Lichamelijke aspecten van groei en ontwikkeling
deel
1
opdrachten
hoofdstuk 1 Opdracht 1: Foliumzuur als primaire preventie Leg uit waarom het gebruik van foliumzuur ter voorkoming van neuraalbuisdefecten van meer belang is voor vrouwen die zwanger willen worden dan voor vrouwen die al zwanger zijn.
Opdracht 2: Congenitaal en erfelijk • Is een congenitale afwijking altijd erfelijk? • Is een congenitale aandoening altijd bij de geboorte zichtbaar? Licht de antwoorden toe.
Opdracht 3: Fysiologische anorexie De 2,5 jarige Willem wil niet meer eten. Zijn moeder maakt zich ongerust en geeft hem zo veel mogelijk pap en yoghurt tussen de maaltijden door, zo is ze er zeker van dat hij toch wat binnenkrijgt. Ze vraagt aan jou hoe ze hem aan het eten kan krijgen. Betrek in je advies de begrippen fysiologische anorexie en autonomie en leg deze zo uit dat het begrijpelijk wordt.
Opdracht 4: Huilen... Johanna Reesink heeft pas een baby gekregen. De kleine Kees is nu vier weken en houdt iedereen wakker. Geef in de juiste volgorde aan welke informatie je nodig hebt om het gezin te helpen en hoe je dat zou aanpakken.
Opdracht 5: Oskar Matzerath Lees kader 1.5. Oskar heeft een geproportioneerde groeistoornis, zijn verstandelijke ontwikkeling is normaal. Wat is volgens jou de door de artsen aangedragen reden voor de groeistoornis: welk orgaan en dus welk hormoon is hierbij waarschijnlijk betrokken?
Opdracht 6: Invloed van melkgebit op blijvende gebit Willem de Wit is vier jaar en heeft een carieus gebit. Mevrouw De Wit maakt zich hierover niet druk, als hij wisselt, krijgt hij immers een nieuw gebit? Kijk naar figuur 1.8 en leg uit waarom cariës van het melkgebit het blijvende gebit kan aantasten.
Opdrachten bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
1/5
Opdracht 7: Zuigflescariës (bottle-cariës) Lees paragraaf 1.4.3. Leg in begrijpelijke taal uit waarom het voortdurend drinken van melk uit een flesje bij kleuters cariës veroorzaakt, zelfs als de melk niet gezoet is.
Opdracht 8: Incontinentie voor urine bij het kind Lees het rijtje van oorzaken van incontinentie en zoek in het boek op om welke afwijkingen het gaat. Vermeld bij elke aandoening of het hier waarschijnlijk gaat om een primaire of een secundaire vorm van incontinentie en waarom je dat denkt.
Opdracht 9: Desmopressine • Enuresis nocturna wordt tegenwoordig vaak behandeld met desmopressine, een aan ADH verwante stof. Zoek in het boek op wat ADH is, en verklaar waarom dit medicament bij enuresis nocturna een gunstig effect kan hebben. • Wat denk je van de langetermijnresultaten?
Opdracht 10: Wiegendood Lees paragraaf 1.4.2. Op een ochtend ontmoet je een vader die zijn baby komt brengen in de crèche waarvoor jij de verantwoordelijkheid hebt. Hij heeft op tv gezien dat uit onderzoek is gebleken dat dekbedjes wiegendood bij baby’s veroorzaken. Hij vraagt je onmiddellijk alle dekbedjes in de crèche te vervangen door dekens. Jij hebt de uitzending niet gezien. Wat doe je en hoe vertel je dit aan de vader? Maak gebruik van de begrippen statistiek, kans en risicofactor. Gebruik ook figuur 6.2.
hoofdstuk 2 Opdracht 11: Secular trend Lees kader 2.9. Hoe noemen we het fenomeen dat in dit kader besproken wordt? Geef een verklaring voor dit fenomeen.
Opdracht 12: Puberteit • Lees kader 2.11. Welke invulling geven de verschillende auteurs aan het begrip puberteit? • Worden er in jullie opleiding ook verschillende invullingen voor dit begrip gegeven in verschillende leerstofgebieden? • Hoe zou je zelf het begrip puberteit invullen? • Lees hoofdstuk 2 en noem een aantal aanknopingspunten voor preventie en signalering van lichamelijke problemen bij jongeren door hulpverleners.
Opdracht 13: Seksuele voorlichting Lees paragraaf 2.2.11 en formuleer een aantal aandachtspunten voor de seksuele voorlichting aan jongeren.
Opdrachten bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
2/5
Opdracht 14: Dik ontevreden Wilma is een studente van 20 jaar, ze weegt 69 kilo en is 1,75 meter lang. Ze vindt zichzelf te dik en is al een jaar aan het lijnen. Het ontbijt slaat ze over, bij de lunch eet ze een appel en wat yoghurt. Thuis wordt het problematisch; voordat haar vriend thuiskomt, eet ze koekjes, zoutjes en alles wat ze maar in handen krijgt. Als haar vriend thuiskomt, maakt hij vaak de maaltijd klaar, maar heeft ze geen zin meer om te eten. Soms lukt het haar om niet te eten als ze thuiskomt, ze gaat dan in bed liggen of belt een vriendin op. Ga na met behulp van de groeidiagrammen, de queteletindex en eventuele andere methoden of Wilma echt te dik is.
hoofdstuk 3 Opdracht 15: Overgang • In de hulpverlening kun je te maken krijgen met vrouwen in de overgang die klachten hebben. Vul de emmer van figuur 6.2 met factoren die invloed zouden kunnen hebben op het ontstaan van deze klachten. • Gebruik het emmermodel om aan te geven of climacteriële klachten psychisch of lichamelijk zijn. • Hoe zou je als hulpverlener de emmer leger kunnen maken?
Opdracht 16: Diogenes Lees kader 3.2. • Welke lichamelijke problemen zou je verwachten bij mannen met het diogenessyndroom? • Wat zou een hulpverlener kunnen doen om het lot van mannen met dit syndroom te verlichten? • Bij mijn weten bestaat er (nog) geen vrouwelijke tegenhanger van het gauguincomplex. Zoek hiervoor een mogelijke verklaring.
Opdrachten bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
3/5
hoofdstuk 4 Opdracht 17: Potjeslatijn • Vertaal onderstaande termen met behulp van kader 4.2 zo letterlijk mogelijk. anticoagulantia geriatrie
angina pectoris
fysiologie euthanasie
prostaathypertrofie
cerebrovasculair accident (CVA)
pathologie decerebratie decubitus mortaliteit morbiditeit retrospectief • Zet nu naast de letterlijke vertaling datgene wat in dit boek onder deze term wordt verstaan.
Opdracht 18: Decompensatie • Noem de verschijnselen van links- en rechtsdecompensatie van het hart. • Leg uit waarom rechtsdecompensatie op den duur leidt tot linksdecompensatie en andersom.
Opdracht 19: Belasting omgeving van terminale patiënt • Noem voorbeelden van objectieve en subjectieve belasting van de omgeving van terminale patiënten. • Hoe kan een hulpverlener een bijdrage leveren om zowel de objectieve als de subjectieve belasting te verminderen? Geef van elk van de maatregelen aan of het hierbij gaat om micro-, meso- of macro niveau.
Opdracht 20: Slaapklachten en decompensatie • Wat kan de relatie tussen rechtsdecompensatie en slaapklachten zijn? • Zou het dan om inslaap- of doorslaapklachten gaan? • Ga na wat de relatie tussen slaapproblemen en linksdecompensatie kan zijn.
Opdrachten bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
4/5
Opdracht 21: Voeding voor ouderen • Lees hoofdstuk 4 en vertel waarom vezelstoffen en calcium belangrijk zijn in de voeding van de oudere. • Hoe kun je ervoor zorgen dat voldoende van deze stoffen in de voeding voorkomen (ontbijt, lunch, avondeten en tussendoortjes)? Let ook op een smakelijke samenstelling van de maaltijden. Gebruik de Schijf van Vijf uit deel 5 (figuur 22.4).
hoofdstuk 5 Opdracht 22: Wat is dood? Leg in eenvoudige bewoordingen uit wat het verschil is tussen klinisch dood en hersendood.
Opdrachten bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
5/5