BIJLAGEN
VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Overzicht van de bijlagen BIJLAGE 1
Veelgestelde vragen: antwoord aan ouders, jongeren, leerkrachten en schooldirecties
BIJLAGE 2
Antwoorden op standpunten van de vzw Vaccinatieschade
BIJLAGE 3
Brieven aan ouders: Informatie- en toestemmingsbrief polio-difterie-tetanus-kinkhoest Informatie- en toestemmingsbrief mazelen-bof-rubella Informatie- en toestemmingsbrief hepatitis B Informatie- en toestemmingsbrief difterie-tetanus-pertussis Brieven: Vandaag werd uw kind ingeënt tegen... Brief om vaccinatiegegevens op te vragen Brief voor inhaalvaccinatie
BIJLAGE 4
Technische fiches van de HGR: vaccinatie van het kind en de adolescent Basisvaccinatieschema Vaccinatie tegen poliomyelitis (2002) Vaccinatie tegen difterie, tetanus en kinkhoest (2002) Vaccinatie tegen difterie (2006) Vaccinatie tegen tetanus (2006) Vaccinatie tegen kinkhoest (2003) Vaccinatie tegen Haemophilus influenzae type b (2002) Vaccinatie tegen hepatitis A (2002) Vaccinatie tegen hepatitis B (2002) Vaccinatie tegen Meningokok C (2005) Vaccinatie tegen mazelen, bof en rubella (2002) Vaccinatieschema voor het geconjugeerde vaccin tegen pneumokokken (Pn7V) (2006) Aanbevelingen betreffende het gebruik van het vaccin tegen varicella in België (2005) Inhaalvaccinatie 1 (2006) Inhaalvaccinatie 2 (2006) Inhaalvaccinatie 3 (2006) Gecombineerde vaccinaties (2002)
BIJLAGE 5
Ministerieel besluit tot bepaling van het vaccinatieschema ten behoeve van de Centra voor Leerlingenbegeleiding. 15 maart 2004
Standaard Vaccinaties VWVJ januari 2009
BIJLAGE 6
Basisvaccinatieschema in het buitenland
BIJLAGE 7
Aanbevelingen voor preventie en aanpak van ernstige anafylaxie bij vaccinatie van kinderen volgens het aanbevolen vaccinatieschema
BIJLAGE 8
Wettelijk te melden infectieziekten
BIJLAGE 9
Nuttige adressen
BIJLAGE 10 Omzendbrief: ‘Vaccinnet en vaccinbestellingen voor de CLB’s – schooljaar 20052006’. 24 augustus 2005.
Standaard Vaccinaties VWVJ augustus 2006
Hoe werken vaccins eigenlijk? Wat betekent vaccineren? We leven in een wereld omringd door micro-organismen: virussen, bacteriën, schimmels en parasieten. De meeste van deze micro-organismen zijn onschuldig, andere zijn agressiever en kunnen ons ziek maken. Ons afweersysteem bestaat uit een grote variëteit aan cellen en moleculen die samenwerken in een zeer dynamisch en complex netwerk: het immuunsysteem. Dit immuunsysteem kan een oneindig aantal indringers herkennen en elimineren. Als men voor de eerste keer met een ziektekiem besmet wordt, duurt het enige tijd (van uren tot dagen) voor ons afweersysteem volledig op gang is gekomen. Daardoor krijgt de kiem de tijd om zich te vermenigvuldigen en kan men ziek worden. Ondertussen maakt ons lichaam wel antistoffen aan, zodat we bij een volgende contact met dezelfde ziektekiem deze sneller kunnen herkennen en proberen uitschakelen. We worden dan niet ziek bij een tweede contact. Bij vaccinatie maakt men gebruik van dit natuurlijk principe. Vaccins bevatten stukjes van specifieke ziektekiemen die het lichaam kan herkennen (antigenen) zonder dat ze de ziekte zelf kunnen veroorzaken. Zo bevat vb. het mazelen-bof-rubellavaccin verzwakte levende virussen, men noemt het een levend vaccin. Daarentegen bevat vb. het griepvaccin onderdelen van de dode griepvirussen en voor het hepatitis B vaccin worden stukjes van het hepatitis B virus gebruikt. Beide zijn voorbeelden van gedode vaccins. Wanneer een vaccin wordt toegediend, zal het lichaam antistoffen aanmaken tegen de overeenkomstige ziekteverwekker zonder dat men de ziekte hoeft door te maken. Wie gevaccineerd is tegen een bepaalde infectie en nadien met de ziekteverwekker in contact komt, zal de ziekte niet of slechts in een milde vorm doormaken, omdat de verworven afweer door vaccinatie de ziektekiem herkent en kan uitschakelen. Spijtig genoeg slaat het vaccin niet bij iedereen aan en bestaat er een kleine kans dat iemand die gevaccineerd is toch de ziekte kan doormaken.
Bijlage 1 1/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Is vaccineren onnatuurlijk? Bij vaccinatie maakt men gebruik van de natuurlijke afweer van het lichaam tegenover ziektekiemen (het immuunsysteem). Het afweersysteem reageert op dezelfde manier op de entstof als op de natuurlijke ziektekiem, met dit verschil dat een vaccinatie de ziekte zelf niet veroorzaakt. Het enige wat men ‘onnatuurlijk’ zou kunnen noemen, is het tijdstip waarop een vaccinatie wordt uitgevoerd. Men wacht niet tot het lichaam toevallig met de kiem in contact komt. Men kiest voor contact op het meest gunstige moment.
Raakt het afweersysteem uitgeput door de vele vaccinaties? Reeds voor de geboorte is het afweersysteem in staat om op schadelijke stoffen te reageren met de opbouw van afweer. Na de geboorte is het immuunsysteem dagelijks in de weer, een mensenleven lang. Het aantal schadelijke stoffen waarop het afweersysteem in een mensenleven reageert, is dan ook ontelbaar. Op gelijk welk ogenblik kan het lichaam tot 100 miljoen verschillende soorten antistoffen produceren. Vaccinatie betekent dus maar een minieme belasting voor ons immuunsysteem, zelfs indien verschillende ziekteverwekkers in één vaccin gecombineerd worden. Tegen welke ziekten worden kinderen ingeënt? De overheid heeft op advies van de Hoge Gezondheidsraad, een basisvaccinatieschema opgesteld. Dit basisvaccinatieschema bevat de aanbevolen inentingen om bij zuigelingen, kinderen en jongeren een goede basisimmuniteit op te wekken. Het basisvaccinatieschema vermeldt ook de leeftijd (het meest gunstige moment) waarop deze inentingen bij voorkeur worden toegediend. In Vlaanderen heeft men voor de inentingen van de schoolgaande jongeren niet gekozen voor de leeftijd, wel voor studiejaren: het eerste en het vijfde leerjaar van het lager onderwijs en het eerste en derde jaar van het secundair onderwijs. Dit stemt overeen met de studiejaren waarop de leerlingen een preventief medisch onderzoek aangeboden krijgen.
Bijlage 1 2/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Waarom inenten tegen poliomyelitis? Poliomyelitis of kinderverlamming wordt veroorzaakt door het poliovirus, dat via de mond en het maagdarmkanaal het lichaam binnendringt. Polio kan zonder ernstige verschijnselen verlopen, maar bij 1% van de besmette personen treden blijvende spierverlammingen op tengevolge van een ontsteking van het ruggenmerg. België kende in 1951,’55 en ’56 drie besmettingsgolven met telkens ongeveer 1000 personen met een spierverlamming. Sinds 1958 werd massaal ingeënt met een duidelijke vermindering van het aantal infecties tot gevolg. Dankzij de vaccinatie is polio in ons land uitgeroeid. In 2002 werd de Europese regio door de WGO (wereldgezondheidsorganisatie) poliovrij verklaard. De inenting blijft wel noodzakelijk omdat polio in andere landen nog niet volledig is uitgeroeid en poliovirussen uit het buitenland kunnen ingevoerd worden. De vaccinatie tegen polio is de enige die in België wettelijk verplicht is in het kader van het basisvaccinatieschema.
Bijlage 1 3/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Waarom inenten tegen difterie? Difterie of kroep is een bacteriële infectie van de keel en de bovenste luchtwegen, die via hoesten van mens tot mens wordt overgebracht. De keel is vaak sterk gezwollen en rood en op de slijmvliezen van de keel kan een grauwwit beslag voorkomen. Door deze ontsteking en deze zwelling wordt de ademhaling sterk bemoeilijkt wat tot verstikking kan leiden. De difteriebacterie produceert daarnaast ook een toxine (=gif) dat zich over gans het lichaam kan verspreiden en dat zo de hartspier en het zenuwstelsel kan aantasten. Onbehandeld verloopt deze ziekte vaak dodelijk. Tussen 1950 en 1959 noteerde men in België 7412 gevallen van difterie waarvan 370 dodelijke. Tussen 1980 en 1989 was dat aantal dank zij de vaccinatiecampagne teruggevallen tot 3 gevallen. Ten gevolge van onzorgvuldige vaccinatie kregen de landen van de voormalige Sovjetunie in 1990 te maken met een difterie-epidemie. Men telde meer dan 6000 gevallen in Rusland en Oekraïne. Deze epidemie heeft het belang van de vaccinatie nogmaals bevestigd. Na het uitvoeren van de basisinentingen op kinderleeftijd, zijn herhalingsinentingen om de 10 jaar nodig om de bescherming te behouden.
Waarom inenten tegen tetanus? Tetanus of klem wordt veroorzaakt door een bacterie, die normaal voorkomt in de darmen van paarden en andere planteneters zonder dat ze deze dieren hindert. De bacterie plant zich voort door de vorming van sporen, die zich via de uitwerpselen van deze dieren in de omgeving kunnen verspreiden. De tetanusbacil en zijn “sporen” zijn aanwezig in alle bodemsoorten (ook in het stof van steden), maar vooral bodems die met natuurmest zijn besmet. Deze sporen zijn zeer weerstandig; ze kunnen jaren overleven. De mens wordt vooral besmet door sporen die in een wonde binnendringen. De tetanusbacterie kan zich alleen voortplanten in een omgeving waar weinig of geen zuurstof aanwezig. Bij de mens doen deze omstandigheden zich voor in diepe of vuile wonden. De bacterie scheidt daar een gif (toxine) af dat zich via de bloedbaan en via de zenuwen verspreidt en vooral het zenuwstelsel en het ruggenmerg aantast. De aandoening uit zich door spierkrampen, gewoonlijk eerst in het gelaat. Meestal breidt de krampaanval zich over alle spieren uit, waarbij de ademhaling kan blokkeren. Tetanus is zeer pijnlijk en vaak dodelijk.
Bijlage 1 4/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Inenting tegen tetanus is de enige maatregel die kan geno men worden om de ziekte te voorkomen. Dankzij veralgemeende inenting bij kinderen en goede wondverzorging is tetanus in ons land een zeldzaamheid geworden. Na het uitvoeren van de basisinentingen op kinderleeftijd, zijn herhalingsinentingen om de 10 jaar nodig om de bescherming te behouden.
Waarom inenten tegen kinkhoest? Kinkhoest is een ernstige, zeer besmettelijke infectie van de bovenste luchtwegen, veroorzaakt door een bacterie. Door hoesten en niezen wordt deze van de ene mens op de andere overgebracht. De ziekte begint als een gewone verkoudheid of griep met hoest, een loopneus en soms wat koorts. In deze periode is kinkhoest het meest besmettelijk. Daarna begint een periode met typische hoestbuien waarbij taai slijm wordt opgehoest. De hoestbuien kunnen weken tot maanden aanhouden. Door het langdurig en geforceerd hoesten kunnen de longen blijvende schade oplopen. Tegenover een groot aantal infectieziekten is de pasgeboren baby gedurende enkele maanden beschermd door de antistoffen van zijn moeder. Bij kinkhoest bieden de antistoffen van de moeder weinig bescherming tegen een infectie door de kinkhoest bacterie. Des te jonger het kind, des te ernstiger de verwikkelingen met mogelijke blijvende hersenschade. Vooral prematuur geboren kinderen lopen extra risico. Om kinderen zo vroeg mogelijk te beschermen start men de vaccinatie op de leeftijd van 2 maanden. De veralgemeende vaccinatie tegen kinkhoest, gestart in 1960, heeft ervoor gezorgd dat het aantal ziektegevallen sterk is gedaald. Om echter een goede bescherming te behouden zal het nodig zijn de inenting op oudere leeftijd te herhalen. Deze herhaling is voorlopig nog niet opgenomen in ons basisvaccinatieschema omdat er nog onvoldoende gegevens bekend zijn over de beschermingsduur van het kinkhoestvaccin dat bij adolescenten of op volwassen leeftijd kan gebruikt worden.
Waarom inenten tegen Haemophilus influenzae type b-ziekten? Er bestaan verscheidene types van Haemophilus influenzae-bacteriën: afhankelijk van het bacteriële kapsel spreekt men van de types a tot f. Het type b is de belangrijkste verwekker van ernstige infecties, o.m. van de keel, longen, hart, hersenvliezen, beenderen en gewrichten. Voor de start van de systematische Hib-vaccinatie was Hib de belangrijkste verwekker van bacteriële meningitis (hersenvliesontsteking) bij kinderen jonger dan 5 jaar. Van de 100 Bijlage 1 5/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
kinderen, die Hib-meningitis krijgen, overlijden er gemiddeld 3 á 5 kinderen. Ondanks de best mogelijke behandeling zijn er in ongeveer 20% van de besmettingen ernstige en blijvende gevolgen. Matig tot ernstig gehoorverlies komt het meest voor, gevolgd door leermoeilijkheden, vertraagde spraakontwikkeling, mentale achterstand, motorische handicap en epilepsie. De bacterie wordt door hoesten en niezen van de ene persoon op de andere overgedragen. Na de besmetting wordt slechts een gedeelte van de kinderen ziek. De overigen hebben geen symptomen maar kunnen wel andere kinderen besmetten. De vaccinatie met Hib-vaccin biedt een zeer goede bescherming tegen de ernstige Hibziekten. Sinds de invoering van de veralgemeende vaccinatie is de incidentie van Hibmeningitis sterk gedaald. In Vlaanderen werden in 2004 slechts 6 gevallen van Hibmeningitis gemeld. Dit vaccin maakt tegenwoordig deel uit van het gecombineerd hexavalent vaccin tegen poliodifterie-tetanus-pertussis- hepatitis B en Haemophilus influenzae type b.
Waarom inenten tegen hepatitis B? Hepatitis B is een ernstige infectie van de lever, veroorzaakt door het hepatitis B virus (HBV), dat via seksuele betrekkingen en via het bloed van de ene mens op de andere kan worden overgedragen. Hepatitis B is zeer besmettelijk via kleine wondjes, krabletsels, beten, scheergerief, tandenborstels…… In ons land zijn onveilige seksuele contacten een belangrijke oorzaak van hepatitis B besmetting bij adolescenten en jong volwassenen. Bloedtransfusies houden in België geen risico in voor besmetting, omdat alle bloeddonoren op hepatitis B worden getest. Besmette moeders lopen een grote kans om het virus tijdens de geboorte aan hun baby over te dragen. In de meeste gevallen zijn de eerste tekenen vrij atypisch. Het lijkt of men te maken heeft met een griepaanval: koorts, braken, spier of gewrichtspijn, vermoeidheid. Het kan zelfs gebeuren dat de besmetting helemaal onopgemerkt verloopt. Slechts in ongeveer één geval op drie ontwikkelt de patiënt geelzucht. Bij zowat 10% van de zieken wordt de hepatitis B infectie chronisch, wat betekent dat zij levenslang drager blijven van het virus, besmettelijk kunnen zijn en een chronische leverontsteking kunnen ontwikkelen. Pasgeborenen die via de moeder besmet worden, lopen tot 50% kans op het ontwikkelen van een chronische leverontsteking. Bijlage 1 6/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
De helft van de mensen met een chronische leverontsteking ontwikkelt na 10 jaar levercirrose (verschrompeling van de lever). Na nog eens 10 jaar ontwikkelt hiervan 1 op 10 leverkanker.
Op 1000 besmettingen ↓ 100 chronische hepatitis ↓ na 10 jaar: 50 levercirrose ↓ na 10 jaar: 5 leverkanker
De meest zekere en doeltreffende bescherming tegen hepatitis B is de inenting.
Waarom inenten tegen mazelen? Mazelen zijn een zeer besmettelijke infectie, veroorzaakt door het mazelenvirus. Het virus verspreidt zich via de lucht (hoesten, niezen). Doorgaans duurt het 1 tot 2 weken voor de eerste symptomen, zoals hoge koorts, hoestbuien, een lopende neus en ontstekingen van het oogvlies, optreden. Enkele dagen later ontstaat de kenmerkende huiduitslag, die zich van achter de oren snel over het gelaat en de rest van het lichaam verspreidt. Kinderen kunnen behoorlijk ziek zijn van mazelen, maar de ziekte is vooral gevreesd omwille van de verwikkelingen, zoals longontsteking en hersenbeschadiging. Verwikkelingen komen vooral voor bij zeer jonge of ondervoede kinderen of kinderen met een chronische aandoening. Vaccinatie is de enige mogelijkheid om tegen mazelen te beschermen. De laatste 10 jaar is in ons land dank zij vaccinatie het aantal gevallen van mazelen met ruim 90% afgenomen. Op de leeftijd van 12 maanden wordt een combinatievaccin toegediend met de vaccins tegen mazelen, bof en rode hond. De inenting wordt herhaald in het vijfde leerjaar (10-11 jaar).
Waarom inenten tegen bof? Bof (dikoor) wordt veroorzaakt door het bofvirus, dat zich verspreidt via hoesten en niezen. Het veroorzaakt een ontsteking van de (oor)speekselklier. Kenmerkend is een periode van 14
Bijlage 1 7/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
tot 21 dagen tussen de besmetting en het ontstaan van de ziekte. De ziekte uit zich door lichte tot hoge koorts, hoofdpijn, spierpijn, keelpijn, pijn bij het kauwen, zwelling van de kaak onder het oor. Bof geneest doorgaans spontaan na een tiental dagen, maar kan ook leiden tot verwikkelingen zoals hersen(vlies)ontsteking. Doofheid kan een blijvend restverschijnsel zijn. Een aantal gevallen van bof doet zich voor na de puberteit. Bij geslachtsrijpe mannen kan dit tot een ontsteking van de teelballen (orchitis) leiden met een mogelijke daling van de vruchtbaarheid en eventuele steriliteit tot gevolg. Ontsteking van de eierstokken, ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis), de schildklier, de grote gewrichten zijn meer zeldzame comp licaties. Vaccinatie is de enige mogelijkheid om tegen bof te beschermen. Op de leeftijd van 12 maanden wordt een combinatievaccin toegediend met de vaccins tegen mazelen, bof en rode hond. De inenting wordt herhaald in het vijfde leerjaar (10-11 jaar).
Waarom inenten tegen rubella? Rubella (rode hond) wordt veroorzaakt door een virus. De ziekte verloopt doorgaans niet ernstig bij kinderen: ze kunnen wat verkouden zijn, koorts vertonen, gezwollen klieren in de hals hebben en een typische bleekroze huiduitslag, eerst in het gezicht, later over gans het lichaam. Bij een zwangere vrouw kan het rubellavirus ernstige schade aanbrengen aan de vrucht. Hoe vroeger tijdens de zwangerschap de besmetting wordt opgelopen, des te groter het risico. Vaak leidt een rubella- infectie tijdens de zwangerschap tot spontane abortus of doodgeboorte. Indien de baby wel levend ter wereld komt, is er een grote kans op zeer ernstige afwijkingen aan het gehoor, de ogen en het hart. Ook een ernstige mentale handicap kan het gevolg zijn. Behandeling is niet mogelijk. Sinds de jaren ’70 worden in Vlaanderen alle meisjes aangespoord zich te laten vaccineren tegen rubella. Na het op de markt komen van het mazelen-bof-rubella-combinatievaccin werd dit aan alle kinderen (jongens en meisjes) aangeboden op de leeftijd van 12 maanden. De herhalingsinenting gebeurt op 10-11 jarige leeftijd (in het vijfde leerjaar).
Waarom inenten tegen meningokokken C? Meningokokken zijn bacteriën, die voorkomen in de keel en neusholte van veel mensen. Ze zijn via kleine druppels overdraagbaar van mens tot mens, vb. door niezen, hoesten, lachen…
Bijlage 1 8/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Ze kunnen maanden in neus en keelholte verblijven zonder de persoon ziek te maken. Slechts zelden dringen ze door de verdediging van het lichaam en veroorzaken ze hersenvliesontsteking en/of bloedvergiftiging. Deze infecties vergen een snelle diagnose en moeten onmiddellijk behandeld worden. Er bestaan verschillende (sero)groepen van meningokokkenbacteriën. In Vlaanderen komen vooral de groepen B en C voor. In 2001 werd ruim 50% van alle meningokokkeninfecties veroorzaakt door de C-meningokokken. In 2000 en 1999 was dit slechts ongeveer 30%. Sinds begin 2001 zijn er nieuwe en doeltreffende vaccins tegen de meningokokken C in België beschikbaar. Het meningokokken C- vaccin is sinds 2002 opgenomen in het basisvaccinatieschema voor Vlaanderen op de leeftijd van 12 maanden.
Is vaccineren nog nodig tegen een ziekte die in ons land niet meer voorkomt? Als er onvoldoende of helemaal niet meer wordt ingeënt, zullen ernstige infectieziekten, die al tientallen jaren in België niet of nauwelijks meer voorkomen onherroepelijk opnieuw opduiken. Er zijn helaas tal van voorbeelden in het buitenland waar dit is gebeurd. In GrootBrittannië, waar omwille van zogezegde nevenwerkingen de kinkhoestvaccinatie in de jaren zeventig een sterke terugval kende, heeft men een spectaculaire stijging gezien van het aantal kinkhoestinfecties. Vele daarvan waren dodelijk of hadden blijvende neurologische letsels tot gevolg. In 1992-1993 kreeg Nederland te maken met een polio-epidemie binnen de Bijbelgordel. Dit is een regio waar een streng gereformeerde gemeenschap woont, die op religieuze gronden vaccinaties weigert. In 1999 vond ook een epidemie van mazelen plaats onder de niet-gevaccineerden in de Bijbelgordel. In de voormalige Sovjet-Unie heeft de val van het communistisch regime geleid tot een desorganisatie van de gezondheidszorg. Te weinig kinderen ontvingen de vaccinatie tegen difterie. Als gevolg hiervan brak een belangrijke epidemie uit. Het is dus onjuist te denken dat er niet meer moet worden gevaccineerd als de ziekte in ons land niet meer voorkomt. Ziektekiemen kunnen vanuit het buitenland worden geïmporteerd. Alleen als een ziekte wereldwijd is uitgeroeid, is vaccinatie tegen die ziekte niet meer nodig. Tot nu toe is dit alleen gelukt met pokken. Een tweede reden om met vaccineren door te gaan is de bescherming van degene die (nog) niet kunnen worden ingeënt. Vele mensen laten zichzelf en hun kinderen vaccineren omwille van de persoonlijke bescherming die ze hierdoor bekomen. Het wonderlijke van vaccinatie is echter dat je door vaccinatie niet alleen jezelf beschermt, maar ook de mensen rondom jou. Wanneer voldoende personen zijn ingeënt, krijgt een ziektekiem nog weinig kans om Bijlage 1 9/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
overgedragen te wo rden van mens tot mens. Dit noemt men haardimmuniteit. Op die manier worden ook pasgeborenen, of degenen die wegens een bepaalde ziekte niet kunnen worden ingeënt, toch in zekere mate beschermd: zij worden beschermd doordat de mensen tussen wie ze leven, beschermd en immuun zijn. Haardimmuniteit veronderstelt solidariteit want als men de inentingen op grote schaal stopzet of vermindert dan wordt de haardimmuniteit afgebouwd. Hierdoor neemt de groep onbeschermde mensen toe, met verhoogde circulatie van de ziekteverwekker, die meer kans krijgt om zich te verspreiden. Door jezelf of je kind te laten vaccineren bescherm je niet alleen jezelf, je biedt ook onrechtstreeks bescherming aan anderen.
Kan een kind last hebben van een vaccinatie? Op de plaats van de inspuiting (dij of bovenarm) kan een lichte reactie optreden zoals roodheid en zwelling. Soms wordt de dij of de arm wat stijf. Uitzonderlijk kan men zich onwel voelen, hoofdpijn hebben of verminderde eetlust. Ook lichte koorts is mogelijk na vaccinatie. Deze reacties zijn volkomen normaal, ze treden meestal binnen de 24 uur op en zijn meestal binnen de één of twee dagen verdwenen. Na de inenting tegen mazelen-bof-rubella treden de reacties pas later op, tussen de 5de en 12de dag na de vaccinatie, soms verschijnt er ook een lichte huiduitslag. Koude kompressen op de plaats van de inenting kan de pijn of de zwelling mogelijk wat verminderen. Het aanbrengen van een ijsklontje op de inentingsplaats wordt afgeraden. In geval van koorts volstaat het gewoonlijk het kind voldoende te laten drinken en niet te warm te kleden. Wanneer hiermee de koorts niet kan onderdrukt worden, kan een enkelvoudig koortswerend middel op basis van paracetamol hulp bieden. Het is nodig de huisarts te raadplegen bij heftige reacties of als de koorts oploopt boven 39,5°C. Bij kleine kinderen bestaat bij hoogoplopende koorts risico op koortsstuipen.
Kunnen ernstige reacties voorkomen na vaccinatie? Ernstige reacties kunnen voorkomen na vaccinatie, maar ze zijn zeer zeldzaam. Het risico van complicaties is veel groter bij het doormaken van de ziekte. Bij de aanmaak en het gebruik van vaccins is men zeer streng. Een vaccin moet de hoogst mogelijke bescherming bieden met zo weinig mogelijk ongewenste effecten. Om de gevaren te beperken gelden er duidelijke richtlijnen in verband met de dosis, de toedieningsvorm, wie
Bijlage 1 10/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
in aanmerking komt voor de inenting en wie uitgesloten moet worden, enz. Gevaarlijke reacties op inentingen zijn daardoor erg zeldzaam. Het is van belang dat niet alle klachten, die na een inenting voorkomen, worden toegeschreven aan de inenting. Een kind kan (ernstig) ziek zijn t.g.v. een andere (infectie)ziekte. Daarom is het nodig bij ongewone of ernstige reacties of als men zich ongerust maakt, steeds de huisarts te raadplegen.
Kan een “ziek” kind worden ingeënt? Het al of niet inenten van een “ziek” kind hangt af van de ernst van het ziek zijn. Bij hoge koorts (>38,5°C) en /of slechte algemene toestand wordt de inenting uitgesteld. Kinderen met lichte koorts (<38,5°C), een lichte verkoudheid of matige diarree of onder antibioticatherapie mogen zonder bezwaar ingeënt worden. Voor kinderen met ernstige of chronische ziekten zoals mucoviscidose, AIDS, aandoeningen van het zenuwstelsel, bloedziekten, kwaadaardige gezwellen, zijn sommige vaccinaties sterk aan te bevelen, terwijl andere vaccinaties gevaarlijk kunnen zijn. Daarom is het nodig dat voor dergelijke kinderen de behandelende arts en de CLB-arts samen met de ouders afspreken welke vaccinaties door wie zullen gegeven worden.
Mag een kind ingeënt worden met het drievoudige mazelen-bof-rubella-vaccin indien het één van de drie infecties reeds doorgemaakt heeft? Het doormaken van één van de drie infecties vormt geen enkel bezwaar voor de inenting met het drievoudig vaccin. Het kind zal niet heftiger reageren of meer ongewenste reacties vertonen omdat het één van de infecties al doormaakte.
Mag een kind dat allergisch is voor een antibioticum ingeënt worden? Sommige vaccins bevatten restsporen van een antibioticum dat tijdens de productie van het vaccin wordt gebruikt. Het soort antibioticum dat gebruikt werd staat vermeld op de bijsluiter. De vaccins die opgenomen zijn in het basisvaccinatieschema kunnen het antibioticum neomycine, streptomycine en/of polymyxine B bevatten. De ouders vermelden best aan de arts aan welk soort antibioticum en in welke mate hun kind allergisch is.
Bijlage 1 11/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Mag een kind dat allergisch is aan kippeneiwit ingeënt worden? Van de vaccins die in het basisvaccinatieschema worden gebruikt bevat alleen het mazelenbof-rubella-vaccin sporen van kippeneiwit. Verschillende studies hebben aangetoond dat kinderen die allergisch zijn aan kippeneiwit zonder problemen kunnen ingeënt worden met het mazelen-bof-rubella vaccin. Voorzichtigheid is wel geboden bij kinderen die in het verleden hevige reacties (zwelling van de mond, oogleden en keel, kortademigheid, …) ondervonden hebben na het eten van eieren. Vaccins tegen griep en gele koorts, die niet tot het basisvaccinatieschema behoren, bevatten meer kippeneiwit. Hier is voorzichtigheid geboden voor alle kinderen die allergisch zijn aan eieren.
Mag een zwangere vrouw zich laten inenten? Bij voorkeur worden alle inentingen toegediend vóór de zwangerschap. Zo niet worden de inentingen uitgesteld tot na de zwangerschap, tenzij in gevallen waarin de vaccinatie noodzakelijk is om de zwangere vrouw te beschermen. De vaccins die levende, weliswaar steeds in afgezwakte vorm, virussen of bacteriën bevatten kunnen via de placenta de vrucht bereiken en mogelijk zo het vruchtje besmetten. Daarom worden deze vaccins niet toegediend tijdens de zwangerschap. De vaccins, die dode virussen of bacteriën bevatten kunnen in principe geen kwaad, maar om psychologische redenen worden ze best uitgesteld tot na de zwangerschap. Een uitzondering hierop is het griepvaccin, dat wordt aanbevolen voor elke zwangere die in het tweede of derde trimester van haar zwangerschap zal zijn in het griepseizoen.
Vaccinaties best in de dij- of bovenarmspier? Sommige vaccins moeten via de mond ingenomen worden. De meeste moeten echter ingespoten worden. In principe kunnen inentingen op verschillende plaatsen in het lichaam toegediend worden. In de praktijk beperkt men de inentingen tot die plaatsen waarvan bewezen is dat ze een maximale doeltreffendheid en veiligheid bieden. Voor een beperkt aantal vaccins wordt toediening onder de huid aanbevolen. Het merendeel van de vaccins moet in spierweefsel terecht komen. Spierweefsel is goed doorbloed. Wanneer een entstof in de spier ingespoten wordt, is er dus een onmiddellijk en groot contact met de afweercellen in het bloed. Dit zorgt voor een snelle mobilisatie van het afweersysteem zodat er voldoende antistoffen tegen de ziekte aangemaakt worden.
Bijlage 1 12/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Tot voor kort werden vaccins bij zuigelingen en jonge kinderen over het algemeen in de bilspier toegediend. De kans is echter reëel dat op die injectieplaats een deel van de entstof in vetweefsel in plaats van in spierweefsel terechtkomt. De inenting komt daardoor niet altijd tot volle ontplooiing zodat ook de bescherming niet optimaal is. Bij een inenting bestaat ook steeds een zekere kans dat men gevoelige of belangrijke weefsels aanprikt en beschadigt (vb. een zenuw, bloedvat of een gewrichtskapsel). Men kiest daarom plaatsen uit waar er weinig gevoelige of belangrijke weefselstructuren zijn. De kans op een goede vaccinatie is groter wanneer deze in de dijspier (bij kinderen jonger dan 1 jaar) of in de bovenarmspier (bij kinderen ouder dan 1 jaar) gegeven wordt.
Bijlage 1 13/13 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
BIJLAGE 2 Antwoorden op standpunten van de vzw Vaccinatieschade
VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
ANTWOORD OP STANDPUNTEN VAN DE VZW V ACCINATIESCHADE OP INITIATIEF VAN PROF. DR. P. VAN DAMME
Adviezen van het Europees forum voor vaccinatiebewaking http://www.vaccinedamage-prevention.org Postbus 533, 3600 Genk, België Becommentarieerd door een panel vaccinatie-experts, aan de hand van nationale en internationale gegevens, op 14 februari 2003. Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties, Vakgroep ESOC, Universiteit Antwerpen, Universiteitsplein 1, 2610 Wilrijk
Onze algemene principes en aanbevelingen voor vaccinatie bij kinderen • Willekeurige vaccinatie zou moeten vermeden worden. De noodzaak van elk vaccin zou moeten overwogen worden voor elk geval apart. Weeg de mogelijke schade die door het vaccin kan aangericht worden af tegen de mogelijke voordelen. Elk kind moet individueel bekeken worden. Omdat elk kind zo uniek is, is een weloverwogen nationaal vaccinatieprogramma zo belangrijk. Hierbij gaat het er niet om elk kind individueel te beschermen, maar veeleer een hele generatie kinderen te beschermen tegen zich nog verspreidende infectieziekten. Schade door een infectieziekte is immers onmogelijk te voorspellen: een perfect gezond kind kan op korte tijd aan een meningokokkeninfectie overlijden. In 1999 stierven in Nederland 3 kinderen aan mazelen en werden 45 mensen in het ziekenhuis opgenomen wegens mazelencomplicaties. Dit had perfect kunnen voorkomen worden door tijdige vaccinatie (bron 1). Bij alle basisvaccinaties is de kans op letsel door het vaccin veel kleiner dan de kans op letsel door de ziekte. Dit is een voorwaarde om een vaccin op te nemen in het basisvaccinatieschema. • Ouders zouden hun kinderen langer dan enkele maanden moeten kunnen observeren om zich te vergewissen van hun natuurlijke gezondheidstoestand. Kinderen die reeds lichamelijk verzwakt zijn, lopen ook meer kans om schade op te lopen bij een infectie. Dit is een reden om ze zeker tijdig te vaccineren. Er zijn haast geen medische redenen om een kind niet te vaccineren. In uitzonderlijke gevallen (bv. immuundeficiënties) zal de behandelende geneesheer eventueel afzien van een vaccinatie. In zo’n situatie moet een niet gevaccineerd kind kunnen genieten van de groepsimmuniteit doordat al zijn/haar leeftijdsgenootjes wel gevaccineerd zijn en de ziekte dus niet zullen doorgeven (bron 2 en 3). • Voor de meeste kinderen raden wij aan niet te vaccineren tijdens het eerste levensjaar. Wij adviseren op de leeftijd van 1 jaar te beslissen welke vaccins al dan niet te geven. Dit zal afhangen van de algemene gezondheidstoestand van het kind, zijn erfelijke belasting, zijn omgevingsfactoren enz. Hoe langer men wacht, hoe groter de kans dat bijvoorbeeld een infectie door kinkhoest of een H. influenzae type b ondertussen schade zal veroorzaken. De natuurlijke Bijlage 2 1/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
antistoffen die de moeder meegeeft zijn, indien nog aanwezig, niet van die aard dat ze nog maanden bescherming bieden. Uitstel van vaccinatie bij het jonge kind is dus een beroepsfout; uitstel betekent immers blootstelling van het jonge kind aan reële risico’s op infectie in het eerste levensjaar. Kinkhoest en meningitis door H. influenzae type b zijn net in het eerste levensjaar het dodelijkst. Om die reden start men in ontwikkelingslanden met de meeste basisvaccinaties op de leeftijd van 6 weken en in de meeste West-Europese landen op de leeftijd van 2 maanden. Enkele cijfergegevens(bron 3 en 4): Meningitis door H. influenzae type b: incidentie vóór de vaccinatiecampagne was 4060/100.000/jaar onder 5 jaar, maximaal tussen 6 en 12 maanden. Mortaliteit: 1-5%. 30% van patiëntjes behoudt restletsel. Kinkhoest: op 83 gevallen die bij het referentielaboratorium werden geregistreerd in 2000 waren 40 jonger dan 1 jaar, het heeft weet van 1 overlijden. Bij de 93 gevallen die in een studie aan de VUB tussen februari 1999 en januari 2002 werden geregistreerd, waren 52 kinderen jonger dan 4 maanden. Tegen beide kiemen wordt bovendien pas ten vroegste 2 maanden na de eerste vaccinatie bescherming bekomen. • Sommige vaccins zouden moeten uitgesteld worden tot een latere leeftijd. Ze kunnen zelfs overbodig zijn. Elk geval moet apart bekeken worden. Omgevingsfactoren in de toekomst zijn niet te voorspellen: noch het gedrag van het kind of de mensen die het tegenkomt, noch het voorkomen van de kiem. Een vaccinatie moet beschouwd worden als een bescherming tegen elke toekomstige blootstelling. Vermits blootstelling vaak oncontroleerbaar en onvoorspelbaar is, kan men zich best tijdig laten inenten, alvorens de ziekte (en de eruit voortvloeiende complicaties) op te lopen. Men mag het kind het recht op bescherming tegen infectieziekten niet ontzeggen (verklaring van de rechten van het kind). • Vaccinatie mag enkel plaatsvinden als het kind zich in gezonde, stabiele toestand bevindt. Het kind moet bij voorkeur drie maanden gezond zijn vóór de inenting plaatsvindt. Het effect van vaccinatie bij kinderen met matige koorts, verkoudheid, bovenste luchtweginfectie, enz. is wetenschappelijk bestudeerd: het immuun-antwoord en het voorkomen van nevenwerkingen verschilden niet vergeleken bij de vaccinatie van gezonde kinderen. Bij ernstig zieke kinderen (longontsteking, meningitis) wordt vaccinatie uitgesteld tot de kinderen aan de beterhand zijn (bron 5). • Vaccinatie zou niet mogen plaatsvinden in periodes van stress, zoals rond het moment van spenen, of als het kind voor het eerst het huis verlaat om naar een crèche of kleuterschool te gaan, bij het tanden maken enz. Deze omstandigheden hebben geen invloed op de werking van bestaande vaccins, noch op eventuele nevenwerkingen. Het risico om infecties op te lopen is reëel bij overgang naar crèche of kleuterschool. Bijlage 2 2/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
• We moedigen borstvoeding aan als een belangrijke beschermingsfactor voor de gezondheid en het welzijn van het kind. Naast andere voordelen geeft dit een betere bescherming tegen ziekte wegens het doorgeven van moederlijke antistoffen. Borstvoeding is zeker aan te moedigen, o.a. omwille van de beschermende antilichamen. Deze bescherming is echter tijdelijk en minder krachtig dan het immuun-antwoord dat door vaccins wordt opgewekt. Voor bepaalde infectieziekten is er geen tijdelijke passieve bescherming via de borstvoeding (bv. H. influenzae, kinkhoest) • Geef het kind bij voorkeur nooit verschillende vaccins tegelijkertijd. Deze moeten indien mogelijk altijd gespreid gegeven worden. Het immuunsysteem van een kind heeft voldoende capaciteit (aantal en aanmaaksnelheid van witte bloedcellen) om op 10.000 vaccins tegelijk immunologisch te kunnen antwoorden. Het gebruikt slechts 0,1% van zijn immuunsysteem om te antwoorden op een vaccinatie (bron 5). Bovendien zijn de huidige vaccins zuiverder dan vaccins die in het verleden gebruikt werden. Per vaccin bevatten ze minder antigenen en minder lichaamsvreemde eiwitten, zodat het toedienen van een groter aantal vaccins per raadpleging vergeleken met vroeger geen blootstelling aan een groter aantal antigenen inhoudt. Integendeel, het totaal aantal antigenen is gedaald: van meer dan 3000 antigenen per raadpleging in 1980 tot 22-25 antigenen in 2002. • Willekeurige herhaling van vaccinatie moet vermeden worden. Hou rekening met het aantal herhal ingen die noodzakelijk zijn. Bekijk elk geval apart. Per vaccin geeft de Hoge Gezondheidsraad ondubbelzinnige richtlijnen hoe frequent het dient herhaald te worden om een continue, voldoende bescherming te garanderen voor het individu en voor de samenleving. •
Tussen elke vaccinatie moet minstens enkele maanden tijd verlopen. Over de minimale tussentijd tussen vaccins bestaan duidelijke internationale richtlijnen, die worden gerespecteerd in het basisschema van de Hoge Gezondheidsraad. De minimale tijd tussen twee vaccinaties met hetzelfde vaccin bedraagt 4 weken. Dit is niet omwille van nevenwerkingen, maar om een goed immuun-antwoord te verzekeren. Ook tussen 2 verschillende levend afgezwakte vaccins is een tussentijd van 4 weken nodig om een goed immuun-antwoord te verzekeren (bron 6).
• Als men redenen heeft om te vermoeden dat een kind te sterk gereageerd heeft op een vaccin, dan moet herhaling van dit vaccin vermeden worden, en een volgende vaccinatie uitgesteld tot op latere leeftijd. Tegenaanwijzing om verder te vaccineren, op gelijk welk moment, is er alleen in volgende (zeer zeldzame) gevallen:
Bijlage 2 3/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
•
Bij een anafylactische reactie (shock, Quincke oedeem, bronchospasme) op een van de bestanddelen van het vaccin is verdere toediening van dit vaccin tegenaange wezen. (frequentie van anafylaxie op hepatitis B vaccin: 1/600 000. Frequentie van anafylaxie op MBR vaccin in Nederland: 1/14 miljoen dosissen)
•
Het kinkhoestvaccin mag niet verder toegediend worden als na een vorige toediening binnen de 7 dagen een encephalopathie van onbekende oorsprong optrad. (frequentie: enkele per miljoen dosissen; oorzakelijk verband is niet bewezen)(bron 7).
•
Het tetanusvaccin mag niet worden verder toegediend als na een vorige toediening een ernstig neurologisch probleem van onbekende oorsprong optrad. (frequentst geassocieerd is brachiale plexus neuropathie, frequentie <1/100.000 dosissen)(bron 7).
Koorts boven 40,5 °C, langdurig huilen (meer dan 3 uur) of collaps binnen de 48 uur of stuipen binnen de 3 dagen na een kinkhoestvaccin zijn redenen om verdere toediening van kinkhoestvaccins onder medisch toezicht te laten gebeuren (in een ziekenhuis). Deze nevenwerkingen zijn zeer zeldzaam (<1/1000) sinds acellulaire vaccins gebruikt worden (bron 7). •
Vooral bij kinderen met vermoedelijke of vastgestelde neurologische afwijkingen (spierslapte of spierspanning, trage ontwikkeling, problemen na de geboorte enz.) is het belangrijk vaccinatie uit te stellen. De optie om vaccinatie volledig achterwege te laten moet overwogen worden. Bij een kind met stuipen of een ander neurologisch probleem zonder duidelijke oorzaak kan het aangewezen zijn de eerste vaccinaties (vooral die voor pertussis) uit te stellen tot er meer duidelijkheid is over de gezondheidstoestand van het kind en een eventuele behandeling is ingesteld. Toch moet men zorgvuldig de risico’s afwegen: het risico op pertussis is het hoogst tijdens de eerste 6 levensmaanden en het risico op koortsconvulsies is hoger nadien; dit zou ervoor pleiten zich aan het klassieke tijdschema te houden. Samenvattend kan men stellen dat men vooral na convulsies beter wacht met pertussisvaccinatie tot na oppuntstelling en behandeling (bron 8).
• Indien een kind in een gezin vaccinatieschade geleden heeft moet men des te meer oppassen met de andere kinderen. De beste aanpak moet besproken worden met de behandelende therapeut van de familie. Een erfelijk bepaalde overgevoeligheid voor vaccins is tot heden nog niet bekend. Door juist zoveel mogelijk gezinsleden te voorzien van een bescherming tegen infectieziekten, kan men zich permitteren een gezinslid voor wie reële contraindicaties bestaan, niet in te enten zonder dat gezinslid in gevaar te brengen. • Indien het kind blijkt vaccinatieschade opgelopen te hebben moet onmiddellijk professionele medische hulp (inclusief homeopathie of natuurgeneeskundige hulp) ingeroepen worden. Elk kind dat een letsel oploopt, heeft recht op medisch verantwoorde hulpverlening. Bijlage 2 4/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
• Telkens als er gezondheidsproblemen optreden tijdens het eerste levensjaar moet men er op bedacht zijn dat vaccinatie hiervan de oorzaak kan geweest zijn of een bezwarende rol kan gespeeld hebben. Als er gezondheidsproblemen optreden, moet men alle mogelijke oorzaken nagaan. Dat een kind niet het slachtoffer werd van een vaccineerbare aandoening, za l mede het gevolg zijn van een tijdige vaccinatie. • Indien een kind een ziekte krijgt waartegen gevaccineerd kan worden moet daarvoor professionele medische hulp (inclusief homeopathie, natuurgeneeskunde en andere) gezocht worden. Uiteraard. Een aantal kiemen (kinkhoest, tetanus, difterie, H. influenzae, meningokokken C) waartegen de basisvaccinaties beschermen, veroorzaken echter aandoeningen die zo acuut levensbedreigend kunnen zijn dat behandeling te laat komt of ernstig restletsel niet kan beletten. Te gen andere bestaat geen doeltreffende behandeling (hepatitis B, polio, mazelen, bof, rubella). • Onoordeelkundig gebruik van koortswerende middelen, antibiotica en andere onderdrukkende medicatie moet vermeden worden om het afweersysteem niet onnodig te belasten. Koorts moet gerespecteerd worden als een natuurlijk afweermechanisme. Dit is waar, wat koorts betreft wel binnen bepaalde grenzen. • Advies over het omgaan met koorts en andere gezondheidsproblemen kan ingewonnen worden bij holistische behandelaars zoals homeopaten, naturopaten enz. Bij voorkeur wordt (ook) advies ingewonnen bij medisch opgeleide (para)medici. Bronnen 1. Stand van zaken mazelenepidemie. Infectieziektenbulletin (Nederland) 1999, jaargang 10 n°12. 2. Vaccinaties: vraag en antwoord, Garant, 1998. 3. Vaccinaties, gids voor hedendaagse immunisatie, 1996, garant. 4. G. Ducoffre. Surveillance van Infectieuze Aandoeningen door een Netwerk van Laboratoria voor Microbiologie, 2000, Epidemiologische Trends 1983–1999, Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, January 2002. 5. CDC, Atkinson W, Humiston S. Epidemiology and prevention of vaccine-preventable diseases, 2000. 6. Offit P, Quarlest J et al. Adressing parents’ Concerns: do multiple vaccines overwhelm or weaken the infant’s immune system? Paediactrics 2002; 109:124-129. 7. Plotkin S, Orenstein W. Vaccines, 3de editie, 1999, WB Sounders Company. 8. Pediatric Clinics of North America, april 2000, p 315-316. Expertenpanel: prof P Van Damme, prof K Hoppenbrouwers, dr E Vandenbussche, dr N Van de Vyver, dr E Van Kerschaver, dr E Van Alsenoy, dr H Theeten, dr M Van Der Wielen Contactadres: Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties (CEV) - ESOC UA, Campus Drie Eiken, Universiteitsplein 1, 2610 Wilrijk Bijlage 2 5/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
BIJLAGE 3 Informatie- en Toestemmingsbrieven Brief: Vandaag werd uw kind ingeënt tegen... Brief om vaccinatiegegevens op te vragen Brief voor inhaalvaccinatie
VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
CLB
________________________________________________________ Geachte ouders, Uw kind heeft in het eerste levensjaar en rond de leeftijd van 15 maanden een aantal inentingen gekregen. Om de bescherming tegen polio(myelitis), difterie, tetanus en pertussis (kinderverlamming, kroep, klem en kinkhoest) te behouden is volgens het aanbevolen vaccinatieschema een herhalingsinenting polio-difterie-tetanus-pertussis (één spuitje) voorzien in het 1ste leerjaar of, voor het buitengewoon onderwijs, in het schooljaar waarin de leerling 7 jaar wordt. Poliomyelitis (kinderverlamming) kan zonder klachten verlopen, maar er kunnen ook onherstelbare verlammingen optreden. Difterie (kroep) kan een ernstige ontsteking van keel en luchtwegen veroorzaken met verstikkingsgevaar. Ook hart en zenuwen kunnen worden aangetast. Tetanus (klem) veroorzaakt prikkeling van de zenuwcellen, waardoor ernstige en pijnlijke spierkrampen ontstaan en ademhalen onmogelijk kan worden. Pertussis (kinkhoest) is een uitputtende ziekte met hevige hoestbuien en gierende ademhaling. Vooral voor jonge baby’s is het een ernstige ziekte, met kans op blijvende hersenschade door zuurstofgebrek. Het laten inenten van uw kind biedt de beste bescherming tegen deze infectieziekten. Voor langdurige bescherming is deze herhalingsinenting nodig. Reacties na de inenting: Op de plaats van de inspuiting, de bovenarm, kan een reactie optreden zoals roodheid en zwelling. Soms wordt de arm wat stijf en voelt u een knobbeltje. Uitzonderlijk kan uw kind zich onwel voelen, hoofdpijn hebben of verminderde eetlust, er kan soms ook lichte koorts optreden. Deze reacties zijn volkomen normaal en zijn meestal na één of twee dagen verdwenen. Zeldzaam kan er een hevige reacties optreden of loopt de koorts op boven de 39,5°C. Het is dan nodig de huisarts te raadplegen. U kan uw kind laten inenten door de CLB-arts of door uw huisarts/kinderarts. Graag ontvingen we bijgevoegde toestemmingsbrief met uw keuze ingevuld en ondertekend zo snel mogelijk terug. Het is in het belang van uw kind dit vaccinatieschema goed op te volgen. Indien u nog vragen heeft, kan u steeds met ons contact opnemen.
Met dank voor uw medewerking, De CLB-arts en CLB-verpleegkundige
___________________________________________________________________________ VWVJ Standaard Vaccinaties 2009
Bijlage 3 1/14
CLB TOESTEMMING HERHALINGSINENTING POLIOMYELITIS – DIFTERIE – TETANUS – KINKHOEST (Infanrix®-IPV) Naam + voornaam van uw zoon/dochter: …………………………………………………….... Geboortedatum: …../…../….. School + klas: …………………………….. Kruis de gewenste keuze aan.
Ik wens dat de CLB-arts mijn zoon/dochter gratis inent tegen polio–difterie–tetanus–pertussis.
Ik wens mijn zoon/dochter te laten inenten door de huisarts/kinderarts.
Mijn kind kreeg de herhalingsinenting polio–difterie–tetanus–pertussis op: …../…../…..
Ik weiger mijn zoon/dochter te laten inenten om volgende redenen: ..................................................... .........................................................................................................................................................................
Heeft uw kind in het verleden allergisch gereageerd met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart op een inenting, of na het gebruik van de antibiotica neomycine en polymyxine B of na contact met latex? ja/neen* Zo ja, welke reactie? ...................................................................................................... ........................................................................................................................................ Heeft uw kind in het verleden andere ernstige reacties vertoond op een inenting? ja/neen* Zo ja, welke reacties en na welk vaccin? ...................................................................... ........................................................................................................................................ Lijdt uw kind aan een aandoening van het zenuwstelsel die nog niet onder controle is?
ja/neen*
Neemt uw kind momenteel medicatie? ja/neen* Zo ja, welke?.......................................................................................................... * schrappen wat niet past
Datum:
Handtekening ouders:
Gelieve de volledige brief ingevuld terug te bezorgen langs de school om. N.B. Geef de vaccinatiekaart van uw kind mee bij elk medisch onderzoek.
________________________________________________________________ VWVJ Standaard Vaccinaties januari 2009
Bijlage 3 2/14
CLB
________________________________________________________ Geachte ouders, Uw kind heeft in het eerste levensjaar en rond de leeftijd van 15 maanden een aantal inentingen gekregen. Om de bescherming tegen mazelen, bof (dikoor) en rubella (rode hond) te behouden is volgens het aanbevolen vaccinatieschema een herhalingsinenting mazelen-bof–rubella (één spuitje) voorzien in het 5de leerjaar of, voor het buitengewoon onderwijs, in het schooljaar waarin de leerling 11 jaar wordt. Mazelen maakt een kind ernstig ziek met koorts en huiduitslag. De ziekte kan gepaard gaan met verwikkelingen als longontsteking en hersenontsteking. Bof (dikoor) is een infectieziekte, die soms complicaties geeft als hersen(vlies)ontsteking en teelbalontsteking. Rubella (rode hond) is een op zich ongevaarlijke infectie met koorts en bleekroze vlekken. Doormaken van deze ziekte tijdens de zwangerschap kan ernstige gevolgen hebben voor de baby zoals doofheid, blindheid en hartafwijkingen. Om de verspreiding van het virus in de bevolking te voorkomen is ook de inenting van jongens van belang. Het laten inenten van uw kind biedt de beste bescherming tegen deze infectieziekten. Voor langdurige bescherming is deze herhalingsinenting nodig. Reacties na de inenting: Op de plaats van de inspuiting, de bovenarm, kan een lichte reactie optreden zoals roodheid en zwelling. Tot een tweetal weken na de inenting kunnen algemene reacties voorkomen zoals koorts, hoofdpijn, gewrichtspijn, huiduitslag. Deze reacties zijn uitzonderlijk. Bij heftige, ongewone reacties of als de koorts oploopt boven de 39,5°C, wat uiterst zeldzaam is, is het nodig de huisarts te raadplegen.
U kan uw kind laten inenten door de CLB-arts of door uw huisarts/ kinderarts.
Graag ontvingen we bijgevoegde toestemmingsbrief met uw keuze ingevuld en ondertekend zo snel mogelijk terug. Het is in het belang van uw kind dit vaccinatieschema goed op te volgen.
Indien u nog vragen heeft, kan u steeds met ons contact opnemen.
Met dank voor uw medewerking, De CLB-arts en CLB-verpleegkundige
___________________________________________________________________________ VWVJ Standaard Vaccinaties januari 2009
Bijlage 3 3/14
CLB TOESTEMMING HERHALINGSINENTING MAZELEN-BOF–RODEHOND (MMR-Vax Pro®) Naam + voornaam van uw zoon/dochter: ………………………………………………………………. Geboortedatum: …../…../….. School + klas: ……………………………..
Kruis de gewenste keuze aan. Ik wens dat de CLB-arts mijn zoon/dochter gratis inent tegen mazelen, bof en rubella. Ik wens mijn zoon/dochter te laten inenten door de huisarts/kinderarts. Mijn kind kreeg de herhalingsinenting mazelen – bof – rubella op: …../…../….. Ik weiger mijn zoon/dochter te laten inenten om de volgende redenen:.............................................. ……………………………………………………………………………………………………………
Heeft uw kind in het verleden allergisch gereageerd met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart op een inenting, na het gebruik van het antibioticum neomycine, na het eten van eieren , gist of gelatine of na contact met latex? ja/neen* Zo ja, welke reactie? ............................................................................................................. ................................................................................................................................................ ................................................................................................................................................ Neemt uw kind momenteel medicatie? ja/neen* Zo ja, welke?.................................................................................................................... Heeft uw kind een ziekte waardoor het afweermechanisme gedaald is?
ja/neen*
Heeft uw kind een ziekte (gehad) waardoor het aantal bloedplaatjes gedaald is?
ja/neen*
Heeft uw kind in het voorbije jaar immunoglobulines of bloed ontvangen?
ja/neen*
Werd uw kind in de voorbije vier weken gevaccineerd? ja/neen* Zo ja, met welk vaccin?....................................................................................................... * schrappen wat niet past
Datum:
Handtekening:
Gelieve de volledige brief ingevuld terug te bezorgen langs de school om. N.B. Geef de vaccinatiekaart van uw kind mee bij elk medisch onderzoek.
___________________________________________________________________________ VWVJ Standaard Vaccinaties oktober 2008
Bijlage 3 4/14
CLB
Geachte ouders, Om uw kind te beschermen tegen hepatitis B zijn volgens het aanbevolen vaccinatieschema 2 inentingen voorzien in het eerste jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, in het schooljaar waarin de leerling 13 jaar wordt. Let op: het vaccin tegen hepatitis B wordt sinds 1999 gratis aangeboden aan zuigelingen door Kind en Gezin, huisartsen en pediaters. Indien uw kind reeds de nodige inspuitingen kreeg, is hervaccineren overbodig. Volgende vaccins die (onder andere) beschermen tegen hepatitis B zijn in België op de markt: Engerix-B, HBVAX pro, Twinrix, Infanrix hexa. Hepatitis B is een ziekte die een ontsteking van de lever veroorzaakt. Het is besmettelijk via bloed en seksueel contact. Een deel van de besmette personen wordt chronisch drager en loopt het risico levercirrose en leverkanker te ontwikkelen. Het laten inenten van uw kind biedt de beste bescherming tegen deze infectieziekte. Reacties na de inenting: Op de plaats van de inspuiting, de bovenarm, kan een lichte reactie optreden zoals roodheid en zwelling. Soms wordt de arm wat stijf en voelt u een knobbeltje. Uitzonderlijk kan uw kind zich onwel voelen, hoofdpijn hebben of verminderde eetlust, er kan soms ook lichte koorts optreden. Deze reacties zijn volkomen normaal en zijn meestal na één of twee dagen verdwenen. Uiterst zeldzaam kunnen er heftige, ongewone reacties optreden of loopt de koorts op boven de 39,5°C. Het is dan nodig de huisarts te raadplegen.
U kan uw kind laten inenten door de CLB-arts of door uw huisarts/kinderarts. Graag ontvingen we bijgevoegde toestemmingsbrief met uw keuze ingevuld en ondertekend zo snel mogelijk terug. Het is in het belang van uw kind dit vaccinatieschema goed op te volgen.
Indien u nog vragen heeft, kan u steeds met ons contact opnemen.
Met dank voor uw medewerking, De CLB-arts en CLB-verpleegkundige
__________________________________________________________________________________________ Bijlage 3 5/14 VWVJ Standaard Vaccinaties 2009
CLB TOESTEMMING INENTING HEPATITIS B (Engerix®-B 20 μg/ml)) Naam + voornaam van uw zoon/dochter: ………………………………………………………………. Geboortedatum: …../…../….. School + klas: ……………………………..
Kruis de gewenste keuze aan. Ik wens dat de CLB-arts mijn zoon/dochter gratis 2 inentingen geeft tegen hepatitis B. Ik wens mijn zoon/dochter te laten inenten door de huisarts/kinderarts.
Mijn kind kreeg inentingen tegen hepatits B (vb. Engerix-B, HBVAX pro, Twinrix,
Infanrix hexa) op: …../…../…..
…../…../…..
…../…../…..
…../…../…..
Ik weiger mijn zoon/dochter te laten inenten om de volgende redenen:..................................................
…………………………………………………………………….……………………………………........
Heeft uw kind in het verleden allergisch gereageerd met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen ja/neen* of problemen met het hart op een inenting, na inname van gist of na contact met latex? Zo ja, welke reactie? ................................................................................................................. .................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................... Neemt uw kind momenteel medicatie?
ja/neen*
Zo ja, welke?..............................................................................................................................
* schrappen wat niet past
Datum:
Handtekening:
Gelieve de volledige brief ingevuld terug te bezorgen langs de school om. N.B. Geef de vaccinatiekaart van uw kind mee bij elk medisch onderzoek.
__________________________________________________________________________________________ VWVJ Standaard Vaccinaties Bijlage 3 6/14 januari 2009
CLB
Geachte ouders, Om de bescherming tegen difterie, tetanus en pertussis te behouden is volgens het aanbevolen vaccinatieschema een herhalingsinenting difterie–tetanus–pertussis (kroep–klemkinkhoest) in 1 spuitje voorzien in het 3e jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, in het schooljaar waarin de leerling 15 jaar wordt. Difterie (kroep) kan een ernstige ontsteking van keel en luchtwegen veroorzaken met verstikkingsgevaar. Ook hart en zenuwen kunnen worden aangetast. Tetanus (klem) veroorzaakt prikkeling van de zenuwcellen, waardoor ernstige en pijnlijke spierkrampen ontstaan en ademhalen onmogelijk kan worden. Pertussis (kinkhoest) is een uitputtende ziekte met hevige hoestbuien en gierende ademhaling. Vooral voor baby’s is het een ernstige ziekte, met kans op blijvende hersenschade door zuurstofgebrek. De laatste jaren wordt een toenemend aantal gevallen opgetekend bij adolescenten en volwassenen, die de voornaamste infectiebron zijn voor jonge baby’s die nog onvoldoende gevaccineerd zijn. Het laten inenten van uw kind biedt de beste bescherming tegen deze infectieziekten. Voor langdurige bescherming is deze herhalingsinenting nodig. Reacties na de inenting: Op de plaats van de inspuiting, de bovenarm, kan een lichte reactie optreden zoals roodheid en zwelling. Soms wordt de arm wat stijf en voelt u een knobbeltje. Uitzonderlijk kan uw kind zich onwel voelen, hoofdpijn hebben of verminderde eetlust, er kan soms ook lichte koorts optreden. Deze reacties zijn volkomen normaal en zijn meestal na één of twee dagen verdwenen. Uiterst zeldzaam kunnen er heftige, ongewone reacties optreden of loopt de koorts op boven de 39,5°C. Het is dan nodig de huisarts te raadplegen. U kan uw kind laten inenten door de CLB-arts of door uw huisarts. Graag ontvingen we bijgevoegde toestemmingsbrief met uw keuze ingevuld en ondertekend zo snel mogelijk terug. Het is in het belang van uw kind dit vaccinatieschema goed op te volgen.
Indien u nog vragen heeft, kan u steeds met ons contact opnemen.
Met dank voor uw medewerking, De CLB-arts en CLB-verpleegkundige
___________________________________________________________________________ VWVJ Standaard Vaccinaties 2009
Bijlage 3 7/14
CLB TOESTEMMING HERHALINGSINENTING DIFTERIE-TETANUS-PERTUSSIS (BOOSTRIX®) Naam + voornaam van uw zoon/dochter: ………………………………………………………………. Geboortedatum: …../…../….. School + klas: …………………………….. Kruis de gewenste keuze aan. Ik wens dat de CLB-arts mijn zoon/dochter gratis inent tegen difterie-tetanus-pertussis. Ik wens mijn zoon/dochter te laten inenten door de huisarts. Mijn kind kreeg de herhalingsinenting difterie–tetanus (-pertussis) op: …../…../….. Ik weiger mijn zoon/dochter te laten inenten om volgende redenen:
……………………………………………………………………..........................……… .............................................................................................................................................
Heeft uw kind in het verleden allergisch gereageerd met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart op een inenting of na contact met latex? ja/neen* Zo ja, welke reactie? ...................................................................................................... ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ Heeft uw kind in het verleden andere ernstige reacties vertoond op een inenting? ja/neen* Zo ja, welke reacties en na welk vaccin? .................................................................... ...................................................................................................................................... Lijdt uw kind aan een aandoening van het zenuwstelsel die nog niet onder controle is? Neemt uw kind momenteel medicatie?
ja/neen* ja/neen*
Zo ja, welke?.................................................................................................................. * schrappen wat niet past
Datum:
Handtekening:
Een herhalingvaccin tegen difterie-tetanus wordt ten zeerste aanbevolen om de 10 jaar. Gelieve de volledige brief ingevuld terug te bezorgen langs de school om. N.B. Geef de vaccinatiekaart van uw kind mee bij elk medisch onderzoek. __________________________________________________________________________________________ VWVJ Standaard Vaccinaties Bijlage 3 8/14 januari 2009
CLB
Naam:………………………. Datum inenting:………………
Geachte ouders,
Vandaag werd uw zoon/dochter door ons ingeënt tegen poliomyelitis-difterie-tetanus pertussis (kinderverlamming-kroep-klem-kinkhoest) in één spuitje. Op de plaats van de inspuiting, de bovenarm, kan een lichte reactie optreden zoals roodheid en zwelling. Soms wordt de arm wat stijf of voelt u een knobbeltje. Uitzonderlijk kan uw kind zich onwel voelen, hoofdpijn hebben of verminderde eetlust, er kan soms ook lichte koorts optreden. Deze reacties zijn volkomen normaal en zijn meestal na één of twee dagen spontaan verdwenen. Een enkelvoudig koortswerend middel op basis van paracetamol mag eventueel gegeven worden bij koorts boven 38,5°C of bij pijn. Bij heftige, ongewone reacties of als de koorts oploopt boven 39,5°C, wat uiterst zeldzaam is, is het nodig de huisarts te raadplegen. Als u nog vragen heeft, kan u ons steeds telefonisch contacteren. Met vriendelijke groeten,
De CLB-arts en CLB- verpleegkundige.
Bijlage 3 9/14 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
CLB
Naam:............................................................ Datum inenting:.............................................
Geachte ouders,
Uw zoon/ dochter is vandaag door ons ingeënt tegen mazelen, bof en rode hond (één spuitje).
Op de plaats van de inspuiting, de bovenarm, kan een lichte reactie optreden zoals roodheid en zwelling.
Tot een tweetal weken na de inenting kunnen algemene reacties voorkomen zoals: koorts, hoofdpijn, gewrichtspijn, huiduitslag. Deze reacties zijn uitzonderlijk. Een koortswerend middel op basis van paracetamol mag eventueel gegeven worden bij koorts boven 38,5°C of bij pijn. Bij heftige, ongewone reacties of als de koorts oploopt boven de 39,5° C, wat uiterst zeldzaam is, is het nodig de huisarts te raadplegen. Als u nog vragen heeft, kan u ons steeds telefonisch contacteren.
Met vriendelijke groeten
De CLB-arts en CLB- verpleegkundige
Bijlage 3 10/14 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
CLB
Naam:………………………. Datum inenting:……………… Geachte ouders,
Vandaag kreeg uw zoon/dochter de eerste inenting tegen hepatitis B. de tweede de derde Na de derde vaccinatie zal u hiervan een vaccinatiebewijs ontvangen. Op de plaats van de inspuiting, de bovenarm, kan een lichte reactie optreden zoals roodheid en zwelling. Soms wordt de arm stijf of voelt u een knobbeltje. Uitzonderlijk kan uw kind zich onwel voelen, hoofdpijn hebben of verminderde eetlust, er kan soms ook lichte koorts optreden. Deze reacties zijn volkomen normaal en zijn meestal na één of twee dagen spontaan verdwenen. Een koortswerend middel op basis van paracetamol mag eventueel gegeven worden bij koorts boven 38,5°C of bij pijn. Bij heftige, ongewone reacties of als de koorts oploopt boven 39,5°C, wat uiterst zeldzaam is, is het nodig de huisarts te raadplegen Als u nog vragen heeft, kan u ons steeds telefonisch contacteren.
Met vriendelijke groeten,
De CLB-arts en CLB- verpleegkundigen.
Bijlage 3 11/14 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
CLB
Naam:………………………. Datum inenting:………………
Geachte ouders,
Uw zoon/dochter is vandaag door ons ingeënt tegen difterie-tetanus-pertussis (kroep-klemkinkhoest) in één spuitje. Op de plaats van de inspuiting, de bovenarm, kan een lichte reactie optreden zoals roodheid en zwelling. Soms wordt de arm wat stijf of voelt u een knobbeltje. Uitzonderlijk kan uw kind zich onwel voelen, hoofdpijn hebben of verminderde eetlust, er kan soms ook lichte koorts optreden. Deze reacties zijn volkomen normaal en zijn meestal na één of twee dagen spontaan verdwenen. Een koortswerend middel op basis van paracetamol mag eventueel gegeven worden bij koorts boven 38,5°C of bij pijn. Bij heftige, ongewone reacties of als de koorts oploopt boven 39,5°C, wat uiterst zeldzaam is, is het nodig de huisarts te raadplegen. Als u nog vragen heeft, kan u ons steeds telefonisch contacteren. Om de bescherming tegen difterie en tetanus te behouden is vervolgens een herhalingsinenting aanbevolen om de 10 jaar. Met vriendelijke groeten,
De CLB-arts en CLB-verpleegkundige
Bijlage 3 12/14 Standaard Vaccinaties VWVJ januari 2009
CLB
Naam: …………………………………… School/klas: ………………………………….. …………………………………………………
Geachte ouders,
Bij nazicht van de vaccinatietoestand van uw kind werd vastgesteld dat wij niet beschikken over de volledige vaccinatiegegevens. Mogen wij u vragen om zo correct en volledig mogelijk de data van de toegediende inentingen in te vullen. Raadpleeg hiervoor de vaccinatiekaart van uw kind, het boekje van Kind en Gezin of informeer zo nodig bij uw behandelende arts. Vul onderstaand formulier in of voeg een kopie van de vaccinatiekaart van uw kind toe. Met dank poliomyelitis (kinderverlamming):
1) .…/…./…. 2) …./…./…. 3) …./…./…. 4) .…/.…/…. 5) …./…./….
difterie -tetanus-pertussis (kroep-klem-klinkhoest): 1) …./…./…. 2) …./…./…. 3) …./…./…. 4) …./…./…. 5) …./…./…. Haemophilus influenzae type b:
difterie -tetanus (kroep-klem): hepatitis B:
1) …./…./…. 2) …./…./…. 3) …./…./…. …./…./…. 1) …./…./…. 2) …./…./…. 3) …./…./…. 4) ..../....../.....
mazelen-bof-rubella (mazelen-dikoor-rode hond) : 1) …./…./…. 2) …./…./…. meningokokken van serogroep C:
…./…./….
Bijlage 3 13/14 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
CLB Geachte ouders, Bij het nazien van de gegevens van uw kind, stellen we vast dat volgende inenting(en) nodig zijn: tetanus-difterie-pertussis-poliomyelitis-Haemophilus influenzae type b-hepatitis B (klem-kroep-kinkhoest-kinderverlamming- Haemophilus influenzae type b-hepatitis B) tetanus-difterie-pertussis-poliomyelitis (klem-kroep-kinkhoest-kinderverlamming) tetanus-difterie (klem-kroep) poliomyelitis (kinderverlamming) mazelen-bof-rubella (mazelen-dikoor-rodehond)* hepatitis B meningokokken serogroep C *na de vaccinatie met het mazelen-bof-rubellavaccin moet er bij meisjes op vruchtbare leeftijd, zo nodig, gedurende 1 maand een betrouwbaar voorbehoedsmiddel tegen zwangerschap gebruikt worden.
De CLB-arts kan de aanvullende vaccinatie gratis toedienen in de loop van dit schooljaar indien u onderstaande vragenlijst ingevuld en ondertekend terug bezorgt via de school. Heeft uw kind in het verleden allergisch gereageerd met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart op een inenting, na het gebruik van de antibiotica neomycine, streptomycine en ja/neen* polymyxine, na het eten van eieren, na inname van gist of gelatine of na contact met latex? Zo ja, leg uit welke reactie............................................................................................. ........................................................................................................................................ Heeft uw kind in het verleden andere ernstige reacties vertoond na een inenting? ja/neen* Zo ja, welke reacties en na welk vaccin? ....................................................................... ........................................................................................................................................ Neemt uw kind momenteel medicatie? ja/neen* Zo ja, welke?.................................................................................................................. Lijdt uw kind aan een aandoening van het zenuwstelsel die nog niet onder controle is?
ja/neen*
Heeft uw kind een ziekte waardoor het afweermechanisme gedaald is?
ja/neen*
Heeft uw kind een ziekte (gehad) waardoor het aantal bloedplaatjes gedaald is?
ja/neen*
Heeft uw kind in het voorbije jaar immunoglobulines of bloed ontvangen?
ja/neen*
Werd uw kind in de voorbije vier weken gevaccineerd? ja/neen* Zo ja, met welk vaccin?................................................................................................. *schrappen wat niet past
Datum en handtekening:
Indien u verkiest om de huisarts/kinderarts voor deze aanvullende vaccinatie te raadplegen, gelieve ons dan onderstaande strook terug te bezorgen. Naam en voornaam:………………………………………………………………………………… Geboortedatum:………………………….. School en klas:……………......................................……………………………………………….. Ondergetekende, verklaart hierbij de volgende inenting(en) te hebben toegediend op volgende datum: ………………………………………………………………………………………………………… Datum, handtekening en stempel van de geneesheer Bijlage 3 14/14 Standaard Vaccinaties VWVJ augustus 2006
BIJLAGE 4 Technische fiches van de HGR: vaccinatie van het kind en de adolescent
VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
De technische fiches van de Hoge Gezondheidsraad worden regelmatig aangepast. De meest recente versies kunnen worden gevonden op www.health.fgov.be/CSH_HGR/.
Bijlage 4 1/1 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
BIJLAGE 5 Ministerieel besluit van 15 maart 2004 tot bepaling van het vaccinatieschema ten behoeve van de Centra voor Leerlingenbegeleiding
VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Bijlage 5 1/2 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Bijlage 5 2/2 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
BIJLAGE 6 Basisvaccinatieschema in het buitenland
VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
De volgende website van de WGO laat op heel gebruiksvriendelijke manier toe het basisvaccinatieschema per land en/of per vaccin na te kijken. www.who.int/vaccines/globalsummary/immunization/scheduleselect.cfm
Bijlage 6 1/1 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
BIJLAGE 7
Aanbevelingen voor preventie en aanpak van ernstige anafylaxie bij vaccinatie van kinderen volgens het aanbevolen vaccinatieschema (advies HGR 2005)
Standaard Vaccinaties VWVJ augustus 2006
Aanbeveling voor goede medische praktijkvoering De preventie en aanpak van ernstige anafylaxie bij de vaccinatie van kinderen volgens het aanbevolen vaccinatieschema
Ernstige anafylaxie is een gekende, maar uiterst zeldzame verwikkeling na vaccinatie. Om een veilige uitvoering van de vaccinatieopdracht te garanderen is er nood aan een aanbeveling voor goede praktijkvoering. Onderstaande nota bevat een aanbeveling voor de preventie en aanpak van ernstige anafylaxie bij vaccinatie van kinderen buiten het hospitaalmilieu volgens het aanbevolen vaccinatieschema. Deze aanbeveling is gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke literatuur en de internationaal reeds bestaande richtlijnen. Korte beschrijving van een anafylactische reactie Door blootstelling aan een allergeen bij een voorafgaandelijk gesensibiliseerde persoon stellen mastcellen en basofielen grote hoeveelheden mediatoren vrij. De meest uitgesproken allergische reactie is de anafylactische shock, die wordt gekenmerkt door een ernstig volumetekort ten gevolge van de toegenomen vasculaire permeabiliteit, al dan niet gepaard met laryngeaal oedeem en/of bronchospasme. Voor differentiaaldiagnose met de frequenter voorkomende vasovagale reactie is het noodzakelijk te kijken naar geassocieerde symptomen. Urticaria, pruritus, angio-oedeem en bronchospasme komen niet voor bij een vasovagale reactie. Een vasovagale reactie wordt gekenmerkt door hypotensie, bleekheid, bradycardie, zwakte, nausea en soms braken. Bij een anafylactische shock zal daarentegen door het volumetekort een reflectoire tachycardie ontstaan. In het kader van deze aanbeveling wordt met een ernstige anafylaxie bedoeld: “een ernstige allergische reactie met symptomen ter hoogte van het respiratoir (vb. larynxoedeem, bronchospasme) en/of cardiovasculair (vb. tachycardie, shock) systeem, al dan niet gepaard gaande met huidsymptomen (vb. jeuk, urticaria, angio-oedeem) of gastro-intestinale symptomen (vb. nausea, braken, diarree”). Incidentie van ernstige anafylaxie na vaccinatie Er zijn weinig gegevens beschikbaar over de incidentie van ernstige anafylaxie na vaccinatie. In een Amerikaanse studie, gepubliceerd in 2003, wordt een raming gemaakt op basis van de toediening van 7 664 049 vaccins (waaronder DT, DTP, DTPa, DTP-IPV, Td, Influenza, Hep A, Hep B, Hib, IPV, OPV, MMR, en varicella) aan kinderen tussen 0 en 17 jaar. Zij registreerden in totaal 3 mogelijke en 2 waarschijnlijke gevallen van ernstige anafylaxie (een totaal van 0,65 gevallen/miljoen dosissen). Met een bijna 1,5 miljoen dosissen, besteld in het kader van het aanbevolen basisvaccinatieschema voor kinderen in 2004, kan men in België op basis van deze incidentiecijfers jaarlijks gemiddeld 1 geval van mogelijke of waarschijnlijke ernstige anafylaxie na vaccinatie verwachten. Hieruit blijkt dat vaccin-geassocieerde anafylaxie een uiterst zeldzaam fenomeen is. Door vooraf een risico-analyse te verrichten aan de hand van een vragenlijst of door mondelinge anamnese kunnen kinderen met gekende allergie voor een van de componenten van het vaccin geïdentificeerd worden. Een dergelijke analyse kan de incidentie van anafylactische reacties na vaccinatie nog verder doen dalen. De Bijlage 7 1/7 Standaard Vaccinaties VWVJ augustus 2006
kinderen met een verhoogd risico voor ernstige anafylaxie na vaccinatie moeten in een hospitaalmilieu gevaccineerd worden, waar getraind personeel snel en meer uitgebreide hulp kan toedienen. Adrenaline: dosis, toedieningsweg, bijwerkingen en interacties met andere geneesmiddelen Adrenaline is de hoeksteen in de behandeling van ernstige anafylaxie. Over de aanbevolen dosis adrenaline bij kinderen bestaat in de literatuur grote eensgezindheid, met name 0,01 mg/kg lichaamsgewicht. In functie van een efficiënte en veilige behandeling van ernstige anafylaxie buiten het ziekenhuismilieu is intramusculaire toediening van adrenaline aangewezen. Gerandomiseerde studies tonen aan dat de maximale plasmaconcentratie hoger is en sneller bereikt wordt na intramusculaire toediening van adrenaline in de anterolaterale zijde van de dijspier, in vergelijking met subcutane toediening of injectie in de armspier. Adrenaline mag in geval van een allergische reactie enkel gegeven worden bij levensgevaar door hypotensie, bronchospasme of laryngeaal oedeem. Bijwerkingen (onder meer arytmie en cardiale ischemie) ten gevolge van adrenaline komen meestal voor na overdosering of na intraveneuze toediening. Ouderen en personen met hypertensie, arteriopathie of ischemisch hartlijden lopen hiervoor het meeste risico. Tot nog toe werden geen gevallen gerapporteerd van bijwerkingen na een gepaste dosis adrenaline, toegediend op een correcte indicatie, via intramusculaire weg aan kinderen. Adrenaline kan interageren met β-blokkers, ook oogdruppels die β-blokkers bevatten, tricyclische antidepressiva en mono-amino-oxydase (MAO)-inhibitoren. Het risico op bijwerkingen neemt daardoor toe. Hier wordt aangeraden de dosis adrenaline te halveren. Het is van belang, voorafgaand aan een vaccinatie, na te gaan of de betrokken persoon behandeld wordt met een van deze geneesmiddelen. Richtlijn voor behandeling van ernstige anafylaxie na vaccinatie In 2001 publiceerde het Project Team of the Resuscitation Council (UK) richtlijnen voor de behandeling van ernstige anafylaxie door “community nurses”. De “community nurses” zijn in de UK in grote mate verantwoordelijk voor de vaccinatie in het kader van de jeugdgezondheidszorg. Het voorkomen van een ernstige anafylaxie na vaccinatie is zo zeldzaam dat het niet haalbaar, en ook niet nodig, is een uitgebreid arsenaal van maatregelen te voorzien ter preventie van ernstige anafylaxie bij vaccinatie buiten het hospitaalmilieu. Enkel adrenaline wordt als medicatie weerhouden, aangevuld met cardiopulmonaire reanimatie (CPR) in geval van diepe shock. De toediening van zuurstof, en eventueel van een β2-mimeticum voor inhalatie, intraveneus vocht en hydrocorticoïden, wordt overgelaten aan getraind medisch personeel die over de nodige voorzieningen beschikken in de ziekenwagen. Deze richtlijnen, bedoeld voor “community nurses”, worden in de UK door het Royal College of Paediatrics and Child Health, het Royal College of General Practitioners, de Association of Anaesthesists, het Royal College of Radiologists, de Anaphylaxis Campaign, de British Society for Allergy and Clinical Immunology, het British National Formulary, het Royal College of Pathologists, de British Association of Emergency Medicine en het Royal College of Physicians ondersteund. In 2003 verscheen de achtste editie van het Australian Immunisation Handbook, geschreven door de National Health and Medical Research Council (NHMRC). De aanbevelingen voor de Bijlage 7 2/7 Standaard Vaccinaties VWVJ augustus 2006
behandeling van ernstige anafylaxie verschillen weinig met de aanbevelingen van het Project Team of the Resuscitation Council (UK) voor “eerste hulp”verleners. Een praktisch verschil zijn de leeftijdsspecifieke doseringen. Maatregelen na vaccinatie Gezien het optreden van ernstige anafylaxie na vaccinatie niet volledig uit te sluiten is en kinderen met een niet gekende allergie per definitie niet identificeerbaar zijn via anamnese, moeten vaccinatoren de nodige preventieve maatregelen nemen en ten allen tijde voorbereid zijn om onmiddellijk de nodige behandeling te starten. Elk kind moet daarom na toediening van een vaccin, omwille van een mogelijke onmiddellijke reactie, gedurende 15 minuten onder toezicht blijven. Dit houdt in dat een hulpverlener, die de eerste dringende zorgen kan toepassen, beschikbaar blijft.
Bijlage 7 3/7 Standaard Vaccinaties VWVJ augustus 2006
Aanbevelingen voor preventie en aanpak van ernstige anafylaxie bij vaccinatie van kinderen volgens het aanbevolen vaccinatieschema Risico-analyse voorafgaand aan de vaccinatie Contra-indicaties met betrekking tot het optreden van ernstige anafylaxie wanneer vaccinaties, zoals aanbevolen door de Hoge Gezondheidsraad (2005), buiten het hospitaal worden verricht In de context van de risico-analyse wordt met ernstige anafylaxie bedoeld: “een ernstige allergische reactie met symptomen ter hoogte van het respiratoir (vb. larynxoedeem, bronchospasme) en/of cardiovasculair (vb. tachycardie, shock) systeem, al dan niet gepaard gaande met huidsymptomen (vb. jeuk, urticaria, angio-oedeem) of gastro-intestinale symptomen (vb. nausea, braken, diarree)”. In functie van het voorkomen van een ernstige anafylactische reactie na een vorige dosis van een vaccin, of bij een voorgeschiedenis van ernstige anafylaxie na contact met eieren, gist, gelatine, neomycine, streptomycine of polymyxine, is de toediening van een of meerdere van de in onderstaande tabel vermelde vaccins, die deze bestanddelen als reststof of bewaarmiddel kunnen bevatten, niet aangewezen buiten hospitaalmilieu. Bovendien is bekend dat bij een voorgeschiedenis van een ernstige anafylactische reactie na contact met latex, de toediening van vaccins met rubberen naaldbeschermers of stampers aanleiding kan geven tot ernstige anafylaxie. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vaccins die actueel (2006) deel uitmaken van het gratis programma van basisvaccinaties van de Vlaamse en/of Franse gemeenschap en de aanvullende vaccins die door de Hoge Gezondheidsraad worden aanbevolen. Per vaccin worden de contra-indicaties met betrekking tot het optreden van ernstige anafylaxie voor vaccinatie buiten hospitaalmilieu vermeld. Een ernstige anafylactische reactie na toediening van een vaccin geldt als contra-indicatie voor alle andere vaccins die een bestanddeel van dat vaccin bevatten.
Bijlage 7 4/7 Standaard Vaccinaties VWVJ augustus 2006
Contra-indicatie (ernstige anafylaxie na...)
Vorige
Contact
Inname
Toediening van
Toediening van
Toediening van
dosis
met latex
van gist
streptomycine
polymyxine
neomycine
x
x
x
x
x
x
x
Inname van Inname van gelatine
eieren
Vaccin Act-HIB®
x
Boostrix
x
x
Cervarix
x
x
®
Engerix -B Junior
x
x
x
Gardasil
x x
x
HBVAXPRO 5 ®
IMOVAX POLIO ®
Infanrix hexa ®
Infanrix -IPV Menjugate
x x x
x
x
x
®
x
®
x
NeisVac-C ®
Prevenar
x
x
x
x
x
x
x
x
x
TEDIVAX pro ADULTO
x
x
TETRAVAC™
x
Priorix™ ®
M-M-R VAX ®
x
x
x x
x
Tabel: Overzicht van contra-indicaties voor toediening van de vaccins die anno 2008 volgens de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad worden toegediend aan kinderen in België
Interferentie tussen adrenaline en sommige andere geneesmiddelen Bij inname van tricyclische antidepressiva, mono-amino-oxydase (MAO)-inhibitoren en βblokkers is het gevaar voor de bijwerkingen van adrenaline groter. In dit geval wordt aangeraden de dosis adrenaline te halveren. Daarom moet medicatiegebruik worden nagegaan via anamnese en/of vragenlijst. Vragen te stellen aan ouders en/of jongeren om het risico voor ernstige anafylaxie na vaccinatie tot een minimum te beperken (risico-analyse) Bij de toestemming tot vaccinatie moeten, afhankelijk van het toe te dienen vaccin, alle of een selectie van de volgende vragen worden gesteld: 1. Heeft uw kind in het verleden allergisch gereageerd op een inenting, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen Zo ja, welke reactie en na welk vaccin? 2. Reageert uw kind allergisch na het gebruik van de antibiotica neomycine, streptomycine en polymyxine, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen 3. Reageert uw kind allergisch na het eten van eieren, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen Bijlage 7 5/7 Standaard Vaccinaties VWVJ april 2008
x
4. Reageert uw kind allergisch na het eten van gist, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen 5. Reageert uw kind allergisch na contact met latex (vb. latex-handschoenen, latexballonnen), met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen 6. Reageert uw kind allergisch na het eten van gelatine, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen 7. Neemt uw kind momenteel medicatie? Zo ja, welke?
ja/neen
Wanneer een kind of jongere gevaccineerd wordt in afwezigheid van zijn ouders (vb. in het kader van schoolgeneeskunde) zal vanaf een "ja" antwoord op minstens één van de eerste 6 bovenstaande vragen telefonisch contact opgenomen worden met de ouders, en zo nodig met de behandelend arts, om meer precieze informatie te bekomen. Als algemene aanbeveling geldt dat in geval van gekend verhoogd risico voor ernstige anafylaxie na vaccinatie (zoals blijkt uit de risico-analyse), het nut en het risico van vaccinatie tegen elkaar moeten afgewogen worden. In geval van beslissing tot vaccinatie moet dit in een hospitaalmilieu gebeuren, waar getraind personeel snel en meer uitgebreide hulp kan bieden. In geen geval mag allergie in ruime zin een reden zijn om vaccinaties uit te stellen of af te raden. Differentiaaldiagnose tussen ernstige anafylaxie en vasovagale syncope bij tieners Ernstige anafylaxie
Vasovagale syncope (flauwvallen)
Urticaria, pruritus en angio-oedeem
Geen urticaria, pruritus en angio-oedeem
Laryngeaal oedeem, bronchospasme
Geen bronchospasme
Hypotensie met reflectoire tachycardie
Hypotensie, bleekheid, bradycardie, zwakte
Samenstelling urgentiekit 2 ampullen adrenaline 1:1000 oplossing 2 steriel verpakte spuiten van 1 ml, gegradeerd op 1/100, en zonder rubberen stamper 2 steriel verpakte injectienaalden met een naaldlengte van 25 mm
Maatregelen voor bewaring van adrenaline Adrenaline moet voorradig zijn op een door iedereen gekende plaats. De bewaringsmodaliteiten variëren volgens de producent. Om de aanbevolen temperatuur voor bewaring te kennen, moet de bijsluiter geraadpleegd worden. Adrenaline moet steeds bewaard worden buiten invloed van licht. Bijlage 7 6/7 Standaard Vaccinaties VWVJ augustus 2006
Stroomdiagram voor preventie en aanpak van ernstige anafylaxie na vaccinatie buiten hospitaalmilieu
Mondeling nagaan van mogelijke allergenen Voor CLB: ouder vult toestemmingsformulieren en bijgevoegde vragenlijst in Ø Ø Geen gekend verhoogd risico van Verhoogd risico van ernstige ernstige anafylaxie anafylaxie Ø De urgentiekit is beschikbaar (Telefonisch) contact met de ouders voor bijkomende anamnese, en zo nodig conatct met de behandelend arts Ø Ø Telefoontoestel in vaccinatielokaal of Eventueel vaccineren in hospitaalmilieu GSM binnen handbereik Ø Toediening vaccins Ø Ø 15 minuten toezicht na vaccinatie: 15 minuten toezicht na vaccinatie: er is geen probleem het kind voelt zich niet goed Ø Leg het kind neer op vlakke ondergrond met benen in elevatie (tenzij respiratoire nood hierdoor toeneemt) Ø Zorg voor een vrije luchtweg Ø Controleer de ademhaling (1) Ø Controleer de carotispols (2) Ø Differentiaaldiagnose vasovagale reactie en ernstige anafylaxie (3) Ø Indien vermoeden van ernstige anafylaxie belt de verpleegkundige de spoeddienst (vast toestel: 100 of GSM: 112) Ø De arts dient adrenaline IM toe in de anterolaterale zijde van de dijspier in een 1:1000 oplossing Dosering: 0,01 mg/kg lichaamsgewicht (0,01 ml/kg) tot maximum 0,5 mg Dit stemt overeen met de volgende leeftijdsspecifieke doseringen: Minder dan 1 jaar 1-2 jaar (ongeveer 10 kg) 2-3 jaar (ongeveer 15 kg) 4-6 jaar (ongeveer 20 kg) 7-10 jaar (ongeveer 30 kg) 11-12 jaar (ongeveer 40 kg) 13 jaar en ouder
0,05-0,1 ml 0,1 ml 0,15 ml 0,2 ml 0,3 ml 0,4 ml 0,4-0,5 ml
Ø Herhaal adrenalinetoediening na 5 minuten indien geen klinische verbetering (1) Beadem vijf maal indien geen ademhaling en vervolledig de cardiopulmonaire reanimatie (CPR). (2) Ga verder met CPR indien nodig. (3) In geval van een vasovagale reactie moet enkel worden afgewacht.
Bijlage 7 8/8 Standaard Vaccinaties VWVJ December 2006
BIJLAGE 8
Wettelijk te melden infectieziekten
VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Infectieziekten met verplichte aangifte
Bijlagen bij het “Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten”: Bijlage I Ziekten waarvan de aangifte onmiddellijk mondeling of telefonisch moet gebeuren en daarbij binnen de 24 uur schriftelijk bevestigd, zoals bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten: 1. Botulisme; 2. Febris recurrens; 3. Hondsdolheid; 4. Legionellose; 5. Malaria waarbij vermoed wordt dat de besmetting gebeurde op het Belgisch grondgebied; 6. Meningokokkeninfecties van bloed of hersenvliezen; 7. Pest; 8. Poliomyelitis; 9. Hemorragische koorts veroorzaakt door Ebola -, Lassa-, Marburgkoorts en gelijkaardige virussen; 10. Vlektyfus; 11. Elke andere ernstige besmettelijke ziekte die niet in de lijst is opgenomen en die een epidemisch karakter dreigt aan te nemen.
Bijlage II Ziekten waarvan de aangifte binnen de 48 uur schriftelijk moet gebeuren, zoals bepaald in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
12. 13. 14. 15.
Brucellose; Buiktyfus; Cholera; Difterie; Gele koorts; Gonorroe; Hantavirose; Hepatitis A;. Hepatitis B; Hepatitis C; Hersenvliesontsteking, veroorzaakt door Haemophilus influenzae; Kinkhoest; Leptospirose; Listeriose; Miltvuur;
16. Protozoaire besmettingen van het centraal zenuwstelsel; 17. Psittacose; 18. Rickettsiose, andere dan vlektyfus; 19. Scabies; 20. Shigellose; 21. Syfilis; 22. Tetanus; 23. Trichinose; 24. Tuberculose; 25. Elk incident van gastro-enteritis dat ten minste drie gevallen telt binnen éénzelfde leefgemeenschap en binnen de tijdspanne van één week en veroorzaakt wordt door éénzelfde ziektekiem.
Bijlage 8 1/ 1 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
BIJLAGE 9 Nuttige adressen
VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Gezondheidsinspectie van de Vlaamse gemeenschap http://www.wvc.vlaanderen.be/gezondheidsinspectie/
Antwerpen Copernicusgebouw Dr. Koen De Schrijver Copernicuslaan 1 tel.: 03-224 62 04 2018 Antwerpen fax: 03-224 62 01 e-mail:
[email protected] Vlaams-Brabant Dr. Emmanuel Robesyn Brouwersstraat 1 bus 4 tel.: 016-29 38 58 3000 Leuven fax: 016-29 37 69 e-mail:
[email protected] Limburg (NIEUW ADRES EN TELEFOONNUMMER) V.A.C. Hendrik van Veldeke Dr. Annemie Forier Koningin Astridlaan 50 bus 7 tel.: 011-74 22 40 3500 Hasselt fax: 011-74 22 59 e-mail:
[email protected] Oost-Vlaanderen Dr. Ruud Mak Elfjulistraat 45 tel.: 09-244 83 60 9000 Gent fax: 09-244 83 70 e-mail:
[email protected] West-Vlaanderen Dr. Ruud Mak Spanjaardstraat 15 tel.: 050-44 50 70 8000 Brugge fax: 050-34 28 69 e-mail:
[email protected] Coördinatie infectieziekten Markiesgebouw Dr. Geert Top Markiesstraat 1 tel.: 02-553 35 85 1000 Brussel fax: 02-553 36 16 e-mail:
[email protected] Voor dringende melding van infectieziekten buiten de kantooruren is één van de gezondheidsinspecteurs te bereiken op het nummer:
( 02-512 93 89
Bijlage 9 1/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Kind en Gezin Hoofdzetel Hallepoortlaan 27 1060 Brussel Telefoon: 02 533 12 11 Fax: 02 534 13 82 e-mail:
[email protected] Contactpersoon: Kris Danckaert Website: www.kindengezin.be
Provinciale afdelingen Vlaams Brabant en Brussels Hoofdstedelijk Gewest Brusselse coördinatiecel Zespenningenstraat 47 1000 Brussel Telefoon:02 513 23 33 Fax:02 502 43 84 E- mail:
[email protected] K&G PA Vlaams -Brabant en Brussel Karel Van Lotharingenstraat 4 - 3de verdieping 3000 Leuven Telefoon: 016 21 05 11 Fax: 016 21 05 44 E- mail: secr.vlaamsbrabanten
[email protected] Antwerpen Copernicuslaan 1 bus 10 2018 Antwerpen Telefoon: 03 224 61 01 Fax: 03 224 60 66 E- mail:
[email protected] Limburg H. Vanveldekesingel 150 3500 Hasselt Telefoon: 011 87 09 71 Fax: 011 87 09 81 E- mail:
[email protected] West-Vlaanderen Niklaas Desparsstraat 12 8000 Brugge Telefoon: 050 44 65 50 Fax: 050 33 45 02 E- mail: west-
[email protected] Bijlage 9 2/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Oost-Vlaanderen Jubileumlaan 25 9000 Gent Telefoon: 09 265 71 71 Fax: 09 225 47 10 E- mail:
[email protected]
Federale overheidsdiensten van Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Informatieambtenaar Eurostation, Blok II (9E10) Victor Hortaplein 40 bus 10 1060 Brussel Tel. 02/524.90.90
[email protected] www.health.fgov.be
Hoge Gezondheidsraad Zelfbestuursstraat 4 1070 Brussel Fax: 02 525 09 77 www.health.fgov.be/CSH_HGR
Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie Heymans Instituut De Pintelaan 185 9000 Gent Fax: 09- 2404988 e-mail:
[email protected] www.bcfi.be
Antigifcentrum p/a Militair Hospitaal Koningin Astrid Bruynstraat 1 1120 Brussel Tel: 070-245245 (medische permanentie)
Bijlage 9 3/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Vlaamse infolijn Tel.: 0800-30201 (9-19 uur) e-mail:
[email protected]
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) J. Wijtsmanstraat 14 1050 Brussel Tel. 02 642 5111 Fax:02 6425001 www.iph.fgov.be
Instituut Pasteur van Brussel Engelandstraat 642 1180 Brussel Tel: 02 373 31 11 Fax: 02 373 32 82
Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestijding (VRGT) Centraal secretariaat VRGT Eendrachtstraat 56 1050 Brussel tel 02/510 60 90 e-mail:
[email protected] www.vrgt.be/
Fonds voor de Beroepsziekten (FBZ) Sterrenkundelaan 1 1210 Brussel Tel.: 02 –226 62 11 http://fmp- fbz.fgov.be/
Nationaal centrum voor geneesmiddelenbewaking Amazonegebouw Bischoffsheimlaan 33 1000 Brussel tel 02/227 55 09 of 02/227 55 33 http://www.afigp.fgov.be/New/NL/Afdelingen/vigilantie.htm Bijlage 9 4/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Nuttige websites i.v.m. vaccinaties
Vlaanderen www.wvc.vlaanderen.be/vaccinatie www.wvc.vlaanderen.be/epibul www.wvc.vlaanderen.be/infectieziekten https://www.vaccinnet.be België www.health.fgov.be www.health.fgov.be/CSH_HGR
Nederland www.rivm.nl www.hepatitis.nl www.minvws.nl www.entadministraties.nl www.infectieziekten.info
Internationaal Centers for Disease Control and Prevention (CDC) www.cdc.gov/
World Health Organization www.who.int/vaccines
Bijlage 9 5/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
BIJLAGE 10
Omzendbrief: ‘Vaccinnet en vaccinbestellingen voor de CLB’s – schooljaar 2005-2006’. 24 augustus 2005.
VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg Markiesstraat 1, 1000 BRUSSEL Tel. 02-553 35 09 - Fax. 02-553 36 90 E-mail:
[email protected]
aan de directie aan de artsen aan de paramedische werkers van alle CLB’s
uw kenmerk
ons kenmerk
bijlagen
vragen naar / e-mail
telefoonnummer
datum
Geert Top
[email protected]
02-553 35 85
24 augustus 2005
Betreft:
Vaccinnet en vaccinbestellingen voor de CLB’s – schooljaar 2005-2006
In een vorige brief die op 14 juli 2005 via mevrouw Buelens van het departement onderwijs naar alle CLB’s gemaild werd, werden een aantal gegevens per CLB-entiteit opgevraagd (hoofdzetel en vestigingsplaats of eventueel consultatiekabinet). In die brief werd ook aangekondigd dat er nog een communicatie zou volgen over de vaccinbestellingen voor het schooljaar 2005-2006. Voor de vaccinverantwoordelijken en de verantwoordelijke artsen van de CLB’s wordt vanaf nu de mogelijkheid voorzien om gebruik te maken van Vaccinnet om vaccins te bestellen. In afwachting dat de gegevens van Vaccinnet geïntegreerd worden in Nico, kunnen vaccinatiegegevens ook in Vaccinnet geraadpleegd worden. Het blijft natuurlijk de bedoeling dat de CLB’s vaccinaties registreren in Nico. Om toega ng te kunnen verlenen tot Vaccinnet is het essentieel dat we beschikken over alle gevraagde gegevens (zie vorige communicatie). Aan de CLB’s die deze gegevens nog niet doormailden, wordt gevraagd dit dringend te willen doen zodat de mogelijkheid om vaccins te bestellen kan geactiveerd worden. Hierna wordt wat uitleg gegeven over Vaccinnet, hoe toegang te krijgen en op welke manier u Vaccinnet kunt gebruiken als CLB. Vaccinnet en CLB’s Vaccinnet is in essentie een systeem dat de vaccinatoren de mogelijkhe id biedt zelf via het internet bestellingen door te geven voor vaccins die door de Vlaamse overheid gratis ter beschikking gesteld worden. Elke arts of entiteit kan beschikken over een (aangepaste) vaccinstock. Bijlage 10 1/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Bestellingen van de CLB’s gebeuren vanaf dit schooljaar rechtstreeks in Vaccinnet voor de courante vaccins. Dit kan voor de CLB’s waarvan we over de nodige gegevens beschikken. Zonder het rijksregisternummer van de verantwoordelijke kunnen we hem of haar geen toegang verlenen. Individuele vaccinatoren kunnen gegevens rechtstreeks in de vaccinatiedatabank van Vaccinnet registreren. Kind en Gezin en de CLB’s registreren niet rechtstreeks in Vaccinnet, maar in hun eigen toepassing voor vaccinatie. De CLB’s registreren hun vaccinatie dus in Nico. Het is de bedoeling dat de zelf toegediende vaccinatiegegevens dan vanuit Nico doorgegeven worden aan Vaccinnet. Dit zal gebeuren in onderling overleg tussen de verantwoordelijken van Nico en van het Vaccinnet. In het Vaccinnet kunt u als CLB de vaccinatiegege vens van de kinderen raadplegen, voor zover deze gegevens reeds in de databank opgenomen zijn. Alle vaccinatiegegevens van Kind en Gezin zijn er momenteel reeds in opgenomen, en naarmate meer artsen met het systeem gaan werken, zal de databank ook vollediger worden. Ook is voorzien dat de beschikbare gegevens uit Vaccinnet zo spoedig mogelijk aan Nico kunnen doorgegeven worden. Op die manier komen ze ook rechtstreeks in de vaccinatiemodule van Nico ter beschikking zodat de CLB’s geen twee systemen moeten ha nteren. toegang tot Vaccinnet voor de CLB’s Hierna volgt een overzicht van de verschillende stappen die u moet doorlopen om met Vaccinnet te kunnen werken. 1. Identificatie als persoon via de federale Belgische overheid Indien u met het Vaccinnet wilt beginnen werken, is het nodig dat u zich hiervoor registreert. Voor de identificatie werd gekozen voor dezelfde procedure als voor de federale overheid (vb. voor belastingaangifte, etc.). Dit gebeurt via de federale portaalsite: http://www.belgium.be. Hier kunt u zich identificeren en ook een "token" aanvragen voor toegang tot meer beveiligde applicaties. Een token is een kaartje met een aantal codewoorden. Normaal gezien ontvangt u dit kaartje na enkele dagen. Zorg er vooral voor dat u ook uw gebruikersnaam en paswoord onthoudt, zoals ze bij de federale overheid gekend zijn. Diezelfde gebruikersnaam en datzelfde paswoord heeft u nodig om u aan te melden bij Vaccinnet. Om toegang te krijgen zult u ook steeds uw token moeten bijhebben. Op termijn zou het ook moeten mogelijk zijn om zich met een elektronische identiteitskaart te registreren. De procedure voor die identificatie bij de federale overheid moet u natuurlijk maar éénmaal doorlopen. Indien u zich al geregistreerd heeft bij de federale overheid en al over een token beschikt, kunt u meteen van start gaan met Vaccinnet, van zodra wij de nodige gegevens in Vaccinnet ingevoerd hebben. U ontvangt een standaardmelding per e- mail wanneer u toegang krijgt. 2. Aanmelden als CLB bij Vaccinnet U kunt de startpagina van het Vaccinnet vinden op de beveiligde website: https://www.vaccinnet.be, waar u ook een helpfunctie vindt die u wat informatie kan geven. Bijlage 10 2/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Bij inloggen wordt u omgeleid naar de identificatiesite van de federale overheid. Bij correcte gebruikersnaam en paswoord, wordt u gevraagd één van de codes op uw token door te geven als "authenticatie". Indien u voor meer dan één CLB-entiteit verantwoordelijk bent, krijgt u een lijstje met de entiteiten waarvoor u in aanmerking komt. U kiest voor welke entiteit u toegang wenst. De eerste keer dat u inlogt op Vaccinnet voor een bepaalde entiteit, kunt u de basisgegevens van uw CLB-entiteit vervolledigen om de leveringen van vaccins vlot te kunnen laten verlopen, zoals het leveradres, telefoonnummer, levertijdstippen,…. 3. Als CLB werken met Vaccinnet Het is de bedoeling om de vaccinbestellingen vlot te laten verlopen via Vaccinnet. Omdat er voorlopig nog geen systematische gegevensuitwisseling gebeurt met Nico en er dus nog geen registratie gebeurt in Vaccinnet, wordt de vaccinvoorraad niet opgevolgd door Vaccinnet. Om te kunnen bestellen moet u wel naar de rubriek “mijn voorraad”, zoals ook voor de andere vaccinatoren voorzien is. Vaccinnet houdt rekening met de grootte van de doelgroep per CLB-entiteit. Wanneer er problemen zijn met de aantallen vaccins die besteld kunnen worden, kunt u steeds onze dienst contacteren om eventuele aanpassingen aan te brengen (via e-mail naar
[email protected] of telefonisch: 02-553 35 85). Er wordt gevraagd om telkens een reële schatting te maken van het aantal vaccins dat u voor de volgende periode (maximaal één maand) zult nodig hebben, rekening houdend met de voorraad per vaccin die u nog ter beschikking heeft. Die bestelling kan dan in Vaccinnet ingevoerd worden. Per bestelling kunt u zo nodig de levermomenten aanpassen. Wel wordt gevraagd om telkens blokken van minimaal drie uur te willen voorzien. Na elke bestelling zouden de vaccins in principe binnen de 4 dagen moeten kunnen geleverd worden. De vaccins die systematisch aangeboden worden aan de verschillende doelgroepen kunt u zelf rechtstreeks in Vaccinne t bestellen. Momenteel gaat het om volgende vaccins: - Infanrix-IPV (IPV-DTP) - Priorix (MBR) - Engerix B Junior (HBV) - Tedivax pro adulto (dT) Eventuele andere vaccins voor inhaalvaccinatie moeten voorlopig nog besteld worden via een ingevuld formulier dat u als bijlage bij een e-mail verstuurd naar de gezondheidsinspectie in uw provincie. Vermeld hierbij steeds de volledige gegevens van uw CLB, zoals gekend in Vaccinnet. Hiervoor zijn volgende vaccins in beperkte mate beschikbaar: - Infanrix Hexa (IPV-DTP-Hib-HBV) - NeisVac-C (MenC) - Imovax Polio (IPV) Het bestelformulier voor deze inhaalvaccins vindt u als bijlage bij deze brief. Er wordt gevraagd om telkens na de levering van vaccins ook in Vaccinnet deze levering te willen accepteren op de juiste datum.
Bijlage 10 3/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Beschikken we nog niet over alle gegevens van uw CLB-entiteit? Stuur deze dan zo vlug mogelijk door. De vaccinverantwoordelijke en de verantwoordelijke arts registreren zich dan best alvast bij de federale overheid en vragen elk hun token aan. Zo kan uw CLB ook snel aan de slag. Hopelijk zal Vaccinnet ook voor de CLB’s een meerwaarde betekenen. Alle feedback is natuurlijk welkom.
Met vriendelijke groeten,
Ann Verhaegen afdelingshoofd CLB, Nascholing en Leerlingenvervoer
Dirk Dewolf afdelingshoofd Preventieve en Sociale Gezondheidszorg
Bijlage 10 4/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005
Bijlage 10 5/5 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005