Gewestdirectie Dienst Milieuvergunningen MLAV1/0200000468/kh. BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE N.V. LINTOR MET BETREKKING TOT EEN PLUIMVEESLACHTERIJ GELEGEN TE 2250 OLEN, INDUSTRIELAAN 7A. De bestendige deputatie van de provincieraad van Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 9 december 2002 ingediend door de N.V. Lintor, gevestigd Bossenstraat 26 te 2547 Lint, strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een pluimveeslachterij, gelegen te 2250 Olen, Industrielaan 7a, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 1-F-431/a, te veranderen door uitbreiding met: Ñ opslag en verwerking van 80 ton/dag dierlijke afvalstoffen die als laag-risicomateriaal worden beschouwd (2.2.4.b); Ñ opslag en verwerking van maximaal 10 ton/dag dierlijke afvalstoffen die als hoog-risico-materiaal worden beschouwd (2.2.4.c); Ñ een transformator met een individueel nominaal vermogen van 1.650 kVA tot een totaal van 2 transformatoren van elk 1.650 kVA (12.2.2); Ñ ruimte voor het stallen van 8 bedrijfsvoertuigen zodat er thans in totaal 30 bedrijfsvoertuigen worden gestald (15.1.2); Ñ een bijkomende capaciteit van de wasinrichting voor 10 voertuigen zodat er thans maximaal 40 voertuigen per dag worden gewassen (15.4.2); Ñ compressoren met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 15 kW en supressoren met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 60 kW, tot een totale geïnstalleerde drijfkracht van 755 kW (16.3.1.2); Ñ de opslag van 150.000 l dierlijk vet tot een totale opslag van 160.000 l (17.3.7.2); Ñ een bijkomende drijfkracht van 7,5 kW aan metaalbewerkingstoestellen; de totaal geïnstalleerde drijfkracht aan metaalbewerkingstoestellen bedraagt 31 kW (29.5.2.2) ; Ñ een stoomketel met een waterinhoud van 30.000 l (39.1.3); Ñ een autoclaaf met een waterinhoud van 30.000 l (39.2.2); Ñ 4 batch-autoclaven waarvan 3 met een waterinhoud van 16.000 l en 1 met een waterinhoud van 10.000 l (39.4.2); Ñ een verbrandingsinrichting met een warmtevermogen van 8,2 MW tot een totaal warmtevermogen van 9,7 MW (1 x1,5 MW en 1 x 8,2 MW) (43.1.3);
Koningin Elisabethlei 22 - 2018 Antwerpen 1 - Tel 03/240.50.11 - Fax 03/240.57.79
Ñ
de opslag van 150 ton dierlijke vetten en 400 ton dierlijke melen zodat de totale opslag 2.050 ton bedraagt (45.4.e.2); Vlarem-rubricering volgens aanvrager : 2.2.4.b – 2.2.4.c – 12.2.2 – 15.1.2 – 15.4.2 – 16.3.1.2 – 17.3.7.2 – 29.5.2.2 – 39.1.3 – 39.2.2 – 39.4.2 – 43.1.3 – 45.4.e.2;
Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag : – Besluit van de bestendige deputatie dd. 04.06.1998 met kenmerk MLAV1/97-348: vergunning voor het exploiteren van een pluimveeslachterij tot 04.06.2018; – Besluit van de bestendige deputatie dd. 17.05.2001 met kenmerk MLAV1/01-27: het veranderen van een pluimveeslachterij tot 04.06.2018; – Ministerieel besluit dd. 16.12.1998 met kenmerk AMV/00071300/1000: wijziging vergunningstermijn waterzuiveringsinstallatie tot 04.06.2018; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 18 november 2002 en werd vervolledigd op 9 december 2002; op het feit dat op datum van 20 december 2002 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 28 januari 2003 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies dd. 27 februari 2003 van het college van burgemeester en schepenen van Olen (kenmerk DC02/481); Gelet op het gunstig advies dd. 21 februari 2003 van de Afdeling Milieuvergunningen (AMV) van de Administratie voor Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (kenmerk AMV/A/VL1/9232); op volgende elementen uit dit advies : Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak de verandering van een kippenslachterij door uitbreiding met een verwerkingsinstallatie voor het slachtafval. De nieuwe installatie wordt ingericht in een nieuw op te richten bedrijfsgebouw, dat volledig losstaand van het slachthuis wordt ingeplant rechts achteraan op het bedrijfsterrein. In de afvalverwerkingsinstallatie (rendering) worden de dierlijke afvallen (pluimen, beenderen, slachtafval, bloed) en organisch slib afkomstig van de slachterij verder verwerkt tot grondstoffen die als basisbestanddeel voor veevoeders of als secundaire grondstof kunnen worden gebruikt. Daarnaast wordt ook het dierlijk vet afgescheiden en opgeslagen. Het slachtafval wordt vanuit de pluimveeslachterij onder vacüum via waterdichte leidingen getransporteerd naar de afvalverwerkingsinstallatie. Het slachtafval en de beenderen worden onmiddellijk verwerkt in continu-autoclaven. Na de thermische verhitting en het verminderen van het vochtgehalte tot ongeveer 5 % wordt het bekomen product geperst, gekoeld, gemalen en opgeslagen in gesloten recipiënten. Op die manier wordt het afval geneutraliseerd en verwerkt tot een nuttige grondstof. De meelfractie kan worden gebruikt als basisbestanddeel voor petfood-voeder en het vet als basisbestanddeel voor diervoeder.
2 / 10
De pluimen en het bloed worden onmiddellijk verwerkt in batch-autoclaven onder druk. Na thermische verhitting en het verminderen van het vochtgehalte tot ongeveer 5% wordt het bekomen product gekoeld, verwerkt en opgeslagen in gesloten recipiënten. De dampen en de lucht uit de verwerkingsruimte worden afgezogen en in een gesloten systeem afgevoerd en geïnjecteerd in een brander. Deze gassen worden volledig thermisch gedissocieerd in de verbrandingskamer. Hierdoor is de kans op geurhinder minimaal. Op het inrichtingsplan is een ruimte voorbehouden voor een biofilter. Deze filter zal enkel worden geplaatst ingeval een bijkomende luchtbehandeling van de afgezogen ruimtelucht vereist is als de installatie stilligt. De nieuwe brander van de ketel die zorgt voor de stoomproductie en de verbranding van de afgezogen lucht wordt gevoed met aardgas. De rookgassen zullen voldoen aan de Vlarem II emmissiegrenswaarden voor nieuwe installaties. In de rendering ontstaan geen bijkomende afvalwaters. Het bijkomende afvalwater is afkomstig van een verhoging van de capaciteit van de wasinstallatie voor voertuigen en kan worden geloosd binnen de huidig vergunde lozingsdebieten. De installatie van een nieuwe transformator is voorzien. Deze transfo is van het PCB-vrije type. De aangevraagde uitbreidingen en wijzigingen zullen geen bijkomende ontoelaatbare hinder veroorzaken voor de buurt, noch een onaanvaardbaar risico inhouden voor de omgeving of het leefmilieu; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Cel Ruimtelijke Ordening van de Afdeling ROHM van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM); Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg (APSG); Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies dd. 24 januari 2003 van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (OVAM) (kenmerk AB/BA/NVL/03-1/1); op volgende elementen uit dit advies : Het gaat om een wijziging en een uitbreiding van een bestaande klasse 1inrichting voor vleesverwerking. De pluimveeslachterij Lintor is gelegen in industriegebied. Rubrieken 2.2.4.b: opslag en verwerking van laagrisicomateriaal en 2.2.4.c: opslag en be- of verwerking van hoog-risicomateriaal worden aangevraagd wat betreft het afvalstoffenaspect. Rubriek 45.e wordt aangevraagd voor de opslag van 2050 ton dierlijk afval, waaronder 1500 ton ruw dierlijk afval dat in koelruimtes of diepvriezers zou opgeslagen worden, 150 ton dierlijke vetten en 400 ton dierlijke melen. Deze rubriek is overbodig, aangezien de opslag in de eerder genoemde rubrieken reeds is opgenomen. Er is reeds een bouwvergunning voor een afvalverwerkingsinstallatie, een biofilter en een biologische waterzuivering afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Olen. Het bedrijf wil van start gaan met de nieuwe installatie op 01.12.2003. Dagelijks worden er maximaal 120.000 kippen geslacht, waarbij 90 ton reststromen van de slachterij vrijkomen. Dit laatste resulteert in 30 ton verwerkte afvalstoffen (pluimveemelen, vetten, petfood). Het afval (pluimen, beenderen, slachtafval, bloed, organisch slib) wordt vanuit de slachterij, onder vacuüm (lekvrij) getransporteerd naar de afvalverwerkingsinstallatie. De installatie zal in een continu systeem werken (3 ploegen), zodat energieverliezen bij opstarten en stilleggen beperkt zijn. Het slachtafval en de beenderen (gemiddeld 46 ton per dag) worden onmiddellijk verwerkt in continu-autoclaven. Na de thermische verhitting en de reductie van
3 / 10
het vochtgehalte tot +- 5% wordt het bekomen product geperst, gekoeld, gemalen en opgeslagen in gesloten recipiënten. Men wil de geproduceerde diermelen aanwenden als basisbestanddeel voor petfood en de vetten als basisbestanddeel voor diervoeders. De vetten zouden ook gebruikt kunnen worden als bio-brandstof. Het bedrijf is gezien de huidige wetgeving omtrent het verbranden van dierlijke vetten, op dit moment niet geïnteresseerd in deze toepassing. De pluimen (gemiddeld 20,5 ton per dag) en het bloed (gemiddeld 10,5 ton per dag) worden onmiddellijk verwerkt in batch-autoclaven onder druk. Na de thermische verhitting (min. 30 min bij 135°C kerntemperatuur en 3 bar) en de reductie van het vochtgehalte tot +- 5% wordt het product gekoeld, verwerkt en opgeslagen in gesloten recipiënten. Verwerking van de pluimen en het bloed resulteert in meel dat kan aangewend worden als basisbestanddeel voor petfood, meststoffen of bio-brandstof. Het hoog-risicomateriaal (gemiddeld 1 ton per dag) en het slib (gemiddeld 4,5 ton per dag) worden verwerkt in batch-autoclaven onder druk. Na de thermische verhitting (min. 30 min bij 135°C kerntemperatuur en 3 bar) en de reductie van het vochtgehalte tot +- 5% wordt het bekomen product gekoeld en opgeslagen in gesloten recipiënten. De afvalverwerking zal gebeuren in een gebouw dat volledig gescheiden is van het slachthuis en van de openbare weg. Er zal een scheiding zijn tussen het reine en het onreine gedeelte. De nodige maatregelen worden voorzien voor de ontsmetting van vervoermiddelen en recipiënten. De nodige meetapperatuur voor temperatuur en druk op de warmtebehandelingsinstallatie worden voorzien. De opgelegde controles op de verwerkte afvalstromen en de kritische controlepunten zullen worden uitgevoerd. De verwerking van het slachtafval voldoet aan de Vlarem-wetgeving en de Europese regelgeving. De dampfase en de afgezogen ruimtelucht worden in een gesloten systeem afgevoerd en geïnjecteerd in een brander. De gassen worden volledig gedissocieerd in de verbrandingskamer. Hierdoor wordt de kans op geurhinder vermeden. Ook de belasting op de waterzuivering wordt beperkt, aangezien de condenseerbare gassen niet gecondenseerd moeten worden wegens volledige dissociatie. Er is ruimte voorzien voor de bouw van een biofilter wanneer zou blijken dat er nood is aan een bijkomende behandeling van de afgezogen ruimtelucht indien de installatie stil ligt. Er zijn maatregelen getroffen om het verbruik van energie, water en grondstoffen te beperken. De afvalstoffen worden maximaal droog getransporteerd. De pluimen worden voorgeperst. Het bloed en het slib worden gecoaguleerd en gecentrifugeerd. Dit alles zorgt voor een beperking van de belasting op het afvalwater en een vermindering van de totale energiebehoefte in het droogproces. De slachtafvallen worden aansluitend op het vrijkomen verwerkt. Hierdoor wordt bederf en rendementsverlies op de verwerkte afvallen uitgesloten. Volgende maatregelen zijn voorzien bij (tijdelijke) stilstand van de installatie: de eigen installatie voorziet een aantal alternatieve verwerkingsmogelijkheden waarbij men gaat schuiven met de input van de verwerkingslijnen, de eigen verwerkingscapaciteit is zeer ruim bemeten en de afvoer van de ruwe grondstoffen naar derden blijft eveneens mogelijk. Er wordt een kwaliteitssysteem opgezet en in stand gehouden in overeenstemming met de verordening EG nr 1774/2002. Volgens de aanvrager zijn er geen afwijkingen op de sectorale voorwaarden nodig. Men wil nochtans met een continu-systeem werken (3 ploegen) zodat de energieverliezen bij opstart en stilleggen beperkt zijn. Dit is geen probleem zolang dit geen geluidsoverlast met zich meebrengt;
4 / 10
Gelet op het gunstig advies dd. 11 februari 2003 van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (kenmerk BH/AK-M/AB/03/17 1737); op volgende elementen uit dit advies : Bij de aanvraag van de nv Lintor wordt een wijziging en een uitbreiding van de milieuvergunning gevraagd voor de exploitatie van een pluimveebedrijf. Advies lucht De aanvraag betreft een kippenslachterij; de geplande verandering houdt een uitbreiding met een afvalverwerkingslijn in. Voor de uitbreiding dient bijkomend een stoomketel voorzien (8.500 kW) zodat het totale geïnstalleerde vermogen van de stookinstallaties 9.700 kW zal bedragen; beide installaties werken op aardgas. Het slachtafval en de beenderen worden in een gesloten leiding getransporteerd en onmiddellijk verwerkt t.t.z. het doorloopt een thermische verhitting en wordt vervolgens verwerkt tot grondstof voor veevoeder/petfood. De pluimen en het bloed, respectievelijk het hoog-risico-materiaal (HRM) doorlopen eveneens een thermische verhitting en gaan vervolgens in gesloten en gekoelde opslag. Teneinde mogelijke geurhinder bij het verwerken van het slachtafval, de beenderen, het bloed en de pluimen te voorkomen is voorzien in volgende geuremissie-beperkende maatregelen: 1. de dampfase bij de verhitting en de afgezogen ruimtelucht wordt via een gesloten systeem afgeleid naar de branders van de stookinstallaties voor een volledige vernietiging van de geurcomponenten, 2. de verschillende afvalfracties worden onmiddellijk en binnen het bedrijf verwerkt, 3. het transport van de afvalfracties gebeurt in afgesloten leidingen, 4. de opslag van de verwerkte afvallen geschiedt in gekoelde en afgesloten recipiënten. Tenslotte worden ook de rookgasemissies beperkt door het aanwenden van aardgas voor de stookinstallaties. Samenvattend; de milieuvergunningsaanvraag van het bedrijf Lintor te Olen voor een uitbreiding van een kippenslachterij met een afvalverwerkingseenheid kan gunstig worden geadviseerd gelet op de verschillende geurbeperkende maatregelen geïnstalleerd aan de afvalverwerkingslijn – onmiddellijke verwerking, verbranden van de dampfase en ruimtelucht in de branders van de stookinstallaties, transport in gesloten leidingen, gekoelde en afgesloten opslag van de afgewerkte producten – en gelet op het gebruik van aardgas voor warmte- en stoomproductie. Het verdient desalniettemin aanbeveling dat het bedrijf daadwerkelijk een maatregel installeert – vb de in de milieuvergunningsaanvraag voorgestelde biofilter of een stand-by stookinstallatie – om te allen tijde, ook bij stilvallen of stilleggen van de productielijn, te kunnen voorzien in het behandelen, respectievelijk verbranden van de geurbeladen dampfase van de afvalverwerking en de afgezogen ruimtelucht. Advies water In de bestaande milieuvergunningen van 4 juni 1998 en 17 mei 2001 uitgereikt door de bestendige deputatie van de Provincieraad van Antwerpen werden de lozing in riolering van het effluent van de zuiveringsinstallatie voor 40 m 3/uur – 500 m3/dag – 125.250 m3/jaar BA met gevaarlijke stoffen (rubriek 3.6.3.1) en de lozing van 2 m3/uur – 20 m3/dag – 250 m3/jaar BA via een KWS-afscheider (rubriek 3.1.1) vergund aan algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden. De bestaande lozingsvergunning volstaat ruimschoots voor het totaal van de vergunde en de nieuw gevraagde activiteiten. Om blijvend aan de opgelegde lozingsnormen te kunnen voldoen en om de verhoogde belasting op te vangen, wordt er een extra biologietank gebouwd. De uitbreiding van de zuiveringsinstallatie heeft naar inhoud als doel de verblijftijd van het water in de installatie te verhogen wat tot een grotere bedrijfszekerheid moet leiden.
5 / 10
Er dient blijvend voldaan te worden aan de lozingsvoorwaarden van de huidige vergunning. Gelet op het gunstig advies dd. 11 maart 2003 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies : 1. De heer J. Vanoverschelde, milieucoördinator, wordt gehoord. Er waren geen vragen op opmerkingen over dit dossier. De exploitant bevestigt dat inzake dierlijke afvalstoffen er geen hoogrisico materiaal mag verwerkt worden in dierenvoeding. De nieuwe EG-verordening laat wel de mogelijkheid open tot verwerking van dierlijke afvalstoffen, die als laagrisicomateriaal worden beschouwd, in dierenvoeding en PET-food. 2. * De omschrijving en rubrieken van de exploitant kunnen behouden worden, mits de verwijdering van 2 stoomgeneratoren met elk een waterinhoud van 6000 l (39.1.3) en warmtewisselaars met een waterinhoud van 3500 l (39.4.2) opgenomen worden in het voorwerp van de aanvraag. * De AMV bevestigt ter zitting dat de rubriek 39.2.2 in het voorwerp van de aanvraag mag behouden worden. * De OVAM bevestigt ter zitting dat de rubriek 45.4.e.2 in het voorwerp van de aanvraag mag behouden worden. Zij herroept haar advies met betrekking tot het overbodig zijn van deze rubriek. 3. De inrichting is stedenbouwkundig verenigbaar. 4. Er werden geen bezwaren ingediend. 5. De PMVC volgt de gunstige adviezen. 6. De vergunning kan verleend worden voor een termijn lopende tot 4 juni 2018 met een termijn voorafgaand aan de ingebruikname van 3 jaar. 7. * De algemene en sectorale voorwaarden, zoals voorgesteld door de AMV, kunnen opgelegd worden. * De 2 bijzondere voorwaarden met betrekking tot de naleving van de Europese verordening 1774/2002 en het bekomen van een erkenning als verwerker van dierlijk afval, zoals voorgesteld door de OVAM, kunnen opgelegd worden. Gelet op de ligging van de inrichting in een gebied van het gewestplan HerentalsMol, waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : industriegebied; Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat voor de evaluatie van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, kan verwezen worden naar het advies van de PMVC; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 4 juni 2018; BESLUIT :
6 / 10
ARTlKEL 1 - Voorwerp §1 Aan de N.V. Lintor, gevestigd Bossenstraat 26 te 2547 Lint, wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een pluimveeslachterij, gelegen te 2250 Olen, Industrielaan 7a, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 1-F-431/a te veranderen door uitbreiding met: Ñ opslag en verwerking van 80 ton/dag dierlijke afvalstoffen die als laagrisico-materiaal worden beschouwd (2.2.4.b); Ñ opslag en verwerking van maximaal 10 ton/dag dierlijke afvalstoffen die als hoog-risico-materiaal worden beschouwd (2.2.4.c); Ñ een transformator met een individueel nominaal vermogen van 1.650 kVA tot een totaal van 2 transformatoren van elk 1.650 kVA (12.2.2); Ñ ruimte voor het stallen van 8 bedrijfsvoertuigen zodat er thans in totaal 30 bedrijfsvoertuigen worden gestald (15.1.2); Ñ een bijkomende capaciteit van de wasinrichting voor 10 voertuigen zodat er thans maximaal 40 voertuigen per dag worden gewassen (15.4.2); Ñ compressoren met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 15 kW en supressoren met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 60 kW, tot een totale geïnstalleerde drijfkracht van 755 kW (16.3.1.2); Ñ de opslag van 150.000 l dierlijk vet tot een totale opslag van 160.000 l (17.3.7.2); Ñ een bijkomende drijfkracht van 7,5 kW aan metaalbewerkingstoestellen; de totaal geïnstalleerde drijfkracht aan metaalbewerkingstoestellen bedraagt 31 kW (29.5.2.2) ; Ñ de vervanging van twee stoomgeneratoren elk met een waterinhoud van 6000 l door een stoomketel met een waterinhoud van 30.000 l (39.1.3); Ñ een autoclaaf met een waterinhoud van 30.000 l (39.2.2); Ñ de vervanging van de warmtewisselaars met een waterinhoud van 3500 l door 4 batch-autoclaven waarvan 3 met een waterinhoud van 16.000 l en 1 met een waterinhoud van 10.000 l (39.4.2); Ñ een verbrandingsinrichting met een warmtevermogen van 8,2 MW tot een totaal warmtevermogen van 9,7 MW (1 x1,5 MW en 1 x 8,2 MW) (43.1.3); Ñ de opslag van 150 ton dierlijke vetten en 400 ton dierlijke melen zodat de totale opslag 2.050 ton bedraagt (45.4.e.2); Vlarem-rubricering : 2.2.4.B - 2.2.4.C - 12.2.2 - 15.1.2 - 15.4.2 - 16.3.1.2 17.3.7.2 - 29.5.2.2 - 39.1.3 - 39.2.2 - 39.4.2 - 43.1.3 - 45.4.E.2 ARTIKEL 2 – Koppeling aan de bouwvergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning vereist is krachtens de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, en deze bouwvergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de bouwvergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouwvergunning te melden aan de bestendige deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouwvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden.
7 / 10
§3 De bouwvergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. §4 Deze geschorste bouwvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (in bijlage) : §1. Algemene : V01, V02 §2. Sectorale : V07, V24, V35, V37, V38, V40, V46, V61, V81, V83 §3. Bijzondere : – Er moet voldaan worden aan de Europese verordening 1774/2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. – Het bedrijf dient in het bezit te zijn van een erkenning als verwerker van dierlijk afval alvorens van start gegaan kan worden met de nieuwe installatie. Deze erkenning moet aangevraagd worden bij de OVAM. ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen de 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, dus uiterlijk op 3 april 2006, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn : 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer : a) deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouwvergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouwvergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de bestendige deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 4 juni 2018; ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem.
8 / 10
§2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.
9 / 10
ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 3 april 2003. Aanwezig : de heer C. Paulus, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen, J. Geuens en F. Geudens, mevrouw M. De Graef en de heren M. Wellens en C. Masson, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever : Jos Geuens In opdracht: De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen.
C. Paulus