Lichamelijke aspecten van groei en ontwikkeling
deel
1
casuïstiek
Werkwijze Werk bij voorkeur in een groepje van drie tot vier studenten aan de casus en maak hiervan aantekeningen in een logboek. Lees de casus aandachtig en ga dan als volgt te werk: 1 Verhelder de gebruikte begrippen. Doe dit eerst zelf en verifieer je conclusies later door de begrippen via het register in dit of een ander boek op te zoeken. Schrijf de uitgewerkte begrippen in het logboek. Ga na wat groepsleden al over het probleem weten en probeer op basis van je gezonde verstand een aantal hypothesen te formuleren. Realiseer je dat je niet werkt met de hulpvraag van één cliënt, maar dat je te maken hebt met een cliëntsysteem, waarvan ouders, zussen en broers, partners en vrienden ook deel uitmaken. 2 Welke gegevens uit de casus kunnen een rol spelen bij het ontstaan van de problemen? Probeer meersporig te denken, dat wil zeggen dat je zowel psychosociale als lichamelijke aspecten in je overwegingen betrekt. Noteer je overwegingen in volgorde van waarschijnlijkheid. Geef per overweging aan hoe je erachter kunt komen of zij juist is. Zoek hierbij ook informatie buiten de groep en gebruik literatuur, audiovisuele middelen, deskundigen, adressen en patiëntenverenigingen. Vermeld je bronnen in het logboek. 3 Welke factoren uit de casus houden het probleem in stand? Noteer deze in volgorde van belangrijkheid. 4 Welke maatregelen zouden volgens jou het probleem kunnen verminderen? Stel een voorlopige hulpvraag vast. 5 Stel prioriteiten, je kunt nu eenmaal niet alle problemen aanpakken, en licht toe waarom dit de prioriteit heeft. Formuleer aan de hand daarvan een hulpvraag. 6 Ga na of jouw opvatting over de hulpvraag overeenkomt met de wensen en opvattingen van de cliënt (cliëntsysteem) en schrijf op hoe je dat doet. Het spreekt vanzelf dat dit bij een papieren casus niet kan, maar het is goed dit in je plan op te nemen. Maak aan de hand hiervan een handelingsplan.
Houd hierbij rekening met de wensen en mogelijkheden van de cliënt (cliëntsysteem) en de mogelijkheden die je als hulpverlener hebt (denk hierbij ook aan muzisch-agogische middelen. Toets je handelingsplan zo nodig aan je beroepscode.
7 Ga na of preventie van de problematiek mogelijk geweest was. Zo ja, hoe. Het kan hierbij gaan om maatregelen op micro-, meso-, en/of macroniveau.
Casuïstiek bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
1/5
hoofdstuk 1 Casus 1: Mona Goudsbloem Mona is drie maanden oud. Ze is het eerste kind van Henriëtte en Wim Goudsbloem en die hebben enorm naar haar komst uitgekeken. De geboorte van Mona was een belevenis die geheel op video is opgenomen. Henriëtte en Wim doen alles om een succes te maken van hun ouderschap, ze hebben besloten dat Henriëtte voor Mona zal gaan zorgen. Mona huilt de eerste maanden veel. Ze hebben van alles geprobeerd: andere voeding, veel wandelen in de kinderwagen, een draagzak, uit bed nemen en troosten, laten huilen, muziek, enzovoort. Ten einde raad gaan ze de halve nacht met hun baby in de auto rijden, omdat Mona daar stil van wordt. Bij elk stoplicht zet ze echter een keel op. Wim komt uit een gezin waarin alles volgens vaste regels ging, hij vindt structuur belangrijk in een kinderleven. Zijn moeder ondersteunt deze ideeën. Henriëtte vindt dat de gehechtheid tussen ouder en kind in de eerste maanden tot stand moet komen en wil haar kindje basisveiligheid geven. De ideeën van Wim en zijn moeder spreken haar niet aan, ze ergert zich eraan: zij mag beslissen over de opvoeding, omdat zij haar baan opgaf om voor Mona te zorgen. De arts van het zuigelingenbureau meent dat Mona kerngezond is, maar Henriëtte wil haar ook nog eens laten onderzoeken door een kinderarts. De huisarts vindt een verwijzing niet nodig, ook zij is van mening dat Mona kerngezond is.
Casus 2: Mark Zomer Je werkt als stagiaire in een buurthuis waar elke dinsdagmiddag een peuterinstuif is. In het buurthuis is tevens een consultatiebureau voor kleuters gevestigd. Ook een huisarts houdt er spreekuur. Daar ontmoet je Mark en zijn moeder, mevrouw Zomer. Deze keer is mevrouw Zomer een kwartier voor aanvang al aanwezig, ze toont een pak luiers en vertelt dat Mark sinds kort weer nat is. In een gesprek komt het volgende naar voren: Mark is bijna vier jaar en heeft sinds kort een zusje, Priscilla. Mevrouw Zomer was na de geboorte van Priscilla erg moe. Omdat Mark de laatste tijd veel aandacht vraagt, brengt ze hem twee keer per week naar de peuterspeelzaal. Het gezin Zomer is gesteld op orde en netheid. Er wordt nu al over gesproken dat Mark in de voetsporen van zijn vader zal treden en de leiding over het familiebedrijf zal krijgen. Mark was overdag zindelijk toen hij 1,8 jaar was, zijn moeder is daar trots op. Met drie jaar was hij ook ’s nachts droog. Tot ontzetting van zijn ouders plast Mark plotseling overdag weer in zijn broek en ook ’s nachts heeft hij vaak ongelukjes. Zijn vader heeft een poster opgehangen waarop voor elke droge dag en nacht een zonnetje geplakt wordt. Tien zonnetjes levert een doosje lego op. Tot nu toe heeft hij nog geen doosje in de wacht kunnen slepen. Na de geboorte van Priscilla werd Mark vaak opgevangen door oom Henk, een broer van vader en Marks lievelingsoom. Hij onderneemt veel met Mark, zoals slootje springen, schat zoeken, enzovoort. Oom Henk is echter plotseling ernstig ziek geworden. Hij moet tweemaal per week voor dialyse naar het ziekenhuis. Hij heeft een urethrastenose, die veel te laat ontdekt is waardoor hydronefrose is ontstaan, die in de loop van de jaren heeft geleid tot een ernstige nierinsufficiëntie. Hij wacht nu op een niertransplantatie, maar dat kan nog even duren, hij heeft een vrij zeldzaam HLA.
Casuïstiek bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
2/5
Casus 3: Dursun Korkmaz Als stagiaire werk je mee aan koffieochtenden voor allochtone vrouwen in het buurthuis. Op deze bijeenkomsten wordt telkens een thema gepresenteerd. Het is een project van de thuiszorg en de Stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting. Mevrouw Korkmaz is een Turkse, die nog maar kort in Nederland is. Ze komt graag op de bijeenkomsten, ze leert er Nederlands en ontmoet vriendinnen. Kinderen mogen meekomen, vrijwilligers zorgen voor kinderopvang. Dursun, het vierjarige dochtertje van mevrouw Korkmaz, komt altijd mee. Toen het gezin een halfjaar geleden in Nederland kwam, is de wijkverpleegkundige op bezoek geweest. Ze merkte dat Dursun onzindelijk voor ontlasting was. Het lijkt alsof de ouders dat normaal vinden; er bleek ook geen pot in huis te zijn. Ze gaf meteen advies: Dursun moest regelmatig op het potje, dan zou het vanzelf wel goed komen. De ouders waren blij met het advies, ze misten de opvoedingsondersteuning van de schoonfamilie. Tot nu toe was Dursun opgevoed door haar schoonmoeder; mevrouw Korkmaz had haar handen vol aan het werk op de schapenhouderij van haar schoonfamilie. Tijdens een voorlichting over diarreebehandeling vertelt mevrouw Korkmaz dat haar dochter nog steeds vieze broeken heeft. Ze nodigt je uit om haar te bezoeken. Als je de week daarna bij haar aanbelt, zie je Dursun, die zich achter de bank verstopt zodra ze je ziet. Even later blijkt overduidelijk dat ze het in haar broek gedaan heeft. Mevrouw Korkmaz schaamt zich en begint te lachen.
hoofdstuk 2 Casus 4: Irene Maan Irene Maan is veertien jaar. Ze wil later balletdanseres worden. Ze ziet kans om de zware danstraining te combineren met haar schoolopleiding, ze zit in 2 havo en het gaat goed. De laatste tijd gaat het met dansen wat minder goed, na een enkelblessure heeft ze veel danslessen gemist. De danslerares raadde haar aan eens na te denken of een danscarrière wel iets voor haar is, Irene is ontroostbaar. Ze heeft ergens gelezen dat klachten van knie en enkel vaak ontstaan door een te hoog lichaamsgewicht. Bij het winkelen merkt ze tot haar schrik dat ze niet meer in maat 34 past. Ze besluit samen met haar moeder te gaan lijnen, het lukt haar beter dan haar moeder. Fanatiek gaat ze door, totdat haar moeder het niet leuk meer vindt, ze meent dat Irene aan niets anders meer kan denken. Ze heeft ooit iets gelezen over anorexia nervosa en boulimia nervosa en wil meer informatie over deze stoornissen.
Casus 5: Jan Zonderman Je werkt op een internaat waar jongens in verband met ernstige gedragsproblematiek geplaatst worden. Er wordt gewerkt via token economy, een vorm van gedragstherapie waarbij door het gewenste gedrag te vertonen, voorrechten verdiend kunnen worden. Deze benadering lijkt redelijk succesvol. Eén avond in de week mogen ze uit. Op een avond tref je Jan, een van de pupillen, in de stad aan. Het lijkt erop dat hij aan prostitutie doet.
Casuïstiek bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
3/5
Casus 6: Wilma Schorpioen Wilma is een studente van 20 jaar, ze weegt 69 kilo en is 1,75 meter lang. Ze vindt zichzelf te dik en is al een jaar aan het lijnen. Het ontbijt slaat ze over, bij de lunch eet ze een appel en wat yoghurt. Thuis wordt het problematisch; voordat haar vriend thuiskomt, eet ze koekjes, zoutjes en alles wat ze maar in handen krijgt. Als haar vriend thuiskomt, maakt hij vaak de maaltijd klaar, maar ze heeft geen zin meer om te eten. Soms lukt het haar om niet te eten als ze thuiskomt, ze gaat dan in bed liggen of belt een vriendin op.
hoofdstuk 3 Casus 7: Mevrouw Van Dalen Mevrouw Van Dalen is 68 jaar. Ze gaat de laatste tijd steeds meer voorovergebogen lopen. Ze vertelt je dat ze laatst toch zo geschrokken is: vroeger deed ze met haar schoondochter Annette altijd een spelletje, ze keken naast elkaar staand altijd in de spiegel van de hal om te zien wie er groter was. Laatst deed ze dat weer, toen Annette met de kleinkinderen op bezoek was. Tot haar ontzetting kwam ze tot Annettes schouder. De huisarts vertelt dat ze osteoporose heeft.
Casus 8: Meneer Vervoort Meneer Vervoort is 47 jaar en heeft een leidinggevende functie in een papierfabriek. De laatste tijd is hij geïrriteerd over het gedrag van zijn ondergeschikten, ze weten alles beter en stellen zijn beleid voortdurend ter discussie. Sinds een paar weken heeft hij naar zijn zeggen last van hartkloppingen. Hij merkt dit als hij in bed ligt en kan dan niet slapen. De volgende ochtend is hij doodmoe en kan niet meer tegen de spanningen van het werk. De huisarts meent dat het gaat om een somatoforme klacht en vindt het in eerste instantie niet nodig om zijn hart te laten onderzoeken. Meneer Vervoort is hier boos over, hij meent dat hij niet serieus genomen wordt. Zijn vader stierf op 48-jarige leeftijd aan een hartinfarct. Hij had op zijn minst adviezen verwacht over een cholesterolarm dieet ter preventie van atherosclerose.
Casus 9: Mevrouw Stegeman Mevrouw Stegeman is 49 jaar en durft de deur nauwelijks meer uit. Ze raakt soms zomaar in paniek omdat ze plotseling rood wordt, ze krijgt het dan warm en benauwd en ze heeft tintelende vingers. Ze kan soms haar urine niet goed ophouden als er aandrang is. De huisarts geeft een differentiële diagnose: hyperventilatie, paniekstoornis, en/of climacteriële klachten. Hij overweegt hormoonsubstitutie. Volgens hem is er sprake van aandrangincontinentie, maar ook zou er een lichte prolaps zijn. Hij zegt haar dat ze de komende tijd een dagboekje moet bijhouden over hoe vaak en wanneer ze klachten heeft en wat de klachten precies zijn. Hij verwijst haar voor oefentherapie naar een fysiotherapeut. Mevrouw Stegeman durft niet te vragen of het ernstig is. Ze begrijpt niet wat hij bedoelt met die moeilijke woorden. Bovendien heeft ze de indruk dat hij denkt dat het allemaal psychisch is.
Casuïstiek bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
4/5
hoofdstuk 4 Casus 10: Meneer Groen Meneer Groen is 86 jaar en redelijk fit. Hij ziet de laatste tijd wat minder goed, maar daar legt hij zich bij neer: de ouderdom komt met gebreken, meent hij. Hij ziet er ook tegen op om naar de huisarts te gaan. Op een ochtend valt hij over een doek die hij op de vloer heeft laten liggen, en kan niet opstaan. Uren later wordt hij gevonden door de buurvrouw. In het ziekenhuis stelt men de diagnose collumfractuur en cataract. Hij krijgt een ‘pin’ in zijn dijbeenhals en mag al spoedig met een looprek over de gang heen en weer lopen. Binnenkort zal hij aan zijn ogen geopereerd worden. Op een dag wordt hij in paniek aangetroffen bij de lift; hij weet niet waar hij is en zoekt zijn kinderen. Er is sprake van desoriëntatie in tijd en plaats. Men schrijft dit toe aan de opname, thuis zal het wel beter gaan. Eenmaal thuis vergeet hij te drinken en door de dehydratie wordt hij suf. Buren waarschuwen de huisarts, die heropname in het ziekenhuis regelt, een andere mogelijkheid is er op dit moment niet. Men vraagt zich af of er sprake is van de ziekte van Alzheimer.
Casus 11: Mevrouw De Wit Je bent werkzaam als activiteitenbegeleider in Avondzon, een psychogeriatrisch verpleeghuis. Op een ochtend komt daar mevrouw De Wit met haar zoon om eens een kijkje te nemen, op aanraden van de indicatiecommissie. Je kent haar van vroeger, omdat je bij haar in dezelfde straat woonde. Vorig jaar was ze nog een kwieke dame van 81 jaar. Ze is een bekende persoonlijkheid in de wijk omdat ze altijd betrokken was bij de organisatie van het jaarlijkse buurtfeest. Haar zoon vertelt wat er gebeurd is: De ogen van mevrouw De Wit gingen de laatste tijd erg achteruit. De huisarts vermoedde dat ze cataract heeft, en verwees naar de oogarts. Deze bevestigde de diagnose en maakte een afspraak voor een operatie, waarbij een kunststoflensje in haar ‘goede’ oog gezet zal worden. Na de operatie is mevrouw De Wit in de war; ze herkent de buurkinderen die haar bezoeken, niet. Ze beschuldigt de verpleegkundigen ervan dat ze haar portemonnee proberen te stelen, ze lijdt aan benadelingswaan. Op een nacht is ze verdwenen. Overal wordt gezocht, ten slotte belt een buschauffeur dat hij een oude dame in de bus heeft die in haar nachtjapon en op sloffen door de sneeuw naar huis wil. In het ziekenhuis constateert de internist dat mevrouw De Wit dement is en niet in het ziekenhuis hoort. Ze krijgt bezoek van iemand van de indicatiecommissie. Vlak daarna gaat ze met haar zoon een kijkje nemen in huize Avondzon. Als je haar begroet, kijkt ze je radeloos aan en zegt: ‘Ik moet mijn moeder vinden, waar is ze toch?’
Casuïstiek bij deel 1 van Medische kennis voor hulpverleners –
5/5