Grafimedia
Arbeidsrisico’s • Ziekteverzuim • Arbeidsongeschiktheid
Arboconvenant Grafimedia
Voorwoord De sociale partners in de grafimedia-branche hebben op 9 oktober 2001 met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een arboconvenant afgesloten. Daarin doen werkgevers en werknemers in onze branche de toezegging dat ze er de komende vier jaar op alle mogelijke manieren aan gaan werken om arbeidsrisico’s te verminderen, het verzuim terug te dringen en het aantal uit de branche afkomstige WAO-ers te verminderen. Om het niet bij beloften te laten, is het convenant uitgewerkt in een plan van aanpak waarin een lange reeks concrete maatregelen en activiteiten is uitgewerkt. De overheid op haar beurt zegt aan die aanpak haar volle (en financiële) medewerking toe. Ondanks alle inzet en veel activiteiten van zowel de sector als individuele bedrijven lukt het maar niet om het verzuim binnen de grafimedia-branche te beperken. Integendeel, het ging enige tijd de goede kant op maar de laatste tijd nemen de verzuimcijfers zelfs weer toe. Dat is niet goed voor de werknemers en ook niet voor de bedrijven. Ook zien we dat er weer meer mensen in de WAO terecht komen. Wie eenmaal in de WAO is beland, lukt het meestal niet meer om aan het werk te komen.Voor de bedrijven gaat zo veel kostbare ervaring verloren. Er is de komende vier jaar veel te doen.Wij kunnen wel mooie plannen maken en activiteiten bedenken, maar om werkelijk succes te boeken is de gezamenlijke inzet van werkgevers en werknemers onmisbaar. Ook hebben we u nodig als klankbord voor onze plannen en maken we graag gebruik van uw kritiek. Frans Beun, voorzitter Branchebegeleidingscommissie Grafimedia
Inleiding De grafimedia-branche is niet de enige die het probleem van het voortdurend te hoge verzuim aanpakt. Sectoren als de Zorg, het Beroepsgoederenvervoer, het Onderwijs en de Horeca zijn er al lange tijd druk mee bezig geweest. Als één ding uit deze bedrijfstakken duidelijk is, dan is het dat het vooral in de bedrijven zelf moet gebeuren. Daar plukken zowel de werknemers als de ondernemer er ook daadwerkelijk de vruchten van. Op de werkvloer hebben acties pas echt nut. Daar gaan we de werknemers en de werkgevers dus ook daadwerkelijk hulp en steun aanbieden.Vervolgens gaan we hen zeker ook aanspreken op werkelijk resultaat, het mag deze keer niet bij loze woorden blijven. De activiteiten worden nadrukkelijk onder eigen regie van de bedrijfstak uitgevoerd. Het is ons gezamenlijke probleem, en
wij willen het ook zelf oplossen. In het arboconvenant en plan van aanpak staat opgesomd hoe we dat willen doen. Verreweg de meeste activiteiten liggen op bedrijfsniveau. Met een deel van de acties kunnen we direct beginnen, andere moeten eerst nog verder worden voorbereid. Ook op het niveau van de bedrijfstak komen er activiteiten waar de individuele bedrijven niet om heen kunnen.
Praktische toepassingen In deze brochure vindt u een eerste uitleg over het arboconvenant en het plan van aanpak. Binnenkort verschijnen de eerste praktische toepassingen. In het najaar volgt ook een reeks gerichte voorlichtingsbijeenkomsten. Binnen niet al te lange tijd kunt u alle praktische informatie ook op een website vinden.
Wat is het arboconvenant? Het Arboconvenant Grafimedia bestaat uit twee delen, het feitelijke convenant dat op 9 oktober werd ondertekend door de vier partijen en een uitgebreid plan van aanpak. Beide documenten zijn opgesteld door de Branchebegeleidingscommissie (BBC). Deze commissie is ingesteld tijdens het recente CAOoverleg en bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De BBC heeft voor de uitwerking externe deskundigen ingeschakeld. Het Arboconvenant Grafimedia geeft in de overwegingen precies aan waar het om gaat: • goede arbeidsomstandigheden dragen bij aan de vermindering van de gezondheidsschade, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid • goede arbeidsomstandigheden zorgen ook voor een verbetering van de motivatie en productiviteit • arbo-regelgeving verplicht werkgevers te zorgen voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van hun werknemers • toch is een relatief groot aantal werknemers blootgesteld aan de arbeidsrisico’s werkdruk, RSI en oplosmiddelen • bovendien worden veel mensen ziek of arbeidsongeschikt door psychische arbeidsongeschiktheid • om deze situatie te verbeteren is maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven noodzakelijk • en tenslotte zijn maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron het meest effectief. Een niet onbelangrijk aspect is dat de overheid de verdere verbetering van arbeidsomstandigheden financieel ondersteunt. Het Arboconvenant Grafimedia geeft nauwgezet de doelstellingen aan die we als branche gezamenlijk willen bereiken. Deze doelen worden verderop stuk voor stuk nader toegelicht. Uiterlijk binnen vier jaar, dus op 9 oktober 2005, moeten al die doelstellingen ook zijn gerealiseerd!
Bij de uitvoering van de plannen worden de ondernemingsraden, personeelsvertegenwoordigingen en de werknemers intensief betrokken. In de eerste plaats krijgen zij informatie over de veel voorkomende risico’s in de branche en over de mogelijkheden om deze risico’s tegen te gaan.Van de OR wordt verwacht dat ze heel nadrukkelijk een actieve rol speelt bij de uitvoering van de maatregelen binnen haar bedrijf. De plannen kunnen alleen dan slagen, als de werknemers actief bij de uitvoering betrokken zijn.
Plan van aanpak In het plan van aanpak staat in de eerste plaats een uitgebreide beschrijving van de risico’s en problemen waarmee we in onze branche vooral te maken hebben. Juist die onderwerpen gaan we de komende vier jaar gezamenlijk aanpakken. Dat zijn: • RSI, wat zich kan uiten in lichamelijke klachten waaronder een muisarm • psychosociale arbeidsbelasting, dus werkdruk • oplosmiddelen, als sprake is van overmatige blootstelling aan deze stoffen kan dat leiden tot het Organisch Psycho Syndroom (OPS) • vroege reïntegratie bij langverzuimers door verbetering van de dienstverlening binnen de arbo-‘keten’. Om de risico’s en andere factoren die verzuim veroorzaken goed te kunnen aanpakken, is in kaart gebracht waar het precies om gaat en hoe groot het betreffende probleem in onze branche is. Voor de verschillende risico’s is of wordt dit met de zogenaamde nul-meting in kaart gebracht. Alleen als we weten wat de huidige situatie is, kunnen we ook meten of we in de toekomst verbetering bereiken.
RSI en werkdruk Wat is het probleem? RSI of Repetitive Strain Injury wordt vaak aangeduid als muisarm, maar slaat feitelijk op veel meer aandoeningen van de nek, de armen of de schouders. Die klachten worden veroorzaakt door overbelasting op het werk. Dat kan doordat steeds weer dezelfde beweging wordt gemaakt (dynamische RSI) of doordat juist niet wordt bewogen (statische RSI). Het kan inderdaad het schuiven met een muis zijn, maar het kan ook de drukker zijn die steeds weer op dezelfde plaats papier oppakt of neerlegt of de afwerker die voortdurend met een en dezelfde slag een folder insteekt. Bij niet-bewegen kan het bijvoorbeeld gaan om iemand die de hele dag onafgebroken beeldschermwerk verricht.
Waar staan we nu als bedrijfstak? RSI kan voor bepaalde sectoren binnen de grafimedia-branche een - extra - risicofactor vormen. De sector kent namelijk nogal wat specifieke vakken die RSI-gevoelig zijn, waaronder beeldschermwerkers, drukkers en veel mensen in de afwerking. De met RSI aangeduide klachten komen landelijk gezien bij 20 tot 40% van de beroepsbevolking voor. Daarbij is ook geconstateerd dat er vaak een duidelijk verband bestaat met werkdruk. De bedrijfstak heeft verder te maken met andere elementen van werkdruk waar zeker iets aan gedaan moet worden. Die werkdruk kan makkelijk leiden tot psychische arbeidsongeschiktheid. In de grafimedia-branche maakt psychische arbeidsongeschiktheid als gevolg van werkstress en/of andere oorzaken bijna 40% uit van alle verzuim. Uit onderzoek onder 1500 werknemers in de bedrijfstak blijkt dat de werknemer zich minder betrokken voelt bij de bedrijfsorganisatie, een minder
websites over
RSI
http://rsi.pagina.nl www.fnv.nl www.beeldschermtachograaf.nl www.rsipreventie.nl www.rsi-vereniging.demon.nl www.tifaq.com www.minszw.nl
goede relatie met de directe leiding ervaart, aangeeft over minder zelfstandigheid in het werk te beschikken en ook minder leermogelijkheden kent dan de gemiddelde werknemer in de Nederlandse industrie. Grotere grafimedia bedrijven scoren ook ongunstiger ten aanzien van de lichamelijke belasting en de afwisseling op het werk. Aan de andere kant hebben grafici en hun collega’s vaak wel meer plezier in het werk en een goede relatie met hun collega’s. In het algemeen worden veel grafimedia-bedrijven nogal traditioneel geleid en is er niet altijd voldoende aandacht voor het menselijk kapitaal. Uit deze gegevens is af te leiden dat de werkdruk vaak meer te maken heeft met de organisatie van het bedrijf dan met de eigen functie of taak van de werknemer. Bij de aanpak van werkdruk zal het management dus vooral bij zichzelf te rade moeten gaan. Eigenlijk kun je zeggen dat een moderner bedrijfs- en personeelsbeleid een positieve bijdrage kan leveren aan het tegengaan van werkdruk. Eén groep verdient speciale aandacht. Dat zijn de oudere werknemers, vooral als zij in ploegendienst werken. Onderzoek laat zien dat een deel van deze collega’s extra gevoelig kunnen zijn voor psychosociale belasting, zeg maar stressklachten. Hierbij speelt een rol dat de effecten van bepaalde verschijnselen van het ouder worden, zoals een afnemende behoefte aan nachtrust en het meer ‘ochtendmens’ worden, versterkt worden door het werken in nachtdiensten. Hier zouden we daarom vooral moeten kijken naar de positieve effecten die flexibilisering kan hebben voor deze groep werknemers. Dat sluit goed aan bij de grafimedia CAO die immers veel mogelijkheden voor flexibilisering op bedrijfsniveau heeft gecreëerd.
Wat kunt u verwachten? Wat gaan we doen? Voor het onderwerp werkdruk/RSI hebben we de volgende doelstellingen geformuleerd: • de psychosociale werkbelasting moet zodanig verminderen dat we straks op gelijke voet staan met de hele industrie • vooral grotere bedrijven vragen aandacht, omdat daar naast relatief weinig betrokkenheid ook weinig leermogelijkheden en zelfstandigheid blijken te bestaan. Het management van deze groep bedrijven zal met een bedrijfsgerichte aanpak worden ondersteund bij innovaties rond interne organisatie en leidinggeven • de verschillende activiteiten om RSI te voorkomen of aan te pakken, zowel in de grafimedia-branche als in andere branches, worden nauwgezet gevolgd. Doel is te bekijken of we daar effectieve maatregelen uit over kunnen nemen. Daar wordt niet op gewacht, nu al worden preventieve activiteiten in gang gezet. De potentiële ontwikkeling van RSI binnen de bedrijven zal door gerichte monitoring scherp in de gaten worden gehouden • bij langer dienstverband in combinatie met ploegendienst moet individu-gericht en kritisch worden gekeken naar de motivatie van de werknemer en naar mogelijkheden om ander werk te willen en/of te krijgen. Op dit gebied komt er een richtlijn voor vroege reïntegratie en individuele begeleidingsmogelijkheden.
Op het gebied van RSI en werkdruk staan de volgende activiteiten voor ogen: Het opstellen van een monitor, waarmee bedrijven op één en dezelfde manier hun eigen problematiek kunnen beoordelen. Op basis daarvan kunnen bedrijven gestimuleerd worden om zelf (nieuwe) oplossingen te ontwikkelen en in te voeren. Voor het monitoren van zowel werkdruk als RSI wordt een éénduidige methode ingevoerd. Dat maakt vergelijking van de informatie goed mogelijk. De Vragenlijst Beleving en Beoordeling van de Arbeid (VBBA), die al aan vele duizenden werknemers is voorgelegd, kan hiervoor gebruikt worden. De vragenlijst wordt verder gespecificeerd voor de grafimedia-branche, terwijl ook vragen over RSI worden toegevoegd. Voor bedrijven met minder dan 50 werknemers komt er een zelfscan voor werkdruk en RSI. Een dergelijk instrument stelt werkgevers in de gelegenheid samen met de werknemers de werkdruk en RSI in het bedrijf in kaart te brengen. In de horeca wordt dit bijvoorbeeld al met succes toegepast. Het instrument komt beschikbaar via internet. Als werkgevers dat willen, kunnen ze bij de uitvoering op deskundige ondersteuning rekenen. Ook komt er voorlichtingsmateriaal en krijgen bedrijven aanwijzingen om RSI en werkdruk te voorkomen. Om te volgen of we voldoende resultaat bereiken, zal ook hier de voortgang nauwgezet worden bewaakt. Voor grotere ondernemingen komt er een handboek waarmee men zelf een project voor het terugdringen van de werkdruk op gang kan brengen. Alle bedrijven met meer dan 50 werknemers worden ondersteund door een ervaren coach.
websites over werkdruk www.bedr-horeca.nl www.abfresearch.nl www.xs4all.nl/~ulenbelt www.intermediair.nl/test/burnout/burnout.html www.intermediair.nl/nl/archief/loopbaan/inleiding.html www.riaggdrenthe.nl/ gezondheids.pagina.nl/ www.skb.nl www.gbw.nl
Voor vroege reïntegratie wordt een specifieke richtlijn opgesteld. De problemen van oudere werknemers in ploegendienst en van ouderen die moeite hebben met de razendsnelle veranderingen op de werkvloer krijgen daarin speciaal aandacht. De PAGO’s (Periodiek Arbeidsgezondheidkundig Onderzoek) vormen een goed middel om problemen tijdig te signaleren. De bedrijfsarts die een PAGO afneemt, kan ook advies geven. Hierover moeten met de arbodiensten afspraken worden gemaakt. Voor werkgevers en werknemers komt er voorlichtingsmateriaal over de (mogelijke) problemen die oudere werknemers kunnen ondervinden.
Oplosmiddelen (OPS) Wat is het probleem? Nog steeds wordt gebruik gemaakt van oplosmiddelen die OPS kunnen veroorzaken. De grafimedia-branche als geheel heeft inmiddels al verschillende patiënten die lijden aan deze ziekte moeten registreren.Voorkomen van OPS krijgt dan ook een hoge prioriteit, in de eerste plaats vanwege de gezondheid van onze mensen, in de tweede plaats om grote schade voor de bedrijven te voorkomen.
Waar staan we nu als bedrijfstak? Anders dan bij werkdruk of RSI, waar het de bedrijfstak als geheel aangaat, is het OPS-probleem sterk verbonden met die grafische technieken waarbij ook de betreffende oplos- en/of reinigingsmiddelen worden toegepast. We hebben het dan over offset, zeefdruk, illustratiediepdruk en verpakkingsdiepdruk dan wel flexografie. Maatregelen om de risico’s verder te beperken, zijn dan ook specifiek op deze technieken gericht. Als we kijken hoeveel mensen daadwerkelijk werken in deze vier sectoren, dan luidt de conclusie dat 15.600 werknemers, oftewel een kwart van de werknemers, met deze middelen werken of er mee in aanraking (kunnen) komen.
Vervanging Het is bepaald niet zo dat er nog niets aan dit probleem is gedaan. In nauw overleg met de sociale partners is in 2000 de Vervangingsregeling oplosmiddelen grafische industrie ingevoerd. Bovendien zijn of komen er de nodige uitvoeringsregelingen. Los van die officiële regelgeving hebben grafimedia-bedrijven, al dan niet op eigen initiatief of gezamenlijk, zelf ook al veel gedaan om de gevaren van het gebruik van de betreffende oplosmiddelen terug te dringen. Werken met deze middelen kan wel degelijk zonder dat dat gevaar oplevert voor de gezondheid, maar dan moet dat wel onder de juiste omstandigheden gebeuren. Daarnaast is aan de bron inmiddels ook al het nodige gebeurd. We duiden hier op de snelle ontwikkeling en invoering van oplosmiddelarme middelen, waaraan in nauw overleg tussen alle betrokken partijen hard verder wordt gewerkt.
Wat gaan we doen? Zoals gezegd worden de maatregelen om verder risico door OPS te beperken onderverdeeld naar de vier genoemde druktechnieken. Voor de offset is het eerste doel het gebruik van de vluchtige reinigingsmiddelen K1 en K2 terug te dringen tot minder dan 10% van het totaal. Na een jaar ervaring zal worden bekeken of verdere aanscherping realistisch is. Verder is het streven het IPA-gehalte (isopropylalcohol) in vochtwater tot 5 vol-% of
minder terug te dringen. Waar mogelijk zal de bedrijfstak de ontwikkeling van geheel IPA-loos drukken verder stimuleren en dergelijke technieken ook daadwerkelijk invoeren. Het streven is aan het eind van de convenantsperiode 80% van de nieuw aan te schaffen persen IPA-loos te laten drukken. In de zeefdruk zullen inkten die rijk zijn aan oplosmiddelen aan het eind van de convenantsperiode voor zeker de helft zijn vervangen door oplosmiddelarme inkten (UV-inkten). Dat is in lijn met de ambitie van de Vereniging voor Zeefdruk en Sign Ondernemingen (ZSO) om 10% omschakeling per jaar te bereiken. Als onderzoek uitwijst dat een versnelling mogelijk is, dan wordt de doelstelling ook aangescherpt. Bij de illustratiediepdruk gaat het om drie grafimedia-bedrijven, die ieder bron- en beheersmaatregelen nemen en ook verder op deze weg vernieuwen. Hier is verder sprake van maatwerk. In de verpakkingsdruk (diepdruk en flexo) is bij de overgang door oplosmiddelarme inkten sprake van een langzaam voortschrijdend proces. De stand van de techniek maakt op dit moment nog geen volledige omschakeling mogelijk. Alle betrokken partijen werken echter hard aan verdere vooruitgang. Het stellen van doelen zou dit proces kunnen belemmeren. Wel wordt in het kader van dit arboconvenant onderzocht in hoeverre ook hier minder en niet-vluchtige reinigingsmiddelen kunnen worden toegepast.
Wat kunt u verwachten? Voor de offset wordt een inventarisatie gemaakt van koploperbedrijven, die voorop lopen bij de vervanging van vluchtige reinigingsmiddelen door alternatieven die minder risico vormen en bij het terugdringen of uitbannen van het gebruik van IPA. Deze goede voorbeelden worden via voorlichting aan de andere bedrijven in dit segment doorgegeven. Door middel van een enquête worden gegevens verzameld over het huidige gebruik van reinigingsmiddelen en IPA bij offsetdrukkerijen. Door vergelijking van de kengetallen worden vervolgens die bedrijven geselecteerd die voor een gericht bezoek in aanmerking komen om voorlichting en advies te geven over reductiemogelijkheden. Ook wordt informatie verstrekt over minder vluchtige alternatieven voor K1 middelen. Om de op dit gebied zo belangrijke ventilatie verder te verbeteren, komt er een aparte brochure over dit onderwerp. In de zeefdruk ligt de nadruk op gerichte voorlichting over de invoering van oplosmiddelarme inkten om zo de doelstelling van 50%-reductie te kunnen bereiken. Jaarlijks wordt de stand der techniek en de invoering onderzocht door monitoring bij de inktleveranciers. Ook in deze sector wordt een brochure over ventilatie voorbereid.
websites over
OPS
www.kvgo.nl www.fnv.nl www.bbzfnv.nl www.beroepsziekten.nl
In de verpakkingsdiepdruk/flexografie wordt een onderzoek naar de stand van de techniek voor vluchtige reinigingsmiddelen uitgevoerd. Op grond hiervan worden dan nadere doelstellingen geformuleerd.
Vroege reïntegratie/ketendienstverlening Het onderwerp vroege reïntegratie staat ook in onze branche al geruime tijd volop in de belangstelling. Door zieke werknemers zo vroeg mogelijk ‘op te pakken’ en gericht te begeleiden – of dat nu psychologisch, lichamelijk of op andere manieren is – kan heel vaak worden voorkomen dat verzuim (te) lang gaat duren. Dit voorkomt bovendien dat mensen na verloop van tijd ‘automatisch’ arbeidsongeschikt worden omdat ze een jaar ziek zijn. Vroege reïntegratie is in het belang van de werknemer, die anders het risico loopt dat zijn vertrouwde baan met collega’s en andere contacten aan een ander is vergeven, en van de werkgevers die ervaren krachten behouden. Ondanks alle tot nu toe ondernomen activiteiten zijn de resultaten nog altijd niet om over naar huis te schrijven. Het verzuim loopt niet terug, integendeel, het loopt weer op. Door dit onderwerp nu in het arboconvenant veel aandacht te geven, proberen we er de komende jaren écht wat aan te doen. Om het verzuim en de WAO-instroom werkelijk te verminderen zijn twee dingen nodig: nieuwe activiteiten van ondersteunende deskundigen als arbodiensten en reïntegratiebedrijven en een nieuwe en nauwe samenwerking tussen werkgevers, werknemers, arbodiensten, verzekeraar en andere betrokkenen. Hier hebben we het over de zogenaamde ‘keten’ van de verzuimbegeleiding.
Waar staan we als branche? Het verzuimpercentage ligt in de grafimedia-branche iets lager dan het landelijk gemiddelde. Het is echter verontrustend dat dit verzuim sinds 1998 weer toeneemt. In de afgelopen vier jaar is het verzuim gestegen van 4.7% naar 5.3%. Ook de WAO-instroom vertoont een lichte toename. Gemiddeld belanden er niet minder dan 800 werknemers per jaar in de WAO. Het instroompercentage - dat is het aantal nieuwe WAO-ers per duizend werknemers - is na een lichte daling ook weer aan het stijgen. Een positief gegeven is dat het aantal mensen dat weer uit de WAO komt weliswaar niet opzienbarend hoog ligt maar wel iets toeneemt. Die uitstroom is echter veel lager dan het landelijke
verzuimpercentage
cijfer. Ook een aanpalende sector als de uitgeverijen scoort op dit punt aanzienlijk beter dan onze branche. Met andere woorden: als bedrijfstak slagen we er niet in WAO-ers - vaak goedopgeleide en ervaren collega’s - in voldoende mate terug te begeleiden naar onze bedrijven. Nog een cijfer: het percentage mensen dat met psychische klachten in de WAO belandt, ligt in de grafimedia-branche ook hoger dan het landelijke cijfer, namelijk 39% tegenover 32%. Bovendien lopen oudere werknemers - boven 45 jaar - in onze branche een groter risico in de WAO te belanden. Deze sluipende problemen hebben ernstige gevolgen. In de eerste plaats is het sociaal onaanvaardbaar dat zoveel mensen verzuimen, dat velen van hen in de WAO belanden en dat van die groep een groot aantal nooit meer aan het werk komt. Daardoor blijven immers teveel mensen die afgeschreven zijn aan de zijlijn staan. Dat ondermijnt de productiviteit van de bedrijven. Een niet onbelangrijk aspect is ook dat hierdoor WAO-premies, die door werkgevers en werknemers samen worden opgebracht, op een te hoog niveau blijven. Bovendien moeten bedrijven ook extra kosten maken voor vervanging en andere regelingen. Het daaraan besteedde geld kan niet meer worden uitgegeven voor investeringen die vaak hard nodig zijn om de continuïteit van de onderneming te verzekeren. Met het terugdringen van het verzuim en de WAO-instroom is dus veel geld te verdienen.
Wat gaan we doen? In het arboconvenant hebben we op het punt van het verzuim concrete doelstellingen vastgelegd. Dat zijn: • het ziekteverzuim dient met 10% oftewel een half procentpunt te dalen. Uiteraard kijken we naar alle verzuim, maar toch gaat de aandacht speciaal uit naar langdurig verzuim door psychosociale klachten • de jaarlijkse instroom in de WAO moet met minstens 20% dalen. Ook hier ligt het zwaartepunt op psychische arbeidsongeschiktheid. Doel is dat er minder mensen in de WAO
WAO-instroompercentage
■ grafimedia ■ landelijk 5,5%
■ grafimedia ■ landelijk 2,0%
5,0% 1,0% 4,5% 4,0%
0,0% 1997
1998
1999
2000 Bron: CBS
1997
1998
1999
2000
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
•
komen dan er uit gaan zodat er uiteindelijk steeds minder WAO-ers zullen zijn in de vier jaar van het convenant krijgen minstens 2000 mensen met (potentieel) langdurig verzuim een actieve en vroegtijdige begeleiding. Dat betekent onder meer daadkrachtige en gerichte interventies en versnelde herplaatsing in eigen of ander werk. Zeker over deze aanpak zal binnen de bedrijven actief worden gecommuniceerd met de personeelsvertegenwoordiging.
Arbodiensten De arbodiensten hebben aangegeven de dienstverlening de komende jaren aanzienlijk te willen verbeteren. Zij gaan meer aandacht geven aan grafimedia-bedrijven en zullen zich actiever verdiepen in de specifieke problemen en kenmerken van onze branche. Verder zullen de arbodiensten op basis van een af te sluiten prestatieovereenkomst regelmatig rapporteren zodat we kunnen beoordelen of voldoende vooruitgang wordt geboekt. Om de dienstverlening verder te verbeteren, stellen de arbodiensten tevens regionale teams voor de grafimedia-branche in. Op dit moment wordt de arbo-adviseur nog te vaak gezien als externe adviseur die nadrukkelijk buiten de onderneming staat. We willen er naar toe dat diezelfde arbo-adviseur een welkome vertrouwenspersoon wordt voor de ondernemer zelf. Ook de OR of andere personeelsvertegenwoordiging moet van de inbreng van deze specialist gebruik kunnen maken. Om dat te bereiken, zal de arbo-adviseur ook aan de onderneming die hem inschakelt moeten laten zien welke concrete resultaten zijn bereikt. Hoe sterk is het verzuim afgenomen, welke activiteiten zijn voor welke werknemer ondernomen, op welke manier is de arbo-situatie binnen het bedrijf verbeterd? Op dat soort vragen moet de arbodienst gewoon antwoord geven (met vanzelfsprekend inachtneming van de privacy van de individuele werknemers). In zo’n beeld is het ook van belang dat de adviseur iets voor een bedrijf kan gaan doen zonder eerst over de kosten te hoeven overleggen.
Wat kunt u verwachten? Eerst een toelichting. De overgrote meerderheid van de grafimedia-bedrijven heeft al een contract met één van de drie arbodiensten - ArboNed, Arbo Unie of AGG waarmee het ROGB een raamovereenkomst heeft gesloten. Binnen dat kader heeft elk bedrijf zelf een individuele overeenkomst afgesloten. Veel van die contracten bevatten echter tot nu toe te onduidelijke doelstellingen. Ook wordt niet of nauwelijks gesproken over het resultaat dat de arbodienst zou moeten bereiken. In de meeste gevallen gaat het om zogenaamde ‘verrichtingencontracten’. Die gaan niet verder dan de wettelijk verplichte standaard werkzaamheden en bieden daarmee niet de kans andere en nieuwe activiteiten op te zetten die vaak juist van groot belang zijn om het verzuim te beperken. Omdat dergelijke activiteiten niet in de pakketprijs zijn opgenomen, moeten werkgevers er elke keer apart opdracht voor verlenen, al dan niet na een offerte van de arbodienst. In de huidige praktijk blijkt dat hier veelal niets van terecht komt met als resultaat dat er dus niets gebeurt. Daarom komt er een nieuwe raam(prestatie)overeenkomst met de arbodiensten. Daarin worden de gewenste nieuwe activiteiten aan het normaal afgesproken pakket toegevoegd. Niet alleen worden die activiteiten dan automatisch uitgevoerd, maar ook ontstaat er meer samenhang tussen de verschillende diensten die een arbodienst voor een bedrijf uitvoert. Dat nieuwe integrale grafimedia arbopakket wordt afgerekend op basis van een bedrag per werknemer en niet meer per verrichting. Om dit alles te bereiken zijn en/of worden in het kader van het arboconvenant vergaande afspraken gemaakt met de drie al genoemde voor de branche werkende arbodiensten en de verzekeraar (Achmea). De verzekeraar heeft hierin ook aangegeven mee te willen betalen aan vroege reïntegratie van werknemers. Binnen enkele bedrijven wordt sinds de zomer van 2001 al met vroege reïntegratie proef gedraaid. Per januari 2002 wordt het nieuwe pakket aan alle grafimedia-werkgevers aangeboden.
• •
• •
• •
Het nieuwe pakket omvat onder meer de volgende onderdelen: vroege reïntegratie van langdurig zieke werknemers volgens de opgestelde richtlijn voor de bedrijfstak risico-inventarisatie (RIE), met vooral ook informatie over die risico’s binnen het bedrijf zelf die daadwerkelijk tot verzuim hebben geleid. Op die punten kan via gerichte investeringen ook doeltreffend preventief worden opgetreden concrete advisering bij de plannen van aanpak die uit een RIE volgen periodiek arbeidsgezondheidkundig onderzoek (PAGO), waarin met name aandacht wordt besteed aan RSI-factoren, werkdruk en OPS het bijhouden en gericht rapporteren van verzuimgegevens. Deze rapportages staan ook ter beschikking van de OR standaard uren voor advisering aan de bedrijfsleiding, waarbij preventie de boventoon voert.
In het kader van de vroege reïntegratie zal de arbodienst zich maximaal inspannen voor mensen die langer dan drie of vier weken verzuimen. Routine-spreekuren in de eerste twee weken van het verzuim worden ingeruild voor het zo snel en adequaat mogelijk in beeld brengen van de mogelijkheden om dreigend langdurig verzuim te beperken.
Traject-Assistent Om deze werkzaamheden goed uit te kunnen voeren, worden de arbodiensten en alle andere betrokkenen op dit gebied ondersteund met de zogenaamde Traject-Assistent. Dit is een elektronische informatiedrager, waarin alle belangrijke informatie over het verzuimtraject van de individuele werknemer bij elkaar wordt gebracht. Een Traject-Assistent signaleert bijvoorbeeld automatisch of en wanneer een reïntegratie-adviseur bepaalde activiteiten voor een verzuimende werknemer dient op te starten. Ook hier is de privacy van de betrokken werknemers goed afgedekt. Binnen de grafimedia-branche wordt de Traject-Assistent gekoppeld aan Plato, het systeem voor elektronische data-uitwisseling van personeelsgegevens en verzuimmeldingen. De grafimedia-branche streeft er in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar om de bedrijfstak bij dit project als voorbeeld voor andere branches te laten dienen. Verder komt er een systeem om de nieuwe activiteiten van de arbodiensten te monitoren. Daardoor kan direct worden ingegrepen als de resultaten te wensen over laten.
Arbo-infrastructuur Bij de aanpak van de problemen in onze bedrijfstak willen we graag zelf de regie houden. Voor een goede en adequate uitvoering en vooral om er voor te zorgen dat we de gewenste resultaten bereiken, wordt wel de infrastructuur verder uitgebouwd. Daardoor wordt het mogelijk de benodigde voorzieningen en project te ontwikkelen en ondersteunen. In het kort geven we aan over welke onderwerpen het gaat. Voor de implementatie van het arboconvenant wordt een aparte (tijdelijke) projectorganisatie ingesteld. Die zal gedurende de hele looptijd van vier jaar aan het werk blijven. De organisatie wordt bemensd met externe deskundigen maar ook met mensen die binnen de grafimedia-branche zelf actief zijn en in de bestaande organisaties al veel expertise hebben opgebouwd. Voor het onderwerp werkdruk/RSI zal de projectorganisatie de beoogde instrumenten (laten) ontwikkelen en vooral ook zorgen voor goede voorlichting aan de bedrijven. Verder zal de organisatie de projecten binnen verschillende ondernemingen coördineren, ondersteunen en coachen. Een belangrijk voordeel is dan dat bedrijven van elkaars ervaringen kunnen leren. Het is immers niet nodig steeds opnieuw het wiel uit te vinden. Ook op het gebied van oplosmiddelen treedt de projectorganisatie coördinerend op. Hierbij gaat het met name om het interpreteren van lopende onderzoeken, het vertalen van de resultaten naar de praktijk van de subsectoren en het opstellen van gericht voorlichtingsmateriaal. Omdat er binnen de branche op dit gebied al veel ervaring is opgebouwd, zal de deskundigheid voor dit onderwerp waarschijnlijk ook vanuit de branche zelf worden gehaald.
Geen centraal platform Bij de samenwerking tussen alle betrokken partijen in de keten is het ‘t beste dat de bedrijven zelf individuele contracten blijven afsluiten met een arbodienst. Een centraal arboplatform voor alle grafimedia-bedrijven is vooralsnog niet noodzakelijk. Ook bij de vroege reïntegratie is centrale aansturing van individuele gevallen op het eerste gezicht niet nodig. Hier geldt dat het bij - of vanuit het bedrijf zelf moet gebeuren. Voor de rapportage van individuele gevallen worden wel centrale richtlijnen voor de arbodiensten opgesteld, zodat voor de hele branche zichtbaar wordt of reïntegratie adequaat wordt opgepakt. Grafimedia-werknemers en -ondernemers kunnen in het najaar voor advies en ondersteuning terecht bij een Help Desk. Ook komen er enkele adviseurs die bedrijven kunnen helpen en ondersteunen bij activiteiten voor vroege reïntegratie van verzuimende werknemers. Op deze wijze ontstaat een bron van kennis en ervaring waar een beroep op kan worden gedaan.
Contact en informatie Voor nadere vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze brochure kunt u binnenkort contact opnemen met de Help Desk die in het kader van dit convenant ingesteld zal worden. Tot die tijd adviseren wij u voor vragen contact op te nemen met de ledenservice van uw organisatie: KVGO, tel: 020-5435680 of e-mail:
[email protected] NDP, tel: 020-4309187 of e-mail:
[email protected] FNV KIEM, tel: 020-3553700 of e-mail:
[email protected] CNV Dienstenbond, tel: 023-5651052 of e-mail:
[email protected]
Uitgave van het Arboconvenant Grafimedia waarin KVGO, NDP, FNV KIEM en CNV Dienstenbond samenwerken met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Opgesteld onder coördinatie van Dexis Arbeid Concept-tekst: Ruud Peijs Productie: Staal enzo, Amsterdam Hoewel aan deze uitgave de grootst mogelijke aandacht is besteed, kunnen aan de inhoud geen rechten worden ontleend. © Arboconvenant Grafimedia, 2001