PFI75423_NL
DEEL 1 Algemene aspecten
Ouderenrecht Mishandeling
122
Black Cyan Magenta Yellow
Juridische aspecten
Hoofdstuk 7
PFI75423_NL
Ouderenrecht M. Verrycken
A. Juridisch statuut van ouderen Een juridisch statuut, eigen aan de ouderen, bestaat niet en daar is ook geen behoefte aan. Mensen in één juridische categorie willen onderbrengen, op basis van het discriminatoir criterium van de oudere leeftijd, is strijdig met het gelijkheidsbeginsel. Er mag dus ook nooit een juridisch statuut voor de ouderen worden uitgedokterd, want zulks zou een ongeoorloofde discriminatie en segregatie in de hand werken. Specifieke regelgeving voor ouderen houdt een groot gevaar voor stigmatisering in. Onder de rubriek ‘ouderenrecht’ of ‘seniorenrecht’, kan men hoogstens spreken van het geheel van juridische oplossingen voor problemen, die vaker voorkomen bij mensen op leeftijd, zonder er weliswaar specifiek voor te zijn. Een voorbeeld illustreert dit: het bezoekrecht voor grootouders is vaak een probleem dat senioren aanbelangt, maar er zijn ook reeds heel jonge grootouders voor wie de problematiek zich op dezelfde wijze aandient.
B. Volwaardig burgerschap Alle meerderjarigen (men is meerderjarig op 18-jarige leeftijd), hoe oud ook, zijn volwaardige burgers en moeten als dusdanig behandeld worden in alle omstandigheden. Ouder worden verandert inderdaad niets aan de rechtsbekwaamheid; dat betekent dat elke meerderjarige titularis is en blijft van al zijn rechten, wat ook zijn fysieke of psychische evolutie weze. Ouder worden verandert evenmin iets aan de handelingsbekwaamheid; dit is de bekwaamheid om de rechten, waarvan men titularis is, zelf uit te oefenen. De leeftijd, hoe hoog ook, is dus geen grond tot onbekwaamheid. In de praktijk ervaart men nochtans dat vele ouderen moeite hebben hun rechten te doen gelden; hun rechten worden soms nauwelijks of niet geëerbiedigd. Als iemand, met het oog op een reportage, een seniele vrouw filmt, dan schendt hij één van haar persoonlijkheidsrechten, met name het recht om niet buiten haar wil afgebeeld te worden. De seniele vrouw heeft inderdaad, zoals éénieder, in beginsel, het recht zich te verzetten tegen het vastleggen van haar beeltenis door middel van een foto of film en tegen het verspreiden ervan, zonder haar uitdrukkelijke toestemming. Door haar geestelijke gestoordheid, kan zij haar wil niet meer te kennen geven en dus niet geldig toestemmen. Bovendien heeft zij alleen het recht om achteraf te protesteren tegen de schending van dit persoonlijkheidsrecht, maar ze is niet in staat zulks te doen. De fotograaf of de filmmaker weet wellicht wel dat hij een grondrecht van deze oudere schendt, maar hij beseft maar al te goed dat de sanctie op deze inbreuk zal uitblijven. Dit is één van de vele voorbeelden waarin een recht van een oudere niet kan worden geëffectueerd, niet wordt geëerbiedigd.
123
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Wordt het briefgeheim van een oudere in een instelling altijd wel geëerbiedigd? Het gebeurt ook dat ouderen, die nog over hun volledige luciditeit beschikken, onder druk worden gezet om het beheer van hun goederen af te staan aan het bestuur van de instelling waar ze verblijven. In feite heeft de oudere het volste recht dat te weigeren en zelf zijn patrimoniale belangen te blijven behartigen, maar de feitelijke omstandigheden brengen hem ertoe het niet eerbiedigen van dit recht toch maar te aanvaarden, omdat er geen andere keuze is. Misbruik van macht door diegenen die ouderen huisvesting verlenen, hetzij in familiaal verband, hetzij binnen de geïnstitutionaliseerde ouderenzorg, bestaat spijtig genoeg ook en kan verschillende vormen aannemen: fysiek geweld – ‘granny-baching’ – verwaarlozing, vrijheidsberoving of -beperking, misbruik van vertrouwen, diefstal, oplichting, e.a. Wie kennis krijgt van dergelijke feiten die strafbaar zijn, kan een klacht indienen bij de procureur des Konings. Als die na onderzoek meent dat de klacht gegrond blijkt, zal hij strafvervolgingen inspannen tegen de auteurs van de feiten.
C. Bescherming van de patrimoniale belangen van de feitelijk onbekwame oudere Een groot probleem dat de vergrijzing van de bevolking met zich brengt, betreft de materiële en immateriële belangenbehartiging van die ouderen die, ingevolge fysieke of psychische letsels, niet meer in staat zijn zelf voor hun rechten en belangen op te komen. Daarvoor kunnen er oplossingen gezocht worden in het Burgerlijk Wetboek en hoofdzakelijk in de wet van 18 juli 1991 betreffende de bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaams- of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren. 1. Burgerlijk Wetboek a) De oudere is gehuwd Als een oudere gehuwd is en hij is feitelijk onbekwaam, dan kan de andere echtgenoot meerdere technieken gebruiken. -
Indien één der echtgenoten in de onmogelijkheid is zijn wil te kennen te geven, dan kan de andere echtge noot zich door de vrederechter van de laatste echtelijke verblijfplaats laten machtigen om de door derden verschuldigde geldsommen geheel of ten dele te ontvangen, ten behoeve van de huishouding. (artikel 220, § 3 B.W.) Het begrip ‘onmogelijkheid om zijn wil te kennen te geven’ bedoelt alle hypothesen waarin een echtgeno(o)t(e) wegens fysieke of geestelijke onmogelijkheid, niet in staat is een geldige wilsuiting te verrichten; dit mag ruim geïnterpreteerd worden. Deze regeling geldt bijvoorbeeld als één echtgenoot dement is (Rb. Namen, 14 oktober 1981, Rev. Rég. de Dr., 1982, 32).
-
In het kader van wat het primair huwelijksstelsel wordt genoemd, wordt een bijzondere bescherming van de gezinswoning en van het stofferend huisraad ingevoerd. Die bescherming behelst dat de ene echtgenoot, zonder de instemming van de andere, het onroerend goed waarin de gezinswoning is gevestigd niet kan verkopen, noch kan schenken; hij kan dat evenmin met het huisraad dat de woning stoffeert en hij kan dit huisraad niet in pand geven; het onroerend goed kan hij niet
124
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
met een hypotheek bezwaren. Is de ene echtgenoot echter in de onmogelijkheid zijn wil te kennen te geven, dan kan hij die vereiste instemming niet verlenen; in dat geval kan de andere echtgenoot door de rechtbank van eerste aanleg gemachtigd worden om deze handelingen wel alleen te verrichten (art. 220, § 1 B.W.). Als één echtgenoot dement wordt en moet geplaatst worden in een bijzondere instelling, wat hoge kosten met zich kan meebrengen, en de andere echtgenoot is daarom verplicht de gezinswoning die zijn eigendom is, te verkopen om met deze opbrengst de verblijfskosten te betalen, dan brengt artikel 220, § 1 B.W. een passende oplossing. -
De valide echtgenoot kan nog veel verder gaan, want artikel 220, § 2 B.W. bepaalt dat, indien één echtge noot in de onmogelijkheid is zijn wil te kennen te geven en geen lasthebber heeft aangesteld of geen wettelijke vertegenwoordiger heeft, de andere echtgenoot aan de rechtbank van eerste aanleg kan vragen om in zijn plaats te worden gesteld voor de uitoefening van al zijn bevoegdheden of een gedeelte ervan.
-
Tenslotte is er nog voor die echtgenoten, die met een stelsel van gemeenschap zijn gehuwd, de techniek van artikel 1426 B.W.: als vaststaat dat één der echtgenoten de hem toegekende bestuursbevoegdheden niet of niet behoorlijk kan uitoefenen over het gemeenschappelijk vermogen of zijn eigen vermogen, om wille van fysieke of psychische redenen, kan de andere echtgenoot vorderen dat de bestuursbevoegdheden hem geheel of gedeeltelijk worden ontnomen. De rechtbank kan dan dat bestuur opdragen, hetzij aan de andere echtgenoot, hetzij aan een derde, die ze aanwijst. Deze derde kan al dan niet een familielid zijn of een plaatsvervangend rechter.
b) De onbekwaamverklaring Bij zware psychische stoornissen kan eventueel gedacht worden aan de onbekwaamverklaring. Het relaas over een casus moge illustreren dat alzo soms een passende oplossing kan worden gevonden. Een demente vrouw was door bemiddeling van het plaatselijk O.C.M.W. in een gespecialiseerde instelling voor dementen geplaatst. Haar roerend fortuin werd beheerd door dit O.C.M.W. dat het aanwendde voor de betaling van de hoge verblijfskosten. Toen de kapitalen van de vrouw waren uitgeput, zocht het O.C.M.W. een middel om ook de onroerende goederen die de vrouw bezat te kunnen aanwenden voor de betaling van de verblijfskosten van de vrouw in de instelling. De vrouw kon echter geen geldige toestemming geven tot de verkoop van haar onroerende goederen. Daarom werd er in dit geval gedacht aan een onbekwaamverklaring. Die kan in principe enkel worden uitgelokt op initiatief van een echtgeno(o)t(e) of een bloedverwant. Het is alleen als er geen echtgeno(o)t(e) noch gekende bloedverwanten bestaan, dat de procureur des Konings het initiatief mag nemen. Vermits de demente vrouw geen familie had, overtuigde de sociale werkster van het O.C.M.W. de bevoegde procureur van de noodzaak van een onbekwaamverklaring; de procureur des Konings nam het initiatief om een procedure bij de bevoegde rechtbank van eerste aanleg uit te lokken. Nadat de onbekwaamverklaring werd uitgesproken werd de voogdij ingericht. De familieraad bestond uit maatschappelijke werkers en personeelsleden van het O.C.M.W. en de familieraad wees een plaatsvervangend vrederechter aan als voogd. Die vervulde de vereiste formaliteiten om tot de verkoop van de onroerende goederen van zijn ‘pupil’ te kunnen overgaan. Met de opbrengst van de verkoop kon het verdere verblijf van de demente oudere in de gepaste instelling worden betaald. Vanaf 1 augustus 2001 wordt de familieraad afgeschaft (wet 29 april 2001): de bevoegde vrederechter benoemt rechtstreeks de voogd.
125
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Het beschermingsstatuut van de onbekwaamverklaring of interdictie geeft echter zeer zelden een passende oplossing: in de eerste plaats is het toepassingsgebied beperkt tot gevallen van psychische handicap; artikel 489 B.W. bepaalt: ‘een meerderjarige die zich in een aanhoudende staat van onnozelheid of krankzinnigheid bevindt, moet worden onbekwaam verklaard, zelfs wanneer in die staat heldere tussenpozen voorkomen’. Anderzijds is de procedure ook omslachtig, m.n. omdat de rechtbank één of meerdere geneesheren neuropsychiaters moet aanwijzen om de persoon, waarvan de onbekwaamverklaring wordt gevorderd, te onderzoeken en over diens toestand verslag uit te brengen. Het beschermingsstatuut van gerechtelijke onbekwaamverklaarden geraakt trouwens in onbruik: in 1998 werden er 7 onbekwaamverklaringen uitgesproken en werd er 1 opgeheven; in 1999 werden er slechts 4 uitgesproken. c) De lastgeving De belangenbehartiging van een oudere kan aan een derde worden opgedragen bij lastgeving, maar ook deze oplossing heeft haar beperkingen. Het geheel of gedeeltelijk beheer van de goederen van de oudere kan bij volmacht aan één of meerdere derden worden toevertrouwd. Een lastgeving kan algemeen of bijzonder zijn. Het is aan te bevelen, alhoewel niet strikt noodzakelijk, de volmacht door een notaris te laten opstellen. Een volmacht kan maar geldig worden verleend, als de lastgever nog in staat is op rechtsgeldige wijze zijn wil te kennen te geven. Een lastgeving is steeds herroepbaar, maar eens de lastgever niet meer in staat is zijn wil vrij te kennen te geven, kan hij ook de gegeven volmacht niet meer rechtsgeldig herroepen. Het stelsel van de lastgeving kan ook problemen doen rijzen in de praktijk, als de mentale toestand van de lastgever aftakelt en de derden, die hiervan op de hoogte zijn, vanwege hun betrachting een zo groot mogelijke rechtszekerheid te behouden, de volmacht niet meer wensen te hanteren.
2. De aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder De wet van 18 juli 1991 betreffende de bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaams- of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren, (art. 488bis B.W.), is in werking getreden op 28 juli 1991. a) Het toepassingsgebied De wet is toepasselijk op alle meerderjarige personen die wegens een, zij het tijdelijke verzwakking van hun geestestoestand of van hun lichaamsgesteldheid niet in staat zijn om zelf hun goederen te beheren. De wet is niet toepasselijk als de te beschermen persoon al een vertegenwoordiger heeft (wat betekent dat de wet niet toepasselijk is op een onbekwaam verklaarde of op een verlengde minderjarige) of zo, tijdens een procedure van onbekwaamverklaring een voorlopig bewindvoerder werd aangewezen krachtens artikel 1246 Ger.W. Er zijn voorbeelden van toepassing van deze wet op ouderen. De hoge leeftijd en een wankele geestestoestand verantwoordt de aanwijzing van een voorlopig bewind voerder (Vred. Ronse, 18 oktober 1991, Ts. Not, 1992, p. 143). -
Vermindering van geheugen en concentratie bij een man die nog zelfredzaam is en nog beroepsactiviteiten kan uitoefenen (Vred. Soignies, 2 oktober 1991, J.L.M.B., 1992, p. 731).
126
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
-
Een vrouw, 82 jaar oud, lijdt aan de ziekte van Alzheimer; de echtgenoot, 85 jaar oud, lijdt aan zware mobiliteitsstoornissen, heeft een probleem van polyarthrose met belangrijke discarthose waardoor hij zich binnenshuis enkel met een rolstoel kan verplaatsen; bovendien heeft hij gedragsstoornissen te wijten aan chronisch alcoholmisbruik. Het echtpaar had een belangrijk vermogen opgespaard en belegd in kasbons die zich niet in een kluis bevonden maar in hun woning. De kleinzoon, die de aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder had gevorderd voor zijn twee grootouders, wordt als bewindvoerder aangewezen met een meer uitgebreide opdracht wat zijn grootmoeder betreft, dan de opdracht die hij krijgt wat zijn grootvader betreft: hij moet zijn grootmoeder vertegenwoordigen in alle rechtshandelingen, behalve voor het ontvangen en besteden van de inkomsten; zijn grootvader moet hij bijstaan voor het beheer van de kapitalen, in die zin dat de kapitalen moeten geplaatst worden op een rekening onder handtekening van de grootvader en van de kleinzoon, zodat daarover niet kan beschikt worden zonder beide handtekeningen (Vred. 2de kanton Kortrijk, 4 maart 1992, R.W., 92-93, p. 370).
-
Een man was meerdere malen gevallen met bewustzijnsverlies zonder dat de oorzaak ervan bepaald had kunnen worden; de dokter stelde dat hij een belangrijke psychische ‘adynamie’ vertoonde; bovendien was er alcoholmisbruik; de man beschikte over een zeer belangrijk vermogen ingevolge het vooroverlijden van zijn echtgenote maar kon geen enkele belangstelling opbrengen voor zijn patrimoniale belangen. De testamentuitvoerder aangewezen door wijlen zijn echtgenote, en de persoon aan wie zij in haar testament had gevraagd de voorlopige bewindvoering over haar echtgenoot uit te lokken, hebben het initiatief genomen tot de procedure; de vrederechter heeft hun vordering afgewezen, maar in hoger beroep werd zij ingewilligd (Rb. 1ste aanleg Brussel, 16 januari 1996, J.T., 96, p. 306).
-
De wet mag niet worden aangewend om ouderen ‘onder voogdij’ te stellen: het betrof een 90-jarige vrouw, die samenwoonde met een vriend van 45 jaar, wat de familie niet beviel; het feit dat de vrouw leed aan geheugenverlies, wat de rechter als normaal bestempelde voor haar leeftijd, werd niet als voldoende reden beschouwd om tot aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder over te gaan (Vred. 2de kanton Elsene, 30 oktober 1991, Ts. Vred., 1992, p. 69).
De wet is ook toepasselijk op personen die zich in comateuze toestand bevinden of lijden aan gehele verlamming (tetraplegie). Lichaamsaandoeningen zoals spraakstoornis of stomheid of al dan niet tijdelijke blindheid moeten niet leiden tot de toepassing van de wet, als de geestesvermogens ongeschonden behouden blijven, want de wet is niet toepasselijk op hen die geldig hun wil kunnen kenbaar maken. Er dient inderdaad aan herinnerd dat een notariële akte kan worden verleden voor iemand die wel zijn wil kenbaar kan maken, maar die blind of doofstom is, die niet in staat is te tekenen of niet kan tekenen; in dat geval wordt de notaris bijgestaan door twee getuigen. b) De initiatiefnemer - Bevoegde rechtsmacht Ieder belanghebbende zal bij de vrederechter de aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder kunnen aanvragen. Dat kan een rechtspersoon zijn of een natuurlijke persoon die de bescherming van de belangen van personen, bedoeld door de wet, beoogt. Als rechtspersoon kan bv een v.z.w. optreden of een O.C.M.W.; wel verdient het aanbeveling dat de procedure zou worden ingeleid door een persoon die in het kader van dit O.C.M.W. of van die v.z.w. opkomt voor de belangen van de te beschermen persoon, bv een maatschappelijk assistent (cf. Vred. Roeselare, 28 maart 1995, R.W. 95-96, p. 649). Het recht om de aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder te vragen werd ook erkend in hoofde van een testamentuitvoerder en in hoofde van de persoon die bij testament ertoe was uitgenodigd de aanwijzing van een voorlopige bewindvoerder over de overlevende echtgenoot uit te lokken (Rb. 1ste aanleg Brussel, 16 januari 1996, J.T., 1996, p. 306).
127
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Ook de procureur des Konings zou als eisende partij kunnen optreden. Kunnen dat ook: de echtgeno(o)t(e), een familielid, de huisarts, de directeur van de instelling waar de te beschermen persoon verblijft, een vriend, een buur. Ook de te beschermen persoon zelf kan een dergelijk verzoek indienen. De vrederechter kan ook ambtshalve optreden bij een verzoek tot gedwongen opname in een psychiatrische dienst van een geesteszieke, krachtens de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. Dergelijke procedure moet worden ingeleid voor de vrederechter van de verblijfplaats of, bij gebreke daarvan, van de woonplaats van de te beschermen persoon. c) Het verloop van de procedure De procedure wordt ingeleid bij verzoekschrift dat dient ondertekend door de indiener ervan of door diens advocaat; de bijstand van een advocaat is echter niet verplicht. Dit verzoekschrift kan een gewone brief zijn, maar moet wel voldoen aan een reeks vereisten. Het verzoekschrift moet inderdaad, op straffe van nietigheid, een reeks vermeldingen bevatten: de dag, de maand en het jaar, de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de verzoeker, alsook de graad van verwantschap of de aard van betrekkingen die er bestaan tussen de verzoeker en de te beschermen persoon; het voorwerp van de vordering en in het kort de gronden ervan; de naam, de voornaam, de verblijf- of woonplaats van de te beschermen persoon en, in voorkomend geval, van diens echtgeno(o)t(e), de aanwijzing van de rechter die kennis moet nemen van het verzoek en, zo mogelijk, de aard en de samenstelling van de te beheren goederen (zie typeverzoekschrift als bijlage). Op straffe van niet-ontvankelijkheid, moet bij dit verzoekschrift een omstandige geneeskundige verklaring zijn gevoegd, die ten hoogste 15 dagen oud is en die de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon beschrijft (zie formulier als bijlage). Het attest mag niet worden opgesteld door een geneesheer die bloed- of aanverwant is van de te beschermen persoon of van de verzoeker; het mag evenmin worden opgesteld door een arts die verbonden is aan de instelling waar de te beschermen persoon zich bevindt. Op de regel, volgens dewelke een medische verklaring vereist is, bestaat één uitzondering: ze is niet vereist in spoedeisende gevallen. Die uitzondering dient strikt geïnterpreteerd te worden en zou alleen toepasselijk zijn met het oog op een specifieke rechtshandeling, waarvoor een termijn verstrijkt. De strikte interpretatie is in dit geval geboden in het belang van de te beschermen persoon. Kan de huisarts deze medische verklaring afleveren? In een advies van de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren van 16 mei 1992 wordt deze vraag bevestigend beantwoord (Ts. Gez., 98-99, 333). Dit advies vermeldt in fine dat het document onder gesloten omslag bij het verzoekschrift dient gevoegd te worden, maar in de praktijk gebeurt het bijna nooit dat de geneeskundige verklaring, te voegen bij het verzoekschrift, onder gesloten omslag wordt afgegeven door de verzoeker. Een medische verklaring moet niets zeggen over de onmogelijkheid van de te beschermen persoon om zelf zijn goederen te beheren. De dokter hoeft dus niet te verklaren dat de patiënt in de onmogelijkheid is zijn goederen te beheren, want de wetgever heeft gemeend dat de vaststelling daarvan behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de vrederechter; van de medische verklaring wordt verwacht dat de arts daarin aan de vrederechter alle informatieelementen verstrekt. Daaruit volgt dat een eenvoudige verklaring van een geneesheer volgens dewelke zijn patiënt niet in staat is het beheer van zijn goederen waar te nemen, geen omstandige geneeskundige verklaring is die de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon beschrijft. Daarin ontbreekt immers elke medische informatie (Vred. Roeselare, 16 september 1993, R.W. 93-94, p. 683). Het kan ook gebeuren dat de dokter, die door de verzoeker wordt verzocht om de medische verklaring op te stellen, gewoon moet vermelden dat de patiënt weigert zich medisch te laten onderzoeken. In dat geval kan de vrederechter
128
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
een geneesheer-deskundige aanwijzen, maar dwangonderzoek is uitgesloten. Evenmin mag de rechter een dwangsom opleggen om de patiënt alzo te verplichten zich aan een medisch onderzoek te onderwerpen (Loosveldt, F., ‘De dwangsom: reikwijdte, toepassingsgebied en enkele betwistingen ter zake’, A.J.T. Dossier, A.J.T. 94-95, 93). De vrederechter wint alle dienstige inlichtingen in; hij kan een geneesheer-deskundige aanwijzen om advies uit te brengen over de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon, dus zelfs als er een omstandige geneeskundige verklaring bij het verzoekschrift was gevoegd. De vrederechter kan bv. ook een maatschappelijk werker horen die goed vertrouwd is met de problemen van de te beschermen persoon. De vrederechter kan inderdaad eenieder horen die hij geschikt acht om hem in te lichten. De te beschermen persoon en zijn echtgeno(o)t(e) worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen, om door de vrederechter in raadkamer te worden gehoord. De verzoeker, al dan niet bijgestaan door een advocaat of door deze vertegenwoordigd, is eveneens aanwezig in de raadkamer. Heeft de te beschermen persoon, tegen wie de procedure wordt ingeleid, een advocaat geraadpleegd - wat dus niet verplicht is -, dan mag deze aanwezig zijn bij het verhoor van de te beschermen persoon in raadkamer. Eerder dan te beschermen persoon te horen in raadkamer op het vredegerecht, kan de vrederechter beslissen, als daartoe redenen zijn (de geneeskundige verklaring vermeldt m.n. dat de te beschermen persoon zich niet kan verplaatsen), de persoon te aanhoren, daar waar die zich bevindt. Bij gemotiveerde beschikking wijst de vrederechter de voorlopige bewindvoerder aan, rekening houdend met de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon en met de aard en de samenstelling van de te beheren goederen. De voorkeur van de vrederechter moet gaan naar de echtgeno(o)t(e), een lid van de naaste familie, of eventueel de vertrouwenspersoon van de te beschermen persoon. De voorlopige bewindvoerder mag niet gekozen worden onder de bestuurs- of personeelsleden van de instelling waar de te beschermen persoon zich bevindt. Als de vrederechter afwijkt van de voorkeursregeling die de wet hem oplegt, moet hij zijn beschikking motiveren. Hij zal dan meestal een advocaat of een notaris aanwijzen. Niemand kan verplicht worden het ambt van voorlopige bewindvoerder te aanvaarden. De griffier geeft kennis van de beschikking aan de aangestelde voorlopige bewindvoerder binnen de 3 dagen na de uitspraak; de aangewezen persoon moet binnen de 8 dagen na zijn aanwijzing schriftelijk laten weten of hij de opdracht al dan niet aanvaardt. Weigert hij de aanwijzing, dan stelt de vrederechter ambtshalve een andere voorlopige bewindvoerder aan. Aanvaardt de voorlopige bewindvoerder zijn aanwijzing, dan wordt een afschrift van de beschikking meegedeeld aan de procureur des Konings. Binnen de 15 dagen na de uitspraak van de vrederechter moet een uittreksel van zijn beschikking door toedoen van de griffier opgenomen worden in het Belgisch Staatsblad. Als de vrederechter de opdracht van de voorlopige bewindvoerder echter heeft beperkt, kan hij beslissen dat de bekendmaking van de beslissing wordt beperkt tot de personen die hij aanwijst, zodat hij dus vrijstelling kan verlenen aan de griffier van publicatie in het Belgisch Staatsblad. De aanvaarding van zijn opdracht door de voorlopige bewindvoerder is zeer belangrijk want ze stelt automatisch een einde aan de lastgeving die door de te beschermen persoon werd verleend. Binnen de maand na de aanvaarding van zijn aanwijzing moet de voorlopige bewindvoerder een verslag opstellen over de aard en de samenstelling van de te beheren goederen en hij moet dit verslag overmaken aan de vrederechter én aan de te beschermen persoon. d) De bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder De voorlopige bewindvoerder heeft tot taak de goederen van de beschermde persoon te beheren als een goede huisvader. Zijn z’n eigen belangen in strijd met die van de beschermde persoon, dan kan hij slechts optreden mits een bijzondere machtiging van de vrederechter. De rechter kan, rekening houdend met de aard en de samenstelling
129
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
van het patrimonium, evenals met de gezondheidstoestand van de beschermde persoon, de omvang van de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder preciseren, beperken en moduleren. Doet de vrederechter zulks niet, dan heeft de voorlopige bewindvoerder de algemene taak de beschermde persoon te vertegenwoordigen in alle rechtshandelingen en procedures, zowel als eiser als verweerder. Mits bijzondere machtiging van de vrederechter, kan hij een reeks handelingen stellen, met name de roerende en onroerende goederen van de beschermde persoon vervreemden, leningen aangaan en hypotheken toestaan, een nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarden of die verwerpen, een schenking of een legaat aanvaarden, een pachtovereenkomst of een handelshuurovereenkomst sluiten, een dading aangaan. De voorlopige bewindvoerder moet ook zorgen voor de lotsverbetering: binnen de perken van de inkomsten die hij ontvangt, betaalt de voorlopige bewindvoerder de kosten van onderhoud en behandeling die ten laste vallen van de beschermde persoon en hij stelt hem de sommen ter beschikking die hij nodig acht voor de verbetering van diens lot. Hij moet ook de toepassing van de sociale wetgeving in het belang van de beschermde persoon nastreven. Het gewone leefkader van de beschermde persoon, zijnde de woning en het huisraad, genieten een bijzondere bescherming: ze moeten zo lang mogelijk ter beschikking blijven van de beschermde persoon. Als het, in het bijzonder bij langdurige opneming of verblijf, noodzakelijk wordt of in het belang is van de beschermde persoon dat wordt beschikt over de rechten in verband met dit leefkader, dan moet de voorlopige bewindvoerder een bijzondere machtiging aan de vrederechter vragen. Souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen mogen nooit vervreemd worden en moeten door toedoen van de voorlopige bewindvoerder ter beschikking worden gehouden van de beschermde persoon. Jaarlijks, en ook aan het einde van zijn mandaat, moet de voorlopige bewindvoerder rekenschap geven van zijn beheer, én aan de vrederechter én aan de beschermde persoon, behalve indien de gezondheidstoestand van deze laatste het niet toelaat. Bovendien moet de voorlopige bewindvoerder de beschermde persoon op de hoogte brengen van de handelingen die hij verricht, maar in bijzondere omstandigheden kan de vrederechter hem vrijstellen van die verplichting; hij kan hem ook bevel geven een andere persoon, die de vrederechter aanwijst, op de hoogte te stellen van de handelingen die de voorlopige bewindvoerder verricht. De vrederechter kan steeds, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de beschermde persoon, of op verzoek van elke belanghebbende, of op verzoek van de procureur des Konings, of van de voorlopige bewindvoerder bij een gemotiveerde beschikking een einde maken aan de opdracht van de voorlopige bewindvoerder. Hij kan ook diens bevoegdheden wijzigen, of de voorlopige bewindvoerder vervangen. De vrederechter kan aan de voorlopige bewindvoerder, bij een gemotiveerde beslissing, een vergoeding toekennen, waarvan het bedrag niet hoger mag liggen dan 3% van de inkomsten van de beschermde persoon. Bovendien kan de vrederechter een vergoeding toekennen in verhouding tot de vervulde buitengewone ambtsverrichtingen, mits de voorlopige bewindvoerder met redenen omklede staten overlegt. Alle handelingen die de beschermde persoon verricht, met miskenning van de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder, zijn nietig; het betreft een nietigheid die enkel kan worden opgeworpen door de beschermde persoon zelf of door de voorlopige bewindvoerder. De vordering tot nietigverklaring verjaart door verloop van 5 jaar. De voorlopige bewindvoerder heeft geen bevoegdheden in verband met de persoon van de beschermde persoon en zulks valt te betreuren. Zo kan de voorlopige bewindvoerder, in principe althans, niet beslissen de beschermde persoon in een voorziening voor ouderen te plaatsen als de beschermde persoon het daar niet mee eens is. De vrederechter kan de voorlopige bewindvoerder hiervoor geen toelating geven (Vred. Elsene II, T.S. Vred., 1994, 112). Betreft de discussie enkel de keuze van de ouderenvoorziening, dan heeft de voorlopige bewindvoerder toch onrechtstreeks beslissingsrecht, vermits hij het is die het patrimonium beheert. Er zijn al stemmen opgegaan om een wetswijziging te bekomen die erin zou bestaan de voorlopige bewindvoerder wel bevoegdheid te verlenen in verband met de persoon van de beschermde persoon. Zulks zou wenselijk zijn.
130
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Als de beschermde persoon verhuist buiten zijn kanton kan de vrederechter, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een belanghebbende, bij gemotiveerde beschikking beslissen het dossier over te maken aan de vrederechter van het kanton van de nieuwe hoofdverblijfplaats.
D. Gedwongen psychiatrische opname van een oudere De wet van 26 juni 1990, gewijzigd door de wetten van 18 juli 1991 en 6 augustus 1993 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke voert een stelsel van gedwongen psychiatrische opname in, ter vervanging van de vroegere collocatie. De vraag is te weten of deze wet ook kan gehanteerd worden ter bescherming van sommige ouderen. Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet werd gesteld dat de wet niet toepasselijk zou zijn op ouderen, doch de tekst van de wet is overduidelijk en moet primeren op de verklaringen afgelegd in het kader van de parlementaire voorbereiding. Daaruit volgt dat, als een oudere onder de toepassingsvoorwaarden van de wet valt, de wet toepasselijk zal zijn. Het betreft echter een wet op de vrijheidsberoving die dus strikt moet worden geïnterpreteerd. Opdat de wet toepasselijk zou zijn, zijn 3 voorwaarden vereist: de persoon waarvan de psychiatrische dwangopname wordt nagestreefd moet geestesziek zijn; de toestand van de betrokkene vereist een beschermingsmaatregel, hetzij omdat hij zijn gezondheid en zijn veiligheid ernstig in gevaar brengt, hetzij omdat hij een ernstige bedreiging vormt voor andermans leven of integriteit; andere meer geschikte behandelingen moeten onbeschikbaar zijn. In de rechtspraak zijn reeds de volgende gevallen bekend: Een ongehuwde dame van 75 jaar oud, fysiek gehandicapt, leeft alleen, wenst van niemand bezoek te ontvangen, valt haar buren regelmatig lastig en beschuldigt hen valselijk, zonder evenwel tot agressie over te gaan. Zij is paranoïde en weigert haar medicatie. Zij vormt geen ernstige bedreiging voor zichzelf of voor anderen, zodat het verzoek tot gedwongen opname in een psychiatrische instelling niet werd ingewilligd (Vred. Zelzate, 6 november 1991, T.G.R., 1992, p. 5). -
Het feit dat een oudere weigert zijn woning te verlaten vormt nog niet het bewijs van een geesteszieke in hoofde van deze oudere (Vred. Anderlecht 1ste kanton, 31 januari 1992, Ts. Vred., 1992, p. 76).
-
Een 81 jaar oude dame leefde alleen, verzorgde zich niet, at niet en was paranoïde als het over geld ging; zij weigerde naar het ziekenhuis te gaan, maar was ook niet echt ziek. Haar dwangopname werd geweigerd door de vrederechter, die wel een voorlopige bewindvoerder over haar aanwees (Vred. Fosses-la-Ville, 23 december 1991, J.L.M.B., 1992, p. 738 met noot Daubanton).
-
Deze wet is geen instrument om een gedwongen opname van een oudere in een R.V.T. te verwezenlijken (Vred. Borgerhout, 16 februari 1995, Ts. Gez., 96-97, 286 met noot Swennen; Vred. Anderlecht, 6 februari 1992, Ts. Vred., 1992, 77).
De gedwongen opneming ter observatie wordt bekomen in een procedure in te leiden voor de vrederechter, van de plaats waar de zieke wordt verzorgd of geplaatst, of gebreke daaraan van de plaats waar de zieke zich bevindt. In de praktijk wordt echter de procedure bij hoogdringendheid ingeleid bij de procureur des Konings (in 80% van de gevallen). Bij het inleidend verzoekschrift, aan te bieden bij de vrederechter (zie model achteraan), dient een omstandig geneeskundig verslag gevoegd (zie model achteraan).
131
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
E. Schenkingen en testamenten bij geestesgestoordheid Een onbekwaamverklaarde en een in staat van verlengde minderjarigheid verklaarde kunnen geen schenkingen doen noch een testament opmaken. Als de onbekwaamverklaarde een testament heeft opgesteld vóór het inleiden van de procedure van onbekwaamverklaring, dan kan daarvan enkel de nietigverklaring in rechte worden bekomen, als het bewijs wordt geleverd dat de geestesziekte bestond op het ogenblik van het opstellen van het testament. Een persoon die onder voorlopig bewind staat kan geen schenkingen doen. De beschermde persoon krijgt echter zakgeld van de voorlopige bewindvoerder en daarover mag de beschermde persoon wel vrij beschikken. De voorlopige bewindvoerder kan geen schenkingen doen in plaats van de beschermde persoon, tenzij bescheiden handgiften. De persoon die onder voorlopig bewind staat kan een testament opstellen. De voorlopige bewindvoerder kan geen testament opstellen in naam van de beschermde persoon, noch hiervoor toelating van de vrederechter bekomen. De geldigheid van een testament van de beschermde persoon kan echter in rechte worden aangevochten, niet op basis van de principes van het voorlopig bewind, maar wel op basis van art 901 B.W., dat bepaalt: ‘Om een schenking onder de levenden te doen of een testament te kunnen maken, moet men gezond van geest zijn.’ Om een gift of een testament aan te vechten in rechte op grond van art. 901 B.W., dus op grond van ongezondheid van geest, is het niet vereist dat de beschikker of de testator onder een privaatrechtelijk beschermingsstatuut werd gesteld. Het bewijs van ongezondheid van geest mag met alle middelen van recht, getuigen en vermoedens inbegrepen, geleverd worden. Is het mogelijk medische getuigschriften te gebruiken in deze bewijslevering? Medische getuigschriften die worden afgeleverd met miskenning van het beroepsgeheim worden uit de debatten geweerd. Zo werden medische getuigschriften geweerd omdat zij niet door de beschikker zelf waren aangevraagd. De vermelding door de notaris dat de schenker/testator gezond van geest is, is niet doorslaggevend en kan door alle bewijsmiddelen weerlegd worden. Als de notaris twijfelt aan de geestestoestand van de schenker/testator, dan moet hij zijn ambt weigeren. Wel zou hij aan de schenker/testator kunnen vragen hem een medisch attest te overhandigen (Rb. Brussel, 14 mei 1991, T.B.B.R. 1991, 436).
F. Omgangsrecht met de kleinkinderen Sinds lang erkende de rechtspraak reeds het recht in hoofde van de grootouders om een bezoekrecht uit te oefenen over hun kleinkinderen. Pas recent kreeg dit bezoekrecht, dat voortaan ‘omgangsrecht’ heet een wettelijke basis en met name in de wet van 13 april 1995 (artikel 375bis B.W.). Vroeger sprak men van wettige en van natuurlijke kinderen, maar deze terminologie is, sinds een wetswijziging van 1987, voorgoed uit het juridisch jargon geweerd: men spreekt voortaan van huwelijkse en buitenhuwelijkse kinderen. Welnu, éénieder kan een omgangsrecht vragen met een huwelijks of een buitenhuwelijks kind, van zijn eigen huwelijks of buitenhuwelijks kind, op voorwaarde dat de afstamming wettelijk vaststaat.
132
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Bij volle adoptie worden alle banden met de oorspronkelijke familie verbroken en wordt het geadopteerde kind volledig gelijkgesteld met een huwelijks kind van de adoptant. Alhoewel er dus geen enkele bloedband bestaat, hebben de ouders van de adoptant, dus de adoptieve grootouders, ook recht op een omgangsrecht. De oorspronkelijke grootouders daarentegen verliezen, volgens de wet, hun omgangsrecht ten overstaan van hun kleinkind dat door een derde werd geadopteerd, maar de rechtspraak heeft deze onbillijkheid gecorrigeerd door aan de oorspronkelijke grootouders wel een omgangsrecht toe te kennen. Een weduwe had een bezoekrecht gekregen over twee kinderen van haar overleden dochter, die waren geadopteerd door haar schoonzoon en diens tweede echtgenote; de adoptanten weigerden echter de uitvoering van deze beslissing en om deze reden werd aan de grootmoeder een schadevergoeding toegestaan (Vred. Borgworm, 22 mei 1975, Ts. Vred., 1975, p. 243). Om aanspraak te kunnen maken op het omgangsrecht ten overstaan van een kleinkind, moeten de grootouders geen bijzondere reden inroepen. Wel kan het omgangsrecht geweigerd worden door de rechtbank, op basis van het belang van het kind. Dit zal bv het geval zijn als de grootouders misbruik maken van hun omgangsrecht om de verstandhouding tussen het kind en de ouders te bemoeilijken of als zij hun omgangsrecht aanwenden om het kind in contact te brengen met die ouder aan wie het omgangsrecht door een rechter werd ontzegd. Ook andere personen dan de grootouders kunnen aanspraak maken op een omgangsrecht op voorwaarde dat zij bewijzen dat zij met het kind een bijzondere affectieve band hebben. Maar zelfs als dit bewijs wordt geleverd kan de rechtbank nog altijd het omgangsrecht weigeren in het belang van het kind. Alvorens dit recht een wettelijke basis kreeg, waren er reeds toepassingen van het principe in de rechtspraak en m.n. in de volgende gevallen: Een tante en haar echtgenoot, die gewezen pleegouders waren, kregen omgangsrecht over het nichtje van de vrouw. Een stiefvader kreeg, na het overlijden van zijn echtgenote, moeder van het kind, een omgangsrecht over dit kind. Een peter of een meter die geen grootouder zijn, zouden ook op basis van de wet een omgangsrecht kunnen opeisen.
G. Erfenisbejaging Vermogende ouderen worden soms geconfronteerd met zorgverleners of familieleden die uit eigen belang handelen en die zich plichtig maken aan erfenisbejaging. Met erfenisbejaging bedoelt men het hele kunstmatige klimaat dat door derden rond de erflater geschapen wordt om hem in hun voordeel te doen testeren. Traditioneel hoort daarbij het zwartmaken van de erfgenamen, met wie elk contact onmogelijk wordt gemaakt, onderscheppen van briefwisseling, inmenging in het beheer van goederen, enz... Als nauwkeurig omschreven feiten, die passen in dit kader, bewezen worden en als bovendien nog wordt aangetoond dat ze bepalend waren bij de besluitvorming, dan is er in hoofde van de schenker of de erflater een wilsgebrek en dan kan de gift met succes in rechte worden aangevochten. Als iemand daadwerkelijk de wil van de erflater heeft beïnvloed door zijn toegewijde zorgen, zelfs al werden die verstrekt met het oog op een latere beloning, dan wordt zulks echter niet als erfenisbejaging beschouwd. Er is inderdaad alleen dan erfenisbejaging als de toestemming van de erflater werd bewerkstelligd of beïnvloed door listen, leugens of frauduleuze middelen, zodanig dat de erflater niet meer vrij is. Voor welbepaalde categorieën van zorgverleners voert de wet, ter bescherming van de erflater, een onweerlegbaar vermoeden van erfenisbejaging in: art. 909 B.W. bepaalt dat artsen, chirurgen en apothekers, die een persoon
133
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
hebben behandeld gedurende de ziekte waaraan hij overleden is, geen voordeel kunnen genieten van beschikkingen onder levenden of bij testament, die hij, in de loop van de ziekte, in hun voordeel zou hebben gemaakt. Sommigen achten dat het opportuun zou zijn dit vermoeden uit te breiden tot personeelsleden van instellingen waar ouderen verblijven of verzorgd worden. Een wetsvoorstel in die zin werd reeds meerdere malen bij het parlement ingediend (wetsvoorstel Valkeniers d.d. 10 februari 1986 - Belgische Senaat, 1985-1986, nr. 1). Dit voorstel heeft tot doel het voormeld vermoeden toe te passen op beoefenaars van de geneeskunde of de heelkunde, apothekers, tandartsen, kinesitherapeuten, ergo- of arbeidstherapeuten, sociale assistenten, psychologen, personeelsleden van O.C.M.W.’s, notarissen, advocaten en diegenen die als werknemer of zelfstandige beroepshalve de geldelijke of materiële belangen van zieken en/of ouderen behartigen, verpleegsters, ziekenoppassers, bejaardenhelpsters en directieleden van verzorgingsinstellingen en ouderentehuizen, die een persoon hebben behandeld of geherbergd in hun instelling gedurende de ziekte waaraan hij overleden is; zij zouden geen voordeel kunnen genieten van beschikkingen onder levenden of bij testament, die de zieke of oudere in de loop van de ziekte, in hun voordeel mocht hebben gemaakt. Dit wetsvoorstel ligt in de lijn van de Franse wet van 24 december 1971. Bepaalde rechtspraak volgt reeds deze tendens. Zo werd er geoordeeld dat er een feitelijk vermoeden van wederrechtelijke beïnvloeding bestaat in hoofde van de uitbater van een bejaardentehuis, die een persoon in dit huis heeft verzorgd gedurende de ziekte waaraan deze overleden is (Hof van Beroep te Antwerpen, 21.09.1977, R.W., 77-78, 1954 en noot L. Swennen; een voorziening in cassatie tegen dit arrest werd verworpen door het cassatie-arrest van 27.04.1979, Pas. 1979, I 1016; R.W. 79-80, 2235; Rev. Not. b. 1981, 55). In een andere zaak, waarin de directeur van het bejaardentehuis aantoonde dat hij enkel kamers verhuurde aan ouderen en instond voor de maaltijden en dat er geen zorgen werden verstrekt, werd de vordering van de wettige erfgenamen, in zover deze was gesteund op een vermoeden van erfenisbejaging, afgewezen (rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, 19.12.1984, R. Not. 1985, 267 en noot Blockx, J.). Een arrest van het Hof van Beroep te Luik d.d. 03.05.1988 statueerde in dezelfde zin (Rev. Crit. de jurisprudence belge, 1991, 112 en noot Van Geelhand, N.).
H. Pensioenrechten bij feitelijke scheiding en echtscheiding Bij feitelijke scheiding kan de huwelijkspartner van een gepensioneerde echtgenoot (man of vrouw), die zelf geen aanspraak kan maken op een persoonlijk pensioen, rechtstreeks de helft ontvangen van het gezinspensioen in het stelsel van de werknemers en de zelfstandigen. Er is feitelijke scheiding als volgens de bevolkingsregisters de beide echtgenoten niet dezelfde hoofdverblijfplaats hebben, of wanneer één der echtgenoten in de gevangenis is opgesloten, in een gesticht ter bescherming van de maatschappij verblijft, gedwongen is opgenomen in een psychiatrische inrichting of in een rusthuis of R.V.T. woont. Deze regel geldt ook in het geval van scheiding van tafel en bed. De regel geldt enkel in het stelsel van de werknemers en de zelfstandigen, maar geldt niet voor het ambtenarenpensioen. Om dit recht te kunnen inroepen, is er een bijkomende voorwaarde gesteld in hoofde van de aanvrager: deze mag niet uit de ouderlijke macht zijn ontzet, noch veroordeeld om zijn of haar echtgenoot naar het leven te hebben gestaan. Als de echtgenoot-aanvrager zelf aanspraak kan maken op een persoonlijk pensioen, dan kan deze, naargelang het geval, een gedeelte van het gezinspensioen krijgen. Bij echtscheiding heeft de ene ex-echtgenoot recht op een rustpensioen op basis van de loopbaan als werknemer van de gewezen echgeno(o)t(e).
134
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Om dit recht te kunnen doen gelden zijn er verschillende voorwaarden vereist: 60 jaar oud zijn, niet ontzet zijn uit de ouderlijke macht, niet veroordeeld zijn om de andere echtgenoot naar het leven te hebben gestaan en niet hertrouwd zijn. In het kader van deze bijdrage is het onmogelijk verder in te gaan op de vraag te weten welk bedrag aldus kan bekomen worden. Voor alle inlichtingen betreffende de pensioenen, moet men zich richten tot het gemeentehuis dat de plaats en het tijdstip van de spreekuren van de Rijksdienst voor Pensioenen in de provincie kan opgeven. Men kan zich ook richten tot de R.P., Zuidertoren, Barraplein, 1060 Brussel, tel. 02/529.21.11.
I. De onderhoudsplicht A. Opsomming van de onderhoudsrelaties Het Burgerlijk Wetboek bepaalt een aanzienlijke reeks van onderhoudsrelaties. Daarnaast bestaat er ook een onderhoudsrelatie, ontsproten aan de rechtspraak, met name het recht op een onderhoudsuitkering na de beëindiging van het ongehuwd samenwonen. 1. Volgens het Burgerlijk Wetboek a) ouders t.o.v. kinderen Ouders hebben een onderhoudsplicht ten overstaan van de kinderen - al dan niet buiten het huwelijk geboren waarvan de opleiding nog niet voltooid is (art. 203 §1 B.W.). Deze onderhoudsplicht geldt ook na echtscheiding der ouders. b) tussen de echtgenoten tussen echtgenoten bestaat de plicht van bijstand (art. 213 B.W.); na scheiding van tafel en bed: de bijstandsplicht bestaat in hoofde van die echtgenoot tegen wie de scheiding is uitgesproken en zulks in het voordeel van de onschuldige echtgenoot (art. 308 B.W.); ook na echtscheiding kan de onderhoudsplicht blijven bestaan: na een echtscheiding op grond van bepaalde feiten heeft de schuldige ex-echtgenoot een onderhoudsplicht t.o.v. de onschuldige (art. 301 B.W.); bij echtscheiding op grond van 2 jaar feitelijke scheiding heeft de ex-echtgenoot die deze echt scheiding heeft bekomen, een onderhoudsplicht tegenover de andere echtgenoot, tenzij hij het vermoeden van schuld heeft weerlegd (art. 306 B.W.); bij echtscheiding op grond van 2 jaar feitelijke scheiding wegens geestesziekte, kan de rechtbank aan één van de echtgenoten ten laste van de andere een uitkering tot levensonderhoud verlenen (art. 307 B.W.); bij E.O.T. (echtscheiding met onderlinge toestemming) heeft de ene ex-echtgenoot een onderhouds plicht t.o.v. de andere, als zulks tenminste in de voorafgaande regelingsakte is bedongen; de alimentatieplicht van een ex-echtgenoot na echtscheiding is passief overdraagbaar, wat betekent dat de nalatenschap van de alimentatieplichtige ex-echtgenoot onderhoudsgeld verschul digd is aan de overlevende alimentatiegerechtigde ex-echtgenoot; de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot is levensonderhoud verschuldigd aan de langstlevende, indien deze, op het ogenblik van het overlijden, behoeftig is (art. 205bis, §1 B.W.); dit onderhoudsgeld moet gevorderd worden binnen het jaar te rekenen vanaf het overlijden (art. 205bis, § 5 B.W.). c) wettelijk samenwonenden De wet van 23 november 1998 heeft de wettelijke samenwoning ingevoerd en geregeld. Er zijn sindsdien dus twee vormen van samenwonen: de feitelijke en de wettelijke.
135
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Tussen wettelijk samenwonenden bestaat een wederzijdse plicht tot bijdrage in de lasten van het samenleven (art. 1477, § 3 B.W.). d) tussen ascendenten en descendenten en vice-versa kinderen zijn levensonderhoud verschuldigd aan hun ouders en hun andere bloedverwanten in de opgaande lijn die behoeftig zijn; ascendenten zijn onderhoudsgeld verschuldigd aan behoeftige descendenten (art. 205-207 B.W.); in geval van adoptie gelden de volgende regels: de adoptant is onderhoudsgeld verschuldigd aan de geadopteerde en diens afstammelingen indien zij behoeftig zijn (art. 364, 1e B.W.); de geadopteerde en zijn afstammelingen zijn onderhoudsgeld verschuldigd aan de behoeftige adoptant (art. 364, 2° B.W.); de ouders van een kind dat door een derde gewoon geadopteerd is, hebben slechts een onderhouds verplichting tegenover dit geadopteerd kind, in zoverre de geadopteerde van de adoptant geen onderhoudsgeld kan bekomen (art. 364, 3° B.W.); als een kind ten volle geadopteerd is, hebben de ascendenten van de oorspronkelijke familie van het kind geen onderhoudsplicht t.o.v. dit kind; bij volle adoptie heeft de geadopteerde geen onderhoudsplicht meer t.o.v. zijn oorspronkelijke ascendenten; bij gewone adoptie is de geadopteerde onderhoudsplichtig t.o.v. zijn oorspronkelijke ouders; als tegen de ouder(s) een volledige ontzetting uit het ouderlijk gezag werd uitgesproken en ze zijn daarin nooit hersteld, dan hebben zij t.o.v. hun kinderen geen recht op onderhoudsgeld; art. 205 B.W. legt een onderhoudsplicht op aan de kinderen jegens hun behoeftige ouders, maar voorziet niet in een vordering van het ene kind t.o.v. de andere kinderen voor reeds aan de ouders verleend onderhoudsgeld door het ene kind (Antwerpen, 19 mei 1999, A.J.T., 1999-2000, 476). e) schoonouders Schoonouders hebben een onderhoudsplicht t.o.v. hun schoonkinderen en vice-versa (art. 206 en 207 B.W.). Deze onderhoudsplicht houdt op in de drie volgende gevallen: de onderhoudsplicht vervalt t.o.v. de schoonmoeder indien deze een nieuw huwelijk aangaat; wanneer het huwelijk waardoor de verwantschap is ontstaan ontbonden is door de dood van de echtgenoot die deze deed ontstaan, op voorwaarde dat er geen kinderen uit dit huwelijk zijn geboren of dat deze kinderen overleden zijn; als het huwelijk waardoor de aanverwantschap is ontstaan, ontbonden wordt door echtscheiding, zelfs als er kinderen uit dit huwelijk gesproten zijn (deze uitzondering is gecreëerd door de recht spraak). 2. gecreëerd door de rechtspraak Het moge paradoxaal lijken dat voor diegenen die een samenlevingsvorm kiezen buiten het huwelijk, er toch juridische gevolgen aan deze samenlevingsvorm worden erkend, een beetje naar analogie met de juridische gevolgen van het huwelijk. Zo heeft de rechtspraak sinds lang een recht op schadevergoeding toegekend aan een concubinaris, slachtoffer van een foutieve verbreking van de samenwoonst. Recent werd ook bij verbreking van het feitelijk samenwonen een recht op onderhoudsgeld erkend los van elke fout en zulks op basis van de vaststelling dat één van de partners een natuurlijke verbintenis heeft omgezet in een burgerrechtelijke verbintenis, hetzij door vrijwillige uitvoering gedurende jaren, hetzij door een belofte.
B. Terugvorderingsrecht van het O.C.M.W. lastens de onderhoudsplichtigen Het verhaal van de kosten op de onderhoudsplichtigen wordt geregeld door het K.B. 244 van 31 december 1983.
136
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Onder de kosten die kunnen teruggevorderd worden bevinden zich de opnamekosten in ziekenhuis, rusthuis, R.V.T.
Van welke onderhoudsplichtige? Het onderscheid moet gemaakt worden tussen die kosten die het O.C.M.W. moet terugvorderen en diegene die het kan terugvorderen. Het O.C.M.W. moet terugvorderen van: de echtgenoot of ex-echtgenoot voor een bedrag dat beperkt is tot het bedrag van het onderhoudsgeld opgelegd door de rechter of overeengekomen bij onderlinge toestemming; de kinderen (ook geadopteerde of de buitenhuiselijksekinderen) tijdens het verblijf van de ouders in een ziekenhuis, rusthuis of R.V.T. De terugvordering is beperkt tot een kindsdeel. Het O.C.M.W. kan terugvorderen van: de schoonouders en schoonkinderen; de kleinkinderen.
Berekening van hetgeen men het kindsdeel noemt: Zijn er meerdere kinderen onderhoudsplichtig, dan mag aan ieder van hen maximaal het kindsdeel worden aangerekend: het totaal van de te vorderen kosten gedeeld door het aantal kinderen. Een voorbeeld: - kostprijs van een plaatsing: 50.000 fr. - min eigen middelen: - 30.000 fr. - bijpassing door het O.C.M.W.: 20.000 fr. Zijn er 5 kinderen, dan bedraagt het kindsdeel 4.000 fr. (een kind dat overleden is wordt mee opgenomen in de deling indien het zelf kinderen heeft).
Vrijstelling van tussenkomst: Er kan geen verhaal worden ingesteld door het O.C.M.W. tegen een onderhoudsplichtige wiens belastbaar inkomen van het vorig kalenderjaar een bepaald bedrag, verhoogd met een bepaald bedrag per persoon ten laste, niet overschrijdt. Van het kindsdeel kan worden afgeweken als er blijken van welstand zijn. In geval van plaatsing kunnen ook billijkheidsredenen worden ingeroepen ten voordele van een vrijstelling indien kan bewezen worden dat de kinderen niet door hun ouders werden opgevoed. Er zijn reeds verschillende O.C.M.W.’s die beslist hebben niet langer hun terugvorderingsplicht toe te passen (m.n. Oostende).
J. Recht op menswaardig sterven Recht op waardig sterven is een mensenrecht. Artsen werden steeds geconfronteerd met vragen over leven en dood. Ook vroeger werden artsen door hun patiënten verzocht om het sterven te verhaasten. Euthanasie is dus geen nieuw verschijnsel, maar wat wel nieuw is, is de openbare en intensieve discussie daaromtrent, tot in het Parlement. Dit heeft op 16 mei 2002 een wet terzake goedgekeurd. Volgens het raadgevend comité voor bio-ethiek is de definitie van euthanasie: opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek. Dit is ook de definitie van euthanasie in de wet van 28 mei 2002. 137
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
De wet van 28 mei 2002 is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 22 juni 2002 en zal in werking treden “ten laatste drie maanden” na deze publicatie (art. 16), dus uiterlijk in september 2002. De tussenkomst van de wetgever was nodig om euthanasie in een zekere mate aan het strafrecht te onttrekken. Euthanasie wordt inderdaad als doodslag of moord beschouwd, behalve wanneer de voorwaarden van de nieuwe wet zijn vervuld. Krachtlijnen van de wet van 28 mei 2002 Als principe geldt dat wanneer euthanasie, zoals hoger gedefinieerd, wordt toegepast door een arts in de voorwaarden en volgens de procedure bepaald door de wet, deze arts geen misdrijf pleegt. Wie geen arts is, blijft dus wel strafbaar. De arts die euthanasie toepast zonder inachtneming van de wettelijke voorwaarden blijft ook strafbaar. Elke arts mag euthanasie toepassen, zonder dat een bepaalde specialisatie is vereist, maar geen enkele arts kan worden gedwongen euthanasie toe te passen (art. 14, 2de lid). Als een arts weigert euthanasie toe te passen, dan rusten er op hem twee verplichtingen: -
hij moet zulks tijdig laten weten aan de patiënt of aan diens eventuele vertrouwenspersoon, en daarbij de reden van zijn weigering toelichten. Berust de weigering op medische grond, dan wordt die opgetekend in het medisch dossier van de patiënt (art. 14, 4de lid).
-
op verzoek van de patiënt of van de eventuele vertrouwenspersoon moet de arts het medisch dossier van de patiënt mededelen aan die arts die is aangewezen door de patiënt of de vertrouwenspersoon (art. 14, 5de lid).
Alleen een rechtsbekwame meerderjarige patiënt, die bewust is op het ogenblik van zijn vraag, kan een verzoek tot euthanasie doen. Minderjarigen of onbekwaamverklaarden of verlengd minderjarigen, zijn rechtsonbekwaam en kunnen dus geen geldig verzoek tot euthanasie doen. De persoon die onder voorlopig bewind is gesteld is niet rechtsonbekwaam, tenminste als het handelingen met betrekking tot zijn persoon betreft, en zou dus wel een verzoek tot euthanasie kunnen doen. Het verzoek moet schriftelijk gebeuren. De patiënt moet het opstellen, dateren en tekenen. (art. 3, § 4, 1ste lid). Is de patiënt niet in staat zijn verzoek op schrift te stellen, dan gebeurt zulks door een meerderjarige persoon die door de patiënt is gekozen en die geen materieel belang mag hebben bij de dood van de patiënt (art. 3, § 4, 1ste lid). Deze persoon maakt melding van het feit dat de patiënt niet in staat is om zijn verzoek op schrift te formuleren en geeft de redenen aan waarom. In dat geval gebeurt de redactie van het verzoek in bijzijn van de arts en vermeldt de persoon de naam van de arts op het document (art. 3, § 4, 2de lid). Het schriftelijk verzoek tot euthanasie dient gevoegd bij het medisch dossier. De patiënt kan ten alle tijde zijn verzoek herroepen en dan wordt het document uit het medisch dossier gehaald en teruggeven aan de patiënt. Als de patiënt niet bewust is, dan kan deze uiteraard geen verzoek tot euthanasie doen, doch evenmin kan iemand het verzoek in zijn plaats doen. Wie wil voorkomen dat geen euthanasie meer zou kunnen toegepast worden ingeval van bewusteloosheid (vanwege de onmogelijkheid een geldig verzoek daartoe te doen) kan de voorzorg nemen een voorafgaande wilsverklaring terzake op te stellen; ook deze hypothese wordt in detail door de wet geregeld (art. 4).
138
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
De voorwaarden en de procedure verschillen naargelang het een verzoek tot euthanasie of een voorafgaande wilsverklaring betreft. a) Hypothese waarin de bewuste handelingsbekwame patiënt verzoekt om toepassing van euthanasie De arts moet er zich van verzekeren dat het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is en is tot stand gekomen zonder enige externe druk. De patiënt moet zich in een medisch uitzichtloze toestand bevinden van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening. Zulks betekent dus dat er niet vereist wordt dat de patiënt terminaal ziek zou zijn, dat euthanasie niet beperkt is tot mensen die in een stervensfase verkeren. De arts kan bijkomende voorwaarden aan zijn ingrijpen verbinden. Onverminderd deze eventuele bijkomende voorwaarden moet de arts vooraf en in alle gevallen: 1. de patiënt inlichten over zijn gezondheidstoestand en zijn levensverwachting, met de patiënt overleg plegen over zijn verzoek tot euthanasie en met hem de eventueel nog resterende therapeutische mogelijkheden, evenals die van palliatieve zorg, en hun gevolgen, bespreken; hij moet met de patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin de patiënt zich bevindt geen redelijke andere oplossing is en dat het verzoek van de patiënt berust op volledige vrijwilligheid. 2.
zich verzekeren van het aanhoudend fysiek of psychisch lijden van de patiënt en van het duurzaam karakter van het verzoek. Daartoe voert hij met de patiënt meerdere gesprekken, die, rekening houdend met de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de patiënt, over een redelijke periode worden gespreid.
3.
een andere arts raadplegen over de ernstige en ongeneeslijke aard van de aandoening en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging; de geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier, onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden; hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. Deze geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn, zowel ten overstaan van de patiënt als ten overstaan van de behandelende arts en hij moet bevoegd zijn om over de aandoening in kwestie een oordeel te vellen. De behandelende arts brengt de patiënt op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging.
4.
als er een verplegend team is, dat regelmatig in contact staat met de patiënt, het verzoek van de patiënt met het team bespreken.
5.
indien de patiënt zulks wenst, diens verzoek bespreken met de naaste personen die de patiënt aanwijst.
6.
zich ervan verzekeren dat de patiënt de gelegenheid heeft gehad om over zijn verzoek te spreken met de personen die hij wenste te ontmoeten.
Indien de arts de mening is toegedaan dat de patiënt kennelijk niet zal overlijden binnen afzienbare tijd, zijn bovendien de volgende voorwaarden vereist: 1. de behandelende arts moet een tweede arts raadplegen, die psychiater is of specialist in de aandoening in kwestie en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. Deze tweede geraadpleegde arts moet tewerk gaan zoals de eerst geraadpleegde arts en moet er zich bovendien van vergewissen dat het verzoek een vrijwillig, overwogen en herhaald karakter heeft. Ook deze tweede arts stelt dus een verslag op van zijn bevindingen.
139
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Ook deze arts moet onafhankelijk zijn, zowel ten overstaan van de patiënt als ten overstaan van de behandelende arts, maar ook ten overstaan van de eerst geraadpleegde arts. Het is de behandelende arts die de patiënt op de hoogte brengt van de resultaten van deze tweede consultatie. 2.
er moet minstens één maand verlopen tussen het schriftelijk verzoek van de patiënt en het toepassen van de euthanasie.
b) Hypothese waarin om euthanasie wordt verzocht bij een voorafgaande wilsverklaring Elke handelingsbekwame meerderjarige kan, voor het geval dat hij zijn wil niet meer zou kunnen te kennen geven, in een voorafgaande wilsverklaring om euthanasie verzoeken als later de arts bij hem of bij haar vaststelt: -
dat de patiënt lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
-
dat de patiënt niet meer bij bewustzijn is;
-
dat deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is.
Deze wilsverklaring moet schriftelijk worden opgesteld ten overstaan van twee meerderjarige getuigen van wie er minstens één geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt; ze moet gedateerd en ondertekend worden door diegene die de verklaring aflegt, en door de getuigen. Ook hier is de hypothese geregeld waarin de persoon die een wilsverklaring wenst op te stellen en dus nog wel in staat is zijn wil te kennen te geven, maar fysiek blijvend niet in staat is om deze wilsverklaring op te stellen en te tekenen: dan kan deze persoon een meerderjarige, die geen enkel materieel belang heeft bij het overlijden van de betrokkene, aanwijzen en het is dan deze die het verzoekschrift schriftelijk opstelt ten overstaan van twee meerderjarige getuigen van wie er minstens één geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt. In dat geval vermeldt de wilsverklaring dat de betrokkene niet in staat is te tekenen en vermeldt de redenen daartoe. Uiteraard moet de aldus opgestelde wilsverklaring gedagtekend en ondertekend worden door diegene die het verzoek schriftelijk opstelt en door de getuigen. Ter staving van de fysieke onmogelijkheid van de betrokkene om de wilsverklaring zelf op te stellen, moet er een medisch getuigschrift daaromtrent gevoegd worden bij de wilsverklaring. In de wilsverklaring kunnen één of meer meerderjarige vertrouwenspersonen in volgorde van voorkeur aangewezen worden, die de behandelende arts op de hoogte brengen van de wil van de patiënt. Elke vertrouwenspersoon vervangt zijn of haar in de wilsverklaring vermelde voorganger ingeval van weigering, verhindering, onbekwaamheid of overlijden. Noch de behandelende arts van de patiënt, noch de geraadpleegde arts, noch de leden van het verplegend team kunnen als vertrouwenspersoon optreden. Als één of meerdere vertrouwenspersonen zijn aangewezen in de wilsverklaring, moeten zij deze mee ondertekenen. Opdat met een wilsverklaring, die een verzoek tot euthanasie bevat, zou kunnen rekening gehouden worden mag zij niet ouder zijn dan vijf jaar. De wilsverklaring kan uiteraard op elk moment worden ingetrokken; ze kan ook worden aangepast. Het is de Koning die de vorm bepaalt volgens dewelke de wilsverklaring moet worden opgesteld, geregistreerd en herbevestigd of ingetrokken; de Koning bepaalt ook de modaliteiten volgens dewelke de wilsverklaring, via de diensten van het rijksregister, aan de betrokken artsen wordt medegedeeld. Dit Koninklijk Besluit zal dus vóór de inwerkingtreding van de wet moeten worden gepubliceerd.
140
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Hoe moet de arts handelen om euthanasie toe te passen ingevolge een wilsverklaring? De arts kan bijkomende voorwaarden aan zijn ingrijpen verbinden. Onverminderd deze bijkomende voorwaarden moet de arts een andere arts raadplegen over de onomkeerbaarheid van de medische toestand van de patiënt en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier en onderzoekt de patiënt. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. Indien in de wilsverklaring één of meerdere vertrouwenspersonen werden aangewezen, brengt de behandelende arts deze op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging. Ook in dit geval moet de geraadpleegde arts onafhankelijk zijn zowel ten overstaan van de patiënt als ten overstaan van de behandelende arts en moet hij bevoegd zijn om over de aandoening in kwestie te oordelen. Is er een verplegend team dat regelmatig in contact staat met de patiënt, dan moet de arts de inhoud van de wilsverklaring met het team bespreken. Indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, moet de arts het verzoek van de patiënt met deze vertrouwenspersoon bespreken. Als in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, moet de arts de inhoud van de wilsverklaring bespreken met de naaste personen van de patiënt, die door de vertrouwenspersoon zijn aangewezen. Welke zijn de formaliteiten na toepassing van euthanasie? De arts die euthanasie heeft toegepast moet binnen vier werkdagen aangifte doen aan de Federale Controle- en Evaluatiecommissie, die door de wet wordt opgericht. Deze commissie bestaat uit 16 leden: 8 leden zijn doctor in de geneeskunde, van wie er minstens vier hoogleraar zijn aan een Belgische universiteit; 4 leden zijn hoogleraar in de rechten aan een Belgische universiteit of advocaat; 4 leden komen uit kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten. De leden van deze commissie worden bij Koninklijk Besluit, na overleg in de ministerraad, aangewezen uit een dubbele lijst, voorgedragen door de Senaat, voor een termijn van vier jaar, die kan verlengd worden. De Koning stelt ook een administratief kader ter beschikking van deze commissie. De benoemingen geschieden op voordracht van de ministers bevoegd voor volksgezondheid en voor justitie. Beroepsgeheim Eenieder die, in welke hoedanigheid ook, zijn medewerking verleent aan de toepassing van de wet, is verplicht tot geheimhouding van de gegevens die hem in de uitoefening van zijn opdracht worden toevertrouwd en die hiermee verband houden. De strafrechtelijke sanctie voorzien voor miskenning van het beroepsgeheim (art. 458 Swb) is van toepassing.
141
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
K. Bejaardenmis(be)handeling De mis(be)handeling van bejaarden kan verschillende vormen aannemen; ze kan zich situeren zowel op fysiek als op psychisch vlak, ze kan ook de vorm aannemen van financiële uitbuiting. Men treft ze aan zowel in een thuissituatie als in een bejaardenvoorziening. Soms betreft het zelfs strafbare feiten. Moet of mag de behandelende arts de strafbare feiten die gepleegd worden op zijn bejaarde patiënt aangeven aan de Procureur des Konings? Daar het beroepsgeheim enkel bestaat in het belang van de patiënt, schendt de arts dit beroepsgeheim niet als hij aangeeft dat zijn bejaarde patiënt slachtoffer is van strafbare feiten (Cass., 9 februari 1988, R.G.A.R., 1989, nr. 11574). Hij oordeelt over de opportuniteit van een aangifte. De huisarts is een spilfiguur, zowel voor het ontdekken van feiten van oudermis(be)handeling als voor de oplossing ervan. Hij kan immers trachten een dialoog tot stand te brengen met diegenen die betrokken zijn bij de leefomstandigheden van de bejaarde. In Vlaanderen is er tot op heden één meldpunt voor gevallen van oudermis(be)handeling: “Meldpunt bejaardenmis(be)handeling” 9620 Zottegem, Grotenbergestraat 26, tel. 09-360.33.66 (een initiatief van de provincie Oost-Vlaanderen). In de provincie Antwerpen wordt de oprichting van een meldpunt momenteel voorbereid. Voor Brussel kan ook melding gemaakt worden bij “infor-homes” (02-219.56.88).
142
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
R.V. nr. Vrij griffierecht Art. 279/1 – 1° & 162/18 W. Reg.
Gezien voor ontvangst. De griffier,
Aan Mevr. / Mr. de Vrederechter van het kanton …………........................................................
VERZOEKSCHRIFT Rechtspleging inzake bescherming van de goederen van onbekwame personen – art. 488 bis,b B.W. Geeft met eerbied te kennen : naam: voornaam: beroep: woonplaats:
hierna genoemd verzoekende partij. - dat verzoekende partij overeenkomstig artikel 488 bis, b van het Burgerlijk Wetboek de aanwijzing beoogt van een voorlopige bewindvoerder over: naam: voornaam: geboorteplaats en –datum: woonplaats: huidige verblijfplaats:
hierna genoemd te beschermen persoon. - dat de te beschermen persoon……………………….......................................................................................................................... is van de verzoekende partij (verwantschap of aard van de betrekkingen) - dat de te beschermen persoon gehuwd is met (*) ………………………………………. wonende te…………………………………………; - dat het verzoek gedaan wordt op grond van het volgend motief: de te beschermen persoon tijdelijk / blijvend (*) – geheel / gedeeltelijk (*) niet meer zelf kan instaan voor het beheer van zijn goederen, zoals blijkt uit de hierbijgevoegde omstandige geneeskundige verklaring van Dokter……………………..................................…..te………………………….........., gedagtekend……………………………………………………… - dat de te beschermen persoon zich niet / wel (*) kan verplaatsen om gehoord te worden in Raadkamer. Plaats en datum ………………….......................................................................................... Handtekening
Bijlage: omstandige geneeskundige verklaring eventueel toevoegen aard en samenstelling te beheren goederen * doorhalen wat niet past.
143
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
OMSTANDIGE GENEESKUNDIGE VERKLARING Artikel 488 bis, b Burgerlijk Wetboek
Ondergetekende, Dokter……………………………………......................................................................................................................... wonende te…………………………............................................................................................................................................................ verklaart op……………….....................................................................................…..te hebben onderzocht :
de genaamde: ...................................................................................................................................................................................... geboorteplaats en –datum: ................................................................................................................................................................ woon – of verblijfplaats: ......................................................................................................................................................................
die zich te ………………………………….............................................................................................….bevond.
Ondergetekende stelde vast dat de onderzochte zijn gezondheidstoestand kan beschreven worden als volgt:
Ondergetekende is van mening dat de onderzochte wegens zijn lichaamstoestand / geestestoestand (*) – geheel / gedeeltelijk (*) onbekwaam is zijn goederen te beheren. Plaats en datum ............................................................................................................... Handtekening
(*) doorhalen wat niet past N.B. Dit verslag mag NIET worden opgesteld door een geneesheer die bloed- of aanverwant is van de zieke, of op enigerlei wijze verbonden is aan de psychiatrische dienst waar de zieke zich bevindt. 144
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
R.V. nr. Vrij griffierecht Art. 279/1 – 1° & 162/18 W. Reg.
Gezien voor ontvangst. Om................................... uur. De griffier.
Aan Mev./ Mr. de Vrederechter van het kanton ………….......................................................
VERZOEKSCHRIFT Rechtspleging inzake bescherming van de persoon van de geesteszieke – art. 5 – 23 (*) Wet van 26 juni 1990 Geeft met eerbied te kennen: Naam:..................................................................................................................................................................................................... Voornaam: ............................................................................................................................................................................................ Beroep: ................................................................................................................................................................................................. Woonplaats: .........................................................................................................................................................................................
Hierna genoemd verzoekende partij. - dat verzoekende partij overeenkomstig artikel 5 – 23 (*) van de Wet van 26 juni 1990 de opneming ter observatie in een instelling / in een gezin (*) beoogt van : Naam: ................................................................................................................................................................................................... Voornaam: ............................................................................................................................................................................................ Geboorteplaats en –datum: ................................................................................................................................................................ Woonplaats: ......................................................................................................................................................................................... Huidige verblijfplaats: ........................................................................................................................................................................ Feitelijke verblijfplaats: ...................................................................................................................................................................... Hebbende als wettelijke vertegenwoordiger: ....................................................................................................................................
Hierna genoemd zieke. - dat de zieke……………………..........................is van de verzoekende partij (verwantschap of aard van de betrekkingen) - dat het verzoek gedaan wordt op grond van de volgende motieven:
de zieke (*) zijn gezondheid en veiligheid ernstig in gevaar brengt; (*) een ernstige bedreiging vormt voor andermans leven of integriteit, zoals blijkt uit de hierbijgevoegde omstandige geneeskundige verklaring van Dokter…………………………............................................................te……………………....................……….,gedagtekend…………………. Plaats en datum………………………............................................. Handtekening Bijlage: omstandige geneeskundige verklaring (*) doorhalen wat niet past 145
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
OMSTANDIG GENEESKUNDIG VERSLAG Artikel 5, § 2 Wet 26 juni 1990
Ondergetekende, Dokter………………………………………………….......................................................................................................... wonende te ………………………………..................................................................................................................................................... verklaart op …………………..........................................................................…………… te hebben onderzocht: de genaamde:....................................................................................................................................................................................... (*) geboorteplaats en – datum:........................................................................................................................................................... (*) woon- of verblijfplaats:...................................................................................................................................................................
die zich te ……………………..........................................................................................……………………… bevond. Ondergetekende stelde vast : (**) dat de onderzochte zijn gezondheid en veiligheid in gevaar brengt, gezien de volgende ziektesymptomen:
(**) dat de onderzochte een ernstige bedreiging vormt voor andermans leven of integriteit, gezien de volgende ziektesymptomen:
waaruit ondergetekende besluit tot geestesziekte. Ondergetekende verklaart dat ten aanzien van de onderzochte bij gebreke aan enige andere geschikte behandeling, gezien
beschermingsmaatregelen moeten worden getroffen conform de Wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. (*) deze maatregelen dienen dringend te worden genomen, gezien
Plaats en Datum ................................................................ Handtekening (*) facultatief (**) beide of één van beide invullen N. B. Dit verslag mag NIET worden opgesteld door een geneesheer die bloed- of aanverwant is van de zieke, of op enigerlei wijze verbonden is aan de psychiatrische dienst waar de zieke zich bevindt.
146
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Mishandeling N. Berg Goed om weten: Mishandeling van ouderen blijft een taboeonderwerp. Het geweld is meestal van psychologische en financiële aard. ‘De dader’ is meestal iemand uit de directe omgeving van de oudere. De oudere zwijgt uit angst en onwetendheid.
A. Historische context Door de veroudering van de bevolking in de wereld, en vooral in de Westerse wereld, neemt het aantal ouderen zowel absoluut als relatief toe in absolute en relatieve waarde. Hun positie verandert geleidelijk, maar, net als bij elke aanpassing, verloopt dat niet zonder problemen. Jongeren en personen van middelbare leeftijd moeten leren omgaan met een groter aantal senioren in de maatschappij en moeten ook hun levensomstandigheden aanpassen. Anderzijds moeten de ouderen zelf bepalen welke plaats zij in de samenleving willen innemen. Pas vanaf het einde van de jaren ‘80 wordt mishandeling van ouderen als een probleem beschouwd. Op een colloquium van de Raad van Europa in Straatsburg in 1987 werd aangegeven dat geweld in ernstige en minder ernstige mate voorkomt in één op vijf gezinnen. De slachtoffers van dat geweld bleken vaak de zwakste personen te zijn, waaronder veel ouderen.
B. Definitie Geweld en mishandeling hebben niet in elke cultuur dezelfde betekenis. Een in België aanvaardbare handelswijze kan bijvoorbeeld totaal onaanvaardbaar zijn voor een inwoner van Centraal-Afrika en vice versa. De taal kent heel wat woorden die verband houden met deze problematiek. Misbruik, verwaarlozing, slechte behandeling, mishandeling en geweld zijn slechts enkele voorbeelden. Zonder elk woord te willen definiëren, kunnen we zeggen dat het meestal gaat om een persoon die handelt (of niet handelt) en die gedragingen of niet-gedragingen oplegt aan een andere persoon, die ze ondergaat. Meestal is er dus sprake van een dominante en een gedomineerde persoon. De Wereldgezondheidsorganisatie trachtte een definitie te vinden voor het begrip ‘geweld’, maar zelfs de meest eminente experts hebben het moeilijk om een definitie te vinden die alle realiteiten omvat, vooral met betrekking tot ouderen. We geven hieronder slechts twee definities weer. Geweld: Geweld wordt gekenmerkt door elke daad of elke nalatigheid van een persoon (of een groep) die schade toebrengt aan: - het leven; - de lichamelijke of psychische integriteit; - de vrijheid van een andere persoon (of een andere groep); - de persoonlijke ontwikkeling van een individu - de financiële zekerheid van een persoon Misbruik van een oudere persoon: Een handeling die wordt gepleegd of wordt nagelaten, meestal door een persoon die een vertrouwensrelatie heeft met de oudere persoon, waardoor deze wordt gekwetst of schade wordt toegebracht. 147
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
Deze definities omvatten het plegen of nalaten van handelingen en kunnen dus betrekking hebben op actieve of passieve nalatigheid. Het geweld kan worden gepleegd door één enkele persoon, maar ook door een groep, zoals een team van verzorgers of verschillende leden van een familie. Ook het slachtoffer kan een groep van personen zijn, bijvoorbeeld bewoners van een bejaardentehuis die in hun vrijheid worden beperkt door een verantwoordelijke. Dat misbruik van een oudere meestal wordt gepleegd door iemand die er een vertrouwensrelatie mee heeft, is erg belangrijk. Meestal kent de oudere zijn agressor inderdaad heel goed, want in de meeste gevallen gaat het om een familielid of een verzorger. Dat verklaart ook de complexiteit van het probleem en de moeilijkheden waarmee men wordt geconfronteerd als men het tracht op te lossen.
C. Epidemiologie In de jaren ’80 en ’90 hebben verschillende studies aangetoond dat 3 tot 7% van de 65-plussers mishandeld zouden worden. Uit een Belgische studie die in 1998 werd uitgevoerd onder thuiswonende 60-plussers, bleek dat bijna één ondervraagde op vijf zich het slachtoffer voelde van een of andere vorm van geweld (slechts 80,3% van de 523 respondenten zegden dat ze geen geweld hadden ondergaan). Dat cijfer ligt duidelijk hoger dan in de vorige studies en dat is waarschijnlijk het gevolg van de meer verfijnde methodologie en een bredere en meer volledige definitie van geweld.
D. Opsporen van mishandeling De tekenen die kunnen wijzen op mishandeling, hangen sterk af van de omstandigheden waarin de mishandeling zich voordoet. Het type geweld, de fysieke en psychische toestand van de oudere, zijn relatie met de dader en diens gedrag kunnen aanleiding geven tot het ontstaan van uiteenlopende situaties. Het is bijgevolg onmogelijk om één symptomatologie te beschrijven die typisch zou zijn voor deze situatie. Het is dus belangrijk om de levenssituatie van het slachtoffer en de risicofactoren te analyseren. We moeten eerder het systeem waarin de oudere leeft analyseren en nagaan of er veel risicofactoren zijn waaraan we aandacht moeten schenken.
E. Risicofactoren Er werden vier grote groepen risicofactoren geïdentificeerd. 1. Risicofactoren die verband houden met het slachtoffer De belangrijkste hiervan zijn ongetwijfeld de verschillende vormen van fysieke of psychologische afhankelijkheid. Afhankelijkheid vormt vaak een bron van stress en vraagt veel aandacht, verzorging en geduld van de hulpverleners. Een afhankelijke persoon is duidelijk meer blootgesteld aan verwaarlozing dan een persoon die voor zichzelf kan zorgen en geen of weinig hulp nodig heeft. Ook patiënten met ‘storende’ fysieke eigenschappen lopen het risico te worden verworpen door hun omgeving. Daardoor lopen ze het risico het slachtoffer te worden van ongunstige daden of nalatigheid. Incontinentie kan eveneens een gevaar vormen, in die zin dat het de werklast verhoogt en dat het de oorzaak kan 148
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
zijn van isolement of dat de oudere aan zijn lot wordt overgelaten. Ook gedragsstoornissen zijn een belangrijke factor. Soms kunnen ouderen bijzonder agressief zijn, wat op middellange of lange termijn onvermijdelijk agressiviteit bij de hulpverleners opwekt. 2. Risicofactoren die verband houden met de dader Psychologische kwetsbaarheid van de verzorgers door afhankelijkheid (alcoholisme of een andere vorm van verslaving), sociale of financiële problemen of marginalisering zijn factoren die misbruik of verwaarlozing in de hand kunnen werken. Zowel thuis als in een instelling kunnen onvoldoende opleiding, overbelasting, uitputting of gebrekkige motivatie van de verzorgers het risico verhogen. 3. Risicofactoren die verband houden met het geheel ‘slachtoffer-dader’ Samenleven op een beperkte ruimte en met beperkte privacy kan spanningen doen ontstaan en verhoogt het gevaar van misbruik, vooral als er ook nog andere risicofactoren aanwezig zijn. Financiële afhankelijkheid kan een conflictsituatie doen ontstaan. Een oudere met een ruim inkomen kan van zijn geld worden beroofd. Omgekeerd loopt ook iemand met een bescheiden inkomen, voor wie familieleden moeten bijdragen voor het onderhoud, het risico om het slachtoffer van geweld te worden. Als er antecedenten van geweld in het gezin zijn, moet men er zich van vergewissen dat dit niet opnieuw de kop opsteekt, maar nu tegenover de oudere, die nu kwetsbaar is geworden. Kinderen die zijn mishandeld in hun kindertijd, plegen later soms zelf geweld op hun bejaarde ouders. Elke bijkomende stress in het gezin waarin de oudere is opgenomen (de aanwezigheid van een gehandicapte bijvoorbeeld), verhoogt de kans dat de situatie uit de hand loopt. 4. Risicofactoren die verband houden met de omgeving Leven in onaangepaste ruimtes kan vermoeiend zijn voor de oudere persoon of zijn omgeving en kan het ontstaan van onaanvaardbare uitbarstingen in de hand werken. Ook overwerkt of onvoldoende opgeleid personeel kan de kans op mishandeling verhogen, zowel thuis als in een instelling.
F. Verschillende soorten misbruik Een klassieke indeling van geweld is: 1. Fysiek geweld Fysiek geweld is vaak heel zichtbaar, spectaculair en trekt het sterkst de aandacht van de media, maar is zeker niet de meest voorkomende vorm van geweld. Deze categorie omvat alle lichamelijke agressies (slechte fysieke behandeling, slagen, veroorzaken van een val, beperking van bewegingsvrijheid, vastbinden...) 2. Psychisch geweld Beledigingen, pesterijen, dwang, dingen verbieden, chantage, morele druk, het niet respecteren van de persoon, infantilisatie en weigeren om te communiceren zijn slechts enkele voorbeelden. Dit type agressie is hoofdzakelijk verbaal en schaadt de levenskwaliteit van de betrokken persoon. Ze wordt bij de ‘hulpverlener’ vaak opgewekt door het uitzicht, de fysieke of mentale toestand of zelfs gewoon de aanwezigheid van de oudere. 3. Financieel misbruik Omvat alle daden die de oudere beletten zijn financiële middelen te beheren (stelen van geld, diefstal van voorwerpen, geheel of gedeeltelijk in beslag nemen van het pensioen of andere goederen, de erfenis vroegtijdig opeisen, zaken verkopen, onrechtmatige facturen…). 4. Verwaarlozing Verwaarlozing kan actief of passief zijn, dat wil zeggen al of niet opzettelijk. Verwaarlozing omvat elk gebrek aan hulp bij het dagelijks leven en/of in de verzorging van de persoon. Een oudere voedsel, hydratatie of aangepaste verzorging ontzeggen bijvoorbeeld, of hem in een situatie brengen die zijn gezondheid kan schaden.
149
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
5. Schending van de burgerrechten Dit soort misbruik kan verschillende vormen aannemen. Wat veel voorkomt, is beslissingen nemen in de plaats van de oudere. Ook de schending van het recht op vrijheid wordt vaak genoemd. 6. Medisch geweld en/of dwang met geneesmiddelen Onwetendheid over wat verzorging van een oudere inhoudt, geeft soms aanleiding tot fouten, zoals het ten onrechte voorschrijven van bepaalde geneesmiddelen. Een overdaad aan neuroleptica, bijvoorbeeld, om de rust in de instelling of soms zelfs thuis te bewaren. Ook het omgekeerde, het ontzeggen van de voorgeschreven geneesmiddelen komt voor. Deze medische nalatigheid kan eventueel bij de bovenvermelde categorieën ondergebracht worden, onder fysiek en psychisch geweld. Seksueel misbruik, dat door bepaalde auteurs als een aparte categorie wordt beschouwd, wordt meestal ondergebracht bij fysiek en psychisch geweld. Uit de oproepen aan CAPAM (Centre d’Aide aux personnes Agées Maltraitées) blijkt dat psychisch geweld en financieel misbruik het meest voorkomen (percentage van de oproepen): · Fysiek geweld 10% · Psychologisch geweld 28% · Financieel misbruik 27% Dit wordt bevestigd door studies uitgevoerd in verschillende regio’s van geïndustrialiseerde landen. Deze handelingen komen zelden alleen voor. Meestal gaat het om een combinatie van handelingen, waarbij de ene handeling voortvloeit uit de andere.
G. Mishandeling = taboe? Hoewel mishandeling van ouderen vrij veel lijkt voor te komen, wordt aan deze problematiek maar weinig aandacht besteed. Mishandeling is omgeven met stilte en de belangrijkste oorzaak is het gedrag van de slachtoffers zelf. Om diverse redenen verzwijgen ze dikwijls dat ze worden mishandeld. 1. Angst van de slachtoffers Ouderen koesteren een relatief bewuste angst voor de negatieve gevolgen als zij het misbruik aan het licht brengen. Ze vrezen onder andere: - represailles; - verlaten te worden; - in een instelling geplaatst te worden terwijl ze liever thuis zouden blijven; - hun plaats te verliezen als ze in een instelling verblijven; - een schandaal te veroorzaken; - een conflict te veroorzaken in de familie; - belangrijke relaties te verliezen. 2. Perceptie van de slachtoffers Op een meer onbewust niveau realiseren de ouderen zich niet altijd hoe ernstig de situatie is. Ze verontschuldigen het misbruik of praten het goed (vooral als hun kinderen de daders zijn), ze weten niet dat ze hulp of bijstand kunnen krijgen. Personen die hulpbehoevend zijn voelen zich dikwijls schuldig over hun afhankelijkheid en de zorgen die ze nodig hebben. Soms verliezen ze hun zelfvertrouwen door hun situatie en hun onmacht. In andere gevallen denken zij dat ze zelf hun problemen moeten oplossen en soms zwijgen mishandelde personen omdat ze denken dat ze krijgen wat ze verdienen.
150
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
3. De houding van de omgeving In de omgeving vinden we dezelfde angsten en misvattingen terug waardoor het probleem of het belang van het misbruik ontkend wordt. Vaak wordt het incident dat aanleiding gaf tot de klacht door de familie of de omgeving geminimaliseerd uit vrees voor conflicten en represailles. Soms krijgt het slachtoffer zelfs de schuld. De omgeving weet misschien ook niet waar en hoe er hulp kan gezocht worden. Het verzorgend personeel voelt zich soms tot geheimhouding verplicht ondanks de wettelijke en deontologische voorschriften.
H. Optreden bij een vermoeden van mishandeling Bij vermoeden van mishandeling dient de situatie grondig geanalyseerd te worden. Eerst bespreekt men het probleem met de betrokken persoon, tracht men hem te ondersteunen en uit te zoeken wat hij voelt en wat hij wil veranderen aan de situatie. Als volwassene heeft alleen de persoon zelf het recht om voor zichzelf keuzes te maken. Daarom is het belangrijk dat wij zijn wensen respecteren en in overeenstemming daarmee handelen. Als de oudere echter lijdt aan een mentale stoornis of zich in een gevaarlijke situatie bevindt, is iedereen verplicht hulp te bieden. Het medisch beroepsgeheim mag in dat geval geen excuus zijn om onaanvaardbare situaties niet aan het licht te brengen. De situatie moet eerder objectief geanalyseerd worden dan te denken in termen van slachtoffer en dader. In de meeste gevallen is het niet aan de arts om te ‘veroordelen’. Een oplossing moet gezocht worden in teamverband, rekening houdend met de psycho-medisch-sociale factoren. Men moet op zijn hoede zijn dat niet iedereen op de anderen vertrouwt om de situatie op te lossen en zich niet voldoende persoonlijk engageert. Dikwijls zijn mishandelde ouderen omringd door verschillende, al of niet professionele ‘hulpverleners’. Elke hulpverlener is op de hoogte van het geweld dat het slachtoffer te verduren krijgt, maar iedereen denkt dat iemand anders de situatie gemakkelijker kan oplossen. Werken in een multi- of pluridisciplinair team mag geen aanleiding zijn tot verwatering van de verantwoordelijkheden. Slechts in extreme gevallen moeten we klacht neerleggen bij het parket. Een beroep doen op diensten die gespecialiseerd zijn in hulp aan mishandelde ouderen kan de analyse van de situatie eveneens bevorderen. Met dit doel werden verschillende initiatieven genomen. In Wallonië is er een ‘gratis nummer’ beschikbaar, 0800 30 330 (Centre d’Aide aux Personnes Âgées Maltraitées – met financiële hulp van het Waalse Gewest) dat elke werkdag bereikbaar is. In Vlaanderen kan men bellen naar 09 360 33 66 (Meldpunt Ouderenmis(be)handeling) op maandag-, dinsdag- en vrijdagochtend en donderdagnamiddag.
Wat moet u doen als u vermoedt dat een oudere wordt mishandeld. 1. Trachten de realiteit na te gaan en te achterhalen wat de persoon wenst. 2. De situatie analyseren en niet denken in termen van ‘lelijke beul’ en ‘ongelukkig slachtoffer’. 3. De risicofactoren in verband met slachtoffer, dader en omgeving identificeren. 4. Indien nodig een beroep doen op een gespecialiseerd team. 5. Trachten de problemen op te lossen in een multidisciplinair team. Wat moet u vermijden 1. Afzijdig blijven onder het voorwendsel van beroepsgeheim of in de hoop dat anderen er zich om zullen bekommeren. 2. De ‘daders’ en de ‘slachtoffers’ veroordelen.
151
Black Cyan Magenta Yellow
PFI75423_NL
I. Enkele nuttige adressen 1. Meldpunt Mis(be)handeling Ouderen Sociaal Huis Pandora Grotenbergestraat 26 9620 Zottegem 09 360 33 66 (maandag, dinsdag en vrijdag van 8.30 tot 12.30 u, donderdag van 13.30 tot 20.30 u) 2. Centre d’Aide aux Personnes Agées Maltraitées (CAPAM) Telefonische permanentie 0800 30 330 Gratis nummer (elke werkdag van 9 tot 12 u en van 13 tot 16 u) 3. Centre d’Aide aux Personnes Agées Maltraitées (CAPAM)- Maatschappelijke zetel 106, rue du Couvent 4020 Liège 04 3450975 (permanentie maandagmorgen, dinsdagnamiddag en donderdagmorgen) e-mail:
[email protected] 4. Centre d’Aide aux Personnes Agées Maltraitées (CAPAM-Luxemburg) 7, rue du commerce 6290 Libin 061 65 81 11 (permanentie dinsdagmorgen, woensdagnamiddag en vrijdagmorgen) e-mail:
[email protected] 5. ‘Allô Maltraitance des personnes Âgées’ (ALMA) BP 5, 5100 Wépion 081 42 01 50 (maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 9 tot 16 u) 6. Maltrait’age Avenue Max Buset 38 7100 La Louvière 078 15 52 23 7. Ecoute à la maltraitance des personnes âgées (E.M.P.AGE) Bvd Zoé Drion 6000 Charleroi 071 506 999 (maandag en vrijdag van 11 tot 14 u)
152
Black Cyan Magenta Yellow