periode van snelle groei wordt
De lichamelijke veranderingen doen zich voor over meerdere jaren en
‘groeispurt’ genoemd.
worden ‘gestuurd’ door mannelijke en vrouwelijke hormonen♣. Teelballen en
Wanneer begint je puberteit?
eierstokken worden ‘wakker’ gemaakt en aangepord door de hersenen ♦. De mannelijke hormonen worden in de teelballen gemaakt terwijl de vrouwelijke hormonen in de eierstokken worden geproduceerd.
Door de
vrouwelijke hormonen krijgen meisjes borsten, een smallere taille en bredere heupen. Uiteindelijk krijgt een meisje haar regels. De mannelijke hormonen zorgen ervoor dat de teelballen en de penis groter worden, dat jongens meer spieren krijgen, een bredere borstkas en een zwaardere stem.
Omdat elkeen op zijn eigen tempo groeit en ontwikkelt, zijn er vaak grote verschillen tussen ‘pubers’ onderling. In het algemeen kunnen we zeggen dat meisjes vroeger puberen dan jongens. Bij meisjes kan de puberteit zachtjes starten tussen 8 en 13 jaar. Bij jongens start de puberteit tussen 9 en 14 jaar. De snelheid waarop al de hoger genoemde veranderingen verlopen is ook sterk verschillend. Zo kan het gebeuren dat er in een klas van 12-jarigen sommigen al erg groot zijn en er al erg volwassen uitzien, terwijl anderen merkelijk kleiner zijn van gestalte en de puberteit bij hen nog in geen enkel kenmerk zichtbaar is .
♣
een hormoon is een stof die van één plaats in het lichaam naar een andere plaats
Dit is een moeilijke maar perfect normale situatie.
wordt uitgestuurd om hier een effect te veroorzaken. Iedereen heeft zowel mannelijke als vrouwelijke hormonen in het lichaam maar het is evident dat meisjes beter voorzien zijn van de vrouwelijke hormonen en jongens hebben meer mannelijke hormonen. ♦
2 kleine klieren in de hersenen –ze heten de hypofyse en de hypothalamus- nemen
die taak op zich
Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg 2005
♠
we hebben 2 bijnieren. De bijnier is een klier die net boven de nier ligt.
Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg 2005
1
Waarom moeten we uit de kleren bij het medisch
overeenkomstige volume worden opgeschreven. Men
onderzoek?
gaat ervan uit dat de puberteit gestart is vanaf een
Voor het onderzoek mag je je topje en onderbroek aanhouden. Toch zal de
volume van 20 à 25 ml. Daarnaast geven het uitzicht van de balzak en de penis ook
dokter even de groei van schaamhaar willen controleren en ook de
mee aan hoe ver je staat in de puberteit.
ontwikkeling van de teelballen bij jongens en de borstontwikkeling bi j meisjes. Om dit goed te kunnen doen, zal je worden gevraagd even de kledij te verwijderen. Dit deel van het onderzoek vindt niemand leuk. Waarom moet dat dan per se?
teelbalvolume van 4 ml. De teelballen zullen dan rustig verder groeien tot een
Bij de meisjes wordt de ontwikkeling van de borsten gecontroleerd. In principe kan dit door eenvoudige inspectie. Hiermee wordt bedoeld dat de dokter de borst gewoon moet bekijken. Een uitzondering wordt gemaakt bij het prille begin van de borstontwikkeling. In dat geval is enkel de tepel wat gezwollen. Om het
Je moet weten dat een normale puberteit niet te vroeg mag beginnen (vóór
onderscheid te kunnen maken tussen een ‘echte start’ van de borstontwikkeling (en
8 à 9 jaar) maar ook niet te laat (na 13 à 14 jaar). De puberteit mag ook
dus tegelijk een teken van het begin van de puberteit) of gewoon wat vetweefsel
niet te traag of te snel verlopen. De schoolarts controleert daarom van op
onder de tepel, moet de dokter voelen aan de tepel. Als de borst echt begint te
kleuterleeftijd tot bij het laatste medisch onderzoek of er tekens zijn van
groeien, is er een soort hard schijfje net onder de tepel te voelen.
de puberteit. Op die manier kan er tijdi g worden ingegrepen als er iets
Ook dit wordt in het dossier genoteerd.
fout loopt. Omdat de groei sterk door de puberteit wordt ‘gestuurd’, kan de dokter je
De dokter noteert al deze informatie volgens vaste wetenschappelijke afspraken.
groeipatroon beter begrijpen als die weet hoe ver je in de puberteit staat..
Als de puberteit rond is, moet een onderzoek van de
De dokter kan zich dan ook beter een idee vormen over hoe lang iemand nog
geslachtsdelen dan niet meer?
kan groeien. Dit is voor iedereen leuk om weten maar het is bijzonder belangrijk bij jongens of meisjes die erg klein of erg groot zijn.
Ook volwassenen gaan regelmatig naar de dokter voor preventief onderzoek.
Hoe verloopt het onderzoek van de puberteit?
laten nemen van de baarmoederhals. Beide onderzoeken moeten er voor zorgen dat
Zowel bij meisjes als jongens wordt er nagekeken of er schaamhaar groeit. De dokter noteert in het dossier in welke mate dit het geval is. Bij de jongens zal de grootte van de teelballen worden gemeten. Dit doet men door de grootte van de teelbal te vergelijken met houten
Een vrouw zal regelmatig een borstonderzoek laten uitvoeren en een uitstrijkje kanker vroeg kan worden opgespoord en behandeld. Bij de man is regelmatige controle van de teelbal en de prostaat zinvol. Het is dus goed om van jongsaf deze gewoonte aan te nemen en je regelmatig te laten controleren.
teelbalmodelletjes (zie figuur). Om dit op een juiste manier te beoordelen moet de dokter de teelbal zachtjes tussen duim en wijsvinger houden en vergelijken met de houten kralen. In het dossier zal dan het
Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg 2005
Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg 2005
2
Wat jullie zeker moeten weten: •
Het onderzoek moet met het grootste respect voor jullie privacy worden uitgevoerd.
•
Jullie hebben recht op uitleg over alle onderdelen van het onderzoek. Als jullie vragen hebben, aarzel dan niet om ze voor te leggen aan de arts of de verpleegkundige.
•
Het onderzoek van de puberteit is een volwaardig onderdeel van de preventieve zorg♥ voor je gezondheid of met andere woorden : door je (regelmatig) te laten onderzoeken, draag jij mee zorg voor je lichaam.
En verder … Weet dat het CLB er enkel is om jou te helpen (of je nu ‘pubert’ … of niet…)
♥
preventieve zorg betekent dat je ziekten wilt voorkomen door je regelmatig te
laten onderzoeken.
Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg 2005
Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg 2005
3