Grensoverschrijdend perspectief Zuid-Limburg
25 september 2014
w w w. l i m b u r g . n l
Colofon Uitgave Provincie Limburg bezoekadres: Limburglaan 10 te Maastricht postadres: Postbus 5700, 6202 MA Maastricht tel.: +31 (0)43 389 99 99 e-mail:
[email protected] www.limburg.nl
Naamloos-5 14-2671
Vooraf Voorliggend rapport is opgesteld in opdracht van de provincie Limburg, naar aanleiding van afspraken in het Bestuurlijk Overleg MIRT. De vraagstelling voor het rapport is afgestemd met vertegenwoordigers het Rijk en van de gemeenten Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen. Zuid-Limburg bivakkeert al eeuwenlang op het kruispunt van culturen en talen, waarbij de Belgen en Duitsers onze goede buren zijn en dichterbij wonen dan onze landgenoten. In die "aparte" samenleving leer je krachten te bundelen, verbindingen te leggen en verantwoordelijkheden in samenspraak op te pakken. Het is dan ook van belang om de kracht van Zuid-Limburg in beeld te brengen in relatie tot het aangrenzende buitenland en aanknopingspunten te vinden om die krachten nog beter te kunnen benutten. Dit rapport laat in antwoord daarop zien dat de Euregio al een aaneengesloten grensoverschrijdende agglomeratie vormt, in feite de enige van betekenis langs de Nederlandse grens. In deze Euregio wordt fors geïnvesteerd in kennis en innovatie. Grensoverschrijdende uitwisseling is er volop, vooral op het gebied van winkelen, cultuur, recreatie en leisure. Voor de meer dagelijkse zaken als wonen, werken en leren is er door grensweerstanden echter nog geen sprake van een “daily urban system”. Daardoor worden nog schaal- en interactievoordelen niet benut. Het wegwerken van grensweerstanden is daarom van groot belang, niet alleen voor Zuid-Limburg en de Euregio, maar ook voor de BV Nederland. Dit rapport heeft vooral betekenis als achtergrondmateriaal. De aanbevelingen in het rapport (hoofdstuk 4) sluiten grotendeels aan bij de vele initiatieven en lobby-activiteiten die vanuit Limburg al worden ondernomen (hoofdstuk 5.1). In lijn met bevindingen in andere documenten vormt het rapport in onze ogen een goede basis voor de onderbouwing van Limburgse wensen, die ook in de nationale agenda passen. Gedeputeerde Staten van Limburg 30 september 2014
Grensoverschrijdend perspectief Zuid-Limburg 25 september 2014
Grensoverschrijdend perspectief Zuid-Limburg
25 september 2014
Colofon Grensoverschrijdend perspectief Zuid-Limburg is opgesteld in opdracht van Provincie Limburg door Enno Zuidema Stedebouw in samenwerking met Bureau Buiten Enno Zuidema Stedebouw Simon Dona, Ivo Dieleman Bureau Buiten Joost Hagens, Janine Caalders, Maarten Kruger Enno Zuidema Stedebouw Schiedamsevest 91D 3012 BG Rotterdam tel 010 4048289 - fax 010 4048279 www.ezstedebouw.nl
[email protected] Contactpersoon Simon Dona tel 06 5184 0304
[email protected] Rotterdam, september 2014 © Enno Zuidema Stedebouw Alles uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits de bron wordt vermeld.
4
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Inhoud
1.0 Inleiding
7
1.1 Inleiding 1.2 Aanleiding 1.3 Vraagstelling 1.4 Doel 1.5 Opbouw van het onderzoek en leeswijzer
7 9 11 11 12
2.0 Conclusies uit de analyse
15
2.1 Inleiding 2.2 Euregio als woon-, werk- en leefgebied 2.3 Gedeelde belangen, maar gedifferentieerd 2.4 Kansen over de grens 2.5 Naar een perspectief
15 15 24 27 28
3.0 Kansen voor Zuid-Limburg in grensoverschrijdend perspectief
33
3.1 Inleiding 3.2 Een landschap om te koesteren 3.3 Onderwijs en onderzoek verbinden 3.4 Topsectoren verankeren en combineren 3.5 Knooppuntontwikkeling als ruimtelijk principe voor agglomeratiekracht 3.6 Achtergrond: krimp 3.7 Wonen 3.8 Andere aandachtspunten
33 37 47 52 75 85 86 89
4.0 Samenvatting en maatregelen
93
4.1 Samenvatting 4.2 Maatregelen
93 98
5.0 Bijlagen
105
INHOUD
5
bron: http://ghita-carpediem.blogspot.nl/2013/09/weekendje-zuid-limburg.html
6
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
1.0 Inleiding 1.1
Inleiding De provincie Limburg werkt samen met haar gemeentelijke partners en het Rijk aan het versterken van haar vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Het doel is om daarmee bij te dragen aan het vergroten van de internationale concurrentiekracht van de regio en het land. In de Structuur Visie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is Limburg als onderdeel van Brainport Zuid-Oost Nederland aangemerkt, één van de drie kerngebieden voor economische groei in Nederland. Het versterken van de internationale concurrentiepositie is een hoofddoel van de SVIR. Buiten de economisch bijzonder waardevolle clustering in onder meer chemie en health en unieke kansen voor versterking van de regio spelen er, door de geografische ligging van Limburg, specifieke opgaven. Voor de regio Zuid-Limburg, die uiterst excentrisch ligt binnen Nederland (ruim 200 km grenslengte en op het smalste deel met 6 km verbonden aan de rest van Nederland), geldt dat in bijzondere mate. In het kader van het MIRT wordt er thans door de regio, in overleg met het Rijk, samengewerkt aan een bestendig toekomstperspectief voor de regio. Middels het tienjarig strategische programma dat is vastgelegd in Kennis-As Limburg wordt in Limburg uitvoering gegeven aan de agenda van Brainport 2020. In 2012 zijn er afspraken gemaakt in het BO-MIRT om in afstemming met de grote ZuidLimburgse gemeenten Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen door de Provincie een verdiepend onderzoek te laten uitvoeren naar de grensoverschrijdende kansen en belemmeringen van de regio Zuid-Limburg en daaruit voortvloeiende opgaven en maatregelen voor deze regio. Dit rapport is dat verdiepend onderzoek. Het ruimtelijk beleid van de provincie is uitgewerkt in het POL2014: het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. In het POL staat wat er nodig is om de fysieke omgeving van de provincie te verbeteren. Het omgevingsplan onderscheidt drie regio’s: Noord-, Midden-, en Zuid-Limburg. Dit onderzoek naar een grensoverschrijdend perspectief voor Zuid-Limburg is aanvullend op het POL. Centraal staat de vraag naar realistische kansen en belemmeringen in het grensoverschrijdend ruimtelijk en economisch functioneren van deze regio. Waarin ligt de kracht van Zuid-Limburg in relatie tot het aangrenzende buitenland en wat zijn de knoppen waaraan gedraaid kan worden om deze kracht nog beter te benutten? Vanzelfsprekend is hier sprake van een gedeeld eigenbelang: een sterke Euregio biedt ook kansen voor grensoverschrijdende partners. Voor Noord-Limburg is al eerder een Mirt-onderzoek Greenport Venlo uitgevoerd, samen met het Rijk en de regio. De resultaten daarvan zijn al besproken in het BO en verwerkt in de
1 . 0 inl e iding
7
bron: http://www.vvvmaastricht.eu/
8
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Gebiedsagenda (actualisatie 2012), die december 2013 is aangeboden aan de Tweede Kamer. Voor de grensoverschrijdende kansen van Noord-Limburg wordt verder gewezen op het rapport “Van achterland naar kloppend hart” opgesteld in opdracht van de gemeenten in Noord-Limburg samen met Land van Cuyk en de Duitse gemeenten Weeze en Goch, bedoeld als agenda voor grensoverschrijdende samenwerking. 1.2
Aanleiding Kenmerkend voor de regio Zuid-Limburg is het paradoxale karakter in ruimtelijke economisch perspectief. De gebiedsagenda Limburg zet dit scherp uiteen. De regio heeft onmiskenbaar grote landschappelijke kwaliteiten en heeft een uitstekende internationale ligging die kansen biedt voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven. Met de stad Maastricht als uithangbord, pittoreske dorpen, het landschap en de nabijheid van steden als Luik en Aken, biedt de regio in potentie een woonklimaat dat een goede kwaliteit van leven mogelijk maakt. Toch zien we in weerwil van deze kwaliteiten en kansen een regio met te weinig economische dynamiek. Daarnaast is sprake van een (nog toenemende) krimp van de bevolking. Naast de krimp van de bevolkingsomvang ontstaat er ook een mismatch tussen het woningaanbod (huur en koop) en de huidige en toekomstige vraag. De veelal eenduidige woningtypologie in de suburbane wijken, waarvan een groot deel particulier bezit, sluit niet meer aan bij woonwensen van deze tijd. De economische en demografische krimp zorgen er voor dat er geen natuurlijk herstel plaatsvindt. Dit vraagt om geografische opschaling en sectorale integratie van dit thema tot een ruimtelijk economisch perspectief. De gebiedsagenda Limburg definieert de volgende kwalitatieve opgaven: --
Verbetering van de woon- leefomgeving en waterkwaliteit
--
Verbetering economische structuur
--
Verbetering bereikbaarheid
--
Versterking menselijk kapitaal
--
Waterveiligheid.
Reeds decennia wordt er gestudeerd op en gewerkt aan het benutten van de potenties van de Euregio. Er worden successen geboekt en er zijn vele initiatieven maar tot een stuwende kracht achter de opgaven uit de gebiedsagenda leidt dat vooralsnog maar beperkt. Een nieuw inzicht, dat als directe aanleiding voor dit onderzoek kan worden beschouwd, is de studie Atlas van kansen voor Zuid-Limburg, Tongeren, Luik en Aken (Atlas voor Gemeenten, Roderik Ponds, Clemens van Woerkens, Gerard Marlet, 2014). Hierin wordt gesteld dat door het verminderen van grensbarrières het aantal banen binnen een acceptabele reisafstand voor Zuid-Limburg toeneemt met maar liefst 740.000. Dat grotere aantal banen dat binnen het bereik ligt als het redelijkerwijs bereisbare omliggende buitenland wordt meegeteld, geeft de regio een grote potentiële impuls in woonaantrekkelijkheid. Ook als afzetgebied is dat omliggende buitenland interessant. De genoemde 740.000 banen zijn overigens geen vacatures en het is ook niet zo dat een opwaartse economische ontwikkeling automatisch in gang wordt gezet wanneer de blik over de grens wordt verruimd. De studie geeft echter wel aan dat er een enorme potentie is voor een toename van de economische dynamiek wanneer er geen of zeer lage grensweerstand zou
1 . 0 inl e iding
9
bron: http://jaarvandevlinder.nl/2012/11/14/wat-levert-die-chemelot-campus-op/
10
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
gelden. Concluderend wordt gesteld: ‘Op zowel de korte als de lange termijn zal het integreren van de arbeidsmarkten eveneens leiden tot een grotere aantrekkingskracht van alle vier de grensregio’s. Als grensbarrières op de arbeidsmarkt volledig zouden kunnen worden geslecht, zouden de regio’s door de toename van carrièrekansen zelfs een bovengemiddelde aantrekkingskracht op verhuizende huishoudens krijgen. Op die manier zou een duurzaam economisch vitale, internationale regio ontstaan.’ De studie stelt dat het realiseren van een gemeenschappelijke arbeidsmarkt en een gemeenschappelijk verzorgingsgebied (denk daarbij aan het beter zichtbaar en bereikbaar maken van het culturele, culinaire en natuuraanbod) grote voordelen biedt voor inwoners en bedrijven van de regio. In vergelijking tot andere grensregio’s in Nederland zijn de kansen in Zuid-Limburg zelfs bijzonder groot en onderscheidend. Dat komt door het stedelijke karakter van de regio, zowel aan de Nederlandse zijde als in de omringende regio’s, waardoor het aanbod banen en voorzieningen dat de regio’s elkaar te bieden hebben, relatief groot is. Overigens wordt er in bestaand beleid al veel inspanning geleverd om de grensweerstand te verlagen. In bijlage 5.03 is daarvan een samenvatting gegeven. 1.3
Vraagstelling De vraagstelling achter deze rapportage richt zich op boven beschreven opgaven en kansen. Middels een relatief snelle scan en analyse van bestaande onderzoeken en beleidsdocumenten, zowel vanuit de Nederlands Limburgse invalshoek als de aangrenzende buitenlanden, wordt er inzicht gegeven in overeenkomsten en tegenstellingen met betrekking tot grensoverschrijdende perspectieven. Vervolgens is de vraag welke kansen benut kunnen worden om met behulp van grensoverschrijdende initiatieven de kracht van de regio beter te benutten. Achterliggende vragen zijn daarbij: Hoe kan de agglomeratiekracht van de Euregio beter worden benut? En is er, en zo ja op welk schaalniveau, een mogelijkheid om een Daily Urban System te ontwikkelen? Welke maatregelen moeten worden genomen om diezelfde agglomeratiekracht te doen versterken, ervan uitgaande dat de huidige grensweerstand (mede) oorzaak is van het niet functioneren van de regio als Daily Urban System?
1.4
Doel Het doel van deze rapportage is om aanknopingspunten te genereren voor het versterken van de Zuid-Limburgse regio in grensoverschrijdend perspectief. Dit document is uitdrukkelijk geen uitvoeringsprogramma maar signaleert kansen en doet aanbevelingen die kunnen leiden tot behoud en versterking van het vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven vanuit een grensoverschrijdend perspectief en die kunnen bijdragen aan de ambitie om de regio te laten uitgroeien tot een internationale topregio op het vlak van kenniseconomie. In eerste instantie biedt dit rapport inzicht in het krachtenveld met betrekking tot grensoverschrijdend beleid en kansen. In tweede instantie geeft deze rapportage aanbevelingen. Deze zijn niet alleen gericht op de provinciale overheid. Ook andere overheidslagen, onderwijsinstituten en het bedrijfsleven worden aangesproken op mogelijke kansen. Vanzelfsprekend geldt dat de aanbevelingen primair gericht zijn op Nederlandse
1 . 0 inl e iding
11
partijen maar ook de Belgische (Vlaamse en Waalse) en Duitse actoren in de regio worden hierbij uitgedaagd. Het vergt nadere uitwerking om van deze kansen naar een uitvoeringsagenda te gaan. 1.5
Opbouw van het onderzoek en leeswijzer Ten grondslag aan dit onderzoek ligt een beleidsinventarisatie. Zowel aan Nederlandse, Duitse als aan Belgische (Vlaams en Waals) zijde is het beleid geïnventariseerd met het oog op grensoverschrijdende aspecten (kansen, bedreigingen en ambities). Daarnaast is er middels een interviewronde aanvullende informatie verkregen. De belangrijkste conclusies staan in hoofdstuk twee. Cruciaal in een mogelijk toekomstige samenwerking in de grensregio is de aanwezigheid van een gedeeld belang. Wanneer partijen over eenzelfde urgentie spreken is er een voedingsrijke bodem om structurele veranderingen te implementeren. Daarnaast zijn er zaken die grensoverschrijdende samenwerking of uitwisseling in de weg staan. Deze ‘problemen’ (vaak van administratieve en juridische aard) moeten zoveel mogelijk worden opgelost. Het onderscheid tussen het verzilveren van kansen die de regio biedt en het oplossen van knelpunten vormt de basisstructuur van hoofdstuk drie: Kansen voor Zuid-Limburg in grensoverschrijdend perspectief. In hoofdstuk vier volgen tot slot de samenvatting en aanbevelingen.
12
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
1 . 0 inl e iding
13
De geschiedenis van samenwerken kent een sterke
hebben maar in beperkte mate geleid tot (veel) meer
traditie in de regio. Niet dat er sprake is van
regionale samenhang. De komst van
eeuwenoude structuren waarop vanzelfsprekend
hogesnelheidstreinstations in Luik en Aken heeft het
teruggevallen kan worden, het is eerder een
gebrek aan onderlinge ruimtelijke verbindingen juist
herhalende grensoverschrijdende oriëntatie die heeft
meer duidelijk gemaakt. De uiteenlopende nationale wet-
gezorgd voor welvaart en voorspoed in de regio.
en regelgeving in Duitsland, België en Nederland staat
Vandaag nauwelijks herkenbaar: de regio is een van de
een meer geïntegreerde regionale arbeidsmarkt en
oudste en meest beduidende centra van
intensievere handelsrelaties in de weg. Ook de
voorindustriële nijverheid en van vroege
teruglopende taalvaardigheid bemoeilijkt bestuurlijke
industrialisering in Europa. Kolenmijnen, ertswinning,
contacten. Zelfs de Stichting van de Euregio Maas-Rijn is
productie van ijzer- en messingwaren, lakennijverheid,
10% van zijn budget, een flinke 50.000 euro, aan tolken
pottenbakkerij; al deze ambachten hadden hier reeds
kwijt. In beleidskringen wordt de Euregio vanwege zijn
bijna globale dimensies aangenomen vooraleer de
gebrek aan zelfstandige bevoegdheden vaak enkel als
industrialisering haar overwinningstocht begonnen
subsidieloket gezien. Gewone burgers weten meestal
had. Kenmerkend was een handel en ontwikkeling die
niet eens van het bestaan, ook al steken zij de grens
grensoverschrijdend plaatsvond. Uiteraard waren
vaker over, vooral sinds de invoering van de euro in
steden als Luik, Aken en Maastricht belangrijke centra
2002. De gezamenlijke munt heeft de buurregio’s wel
maar ook kleinere steden als Vaals, Eupen en Wurm
dichter bij elkaar gebracht, maar dan alleen voor het
waren in wisselende tijdsbeelden belangrijke centra
beleven van winkel- en recreatieplezier, waarbij het
voor nijverheid en handel. (bron: www.erih.net).
‘anders zijn’ van de buurregio’s een bepaalde aantrekkingskracht heeft. Gaat het om werken en
Na de sluiting van de mijnen kwam nieuw elan in de
studeren, dan is dat juist een struikelblok en blijken
onderlinge samenwerking. De oprichting van de
Randstad, Eindhoven en Nijmegen meer vertrouwd en
Euregio Maas-Rijn wordt meestal teruggevoerd op een
minder ver weg te zijn. De perceptie van geografische
bezoek van Koningin Beatrix in 1974 aan de
afstand is niet alleen relatief, hij verandert ook met de
grensregio; zij zou hebben voorgesteld de gedeelde
tijd. Toen het nationale herverdelingsbeleid gericht was
problemen van de mijngebieden grensoverschrijdend
op het verminderen van regionale verschillen binnen het
aan te pakken.
land, voelden beleidmakers in Maastricht zich dichter bij
De ‘EUforische’ sfeer van de jaren 90 was
Den Haag en Groningen dan bij hun collega’s in Aken en
doorslaggevend voor de verdere ontwikkeling van de
Luik. Het centraal geregelde beleid ging ervan uit dat
samenwerking in de Euregio. In 1994 werd het
regio’s binnen een land solidair moesten zijn met elkaar.
Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief opgesteld met de
Nu de verantwoordelijkheid voor economische
ambitie het stedelijke kerngebied van de Euregio (het
ontwikkeling steeds meer bij de regio’s zelf komt te
MHAL-gebied, zie kaart) beter te positioneren in
liggen, is er weer meer belangstelling voor de regio’s aan
Noordwest-Europa. Voor de verwezenlijking van die
weerszijden van de grens. Sinds 2005 is er een groeiend
visie rekende men op de Europese subsidieregeling
besef dat de Nederlandse, Duitse en Belgische
INTERREG, die in 1991 werd ingevoerd ter bevordering
grensregio elkaar nodig hebben om op Europese schaal
van onder andere grensoverschrijdende regionale
te kunnen opereren als één concurrerende Euregio. Ook
ontwikkeling. Maar in de loop der jaren is de euforie
blijkt de Euregionale schaal het meest geschikt om
langzaam weggeëbd. De miljoenen INTERREG-gelden,
problemen zoals krimp in Zuid-Limburg aan te pakken.
geïnvesteerd in diverse projecten op het gebied van
(Uit: Geografie, maart 2013)
economie, toerisme, gezondheidszorg en natuur,
14
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
2.0 Conclusies uit de analyse 2.1
Inleiding Als basis voor een grensoverschrijdend perspectief is een analyse gemaakt van de relevante beschikbare onderzoeken en beleidsdocumenten met betrekking tot grensoverschrijdende kansen voor (grofweg het gebied van) de Euregio Maas-Rijn, waar Zuid-Limburg deel van uitmaakt. Daarbij is de focus gelegd op het versterken en verbinden van de (inter)regionale economie, het openstellen van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt, de cultuur van samenleven en de structuurkenmerken van de grensoverschrijdende regio. Het POL is daarbij als vertrekpunt genomen. Het onderzoeksgebied kent geen afgebakend plangebied. Als referentiegebied kan de MHAL regio worden gehanteerd, een gebied van 10.000 km2 met 3,9 miljoen inwoners.
2.2
Euregio als woon-, werk- en leefgebied In lang vervlogen tijden voor de vorming van de natiestaten was de grens in een gebied als Zuid-Limburg nauwelijks van betekenis. In theorie zou dat nu ook zo kunnen zijn, er is immers vrij verkeer van mensen, goederen, kapitaal en arbeid binnen de EU en tussen de Schengenlanden zijn er geen grenscontroles meer. Voor een deel functioneert de regio dan ook als een stedelijke agglomeratie die ‘toevallig’ grensoverschrijdend is. Bijvoorbeeld voor zaken als (recreatief) winkelen, recreatie en cultuur is er sprake van een veelvuldig en wederzijds gebruik van voorzieningen over de grenzen heen. Voor dergelijke thema’s kan worden gesproken van een Euregionaal leefgebied. Dat ligt genuanceerder voor andere onderwerpen, zoals bijvoorbeeld wonen, werken, onderwijs volgen en export. En tussen die onderwerpen zijn er verschillen in omvang en zijn er verschillen tussen de landen.
2.0
c on c lu s i e s ui t d e a n a l y s e
15
wonen over de grens NL-B bron: compendium voor deleefomgeving
wonen over de grens NL-B bron: compendium voor deleefomgeving
16
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Wonen Er wonen substantiële aantallen Nederlanders net over de grens en vooral in Vlaanderen. Er wonen minder Nederlanders in Duitsland en slechts een beperkt aantal woont in Wallonië. De omgekeerde situatie – Vlamingen of Duitsers en Walen in Nederland - komt veel minder voor. De belangrijkste reden waarom meer Nederlanders over de grens wonen dan dat er inwoners uit de buurlanden in Nederland wonen lijkt te liggen in de relatieve huizenprijzen. De huizenprijzen liggen voor vergelijkbare woningen in Vlaanderen en Duitsland lager dan in Nederland, terwijl mensen met een baan in Nederland wel gebruik kunnen maken van de Nederlandse hypotheekrenteaftrek. De verschillen (in aantallen Nederlanders) tussen Vlaanderen, Duitsland en Wallonië zijn met name toe te schrijven aan taal en cultuur. Soms spelen ook andere overwegingen een rol: de Nederlanders die uitwijken naar Brasschaat doen dat naar verluid vaak om fiscale motieven, waarbij met name het verschil in vermogensbelasting een rol speelt. En tenslotte is er een groep die bijvoorbeeld omwille van cultuur en omgangvormen (netter en hiërarchischer in onze buurlanden) voor verhuizing over de grens kiest.
2.0
c on c lu s i e s ui t d e a n a l y s e
17
vergelijking pendel tussen Brabantstad en Euregio
18
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Werken Grensarbeid – wonen in land 1 en werken in land 2 – komt in verhouding tot het over de grens wonen minder voor. Alleen het aantal Vlaamse inwoners dat in Nederland werkt is substantieel (ongeveer 4% van het aantal banen in Zuid-Limburg). Dat contingent bestaat naar schatting voor ongeveer de helft uit zogeheten Nederbelgen. Ook zijn er specifieke beroepen – verpleegkundigen bijvoorbeeld – waarin een (relatief) groot aantal Vlaamse inwoners in Nederland werkzaam zijn. Voor het overige is de grensoverschrijdende werking van de arbeidsmarkt relatief bescheiden. De belangrijkste redenen hiervoor zijn factoren als taal en cultuur, naast fiscaal-administratieve redenen (o.a. sociale zekerheid, pensioen, zorgverzekeringen, diploma-erkenning, etc.). Dat het in het voorbeeld van de verpleegkundigen wel lukt, heeft te maken met een combinatie van factoren: betere honorering aan Nederlandse kant, vakbekwaamheid aan Vlaamse zijde, wederzijdse diploma-erkenning en actief wervende grote werkgevers (o.a. het azM) die bekend zijn met de ‘administratieve complicaties’ van grensarbeid. Voor een gemiddelde werkgever in het MKB en een doorsnee werknemer met een Mbo-opleiding is de perceptie van administratieve barrières al snel te veel, ondanks dat er inmiddels goede informatievoorziening is (zie http://startpuntgrensarbeid.benelux.int/nl/) en zelfs als die barrières er feitelijk nauwelijks zijn. Opvallend is verder dat grensarbeid – met name tussen Nederland en Duitsland en vice versa – eerder lijkt afgenomen dan toegenomen. De relatief gunstige economische ontwikkeling in Duitsland in de afgelopen 10 jaar wordt als verklarende factor gezien voor de afname van het aantal in Nederland werkende Duitsers. Andersom heeft de crisis nog niet merkbaar geleid tot een toename van het werken in Duitsland vanuit Zuid-Limburg. Ook op een andere manier kan worden geïllustreerd dat de interactie van de stedelijke agglomeratie op Euregionaal niveau suboptimaal is. Daartoe is de pendel tussen Zuid-Limburg en de gebieden over de grens, vergeleken met de pendel naar en vanuit Zuidoost-Brabant en de steden Tilburg en Den Bosch. Zuidoost-Brabant telt ongeveer hetzelfde aantal inwoners als Zuid-Limburg en de afstanden en omvang van de steden zijn in de twee situaties eveneens vergelijkbaar. De inkomende pendel blijkt een factor 2 kleiner te zijn in Zuid-Limburg en de uitgaande pendel maar liefst een factor 7. Dus in een qua omvang en afstanden vergelijkbare – maar binnenlandse - stedelijke agglomeratie is er veel meer sprake van uitwisseling en interactie dan dat het geval is in Zuid-Limburg met de nabije steden. Dat leidt tot een suboptimale allocatie van arbeid en het missen van ‘economies of interaction’, schaalvoordelen in het uitwisselen van mensen en ideeën. De bijdrage van Zuid-Limburg aan de Nederlandse economie wordt hierdoor geremd.
2.0
c on c lu s i e s ui t d e a n a l y s e
19
vergelijking pendel tussen Euregio en Brabantstad De pendel van Zuid Limburg naar België en Duitsland is een factor 7,2 lager dan de pendel in Brabantstad en omgekeerd de pendel van België en Duitsland naar Zuid Limburg is een factor 2,3 lager dan Brabantstad.
20
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Nederlandse Kabinet, ‘Advies Wegnemen praktische belemmeringen bij grensoverschrijdende arbeid’, wordt geconstateerd dat er verschillen zijn in de sociale zekerheidsstelsels tussen de landen en dat harmonisering daarvan om diverse redenen niet aannemelijk is en dus ook niet moet worden verwacht. Daarom adviseert de commissie om: 1) de informatievoorziening over grensarbeid nog verder te verbeteren; 2) verder te gaan met wederzijdse diploma- en vaardigheidserkenning en 3) samenwerking tussen onder meer arbeidsbemiddelingsorganisaties te versterken.
“Grensarbeiders verrichten werkzaamheden in een lidstaat maar wonen in een andere lidstaat waar ze ten minste eenmaal per week naar terugkeren1. Omdat grensarbeiders niet in het ‘woonland’ werken, gelden voor hen diverse wettelijke regelingen van het ‘werkland’, in het bijzonder met betrekking tot het sociale zekerheidstelsel en het belastingstelsel. Voor grensarbeiders kan dit voor- en nadelen hebben, al naargelang de in het werkland geldende bepalingen van het sociale zekerheids- en belastingstelsel vergeleken met de in het woonland geldende bepalingen; sommige onderdelen van deze stelsels vallen in vergelijking met die van het woonland positief uit, andere negatief.”
Voor Zuid-Limburg en het MHAL-gebied is een toename van grensarbeid weliswaar geen doel op zich, maar een goed werkende grensoverschrijdende arbeidsmarkt impliceert wel een vergroting van de kansen op een baan, meer keuzemogelijkheden (ook voor een eventuele partner) en een potentieel betere allocatie van arbeid en dus een sterkere (Eu)regionale economie. Dat is van belang voor (Zuid-)Limburg, voor de Euregio, voor de “BV Nederland” en de andere landen. In de “Atlas van kansen voor Zuid-Limburg” is het belang van die grotere arbeidsmarkt kwantitatief onderbouwd. Naast het toegankelijker maken van de arbeidsmarkten aan de andere kant van de grens door betere informatievoorziening, zijn er ook andere factoren die kunnen worden beïnvloed en die een positieve invloed hebben op de kans op een baan over de grens. Betere verbindingen bijvoorbeeld (met name OV) of een helpdesk voor grensarbeid.
2.0
c on c lu s i e s ui t d e a n a l y s e
21
België Duitsland Nederland
Aandelen Belgische studenten Duitse studenten Nederlandse studenten X <1% 10,0% 0,4% X 0,6% 5,0% 46,0% X
aandeel Belgische, Duitse en Nederlandse studenten van totaal aantal buitenlandse studenten, per land bron: Atlas van Kansen Zuid-Limburg, 2013
Vanuit Nederland Naar Nederland % totaal % totaal vervoer Gewicht* vervoer Gewicht* naar land naar land
Limburg (BE) Liège (BE) België geheel Köln (DE, Regierungsbezirk) Duitsland geheel
1.689
12%
1.762
15%
821
6%
1.002
9%
14.612
100%
11.409
100%
2.135
10%
2.017
9%
20.897
100%
21.821
100%
Nederlands beroepsgoederenvervoer over de weg naar en vanuit Duitsland en België (2011)
22
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Onderwijs Het hoger onderwijs is sinds enkele decennia bezig aan een internationaliseringsslag. Met name op universitair niveau sluit die aan op wat – met enige overdrijving – wel de ‘global battle for talent’ wordt genoemd. De Universiteit Maastricht heeft een aanzienlijke populatie studenten uit het buitenland, waarbij met name Duitse studenten sterk zijn vertegenwoordigd (veel meer dan Vlaamse studenten). Ook de RWTH in Aken, een technische topuniversiteit, telt aanzienlijke aantallen buitenlandse studenten onder de ca. 30.000 studenten, maar nog geen tweehonderd daarvan komen uit Nederland. Dat is des te meer opvallend (weinig), omdat de RWTH goed aangeschreven staat in richtingen die goed aansluiten op onder meer de sterke clusters in de Zuid-Limburgse economie. Ook in het HBO is er sprake van relatief veel Duitse studenten in Limburg, maar minder dan aan de UM. In het basis- en middelbaar onderwijs is er sprake van een stijgende deelname van Nederlandse leerlingen in Vlaanderen.
Export Consumenten uit de Euregio weten Zuid-Limburg (maar bijvoorbeeld ook het outlet-centrum bij Roermond) te vinden voor recreatief winkelen, of voor het doen van aankopen op bijvoorbeeld de grote meubelboulevard van Heerlen/Parkstad. Zuid-Limburgse inwoners kopen veelvuldig (alcoholische) drank, tabaksproducten en autobrandstof over de grens, omdat die producten door verschillen in accijnzen daar aanzienlijk goedkoper zijn. Maar betekent de grensligging nu ook dat er meer business-to-business relaties zijn over de grens en dat er meer wordt geëxporteerd? Over het eerste ontbreken goede gegevens, maar er zijn geen aanwijzingen dat het Limburgse MKB meer samenwerkt met buitenlandse partners dan bedrijven elders in het land. In de exportpositie neemt Limburg naar Duitsland wel een vooraanstaande positie in. Agrarische en chemische producten hebben hierin een belangrijk aandeel. Het lijkt erop – maar harde data ontbreken – dat het (Zuid-) Limburgse MKB niet of maar beperkt sterker profiteert van de nabijheid van de buurlanden.
Conclusie Voor niet-dagelijkse activiteiten als (recreatief) winkelen, specifieke gerichte aankopen, cultuur (musea, podiumkunsten, festivals, etc.) en recreatie (wandelen, fietsen, stedenbezoek, leisureactiviteiten) functioneert de Euregio in de praktijk al als een stedelijke, grensoverschrijdende, agglomeratie. Voor wonen, leren, werken, en ‘gewone’ recreatie – de activiteiten die tot het Daily Urban System (DUS) worden gerekend - is dat nog veel minder het geval. Ten opzichte van een stedelijke agglomeratie van vergelijkbare schaal binnen Nederland (of binnen Duitsland, etc.) worden daarmee schaalvoordelen en interactievoordelen misgelopen. Het is dus relevant om te bezien op welke manieren het DUS kan worden versterkt.
2.0
c on c lu s i e s ui t d e a n a l y s e
23
2.3
Gedeelde belangen, maar gedifferentieerd De Euregio is geen homogene regio. Naast de evidente verschillen in taal, cultuur en nationale wetgeving kampt iedere regio met eigen opgaven met bijbehorende prioriteiten. In de kern zijn de regio’s allemaal verantwoording schuldig aan de nationale/gewestelijke/deelstaatoverheden en niet naar elkaar. Dat maakt dat Euregionale samenwerking over het algemeen opportunistisch is en zeker moeilijk afdwingbaar. Van een gezamenlijk integrale uitvoeringsagenda is dan ook geen sprake. Het Interreg-programma is relatief klein van omvang en is vaak een moeizaam compromis waarbinnen alleen activiteiten passen waarover consensus met alle partijen kan worden bereikt. Doorbraakinvesteringen die goed zijn voor een deel van de Euregio maar niet direct voor het geheel, kunnen hieruit moeilijk of niet worden gefinancierd door de schaal of het gebrek aan consensus. Zuid-Limburg ligt bovendien centraal in de Euregio wat mogelijk tot de gedachte leidt dat wat goed is voor Zuid-Limburg per definitie ook goed is voor de andere betrokken gebieden. Er zijn echter behoorlijke verschillen in de strategische oriëntatie tussen Aken, Vlaams Limburg en de provincie en stad Luik. Het is van belang die verschillen te onderkennen. De aansluiting op Vlaams Limburg is qua taal en in mindere mate cultuur veel vanzelfsprekender dan met het Waalse deel. Voor Hasselt en Genk – die zich gezamenlijk als stedelijk netwerk profileren – is de nabijheid van Zuid-Limburg van belang. Men ziet dat belang primair in bijvoorbeeld wederzijds profijt van kooptoerisme en toeristische aantrekkingskracht. De Vlaamse overheid, in casu De Lijn (OV) - investeert daarom fors in de ontwikkeling van de Spartacuslijn, de tramverbinding die Hasselt en Maastricht vanaf 2017 met elkaar gaat verbinden. Ook van Nederlandse kant wordt daarin bijgedragen. Die verbinding – met 40% reistijdwinst en meer comfort – brengt de steden (en de Universiteit Hasselt-Diepenbeek) dichter bij elkaar. Daarnaast biedt het Vlaams-Nederlandse Interregprogramma kansen op verdere samenwerking, onder andere gericht op economische structuurversterking. Dat laatste is van groot belang voor Belgisch Limburg dat door onder meer de sluiting van Ford Genk economisch een impuls nodig heeft. Via het SALK, het Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat, wordt hieraan gewerkt, met medefinanciering van het EFRO. Er ligt bijvoorbeeld een gedeeld belang met Zuid-Limburg in het versterken van het automotive-cluster. Luik heeft een eigenstandige positie als grootste stad van Wallonië en vervult een centrumfunctie voor het gebied dat reikt tot aan Luxemburg. De stad timmert fors aan de weg, met grote investeringen uit het Marshallplan Wallonië in onder meer de binnenvaarthaven (noord-zuid-corridor), de luchthaven, de HSL-verbinding (lijn Brussel-Keulen) en het paradepaardje station Guillemins. Luik heeft belang bij optimalisatie van het multimodale logistieke systeem en bij schaalvergroting/internationalisering van universitair onderzoek en faciliteiten hiervoor. In dat laatste schuilt een duidelijk voorbeeld van een gedeeld belang met Zuid-Limburg. Aken verkeert van de drie partners wellicht in de meest overeenkomstige positie: de stad ligt perifeer binnen Noordrijn-Westfalen en wordt in haar stedelijke en economische ontwikkeling
24
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
merkbaar (negatief) beïnvloed door de grensligging, zo blijkt uit cijfers en gesprekken. De stad grenst voor de helft aan de landsgrenzen waardoor de huidige grensweerstanden in het DUS negatief van invloed zijn op de economische en maatschappelijke ontwikkeling van de stad. Aken heeft als kennis- en centrumstad ook belang bij een goed functionerend Euregionaal DUS, met betere verbindingen en meer interactie. De op gang komende samenwerking tussen de UM/ AZM en de RWTH, onder meer op Chemelot, laat zien dat er ook voor de kennisinstituten een noodzaak en meerwaarde zit in toenemende interactie. In aanvulling hierop is het relevant om kort aandacht te besteden aan de positie van ZuidLimburg binnen Brainport Zuidoost-Nederland en de gedeelde belangen met de regio Eindhoven hierin. Chemelot vormt één van de fysieke brandpunten van de Brainport en is verantwoordelijk voor een forse bijdrage aan de hoge score op patenten in de Brainport, wat bijdraagt aan de ranking op diverse lijstjes (o.a. European Innovation Scoreboard) die weer bijdragen aan internationale aantrekkingskracht van de Brainport. Voor de gehele Brainport ZuidoostNederland – waar in zekere zin per definitie grenzeloos en internationaal wordt geopereerd, in ieder geval door de grote Original Equipment Manufacturers – is er consensus over de noodzaak van versterking van de internationale verbindingen, waaronder Intercity-treinverbindingen naar Keulen/Frankfurt via Heerlen. In de Railagenda van de provincie Limburg zijn en worden hiertoe stappen gezet, maar het is een taai proces. Voor Aken is deze verbinding eveneens van betekenis. Hier vallen belangen op verschillende schaalniveaus dus samen.
Conclusie Het is belangrijk dat de provincie Limburg zich bewust is van de verschillen in strategische oriëntatie van haar buurpartners. Naast de Euregionale samenwerking is het daarom goed om bilaterale allianties te zoeken. Omdat de gedeelde belangen met Aken het grootst zijn en deze stad en haar omgeving de grootste bijdrage lijkt te kunnen leveren aan de economie en de samenleving, is er behoefte aan intensivering van de samenwerking op korte termijn. Voor de langere termijn is het zaak de potenties van Luik en Hasselt in de gaten te houden. Een intensivering van de relaties met Aken, moet geen afbreuk doen aan de goede bestuurlijke verstandhoudingen met de andere partners.
2.0
c on c lu s i e s ui t d e a n a l y s e
25
Zuid-‐Limburg (NL) Logis&ek Life science Energie Agro & Food Automo&ve
Limburg/ Hasselt (BE) Logis&ek en mobiliteit Biotechnologie Green Energy Fruitsector/ land-‐ en tuinbouw Maakindustrie
Wallonië/Luik (BE)
Aachen/NRW (DE)
Transport en logis&ek Biotechnologie/ life science Milieutechnologiën
Logis&ek
Voedingsmiddelen Mechanical engineering
Health Zorgeconomie Cultuur (Maastricht) Cultuur/ en vrije&jdssector vrije&jdssector Crea&eve industrie/ ICT Chemie Lucht-‐ en ruimtevaart
Biotechnologie Energie-‐ & milieutechnologiën Voeding Automo&ve/ engineering Zorgeconomie Historisch/ cultuuraanbod Crea&eve industrie Chemie/ kunststoMechnologie
Bouwsector gedeelde speerpuntsectoren aangemerkt in beleidsdocumenten
26
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
2.4
Kansen over de grens De Euregio, Zuid-Limburg en de BV Nederland hebben economisch en breder maatschappelijk wat te winnen bij een versterking van de euregionale agglomeratie. In de eerste plaats is het gebied een grote concentratie van mensen en banen. De banenconcentratie en diversiteit daarin – die beide van belang zijn voor carrièrekansen - maakt het gebied aantrekkelijker als woonlocatie. Het ‘openbreken’ van de grensoverschrijdende arbeidsmarkten kan zelfs als de ‘missing link’ worden aangemerkt, want in de basis geldt het woonklimaat in Zuid-Limburg met aantrekkelijke steden, de ‘Europese’ uitstraling, de diversiteit van de buurlanden en hun aanbod aan stedelijke cultuur en vermaak (Aken, Luik, Hasselt) en het landschap (heuvellandschap, Drielandenpark en Maasvallei) als heel aantrekkelijk. Maar er is een geringere diversiteit aan banen binnen de landsgrens en daarmee een te sterke afhankelijkheid van enkele grote werkgevers. Ook voor lager opgeleiden kan bijvoorbeeld de - tot voor kort - gunstige economische ontwikkeling in Duitsland kansen bieden. Maar dat deel van de arbeidsmarkt blijft – uitzonderingen daargelaten – nu veelal buiten beeld. In het voorafgaande is het belang van diversiteit op de arbeidsmarkt benadrukt, maar relevant is dat het om een vorm van diversiteit gaat die aansluit op de kennis en vaardigheden van de beroepsbevolking. Uit onderzoek va het PBL (‘De veerkracht van regionale arbeidsmarkten’, Weterings A. et. al.) blijkt dat juist voor Zuid-Limburg de banen over de grens voldoen aan deze zogenoemde skill-gerelateerdheid; ze dragen dus potentieel – los van taal en cultuur – bij aan de aantrekkelijkheid van de regio Zuid-Limburg. De concentratie van mensen en bedrijvigheid is ook op andere manieren relevant. Als consumenten zijn de nabije inwoners wel in beeld, maar als business-to-business afzetgebied minder dan mogelijk is. Lang niet elk Zuid-Limburgs bedrijf met potentieel klanten (bedrijven of consumenten) van over de grens, heeft een drietalige website en ook de taalbeheersing schiet daarvoor soms/regelmatig tekort. Eerder is al het strategisch belang genoemd voor Brainport Zuidoost-Nederland, waar Zuid-Limburg integraal onderdeel van uitmaakt in de (Rijks-)Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, van versterking van internationale verbindingen waaronder die met de trein. Aken en Luik verschaffen de entree naar het Europese HSL-netwerk, een netwerk dat voor de middellange afstand een belangrijke rol vervult naast point-topoint vliegverkeer en de auto. De RWTH, als prominent technisch kennisinstituut kan een groter belang hebben als opleidings- en kennisinstituut voor de (Zuid-)Limburgse en Brainport industrie. Zowel door haar kwaliteit – onder meer op automotive-gebied – alsook haar omvang is dit voor de Nederlandse arbeidsmarkt en Zuid-Limburgse bedrijven, die blijkens het Techniekpact zitten te springen om technici, een natuurlijke partner.
2.0
c on c lu s i e s ui t d e a n a l y s e
27
Ook in het logistieke systeem voor goederenvervoer kunnen er voordelen zitten aan het meer over de grens kijken. De luchthaven van Luik bijvoorbeeld of de haven(s) van Luik kunnen ook relevant zijn voor de distributie (aan- of afvoer) van Zuid-Limburgse bedrijven. Opgemerkt wordt dat hierbij overigens ook sprake kan zijn van directe concurrentie. Als laatste wordt de aandacht gevestigd op de grote overlap in economische clusters die centraal staan in de economische ambities aan weerszijden van de grenzen. Structuurversterkende maatregelen, gedeelde onderzoeks- en researchfaciliteiten, een gezamenlijke innovatie-roadmap, het zijn voorbeelden van acties die in grensoverschrijdend perspectief wellicht beter haalbaar worden, al is het natuurlijk ook zo dat zaken er complexer van kunnen worden. Maar internationale concurrentiedruk, schaalvergroting en hyperspecialisatie maken dat een dergelijke opschaling - die zich overigens niet per sé tot de Euregio moet beperken maar vraagafhankelijk moet worden ingevuld - wel in de rede ligt. Trekkerschap bij de markt en kennisinstellingen is daarbij van belang. 2.5
Naar een perspectief In de vorige paragrafen is geschetst waar grensoverschrijdende kansen liggen (2.04) en waar belangen overeen komen (2.03). Ook is eerder geciteerd uit de Kansenatlas waaruit blijkt dat de concurrentiepositie van Zuid-Limburg (ten opzichte van andere Nederlandse regio’s) als woonen werkregio sterk verbeterd, als de grensweerstand zou kunnen worden geslecht. Weinig aandacht is tot dusverre besteed aan waarom het relevant is om die kansen te benutten. In de eerste plaats is dat om welvaart en werkgelegenheid voor de regio te creëren. Daarmee kan Zuid-Limburg ook haar bijdrage aan de nationale koek optimaliseren. Een sterkere Euregionale agglomeratie leidt uiteindelijk tot hogere productiviteit in Zuid-Limburg. Naast de kansen en kwaliteiten van de regio, is er een haast paradoxale werkelijkheid waarin bevolkingskrimp een belangrijke factor vormt. Die dreigt de regio mee te zuigen in een vicieuze cirkel: er zijn te weinig binnenlandse banen en kennelijk onvoldoende ondernemerschap om daar verandering in aan te brengen, daarom trekken met name jongeren (twintigers en dertigers) weg of keren zij of anderen na onderwijs elders in onvoldoende mate terug, daardoor biedt de arbeidsmarkt voor grotere bedrijven onvoldoende gekwalificeerde medewerkers of blijkt het
28
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
moeilijk om die gekwalificeerde mensen naar Zuid-Limburg te halen, daardoor aarzelen eventuele verhuizende bedrijven om naar de regio te komen of verplaatsen groeiers zich (of een deel van hun activiteiten) wat weer bijdraagt aan de geringe diversiteit van banen, etc. De vastgoedmarkt(en) ondervindt/ondervinden hiervan de negatieve gevolgen: krimp leidt tot overschotten en dalende prijzen. Dat is op zichzelf ook weer een factor die tot een reductie van de dynamiek op de arbeidsmarkt leidt. Nieuwkomers aarzelen met het kopen van een huis, vanwege het risico van waardedaling. En woningeigenaren aarzelen met verhuizen voor een (andere) baan, vanwege het risico dat hun woning niet wordt verkocht of alleen met een restschuld. En huurders die zijn aangewezen op de sociale woningvoorraad zijn ook al niet heel mobiel omdat er in andere regio’s vaak wachtlijsten zijn en de prijs-kwaliteitsverhouding elders lager is. Kortom, de economische dynamiek, het functioneren van de arbeidsmarkt en van de vastgoedmarkt zijn aan elkaar verbonden. Wie de bijdrage van Zuid-Limburg aan het BNP wil verhogen, kan niet om deze problematiek heen. De vastgoedproblematiek komt in Zuid-Limburg het sterkst tot uitdrukking in de suburbane wijken van de steden (Parkstad, Sittard-Geleen, Maastricht). In sommige daarvan treedt een cumulatie van problemen op – werkloosheid/inactiviteit, armoede, waardedaling – waardoor met name kinderen/jongeren het zicht op een beter perspectief dreigen te verliezen of dat al hebben verloren. Dat is een maatschappelijk en menselijk onwenselijke situatie, die linksom of rechtsom moet worden doorbroken. In veel gevallen kunnen mensen dat zelf, maar in sommige situaties vraagt dat ook een rol van de overheid/maatschappelijk middenveld. Op zijn minst moet daarbij een beter toekomstperspectief – scholing, werk, woning – binnen bereik zijn. Overigens is in een rapport van het EIB en Rigo1 aangetoond dat het maatschappelijk loont om te investeren in de transformatie en reductie van de woningvoorraad in met name de zwakkere wijken. Uit die maatschappelijke kosten-baten-analyse blijkt dat het uiteindelijk goedkoper is om – o.a. vanuit de overheid – tijdig te investeren dan de autonome ontwikkeling zijn gang te laten gaan. 1
2.0
MKBA Herstructureringsaanpak Parkstad Limburg, Rigo/EIB (2010)
c on c lu s i e s ui t d e a n a l y s e
29
Een sterkere Euregionale agglomeratie vormt niet hèt antwoord op die problemen, maar vormt wel een kansrijk onderdeel van dat antwoord of beter van die antwoorden. Er zijn dus zowel vanuit de kansenkant als vanuit maatschappelijke knelpunten belangrijke redenen om de mogelijkheden voor een grensoverschrijdend perspectief voor Zuid-Limburg aan te grijpen. In het volgende hoofdstuk komen beide kanten van de medaille aan bod. We doen dat door vanuit twee perspectieven naar de toekomst te kijken. Vanuit de kansen en figuurlijk gezien met een top-down-bril kijken we op welke manieren de topclusters – Health, Chemie, Smart Services – sterker kunnen worden in een grensoverschrijdende aanpak en wat daar voor nodig is. Vertrekkend vanuit de maatschappelijke uitdagingen en redenerend ‘van onderop’, schetsen we op welke manieren een grensoverschrijdend toekomstbeeld kan bijdragen aan verbetering van de kansen voor lager opgeleiden en wat dat aan maatregelen vraagt. Het werken aan verbeteringen op de woningmarkt vormt daarin een essentiële schakel, vanwege de eerder genoemde samenhang tussen de werking van de arbeidsmarkt en de woningmarkt. De ene aanpak sluit de andere niet uit, beide ingangen zijn waardevol en aanvullend op elkaar.
twee perspectievenbenadering: kansen met een top-down-bril en maatschappelijke uitdagingen redenerend ‘van onderop’
30
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
2.0
c on c lu s i e s ui t d e a n a l y s e
31
de Euregio kent een groot aanbod aan kennisinstellingen en campussen (op de kaart uitgesplitst naar topsectoren)
32
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
3.0 Kansen voor Zuid-Limburg in grensoverschrijdend perspectief 3.1
Inleiding De analyse in het vorige hoofdstuk laat zien dat er twee handelingsperspectieven bestaan om de kracht van de regio verder uit te bouwen. Er zijn kansen maar er zitten ook bepaalde elementen die kansen in de weg. In het eerste handelingsperspectief staat de kracht en de kansrijkheid van grensoverschrijdende samenwerking centraal. Dit handelingsperspectief vloeit voort uit het vigerend beleid en gaat uit van het huidige krachtenveld van steden, instellingen en economie op basis van landschappelijke kwaliteiten, bestaande stedelijke milieus en infrastructuur. Vanuit het handelingsperspectief worden er top down kansen geïdentificeerd die een schaal- en kwaliteitsprong binnen en buiten sectoren mogelijk maken: Krachten versterken! Het tweede handelingsperspectief is gericht op het oplossen van knelpunten in grensoverschrijdende relaties van de regio. Zaken als woningmarkt, wet- en regelgeving en extra middelen om bottom up grensoverschrijdende relaties te bewerkstelligen, passen in dit kader: Pak problemen aan! Het handelingsperspectief dat uit gaat van het versterken van de kracht van de regio leidt tot een opvatting over de ruimtelijke samenhang van de Euregionale agglomeratie en hoe deze te bereiken is. Het legt de basis waarin de maatregelen en aanbevelingen uit het tweede handelingsperspectief kunnen functioneren. Top down en bottom up zijn complementair aan elkaar. Alleen wanneer gedacht wordt uit een compleet ecosysteem (structuur en cultuur), zo leert ons de analyse, kan daadwerkelijk een mentaliteits-verandering worden bewerkstelligd, waarin het grensoverschrijdende ‘normaal’ is.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
33
Grensoverschrijdend perspectief voor Zuid Limburg als onderdeel van de mainportstrategie voor Nederland. In een grensoverschrijdend perspectief is de toegevoegde waarde voor Brainport en Nederland groter.
34
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
In dit hoofdstuk worden vanuit verschillende perspectieven de kracht en de kansen voor grensoverschrijdende dynamiek benoemd. De opbouw kent een klassieke lagenbenadering: vanuit de lagen van het landschap en de occupatie naar de dynamiek in het economisch domein. Afwijkend is dat de laag van de infrastructuur in deze opbouw als laatste aan de orde komt. Het vervoersmodel kent geen intrinsieke grensoverschrijdende kracht maar accommodeert uitwisseling. Als gevolg van de beschreven kansen kunnen aanpassingen in die laag worden benoemd. De beschrijving van de oplossingsrichtingen voor knelpunten en problemen sluit aan bij deze benadering.
de koppeling tussen het fysieke landschap en de maatschappelijke en economische thema’s
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
35
Drielandenpark
36
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Krachten versterken! 3.2
Een landschap om te koesteren Nationaal Landschap Zuid-Limburg is een van de twintig (voormalige) Nationale Landschappen in Nederland. Het is een gebied met unieke karakters. De steile hellingen, afgewisseld met holle wegen en plateaus. Het cultuurhistorisch erfgoed, de rijke grond, het bruisende - Limburgse - verenigingsleven dat de mensen in de dorpen bindt. Alhoewel er Euregionale landschappelijke verschillen zijn, houdt het Heuvelland van Limburg niet op bij de grens. Het landschap is een fundament onder de identiteit van de grensoverschrijdende regio. Dat is reden voor de grensregio om zich te verenigen en de waarden van het landschap gezamenlijk uit te dragen in het Drielandenpark. Het Drielandenpark is gelegen tussen de steden Hasselt, Genk, Sittard-Geleen, Heerlen, Aken, Eupen, Verviers, Luik en Maastricht. Drielandenpark is ook een grensoverschrijdend platform voor samenwerking over de grenzen heen. Het landschap is een belangrijke omgevingskwaliteit voor wonen en werken en daarmee een essentieel onderdeel van het vestigingsklimaat. Daarnaast is het landschap ook een ‘productiefactor’ voor in het bijzonder de landbouw en leisure.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
37
38
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Landbouw De gevarieerde landbouw is een belangrijke drager van het landschap. Koeien in de wei, fruitbomen, verschillende gewassen die het landschap kleuren, landschapselementen op cultuurgrond en grasland in de beekdalen zijn essentieel voor het Zuid-Limburgse landschap. In Zuid-Limburg worden met name appels en peren geteeld. Ook aardbeien, kersen, bessen en pruimen maken deel uit van de productie. Bij bijvoorbeeld appels zorgen de ondernemers met nieuwe op de consument gerichte rassen voor innovatie en een blijvende positie. Een belangrijke stimulerende factor is de eigen coöperatieve fruitveiling Zuid-Limburg (Mergelland fruit). Deze heeft een omzet van €14 miljoen per jaar (40 miljoen kilogram fruit). Desondanks kent de landbouw in Zuid-Limburg een negatieve trend. Het aantal akkerbouwbedrijven daalde het afgelopen decennium, overeenkomstig het landelijk gemiddelde, met meer dan een derde. Het aantal leegstaande boerderijen in de regio neemt toe. Deels zoekt de landbouw naar verbreding. De steden in het Heuvelland zijn toeristische trekpleisters. De landbouwsector maakt daar gebruik van door het leveren van een aantal diensten voor de Zuid-Limburgse inwoners en bezoekers. Bijvoorbeeld in de vorm van toerisme en recreatie, zorgboerderijen en verkoop van streekproducten. Ook het onderhoud van natuur en landschap is een functie die de landbouwsector kan vervullen. Kansen voor grensoverschrijdende samenwerking De landbouw is een behoorlijk autonome sector. De bijdrage van de landbouw aan de regio zal vooral bestaan aan het behoud van het karakteristieke landschap. Daarnaast geldt het verbinden van stad en land als algemene, Euregionale ontwikkeling. Als onderdeel van dit thema wordt ingezet op een samenhangende aanpak van zich aandienende initiatieven (bijvoorbeeld agroleisurepark, metropolitane concepten, agglomeratieland- en tuinbouw en stadslandbouw). In het beleid van het Drielandenpark is dit nader uitgewerkt. Het uitdragen van een grensoverschrijdend landschappelijk gebied is een belangrijke opgave. Denk daarnaast aan cross-overs, bijvoorbeeld aan de bijdrage van de land- en tuinbouw aan de biobased economy, groene energie maar ook aan voorbeelden als de culturele identiteit van Limburg. Verbinding van het Bourgondische karakter met agro, food en lifestyle kan ook een toegevoegde waarde opleveren voor de land- en tuinbouw in Limburg. Kansen voor een grensoverschrijdend perspectief •
Het Drielandenpark legt een stevig landschappelijk fundament voor een grensoverschrijdende regio. Draag het concept uit naar een breed, internationaal, publiek en werk consequent volgens de principes.
•
Betrek de landbouw bij het onderhoud en exploitatie van het landschap.
•
Daag de landbouwsector uit slimme combinaties te ontwikkelen met betrekking tot de kennisintensieve economie van de regio (Energie, biobased economy).
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
39
inventarisatie
inventarisatie
40
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Leisure en cultuur Naast een productiemiddel voor land- en tuinbouw is het Zuid-Limburgse landschap ook een vrijetijdslandschap. Ook op dit thema bestaat reeds een sterk grensoverschrijdend besef. Shopping in de grote steden en meubelboulevards, bezoek aan grote recreatieve attracties maar ook buitensport (wandelen, fietsen, watersport) vindt reeds in een zeer breed en grensoverschrijdend netwerk plaats. Het zijn makkelijk toegankelijke functies die een extra beleving krijgen door het buitenlandse karakter. De verschillen in aanbod door het verschil in nationaliteiten wordt hier juist benut. Ook het brede Euregionale aanbod van musea trekt bezoekers van alle landen. De grensoverschrijdende oriëntatie van leisure zet zich ook voorzichtig voort in de culturele programma’s. Op dat vlak is er een brede samenwerking aan het ontstaan in de Limburgse regio en vooral opvallend daarbuiten op Euregionale schaal. Er wordt samengewerkt in culturele activiteiten, kunstprogramma’s en architectuur. Deze programma’s worden meertalig gepubliceerd in Euregionale UIT-Agenda’s (Charle Magne, Zuiderlucht). Dat functioneert relatief goed. De onderscheidende steden functioneren complementair in aanbod en identiteit. De grensweerstand is beperkt, culturele uitwisseling op Euregionaal schaalniveau wordt gezien als uiting van een metropolitane en moderne levenswijze, een unieke kwaliteit van de regio.
kans
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
41
inventarisatie
inventarisatie
42
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Kritische noot: de programma’s van Zuiderlucht en Charle Magne zijn wel beperkt tot een selectieve, intellectuele doelgroep. Een brede activiteitenagenda op Euregionale schaal ontbreekt vooralsnog. Zo heeft het Duitse publiek de weg tot het poppodium in Heerlen nog maar beperkt gevonden (of andersom: het poppodium bereikt haar potentiële doelgroep in Duitsland nog onvoldoende). Natuurlijk speelt de grensweerstand in meer of mindere mate een rol. Mediacité in Luik is door de taalbarrière niet een vanzelfsprekende bestemming voor een breed Nederlandstalig bioscooppubliek. Individuele activiteiten (museumbezoek, wandelen) noodzaken niet tot interactie waarbij grensbarrières als taal, wet en regelgeving en omgangsvormen moeten worden overwonnen. Maar een gedeeld normen- en waardenbesef, een Euregionale cultuur, ontstaat door interactie en communicatie. Deze dragen bij aan een collectieve identiteit die bij kan dragen aan het ontsluiten van een grensoverschrijdende arbeidsmarkt. Taalonderwijs en drietalig programma-aanbod is daarom een belangrijk aandachtspunt in de ontsluiting van het culturele aanbod en het versterken van de interactie met ‘buitenlanders’. Op dit moment wordt de mogelijkheid bezien of een groot thematisch attractiepark Nature Wonder World aan de oostflank Brunssum mogelijk is. Een dergelijke ontwikkeling zou een extra impuls voor Parkstad betekenen.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
43
kans
44
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Kansen voor een grensoverschrijdend perspectief •
Maak gebruik van bestaande culturele instellingen. Denk bijvoorbeeld aan Bureau Europa, een Euregionaal dansplatform, de relatie tussen TahV met Vlaanderen en de relatie tussen Opera Zuid met Aken). Stimuleer grensoverschrijdende samenwerking om daarmee een gezamenlijke identiteit te creëren.
•
Daag de culturele sector uit om door toegepaste vormen een brug te slaan tussen toptechnologie en samenleving (denk daarbij bijvoorbeeld aan de rol van design -in het verlengde van de Design Academy Eindhoven- in de Brainport). Zo ontstaat een verbinding tussen de kracht van de regionale economie en de identiteit van de samenleving. Zoek verbreding en aansluiting vanuit lopende projecten zoals de Gezondheidsagenda.
•
Draag het brede aanbod op Euregionale schaal uit. Het culturele aanbod op Euregionale schaal is groot en divers: dat is nog niet alom bekend. Het verbreden van de doelgroep kan niet alleen leiden tot een breder draagvlak maar ook tot een sterkere gedeelde identiteit, tradities en cultuur. Draag de culturele en landschappelijke waarden uit in een grensoverschrijdend perspectief.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
45
inventarisatie
kans
46
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
3.3
Onderwijs en onderzoek verbinden Het onderwijsaanbod in Limburg kent zijn zwaartepunt in Maastricht. De Universiteit van Maastricht (UM) is gevestigd op binnenstedelijke locaties (vijf faculteiten) en, met haar geneeskundefaculteit (FHLM) op Randwyck. UM is een jonge universiteit. In de top 50 van universiteiten niet ouder dan 50 jaar bezette UM in 2013 de 7e positie. De universiteit heeft ruim 15.000 studenten waarvan bijna de helft afkomstig is uit het buitenland. Het aandeel Duitse studenten is hoog, op sommige faculteiten studeren zelfs meer Duitse dan Nederlandse studenten. Naast de universiteit in Maastricht heeft Zuid-Limburg onder de naam Zuyd een grote verzameling van HBO-opleidingen. Deze hebben vestigingen in Sittard, Heerlen en Maastricht. Relevant om te noemen is de onderwijsboulevard in Heerlen waar verschillende beroepsopleidingen zich hebben gevestigd. Met betrekking tot onderwijs vinden de volgende ontwikkelingen plaats die interessant zijn in grensoverschrijdend perspectief: ---
Internationalisering van onderwijs neemt toe, UM is daar een goed voorbeeld van. Steeds meer banen vragen om (voortdurende) bijscholing. Onderwijsinstellingen (HBO en Universiteiten) richten zich op deze markt.
--
De derde geldstroom wordt binnen Universiteit en HBO een belangrijke bron van inkomsten. Onderzoeksresultaten en publicaties worden ingezet in de prestigestrijd tussen instellingen van hoger onderwijs. Onderzoeksfaciliteiten en samenwerkingen met topinstituten en bedrijfsleven worden daarom steeds belangrijker.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
47
inventarisatie
kans
48
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Zuid-Limburg beschikt met haar speerpunten op chemie, health en automotive over uitstekende raakvlakken tussen onderwijs en praktijk, van research tot productie. Wanneer in een grensoverschrijdend perspectief wordt gekeken dan ontstaat bovendien de mogelijkheid tot een schaalsprong en kwaliteitsverbetering: --
Net over de grens bij Vaals ligt de RWTH. Een technische universiteit met 35.000 studenten en 15.000 medewerkers/onderzoekers. In het domein van Health en Chemie, en ook in Automotive, is deze universiteit een interessante samenwerkingspartner. RWTH beschikt over additionele kennis, onderzoeksfaciliteiten en een enorme omvang van studenten als bron voor talent.
--
In de stad Luik en, ver daarbuiten, op Sart-Tillman is de universiteit van Luik gevestigd. Het aanbod van de universiteit van Luik kent veel overlap met de universiteit en hogescholen in Maastricht. De universiteit van Luik kampt met een financieringsvraagstuk. Ondanks haar omvang (20.000 studenten) ziet de universiteit dat grote onderzoeksprojecten door een specialistisch karakter steeds duurder worden. Met name aan de faculteit voor geneeskunde speelt dit vraagstuk. Het opstarten van gezamenlijke onderzoeksprojecten tussen Luik en Maastricht, alsmede het delen van dure onderzoeksfaciliteiten kan een manier zijn om middels een schaalsprong kwaliteit voor de lange termijn vast te houden.
--
Universiteit Hasselt is met 5.000 studenten een relatief kleine universiteit. Sinds enkele jaren is er een stevige band met Universiteit Maastricht en worden er gezamenlijk curricula ontwikkeld onder de naam van een derde universiteit, de tUL (transnationale Universiteit Limburg). Samen met KU Leuven is onlangs een rechtenstudie toegevoegd in tUL. De tUL is in het leven geroepen om grensweerstanden in het onderwijs (doorstroom, uitwisselbaarheid) te verminderen en diploma-erkenning te verbeteren. Door de samenwerking in tUL-verband kan de Universiteit Hasselt bovendien haar faculteitenaanbod uitbreiden.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
49
kans
50
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Kansen voor een grensoverschrijdend perspectief •
Intensiveer en breidt de samenwerking met de RWTH uit. De RWTH is enorme concentratie van internationale studenten (35.000) en onderzoekers (15.000). Het is een bron van kennis en biedt een potentieel aan hoog opgeleide arbeidskrachten. Dit geldt zowel voor onderwijsinstellingen als voor het bedrijfsleven.
•
Profileer Parkstad als woon- en leefomgeving voor studenten aan de RWTH. Studenten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de levendigheid van de binnenstad van Heerlen.
•
Zoek vanuit kennisclusters van onderwijs en onderzoek naar samenwerking met de Universiteit van Luik. Daar liggen, net als bij de RWTH (incl. Klinikum) kansen voor opschaling om kostbare onderzoeksprojecten te financieren en faciliteiten te kunnen blijven dragen.
•
Bevorder samenwerken in multidisciplinaire samenstelling tussen de topsectoren in de Euregio. Het campusbeleid uit Kennis-As Limburg is een sterke basis, breidt deze grensoverschrijdend uit (zie ook paragraaf 3.04).
•
Maak van de grensoverschrijdende samenwerking, zoals de transnationale Universiteit Limburg, een onderscheidende kwaliteit van onderwijs en onderzoek en draag dat uit. Profileer de concurrentiepositie van de regio.
Voorwaarde voor uitwisseling en samenwerking is een (H)OV systeem waarmee studielocaties met elkaar worden verbonden. Dat kan door locatiekeuzes van onderwijs en onderzoeksinstellingen op een goede manier te (her)overwegen of door (H)OV verbindingen te maken tussen de concentraties. Daarnaast is het wenselijk om op ontmoetingsplaatsen ook het bedrijfsleven te faciliteren. Het campusbeleid heeft dat voor ogen en het is raadzaam dat, ook als grensoverschrijdend model, verder uit te bouwen in de regio.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
51
3.4
Topsectoren verankeren en combineren Voor de aantrekkelijkheid van een regio geldt dat niet alleen omgevingskwaliteit (het fysieke landschap, de cultuur en leisurefaciliteiten) bepalend is. Een toekomstperspectief voor mensen, en dus een reden om zich te vestigen of te blijven, ontstaat pas daadwerkelijk als er ook duurzame en meerdere kansen op de arbeidsmarkt zijn. Dat geeft vertrouwen. De overheid beseft dit maar al te goed en streeft daarom in haar beleid naar sterke economische regio’s aan de hand van het topsectorenbeleid. Zoals het POL beschrijft zijn de dragende sectoren van de economie van Zuid-Limburg Chemie & Materialen, Life Sciences & Health, en Smart Services. De Chemelot Campus in Sittard-Geleen en de Maastricht Health Campus fungeren als de twee belangrijkste groeimotoren van de regio, waarmee een substantiële bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van de Brainport Zuidoost-Nederland en KennisAs Limburg tot een innovatieve, duurzame en internationale economische topregio. Ze dragen bij aan een excellent vestigingsklimaat en zijn daarmee structuurversterkend voor de Limburgse economie. De regio, in grensoverschrijdend perspectief, kenmerkt zich door een hoge dichtheid aan kennisintensieve instituten en economische topsectoren. Uit de analyse van hoofdstuk 2 blijkt dat deze grotendeels overeenkomstig zijn aan weerszijden van de grenzen. In zijn algemeenheid geldt dat schaalvergroting en een kwaliteitssprong noodzakelijk zijn om de internationale positie te versterken: in de mondiale concurrentiestrijd spelen hyperspecialisatie en topfaciliteiten (zie bijvoorbeeld de 9,4 Tesla MRI-scanner MHC) een doorslaggevende rol. Dat betekent dat de kenniscomponent, ook in de maakindustrie, een steeds grotere rol gaat spelen. Maar ook dat ontwikkelingskosten en faciliteiten steeds grotere financiële investeringen vragen. Een schaalsprong van de Zuid-Limburgse topsectoren, waarbij zij op specifieke onderwerpen samenwerking zoeken met kennisclusters in de Euregio, is door de geografische ligging haast onvermijdelijk. De mondiale concurrentiestrijd vindt overigens niet enkel plaats op het gebied van prijs en product. Er is sprake van een world-wide battle for talent. Wat dat betreft heeft de regio met haar fysieke omgeving een sterke troef in handen. In potentie zijn er goede carrièrekansen, als de grensweerstand daadwerkelijk wordt verminderd. (Een ander element dat we tussen neus en lippen vaak in gesprekken terughoren is dat de samenleving van Zuid-Limburg nog onvoldoende openstaat voor nieuwkomers. Hier speelt een merkwaardige paradox: een Bourgondische en joviale uitstraling maar bottom line in het dagelijks leven een besloten community. Het ‘je-komt-er-niet-tussen-syndroom’ is een zware belemmering).
52
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Het versterken van de grensoverschrijdende economie in de topclusters zal niet alleen die bedrijven en instituten een beter toekomstperspectief geven. In tweede instantie is ook de keten van toeleveranciers gebaat bij economische versterking, de keten profiteert mee. Daarnaast heeft grensoverschrijdende samenwerking van drijvende krachten van de economie van de regio ook voorbeeldwerking voor de cultuur van leven in de regio. Niet alleen toeleveranciers zullen vaker in Euregionale verbanden moeten opereren, ook het onderwijs, dat vaak praktijktoepassingen kent, zal moeten aanhaken bij deze horizonverbreding. Er is dus sprake van een dubbelfocus: op het mondiale toneel wordt de concurrentiestrijd geleverd op het gebied van product (kwalitiet-prijs) en human capital, lokaal moet de samenleving worden uitgedaagd om de Limburgse en Euregionale topsectoren te verankeren in een voedingsbodem van talent, kwaliteit en aanpassingsvermogen. Deze voorwaarden worden ook wel ‘global pipeline’ (de connectiviteit met de wereldmarkt) versus de ‘local buzz’ genoemd. Voor de topsectoren health, chemie, automotive en logistiek zijn Euregionale kansen verkend. Zonder de toekomststrategieën van de organisaties exact te kennen, kunnen vanuit beleidsdocumenten en interviews richtingen worden verkend voor verdere uitwerking.
Het TTR ELAt programma: de vooraanstaande kennis- en technologiepositie van de Technologische Top Regio Eindhoven-Leuven-Aken (TTR ELAt) binnen de Europese kennisinfrastructuur dient beter te worden benut om strategische relaties op te bouwen met andere regio’s, kennisinstellingen en bedrijven in Europa.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
53
inventarisatie
kans
54
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Health De topsector Health is een opvallend thema in Euregionaal perspectief. Met het azM en de Universiteit van Maastricht ligt er een stevige basis voor de Maastricht Health Campus. De kracht van het cluster is dat het niet alleen een regionaal dekkingsgebied heeft, maar meer nog dat het zich zeer succesvol weet te positioneren met een aantal medische speerpunten. Kortweg is er een sterke concurrentiestrijd gaande tussen ziekenhuizen waarbij de belangrijkste troeven (kostbare) state-of-the-art faciliteiten zijn, gekoppeld aan toponderzoekers. De combinatie tussen een unieke faciliteit en toponderzoekers leidt tot hyperspecialisatie. Zijn deze aanwezig dan brengt dat een derde geldstroom op gang (farmaceuten en technologiebedrijven die zich graag associëren met het betreffende onderzoeksprogramma). De faciliteiten zijn duur dus draagvlak verbreden en bijvoorbeeld facilitysharing lijken onvermijdelijk. Kijkt men over de landsgrenzen heen, dan is daar niet alleen een enorm gebruikerspotentieel aan te boren, ook de dichtheid van medische instituten is groot. Het Klinikum in Aken, net over de grens bij Vaals, ligt slechts op 25 kilometer afstand en de gedeelde wetenschappelijke onderzoeksdomeinen zijn groot. Samenwerking vindt reeds plaats en verdere uitbouw van die samenwerking wordt momenteel onderzocht (bron: www.ukaachen.de, Uniklinika in Aachen und Maastricht bauen Zusammenarbeit weiter aus, 28.07.2014). In Luik is tevens sprake van een groot medisch cluster. Het ziekenhuis heeft tevens een zeer groot verzorgingsgebied. Ook daar worden kostbare onderzoeksprogramma’s geïnitieerd. Naast deze drie polen van medisch onderzoek en ontwikkeling aan universiteiten en ziekenhuizen kent de regio in Hasselt en Parkstad nog twee opleidingsinstellingen die opleiden tot ondersteunende diensten (verpleging, laboranten etc.).
Universiteit Maastricht en Academisch Ziekenhuis Maastricht op de Maastricht Health Campus
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
55
kans
kans
56
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Kansen voor grensoverschrijdend perspectief • --
Verken vergaande grensoverschrijdende samenwerking met als doel: Excellentie verhogen: gecombineerde onderzoeksprogramma’s en onderzoeksfaciliteiten geven mogelijk meer specialisatiekansen en kwalitatieve verbeteringen.
--
Kosten besparen: het delen van voorzieningen (dat kan ook in een relatief eenvoudige faciliteit als een dierproefcentrum) leidt tot besparing van kosten.
--
Aanbod verbreden: in een onderling netwerk is het gezamenlijk aanbod groter. De aantrekkingskracht van een sterk cluster zal er voor zorgen dat de ‘catchment area’ zal vergroten.
•
Maak intensievere samenwerking mogelijk door:
--
Afstemmen regelgeving: de regelgeving voor werken in het buitenland en zorg in het buitenland zijn nu nog een obstakel. Wet- en regelgeving moet hieromtrent eenvoudiger worden of er moet een inspanning gedaan worden om mensen hulp te bieden.
--
Ontwikkel het netwerk: medisch onderzoek en zorg in Euregionaal perspectief vraagt om goede bereikbaarheid van de instellingen. Niet alleen vanuit het centrum van de stad maar ook, als het gaat om gedeelde onderzoeksprogramma’s en faciliteiten, in een onderling netwerk. De aansluiting in het netwerk is een belangrijke voorwaarde voor succes.
--
Ontwikkel lead partners: in de Euregio is geen sprake van een onderlinge, samenhangende hiërarchie. Dat maakt de samenwerking makkelijk en gelijkwaardig maar ook willekeurig en vrijblijvend. Het bepalen van lead partners op bepaalde onderzoeksdomeinen helpt richting te geven aan de ontwikkeling. Tevens kan het helpen deze samenwerkingen een fysiek adres te geven (zie ook Chemie).
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
57
inventarisatie
inventarisatie
58
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Chemie De topsector Chemie is in Zuid-Limburg geconcentreerd in Sittard-Geleen. Het 800 hectare grote Chemelot-terrein bestaat uit het Industrial Park voor chemische productie en de Chemelot Campus. De campus is een broedplaats voor innovatie en samenwerking. Met bedrijven als DSM en SABIC opereert de sector wereldwijd vanuit Limburg. De aanwezigheid van dure installaties, kabels en leidingen maakt een verhuizing niet eenvoudig. Vanuit de speerpunten van Chemelot, hoogwaardige (biogebaseerde) materialen voor de electronicasector, de automobielindustrie en de medische industrie, biotechnologie en biosynthese, zijn er sterke relaties met de omgeving. Niet voor niets reikt Brainport Zuid Oost Nederland tot Zuid-Limburg. De technische installaties en de menselijke kennis binnen het cluster zijn uniek en een kans voor de Euregio. Met het interactiemilieu van de Chemelot Campus wordt het mogelijk gemaakt om die kennis te delen. Erkend wordt dat daar een meerwaarde ontstaat voor alle betrokken partijen. DSM Limburg, Provincie Limburg en Maastricht University ontwikkelen met de campus een regionale vestigingsplaats voor bedrijven, onderwijs- en onderzoeksorganisaties. De aansluiting bij de curricula van de onderwijsinstellingen is groot. Niet alleen in Nederland maar juist ook bij de RWTH in Aken. Onder de titel AMIBM (Aachen-Maastricht Institute for Biobased Materials) is onlangs een onderzoeksprogramma gestart tussen Chemelot en de twee universiteiten. Studenten krijgen daarbij praktijkles op de Chemelot Campus. Toepassing van ontwikkelingen op het gebied van chemie vindt in de regio veelal plaats op medisch gebied. Het academisch ziekenhuis van Maastricht, waar veel medisch onderzoek wordt gedaan, maakt gebruik van chemische innovaties.
Chemelot
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
59
kans
kans
60
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
De kans die zich hier voordoet is om de samenwerking en de waardeketen verder uit te bouwen. De overlap zit vooral in de combinatie tussen technologische en medische opleidingen en onderzoek en chemie. Ziekenhuizen in Nederland, België en Duitsland hebben baat bij een sterk onderzoeksprogramma en topfaciliteiten. Het stelt hen in staat om zich te specialiseren. Andersom leveren zij gezamenlijk, ieder vanuit een eigen invalshoek, kennis en met menskracht de mogelijkheid om innovatie te ontwikkelen.
Kansen voor grensoverschrijdend perspectief Zoals gezegd bestaat de samenwerking nu tussen Chemelot, Maastricht en Aken. Dat is een stevige driehoek als het gaat om complementariteit in het onderwijs- en onderzoeksprogramma. De RWTH in Aken is bovendien groot en gerenommeerd en biedt toegang tot het Fraunhover Instituut. Een versterking van deze driehoek kan een stevige basis leggen voor sterke concurrentiepositie. Om dat te bewerkstelligen moet gewerkt worden aan de volgende vier sporen: •
Positioneren en uitbreiden: buiten het gebied van biobased materialen zijn er meer complementaire onderzoeksvelden. Inventarisatie daarvan kan leiden tot meer unieke samenwerkingen.
•
Verbinden: samenwerking tussen onderzoekers, medici en studenten vraagt om, drempelloze, interactie met elkaar. Goede verbindingen per openbaar vervoer (en over de weg), zijn cruciaal. Aken, Maastricht en de Chemelot Campus moeten met hoogwaardig openbaar vervoer bereikbaar zijn.
•
Adresseren: samenwerking tussen de instituten moet geen willekeur zijn maar structureel van aard. Het platform moet herkenbaar en benaderbaar zijn. Vindbaarheid en een aanspreekpunt is daarbij cruciaal voor ontwikkelkansen. Gedacht kan worden om per platform (zoals het AMIBM) een fysiek kennisinstituut op te richten. Afhankelijk van het zwaartepunt op één van de knooppunten in de regio: dat kan buiten de gespecialiseerde campussen bijvoorbeeld ook op belangrijke knooppunten in de regio zoals in de stationsomgeving van Maastricht.
•
Uitdragen: de kennis en kunde maar ook de behoefte moet vervolgens wereldkundig gemaakt worden. Met trots en in verbinding met de samenleving. Niet alle technologische innovatie is voor iedere burger begrijpelijk. Het laten zien en uitleggen welk toepassingsgebied een innovatie kent, draagt bij aan het inbedden in de samenleving.
Uiteraard hebben de universiteiten van Luik en Hasselt ook de behoeften aan opschaling van hun onderzoeksprogramma’s en draagvlak voor kostbare faciliteiten. Ook voor hen is het delen van dure voorzieningen en programma’s een duurzame toekomststrategie. Het is dan ook raadzaam hen uit te nodigen om met hen in gesprek te treden om te onderzoeken wat zij kunnen bijdragen.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
61
inventarisatie
inventarisatie
62
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Automotive VDL NedCar in Born is de enige onafhankelijke Nederlandse autoproducent. Al meer dan 45 jaar worden er auto’s gebouwd. Sinds eind 2012 is NedCar onderdeel van de VDL Groep en heeft de fabriek zich getransformeerd tot een onafhankelijke voertuigen fabrikant. De productiehallen zijn vervolgens omgebouwd en de lijnen zijn aangepast zodat vanaf de zomer van 2014 de MINI gebouwd kan worden (17 juli 2014). Daarmee lijkt, na een onzekere periode voor veel arbeiders, er weer een positieve ontwikkeling plaats te vinden. Inmiddels telt de fabriek weer 2200 werknemers. De verwachting is dat de productie substantieel zal toenemen, waardoor het aantal werknemers op zal lopen tot 3000. De activiteiten van VDL NedCar sluiten goed aan bij de andere activiteiten van VDL groep in de automotive industrie. Als toeleverancier voor de internationale personenwegen- en truckindustrie levert VDL al jarenlang een groot scala aan onderdelen, complexe samenstellingen en complete systemen. Tevens is VDL leverancier van geautomatiseerde productielijnen voor vele autofabrieken wereldwijd. Naast de MINI produceert VDL ook autobussen. Met VDL lijkt dus niet alleen de oorspronkelijke fabrieksactiviteit te kunnen worden gecontinueerd. Het brede scala van activiteiten, geconcentreerd rondom Eindhoven en verbonden met de automotive campus in Helmond
VDL NEDcar in Born
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
63
inventarisatie
kans
64
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
biedt ook kansen in een breder perspectief. Een hechte samenwerking met het chemiecluster van Chemelot (materialen) ligt voor de hand. Minstens zo interessant is de aanwezigheid van de faculty of mechanical engineering aan de RWTH en het Fraunhofer institut für Produktionstechnologie in Aken. Beide instituten zouden de kennis en ontwikkelcomponent van VDL kunnen versterken en zo de aanwezigheid van de fabriek in Born duurzaam kunnen verankeren. Het Ministerie van EZ heeft het initiatief genomen voor een werkgroep die kansen in beeld brengt om via Euregionale samenwerking VDL NedCar structureel te verankeren. Tegenover de opwaartse ontwikkeling van VDL NedCar staat de sluiting van de Ford fabriek in Genk. Daarmee verliezen 4300 gekwalificeerde mensen hun baan. Via uitzendorganisaties vindt inmiddels een matchingsproces plaats met VDL NedCar. Alhoewel de aantallen niet overeenkomstig zijn ligt hier toch een grensoverschrijdende kans voor de regio die bijdraagt aan de kwaliteit van de fabriek in Born. Een sterke autofabriek in Born kan voor Zuid-Limburg een positieve bijdrage leveren aan de economische positie. In grensoverschrijdend opzicht zijn er vooral kansen in de verbinding met Aken voor wat betreft technologische expertise en ontwikkeling en richting regio Genk voor gekwalificeerd personeel. De provincie kan hierin aanjager en initiatiefnemer zijn: het leggen van relaties en het stimuleren van samenwerkingen als basis voor een sterk cluster. In fysieke zin zijn er goede voorzieningen nodig voor toeleveranciers en voor de afvoer van geproduceerde auto’s. Een goede aansluiting van VDL NedCar op het hoofdspoor Roermond – Sittard is hierin een belangrijke schakel. Wel is er bij grensoverschrijdend werken altijd sprake van een grensweerstand als het gevolg van wet- en regelgeving (zie paragraaf problemen oplossen)
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
65
kans
66
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Kansen voor grensoverschrijdend perspectief •
Streef naar een duurzame verankering van de activiteiten van VDL NedCar in Zuid-Limburg door het leggen van een unieke combinatie met het chemie cluster. Zet in op verbreding van de activiteiten: van alleen productie naar productie en onderzoek en ontwikkeling, testing en prototyping, etc. Het toevoegen van deze kennis leidt tot vergroting van de waardeketen. Een verbeterde aansluiting van VDL NedCar op het hoofdspoor draagt daar aan bij.
•
Versterk de relatie met de RWTH. Stimuleer Nederlanders om daar te studeren en profileer de automotivesector van Limburg sterk in het onderwijs. Start bijvoorbeeld gezamenlijke researchmodules. Zo ontstaat er een kweekvijver voor talent in de regio.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
67
kans
kans
68
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Transport en Logistiek Een vierde topsector in de Zuid-Limburgse regio is Transport en Logistiek. Zowel in vracht- als personenvervoer is het aanbod breed en divers. Er zijn veel faciliteiten (container terminals, luchthavens, HSL stations, spoor- en wegverbindingen). In Zuid-Limburg vindt grootschalig transport plaats rondom VDL NedCar en Chemelot. De wens van het bedrijf is om aangesloten te worden op het hoofdspoor, voor de aanvoer van onderdelen en de afvoer van geproduceerde auto’s. Hiermee kan ook substantieel verkeer van de weg worden gehaald. Het Chemelot terrein is al sinds de mijnbouwtijd aangesloten op het hoofdrailnet. Op dit moment worden plannen uitgewerkt om hieraan een nieuwe spooraansluiting aan de zuidzijde van het terrein toe te voegen om het goederentreinen komend uit het zuiden gemakkelijker te maken het terrein te bereiken en te verlaten. Het accent in België ligt anders. Zowel de regio Hasselt-Genk als Luik, richt zich op transport van goederen als primair economisch speerpunt. In Genk en in Luik worden overslag terminals gerealiseerd voor transport over weg, spoor en water. De luchthaven van Luik heeft oorspronkelijk een focus op transport van goederen. De logistieke verbindingen zijn vooral noord-zuid georiënteerd en verbinden de haven van Antwerpen middels het Albertkanaal met de regio’s Genk en Luik. Voor de topsector Logistiek is het belangrijk dat de volgende items goed verankerd worden:
3.0
•
de aanwezigheid van goede verbindingen over weg, water, spoor en door de lucht;
•
de aanwezigheid van voldoende en goed uitgeruste terminals;
•
de aanwezigheid van voldoende en goed bereikbate bedrijventerreinen.
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
69
Personenvervoer Voor wat betreft het personenvervoer geldt dat er over het algemeen een goede ontsluiting over de weg plaatsvindt. Er is een uitgebreid snelwegenstelsel en de capaciteit is over het algemeen voldoende. De aansluiting op het Duitse wegennet is bij de N297 is in principe geregeld. In het Duitse wegennet is de B56 in aanlag; het laatste deel zal eind 2017 gereed zijn. Het complementeren van deze verbinding maakt een directere relatie van de A2 bij Sittard met Düsseldorf mogelijk. Daarnaast is de wegcapaciteit van de A76 beperkt. Verdere economische ontwikkeling vereist een verbreding van deze snelweg. De grootste opgave voor het personenvervoer in de regio is het transport over spoor. Luik en Aken zijn onvoldoende aangesloten en goede verbindingen ontbreken. Deze verbindingen zijn niet alleen essentieel voor het versterken van Euregio als agglomeratie, Aken en Luik beschikken ook over HSL stations waarmee de regio aansluiting kan vinden op het europees netwerk van hoge snelheidstreinen. Daar waar de agglomeratiekracht van de regio het meest gebaat is bij een goede aansluiting met HOV op Aken (zie de kansen onder Health en Chemie), daar blijkt een goede verbinding met Luik per spoor te voorzien in een dagelijkse behoefte in de verbinding met Brussel. De provincie werkt aan een grensoverschrijdende mobiliteitsaanpak. In de lopende aanbesteding voor de multimodale OV-concessie zijn in geheel Limburg, en met name in Zuid-Limburg, diverse grensoverschrijdende buslijnen uitgevraagd. De Provincie werkt daartoe nauw samen met onder meer de Duitse vervoersautoriteiten. Daarnaast maakt ook grensoverschrijdend spoorvervoer nadrukkelijk onderdeel uit van de lopende aanbesteding. Ook daarbij wordt nauw samengewerkt met de Duitse vervoersautoriteiten en Nederlandse en buitenlandse spoorvervoerders. Daarnaast is er sprake van Vlaamse (De Lijn) en Waalse (TEC) busdiensten die binnen het Limburgse concessiegebied worden toegelaten op de verbindingen
70
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
met Belgisch Limburg en de regio Liège. Daarnaast wordt gewerkt aan de volgende belangrijke verbindingen: •
De tramlijn die wordt aangelegd van Hasselt naar Maastricht. Daarmee worden twee culturele en economische polen aan elkaar gekoppeld en ontstaat een vervoersbeweging van toeristen , studenten en grenswerkers.
•
De elektrificatie van de spoorlijn Landgraaf - Hertzogenrath waarmee de sneltreinverbinding tussen Maastricht - Heerlen en Aken mogelijk wordt gemaakt. De provincie levert daar grote inspanningen. De lijn maakt ook de intercityverbinding tussen Eindhoven en Aken mogelijk. Het Rijk heeft reeds financiële toezeggingen gedaan voor de elektrificatie van het traject Landgraaf-grens. De inspanningen van de Provincie op dit traject zijn tevens gericht op spoorverdubbeling op het traject Heerlen-Herzogenrath.
•
Voor beide hiervoor genoemde projecten zijn ook ontwikkelingsprojecten gestart over de totstandkoming van treindiensten.
•
De provinciale ambities zijn tevens gericht op de verbetering van de spoorverbinding Maastricht-Luik. In de lopende aanbesteding van het Limburgse OV is aan de potentiele inschrijvers gevraagd hiervoor ontwikkelplannen aan te reiken. De provincie zelf is hierover ook in gesprek met de NMBS. Bij de evaluatie van de Maastricht-Brussel Express bleek dat er (te) weinig behoefte bestaat aan een dagelijkse verbinding met Brussel. Het gros van de reizigers zou niet verder gaan dan Luik.
Voor een samenhangende agglomeratie waarin de kwaliteiten van steden en plekken worden gedeeld is een goed functionerend netwerk essentieel. Voor de Euregio van Zuid-Limburg vraagt dit om een internationaal afgewogen mobiliteitsaanpak. In de volgende paragraaf een voorzet.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
71
inventarisatie
kans
72
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Smart Service Hub Naast Maastricht Health Campus en de Chemelot Campus in Geleen wordt mogelijk de Smart Services Hub een direct resultaat van de samenwerking binnen Kennis-As Limburg agenda. De regio Parkstad kent een grote dichtheid van bedrijven, instellingen en opleidingen op het gebied van financiële, economische en administratieve dienstverlening. De Smart Service Hub is een expertise- en innovatiecentrum rond smart services en business intelligence. Om de aanwezige expertise te benutten en de krachten te bundelen slaan zestien partijen in de Smart Service Hub de handen ineen: CBS, APG, Belastingdienst, PNA Group, Betawerk, Provincie Limburg, UM, Zuyd, Arcus College, KvK, Rabobank, Gemeente Heerlen, SVOPL, Obvion, OU en de Parkstad regio. Eén van de plannen is een expertisecentrum voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs op het gebied van Smart Services en Business Intelligence: een fysiek centrum met de ambitie om te groeien tot een wereldwijd centrum op het gebied van smart services & business intelligence. Verder wordt er een portfolio van nieuwe opleidingen en opleidingsvarianten ontwikkeld voor jonge mensen en professionals. Met projecten vóór en dóór ondernemende studenten, bedrijven en kenniswerkers zullen regionale doelen worden ondersteund en gefaciliteerd. De Smart Service Hub wordt gedacht aan de rand van de binnenstad van Heerlen.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
73
1) stationsgebieden en campussen
2) kennisclusters en interactiemilieus
3) IC verbindingen
Verbeter connectiviteit op drie schaalniveaus: (1) verbeter de verbinding tussen de stationsgebieden en campussen, (2) stimuleer Euregionale uitwisseling tussen de kennisclusters en interactiemilieus door een samenhangend knooppuntennetwerk en (3) versterk de (inter)nationale bereikbaarheid door goede IC verbindingen vanuit Nederland, via de HST stations van Luik en Aken met het Europees achterland.
74
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
3.5
Knooppuntontwikkeling als ruimtelijk principe voor agglomeratiekracht De Euregio waarvan Zuid-Limburg onderdeel is bestaat uit middelgrote steden in Nederland, Duitsland en België. De analyse laat zien dat de uitwisseling tussen deze steden achterblijft bij vergelijkbare, binnenlandse, agglomeraties. Daarmee wordt de gezamenlijke kwaliteit die de steden in potentie samen hebben niet of onvoldoende benut. Met de overtuiging dat de grensweerstand een belemmering is, is het doel een regio in te richten waarin de grens in het dagelijks leven niet of nauwelijks meer een rol speelt. Enerzijds wordt dat bereikt door zaken als aanpassingen in wet- en regelgeving, het toegankelijk maken van de arbeidsmarkt door diplomaherkenning en andere doorslaggevende administratieve zaken. Anderzijds is het ook letterlijk het gebruik maken van de kracht in de verschillende steden door het leggen van fysieke verbindingen. Onder de term borrowed size heerst er binnen de vakwereld van de ruimtelijke ordening de opvatting dat de som der delen krachtiger is en dat het niet noodzakelijk is dat alle steden het volledige spectrum van topvoorzieningen moeten aanbieden. De noodzaak om uit te gaan van de kracht van het geheel wordt versterkt door de gevolgen van de economische recessie. Na jarenlang gedacht te hebben in termen als uitbreiding en nieuwbouw is het niet meer vanzelfsprekend om grootschalige gebiedsontwikkeling toe te passen. In een krimpende markt zoals die van Zuid-Limburg geldt dat extra sterk. Slim gebruik maken van wat er al is, sterker maken wat sterk is en goede onderlinge verbindingen maken is de kern daarmee van de grensoverschrijdende regio. Bij die gedachte past een conceptueel model dat uitgaat van knooppuntontwikkeling. De kracht om de agglomeratie op te bouwen vanuit sterke knooppunten wordt versterkt door de constatering dat de kansen die vanuit de topsectoren worden geboden geen eenduidige gebruikersgroep kennen. Meer dan ooit is juist de ontmoeting tussen onderzoekers, studenten, gebruikers en medewerkers de basis voor veel innovatieve processen. Het POL definieert deze ambitie als interactiemilieus. Deze ontwikkeling is herkenbaar bij de DSM (het ontwikkelen van de Chemelot campus is gericht op deze uitwisseling) en rondom het azM waar de Maastricht Health Campus wordt ontwikkeld met belangrijke waarde ‘ontmoeting stimuleren’. Niet alle centra in Zuid-Limburg en in de Euregio zijn gelegen op of nabij multimodale locaties. En niet op alle multimodaal goed bereikbare plekken zijn centra ontwikkeld. Om dat onderscheid te maken zijn de begrippen knoop- en plaatswaarde ontwikkeld. Een hoge knoopwaarde is af te meten aan de mate van bereikbaarheid met verschillende modaliteiten, een hoge plaatswaarde is af te meten aan de intensiteit aan bovenlokale functies. Voorbeelden: Randwijck: hoge knoopwaarde, plaatswaarde is in ontwikkeling, Geusselt: lage knoopwaarde, plaatswaarde is in ontwikkeling, RWTH Aken: hoge plaats-, lage knoopwaarde, Luik Guillemins: hoge knoopwaarde, lage plaatswaarde. De waardering hangt samen met de plaats in de hiërarchie: Als de positionering van een locatie lokaal is dan zal de behoefte aan verknoping ook op een ander schaalniveau gelden.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
75
Verbeter connectiviteit op drie schaalniveaus: (1) verbeter de verbinding tussen de stationsgebieden en campussen.
76
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Het ruimtelijk beleid wordt momenteel grotendeels overgelaten aan de gemeentes. Van een samenhangend beleid voor het ontwikkelen van knooppunten is in Zuid-Limburg, laat staan in Euregionaal perspectief geen sprake . Veel ruimtelijke ontwikkelingen vinden buiten de invloedssfeer van het railnet op unimodale autolocaties aan de randen van het stedelijk gebied plaats. (Hogeschool Heerlen, Campus Chemelot, Geusselt) . Er wordt dan wel voorzien in lokaal vervoer vanuit stations naar deze locaties, maar de knoopwaarde blijft achter in verhouding tot de plaatswaarde. Zeker wanneer in de ontwikkeling van de grensoverschrijdende agglomeratie het belang en gebruik van dergelijke plekken zal toenemen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de knoopwaarde van locaties als de MHC campus en de RWTH Melaten Campus in het licht van beoogde samenwerking en uitwisseling. Voor afstemming tussen knoop- en plaatswaarde is geen grootschalige gebiedsontwikkeling noodzakelijk. Leegstand biedt ruimte om nieuwe bestemmingen toe te wijzen en geeft alternatieven voor uitbreidingen aan randzones die unimodaal bereikbaar zijn. Plaatselijk verdichten en functies mengen rondom plekken met knoopwaarde heeft meer toegevoegde waarde voor de regio dan het ontwikkelen van uitbreidingen aan de randen. De provincie kan hier sturend in optrekken, het Rijk kan met haar herbestemmingsopgave voor rijksvastgoed hier mogelijk een maatschappelijke bijdrage aan leveren. Het proces van de herschikking van het openbaar vervoer en de wens om raillijnen te versterken of zelfs uit te breiden geeft ruimte om de knoopwaarde van bepaalde locaties te versterken, terwijl ze als gevolg daarvan elders wellicht verzwakt worden. Als dit in samenhang met de ruimtelijke strategie gebeurt kan een gericht knooppuntenbeleid gevoerd worden. Dit heeft een meerwaarde voor de ontwikkeling van de regio: in lijn met het economisch krachtenveld wordt grensoverschrijdende bereikbaarheid mogelijk en vanzelfsprekend. Het begrippenpaar plaats- en knoopwaarde is tweeledig. Enkel het aanpassen van het vervoersysteem is onvoldoende. Plaatswaarde wordt bereikt door het afstemmen van het gebruik van de plek op de ambitie van de regio. Zo kan het zijn dat sterke knooppunten als het station van Maastricht een toevoeging nodig hebben in identiteit. Nu is het beeld en functie sterk gericht op de historische binnenstad. Een belangrijke toegevoegde waarde voor de regio maar van een interactiemilieu op het gebied van Health, Chemie of onderwijs is hier geen sprake. Ingezet moet worden op place making van de interactiemilieus: Het sterker maken van de identiteit van plekken door (toekomstige) gebruikers, dat zijn dus juist ook instituten en bedrijfsleven, uit de omgeving te betrekken.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
77
Verbeter connectiviteit op drie schaalniveaus: (2) stimuleer Euregionale uitwisseling tussen de kennisclusters en interactiemilieus door een samenhangend knooppuntennetwerk.
78
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Verbeter connectiviteit op drie schaalniveaus: (3) versterk de (inter)nationale bereikbaarheid door goede IC verbindingen vanuit Nederland, via de HST stations van Luik en Aken met het Europees achterland.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
79
huidig spoorwegennetwerk
uitbreiding spoorwegennetwerk
80
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Op basis van de kansen die in grensoverschrijdend perspectief worden gedefinieerd vragen vooral de onderstaande locaties en ingrepen aandacht. Zij dragen in belangrijke mate bij aan het versterken van de concurrentiekracht en bereikbaarheid: •
Chemelot: heeft een unieke en sterke plaatswaarde maar de knoopwaarde is onvoldoende. Als icoon voor het chemiecluster en als belangrijke toegevoegde waarde voor de healthcomponent in de regio en voor de Brainport zuidoost Nederland is een goed HOV een must, evenals een goed ontsluiting over de weg. Dit is zowel een regionaal als nationaal belang.
•
Maastricht Health Campus: heeft een unieke en steeds sterker wordende plaatswaarde maar de knoopwaarde is onvoldoende. In de toekomst zal de Maastricht Health Campus de transformatie naar een zeer kennisintensieve stedelijke plek verder doorzetten. Verbindingen met de regio en vooral ook met de stad (Urban Campus van universiteit Maastricht) versterken de interactiekracht. Na het voltooien van de tunnel van de A2 is de snelwegbereikbaarheid op orde, het HOV-net vraagt om optimalisatie (trein, stationsgebied MHC en mogelijk tram)
•
Vliegveld MAA: nagegaan moet worden op welke manier hier ook plaatswaarde kan ontstaan. Duidelijk is dat de luchthaven een sterke unimodale ontsluiting met de auto kent. Verbinding met de stad Maastricht maar ook met Chemelot Campus kan een positieve bijdrage opleveren. Daarnaast bestaat de noodzaak om afstemming te zoeken met andere vliegvelden in de regio. De provincie Limburg, als eigenaar van het vliegveld, moet hier, samen met lokale partners, initiatiefnemer voor zijn.
•
VDL NedCar Born: vooralsnog vooral een productielocatie met unimodale autobereikbaarheid. De plaatswaarde en knoopwaarde zijn beide laag. Bij het uitbouwen van de automotive industrie van Zuid-Limburg moet worden afgewogen of dat op het terrein van VDL NedCar moet plaatsvinden of dat kennisontwikkeling zich juist concentreert op een bestaande onderzoekslocatie die door middel van een betere bereikbaarheid direct wordt ontsloten voor medewerkers, onderzoekers en studenten. Een onderzoekslab in Aken, via intercity in verbinding met Eindhoven, kan een denkbaar scenario zijn. Het samenwerkingsverband tussen onderwijs, ondernemen en overheid (triple helix) van de Kennis-As Limburg moet gezamenlijk deze richting onderzoeken.
•
Campus Melaten RWTH - Stad Aken: de kansen vanuit inhoudelijke samenwerking binnen alle topsectoren zijn enorm, de omvang van de Duitse universiteit en het ziekenhuis is erg groot. Samenwerking is reeds aan de orde (AMIBM) en wordt geïntensiveerd (samenwerking azM en Klinikum). Daarnaast bestaat er een sterke behoefte, zowel vanuit Parkstad als vanuit Aken om meer als één regio op te trekken in stedelijke opgaven (van huisvesting tot bestedingsgedrag). Dit vraagt om een zeer zorgvuldig overwogen HOV systeem dat zowel de kenniscentra van Zuid-Limburg en Aken met elkaar verbindt maar ook de stedelijke regio Parkstad-Aken versterkt. Lokale overheid van Parkstad en de regionale, provinciale overheid dienen hier regie op te voeren.
•
Luik Guillemins: als HSL station van enorme toegevoegde waarde op de verbinding tussen Maastricht en Brussel maar de stationsomgeving is kent nog nauwelijks plaatswaarde in Euregionaal perspectief. Voor de economische situatie van Limburg en Nederland is de aansluiting op het HSL net van grote waarde. Vooralsnog moet de regionale en nationale
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
81
overheid daarom inzetten op een directe en goede aansluiting op het HSL net. De regio Zuid-Limburg (zowel vanuit overheid , kennisinstellingen en bedrijfsleven) kan in de toekomst profiteren van het mogelijk centraliseren van grote voorzieningen rondom het station. Het is aan te bevelen om daar met de Waalse overheden over in gesprek te raken. •
stationsgebieden Sittard-Geleen, Maastricht, Heerlen: De grote steden in Zuid-Limburg moeten het voortouw nemen in het versterken van plaatswaarde rondom stations. Naast de historische omgeving, shopping en cultuur zijn stations ook plekken waar de prestaties van de kenniseconomie uitgedragen moeten worden. In functioneel opzicht zouden stations als knooppunten meer toegevoegde waarde moeten krijgen: ontwikkel hier co-work plekken voor zelfstandigen maar ook ontmoetingsplekken voor onderwijs en bedrijfsleven.
Het besef dat de huidige economische brandpunten zich concentreren op nieuwe of getransformeerde plekken duidt ook op een grote opgave voor bestaande bedrijventerreinen. Het denken over werklocaties wordt al jarenlang gedomineerd door de convictie van het scheiden van functies, het opdelen in afzonderlijke kavels en het optimaliseren van autobereikbaarheid en vastgoedwaarde. Vrijwel alle bedrijventerreinen en kantorenlocaties in Nederland, en dus ook in Zuid-Limburg, zijn volgens deze principes ingericht, waarbij voorbij is gegaan aan het besef dat dit ordeningsprincipe hoort bij een industriële economie. Dit leidt niet alleen tot een groter wordend leegstandprobleem. De kwalitatieve opgave is minstens zo groot en vraagt om structureel ingrijpen.
Internet Naast de fysieke netwerken wordt onze samenleving en economie steeds meer afhankelijk van internet. De Provincie Limburg heeft opdracht gegeven de problematiek die er speelt bij initiatieven in Limburg gericht op de aanleg van snel internet inzichtelijk te maken. Daarnaast worden alternatieven onderzocht. In het licht van deze studie verdient het aanbeveling om in dat onderzoek de rol van de grens te betrekken. Liggen er kansen aan de andere kant van de grens om hier daadwerkelijk van een open netwerk te kunnen spreken? En zijn er manieren om direct ook Duitse en Waalse zoekresultaten te bereiken vanuit een Nederlandse startpagina?
82
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Energienetwerk Naast energiewinning is energieopslag een van de grote vragen binnen een beoogd duurzaam energiesysteem. Onder de projectnaam O-PAC (Ondergrondse Pomp Accumulatie Centrale) wordt de mogelijkheid van ondergrondse energieopslag onderzocht. Ondanks het feit dat er contacten zijn met een marktpartij die interesse heeft in het project O-PAC, staat het Rijk op het standpunt dat de steun en bijdrage van het Rijk aan grootschalige energieopslag op korte en middellange termijn niet noodzakelijk is. De minister van EZ heeft wel een onderzoekstraject aangekondigd waarin de mogelijkheden voor grootschalige energieopslag worden onderzocht, waarbij gebruik zou worden gemaakt van de opgebouwde expertise vanuit het O-PAC dossier. De status van dit onderzoek is op dit moment onbekend. Energieopslag is zeker een onderwerp dat kansen biedt voor Euregionale samenwerking. Dan moet energieopslag wel breder worden benaderd dan de grootschalige variant van O-PAC. Er lijkt meer behoefte te bestaan voor energieopslag op kleinere schaal, bijvoorbeeld de opslag van hernieuwbare elektriciteit in accu’s (niet alleen van de elektrische auto, maar ook accutoepassingen op gebouw- of wijkniveau) of de opslag van warmte in zoutcontainers of mijnwater. Allemaal technieken die nog in meer of mindere mate in de kinderschoenen staan, maar waarmee de regio zich zou kunnen profileren. Met name de opslag van warmte in mijnwater is een interessant thema, waarbij het gezamenlijke mijnverleden een sterk punt is van de Euregio. Verder is de link met RWTH in Aken interessant, omdat zij zich ook bezig houden met slimme elektriciteitsnetwerken (o.a. gelijkstroom en vraagsturing). In deze ontwikkelingen heeft energieopslag absoluut een plaats; het een kan niet zonder het ander. In dat kader zou het thema energieopslag daarom nog breder benaderd kunnen worden door in te zetten op slimme energienetwerken inclusief energieopslag. De Euregio kan door haar combinatie van kennis en aanwezigheid van oude mijnen een vernieuwende bijdrage leveren aan dit aan steeds belangrijker wordend onderwerp. Bovendien past het energievraagstuk goed bij de identiteit van een milieubewuste regio waar het gezond leven is.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
83
ontwikkeling Limburgse bevolking per woonregio in indexcijfers, 2013-2050 (2013=100) bron: Etil
0ntwikkeling huishoudens per woonregio in indexcijfers; 2012-2050 (2012=100) bron: Etil
84
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Pak problemen aan! 3.6
Achtergrond: krimp Naast de kansen die zijn verbonden aan de hiervoor geschetste lijnen en de topclusters, kampt Zuid-Limburg ook met problemen. Als één van de eerste regio’s in Nederland heeft het gebied te maken met bevolkingskrimp. Bovendien verandert de samenstelling van de bevolking: de potentiële beroepsbevolking neemt in aantal (flink) af, een ontwikkeling die overigens iets wordt gedempt door het stijgen van de pensioenleeftijd. De krimp is het saldo van dalende geboortecijfers, op termijn stijgende sterftecijfers, een licht negatief binnenlands migratiesaldo en een licht positief buitenlands migratiesaldo. Alle regio’s in Limburg hebben hiermee te maken, maar in Zuid-Limburg is de krimp het grootst. Parkstad en de Westelijke Mijnstreek worden het zwaarst geraakt (min 25% in 2050 t.o.v. 2013), maar ook voor de regio Maastricht gaat het om een flinke daling (minus 15%) (Bron: Begeleidende notitie bij de resultaten van PROGNEFF 2013, Etil). In aantallen huishoudens is er voor Limburg totaal tot ca. 2025 nog sprake van een stijging. Ook hier is Zuid-Limburg de regio waar de daling het grootst is; tot ca. 2025 wordt de daling van het aantal huishoudens in Parkstad en de Westelijke Mijnstreek nog ‘gecompenseerd’ door de lichte stijging in de regio Maastricht, na 2025 is er in de drie gebieden sprake van een afname van respectievelijk 20%, 18% en 10% tot 2050 ten opzichte van 2013. Met andere woorden: de woningvoorraad moet met eenvijfde respectievelijk eentiende afnemen! Ruwweg gaat het dan om ca. 40.000 wooneenheden in Zuid-Limburg en die berekening is nog aan de voorzichtige kant! En hoewel het een opgave betreft die betrekking heeft met een lange doorlooptijd, is het een zeer grote uitdaging. Overigens is deze ontwikkeling niet uniek voor Zuid-Limburg of Limburg. In demografische zin vertoont Nederland een beeld waarin de centraal-stedelijke gebieden (Randstad, Brabantstad, Arnhem-Nijmegen) nog (soms sterk) groeien in bevolking en nog sterker in aantallen huishoudens, terwijl de meer perifere regio’s alle te maken krijgen met krimp. De verschillen tussen regio’s worden hierdoor uitvergroot en zijn steeds minder goed beïnvloedbaar met uniform nationaal beleid. Wat de cijfers duidelijk laten zien, is dat het groeiparadigma, dat decennialang het ruimtelijk beleid heeft gedomineerd, niet meer valide is in een situatie als in Zuid-Limburg. Een strategie waarin herontwikkeling financieel haalbaar wordt gemaakt door het vergroten van bouwvolumes (sloop één woning en bouw er twee terug) is onhaalbaar in een situatie met krimp. Sterker nog: het omgekeerde is eerder aan de orde.
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
85
3.7
Wonen In het handelingsperspectief ‘Pak de problemen aan’, is de inzet van de regio erop gericht om de balans op de woningmarkt te verbeteren en de kansen van bewoners te vergroten. Die aanpak past in dit grensoverschrijdend perspectief, omdat het hierbij bijvoorbeeld ook gaat over het vergroten van een kans op een baan in het naastgelegen buitenland. En om de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de regio als geheel, waarvoor een gezonde woningmarkt een belangrijke voorwaarde is. Zoals eerder geschetst is dat ook van belang vanuit het andere handelingsperspectief. Immers de leefbaarheid is een aan belang winnende factor op de arbeidsmarkt, ook of juist op die voor de topclusters.
regionale bevolkingsprognoses, bevolkingsontwikkeling in 2030 bron: PBL
86
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
De provincie is niet dé probleemeigenaar op de vastgoedmarkt; corporaties, private verhuurders, particuliere en bedrijfsmatige eigenaren zijn dat in de eerste plaats. Er ligt wel een belangrijke regietaak bij de provincie voor het oplossen van de problematiek op de vastgoedmarkten. In dit perspectief wordt vooral naar het wonen gekeken, maar in mindere en afnemende mate zijn er vergelijkbare gevolgen van krimp op de markten voor winkels, bedrijventerreinen en kantoren. In het POL is dat als volgt geformuleerd (bewerkt): “De uitdaging is om een omslag te maken ‘van kwantiteit naar kwaliteit’ en meer schaarste te creëren. De sleutel ligt in dynamisch
voorraadbeheer. Er zullen per regio visies gemaakt waarin gezamenlijke ambities, principes en werkwijze zijn uitgewerkt. Voor sommige thema’s gaat het ook om gezamenlijke programmering. Die vormen de basis voor bestuursovereenkomsten tussen regiogemeenten en Provincie. De Provincie borgt de uitvoering van die afspraken met voorzorgbepalingen in de Omgevingsverordening. De visies richten zich •
op het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad
•
de mogelijke aanpak van overmatige leegstand
•
het schrappen van plannen die niet goed passen bij de beoogde kwaliteit
•
er is onder voorwaarden ruimte voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad.
Dit moet in de visies vorm en inhoud krijgen.… Specifiek voor Zuid-Limburg is in de Omgevingsverordening een koppeling gelegd tussen nieuwbouw en sloop, omdat de kwantitatieve opgave daar het meest uitdagend is. De provinciale rol ligt vooral in het autonome vlak en kan per regio verschillen. De Provincie zal hierbij vooral gebruik maken van de volgende interventies: --
faciliteren (monitoren, in enkele gevallen meefinancieren);
--
stimuleren (aanjagen, bewustmaken, agenderen, lobby);
--
regisseren (programmeren, samenwerken);
--
(en zo nodig) reguleren (verordenen).
‘Zelf doen’ is geen voor de hand liggende rol, omdat de Provincie op woongebied geen vastgoed in eigendom wenst. Ten slotte ligt er een provinciale taak om te reageren op buitenlandse woningbouwplannen met negatieve gevolgen voor de Limburgse woningmarkt. De inbreng vanuit het Rijk blijft beperkt tot ondersteuning d.m.v. kennis, experimenten, aanpassen en het uitwerken van nieuwe verdienmodellen. Een bijzondere verantwoordelijkheid van het Rijk ligt in het wegnemen van hinderlijke regelgeving, omdat het optreden van krimp in een stedelijke regio in combinatie met de grensligging de Limburgse woningmarkt onvergelijkbaar maakt met de rest van het land.” Met de schets van de problematiek is de omvang van het vraagstuk duidelijk gemaakt en met het vigerend/voorgenomen beleid zijn de inspanningen die reeds worden gepleegd zichtbaar. Maar het blijft wellicht nog enigszins abstract. Maar voor de mensen die er rechtstreeks mee te maken hebben – bijvoorbeeld particuliere eigenaren aan de onderkant van de koopmarkt – vormt dit
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
87
een directe beperking van hun verhuis- en daarmee ook van hun arbeidsmobiliteit. Dat is overigens ook binnenlands en binnen de regio een factor. Daarmee wint het belang aan goede onderlinge verbindingen - niet alleen grensoverschrijdend, maar ook of juist ook binnen Zuid-Limburg – aan gewicht. Dat geldt met het oog op de onderkant van de arbeidsmarkt en op jongeren met name ook voor het OV. Want wie niet kan verhuizen voor baan of studie, moet op zijn minst in staat zijn om dat dan te bereizen. Maar uiteindelijk moet het streven uiteraard zijn gericht op het herstellen van de verhuisdynamiek door het in balans brengen van de woningmarkt. Want voor het imago van het gebied en de aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt is excessieve leegstand een zeer negatieve factor. Provincie, gemeenten, corporaties en vastgoedpartijen zijn zich hiervan bewust en proberen bijvoorbeeld met een verschuiving van nieuwbouwprogramma’s naar een hoger aandeel huur in te spelen op maatschappelijke trends en onzekerheden die ook elders een rol spelen maar die ook rekening houden met mogelijke aarzelingen bij nieuwkomers om een huis te kopen in een regionale woningmarkt die niet in balans is. Voor dit grensoverschrijdend perspectief is het daarnaast belangrijk om de aanpak van de woningmarktproblematiek in samenhang met de kansen en de eventuele bedreigingen in de buurlanden, te bezien. De Euregionale woonmonitor is een voorbeeld van een goed initiatief om hier een scherper zicht op te bieden. Er zijn kansen, bijvoorbeeld een rol van Parkstad en/of Vaals in het huisvesten van studenten aan de RWTH (al lijkt dat om een (zeer) tijdelijke piek te gaan). Overigens wordt de regio dan onmiddellijk met de grensweerstand geconfronteerd. De financiering van een dergelijk project blijkt lastiger omdat het ofwel om een vastgoedproject in een ander land gaat (bezien vanuit een Duitse bank/financier) dan wel om een project voor een buitenlandse doelgroep wat door een Nederlandse bank/financier weer als extra risicovol wordt beschouwd. Ook spelen vragen omtrent verblijfsvergunningen als het om bijvoorbeeld Aziatische studenten aan de RWTH gaat. Grensoverschrijdende samenwerking met betrekking tot de woningmarkt, bijvoorbeeld door afstemming van woningbouwprogramma’s, is niet alleen van belang voor Parkstad en Aken, maar ook voor Maastricht in relatie tot Riemst en Lanaken. Als Zuid-Limburg de kans moet krijgen om in grensoverschrijdend perspectief haar economische bijdrage aan de BV Nederland en de Euregio te maximaliseren – en dat is zowel een Rijks- als regionaal doel - dan is het oplossen van de beschreven woningmarktproblemen een conditio sine qua non. En daarnaast heeft het oplossen van deze problematiek haar eigen verdiensten (figuurlijk, helaas niet letterlijk) en is dat van grote betekenis voor de leefbaarheid in vooral de suburbane gebieden van de Zuid-Limburgse steden. Zoals al geciteerd uit het POL wordt daartoe regionaal – onder strakke regie van de provincie – publiek en publiek-privaat samengewerkt. Van het Rijk worden in deze – behoudens bijvoorbeeld betrokkenheid en financiering bij pilots – geen grootschalige middelen verwacht. Wel is het voor de regio essentieel dat het Rijk ziet en erkent dat hier sprake is van een bijzondere opgave in de Brainport Zuidoost Nederland, één van de economische zwaartepunten in de SVIR. En dat de speelruimte voor het zoeken naar oplossingen soms wordt beperkt door regelgeving die juist voor een grensregio als Zuid-Limburg negatief uitpakt.
88
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Een voorbeeld van dat laatste zijn nieuwe regels, zoals aangekondigd in de Novelle Herziening Woningwet, die de mogelijkheden van woningcorporaties om zogeheten niet-DAEB-activiteiten2 te ondernemen zodanig inperken, dat de corporaties nauwelijks partij kunnen zijn in een vernieuwende wijkaanpak, terwijl die speelruimte nu juist voor een krimpgebied als ZuidLimburg essentieel is. Commerciële partijen hebben in Zuid-Limburg weinig belangstelling voor het creëren van middeldure huurwoningen, omdat er een overschot aan de onderkant van de woningmarkt is/dreigt. Met andere woorden: in deze situatie zijn de corporaties hard nodig voor een aanpak waarbij bijvoorbeeld twee goedkope huurwoningen worden gesloopt en er één middeldure huurwoning voor wordt teruggebouwd. Het kan in dit voorbeeld ook gaan om het slopen van twee koopwoningen, want door de prijsdaling van koopwoningen zijn ‘sociale huurders’ soms verhuisd naar een goedkope koopwoning, waarbij echter onvoldoende reserves beschikbaar zijn voor onderhoud. Daardoor dreigt ook verpaupering aan de onderkant van de koopmarkt. Overigens kunnen corporaties wel niet-DAEB-activiteiten op zich nemen, mits die administratief of qua rechtspersoonlijkheid worden gesplitst van de kerntaken, maar dat maakt de zaak niet eenvoudiger. Hoe begrijpelijk de aanscherping van de regels voor de corporaties ook is, ze vormen voor Zuid-Limburg een extra barrière. Het Rijk moet zich hier bewust van zijn en liefst preventief zorgen dat dit soort drempels niet onnodig worden opgeworpen en anders bijzondere mogelijkheden creëren om –voor de combinatie van economische kernzones en krimpgebieden – experimenteerruimte te creëren, bijvoorbeeld met een lex specialis. Naast het bestrijden van problemen op de woningmarkt ligt er ook een uitdaging aan de aanbodzijde. De mismatch op de woningmarkt wordt niet alleen opgelost door het weghalen van ‘wat niet past’. Nieuwe stedelijke woonmilieus dragen bij aan variatie in het aanbod. Transformatie van oude binnenstedelijke industriële complexen (denk aan De Eiffel in Maastricht) bieden nieuwe woontypologieën met verwijzing naar het cultureel verleden van de stad. Experimenten op dit gebied leiden tot nieuwe bezieling van de centra 3.8
Andere aandachtspunten Naast de problematiek op de woningmarkt, zijn er ook andere punten van belang om perspectief te bieden aan inwoners in Zuid-Limburg die nu minder meedoen in de maatschappij en die ook hun kansen in de Euregio vergroten. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een betere beheersing van het Duits, beter grensoverschrijdend OV, versterking van de beleving van overeenkomstige elementen in de Euregionale cultuur. Deze punten worden hier nader toegelicht. Scholing en training zijn en blijven essentiële randvoorwaarden voor mensen om de kansen op een baan, ook over de grens, te vergroten. In de gesprekken en de expertsessie die in het kader van dit onderzoek zijn gehouden, is diverse malen het belang van een goede beheersing van het Duits aan de orde gekomen. In de perceptie van velen is die beheersing tegenwoordig bij jongeren minder dan bij oudere generaties. Vroegtijdig en meer onderwijs in de Duitse taal kan de kansen op een baan in Duitsland doen stijgen. Daarnaast is die taalvaardigheid ook relevant
2 DAEB staat voor Diensten van Algemeen Economisch Belang waarmee wordt gedoeld op het
3.0
realiseren en exploiteren van uitsluitend sociale huurwoningen
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
89
bij een baan in Zuid-Limburg voor het te woord kunnen staan van Duitse klanten (consumenten of business-to-business) in hun eigen taal. Cultureel gezien is het van belang om naast de ‘hoge’ cultuur, die vaak wordt bezocht door mensen die al een meer grensoverschrijdende blik hebben, aansluiting te zoeken op jongeren en met andere activiteiten op ouderen aan weerszijden van grens. Ook het zoeken naar gemeenschappelijke, gedeelde onderdelen van de recente geschiedenis – bijvoorbeeld rond de mijnbouw of de automotive – kan helpen in het creëren van een waarlijk grenzeloze Euregio. Dit is een bevinding uit de expertsessie, waar het belang van aansluiten op de belevingswereld van de bewoners van de regio werd benadrukt. De provincie kan dit – al dan niet in Euregionaal verband – faciliteren/stimuleren. Er zijn ook enkele specifieke maatregelen die genomen kunnen worden die de verbinding tussen de beide handelingsperspectieven tot stand kunnen brengen. Zo is voor sommige leerlingen (basis- en middelbaar onderwijs) de afstand tot een baan in de topclusters heel groot. Zij kunnen zich daar letterlijk geen voorstelling bij maken. Door bijvoorbeeld systematisch met de groepen 7 van de basisscholen een bezoek te brengen aan één of meer campussen en gastlessen vanuit de topclusters te laten verzorgen in de onderbouw van het middelbaar onderwijs, worden alle scholieren hiermee in contact gebracht. Ook het vergroten van de zichtbaarheid van de topclusters – kan er bijvoorbeeld in aanloopstraten met leegstaand winkelvastgoed een wisselende expositie worden geprogrammeerd met als thema ‘Invented in Limburg-Euregio’ - en voor zover haalbaar vergroten van de toegankelijkheid3 van de campussen draagt hieraan bij.
3 Veiligheidsredenen brengen logischerwijs beperkingen met zich mee ten aanzien van de
90
Chemelot campus
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
3.0
k a n s e n v oo r zuid - li m b u r g in g r e n s o v e r s c h r i j d e nd p e r s p e c t i e f
91
bron: http://www.onderzoeksbanklimburg.nl/
4.0 Samenvatting en maatregelen 4.1
Samenvatting Wat is een sterke Euregio? Binnen de Euregio Zuid-Limburg - Aken - Luik - Hasselt (Euregio) is reeds sprake van veel grensoverschrijdende bewegingen. Op het gebied van niet-dagelijkse activiteiten als (recreatief) winkelen, cultuur (musea, podiumkunsten, festivals, etc.) en recreatie (wandelen, fietsen, stedenbezoek, leisure-activiteiten) functioneert de Euregio in de praktijk al als een stedelijke, grensoverschrijdende, agglomeratie. Dit in groot contrast tot uitwisseling op de woningmarkt, arbeidsmarkt en in het onderwijs. De grensweerstand is op die sectoren nog erg groot. Als we de Euregio vergelijken met een vergelijkbare binnenlandse agglomeratie (bijv. Brabantstad) dan zien we dat er een fors verschil bestaat in de dagelijkse pendel tussen de steden, een indicator van uitwisseling in alledaags gebruik. De Euregio functioneert in de huidige situatie niet als één dagelijkse leefomgeving (DUS: Daily Urban System) wat er op duidt dat grensoverschrijdende schaalvoordelen en interactie-voordelen worden misgelopen. De opgave is om de stap van het bezoeken van de buren naar het samenleven in een economische en ruimtelijke samenhangende regio te maken.
Kansen en opgaven De regio Zuid-Limburg ligt perifeer in Nederland en meet ruim 200 kilometer grenslengte. Het heuvelland van Zuid-Limburg is een, voor Nederlandse begrippen, uniek landschap. De - deels historische - steden, dorpen en buitenplaatsen bieden een goed woonklimaat. De dichtheid van onderwijsinstellingen, met name universiteiten, en onderzoeksclusters is in de Euregio relatief hoog. Middelgrote steden als Aken, Luik, Hasselt en Genk liggen relatief dichtbij. Zij geven de regio een internationaal karakter en bieden aanknopingspunten om de economische kracht van Brainport te verbinden met het Europese achterland. Grotere economische clusters (Ruhrgebied, München, Brussel, Parijs) liggen via Europese verkeer en vervoersassen, denk bijvoorbeeld de HST stations in Aken en Luik, daarmee verbonden. Zowel in afzetmarkt als op het gebied van kennisontwikkeling liggen daar kansen die de kennisintensieve regio als Zuidoost Nederland zo hard nodig heeft om haar leidende positie te kunnen handhaven. Toch zijn er forse opgaven voor de regio. De demografische krimp en een mismatch op de woningmarkt tussen vraag en aanbod is een lastige cocktail en leidt tot een negatieve spiraal. Het imago, essentieel voor de woningmarkt waar vertrouwen een grote rol speelt, is in sommige delen van de Zuid-Limburgse regio al slecht en voorkomen moet worden dat dit uitbreidt. Leegstand en verpaupering moeten worden voorkomen.
4.0
s a m e n v a t t ing e n m a a t r e g e l e n
93
1) stationsgebieden en campussen
2) kennisclusters en interactiemilieus
3) IC verbindingen
Verbeter connectiviteit op drie schaalniveaus: (1) verbeter de verbinding tussen de stationsgebieden en campussen, (2) stimuleer Euregionale uitwisseling tussen de kennisclusters en interactiemilieus door een samenhangend knooppuntennetwerk en (3) versterk de (inter)nationale bereikbaarheid door goede IC verbindingen vanuit Nederland, via de HST stations van Luik en Aken met het Europees achterland.
94
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
De regio, provincie en gemeenten erkennen dit. Leefbaarheid in naoorlogse wijken is een belangrijk speerpunt. De behoefte aan nieuwe toekomstperspectieven op arbeidsmarkt en huizenmarkt is bij grote groepen van de bewoners groot. Tegelijkertijd schijnt de zon: na een moeizame industriële periode weet Limburg, onder de agenda van Kennis-As Limburg aan te sluiten op een belangrijke transitie in ons economisch stelsel. De overgang naar de kenniseconomie, met daarin een centrale rol voor innovatie en human capital, geeft Limburg bijzondere kansen. In Zuid-Limburg leidt dat tot nieuwe cumulatiepunten van kennisdeling op de Chemelot Campus en de Maastricht Health Campus. Samen met het high tech cluster in en rondom Eindhoven zijn dat de brandpunten voor Brainport Zuidoost Nederland. Het Rijk erkent het belang van deze mainport voor de Nederlandse economie. Zij streeft naar internationale concurrentiemilieus, bereikbaar en met een goed vestigingsklimaat voor bedrijven en burgers. In een economie waarin menselijk kapitaal een belangrijke concurrentie factor is, is juist het vestigingsmilieu van groot belang. Daarbij is niet alleen de fysieke woonomgeving bepalend maar zijn ook kansen op de arbeidsmarkt en een betrouwbare woningmarkt belangrijke factoren. Met de omgevingskwaliteiten van de regio zit het in het fundament wel goed. Op het gebied van arbeidsmarkt en woningmarkt is wellicht nog veel te winnen, zeker als we over de grenzen heen kijken. In de publicatie ‘Atlas van kansen voor Zuid-Limburg, Tongeren, Luik en Aken (Atlas voor Gemeenten, Roderik Ponds, Clemens van Woerkens, Gerard Marlet, 2014) wordt gesteld dat door het verminderen van grensbarrières het aantal banen binnen een acceptabele reisafstand voor Zuid-Limburg toeneemt met maar liefst 740.000. Grensbarrières hebben een praktische aard (hoe regel ik zaken als pensioen?) en een emotionele component (de angst voor het onbekende). In deze studie is een inventarisatie gedaan naar de knoppen waaraan gedraaid kan worden om dat grensoverschrijdende perspectief te bevorderen om daarmee de Zuid-Limburgse regio aan kracht te laten winnen. Er worden thans op verschillende beleidslijnen reeds inspanningen geleverd. Op basis van beleidsonderzoek en literatuurstudie aan weerszijden van de grens en interviews met uiteenlopende specialisten is een analyse gemaakt en is geconstateerd dat er twee handelingsperspectieven in ogenschouw genomen moeten worden. Vanuit die handelingsperspectieven worden aanbevelingen gedaan.
De Euregio is geen homogene agglomeratie Uit literatuur- en beleidsstudies en uit interviews blijkt dat de regio van Aken een groot gedeeld beland heeft met de regio Zuid-Limburg. Excentrisch binnen haar (deel)staat gelegen en voor ongeveer 50% ingekaderd door de landsgrens kent Aken opgaven waarbij het Limburgse achterland (met name Parkstad) van grote betekenis kan zijn. Daar tegenover heeft Aken veel te bieden voor de Limburgse regio en Brainport: topinstituten met gerenommeerde status en met grote omvang en een ontsluiting naar Duitsland. De nabijheidsfactor en de perifere ligging speelt veel minder bij de Vlaamse steden Hasselt en Genk. Hasselt zet met de Spartacuslijn in op
4.0
s a m e n v a t t ing e n m a a t r e g e l e n
95
een verbinding met Maastricht om het grensoverschrijdend kooptoerisme te bevorderen. Daarnaast werken Hasselt en Genk via het SALK aan nieuwe economische impulsen na de sluiting van Ford Genk. Luik heeft een eigenstandige positie als grootste stad van Wallonië en vervult een centrumfunctie voor het gebied dat reikt tot aan Luxemburg. Gedeelde belangen op het gebied van transport en kansen voor schaalvergroting/internationalisering in onderzoeksprogramma’s worden erkend maar zijn (nog) geen onderdeel van beleid. Bovendien is de cultuursprong met de Walen nog fors.
Twee handelingsperspectieven Een sterkere Euregionale agglomeratie vormt niet hèt antwoord op alle problemen, maar vormt wel een kansrijk onderdeel van dat antwoord of beter van die antwoorden. Een sterkere Euregio kan ontstaan als gelijktijdig vanuit twee handelingsperspectieven wordt gedacht: 1. Krachten versterken: hoe kan de kracht van de regio op structuurniveau worden versterkt zodat een grensoverschrijdend daily urban system wordt bevorderd? 2. Pak problemen aan: welke maatregelen moeten worden genomen om de regio (overheden, bedrijfsleven en burgers) te equiperen om bij te dragen aan een sterke grensoverschrijdende samenleving. 1. Krachten versterken Buiten de omgevingskwaliteit van de regio is de onderscheidende kracht van de Euregio de aanwezigheid van topsectoren die samenhang vertonen. De kern van de opgave om tot een daily urban system in de Euregio te komen schuilt in het grensoverschrijdend verbinden van onderwijs en de topsectoren (health, chemie, automotive en logistiek). Vergroting van de uitwisseling en samenwerking zorgt voor schaalvergroting en een kwaliteitsprong binnen de sectoren. Dat is goed voor de sectoren (concurrentiekracht), voor de lokale economie en de maatschappelijke opgaven in de regio (een toekomstperspectief met werkgelegenheid) maar is ook noodzakelijk om de Brainport regio Zuidoost Nederland zijn leidende positie verder te kunnen laten uitbouwen (nationaal belang). Het model van de Kennis-As agenda is daarbij een goed vertrekpunt: organiseer samenwerking tussen bedrijfsleven, onderwijs en overheid. Bereid deze agenda uit richting Aken, Luik en Hasselt. Neem als overheid een regierol en open internationaal de deuren bij elkaar. Laat ondernemers, zowel de trekkende topspelers als het ondersteunende toeleveranciers uit het MKB volgen en de kansen verzilveren. Van absolute buitencategorie zijn de clusters Health en Chemie. Zij opereren in een nabijheid van elkaar waarin kruisbestuiving (cross-overs) leidt tot onderscheidende, en dus concurrerende, kwaliteiten. De meest dynamische en progressieve krachten manifesteren zich in de driehoek Chemelot - Maastricht Health Campus - Melaten Campus RWTH. Onderzoek, ontwikkeling, onderwijs en productie speelt hier in wisselende onderlinge relaties en hiërarchie. De grote kans voor de regio Zuid-Limburg (voor bevolking, ondernemers en overheid) is om dat sterk te bevorderen. Dat pleit voor een uitbreiding van de Kennis-As Limburg agenda met partners in Aken. De andere topsectoren, zoals automotive en logistiek, kunnen vervolgens aansluiten. De steden en het landschap, aanbieders van een goed vestigingsklimaat, profiteren.
96
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Voorwaarde is dat woon- werk- en stedelijke milieus in een netwerk functioneren en dat er stimulerende werklandschappen en interactiemilieus worden ontwikkeld. Dat vraagt grensoverschrijdende aandacht voor knooppuntontwikkeling en, naast autobereikbaarheid, om een efficiënt HOV-net. Connectiviteit met de wereld buiten de Euregio moet worden gegarandeerd door goede aansluitingen op de HST in Aken en Luik en de goede treinverbinding via Eindhoven met de Randstad. Luchthaven MAA moet een sterke positie krijgen in het bereikbaarheidsprofiel van de regio. Afhankelijk van het schaalniveau zullen verschillende overheidslagen zich hier voor moeten inspannen. Het Rijk zal zich daarbij hard moeten maken voor de internationale connectiviteit, de regio voor de afstemming op Euregionaal niveau en de Euregio gemeenten zullen naar dit ordeningsprincipe moeten handelen: compacte en sterke centra ontwikkelen en afstemmen met buurgemeenten en regio over de vervoersassen. 2. Pak problemen aan! In het handelingsperspectief ‘Pak de problemen aan’, is de inzet van de regio erop gericht om de balans op de woningmarkt te verbeteren en de kansen van bewoners te vergroten. Die aanpak past in dit grensoverschrijdend perspectief, omdat het hierbij bijvoorbeeld ook gaat over het vergroten van een kans op een baan in het naastgelegen buitenland. En om de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de regio als geheel, waarvoor een gezonde woningmarkt een belangrijke voorwaarde is. Zoals eerder geschetst is dat ook van belang vanuit het andere handelingsperspectief. Immers, de leefbaarheid is een aan belang winnende factor op de arbeidsmarkt, ook, of juist op die van de topclusters.
Wonen Als Zuid-Limburg de kans moet krijgen om in grensoverschrijdend perspectief haar economische bijdrage aan de BV Nederland en de Euregio te maximaliseren – en dat is zowel een Rijks- als regionaal doel - dan is het oplossen van de beschreven woningmarktproblemen een conditio sine qua non. En daarnaast heeft het oplossen van deze problematiek haar eigen verdiensten en is dat van grote betekenis voor de leefbaarheid in vooral de suburbane gebieden van de ZuidLimburgse steden. In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg wordt daartoe regionaal – onder strakke regie van de provincie – publiek en publiek-privaat samengewerkt. Van het Rijk worden in deze – behoudens bijvoorbeeld betrokkenheid en financiering bij pilots – geen grootschalige middelen verwacht. Wel is het voor de regio essentieel dat het Rijk ziet en erkent dat hier sprake is van een bijzondere opgave in de Brainport Zuidoost Nederland, één van de economische zwaartepunten in de SVIR. En dat de speelruimte voor het zoeken naar oplossingen soms wordt beperkt door regelgeving die juist voor een grensregio als ZuidLimburg negatief uitpakt. In het POL ligt de basis voor de aanpak: •
het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad;
•
de mogelijke aanpak van overmatige leegstand;
•
het schrappen van plannen die niet goed passen bij de beoogde kwaliteit;
•
er is onder voorwaarden ruimte voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad.
4.0
s a m e n v a t t ing e n m a a t r e g e l e n
97
Toch is de schaal van de opgave, ca. 40.000 woningen in Zuid-Limburg zullen moeten verdwijnen (tot 2050), en de onbekendheid met dergelijke ontwikkelingen groot. Naast de woningvoorraad treft het de stedenbouwkundige structuur van dorpen en steden en de daarmee samenhangende voorzieningenstructuur (denk daarbij niet alleen aan winkels maar vooral ook aan zorg). Het is niet uitsluitend een Zuid-Limburgs probleem. Krimp treft o.a. ook de Eemsdelta en Zeeland. Voor een ‘omgekeerd VINEX programma’ als dit is Rijksbetrokkenheid vereist. Het Rijk kan helpen met het ontwikkelen van financieringstrategieën en ontwikkelingsstrategieën. Het Rijk moet zich bewust zijn van de doorwerking van beleid in de krimpregio’s en liefst preventief zorgen dat er geen onnodige drempels worden opgeworpen en anders bijzondere mogelijkheden creëren om –voor de combinatie van economische kernzones en krimpgebieden – experimenteerruimte te creëren, bijvoorbeeld met een lex specialis.
Andere aandachtspunten Naast de problematiek op de woningmarkt, zijn er ook andere punten van belang om perspectief te bieden aan inwoners in Zuid-Limburg die nu minder meedoen in de maatschappij en die ook hun kansen in de Euregio vergroten. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om: •
een betere beheersing van de Duitse en Franse taal: Scholing en training zijn en blijven essentiële randvoorwaarden voor mensen om de kansen op een baan, ook over de grens, te vergroten. Vroegtijdig en meer onderwijs in de Duitse taal kan de kansen op een baan in Duitsland doen stijgen.
•
beter grensoverschrijdend OV
•
versterking van de beleving van overeenkomstige elementen in de Euregionale.
Er zijn ook enkele specifieke maatregelen die genomen kunnen worden die de verbinding tussen de beide handelingsperspectieven tot stand kunnen brengen. Zo is voor sommige leerlingen (basis- en middelbaar onderwijs) de afstand tot een baan in de topclusters heel groot. Zij kunnen zich daar letterlijk geen voorstelling bij maken. Door bijvoorbeeld systematisch met de groepen 7 van de basisscholen een bezoek te brengen aan één of meer campussen en gastlessen vanuit de topclusters te laten verzorgen in de onderbouw van het middelbaar onderwijs, worden alle scholieren hiermee in contact gebracht. In de Brainportregio Eindhoven wordt dit reeds succesvol toegepast. Ook het vergroten van de zichtbaarheid van de topclusters – kan er bijvoorbeeld in aanloopstraten met leegstaand winkelvastgoed een wisselende expositie worden geprogrammeerd met als thema ‘Invented in Limburg-Euregio’ - en, voor zover haalbaar, vergroten van de toegankelijkheid van de campussen draagt hieraan bij. 4.2
Maatregelen In onderstaande uiteenzetting staan de aanbevelingen die sectoraal zijn uitgewerkt in hoofdstuk drie. In de aanbevelingen weerklinken de twee handelingsperspectieven. De eerste vijf aanbevelingen kennen een volgordelijkheid, aanbeveling zes, zeven en acht zijn no regrets. Het spreekt voor zich dat gelijktijdig handelen vanuit structuurversterkende maatregelen en vanuit probleemoplossende invalshoek het resultaat versterkt.
98
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
1. Versterk de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van de topsectoren Health en Chemie. •
Excellentie verhogen: gecombineerde onderzoeksprogramma’s en onderzoeksfaciliteiten geven mogelijk meer specialisatiekansen en kwalitatieve verbeteringen. Deze kwaliteitsprong staat centraal.
•
Efficiency verbeteren: het delen van voorzieningen (dat kan ook in een relatief eenvoudige faciliteit als een dierproefcentrum) leidt tot besparing van kosten.
•
Adresseren en verduurzamen: samenwerking tussen de instituten moet geen willekeur zijn maar structureel van aard. De samenwerking moet herkenbaar zijn en de organisaties moeten benaderbaar zijn. Vindbaarheid en een aanspreekpunt is daarbij cruciaal voor ontwikkelkansen. Gedacht kan worden om per platform (zoals bijvoorbeeld het AMIBM) een fysiek kennisinstituut op te richten. Afhankelijk van het zwaartepunt op één van de knooppunten in de regio: dat kan buiten de gespecialiseerde campussen bijvoorbeeld ook op belangrijke knooppunten in de regio zoals in de stationsomgeving van Maastricht.
•
Uitdragen met trots: de kennis en kunde maar ook de behoefte moet vervolgens wereldkundig gemaakt worden. Met trots en in verbinding met de samenleving. Niet alle technologische innovatie is voor iedere burger begrijpelijk. Het laten zien en uitleggen welk toepassingsgebied een innovatie kent, draagt bij aan het inbedden in de samenleving.
•
Aanbod verbreden: in een onderling netwerk is het gezamenlijk aanbod groter. De kwaliteit van een sterk cluster zal er voor zorgen dat de aantrekkingskracht zal vergroten. Deze schaalsprong komt de innovatiekracht, in kennis en in middelen, ten goede.
2. Pas het Kennis-as Limburg principe (triple helix) toe richting buitenlandse partners. •
Blijf in lijn met het beleid uit Kennis-As Limburg, samenwerking in onderwijs, bedrijfsleven en wetenschap stimuleren: ontwikkel kenniscentra met specifieke profielen en koppel daar kostbare onderzoeksfaciliteiten aan. Streef naar een sterke regio met een facilitaire kwaliteitssprong en grote mate van kennisuitwisseling door grensoverschrijdende schaalvergroting.
•
Onderwijs en onderzoek
--
Intensiveer en breidt de samenwerking met de RWTH uit. De RWTH is enorme concentratie van internationale studenten (35.000) en onderzoekers (15.000). Het is een bron van kennis en biedt een potentieel aan hoog opgeleide arbeidskrachten. Dit geldt zowel voor onderwijsinstellingen als voor het bedrijfsleven.
--
Profileer Parkstad nog sterker als woon- en leefomgeving voor studenten aan de RWTH. Studenten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de levendigheid van de binnenstad.
--
Zoek vanuit kennisclusters van onderwijs en onderzoek naar samenwerking met de Universiteit van Luik. Daar liggen, net als bij de RWTH (incl. Klinikum) kansen voor opschaling om kostbare onderzoeksprojecten te financieren en kosten van faciliteiten te kunnen blijven dragen.
--
Maak van de grensoverschrijdende samenwerking, zoals de transnationale Universiteit Limburg een onderscheidende kwaliteit van onderwijs en onderzoek en draag dat uit. Profileer de concurrentiepositie van de regio.
4.0
s a m e n v a t t ing e n m a a t r e g e l e n
99
•
Bedrijfsleven
Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij de Kamer van Koophandel en koepelorganisaties in het bedrijfsleven om met grensoverschrijdende programma’s, uitleg, voorlichting en ondersteuning in bijvoorbeeld wet- en regelgeving, grensoverschrijdende kansen zichtbaar te maken en te ontsluiten. Voor het MKB liggen grote kansen in Euregionale samenwerking en afzetmarkt. Hier speelt ‘onbekend maakt onbemind’ en de vindbaarheid een grote rol. •
Overheid
--
Intensiveer, zowel ambtelijk als bestuurlijk, de gesprekken met regionale counterparts in Duitsland en België. Zorg voor korte lijnen en een formeel én informeel onderling netwerk. Geef als overheid het goede voorbeeld en draag uit dat de overheid weet wat er bij de buren speelt.
--
Zet meer energie op de relatie met Aken waar de belangen het meest gedeeld zijn en waar de grootste grensoverschrijdende meerwaarde in economisch perspectief haalbaar lijkt. Verwaarloos andere contacten niet.
3. Versterk de uitwisseling in een sterke grensoverschrijdende agglomeratie door knooppuntontwikkeling. Concrete maatregelen met betrekking tot de ruimtelijke structuur zijn gericht op het bevorderen van uitwisseling van dagelijkse activiteiten op Euregionale schaal. Dat vraagt om een agglomeratieprincipe met sterke knooppunten. Plekken die zowel goed zijn verknoopt (regionaal en voor een selectie ook (inter)nationaal) én een sterke plaatswaarde hebben. Om dat te bereiken moet, naast autobereikbaarheid, ingezet worden op een top HOV-netwerk en, onderdeel daarvan, inrichting van (stedelijke) knooppunten als interactiemilieus. Dat biedt als faciliterende basis kansen voor maatschappelijke en economische vooruitgang. De onlangs vastgestelde OV concessie (geldend vanaf december 2016) sorteert hierop voort. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verbetering van de verbinding tussen stationsgebieden en de campussen Chemelot en Maastricht Health. In de aanbesteding voor de regionale OV-concessie 2016-2031 is opgenomen dat jaarlijks wordt geëvalueerd en dat de ontsluiting van nieuwe interactiemilieus daarin wordt meegenomen. Aanvullend hierop moet urgentie gegeven worden aan: •
Verbeter connectiviteit op drie schaalniveaus: (1) verbeter de verbinding tussen de stationsgebieden en campussen, (2) stimuleer Euregionale uitwisseling tussen de kennisclusters en interactiemilieus door een samenhangend knooppuntennetwerk en (3) versterk de (inter)nationale bereikbaarheid door goede IC verbindingen vanuit Nederland, via de HST stations van Luik en Aken met het Europees achterland.
•
Sluit de Campus Melaten RWTH aan op een goed HOV-net in de Zuid-Limburgse regio. Een verbinding van Parkstad, centrumfuncties en de onderwijscampus met de RWTH zouden uitwisselingsmogelijkheden tussen deze plekken enorm verbeteren.
•
Definieer de Chemelot-campus nog sterker als een knooppunt voor open innovatie en onderzoek, verbonden met kennisinstellingen en universiteiten. Een HOV is een voorwaarde voor deze ontwikkelingsrichting.
100
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
•
Zet in op een goede HOV ontsluiting voor nieuwe interactiemilieus zoals Maastricht Randwijck/ Maastricht Health Campus en de toekomstige Smart Service Campus in Parkstad. Trek de Spartacuslijn (conform de optie in fase 2) ‘naadloos’ door Maastricht Health Campus.
•
Voorkom knooppuntkannibalisme. De ambitie om de agglomeratie via verbindingen beter te verknopen vraagt in Zuid-Limburg om een ruimtelijke selectiviteit in lijn met het POL.
•
Evalueer jaarlijks het grensoverschrijdend busvervoer en ga na of er aanpassingen nodig zijn. Kijk daarbij in het bijzonder naar de mogelijkheden voor (klassiek) woon-werkverkeer vanuit kwetsbare wijken en grote werkgelegenheidsconcentraties over de grens.
•
Blijf krachtig aandringen bij het Rijk om actie richting de NS te ondernemen wat betreft grensoverschrijdende intercity’s (Aken en Luik) als uitvloeisel van de hoofdrailconcessie 2015-2025.
•
Overleg over de Duitse tolheffing: zoek een modus om de tolheffing in Duitsland niet van negatieve invloed te laten zijn op het grensoverschrijdend gedrag van inwoners van de Euregio.
•
Ontwikkel meer inzicht over de (toekomstige) herkomst en bestemmingen binnen de Euregio als basis voor maatregelen met betrekking tot het knooppuntenmodel. Werk de knooppuntbenadering en de interactiemilieus verder uit en bepaal welke maatregelen op het gebied van openbaar vervoer cruciaal zijn voor het functioneren voor een daily urban system.
4. Maak de excellente ruimtelijk economische kwaliteiten van de Euregio onderdeel van de lokale identiteit. •
Daag de culturele sector uit om door toegepaste vormen een brug te slaan tussen toptechnologie en samenleving in lijn met het provinciale beleid voor creatieve industrie (denk daarbij bijvoorbeeld aan de rol van design -in het verlengde van de Design Academy Eindhoven- in de Brainport). Zo ontstaat een verbinding tussen de kracht van de regionale economie en de identiteit van de samenleving. Zoek verbreding en aansluiting vanuit lopende projecten zoals de Gezondheidsagenda.
•
Draag het brede aanbod op Euregionale schaal uit. Aanbod op Euregionale schaal is groot en divers: dat is nog niet alom bekend. Het verbreden van de doelgroep kan niet alleen leiden tot een breder draagvlak maar ook tot een sterkere gedeelde identiteit, tradities en cultuur. Draag de culturele en landschappelijke waarden uit in een grensoverschrijdend perspectief.
•
Vergroot de herkenbaarheid: Maak in de desbetreffende steden zichtbaar wat er op de campussen gebeurt. Kijk of bijvoorbeeld een leegstaand winkelpand in een aanloopstraat zich hiervoor leent en ontwikkel een programma in samenspraak met het topcluster of een partij als LED.
•
Zet in op lange termijn: Draag het belang van grensoverschrijdende agglomeratie uit naar de bevolking. Culturele veranderingen vragen een duurzame inspanning en een lange adem. Presenteer en deel successen. Vertaal de regiovisie naar individuele belangen van
4.0
s a m e n v a t t ing e n m a a t r e g e l e n
101
burgers. Hier ligt een regierol voor de provincie. •
Wees gastvrij naar nieuwkomers. Zij brengen nieuwe kansen en netwerken met zich mee. Benadruk het belang daarvan en daag sociale netwerken uit zich open te stellen.
5. Werk vanuit Euregionale kracht aan toekomstperspectief voor nieuwe generaties. •
Doceer Duitse en Franse taal in het basisonderwijs. Sommige scholen doen dat al, maar elke leerling in (Zuid-)Limburg moet met het oog op de toekomst vroegtijdig in aanraking komen met de Duitse en Franse taal. Sluit daartoe een convenant met de besturen van basisscholen. Het lesgeven is uiteraard aan de scholen zelf maar onderdeel van het succes is dat het belang ervan wordt onderkend. De provincie kan hierin het voortouw nemen en eventueel helpen met het ontwikkelen van lesmethode(n) en Euregionale uitwisseling.
•
Laat middelbare scholen in Euregionaal verband participeren in onderzoek en wetenschap. Daarmee ontstaat een betrokken en vruchtbare voedingsbodem bij toekomstige generaties voor de onderscheidende regionale economie.
•
Blijf uitwisseling tussen campussen en onderwijs stimuleren. De campussen – of andere specifieke locaties, zoals bijvoorbeeld de VDL-autofabriek – zijn de fysieke kristallisatiepunten van de innovatieve economie van Zuid-Limburg. Ontwikkel in samenspraak met het basisonderwijs een bezoekmogelijkheid gericht op de groepen 7 en 8 (als schoolreisje of extra-curriculaire activiteit). Ontwikkel daarnaast in samenspraak met de topclusters een programma waarbij medewerkers uit de topclusters gastdocentschappen vervullen op elke middelbare school in de regio of die voor elke school toegankelijk zijn, zodat ook middelbare scholieren voor wie dat minder vanzelfsprekend is een tastbaar idee hebben bij deze ‘bovenkant’ van de regionale economie.
6. Blijf onverkort inzetten op aanpassen van wet- en regelgeving en biedt ondersteuning •
Maak het makkelijker: bied hulp ten aanzien van wet en regelgeving voor grensoverschrijdende activiteiten op de arbeidsmarkt of pas, daar waar mogelijk, de regelgeving aan en spreek het Rijk aan op haar verantwoordelijk. Benut hiervoor de Grenseffectentoets 2014 van Panteia en het manifest “Waar een wil is, is geen grens” van het Nederlands-Duitse Genootschap.(zie bijlage vanaf 5.03)
•
Ticketting: Spreek het Rijk aan op de ontwikkeling van een grensoverschrijdend ticketsysteem. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de ervaringen met het al bestaande Euregioticket voor spoor- en busvervoer in Zuid-Limburg (inclusief Vlaanderen, Wallonië en NRW). Hier hoort ook een goed bereikbare internationale reisplanner bij incl. informatievoorziening over vertragingen. Staatssecretaris Mansveld heeft aangegeven wat dat met betrekking tot de informatievoorziening daar vanaf 2015 in wordt voorzien. Blijf daar op aandringen
102
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
7.
Verken vanuit gebiedseigen kwaliteit nieuwe kansen
•
Streef naar een duurzame verankering van de activiteiten van VDL NedCar in Zuid-Limburg door het leggen van een unieke combinatie met het chemie cluster en andere Limburgse topsectoren. Het toevoegen van deze kennis leidt tot vergroting van de waardeketen. Versterk daartoe de relatie met de RWTH. Stimuleer Nederlanders om daar te studeren en profileer de automotivesector van Limburg sterk in het onderwijs. Zorg ook voor een verbeterde aansluiting van VDL NedCar op het hoofdspoor.
•
Zet cultureel erfgoed (kastelen en landgoederen) en landschappelijke kwaliteiten als de Maasvallei in bij het maken van nieuwe recreatieve arrangementen en leisure.
•
Betrek de landbouw bij het onderhoud en exploitatie van het landschap.
•
Daag de landbouwsector uit slimme combinaties te ontwikkelen met betrekking tot de kennisintensieve economie van de regio (Energie, biobased economy).
•
Blijf open staan voor verkennen van nieuwe ontwikkelingen en markten zoals 3D-printing, zorginnovaties en energie. Zet de kennis van de regio in om het energievraagstuk van de toekomst op te lossen. De kennis vanuit de Euregionale Universiteiten biedt samen met de fysieke eigenschappen van de regio (oude mijnen) kansen op vooruitstrevende milieuvriendelijke manieren van energieopwekking en opslag. Een voorsprong op dit gebied draagt bij aan het imago van de regio.
8. Verbeter de situatie op de woningmarkt Voor de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de regio als geheel is een gezonde woningmarkt een belangrijke voorwaarde. In Zuid-Limburg is sprake van een mismatch tussen vraag en aanbod en krimp van de bevolking. •
Het is voor de regio essentieel dat het Rijk ziet en erkent dat op de woningmarkt van ZuidLimburg sprake is van een bijzondere opgave in de Brainport Zuidoost Nederland, één van de economische zwaartepunten in de SVIR. En dat de speelruimte voor het zoeken naar oplossingen soms wordt beperkt door regelgeving die juist voor een grensregio als ZuidLimburg negatief uitpakt.
•
Het is belangrijk dat de provincie haar stevige inzet op de woningmarkt voortzet en daartoe ook grensoverschrijdend samenwerkt aan het afstemmen van woningbouwprogramma’s, in het bijzonder voor Parkstad/Aken en voor Maastricht/Riemst/Lanaken. Naast de woningvoorraad is aandacht nodig voor de stedenbouwkundige structuur van dorpen en steden en de daarmee samenhangende voorzieningenstructuur. Dat vraagt om het ontwikkelen van financieringstrategieën en ontwikkelingsstrategieën. Het Rijk moet zich bewust zijn van de doorwerking van beleid in de krimpregio’s en liefst preventief zorgen dat er geen onnodige drempels worden opgeworpen en anders bijzondere mogelijkheden creëren om –voor de combinatie van economische kernzones en krimpgebieden – experimenteerruimte te creëren, bijvoorbeeld met een lex specialis.
4.0
s a m e n v a t t ing e n m a a t r e g e l e n
103
104
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
5.0 Bijlagen
5.1 Stappen die vanuit Limburg in gang zijn gezet
106
5.2 Lijst met geïnterviewden 110 5.3 Inleiding grensoverschrijdende problemen
111
5.4 Sociale zekerheid & pensioenen 111 5.5 Fiscaliteit 116 5.6 Zorg(Verzekering) 118 5.7 Administratieve zaken zoals telefoon en internet
119
5.8 OV ticketing en regels voor tram & bus
120
5.9 Bronnen 121
5.0 bijl agen
105
5.1
Stappen die vanuit Limburg in gang gezet zijn In samenwerking met gemeenten en partners in het bedrijfsleven zijn de afgelopen jaren in lijn met het coalitieakkoord en opeenvolgende programmabegrotingen al forse stappen gezet om de kracht van Zuid-Limburg in relatie tot het aangrenzende buitenland te versterken. Dit komt niet alleen tot uitdrukking in intensieve contacten en werkrelaties, maar ook in concrete projecten en resultaten. Met deze ontwikkelingen wordt ook in belangrijke mate bijgedragen aan de BV Nederland. Dit sluit goed aan bij de Nota Internationalisering in nieuw perspectief en het daarin opgenomen uitwerkingsschema. De verankering van Limburg in een grensoverschrijdende agglomeratie en het economisch verbinden van Limburg met Europa zijn daarin als strategische opgaven aangegeven. De noodzaak om potenties van de Euregio te benutten en grensweerstanden te verminderen is ook door middel van de Kansenatlas op de agenda gezet. Dit is recent nog eens benadrukt in het rapport Groeien aan de grens, waaruit blijkt dat zonder grensweerstanden Zuid-Limburg na Amsterdam de aantrekkelijkste woonregio van Nederland zou zijn. Hieronder een overzicht van concrete punten: •
De inrichting van grensinformatiepunten voor grenswerkers en een Expat-desk voor hoger opgeleide buitenlandse werknemers dragen bij aan het slechten van grensweerstanden en het openen van de regionale arbeidsmarkt als bedoeld in de Atlas van Kansen. Deze initiatieven worden inmiddels door het Rijk gefaciliteerd. Om breder richting te geven aan het slechten van grensweerstanden (met name op de arbeidsmarkt) is in opdracht van de provincie de Grensefffectentoets 2014 opgesteld door bureau Panteia.
•
Met de Kennis-As Limburg hebben de Universiteit Maastricht, het Academisch Ziekenhuis Maastricht en Zuyd Hogeschool in 2013 een forse ambitie neergelegd voor de Limburgse kennisinfrastructuur. Dit heeft een wervend effect op samenwerking met andere kennisinstellingen zoals Fontys, HAS, Fraunhofer, Open Universiteit, RWTH Aken, TU Eindhoven en Universiteit Twente. Samenhangende campusontwikkeling vormt hierin een belangrijk element. Maastricht Health Campus, Smart Services Campus en Chemelot Campus, maar ook de ontwikkeling van campus Greenport Venlo zijn in die zin van grote betekenis voor de grensoverschrijdende potenties van (Zuid-)Limburg. Met deze inzet wordt voortgebouwd op het al sinds 2008 lopende provinciale initiatief met betrekking tot TTRELAt. Dit sluit ook aan bij de resultaten van de denkgroep onder leiding van Gerard van Harten (voormalig CEO Dow Chemical Benelux)in 2011, leidend tot afspraken tussen de Nederlandse en Vlaamse ministers-presidenten om de kwaliteitsketen van de chemische sector grensoverschrijdend te versterken.
•
In het verlengde van het voorgaande wordt stevig ingezet op grote structuurversterkende projecten. Deze projecten hebben bijzonder betekenis voor (Zuid-)Limburg (bijvoorbeeld in
106
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
de vorm van forse impulsen voor de werkgelegenheid) en zijn mede gericht op versterking van grensoverschrijdende samenwerking. Bijzonder vermeldenswaard zijn: --
De doorstart van NedCar
--
Het veilig stellen van de toekomst van Maastricht Aachen Airport
--
InSciTe, Institute for Science & Technology
--
Pilot en Miniplant faciliteiten
--
CMC, Chemelot Materialen Centrum
--
Human Capital Agendas/Techniekpact
--
LINK, Limburg investeert in zijn kenniseconomie
--
AMIBM, Aachen-Maastricht Institute for Biobased Materials
--
Educatieve Agenda Limburg.
•
De transitie van de Woningmarkt geldt eveneens als structuurversterkend project. In het bijzonder Zuid-Limburg heeft te maken met een kwalitatieve mismatch tussen vraag een aanbod van woonruimte, als gevolg van een combinatie van economische crisis, krimp, vergrijzing en ontgroening. De uitwerking richt zich onder meer op verduurzamen van de voorraad, levensloopbestendig wonen, doorstromingsmaatregelen en aandacht voor bijzondere doelgroepen. De inzet is om deze aanpak grensoverschrijdend verder in te vullen.
•
De provincie brengt initiatieven op het gebied van cultuur, regionale identiteit, sport, gezondheid en leisure steeds nadrukkelijker in verband met economische campusontwikkelingen. Grensoverschrijdende samenwerking krijgt juist ook op deze terreinen steeds meer inhoud. Zoals via het programma Euregionale Gemeenschap voor Kultuur en Samenleving (EGKS).
•
De Internationale Bau Ausstelling Parkstad (IBA) die de Parkstadgemeenten samen met de provincie organiseert biedt unieke kansen om in de komende jaren dé experimenteerregio te zijn, die inspiratie zal opleveren voor de aanpak van de (ten deel ook grensoverschrijdende) herstructurerings- en transformatievraagstukken van Zuid-Limburg.
•
De spoorinfrastructuur tussen Heerlen en Herzogenrath wordt aangepast (elektrificatie en spoorverdubbeling) ten behoeve van een IC-trein naar Aken. Voor een sneltram tussen Hasselt en Maastricht wordt spoor aangelegd via de binnenstad van Maastricht naar het station.
•
Voor een verankering van (logistieke) bedrijvigheid zijn diverse projecten in gang gezet rond de verbetering van het logistiek knooppunt Zuid-Limburg: railterminal Chemelot (gereed),
5.0 bijl agen
107
zuidelijke spooraansluiting Chemelot, spooraansluiting VDL/NedCar, ongehinderde logistiek Born/Holtum-noord. •
De bereikbaarheid van de weg wordt op peil gehouden met de aanleg van de tunnel in Maastricht en de structurele verbreding van de A2 tussen Het Vonderen en Kerensheide. De Buitenring Parkstad Limburg verbetert de wegenstructuur ter plekke en vermindert de verkeersdruk op het stedelijk gebied. De N297 levert, in combinatie met de B56n (in aanleg) een verbinding met het Duitse wegennetwerk.
•
Met de provinciale Limburgagenda wordt verder richting gegeven aan het verbeteren van het leef-en vestigingsklimaat voor de langere termijn, met een belangrijke grensoverschrijdende component. Uitgezette lijnen zijn:
-
verbeteren kwaliteit woningmarkt
-
versterken culturele infrastructuur
-
kwalitatieve en kwantitatieve match op de arbeidsmarkt
-
verbinden en versterken Limburgse topsectoren
-
versterken kwaliteit kennisinfrastructuur
-
(inter)nationale bereikbaarheid
•
De Strategische Lobby Agenda is een agenda van de Limburgse gemeenten en de Provincie en is bedoeld om richting, focus en afstemming te bereiken in de gezamenlijke lobbyactiviteiten (Limburglobby). De concrete lobbydossiers liggen in het verlengde van de aanbevelingen in het voorliggende rapport. Van belang voor Zuid-Limburg in grensoverschrijdend perspectief wordt van het Rijk het volgende gevraagd:
--
betrokkenheid bij het formuleren van regionale woonopgaven voor krimp- en anticipeerregio’s en voor grensoverschrijdende agglomeratievorming.
--
Met betrekking tot culturele infrastructuur het handhaven van het hoge niveau van de landelijke BIS-instellingen in Limburg en bhoud en versterking van de Limburgse cultuurketen, met bijzondere aandacht voor de positie van de Philharmonie Zuid-Nederland.
--
Kansen benoemen en hindernissen uit de wegruimen op het gebied van financiën en sociale zekerheid (arbeidsmarkt).
--
Inzet op grensoverschrijdend OV.
--
Terugdraaien van accijnsverhogingen om koopstromen naar het buitenland te voorkomen.
--
Diploma-erkenning en meer mogelijkheden om grenswerkers in te zetten.
--
Bevordering buurtalenonderwijs met name in het MBO.
--
Behoud van bestaande werkgelegenheid van Rijksdiensten in Limburg (incl. ZBO’s, Defensie, Belastingdienst en Justitie).
--
Positioneren van campussen binnen het topsectorenbeleid met bijzondere aandacht voor cross-overs en internationale verbindingen (TTR-Elat, RWTH).
--
Opneming van Aken, Düsseldorf en Luik in de ieuwe hoofdrailconcessie, inclusief de uitvoering van infrastructurele verbeteringen op het traject Heerlen-Aken.
108
--
Zuidelijke spooraansluiting Chemelot en rail-aansluiting VDL NedCar.
--
Verbreding van de A2 (2X3) Kerensheide – Het Vonderen in 2020 ongeacht bezuinigingen.
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
In samenhang hiermee worden (onder meer richting Brussel) de volgende acties ondernomen: --
Lobby om de thema’s demografie en wonen ook op het netvlies van de Europese Commissie te krijgen.
--
Kennis delen via het Demographic Change Regions Network, in het bijzonder over demografie, onderwijs, arbeidsmarkt en ICT.
--
Lobby voor een ondersteunend netwerk voor Europese subsidies met bijzondere aandacht voor de culturele sector.
--
Aandacht vragen in Brussel voor het wegwerken en voorkomen van belemmeringen voor grensarbeid, bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen. Erkenning van grensoverschrijdende beroepskwalificaties en diploma’s
--
Lobby richting Brussel om Limburg in Europa te profileren als een sterke, innovatieve kennisregio.
--
Lobby richting Brussel om de Limburgse topsectoren en de campusaanpak met middelen te ondersteunen. Hierbij hoort ook voorlichting aan Brusselse spelers en aan imburgse stakeholders.
--
Samenwerking binnen Vanguard Initiative om te komen tot een nieuwe industriebeleid (new growt through smart specialization).
--
Binnen het topsectorenbeleid lobby voor innovatieve ontwikkelingen gericht op duurzaamheid
5.0 bijl agen
109
5.2
Lijst met geïnterviewden Voor dit rapport zijn gesprekken gevoerd en/of is informatie ontvangen van medewerkers van de Provincie Limburg en van een aantal externe personen. Intern betreft het medewerkers van de clusters Strategie, Ontwikkeling, Ruimte, Economie, Mobiliteit, Cultuur, Wonen en leefomgeving en Natuur. Van buiten de provinciale organisatie is gesproken met: Gemeente Maastricht: Jake Wiersma Gemeente Sittard-Geleen: Pascal Wauben Gemeente Heerlen: Joyce Daems Dennis Huurdeman Gemeente Hasselt: Wim Jackmaer Stadt Aachen / Charlemagne regio: Thomas Hissel Winfried Franz-Pitre Université de Liège: Jaques Teller Bruno Bianchet Jean-Marc Lambotte Maastricht Health Campus: Jan Kees Dunning C’Mill: Geerd Simonis Planbureau voor de leefomgeving: Anet Weterings
110
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
5.3
Inleiding grensoverschrijdende problemen Grensoverschrijdende problemen kunnen voorkomen op de volgende aspecten: --
Sociale zekerheid & pensioenen
--
Fiscaliteit
--
Zorg(Verzekering)
--
Administratieve zaken zoals telefoon en internet
--
OV ticketing en regels voor tram & bus
Algemene beeld: --
In het algemeen bestaan er op het gebied van sociale zekerheid, ouderdomspensioenen, fiscaliteit en zorgverzekeringen duidelijke regels voor grensarbeiders binnen de EU. Veel zaken zijn geregeld in de “Verordening betreffende de coördinatie van de socialenzekerheidsstelsels” (883/2004/), die per 1 mei 2010 de Verordening 1408/71 verving.
--
Echter, veel van de in dit document geschetste problematiek ontstaat doordat belasting- en sociale zekerheidssystemen van de verschillende landen niet geharmoniseerd zijn. Voor algemene situaties bestaan verdragen, maar juist voor uitzonderingen en gedetailleerde gevallen niet. Deze problemen worden ook niet aangepakt, omdat het details betreft, die niet de moeite waard worden geacht om aan te pakken.
--
Er bestaat geen grensoverschrijdende coördinatie van de sociale verzekeringswet en de belastingwet samen. Hierdoor kan het voorkomen dat werknemers in het ene land verzekerd zijn, maar in het andere land belasting betalen. Bovendien verplicht dit werknemers om in twee landen belastingaangifte te doen en levert dit onduidelijkheid op over welke aftrekposten uit welk land van toepassing zijn.
--
Grenswerkers zijn dubbel zo gevoelig voor wetswijzigingen, aanzien wetswijzigingen in beide landen invloed hebben op grenswerkers.
5.4
Sociale zekerheid & pensioenen Huidige situatie & regelgeving •
Er bestaat een coördinatieverordening (EU VO 883/2004) die lidstaten verplicht om de volledige wettelijke sociale zekerheid te coördineren. Dit houdt in dat elke (Grensoverschrijdende) werknemer onder één land valt, normaal gesproken het werkland. Uitzondering is een detachering van maximaal 24 maanden in een ander land.
•
Onder andere de volgende aspecten van sociale zekerheid en pensioenen worden in principe door één land gecoördineerd:
--
Ziektekostenverzekering
--
Arbeidsongeschiktheidsverzekering
--
Ouderdomspensioen. Dit wordt opgebouwd in elk land waarin men gewerkt heeft en is binnen de EU exporteerbaar (Dus men kan in een ander EU land wonen en nog steeds de premie innen). In het Belgisch-Nederlandse verdrag staat dat het woonland
5.0 bijl agen
111
heffingsbevoegd is voor de AOW premie, terwijl in het Duits- Nederlandse verdrag staat dat het bronland heffingsbevoegd is. Over het ABP bestond onduidelijkheid, maar dit is in het nieuwe verdrag opgelost --
Werkeloosheidsuitkering
Problemen/grensbarrières in specifieke gevallen Verlies Kindergeld door bijstelling Kinderbijslag (Euregio 2013: Top 10 2013 – mobiliteitshindernissen Duitsland-Nederland (Gronau/Enschede: Euregio) •
Algemeen: Voor tweeoudergezinnen met ouders die ieder in een ander land werken, kan onduidelijkheid bestaan over welke gezinsuitkeringen en sociale verzekeringen van toepassing zijn en uit welk land). Vooral in het geval van studerende en/of zieke kinderen treedt deze onduidelijkheid op.
•
Specifiek: Als één ouder in Duitsland werkt en de andere in Nederland, maakt het gezin aanspraak op zowel kinderbijslag en kindgebonden budget uit Nederland, als op Kindergeld uit Duitsland. De hoogte van het Kindergeld hangt af van de hoogte van het kindgebonden budget, en een deel van het Kindergeld kan worden teruggevorderd. Echter, wanneer het voorlopige kindgebonden budget te hoog wordt afgesteld, en later naar beneden wordt bijgesteld, wordt het teveel teruggevorderde Kindergeld niet weer terugbetaald aan het gezin. Hierdoor loopt het gezin geld mis.
•
Oplossing: Kindergeld moet worden verleend onder voorbehoud van toetsing en vaststelling achteraf.
Pensioenen Ouderdomspensioenen/AOW (Euregio Maas-Rijn mobiliteitshindernissen België-NederlandDuitsland 2010; Euregio 2013: Top 10 2013 – mobiliteitshindernissen Duitsland-Nederland (Gronau/Enschede: Euregio)) •
Algemeen: Door verschillen in de pensioengerechtigde leeftijd tussen landen kan er een tijdelijk gat in de pensioenuitkering van grensoverschrijdende arbeiders ontstaan.
•
Specifiek: In Nederland werden pensioenrechten voor 2013 opgebouwd van 15 tot 65 jaar. Vanaf 2013 verandert dit geleidelijk aan naar van 17 tot 67 jaar. Voor personen die hun hele leven in Nederland wonen en werken levert dit geen problemen op, want er worden alsnog pensioenrechten opgebouwd over een periode van 50 jaar. Echter, personen die eerst in Nederland en daarna over de grens hebben gewerkt, verliezen de opgebouwde rechten tussen 15 en 17 jaar, terwijl er tussen 65 en 67 jaar geen pensioenrechten worden opgebouwd.
•
Oplossing: overgangsregeling waarbij volgens de oude regelgeving in Nederland verworven AOW rechten worden behouden indien er anders verlies van pensioenrechten optreedt.
Portabiliteit van bedrijfspensioenen (Euregio Maas-Rijn mobiliteitshindernissen BelgiëNederland-Duitsland 2010) •
Algemeen: Mensen die eerst in Duitsland bij een bedrijf hebben gewerkt en aldaar een bedrijfspensioen hebben opgebouwd, verliezen hun opgebouwde bedrijfspensioenrechten zodra zij een baan in een ander land aannemen.
112
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
•
Specifiek: Wanneer een werknemer bij een bedrijf uit dienst treedt voordat het bedrijfspensioen ingaat, kunnen de pensioenrechten komen te vervallen. Binnen Duitsland is de coördinatie van wettelijke pensioenen ver gevorderd, maar op Europees niveau bestaan geen soortgelijke regelingen.
•
Oplossing: De in de onderhandelingen gesneuvelde ontwerprichtlijn van de Commissie m.b.t. de portabiliteit van bedrijfspensioenen moet weer worden opgepakt en verder ontwikkeld, om uiteindelijk het gebrek aan Europese regelgeving op dit gebied aan te pakken.
Brugpensioen voor grensarbeiders (Euregio Maas-Rijn mobiliteitshindernissen BelgiëNederland-Duitsland 2010) •
Algemeen: De mogelijkheid tot een vroegtijdig pensioen die werknemers in België hebben, vervalt zodra deze werknemers niet in België wonen.
•
Specifiek: Werknemers die in België werken, hebben normaal gesproken de mogelijkheid om via een “conventioneel brugpensioen” op hun 60e te stoppen met werken. Er volgt dan ontslag en een werkloosheidsuitkering, aangevuld met een toeslag van de werkgever, zonder sollicitatieplicht. Echter, voor grensarbeiders die niet in België wonen, geldt deze mogelijkheid niet. Immers, op in Duitsland of in Nederland wonende werknemers is het Duitse c.q. het Nederlandse recht m.b.t. werkloosheidsuitkeringen van toepassing. Aangezien de werkloosheidsuitkering bijvoorbeeld in Duitsland tot 1 jaar beperkt is, is het Belgische brugpensioen niet toepasbaar.
•
Oplossing: Een overeenkomst tussen Duitsland, België en Nederland die vastlegt dat op werknemers die een Belgisch brugpensioen ontvangen, het Belgische sociaal recht van toepassing blijft.
Ongevallenverzekering voor studenten (Euregio 2013: Top 10 2013 – mobiliteitshindernissen Duitsland-Nederland (Gronau/Enschede: Euregio) •
Algemeen: Studenten uit Duitsland missen in Nederland hun wettelijke ongevallenverzekering.
•
Specifiek: In Duitsland studerende studenten zijn hebben automatisch een ongevallenverzekering, maar deze geldt niet voor in een ander land studerende Duitse studenten. Hierdoor keert de instantie die voor wettelijke ongevallenverzekeringen van Duitse studenten verantwoordelijk is, niet uit in het geval van blijvende letselschade ten gevolge van een ongeval in Nederland.
•
Oplossing: Studenten moeten zich aanvullend verzekeren en moeten hiervan op de hoogte worden gebracht als ze in Nederland komen studeren.
Werkloosheidsuitkering Werkloosheidsuitkering grenspendelaars: dubbele registratieplicht (Euregio 2013: Top 10 2013 – mobiliteitshindernissen Duitsland-Nederland (Gronau/Enschede: Euregio) •
Algemeen: Personen die in het buitenland woonachtig zijn en in Nederland werkloos raken (of andersom), lopen soms (een deel van) hun werkloosheidsuitkering mis als zij zich niet op tijd bij de juiste instanties in beide landen inschrijven.
5.0 bijl agen
113
•
Specifiek: Duitsland is als woonland verantwoordelijk voor de werkloosheidsuitkering van zijn inwoners, ook wanneer deze in Nederland werkloos zijn geraakt en in Nederland bij het UWV staan geregistreerd. Echter, Duitsland maakt een onderscheid tussen registratie als werkzoekende (bij het UWV) en als werkloze. Dit laatste dient uiterlijk drie maanden voor beëindiging van het dienstverband te gebeuren bij de Duitse Agentur für Arbeit. Dit is echter vaak onbekend bij de in Duitsland woonachtige en in Nederland als werkzoekende ingeschreven personen, waardoor zij geen aanspraak maken op een Duitse werkloosheidsuitkering, of deze pas later ingaat.
•
Oplossing: Een werkloze die zich bij het UWV aanmeldt en in Duitsland woonachtig is, moet erop geattendeerd worden dat het nodig is om zich ook bij de Duitse Agentur für Arbeit aan te melden.
Werkloosheidsuitkering grenspendelaars: geen compensatie werktijddaling (Euregio 2013: Top 10 2013 – mobiliteitshindernissen Duitsland-Nederland (Gronau/Enschede: Euregio) •
Algemeen: Personen die in het buitenland werken en in Nederland wonen, lopen soms een werklosheidsuitkering ter compensatie van inkomensverlies mis, als zij een fulltime dienstverband verliezen en een parttime dienstverband aannemen.
•
Specifiek: Wanneer een fulltime dienstverband wordt ontbonden en een persoon elders een paar dagen later een parttime dienstverband aangaat van meer dan 15 uur, heeft deze persoon noch in Nederland noch in Duitsland recht op een werkloosheidsuitkering ter compensatie van het inkomensverlies door werktijddaling. Immers, in Duitsland moet het dienstverband daarvoor minder dan 15 uur zijn (in dit geval vervalt daardoor het recht op een uitkering), terwijl in Nederland het recht op een uitkering vervalt zodra er een onderbreking zit tussen de twee dienstverbanden.
•
Andere situaties waarin grenswerkers het recht op een werkloosheidsuitkering verliezen zijn ook mogelijk.
•
Oplossing: Werken aan een uniforme afwikkeling en zienswijze in Nederland en Duitsland en België wat betreft de toekenning van werkloosheidsuitkering.
Werkloosheidsuitkering grenspendelaars: verlies arbeidsongeschiktheidsuitkering (Euregio Maas-Rijn mobiliteitshindernissen België-Nederland-Duitsland 2010) •
Algemeen: Werknemers die in Nederland arbeidsongeschikt raken en naar Duitsland verhuizen voor hun werkloosheidsuitkering ingaat, komen in Duitsland mogelijk niet meer in aanmerking voor een uitkering.
•
Specifiek: Werknemers die in Nederland werken, ziek worden en tijdens een periode van ziekte verhuizen en in Duitsland gaan wonen, lopen na de betalingsperioden van ziektegeld uit Nederland een werkloosheidsuitkering mis. Vanuit Nederland komt geen werkloosheidsuitkering wanneer men niet meer in Nederland woont, vanuit Duitsland komt er geen werkloosheidsuitkering omdat niet aan de nationale voorwaarden hiervoor is voldaan. Duitsland is immers de bevoegde staat voor werkloosheidsuitkeringen geworden, wanneer men in Duitsland is gaan wonen. Immers, hiervoor moest men werkzaam zijn, en ontvangen van ziektegeld wordt in Duitsland niet gelijkgesteld met het uitoefenen van werkzaamheden.
114
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
•
Oplossing: Recente rechtspraak van het Bundessozialgericht zou het mogelijk maken om werkloosheidsuitkeringen over de grens te betalen.
Woon- en werkland zijn anders: algemene problemen Wonen in twee verschillende landen tegelijkertijd (Euregio 2013: Top 10 2013 – mobiliteitshindernissen Duitsland-Nederland (Gronau/Enschede: Euregio) •
Algemeen: Personen die deels in Nederland en deels in het buitenland wonen voor hun werk (enkele dagen per week) moeten zich in beide landen inschrijven in de basisadministratie. Dit kan ertoe leiden dat deze personen in beide landen deels belastingplichtig of sociaalverzekeringsplichtig is. Nationaal bestaat wel de mogelijkheid tot registratie op twee woonplekken, maar internationaal (binnen de EU) niet.
•
Specifiek: talloze combinaties van dubbele belasting- of verzekeringsplichten. Bovendien kunnen sociale en fiscale aanspraken komen te vervallen. Er bestaat een procedure om aan te tonen dat men weliswaar in land A staat ingeschreven, maar voornamelijk in land B woont en aldaar de fiscale en sociale rechten en plichten moet hebben, maar deze is langdurig en onzeker.
•
Oplossing: De nationale wetgeving voor de basisregistratie van personen moet voorzien in de optie om niet-inwoners te registreren. Een document “tweede woonplaats EU” moet in het leven worden geroepen. Hierop kunnen grensarbeiders die in twee landen wonen aangeven wat hun feitelijke en tweede woonland is.
Werken bij in twee verschillende landen tegelijkertijd / 25%-regeling (Eindrapportage ‘Limburgexperimenteerregio voor grensoverschrijdende samenwerking’, juni 2012) •
Algemeen: De 25%-regeling leidt tot een grote administratieve druk voor werkgevers en werknemers, wanneer werknemers in meer dan één land tegelijk werkzaam zijn.
•
Specifiek:
--
De 25%-regeling (uit de verordening 838/2004) houdt in dat een werknemer onder de sociale wetgeving van een bepaalde lidstaat valt, mits hij of zij minimaal 25% van alle arbeid in de betreffende lidstaat verricht. De 25% regeling verplicht werknemers tot het minutieus bijhouden van de werkplaats en –tijden. Onder meer moet er een aparte pay-roll volgens de wetgeving van het andere land worden bijgehouden. Bovendien moeten de werktijden en werklocatie al zeer ruim van tevoren worden ingeschat, iets wat in praktijk onmogelijk blijkt. Ook voor werknemers op het grensoverschrijdende bedrijventerrein AVANTIS levert dit complexe situaties op.
--
Veel grensoverschrijdende werknemers mogen van hun werkgever vanwege de hierboven geschetste administratieve druk geen tweede baan in een ander land aannemen. Dit belemmert de arbeidsmarktontwikkeling.
--
Een ander probleem treedt op wanneer bedrijf A personeel in een ander land voor bedrijf B laat werken. De vraag rijst dan, wie de formele werkgever is. Dit levert onduidelijkheid op over welke aftrekposten uit welk land van toepassing zijn.
•
Oplossing: Versoepelen administratieve druk 25%-regeling, of betere voorlichting(splatforms), met name voor kleine ondernemingen.
5.0 bijl agen
115
Kennismigranten kunnen geen grensarbeider zijn (Euregio Maas-Rijn mobiliteitshindernissen België-Nederland-Duitsland 2010) •
Algemeen: Kennismigranten in de EU kunnen niet in een ander land wonen dan waar zij werken.
•
Specifiek: De procedure voor kennismigranten om een verblijfsvergunning aan te vragen is sneller dan voor reguliere migranten. Echter, de mogelijkheid vervalt om als kennismigrant een verblijfsvergunning aan te vragen wanneer men in land A gaat wonen en land B werken. Dit sluit uit dat kennismigranten grenspendelaars zijn. De universiteit van Aachen (RWTH) wil bijvoorbeeld de komende jaren veel buitenlandse hoogleraren en ander universiteitspersoneel aantrekken, voor wie Zuid-Limburg een aantrekkelijk vestigingsgebied kan zijn. Volgens de huidige regelgeving kunnen kennismigranten die in Aachen gaan werken, echter niet in Zuid-Limburg gaan wonen (tenzij zij de reguliere visumprocedure doorlopen, hetgeen langdurig en onzeker is).
•
Oplossing: Loskoppelen verblijfsvergunning en arbeidsvergunning voor kennismigranten. Of: kennismigranten-overeenkomst
5.5
Fiscaliteit Huidige situatie & regelgeving •
Bilaterale verdragen bepalen voor grenswerkers of het woonland of het werkland heffingsbevoegd is. Nederland heeft bilaterale verdragen met België en Duitsland. In principe wordt een grensoverschrijdende arbeider één keer belast, normaal gesproken in het werkland, en daarna niet meer in het andere land. De 183-dagen regeling vormt een uitzondering hierop.
•
Er geldt een compensatieregeling voor huiseigenaren in Nederland die in België belasting afdragen. Zij kunnen de hypotheekrente die in Nederland wordt betaald van hun belastbaar inkomen aftrekken.
•
Nederlanders die in Duitsland of België werken (en vice versa) moeten kiezen of zij zich als beschränkt of unbeschränkt belastingbetaler laten registreren. Welke aftrekposten uit welk land van toepassing zijn op de belastingbetaler, hangt hiervan af.
Problemen/grensbarrières in specifieke gevallen Ontbreken compensatieregeling voor grensarbeiders Nederland-Duitsland (Euregio Maas-Rijn mobiliteitshindernissen België-Nederland-Duitsland 2010) •
Algemeen: Grensarbeiders die in Nederland wonen en in Duitsland werken, lopen belastingvoordelen zoals hypotheekrenteaftrek mis ten opzichte van werknemers die in Nederland of België werken.
•
Specifiek: Tussen Nederland en België bestaat een compensatieregeling op basis van het dubbelbelastingverdrag (DBV) tussen beide landen. Deze regeling houdt in dat grensarbeiders die in België werken maar in Nederland wonen, fiscaal hetzelfde worden behandeld als mensen die in Nederland werken en wonen. Zodoende kunnen deze grensarbeiders zich beroepen op belastingtechnische voordelen uit Nederland, zoals heffingskortingen, persoonsgebonden aftrek, en negatieve inkomsten uit de eigen woning.
116
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
Echter, voor grensarbeiders die in Duitsland werken, bestaat deze mogelijkheid niet. Immers, het DBV tussen Nederland en Duitsland kent geen compensatieregeling voor hypotheekrenteaftrek en andere fiscale voordelen. Vooral gezinnen met kinderen en een negatief inkomen uit eigen woning, ondervinden hier financiële nadelen van. •
Oplossing: Een aanpassing in het Duits-Nederlandse DBV, waardoor Nederland de compensatieregeling per direct unilateraal kan invoeren (en de onderhandelingen over het nieuwe belastingverdrag met Duitsland niet hoeft te worden afgewacht).
30%-regeling strikter gemaakt (Eindrapportage ‘Limburg-experimenteerregio voor grensoverschrijdende samenwerking’, juni 2012) •
Algemeen: De 30%-regeling is nu beperkt tot werknemers afkomstig uit een straal van 150 km buiten Nederland. Voor werknemers die van verder komen, betekent dit een inkomstenderving.
•
Specifiek: Werknemers die vanuit het buitenland in Nederland komen werken, maken extra kosten, (“extraterritoriale kosten”), waarvoor werkgevers 30% van het loon belastingvrij mogen verstrekken (“30%-regeling”). Vanaf 2012 geldt echter, dat alleen werknemers die vooraf woonachtig waren in een straal van 150 km om Nederland aanspraak maken op deze regeling. Er bestaat geen overgangsregeling. Dit kan het minder aantrekkelijk maken voor werknemers om in Nederland te komen werken.
•
LET OP: DIT BEPERKT NIET HET REGIONALE GRENSOVERSCHRIJDENDE WERKEN MAAR MEER DE ARBEIDSMOBILITEIT TUSSEN NEDERLAND EN ANDERE EU LIDSTATEN.
•
Oplossing: -
Hoogleraarartikel (Eindrapportage ‘Limburg-experimenteerregio voor grensoverschrijdende samenwerking’, juni 2012) •
Er bestaat een voor Limburgse onderwijsinstellingen ongunstig hoogleraarartikel in Nederland-Belgische en Nederland-Duitse belastingverdragen. In België wordt belasting betaald (relatief hoog) en in Nederland zijn hoogleraren sociaal verzekerd (relatief duur).
5.0 bijl agen
117
5.6
Zorg(Verzekering) Huidige situatie & regelgeving •
Voor grensoverschrijdende arbeiders geldt dat zij die in Nederland werken, verplicht in Nederland een ziektekostenverzekering hebben. Zij hebben keuzerecht wat betreft het behandelingsland (woonland of werkland).
•
Voor gezinsleden van grensoverschrijdende arbeiders geldt dat zij recht hebben op zorg in het woonland ten laste van Nederland, mits zij zijn geregistreerd bij het Collectief voor Zorgverzekeraars (CVZ) en zorgverzekeraar AGIS.
•
In het algemeen is het onaantrekkelijk voor Belgische en Duitse verzekeraars om zorg in Nederlandse ziekenhuizen te vergoeden, aangezien deze ook de vaste kosten meerekenen in de zorgkosten (en in België en Duitsland niet). Zorg in Nederland kost de buitenlandse verzekeraars daardoor meer dan zorg in België of Duitsland. Wel bestaan er andersom zorginkoopafspraken tussen Belgische en Duitse ziekenhuizen en Nederlandse verzekeraars.
Problemen/grensbarrières in specifieke gevallen Registratieplicht voor keuzerecht m.b.t. land medische behandeling (Euregio Maas-Rijn mobiliteitshindernissen België-Nederland-Duitsland 2010) •
Algemeen: Voor grenswerkergezinnen geldt dat gezinsleden keuzerecht hebben m.b.t. het medische behandelingsland. Echter, hiervoor moet men bij vier verschillende instanties staan ingeschreven, zowel in Nederland als in het andere land. Dit levert een flinke administratieve last op.
•
Specifiek: Een gezin dat in België of Duitsland woont en waarvan één ouder in Nederland werkt, heeft te maken met vier instanties. De verzekeraar van de grensarbeider in Nederland (deze verzekering is verplicht voor wie in Nederland werkt), de CVZ (om het gezin in Nederland mee te verzekeren), de AGIS (de verplichte verzekeraar voor meeverzekerden van grensarbeiders in Nederland) en de Belgische/Duitse verzekeraar (Voor medische hulp aldaar).
•
Oplossing: De gezinsleden moeten zich kunnen inschrijven als ‘verdragsgerechtigde’ bij de hoofdverzekeraar van de grensarbeider. Het is dan niet meer nodig dat de gezinsleden zich bij de CVZ en de AGIS inschrijven, zodat er maar 2 in plaats van 4 instellingen over blijven.
Mini-jobs in Duitsland en verlies zorgverzekering (Euregio 2013: Top 10 2013 – mobiliteitshindernissen Duitsland-Nederland (Gronau/Enschede: Euregio) •
Algemeen: Nederlanders die in Duitsland een mini-job accepteren, verliezen zowel in Nederland als in Duitsland hun zorgverzekering.
•
Specifiek: Inwoners van Nederland die in Duitsland een mini-job aannemen (salaris bedraagt €450 per maand of minder), vallen hierdoor niet meer onder het Nederlandse sociale verzekeringsstelsel. Hierdoor wordt men uitgesloten van een Nederlandse zorgverzekering. Echter, in Duitsland maakt men geen aanspraak op soortgelijke voorzieningen indien het maandsalaris minder dan €450 per maand bedraagt.
•
Een soortgelijk probleem treedt op bij partners van grensarbeiders die in Nederland werken en in Duitsland wonen. Zij hebben via hun partner de mogelijkheid om in Nederland
118
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
meeverzekerd te zijn. Zodra zij een mini-job in Duitsland aannemen, vervalt dit recht. •
Oplossing: Deze personen kunnen een vrijwillige wettelijke zorgverzekering afsluiten in Duitsland. Echter, dit is dermate prijzig dat het de moeite niet meer waard is om een minijob in Duitsland te accepteren.
Ruimere Duitse definitie van “gezinslid” bij zorgverzekering (Euregio Maas-Rijn mobiliteitshindernissen België-Nederland-Duitsland 2010) •
Algemeen: In Duitsland zijn kinderen langer (tot 23 of 25 jaar) meeverzekerd met hun werkende ouders, maar dit recht vervalt zodra de ouders in Nederland een baan accepteren of in Nederland gaan wonen.
•
Specifiek: In Duitsland zijn kinderen tot 25 jaar in principe gratis meeverzekerd in de ziektekostenverzekering van hun ouders. Echter, wanneer het gezin in Nederland woont en één of beide ouders in Duitsland werken, geldt de definitie van gezinslid volgens het Nederlandse recht. Andersom, dus voor kinderen van grensarbeiders die in Duitsland wonen en in Nederland werken, geldt hetzelfde. Zo verliest de in Duitsland wonende werknemer het sociale voordeel van kosteloos meeverzekeren van kinderen in de leeftijd van 18 tot 24 jaar, zodra hij een baan in Nederland accepteert.
•
Oplossing: Een grensarbeiderovereenkomst tussen de lidstaten waarin een brede interpretatie van het begrip gezinslid wordt geïntroduceerd en een most favourable clausem wordt opgenomen voor alle grensarbeiders.
5.7
Administratieve zaken zoals telefoon en internet Huidige situatie & regelgeving •
Over het aanvragen van de internetextensie .nl wanneer men niet in Nederland woont en vice versa en over telefonie(abonnementen) heb ik geen grensoverschrijdende problemen gevonden, behalve wellicht het feit dat bellen en internetten duurder is over de grens (maar daar bestaan belbundels voor).
Problemen/grensbarrières in specifieke gevallen Gebruik DigiD (Euregio 2013: Top 10 2013 – mobiliteitshindernissen Duitsland-Nederland (Gronau/Enschede: Euregio) •
Algemeen: Personen die niet over de Nederlandse nationaliteit beschikken en in Nederland wonen, of niet-Nederlanders die in Nederland werken en in het buitenland wonen hebben niet de mogelijkheid om via DigiD zaken te regelen met overheidsdiensten zoals de belastingdienst.
•
Specifiek: Duitsers of Belgen die in Nederland werken kunnen hun belastingaangifte niet via DigiD voltooien.
•
Oplossing: De gebruiksvoorwaarden DigiD moeten zodanig worden aangepast dat nietNederlanders die wel in Nederland wonen of werken en daardoor naar verwachting baat hebben bij het regelen van administratie via DigiD, ook toegang krijgen tot DigiD.
5.0 bijl agen
119
5.8
OV ticketing en regels voor tram & bus Huidige situatie & regelgeving •
De Euregio Maas-Rijn neemt initiatief tot het harmoniseren van het ticketsysteem. Nu al bestaat er een informatieplatform www.mobility-euregio.com waarop reizigers van informatie over grensoverschrijdend OV verkeer binnen de Euregio worden voorzien.
•
Voor grensoverschrijdende buslijnen Nederland-België en hun bijbehorende tickets, zie figuur 1. Als men op een grensoverschrijdende buslijn reist, geldt het tarief van de lokale vervoerder, een overgangstarief, of het Euregioticket.
•
Het Euregioticket bevat één ticket voor al het bus- en treinverkeer in de gehele Euregio, alsmede het Region3tarif, één ticket voor al het busverkeer.
•
De provincie investeert al in de installatie van Nederlandse OV-chipapparatuur in Duitse bussen op de verbinding met Aken.
Problemen/grensbarrières in specifieke gevallen •
Hoewel er overgangsregelingen bestaan en er brochures en informatiewebsites beschikbaar zijn, is de interoperabiliteit van OV-tickets tussen Nederland, België en Duitsland nog niet optimaal.
•
De automatisering van tickets (bv. Invoer OV-chipkaart) maakt deze interoperabiliteit op korte termijn nog moeizamer, maar biedt oplossingen voor de lange termijn.
120
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4
5.9
Bronnen --
AbvakoboFNV (2009) Mobiliteitshindernissen in het grensoverschrijdend werknemersverkeer tussen België en Nederland.
--
Belastingdienst: www.belastingdienst.nl
--
Boekema, F. (red.), 2000: Grensregio’s en arbeidsmarkten. Theoretische en empirische perspectieven (Van Gorcum, Assen);
--
Corpeleijn, A. 2009. Grensoverschrijdende arbeid: werken in Nederland, wonen in het buitenland. Sociaal-economische trends, aflevering 4e kwartaal 2009 (Den Haag: CBS).
--
Euregio 2013: Top 10 2013 – mobiliteitshindernissen Duitsland-Nederland (Gronau/ Enschede: Euregio);
--
Euregio Maas-Rijn: Top 10 2010 – Mobiliteitshindernissen Nederland-België-Duitsland.
--
Euregio Rhein-Waal, 2011; de 40 meest gestelde vragen over werken in Duitsland
--
Mobility Euregio Platform: www.mobility-euregio.com
--
Ponds, R. Van Woerkens, C., Marlet, G., 2013, Atlas van kansen voor Zuid-Limburg, Tongeren, Luik en Aken. Utrecht, Atlas voor Gemeenten.
--
Provincie Limburg, 2012, Limburg – experimenteerregio voor grensoverschrijdende samenwerking. Eindrapportage
5.0 bijl agen
121
122
G R E N S o v ers c h r i j d en d p ers p e c t i e f z u i d - l i m b u rg - se p t e m b er 2 0 1 4