Hoofdstuk 2 Algemene Aspecten Belasting heeft twee doelen 1. Een budgettaire functie: het dekken van overheidsuitgaven 2. Instrumentele functie. Belasting wordt gebruikt als een soort middel om een bepaald sociaal/ economisch doel te bereiken. Om zo de samenleving te ordenen. Er bestaan verschillende soorten belasting: inkomstenbelasting (IB), loonbelasting, Vennootschapsbelasting (Vpb) etc. De inkomstenbelasting De IB is een draagkrachtheffing. D.w.z. de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Het draagkrachtbeginsel zegt dat belastingheffing dwingend afhangt van iemands mogelijkheid om belasting te betalen (ability to pay). Maar wat behoort nu tot iemands draagkracht en wat niet? De vermogensvergelijkingtheorie is de meest juiste manier voor het bepalen van iemands objectieve draagkracht. Hoe de vermogensmutatie is ontstaan, doet er niet toe. De Wet IB 2001 neemt ‘inkomen’ als maatstaf van de heffing. Het boxenstelsel Box 1: inkomen uit werk en woning. (progressief) Loon (bij een eenmanszaak) Winst uit onderneming (WUO) Overige werkzaamheden (ROW) Periodieke uitkeringen en verstrekkingen Eigen woning De eigenwoning zit niet in box 3, maar in box 1. Omdat de meeste mensen geld moeten lenen om een huis te kopen. Hier moeten ze veel rente over betalen, de hypotheekrente. Dit is in NL aftrekbaar van het inkomen. !Let op: Loonbelasting ≠ Inkomstenbelasting. De loonbelasting is een voorheffing van de inkomstenbelasting en bestaat uit salaris en inhoudingen aan de bron. Gedurende het jaar, houdt de werkgever iedere maand een bedrag aan loonbelasting / premies in op het salaris van werknemers. Werknemers krijgen dan een netto salaris. De werkgever draagt deze loonheffing over aan de belastingdienst. Dit heet ook wel het beginsel van de minste pijn en dat is een doelmatigheidsbeginsel. Maar is er dan spraken van een dubbele belasting? In veel gevallen zal de loonheffing gelijk zijn aan de verschuldigde inkomstenbelasting. Nee dus! De loonheffing is evens eindheffing. Het kan echter zijn dat de ingehouden loonbelasting te laag of te hoog is geweest. In die situaties moet de werknemer na afloop van het kalenderjaar aangifte doen voor de inkomstenbelasting. Box 2: aanmerkelijk belang (AB) Dit is een specifieke heffing voor groot- aandeelhouders. Dit is het geval als je meer dan 5% van de aandelen in een bv of nv bezit. Box 2 heeft een tarief van 25%. Box 3: inkomen uit sparen en beleggen of vermogensrendement heffing Box 3 is niet in lijn met het draagkrachtbeginsel. Het forfait bedraagt 4%, en daarna komt het tarief van 30%. Box 2&3 heeft een vlaktax: iedereen betaalt hetzelfde tarief.
Heffingskorting Dit is een belastingaftrek. Op het gezamenlijke bedrag van belastingen en premies, ontvangt de belastingplichtige een korting. Een deel van het inkomen blijft dus onbelast. Dit representeert het bestaansminimum van €2.000. De persoonsgebonden aftrek is een inkomstenaftrek voor uitgaven die zijn gedaan ivm de persoonlijke situatie van de belastingplichtige. Autokostenforfait Stel dat je een auto van je werk krijgt en je deze ook voor privé doeleinden mag gebruiken. Omdat je dan een voordeel behaalt met de auto, behoort dit voordeel ook tot het loon. Maar wat moet je dan afdragen aan de belasting? Het voordeel wordt gesteld op 25% van de catalogusprijs van de auto. Voor een milieuvriendelijke auto bedraagt dit percentage minder, en zelfs 0% bij een volledig elektrische auto. Dit kan worden gezien als een instrumentele regel. De overheid probeert mensen er toe te zetten milieuvriendelijke auto’s aan te schaffen. Als je minder dan 500 km voor privé doeleinden hebt gereden, hoef je hierover geen belasting te betalen. De bijtelling van de auto zit in box 1 Beleggingswinst Een belastingplichtige wordt geacht over de waarde van zijn vermogen jaarlijks een bepaald rendement te behalen. Dit rendement is 4%. Verder is bij iedere belastingplichtige een bepaald deel van zijn vermogen vrijgesteld. Dit is het heffingsvrije vermogen. Rangorderegeling Het valt op dat bepaalde inkomensbestanddelen in meerdere boxen kunnen vallen. Bijvoorbeeld de eigenwoning, aandelen en bezittingen. Welke box gaat er dan voor? Hiervoor bestaat de rangorde regeling: het eerst genoemde wetsartikel gaat voor. De allocatie van schulden vindt plaats aan de hand van de vraag waarvoor de schuld is aangedaan. De schulden volgen als het ware de bezittingen. Dus als je een hypothecaire schuld hebt op de eigen woning waarmee je obligaties koopt, dan behoort de schuld tot box 3, omdat de obligaties ook in box 3 worden belast. Dat de lening wordt gedekt door de eigen woning is niet relevant. Een kenmerk van de boxen is dat er schotten tussen staan. Dus een negatief inkomen in box 1 is niet te verrekenen met een positief inkomen uit box 3. (Twee uitzonderingen: 1. De persoonsgebonden aftrek wordt over de boxen heen verrekend. 2. Verlies uit AB in box 2) De hypotheekrente aftrek Dit is een belastingvoordeel voor huizenbezitters. Het fiscale inkomen uit de eigen woning bestaat uit het eigenwoningforfait minus de rente op de schuld van de eigen woning. Het saldo hiervan is altijd negatief en kan in mindering worden gebracht op de positieve inkomensbestanddelen. Het eigenwoningforfait is een percentage van de vastgestelde WOZ waarde. Verder is een woning echt een ‘eigen woning’ als het een hoofdverblijf is en als je het eigendom bezit. Partners Er is sprake van (fiscale) partners als: 1. Gehuwd of geregistreerd 2. Ongehuwd samenwonenden met de volgende voorwaarden Notarieel samenlevingscontract Ze hebben samen een kind Een heeft een kind, de ander erkent het kind Als partners aangemeld voor een pensioenregeling Ze zijn beiden eigenaar van de woning die het hoofdverblijf is.
Je mag maar één fiscale partner hebben, en het hoeft dus niet per se een liefdes relatie te zijn. Bij fiscale partners worden de inkomsten afzonderlijk belast. Er zijn echter wel gemeenschappelijke inkomensbestanddelen: De eigen woning. Je mag de som van de hypotheekrenteaftrek en het inkomen uit de eigen woning verdelen onder de fiscale partners. AB aandelen Een aantal aftrekposten. Blijft een verdeling achterwege, dan worden beide partners geacht de helft van het gemeenschappelijke inkomensbestanddelen te hebben genoten. Dit is ook het geval als zij wel een verdeling maken maar samen minder aangeven dan 100%.
Hoofdstuk 3 Arbeid Broncriteria Er zijn in principe twee soorten boxen. De eerste box bestaat uit box 1&2 en is de belasting van reële inkomsten. En gaat volgens de broncriteria. De tweede box bestaat dus uit box 3 en is de belasting van forfaitaire inkomsten. En gaat volgens het vermogen op peildatum Er zijn dus drie bronvereisten: 1. Deelname aan het economisch verkeer 2. Oogmerk is voordeel behalen 3. Voordeel valt te verwachten Als de bron aan deze drie eisen voldoet, is het belast in box 1 of 2. Maar als je deelneemt aan het economisch verkeer kan dit in de belaste sfeer gebeuren, maar ook in de privé sfeer, of de hobby sfeer. Inkomen uit de privé en hobby sfeer zijn geen bronnen van inkomen. Bronvoordelen kunnen dus onbelast of belast zijn. Een bronvoordeel is onbelast als het niet onder een van de zes categorieën van bronnen van inkomen is te rangschikken. Dit is dan een buitenbronnelijk inkomen. De zes bronnen van inkomen zijn: 1. De onderneming 2. De dienstbetrekking 3. Overige werkzaamheden 4. Periodieke uitkeringen en vertrekkingen 5. De eigen woning 6. Aanmerkelijk belang 1-5 = bron 1 en 6 = bron 2. Maar hoe zit het dan bij box 3? Elke vermogensbestanddeel in box 3 wordt geacht een bron van inkomen te zijn, hoe het vermogen is gevormd speelt geen rol. Dienstbetrekking Wanneer is er sprake van een dienstbetrekking? Een dienstbetrekking is een arbeidsverhouding tussen een werkgever en een werknemer. Kenmerken: De werknemer heeft zich verplicht enige tijd persoonlijk arbeid te verrichten De werkgever is verplicht de werknemer voor de arbeid loon te betalen. Er bestaat een gezagsverhouding tussen de werknemer en de werkgever. Met een gezagsverhouding wordt bedoelt dat de werkgever het recht heeft om opdrachten of aanwijzingen te geven over het werk dat moet worden gedaan. De werknemer moet zich hieraan houden. Inhoudingsplichtige De ‘echte’ werkgever bij een DB De ‘fictieve’ werkgever Indien er sprake is van een DB is de werkgever verplicht de belasting in te houden die de werknemer over zijn loon is verschuldigd en af te dragen aan de Belastingdienst. Daarom wordt de werkgever ook wel de inhoudingsplichtige genoemd. Verder is de inhoudingsplichtige verplicht jaaropgaven te verstrekken. Bij de ‘fictieve’ werkgever is er bijvoorbeeld tussen de directeur, die toevallig ook alle aandelen bezit, en de bv ook sprake van een DB.
Loon De inhoudingsplichtige moet dus loonheffing inhouden op het loon. Maar wat is loon nu? Loon is alles wat een werknemer ontvangt op grond van zijn dienstbetrekking. Dit kan in de vorm van geld, maar ook in de vorm van natura, vakantiegeld, vergoedingen, gratificaties en winstuitkeringen. Ruim loon begrip: ‘’al hetgeen uit een dienstbetrekking of uit een vroegere diensbetrekking’’ Vergoedingen en vertrekkingen Soms maakt een werknemer kosten die verband houden met zijn dienstbetrekking. Een werkgever mag zijn werknemer hierin onder voorwaarden fiscaal tegemoetkomen. Vanaf 2011 geldt de werkkostenregeling (WKR). Vergoeding: compensatie van uitgaven voor arbeidsgerelateerde activiteiten of zaken (reis, voeding, materiaal). Verstrekkingen: voorkomen de uitgaven. De activiteit of de zaak wordt door de werkgever zelf verstrekt of betaald (ticket, maaltijd, vakliteratuur). Bij verstrekkingen gaat het dus niet om loon in geld, maar om loon in natura. Het oude systeem Vrije vergoedingen en vertrekkingen zijn onbelast, de rest wordt belast als loon. Het zakelijkheidcriterium zegt dat de kosten die samenhangen met een behoorlijke vervulling van de DB onbelast kunnen worden vergoed. Het beloningscriterium zegt dat vergoedingen onbelast kunnen plaatsvinden voor zover zij naar maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren. De vergoedingen zijn dan vrij als de werkgever een groter belang heeft bij het verschaffen ervan dan de werknemer heeft bij het ontvangen ervan. De werkkostenregeling (WKR) 2011 De werkgever van 1.5% van de totale loonsom onbelast laten, dit heet de vrije ruimte. Al het overige is wel belast. In deze 1.5% zitten dus de vergoedingen en verstrekkingen. Werkgevers hebben tot en met 2014 om, om te schakelen van het oude naar het nieuwe systeem. Over het bedrag boven deze vrije ruimte (>1.5%) betaalt de werkgever 80% loonbelasting en deze mag hij niet op het loon van zijn werknemers inhouden. Dit komt dus volledig voor de rekening van de werkgever. (eindheffing) Binnen de WKR zijn er voor een aantal vergoedingen en verstrekkingen gerichte vrijstellingen gecreëerd. Deze zijn bedoeld om de kosten waarbij het zakelijke karakter overheerst, buiten bereik van het 1.5% budget te houden. (vervoer, cursussen, opleidingen, outplacement, maaltijden als gevolg van overwerk, koopavonden of dienstreizen, overnachtingen tijdens dienstreizen, verhuizingen en vakliteratuur.) Aanspraken We spreken van een aanspraak als ook rechten om na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen te ontvangen. Deze rechten behoren ook tot het loon. Bijvoorbeeld bij de pensioenregeling. Deze regeling geeft aan de werknemer het recht op uitkeringen vanaf zijn pensionering tot aan zijn overlijden. De hoofdregel: de aanspraak wordt belast en de uitkeringen of verstrekkingen zijn vrij. De omkeerregel: de opbouw is onbelast, maar de uitkering is belast. (Pensioen, WW). Waardering van het genoten loon Loon in de vorm van goederen. Bijv. kerstpakket, gratis krant, korting in modezaak op eigen assortiment. Hoofdregel: loon in natura waarderen tegen waarde in het economische verkeer (prijs die de meestbiedende gegadigde daarvoor zou willen betalen). Inhoudingen op het loon De loonheffingen bestaan uit Loonbelasting Premies voor de volksverzekeringen
Premies voor de werknemersverzekeringen. Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
Tot de volksverzekeringen behoren De algemene ouderdomswet (AOW) De algemene Nabestaanden wet (ANW) De algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) Werknemersverzekeringen De ziektewet (ZW) Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) Werkloosheidswet (WW). Beroepskosten Beroepskosten zijn niet aftrekbaar. Als je zaken van de werkgever vergoed krijgt, is dit onbelast. Als je het niet vergoed krijgt, maar van je werkgever zelf moet betalen is het wel belast. Resultaat uit overige werkzaamheden Dit is een restpost voor arbeidsinkomsten die niet uit onderneming of DB komen. Den hierbij aan werkzaamheden die niet duurzaam genoeg zijn om van een onderneming te kunnen spreken + er ontbreekt een gezagsverhouding. Bijvoorbeeld het geven van lezingen, TBS vermogensbestanddelen aan een bv, waarin belastingplichtige AB heeft. Opting – in – regeling: een belastingplichtige die niet in DB is, kan samen met zijn opdrachtgever ervoor opteren de arbeidsverhouding als DB aan te merken. We spreken hierbij van een fictieve DB. De verrichte arbeid wordt dat niet als een werkzaamheid beschouwd, maar als een DB, waarvoor de beloning loon is. De opdrachtgever moet loonheffing inhouden, kosten kunnen onder voorwaarden brij worden vergoed.
Hoofdstuk 4 Winst uit onderneming Winst uit onderneming Afhankelijk van de rechtsvorm van de onderneming zijn er fiscale consequenties. De onderneming is de bron van inkomen en de winst is het voordeel van de bron. Als de belastingplichtige meerdere ondernemingen heeft, wordt het gezamenlijke bedrag aan winst in aanmerking genomen. De onderneming De wet omschrijft het niet. Voor een omschrijving moeten we terugvallen op arresten va de Hoge Raad. Hieruit blijkt dat het begrip bestaat uit een aantal kwalitatieve elementen. Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid Deelname aan het economisch verkeer Voordeel beogen. Bij de beantwoording of er sprake is van een onderneming, wordt er naar de feiten en omstandigheden gekeken. De wil van de belastingplichtige is vaak minder relevant. Als een onderneming gestart wordt, kan er onderscheidt worden gemaakt tussen drie situaties. 1. De activiteiten vormen nooit een bron van inkomen. Hierbij zijn de positieve voordelen niet belast, en de negatieve voordelen niet aftrekbaar of verrekenbaar. 2. De activiteiten vormen gelijk een bron van inkomen en dus een onderneming. De voordelen worden vanaf het eerste moment in aanmerking genomen voor de belastingheffing. Verder kunnen verliezen worden afgezet tegen positieve inkomsten. 3. De activiteiten vormen pas na enige tijd een bron van inkomen en een onderneming. De positieve en negatieve voordelen worden pas in aanmerking genomen vanaf het moment dat er sprake is van een bron van inkomen en een onderneming. Aanloopkosten en verliezen worden in die jaren niet in aanmerking genomen. De wet biedt echter de mogelijkheid om dergelijke aanloopkosten en – verliezen op een later moment alsnog in aftrek te brengen, en wel in het eerste jaar dat er sprake is van een onderneming. Rechtsvorm van een onderneming De eenmanszaak: de oprichter is de volledige eigenaar van de gehele onderneming en is persoonlijk aansprakelijk voor alle verbintenissen betreffende de onderneming. De eenmanszaak is fiscaal transparant. Dit betekent dat niet de rechtsvorm in de heffing wordt betrokken, maar de natuurlijke persoon. Personenvennootschappen: contractuele samenwerkingsvormen tussen meerdere personen. Je hebt een vennootschap onder firma (VoF) en de commanditaire vennootschap (cv). Ook deze zijn fiscaal transparant. De ondernemer 1. De onderneming moet voor zijn rekening worden gedreven. Deze komt erop neer dat men gerechtigd moet zijn tot alle voordelen uit de onderneming. Dit vereiste dient met name om de ondernemer af te bakenen van verschaffers van vreemd vermogen (financiers). 2. Hij zal rechtstreeks verbonden moeten worden voor zaakscrediteuren. Dit vereiste dient met name om de ondernemer af te bakenen van degenen die eigen vermogen verschaffen. Objectieve onderneming = het materiële bedrijf. Subjectieve onderneming = verhouding natuurlijk persoon ondernemer en de objectieve onderneming.
Winst Deze valt in box 1. Het winstbegrip omvat alle voordelen uit de onderneming. Om te bepalen welke voordelen voorkomen uit de onderneming, zijn er drie criteria: 1. Causaliteit 2. Finaliteit 3. Milieu / sfeer
Vermogensetikettering Welke bezittingen en schulden van de ondernemer behoren tot de onderneming? Van elk vermogensbestanddeel moet worden bepaald of het behoort tot het ondernemingsvermogen of tot het privé- vermogen. Voor enkele zaken moet de ondernemer dus een keuze maken. Totaalwinst De totale winst moet belast worden, dus ieder jaar moet de jaarwinst worden bepaald. Jaarwinst = de winst die feitelijk jaarlijks moet worden aangegeven. Alle jaarwinsten samen vormen dan, achteraf gezien, de gezamenlijke voordelen. Stakingswinst = eenmalige winst als de onderneming verkocht wordt. Eindvermogen Beginvermogen -/Kapitaalmutatie Stortingen -/Onttrekkingen + Totale winst Als starter mag je gebruikmaken van de willekeurige afschrijvingsfaciliteit. Dus dan mag je de hele aanschafprijs (willekeurig) afschrijven. (minus restwaarde). Je draait waarschijnlijk verlies in het eerste jaar, en daarmee kun je negatieve resultaten berekenen met positieve resultaten van bijvoorbeeld de afgelopen drie jaar. -> belasting terug krijgen. Dus verlies in het eerste jaar is niet erg. Als starter krijg je ook de investeringsaftrek , oftewel de kleinschaligheidsaftrek (KIA). Dit is aftrek zonder afschrijvingen. Er zijn verschillen tussen de fiscale winst en de jaarwinst door: 1. De KIA. Een aftrek op de winst voor investering in bedrijfsmiddelen. Aftrek is afhankelijk van het investeringsbedrag in een kalenderjaar. Deze aftrekpost leidt tot een vermindering v/d fiscale winst en dus de absolute belastingdruk. (recht op deze aftrek bij bedragen tussen 2200 – 300.000) instrumentele maatregel: overheid wil stimuleren om te investeren + betere werkgelegenheid. Goodwill is echter uitgesloten als bedrijfsmiddel waarover deze aftrek geldt. 2. Willekeurige afschrijvingen Faciliteit startende ondernemer: over bepaalde investeringen versneld afschrijven. Voordeel: in 1e jaren relatief weinig belasting betalen, in latere jaren is dit omgekeerd. Er geldt ook een willekeurige afschrijving voor bep. bedrijfsmiddelen, zoals milieu-bedrijfsmiddelen. Goodwill is net als hierboven uitgesloten voor willekeurige afschrijving. 3. De ondernemersaftrek Deze aftrek krijgen alleen ondernemers. Het gaat hier om enkele definitieve aftrekposten. Een definitief verleende aftrekpost verlaagt het inkomen zonder dat er in een latere fase dit voordeel wordt teruggenomen. De ondernemersaftrek omvat vijf aftrekposten.
a. De zelfstandigenaftrek (+starters aftrek). Aftrek voor ondernemers die aan het urencriterium voldoen. Aftrek komt op mindering op de winst. Degressief tarief: hoe meer winst, hoe minder aftrek: vooral gericht op kleinbedrijf. b. Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk. Deze wordt verleend als een ondernemer in aanzienlijke mate tijd besteedt aan werkzaamheden met een sterk innoverend karakter. c. De meewerkaftrek. Deze wordt verleend aan ondernemers wier fiscale partner meewerkt in de onderneming, zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. (of een vergoeding onder de €5.000). Deze aftrek is afhankelijk van het aantal gewerkte uren en de hoogte van de winst. d. Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid. Als de ondernemer vanuit de arbeidsongeschiktheiduitkering een onderneming wil starten en niet aan het urencriterium voldoet (verlaagd tot 800 hier). Bedoeld om overgang van arbeidsongeschiktheid te overwinnen door eigen onderneming te starten. Dit geldt na 31 dec. 2006. e. Stakingsaftrek. Aftrek die onderneming in mindering mag brengen op belastbare winst bij staking van de onderneming. Deze wordt slechts 1 keer toegepast 4. Oudedagsreserve Als je een eenmanszaak hebt, bouw je eigenlijk geen pensioen op. Je reserveert dan gewoon reserves. Daar betaal je geen belasting over en trek je af. Als je dan met pensioen gaat, betaal je belasting over dat potje. 5. De MKB winstvrijstelling Elke ondernemer hoeft geen belasting te betalen over 14% van de winst, nadat deze vermindert is met de ondernemersaftrek. Maar als de onderneming verlies maakt, is 14% van het verlies niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Bij sommige faciliteiten moet je >1225 uur ‘gewerkt’ hebben. Dit is het urencriterium. Je beschikbare tijd moet je grotendeels (>50%) besteden aan je onderneming. Opleiding geldt tot urencriterium, als je de opleiding écht nodig hebt om je onderneming uit te kunnen oefenen. (als je zonder deze opleiding je onderneming dus niet kan uitoefenen.)
Hoofdstuk 5 Winstberekening Huwelijk Er ontstaat een huwelijkse gemeenschap van goederen Trouwen in gemeenschap van goederen Huwelijkse voorwaarden -> afwijkende afspraken Door het huwelijk wordt je nu elkaars fiscale partner. In de meeste gevallen wonen de meeste stellen al samen in een eigen woning, waardoor de al fiscaal partner zijn, voordat ze trouwen. Of je nu wel of niet in gemeenschap van goederen trouwt, in beide gevallen kunnen de vermogensbestanddelen die onder de vermogensrendementsheffing van box 3 vallen naar willekeur tussen hen beiden worden verdeeld. Ondernemerskosten Zijn bepaalde uitgaven nu ondernemerskosten of privé – uitgaven? Dan moet je naar het motief van de kosten kijken. Het privé gebruik van niet-schaarse goederen met enige geringe waarde leidt niet tot winstneming bij de onderneming. Dus de door jezelf geconsumeerde artikelen uit eigen onderneming hoef je geen winst te nemen. Boekhoudkundig moet dit natuurlijk wel. In fiscale termen zeggen we dat goederen aan de onderneming zijn onttrokken. Het betreft goederen uit een onderneming waar de ondernemer voor privé doeleinden over heeft beschikt. De waarde is gelijk aan de inkoopprijs. Hoe moet de ondernemer nu onderscheidt maken tussen privé uitgaven en zakelijke kosten? Het motief van de uitgave is beslissend. Maar een inspecteur mag het ondernemersbeleid niet toetsen. De fiscus mag alleen naar het motief van een bepaalde uitgave vragen. Staat eenmaal vast dat een uitgave tot de ondernemerssfeer behoort, dan mag de inspecteur de hoogte van de kosten niet meer toetsen.
Het Jaguar – arrest Een notaris verplaatste zich voor zijn zakelijke ritten in een jaguar. De inspecteur meende dat een wat minder dure auto zakelijk eveneens verantwoord zou zijn en schrapte een deel van de zakelijke kosten. Redenering van de inspecteur: ‘Kan het niet wat minder?’ De Hoge Raad was het met deze correctie niet eens en stelde de inspecteur in het ongelijk. Uitgaande van het feit dat de uitgaven zakelijk gemotiveerd zijn, mag de inspecteur zich niet met het beleid van de ondernemer bemoeien. Het Cessna – arrest Dit is de uitzondering op de regel. Een oogarts verplaatste zich met een privé vliegtuig naar diverse buitenlandse oorden voor het bezoeken van congressen, symposia etc. niet in het geschil dat het hier om reizen ging met een zakelijke bestemming. De vliegkosten in het kader van het gebruik van het privé- vliegtuig waren echter aanmerkelijk hoger dan businessklas vliegtickets voor lijndienstverbindingen. Zijn de kosten van deze zakelijke vliegbewegingen zonder meer te kwalificeren als zakelijke kosten die de winst uit onderneming verminderen? Nee zei de Hoge Raad. In een exceptioneel geval kan dat te ver gaan. De vliegtuigkosten komen ten laste van de winst. Gemengde kosten Dit zijn uitgaven die in verband staan met de uitoefening van de onderneming, maar waarin ook persoonlijke elementen te onderkennen zijn. Er zijn een aantal kosten waarvan de aftrek geheel of gedeeltelijk is uitgesloten. Niet aftrekbaar (100%) Geldboetes Misdrijven, wapens etc
Steekpenningen Agressieve dieren (Pittbulls) Uitgaven gedaan voor het vervoeren van een zekere staat
Beperkt aftrekbare kosten. Beperking tot €4.400 of 73.5%. (keuze) Voeding, drank, genotsmiddelen Representatie, receptie Congressen, seminars, studiereizen. Goedkoopmansgebruik (GKG) Goedkoopmansgebruik bepaalt het tijdstip waarop winst en verlies fiscaal moeten respectievelijk mogen worden genomen. De wet geeft geen definitie, de Hoge Raad heeft het laatste woord. Maar het begrip is gebaseerd op drie beginselen. 1. Het realiteitsbeginsel Kosten toerekenen aan het jaar waar ze betrekking op hebben. Baten en lasten moeten worden toegerekend aan de jaren waarop zij betrekking hebben (veroorzaking). Kosten moeten zo veel mogelijk worden toegerekend aan de jaren waarin de opbrengsten worden verantwoord (matching). Vooruit of achteraf betaald of ontvangen bedragen moeten worden overgebracht naar de jaren waarop ze betrekking hebben. 2. Het voorzichtigheidsbeginsel Een ondernemer hoeft geen winst te nemen, voordat het zeker is dat de winst behaald is. Verliezen mag je wel nemen als het nog niet zeker is. De belastingplichtige moet zich dus niet rijker rekenen dan hij is. 3. Het eenvoudbeginsel Het gekozen systeem van winstbepaling moet praktisch hanteerbaar zijn voor de belastingplichtige, maar ook voor de belastingdienst. Winstneming Winst dient te worden genomen uiterlijk in het jaar waarin de goederen zijn afgeleverd. Voor diensten geldt dat winstneming dient plaats te vinden uiterlijk op het moment dat de prestatie is verricht. Er mag wel op een eerder tijdstip winst genomen worden, bijvoorbeeld op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst, maar verplicht is dit niet. Verliesneming Verliezen kunnen worden genomen in het jaar waarin ze zijn geleden. Vooruitbetaalde kosten en vooruit ontvangen bedragen dienen door middel van een uitstel of anticipatiepost naar de jaren te worden overgebracht waarop ze betrekking hebben. Denk aan prepaid expenses. Wettelijke waarderingsregels en afschrijvingsregels Wet werken aan winst 1 jan. 2007: verlaging tarief vennootschapsbelasting en verbreding basis waarover belasting moet worden geheven (eerder winsten nemen) inbreuk op GKG - Waardering onderhanden werk en onderhanden opdrachten: geeft aan hoeveel werkzaamheden zijn verricht waarvoor nog geen factuur gestuurd is naar de opdrachtgever. Er is echter wel opdracht verkregen voor de werkzaamheden. Winsten kunnen niet langer uitgesteld worden tot het moment waarop het werk wordt opgeleverd, dan wel de dienstverlening is voltooid. - Min. Afschrijvingstermijn goodwill: voor goodwill minsten 10 jaar en voor andere bedrijfsmiddelen 5 jaar. Als bedrijfsmiddel voortijdig buiten gebruik wordt gesteld, resterende boekwaarde onder aftrek v. restwaarde in 1 x als verlies nemen.
-
-
Beperking afschrijving onroerende zaken: Bodemwaarde voor bedrijfspanden: 50% WOZ waarde (waarde in economisch verkeer) en voor beleggingspanden 100%. Daalt boekwaarde door afschrijving onder bodemwaard, afschrijvingslast fiscaal niet in aanmerking nemen. Wettelijke inkadering goedkoopmansgebruik: zelf invullen door rechter, maar wetgever maakt toch uitzonderingen, regels en wetten met budgettaire achtergrond: voldoende belastingopbrengsten genereren.
Fiscale reserves Egalisatiereserve: Als je als ondernemer een grote aankop hebt (groot onderhoud), resulteert dat in een piekuitgave. Als de aankoop langdurig meegaat, mag je als ondernemer de kosten over de jaren verdelen. Herinvesteringreserve (HIR): De opbrengst van de verkoop van een bedrijfsmiddel gebruiken voor de herinvestering in een ander bedrijfsmiddel. De boekwinst gaat dan naar de HIR. Vervolgens wordt de kostprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel vermindert met de boekwinst in de HIR. Je kunt maximaal 3 jaar de boekwinst in de HIR houden. Aanvullende eisen: De bij de vervreemding van een niet-duurzaam bedrijfsmiddel gevormde HIR kan worden afgeboekt op de kostprijs van elk nieuw aangeschaft niet-duurzaam bedrijfsmiddel, ongeacht de economische functie. Een HIR gevormd bij de vervreemding van een duurzaam bedrijfsmiddel kan alleen worden afgeboekt op de kostprijs van een nieuw duurzaam bedrijfsmiddel inzien sprake is van eenzelfde economische functie. Ook kan deze worden afgeboekt op de aanschaf van een nieuw niet-duurzaam bedrijfsmiddel. Andersom kan dit dus niet, een HIR gevormd op de vervreemding van een niet-duurzaam bedrijfsmiddel kan niet worden afgeboekt op de kostprijs van de aanschaf van een duurzaam bedrijfsmiddel. Want dan wordt de belastingheffing namelijk over een te lange periode uitgesmeerd. Let op! De boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel mag door het inzetten van de HIR niet dalen beneden de boekwaarde van het oude bedrijfsmiddel direct voorafgaande aan de vervreemding.
Hoofdstuk 6 Van VOF naar BV De besloten vennootschap (BV) De bv is een rechtspersoon die tot stand komt door een notariële akte. De bv is zelfstandig drager van rechten en verplichtingen. Het kapitaal is verdeeld in een of meer aandelen. Deze aandelen worden gehouden door aandeelhouders, waardoor ze bepaalde rechten of plichten bezitten. Ze zijn verplicht het nominale bedrag te storten bij het nemen van het aandeel. En ze hebben het recht op dividend en/of stemrecht. De bv is dus een juridische entiteit. Eerst betaalt de bv vennootschapsbelasting (Vpb) over de behaalde winst. De winst die dan overblijft gaat naar de aandeelhouders in de vorm van dividend. Vervolgens is deze belast met de inkomstenbelasting. In de bv is er scheiding van eigendom en beheer. Zo zijn er aandeelhouders die besluiten maken in de algemene vergadering van aandeelhouders (ava). Zij zijn degenen die kapitaal in de onderneming hebben gestort en zij krijgen een beloning in de vorm van dividend. Het bestuur van de bv wordt gevormd door werknemers die de dagelijkse leiding van de onderneming uitoefenen. Het kan ook voorkomen dat deze werknemers ook aandeel houder zijn. Het kan ook voorkomen dat een persoon beide functies bezit, hij is dan directeurgrootaandeelhouder. Beperkt belastingplichtigen: Lichamen die alleen Vpb betalen indien en voor zover zij een onderneming drijven. (stichtingen en verenigingen) Onbeperkt belastingplichtigen: Lichamen waarvan de wet zegt dat zij altijd met hun volledige vermogen een onderneming drijven en daarvoor Vpb betalen. (Bv’s en Nv’s). De vennootschapsbelasting Een bv is onderworpen aan een aparte winstbelasting, de vennootschapsbelasting (Vpb). De Vpb bedraagt 20% bij een belastbaar bedrag van 200.000 en 25% voor meerdere. De bv wordt zelfstandig in de Vpb belast, en de aandeelhouder natuurlijk persoon in de IB. Ten aanzien van de fiscale positie van een aandeelhouder zijn er 3 situaties: 1. De aandelen behoren tot het vermogen van de onderneming. Het ontvangen dividend wordt belast als winst uit onderneming in box 1 tegen een progressief tarief van maximaal 52%. 2. De aandelen behoren tot het AB. In dit geval wordt het dividend aangemerkt als een zogenoemd regulier voordeel en wordt het belast in box 2 tegen een tarief van 25%. 3. De aandelen worden gehouden als particuliere belegger waardoor het daadwerkelijk ontvangen dividend in wezen fiscaal niet relevant is. Bij particulier vermogen wordt uitgegaan van een fictief rendement van 4% dat als belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in box 3 belast is tegen een tarief van 30%. Naarmate de winst in een onderneming stijgt, wordt op een bepaald moment een omslagpunt bereikt waarbij de bv fiscaal gezien niet leidt tot een hogere belastingdruk. Aanmerkelijk belang (AB) Als dga ontvang je betalingen van de bv. Als werknemer krijg je loon uit DB en als aandeelhouder ontvang je dividend. Fiscaal gezien is het belangrijk onder welke naam je inkomen geniet van de bv. Zo is loon/salaris wel aftrekbaar als bedrijfslast voor de bv, en belast in de IB tegen een progressief tarief van 52%. En is dividend niet aftrekbaar voor de bv en slechts belast in de IB tegen een proportioneel tarief van 25%, als er sprake is van een aanmerkelijk belang. (>5% geplaatst aandelenbezit). Geplaatst kapitaal: het nominale bedrag aan aandelenkapitaal dat door de bv daadwerkelijk is geplaatst bij aandeelhouders.
Zijn de belastingplichtige en zijn partner gehuwd, en heeft hij een aandelenbelang van >5%. Dan zijn beide echtgenoten Ab-houder. Als er geen sprake is van een huwelijk geldt er iets anders. Wanneer de ene partner een aandelenbelang van 3% houdt in een bv en de andere partner een aandelenbelang van 2% in diezelfde bv, dan worden beiden aangemerkt aan Ab-houder. Samen is dit namelijk 5%. Wel is vereist dat beide partners ten minste een aandeel bezitten. Meesleep- en meetrekregeling Als een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft dan worden ook zijn eventuele koopopties en winstbewijzen in die vennootschap in het aanmerkelijk belang regime betrokken. Daarnaast geldt dat de aanmerkelijk belanghouder zijn partner kan meetrekken in het aanmerkelijk belangregime. Voordelen uit aanmerkelijk belang In box 2 onderscheiden we twee soorten voordelen uit een aanmerkelijk belang. 1. De reguliere voordelen. Hier kan met name worden gedacht aan dividend. 2. De vervreemdingsvoordelen. Deze ontstaat bij de vervreemding van een (deel van het) aandelenbelang. Verkoopprijs minus aankoopprijs. Anti boxen arbitrage Iedere Ab-houder die aan de bv waarin hij een AB heeft vermogen ter beschikking stelt, wordt daarover niet belast in box 3, maar in box 1. Dit is de Tbs-regeling. Het rendabel maken van vermogensbestanddelen door deze ter beschikking te stellen aan een verbonden persoon die het vermogensbestanddeel aanwendt binnen een onderneming, wordt namelijk aangemerkt als een werkzaamheid. Als eenmaal vaststaat dat er sprake is van een tbs, dan komt de vraag hoe het belastbare resultaat moet worden vastgesteld. Niet alleen de inkomsten uit de tbs, maar ook met dat vermogen behaalde vermogenswinsten zijn belast in box 1. Omgekeerd zijn de kosten en vermogensverliezen in box 1 aftrekbaar. Maar er is wel een tegemoetkoming aan de tbsser die investeert ten opzichte van de ondernemer of bv. Dit is de terbeschikkingsstellingvrijstelling en deze bedraagt 12%. Wanneer een tot de gemeenschap van goederen behorend vermogensbestanddeel tbst, wordt het vermogensbestanddeel en daarmee het resultaat voor de helft toegerekend aan persoon A en voor de andere helft aan persoon B. Gebruikelijk loon Om manipulatie met salarissen tegen te gaan worden directeur/ aanmerkelijk belanghouders onder omstandigheden aangeslagen voor een ‘fictief loon’ (gebruikelijk loon). Indien zijn onvoldoende betaald krijgen voor hun werkzaamheden. Een gebruikelijk loon is een loon dat in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is waar er geen sprake is van een Ab situatie. Staking Als je de Vof omzet in een bv, veranderen er een aantal zaken. Je geniet dan niet langer meer voor de inkomstenbelasting winst uit onderneming. En je wordt nu werknemer en aandeelhouder in je eigen bv. Omdat je nu ophoud als ondernemer winst uit onderneming te genieten, spreken we van staking. Het moment van de staking is het laatste moment waarop de wetgever kan heffen over de winst uit onderneming. Om te zorgen dat alle jaarwinsten gelijk zijn aan de totaalwinst moeten in het jaar van staking alle winstelement die nog niet eerder in de heffing zijn betrokken, worden belast. Het gaat dan om stille reserves, fiscale reserves en goodwill. Samen vormen deze elementen dus de stakingswinst en behoren ze tot de winst van het laatste jaar waarin je als ondernemer winst geniet. Goodwill: de constante waarde van de toekomstige overwinst. Vloeit deze extra winstcapaciteit voor uit de kwaliteiten van de onderneming, dan spreken we van zakelijke goodwill. Vloeit het voort uit
persoonlijke kwaliteiten of eigenschappen van de ondernemer, spreken we van persoonlijke goodwill. Verder is alleen zakelijke goodwill overdraagbaar, persoonlijke goodwill niet.
Ruisende omzetting afrekening van de fiscale claim (stakingswinst). Hoe moet verschuldigde inkomstenbelasting berekend worden? 2 elementen belangrijk: Stakingsaftrek Op de stakingswinst kan per persoon een stakingsaftrek in mindering worden gebracht van maximaal 3.630. Het betreft hier een aftrek die deel uitmaakt van de ondernemersaftrek en een klein deel van de stakingswinst onbelast laat. Stakingswinst omzetten in lijfrentepremieaftrek Je kunt als ondernemer gebruik maken van enkele bijzondere bepalingen. Deze maken het mogelijk extra (betaalde) premies lijfrente in aftrek te brengen om zo gefaciliteerd te sparen voor de oude dag. Zo heeft iedere ondernemer de mogelijkheid om een deel van de overdrachtsprijs van zijn onderneming aan te wenden om een lijfrente te kopen bij een toegelaten verzekeraar. De ondernemer betaalt dan premies voor lijfrente. Voorwaarden lijfrente: 1. De uitkeringen van de lijfrente moeten eindigen uiterlijk bij iemands overlijden. 2. Er moet een verzekerd lijf zijn aangewezen. 3. De uitkeringen moeten vast en gelijkmatig zijn. 4. De uitkeringen moeten luiden in geld. 5. In de polisvoorwaarden dient te zijn opgenomen dat de aanspraak op toekomstige uitkeringen niet kan worden afgekocht, vervreemd of tot voorwerp van zekerheid kan dienen. Geruisloze omzetting (doorschuifregeling) Het betreft hier een doorschuiving van de fiscale claim, je betaalt dus in de toekomst belasting. De inbreng van de onderneming wordt fiscaal gezien niet als staking beschouwd. De fiscale boekwaarde van de activa en de passiva van de Vof worden doorgeschoven naar de bv, zodat de inkomstenbelastingclaim over de stille reserves en de goodwill wordt omgezet in een latente (onzichtbare) vennootschapsbelastingclaim en inkomstenbelastingclaim. De latende Vpb bedraagt een tarief van 20%. Verder mag de inbrenger ter afronding voor 5% van het gestorte kapitaal gecrediteerd worden met maximaal 25.000. De goodwill wordt hier niet geactiveerd, omdat daar niet over wordt afgerekend.
Hoofdstuk 7 Bv en Concern Dividenduitkering Dividenduitkeringen zijn niet aftrekbaar van de winst. Dit is omdat winst uitdelingen van de vennootschap aan de aandeelhouders zich afspeelt in de kapitaalsfeer, en niet in de winstsfeer. Dit betekent dat er eerst Vpb wordt geheven over de winst en dat daarna het resterende bedrag beschikbaar is voor dividenduitkeringen. Een onttrekking is een winstuitdeling en een storting is een inbreng van kapitaal. Samen maken stortingen en onttrekkingen geen deel uit van de totaal winst, maar ze zijn wel van invloed op het aanwezige vermogen. Eindvermogen Beginvermogen Vermogensmutatie Stortingen Onttrekkingen Winst
(-/-) (-/-) +
Dividendbelasting bedraagt 15%. De bv is verplicht deze in te houden en draagt deze af aan de fiscus. De bv fungeert dan als inhoudingsplichtige. De dividendbelasting is dus een voorheffing. Het dividend dat je dan krijgt als aandeelhouder, wordt dan belast in de IB box 2 tegen 25%. Stel nu dat de bv geen winst uitkeert, maar na een aantal jaar besluit zijn aandelen te verkopen. De daarbij gerealiseerde winst (vervreemdingswinst) is dan eveneens als inkomen uit Ab belast tegen een tarief van 25%. Het maakt voor de omvang van de verschuldigde IB niet uit of winst wel of niet wordt uitgekeerd. In de aangifte moet je het brute dividend aangeven. Daarnaast mag je de reeds betaalde dividendbelasting verrekenen met de verschuldigde IB over het bruto dividend. Vermomde dividenduitkeringen Onttrekking - Winstuitdeling - Het terugbetalen van het op aandelen gestorte kapitaal Formele dividenduitkering is een winstuitdeling. Bij een verkapte dividenduitkering vindt er echter geen formele dividenduitkering plaats, terwijl de aandeelhouder wel doelbewust wordt bevoordeeld door de bv in zijn hoedanigheid van aandeelhouder. Materieel gezien wordt dan dividend uitgekeerd ook al wordt dit niet formeel zo benoemd door de bv. Een verkapt dividend kan ook schuilgaan in transacties. Van elke uitgave moet het motief worden vastgesteld. Is de uitgave gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming of vanwege de aandeelhoudersrelatie? Over formeel en verkapte dividenden is zowel dividendbelasting als IB verschuldigd. Beide moeten ook worden aangegeven bij de Belastingdienst. Relatie salaris, dividenduitkeringen en effectieve belastingdruk Salaris van directeur/aandeelhouder wordt door algemene vergadering van aandeelhouders vastgesteld. Ook besluiten over dividenduitkeringen worden hier genomen. De belastingdruk wordt bepaald door 1 factor: de hoogte v/h salaris v/d dga in relatie tot de winst die door de bv voor toekenning van het salaris wordt gemaakt. Voor de hoogte van de totale belastingdruk, bij een gelijkblijvende arbeidsbeloning, maakt het niks uit of de winstreserve niet, geheel of gedeeltelijk als dividend wordt uitgekeerd.
Kapitaalstoringen De tegenhanger van onttrekkingen zijn formele en informele kapitaalstortingen door de aandeelhouder in de bv. Dus als de aandeelhouder risicodragend vermogen in het lichaam stort. Een formele kapitaalstorting doet zich voor bij een emissie of latere volstortingen van aandelen. Bij een informele kapitaalstorting wordt vermogen in de bv gebracht zonder dat storting op aandelen plaatsvindt. Kapitaalstortingen komen wel tot uitdrukking in de vermogensmutatie, maar resulteert niet in een verhoging van de winst van de vennootschap. Dit is omdat het zich afspeelt in de ‘kapitaalsfeer’ en niet in de ‘winstsfeer’. (net als winstuitdelingen).
7.7 Concernopbouw 1. De eenmanszaak. De belasting wordt geheven in box 1 en de winst wordt bepaald door GKG en vermogensetikettering. (+faciliteiten) 2. Vennootschap onder firma (vof). Hierbij drijft iedere vennoot zijn eigen onderneming. 3. Bv met ab-houder. De onderneming wordt gedreven door de bv en de bv wordt zelfstandig in de Vpb belast. De ab-houder is aandeelhouder en wordt in box 2 belast. Stel nu dat de ab-houder zijn bedrijf wil verkopen. Dat noemen we de winst die hij hierop maakt vervreemdingswinst. Vervreemdingswinst wordt belast in box 2 (25%). 4. Holdingstructuur De bv met een bv als aandeelhouder. Beide bv’s zijn belast in de Vpb. Voor beide bv’s geldt het totaalwinst regime. Het voordeel hiervan is dat als de bv verkocht wordt, de winst naar de holding bv gaat en dit heeft dan weer geen fiscale gevolgen. Moeder
Dochter
BV A
BV B
Houdstermaatschappij
Werkmaatschappij Deelneming van BV A Materiële onderneming
De houdstermaatschappij doet niets anders dan de aandelen van de dochtermaatschappij houden. Maar hoe zit het dan met de verwervingskosten, de aankoopkosten? Verwervingskosten van een deelneming komen niet gelijk in aftrek, maar ze verhogen de kostprijs van de deelneming. De Vpb gaat uit van de zelfstandige belastingplicht van lichamen. Dus de Bv’s moeten ook zelfstandig in de Vpb worden betrokken. De dochtermaatschappij betaalt belasting over de gehaalde winst en de houdstermaatschappij betaalt ook belasting over de winst, maar óók over de voordelen uit het aandelenbezit uit BV B. Nu ontstaat er dubbele belasting. De oplossing hiervoor is de deelnemingsvrijstelling. De deelnemingsvrijstelling stelt dat de winst alleen wordt belast op het niveau van de dochter bv, waar de winst dus echt wordt gemaakt. Deelnemingsvoordelen worden bij de moeder dus vrijgesteld. Voorwaarde deelnemingsvrijstelling Geen oogmerk belegging Deze deelnemingsvrijstelling geldt dus alleen voor Bv’s en Nv’s die meer dan 5% van het gestorte aandelenkapitaal van een ander lichaam in bezit hebben.
Let op!: AB-houder is voor natuurlijke personen (box 2) in de IB, deelnemingsvrijstellingen zijn voor rechtspersonen in de Vpb. Maar wat is er dan vrijgesteld voor de houdstermaatschappij? : Dividend uit dochtermaatschappij Vervreemdingswinst op de dochtermaatschappij. Stel dat de dochter bv verkocht wordt, dan wordt de winst die hierop gemaakt wordt (vervreemdingswinst) vrijgesteld voor de moeder. Maar als de moeder bv vervolgens weer uitkeert aan een natuurlijk persoon, is dit gewoon belast in box 2. Als dit niet gebeurt, blijft het onbelast. Vervreemdingsverliezen. Als BV A BV B met verlies verkoopt, zijn deze verliezen niet aftrekbaar. Financiering Voor het doen van investeringen kan een onderneming extra financiering aantrekken. Als de moeder bv haar eigen vermogen ter beschikking stelt aan de dochter bv, is er sprake van een kapitaalverschaffing. De moeder bv krijgt dan een vergoeding in de vorm van dividend en is afhankelijk van het behaalde resultaat van de dochter bv. Als de moeder bv vreemd vermogen (een lening) ter beschikking stelt aan de dochter bv, dan ontvangt de moeder bv hierover rente en dit is belast. Hetzelfde geldt voor de dochter bv waarvoor deze rente natuurlijk aftrekbaar is. De vergoeding voor de moeder bv is hier niet afhankelijk van het behaalde resultaat van de dochter bv. In een situatie waarbij het met de dochter minder goed gaat, zal de moeder bv eerder geneigd zijn geld uit te lenen. Als ze dan verlies draaien is het alsnog aftrekbaar. In sommige gevallen wordt het juridisch gepresenteerd als vreemd vermogen, maar wordt het fiscaal behandeld als eigen vermogen. De gevallen waarin wordt overgegaan tot herkwalificatie zijn: Schijnlening Bodemloze-put lening: Er is sprake van een bodemloze-put financiering, als voor de geldverschaffer duidelijk is dat hij een deel van de vergoeding niet terug krijgt. Deelnemerschapslening Onzakelijke lening?? Een onzakelijke lening is een geldverstrekking (vreemd vermogen) tussen gekoppelde partijen waarbij geen zakelijk rentepercentage is vast te stellen voor het debiteurenrisico dat wordt gelopen, zonder het karakter van de vermogenverschaffing aan te tasten. Een belangrijk gevolg van een onzakelijke lening is dat een afwaardering later niet aftrekbaar is. 5. Fiscale eenheid Je maakt van twee bv’s één bv. Juridisch blijven het dan wel twee bv’s, maar fiscaal gezien één. Het concern wordt dus als één geheel gezien voor de Vpb. Als je een fiscale eenheid wil, moet je hierom verzoeken (Deelnemingen gaan vanzelf). Voorwaarden fiscale eenheid De moeder wel ≥95% van de aandelen van de dochtermaatschappij bezitten Hetzelfde boekjaar hanteren De dochter moet in Nederland liggen Dezelfde winstberekening (Lifo & Fifo) De aandelen in een dochter mogen niet als voorraad worden beschouwd. Voordelen Resultaten salderen. (winsten samenvoegen)
Je hoeft maar een keer aangifte Vpb te doen. Herstructurering (?)
Nadeel Complexe verliesrekening. (voorvoegingsverliezen mag je alleen compenseren met de winst die je daarna behaald). Dit maakt het complex.
Hoofdstuk 9 Internationaal belastingrecht 9.1 oorzaak van internationaal dubbele heffing Stel dat je woont in het ene land, en werkt in het andere land. Dan bestaat er het gevaar dat je dubbele belasting gaat betalen. Internationaal zijn er drie beginselen aanvaard: 1. Het woonplaatsbeginsel (voor lichamen het vestigingsplaatsbeginsel). Ongeacht waar het inkomen vandaan komt, het ‘wereldinkomen’ wordt belast in het land waar je woont. Hier spreken we van onbeperkt belastingplicht. Een binnenlandsbelastingplichtige heeft dus onbeperkt belastingplicht. Een buitenlandsbelastingplichtige is dus iemand die niet in NL woont, maar wel inkomen heeft uit NL. Relevante factoren: o Woning o Verblijfplaats gezin, familie en vrienden (sociale omgeving) o Baan o Bankrekening o Guus Hiddink 2. Het bronstaatbeginsel (situsbeginsel) 3. Het nationaliteitsbeginsel. Waar de desbetreffende persoon werkt of woont, is hier niet relevant. Een staat die dit beginsel hanteert, heft belasting over het inkomen van iedereen met de nationaliteit van die staat. (VS) Bij het woonplaats- en het nationaliteitsbeginsel is er sprake van een subjectieve band. D.w.z. de band van de persoon met de staat is doorslaggevend voor de heffingsbevoegdheid. Bij het bronstaatbeginsel is er echter sprake van een objectieve band. Want dit is een zakelijk heffingsbeginsel. Verder is internationaal gezien de woonstaat volledig heffingsbevoegd en de bronstaat beperkt heffingsbevoegd.
9.2 Mag NL heffen over buitenlands inkomen? Is de bv in Nederland gevestigd? -> binnenlands belastingplichtig -> over de wereldwinst moet vennootschapsbelasting worden betaald. (onbeperkt belastingplicht) Is de bv niet in NL gevestigd? -> buitenlands belastingplichtige. -> (beperkt belastingplicht.) Er is hier sprake van een objectieve band, deze band kan zijn: een vakantiehuis, een DB, een vermogen, aandelen of een bedrijf etc. Alleen die bronnen die in de NLse wetteksten worden genoemd, zijn belast.
9.3 Vestigingsplaats Waar is de onderneming gevestigd? Dit geldt alleen voor rechtspersonen. Het uitgangspunt is: 1. Waar vindt de feitelijke leiding plaats?
o Waar is de ava? o Waar vindt de boekhouding plaats? o Plaats kantoor o Etc. 2. Fictie in de vennootschap: elke onderneming die volgens NLs recht is opgericht wordt geacht in Nl te zijn gevestigd. Als door deze twee beginselen een dubbele vestigingsplaats ontstaat; een vestigingsplaats op grond van feitelijke omstandigheden in een anders land en een op grond van fictie in de Vpb in Nl, geeft het criterium van de feitelijke leiding geeft de doorslag. Dan moet er wel sprake zijn van een belasting verdrag tussen die twee landen, zo niet dan wordt de belasting wel dubbel geheven.
9.4 Mag België heffen van de in Nederland gevestigde bv? In België moet een in het buitenland gevestigde bv toch in België belasting betalen, indien zij in België inkomen geniet. Dit is als in België winst wordt behaald mbv “vaste inrichting”. De vi is dan een bron in België waaruit inkomen wordt gegenereerd. Deze heffing is dus gebaseerd op het bronstaatbeginsel.
9.5 Vaste Inrichting Als een onderneming die in NL gevestigd is een deel van de activiteiten in het buitenland uitoefend, wordt de winst die in het buitenland wordt gemaakt aan NL toegerekend. Maar dit is niet zo bij een vaste inrichting. De vaste inrichting is geen rechtspersoon, maar bijvoorbeeld een winkel. Het is iets materieels. Een specifiek ingerichte fysieke constructie die duurzaam aan belastingplichtige ter beschikking staat. Er geldt dat als er bij een v.i. winst wordt gemaakt, dat deze winst belast wordt daar waar de v.i. gevestigd is. Maar hoe bereken je de winst van een v.i.? Indirecte methode: verdeelsleutel (omzet/opp) Directe methode: Er wordt gedaan alsof de v.i. in het andere land een zelfstandig bedrijf is, alsof het een derden is van de hele onderneming. Dus het onzelfstandige bedrijfsdeel wordt fiscaal (fictief) gezien als een willekeurige marktpartij. (derde) Maar wanneer is er nu sprake van een vaste inrichting of een deelneming? Als een Nederlandse BV, een bv b opricht in België, is het gewoon in Nederland belast en wordt de deelnemersvrijstelling toegepast. Maar als nu een Nederlandse BV een BV BA (Belgische entiteit, naar Belgisch recht opgericht) opricht, is het belast in België. Hier is dus ook de deelnemersvrijstelling van toepassing op buitenlandse dividenden in NL.
Verlies De staat van NL is op dit punt heel vrijgevig. Want voor een positief resultaat uit v.i. wordt een vrijstelling verleend, terwijl een negatief resultaat ten laste van de in NL te balasten winsten mag worden gebracht. Inhaalregeling Het verlies uit het buitenland komt in eerste instantie in mindering op de overige inkomsten van de bv. Vervolgens “onthoudt’’ NL dat dit verlies hier is genomen. Wanneer in het volgende jaar het inkomen uit de vi wel positief is, wordt op deze winst eerst het verlies uit het vorige jaar in mindering gebracht. Pas daarna wordt de vrijstelling berekend.
9.6 Huur in Nederland en België Stel dat je in NL woont en hier een bv hebt, en een privé-pand in Brugge verhuurt aan de bv. Omdat je woonachtig bent in Nederland, ben je een binnenlands belastingplichtige. In principe wordt je dan belast over je wereldinkomen. Hiertoe behoren dus ook de huuropbrengsten uit Brugge. In normale situaties zou dit gewoon belast zijn in box 3. Hier maakt het niet uit wat de werkelijke opbrengst is. Belast is het forfaitair rendement van 4% over de waarde en daar komt een tarief overheen van 30%. Maar het is geen ‘normale’ situatie. Omdat je vermogen ter beschikking stelt aan een bv waar je zelf aanmerkelijk belang bij hebt. Dus de opbrengsten van het pand zijn belast in box 1 als resultaat uit een werkzaamheid. Niet alleen de werkelijke huuropbrengst is belast, maar ook de vermogenswinsten. Uiteraard zijn kosten en vermogensverliezen aftrekbaar. (zie 6.3)
9.7 Voorkomen van dubbele belasting 1. Belastingverdragen. Hieraan doen ongeveer 100 landen aan mee. Dit zijn afspraken tussen twee landen met als doel het voorkomen van geen/dubbele belasting. In dit verdrag worden de heffingsbevoegdheden verdeeld. (Fisio T uit België FOR) 2. Eenzijdige regeling – BVDB (besluit ter voorkoming van dubbele belasting) Stel dat er tussen NL en een ander land geen belastingverdrag is. Is er dan gelijk dubbele heffing? Nee! Deze eenzijdige regeling geldt alleen als er aan de volgende eisen is voldaan: Er is op geen andere manier dubbele belasting voorkomen Het gaat om bepaalde met naam en toenaam genoemde belastingen en inkomsten. De BVDB ziet niet op dividendbelasting of omzetbelasting. Degene die een beroep willen doen op deze regeling zijn inwoners van NL. De inwoner moet in het buitenland daadwerkelijk aan belastingheffing onverworpen zijn. 3. Door de buitenlandse belasting als kostenpost ten laste van de winst te brengen.
9.8 Methoden ter voorkoming van dubbele belasting De Vrijstellingsmethode Het buitenlands inkomen laat je buiten de betekenis. Dit betekent niet dat gewoon zo maar alle buitenlandse inkomens worden afgetrokken van het wereldinkomen. NL hanteert namelijk een methode waarin rekening wordt gehouden met het progressieve tarief. De objectvrijstelling De verrekeningsmethode Je betaalt over je wereldinkomen belasting en daar trek je de buitenlandse betaalde belasting vanaf. Deze aftrek is wel beperkt tot wat je in NL had moeten betalen. 9.9 Doorlezen!!
Aanvullende literatuur: De fiscale behandeling van de eigen woning De eigen woning zit in box 1 en het heeft een bestedingsaspect en een beleggingsaspect. Bestedingsaspect: Je koopt een eigen woning. (bestedingen zijn normaliter niet belast met de IB) Beleggingsaspect: Je belegt in je eigen woning, je verhuurt je eigen woning aan jezelf. Dat doen we in de vorm van het eigenwoningforfait, een bijtelling bij je inkomen. De eigen woning is een bron van inkomen: De kosten die je maakt ter verwerving van de bron is aftrekbaar.
Hypotheekrenteaftrek
Het hypotheekregime staat sterk onder druk. Het is namelijk een soort van ‘subsidie’ voor de hogere inkomensgroepen. Het drukt op de rijksbegroting. (rentestijging -> aftrekbare bedrag gaat omhoog -> overheid moet nog meer betalen) Het is in veel andere Europese landen ook afgeschaft. Het drijft de huizenprijzen omhoog Aflossen is niet verstandig Moet de eigen woning niet gewoon naar box 3? Het namelijk geen arbeidsinkomen maar een bezitting, en bezittingen horen in box 3. Stel dat de overheid hiervoor zou kiezen, dan is de rente dus niet meer aftrekbaar. Maar dan moet je bestaande leningen wel respecteren. (bestaande hypotheken). Of moeten we het misschien helemaal defiscaliseren? Want de eigen woning is helemaal geen inkomen. Het is puur een besteding van inkomen. Het is dus ook geen belegging zou je zeggen. Maar in box 3 hoort het dus eigenlijk ook niet, want de EW is geen koopkrachtvermeerdering en geeft eigenlijk ook geen extra draagkracht. Want stel je verkoopt je eigen woning en je maakt winst, dan is dat onbelast in box 3. Commissie Dijkhuizen Fiscale subsidies moeten worden vermindert, want dit zorgt voor een prijsstijging van de huizen. Hoge loan-to-value ratio: de eigenwoning schuld is hoger dan de eigenwoning waarde. Aflossen: pensioen in natura. 60% van de hypotheken is aflossingsvrij -> alleen maar periodieke rentebetalingen + aflossing aan het einde.
De eigen woning Een woning is een eigenwoning als Het een hoofdverblijf is (staat vaak ter discussie -> Guus Hiddink) De belastingplichtige of zijn partner het eigendomsrecht heeft (een huurhuis is dus geen eigenwoning) Maar wat is nu aftrekbaar? De rente behorend tot de eigenwoning schuld. Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoning schuld. Bijvoorbeeld advieskosten, notaris etc. Per 1 januari 2013: lening moet je max in annuïteit in 360 maanden (=30 jaar) aflossen. Elke maand betaal je hetzelfde bedrag. Dit bedrag is een combinatie van 1. de aflossing/ schuld, en 2. de rente. (aflossing: hoog -> laag. rente: laag -> hoog) De eigenwoning schuld 1. Aangegaan in verband met een eigenwoning. Je moet wel kunnen laten zien dat de kosten die je hebt gemaakt met de eigen woning te maken hebben -> Bonnetje bewaren! 2. Contractuele verplichting tot het gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden volledig aflossen. 3. Aan de verplichting tot aflossing wordt voldaan (aflossingseis)
Restschuldfaciliteit (anders dan literatuur!) De rente over restschulden zijn 10 jaar lang aftrekbaar als je je huis verkoopt tussen oktober 2012 en december 2017. (geen aflossingseis) De Bijleenregeling (2003) Waarom is deze regeling ingevoerd? Stel je de volgende situatie voor: Aankoop huis 2001: €200 Verkoop huis 2004: €240 Aankoop huis 2004: €250 Financiering met €250.000 en €40.000 op de bank! Deze Bijleenregeling is ingevoerd om te renteaftrek te beperken. Maar hoe werkt de regeling dan? Stel je verkoopt je huis en je maakt hier winst op. Als je deze winst investeert in een nieuwe woning, gaat deze winst naar de eigenwoning- reserve. Dus in de situatie van het voorbeeld hierboven heb je een vervreemdingssaldo eigenwoning: €40.000 en krijg je nu max nog maar van de bank €210.000 (acquisitie minus reserve). Vervreemdingssaldo: verkoopprijs – EWS Ondertussen bestaat deze regeling nog steeds, maar is het wel aangepast. Voorbeeld: A heeft een woning en een eigenwoning schuld van 200.000. In jaar 1 en 2 heeft A in totaal €20.000 op de EWS afgelost. Dus begin jaar 3 bedraagt deze schuld nog €180.000. A verkoopt de woning in jaar 3 voor €200.000. Het vervreemdingssaldo is dus €20.000. (=EWR) A koopt een nieuwe woning voor €300.000 en leent hiervoor €280.000. ! €180.000 nog 27 jaar, en €100.000 nog 30 jaar!!! Overgangsrecht?
Belasting ontwijking
Belastingheffing van vermogen Wat moet zwaarder worden belast. Belastingheffing van vermogen of belastingheffing (arbeids)inkomen. Belastingvlucht: Het effect van belastingtarieven. (Franse rijkenbelasting.
Het inkomen uit vermogen is een objectieve bron. Inkomsten uit bron belast Vermogensmutatie onbelast. Box 3 is in 2001 ingevoerd, omdat het reële stelsel van Wet IB 1964 te weinig voor de schatkist opleverde. Box 3 is een degressief tarief en het bedraagt is een inkomen uit sparen en beleggen, met een forfait van 4% en een tarief van 30%. De peildatum is nu 1 januari. (voorheen gemiddelde 1 jan en 31 dec.) Stel je hebt een vermogen van €100.00 en maakt in een jaar een rendement van €8.000. Die €8.000 is dan niet belast, maar de €100.000. Belasting= 100.000 * 4% * 30%. = €1.200.
Effectieve belastingdruk= €1200 / €8000 = 15% Effectieve belastingdruk = belasting / werkelijk rendement. Voor box 1 (winst & arbeid) geldt dat je over de jaargrens heen mag compenseren, dus verliezen mag je compenseren met andere jaren. Voor box 3 geldt dit echter niet. Je mag in box 3 niets aftrekken of verrekenen. Dit is in strijdt met het draagkrachtbeginsel. Dus even kort samengevat: Maak je winst in box 3 mag je belasting betalen. Maak je verlies, dan hoef je geen belasting te betalen, maar je krijgt ook niks terug! Dit is scheef. Staatsloterij- arrest Mevrouw won op 31 december 20 miljoen. Dit was nog in de tijd dat de peildatum het gemiddelde was van 1 jan en 31 dec. (nu: 1 jan). Ze moest hier natuurlijk gewoon belasting over betalen. = 0 + 20 / 2 = €10 miljoen. 10 * 4% * 30% = €120.000 belasting. Mevrouw was het hier natuurlijk niet mee eens en stapte naar de rechter. Oordeel Hoge Raad: Dit is het systeem, gewoon betalen! Belastingarbitrage mogelijkheden Bijvoorbeeld lening eigenwoning vs. box 3? Beleggingen in box 1, 2 of 3? TBS: Je hebt een bv, en als privé persoon verhuur je een privé pand aan je eigen bv. De huur van de bv zou je mogen aftrekken van je inkomsten en is in box 3 onbelast zou je denken. Maar nee, de wet zegt: tbs is box 1! Het is resultaat uit overige werkzaamheden. De vermogenswinstbelasting Deze sluit aan bij het draagkracht beginsel. Het belast de in werkelijkheid behaalde vermogenswinsten en laat de vermogensverliezen in aftrek toe. Want deze winsten en verliezen beïnvloeden nu eenmaal de werkelijke draagkracht van een belastingplichtige. Nadeel: Lock-in effect: mensen gaan hun winsten inhouden en verliezen naar voren halen. Dit is theoretisch een beter alternatief dan de VRH. Want het bezit de draagkracht gedachte en is ‘’eerlijker’’. Een variant is de vermogensaanwasbelasting. Je betaalt belasting over de waardestijging, ook al heb je die nog niet gerealiseerd (nadeel). Maar er is in ieder geval geen Lock-in effect.
Belastingheffing en oudedagsvoorziening De drie pijlers De overheid (AOW en ANW) Arbeid (pensioenen) Privé (Lijfrenten)
De overheid De AOW. Oftewel de Algemene OuderdomsWet. Dit is een basispensioen dat is ontwikkeld voor iedere inwoner van NL. de hoogte is gekoppeld aan het netto wettelijk minimumloon. Ter bekostiging van de AOW wordt over het inkomen van personen jonger dan 65 jaar in de eerste twee schijven, naast belastingen ook premies voor o.a. de AOW geheven. Deze bedraagt 2% per jaar, en om hiervoor in aanmerking te komen moet je inwoner van Nederland zijn. Het is een volksverzekering.
De ANW. Oftewel de Algemene nabestaandenwet.
Als iemand overlijdt, heeft dit vaak financiële gevolgen voor de partner en kinderen. Bijvoorbeeld als een vrouw afhankelijk is van alimentatie en haar ex-man overlijdt. De overheid wil dat nabestaanden verzekerd zijn van een basisinkomen. Daarom kunnen zij via de Algemene nabestaandenwet (Anw) in aanmerking komen voor een uitkering. De hoogte van de Anw-uitkering is afhankelijk van de soort uitkering en soms ook van uw inkomen. De uitkering is maximaal 70% van het nettominimumloon. Rechthebbenden: Kind jonger dan 18 jaar. Zwanger Geboren voor 01.01.1950
Pensioen: civiele recht Het doel van de tweede pijler is om samen met de eerste pijler, een redelijk inkomen te geven aan ouderen dat is gerelateerd aan het salaris dat gedurende het werkzame leven is genoten. In NL wordt daarbij als ‘redelijk inkomen’ gezien 70% van het gemiddeld verdiende salaris (middelloonsysteem). De driehoeksverhouding Tussen de werknemer en de werkgever is er een pensioenovereenkomst. Tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder is er een uitvoeringsovereenkomst. Tussen de werknemer en de pensioenuitvoerder is er een startbrief pensioenreglement. Pensioensystemen: 1. Defined Benefit (Uitkering centraal) a. Regeling gerelateerd diensttijd en loon b. Eindloonregeling c. Middelloonregeling. 2. Defined Contribution (Premie centraal) a. Beschikbaar premiesysteem Pensioenopbouw • Uitgangspunt: 70% van inkomen (18a LB) 35 jaar 2 % opbouw per jaar (eindloonregeling) 2.25% opbouw per jaar (middelloonregeling) Genoten beloning Rekening houden met AOW Absoluut maximum = 100% Cijfervoorbeeld Middelloonregeling De werknemer treedt in dienst op 35 jarige leeftijd. En heeft een salaris van €30.000. (AOW-franchise €14.000). De pensioenleeftijd is 65 jaar. Dienstjaren * opbouwpercentage * pensioengrondslag = 30 * 2.25% * €16.000 = €10.800 Op 45 jarige leeftijd is het salaris €40.000 20 * 2.25% * €10.000 = €4.500 Op 55 jarige leeftijd is het salaris €50.000 10 * 2.25% * 10.000 = €2.250 Totaal ouderdomspensioen = 10800+4500+2250 = €17550 Cijfervoorbeeld eindloonregeling
De werknemer treedt in dienst op 35 jarige leeftijd. Met een salaris van €30.000 (AOW-franchise €14.000). pensioenleeftijd is 65 jaar. Dienstjaren * opbouwpercentage * pensioengrondslag = 30 * 2% * €16.000 = €9.600 Op 45 jarige leeftijd salaris €40.000 (AOW – franchise = 14.000) 30 * 2% * 26.000 = 15600 Op 55 jarige leeftijd salaris = 50.000 30 * 2% * 36.000 = 21600 Totaal ouderdomspensioen = €21.600