Gewestdirectie Dienst Milieuvergunningen MLAV1/0200000484/MV/gm BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV COLOMBUS MET BETREKKING TOT EEN INRICHTING VOOR TANKCLEANING EN TANKHERSTELLING, GELEGEN TE 2030 ANTWERPEN, 5° HAVENDOK, KAAI 371/373 - KAAI 375, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De bestendige deputatie van de provincieraad van Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 28 november 2002 ingediend door de NV Colombus, gevestigd Koolkaai 4 te 2000 Antwerpen strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een inrichting voor tankcleaning en tankherstelling, gelegen te 2030 Antwerpen, 5° Havendok, Kaai 371/373 - Kaai 375, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 14-A-436/T, 14A-436/H, te exploiteren, omvattend: Ñ de opslag van verontreinigd voorspoelwater, kielwater, restladingen, ontwaterd slib,papier en karton, glas, metaal, hout en kunststoffen (2.1.1); Ñ het reinigen van 200 containers of vrachtwagens per dag (2.2.6.a - 2.2.6.b – 2.2.6.c – 2.2.6.d); Ñ het lozen van behandeld bedrijfsafvalwater met een debiet van 40 m³/uur (580 m³/dag, 174.000 m³/jaar) in oppervlaktewater (3.6.3.1); Ñ het stallen van 27 bedrijfsvoertuigen (15.1.2); Ñ het wassen van 30 bedrijfsvoertuigen per dag (15.4.2); Ñ mechanische damprecompressie met een drijfkracht van 240 kW (16.3.2.2); Ñ de opslag van 50,6 ton diverse corrosieve, schadelijke en irriterende producten (17.3.3.3); Ñ de opslag van 10.000 liter P1-producten (17.3.4.2); Ñ diverse metaalbewerkingstoestellen van in totaal 11,5 kW (29.5.2.2); Ñ 3 stoomgeneratoren van resp. 2 x 2.650 liter en 1 x 1.800 liter (39.1.3); Ñ 2 stoomgeneratoren van elk 1.735 kW, een stoomketel van 1.200 kW en een verwarmingsinstallatie van 80 kW (43.1.2); Ñ 2 wasmachines en 2 droogtrommels van in totaal 16 kW (46.2.); Gelet op het feit dat volgende klasse 3-inrichtingen worden gemeld: Ñ het lozen van huishoudelijk afvalwater (3.2); Ñ een transformator van 400 kVA (12.2.1); Ñ een herstelatelier (15.2);
Koningin Elisabethlei 22 - 2018 Antwerpen 1 - Tel 03/240.50.11 - Fax 03/240.57.79
Ñ Ñ
een airco van 12 kW, diverse compressoren van in totaal 165 kW en een koelinrichting van 7 kW (16.3.1.1); de opslag van 5.000 liter white spirit (17.3.5.1); de opslag van 10.000 liter mazout (17.3.6.1.b); de opslag van 4.000 kg diverse producten in kleinverpakkingen (17.4); een brandstofverdeelinstallatie met 1 slang (17.3.9.1); een labo (24.4); 6 warmtewisselaars van elk 361 liter (39.4.1); de op- en overslag van 11.000 ton niet-gevaarlijke goederen (48.1.2); Ñ Ñ Ñ Ñ Ñ Ñ
Vlarem-rubricering volgens aanvrager : 2.1.1 – 2.2.6.a – 2.2.6.b – 2.2.6.c – 2.2.6.d – 3.2 – 3.6.3.1 – 12.2.1 – 15.1.2 – 15.2 – 15.4.2 – 16.3.1.1 – 16.3.2.2 – 17.3.3.3 – 17.3.4.2 – 17.3.5.1 – 17.3.6.1.b – 17.4 – 17.3.9.1 – 24.4 – 29.5.2.2 – 39.1.3 – 39.4.1 – 43.1.2 – 46.2 – 48.1.2; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 28 november 2002; op het feit dat op datum van 11 december 2002 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 28 januari 2003 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies dd. 13 januari 2003 van het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen (kenmerk OB/M/VLA AN2002/763/PV); Gelet op het gunstig advies dd. 10 februari 2003 van de Afdeling Milieuvergunningen (AMV) van de Administratie voor Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (kenmerk AMV/A/VL1/19275); op volgende elementen uit dit advies : A. Lozing van B.A. in oppervlaktewater: 1. Overwegende dat het bedrijfsafvalwater afkomstig is van cleaning activiteiten ; dat dit afvalwater met een maximum debiet van 40 m3/uur, respectievelijk 580 m3/dag en 174.000 m3/jaar via een afvalwater-behandelingsinstallatie wordt geloosd in het vijfde Havendok; dat voormeld oppervlaktewater overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1987 tot vaststelling van de kwaliteitsdoelstellingen voor alle oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net en tot aanduiding van de oppervlaktewateren bestemd voor drinkwater, zwemwater, viswater en schelpdierwater, de bestemming viswater is toegewezen; 2. Overwegende dat de afvalwaterzuiveringsinstallatie omvat: − Een fysico-chemie toegerust met een voorbewerking (coagulatie en flocculatie), een flottatieruimte, een slibtussenbuffer en een effluentbuffer. − Een biologische zuivering via een membraan bioreactor met een voorgeschakelde denitrificatie en een slibstockagetank voor het biologisch surplusslib slib dat afgescheiden wordt via de membraanfiltratie. − een slibverwerker via een voorbehandeling ( menging, flocculatie) en een ontwatering via een decantercentrifuge. − Een tertiare behandeling d.m.v. een beluchte actief koolfiltratie.
2
3. Overwegende dat bedoeld bedrijfsafvalwater na zuivering inzonderheid de volgende gevaarlijke stoffen bevat met een max. concentratie van respectievelijk (aangevraagde concentraties): Kj-stikstof 60 mg/l orthofosfaat 10 mg P/l VOX 50 µg/l EOX 50 µg/l AOX 400 ug/l totaal kwik 0,001 mg/l ( sect. norm !!) totaal cadmium 0,2 µg/l ( sect. norm !!) totaal mangaan 2 mg/l totaal zink 3 mg/l totaal koper 0,5 mg/l totaal nikkel 0,5 mg/l totaal chroom 2,0 mg/l totaal lood 0,1 mg/l totaal selenium 0,1 mg/l totaal arseen 0,3 mg/l totaal barium 10,0 mg/l totale cyaniden 0,05 mg/l totale fluoriden 15,0 mg/l chlorides 2.000 mg/l MAK 20 µg/l PAK 1 µg/l organochloorpesticiden 0,2 µg/l gechloreerde bifenylen 0,07 µg/l gechl. aromatische amines 10,0 µg/l gechloreerde fenolen 0,5 µg/l met waterdamp vluchtige fenolen: 50 µg/l totale fenolen 1000 µg/l vrije chloor 40 µg/l B. Verslag van het onderzoek: 1) De vergunningsaanvraag heeft betrekking op een nieuwe tankcleaning/tankherstelling en een opslagplaats voor niet-gevaarlijke goederen op een terrein gelegen tussen het vijfde havendok en de Scheldelaan. De tankcleaning omvat 7 reinigingshallen met 11 wasstraten voor wegvervoer en 1 wasinrichting voor isocontainers buiten het gebouw. Restladingen en sterk verontreinigde voorspoelwaters zullen opgeslagen worden in verplaatsbare boxen van 1 m³ en er worden hiervoor 6 zones, elk met een opslagcapaciteit van 18 m³ voorzien. Er is tevens een buitenopslag voorzien van 11.000 ton niet-gevaarlijke goederen in max. 500 containers 2) Voor het zuiveren van afvalwater worden er in het aanvraagdossier 2 zuiveringstechnieken voorzien, namelijk een klassiek biologische waterzuivering via een membraan bioreactor en als alternatief een indamping van het afvalwater. Aangezien de vergunningsaanvraag weinig informatie bevat over het eventuele indampingsalternatief, beide systemen een totaal ander zuiveringsrendement hebben en aangezien het grondplan opgemaakt is uitgaande van een biologische waterzuivering wordt na overleg met de exploitant in de omschrijving van het voorwerp van de aanvraag enkel de biologische waterzuivering weerhouden. De damprecompressie-installatie met een vermogen van 240 kW kan bijgevolg geschrapt worden. Indien men later toch beslist om indamping te gebruiken als
3
3)
4)
5)
6)
zuiveringstechniek dient er een aanvraag voor de verandering van de inrichting ingediend te worden met een aangepast grondplan. Er is een acceptatiebeleid uitgewerkt waarbij ladingen die storend kunnen zijn voor de afvalwaterzuivering geweigerd worden en waarbij restladingen van meer dan 50 liter eerst verwijderd en opgeslagen worden alvorens het inwendig reinigen kan starten. De reinigingsinstallatie is computergestuurd en wanneer het volledige programma afgewerkt is stopt het reinigen automatisch, wordt de tank visueel gecontroleerd en wordt er een reinigingscertificaat verleend indien de tank voldoende gereinigd is. Uit de BBT-studie ' BBT voor het inwendig reinigen van tanks en vaten' blijkt dat het vergaand verwijderen van de restlading voor de eigenlijke reiniging en door het voorspoelen met een kleine hoeveelheid spoelvloeistof bij kritische ladingen essentieel is voor het beperken van de vuilvracht van de WZI. Aangezien de restladingen en voorspoelwaters ook als gevaarlijke stoffen dienen beschouwd te worden zijn deze naast de rubriek 2.1.1 ook ingedeeld in de rubriek 17. Dit werd door de exploitant via een fax van 1/2/2003 bevestigd. De totale opslag van giftige-, zeer-giftige- en milieugevaarlijke stoffen overschrijdt de VR-drempel ook niet wanneer er ook rekening gehouden worden met de gevraagde opslag van de restladingen. De afvalstoffenopslagplaats met o.a. de opslag van restladingen en voorspoelwaters zal overdekt zijn en voorzien van een inkuiping met de mogelijkheid om vloeistoffen te verpompen naar een calamiteitenbuffer van 150 m³. Volgens de exploitant zal er voldaan worden aan de vereise inkuipingscapaciteit voor gevaarlijke afvalstoffen. De opslag van vervuilde kielwaters zal in 3 tanks van elk 800 m³ gebeuren, zoals aangeduid op het grondplan en niet in 2 tanks van 1.000 m³. De opslag van papier & karton, glas, metaal en hout betreft bedrijfseigen afvalstoffen en deze zijn bijgevolg niet ingedeeld in de rubriek 2.1.1. Het gebruik van een membraanbioreactor heeft een aantal voordelen ten opzichte van conventionele actiefslib-systemen waaronder een lage spuislibproductie, de mogelijkheid tot een optimale regeling van de slibverblijftijd zodat bv ook nutrificerende bacteriën optimaal weerhouden worden en een relatief schoner effluent met een laag gehalte zwevende stoffen wat eventueel mogelijkheden biedt voor hergebruik. Uit de BBT studie blijkt dat een menbraanbioreactor vooral geschikt is voor het behandelen van relatief zwaar belaste afvalwaters met beperkte debieten. De gevraagde lozingsnormen zijn enerzijds gebaseerd op de sectorale lozingsnorm voor tankcleaning ( Kj-N, Hg, Ca, Zn, CZV, tot. fenolen) en anderzijds op 10 maal de basiskwaliteitsnorm. Aangezien het hier een nog te bouwen installatie betreft zijn de in dit advies voorgestelde emissiegrenswaarden grotendeels gebaseerd op de voormelde BBT-studie of de sectorale normen indien deze strenger zijn. Voor kwik, VOX, EOX en AOX worden de gevraagde waarden voorgesteld. Voor de parameter cadmium wordt max. 0,010 mg/l ( BBT studie = 0,05 mg/l) voorgesteld aangezien deze waarde vroeger ook reeds opgelegd is en blijkbaar haalbaar is voor tankcleaners. Aangezien het effluent in viswater geloosd wordt, wordt voorgesteld de voorgestelde emissiewaarden uit de BBT studie met ca. 15-20% te verstrengen voor de parameter BZV, CZV en totaal stikstof. Voor anionische, kationische en niet-ionische oppervlakte-actieve stoffen gelden de sectorale lozingsnormen van 3 mg/l. Aangezien het H.A. ook via de WZI behandeld wordt en samen met het B.A. geloosd wordt dient rubriek 3.2 geen voorwerp te zijn van de aanvraag. Het regenwater van de verharding voor de op- en overslag van niet gevaarlijke goederen wordt opgevangen in een ondergronds bekken van 250 m³,
4
behandeld via o.a. een zandfilter en zal evenals het dakwater van gebouwen hergebruikt worden als proceswater. Het niet verontreinigd regenwater afkomstig van de parkeerplaatsen en de standplaats van de gereinigde isocontainers zal geloosd worden in het dok of gebruikt als proceswater en er wordt veiligheidshalve een coalescentiefilter voorzien. 7) Voor de aanmaak van proces- en ketelwater zal er gebruik gemaakt worden van dokwater dat via microfiltratie en omgekeerde osmose zal behandeld worden. Hierdoor wordt het gebruik van drinkwater beperkt. De concentraten van de microfiltratie en de omgekeerde osmose worden verder behandeld in de fysico-chemische zuivering. De mogelijkheid wordt voorzien om effluent van de biologische zuivering en het effluent van de actief koolbehandeling te hergebruiken. 8) In de opslagloods fysico-chemie zullen de 2 opslagtanks van 18 m³ elk in een inkuiping geplaatst worden met een netto-opvangcapaciteit van 20 m³ en de opslagruimte voor de opslag van tankcleaningproducten zal geplaatst worden in een inkuiping met een opvangcapaciteit van 12 m³ wat iets meer is dan de vereiste opvancapaciteit van 25%. 9) Uit aanvullende informatie blijkt dat er 1 wasstraat zal voorzien worden van een luchtafzuiging via een actief-koolfilter zodat VOS-emissies en geurhinder kunnen beperkt worden. 10) Via het schrijven MA/2000/03-257 van 27 januari 2003 liet de afdeling Natuur weten dat er geen bemerkingen waren bij het voorgelegde milieuvergunningsdossier; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Cel Ruimtelijke Ordening van de Afdeling ROHM van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM); Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg (APSG); Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies dd. 10 februari 2003 van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (OVAM) (kenmerk AB/OA/LVB/02-1405); op volgende elementen uit dit advies : 1) Overwegende dat de inwendige reiniging enerzijds de inwendige cleaning van mobiele tank(vracht)wagens d.m.v. 11 wasstraten betreft; dat anderzijds ISOcontainers inwendig worden gereinigd in een spoel- & wasinrichting specifiek voor ISO-containers; Overwegende dat naast het inwendig reinigen van de vrachtwagens, de voertuigen tevens uitwendig worden gewassen; 2) Overwegende dat volgende nevenactiviteiten worden voorzien i.f.v. hogervermelde cleaningsactiviteiten: een waterzuiveringsinstallatie; een warm water/stoom-aanmaak; de opslag en dosering van reinigingsadditieven en producten voor de waterzuivering; de opslag van afvalstoffen voor externe verwerking; een herstelplaats voor gereinigde containers; een buitenwasbaan voor de vrachtwagens; een installatie voor de aanmaak van perslucht; een calamiteiten- en een bufferzone; een parking; een laboratorium; een ruimte voor administratie/personeel en een cafetaria; dat de tankherstelling het mechanische herstel van gereinigde tanks en/of containers in een afzonderlijke werkplaats omvat; 3) Overwegende dat tevens een tijdelijke opslag van niet-gevaarlijke producten in mobiele containers wordt aangevraagd; dat deze tijdelijke opslag van nietgevaarlijke producten in open lucht op het bedrijfsterrein, kan bestaan uit zowel de stockage van volle containers welke via een schip worden gelost in afwachting van de afhaling voor wegtransport, als de tijdelijke opslag van lege
5
4) 5)
6) 7)
containers kan omvatten; dat een maximale opslag en overslag voor 500 containers wordt aangevraagd, de opslag van de lege, gereingde containers hierbij inbegrepen; dat hierbij tevens een aantal voorzieningen aanwezig zijn voor het conditioneren van containers (bv. het op een bepaalde temperatuur houden); Overwegende dat uitsluitend containers welke niet-gevaarlijke stoffen bevatten zullen opgeslagen worden; dat het zowel gaat om containers met vloeistoffen (bv. fruitsappen), vaste stoffen (bv. kunststofkorrels) of inerte gassen (bv. argon); Overwegende dat de tankcleaning zal plaatsvinden in 7 reinigingshallen bestaande uit 11 wastraten voor tankwagens voor wegvervoer en 1 wasstraat voor de cleaning van ISO-containers; dat de uitwendige reiniging van de vrachtwagens gebeurt via een buitenwasplaats; Overwegende dat de producten en reagentia aangewend bij de tankcleaning worden opgeslagen hetzij in twee vaste houders voorzien van een inkuiping en overvulbeveiliging, hetzij in een vatenpark; Overwegende dat de vorming en de opslag van de volgende afvalstoffen wordt voorzien: − de opslag van 108 ton niet aan verwerking verbonden reststoffen; − de opslag van 30 ton ontwaterd slib; − de opslag van 2000 m³ vervuild kielwater; − de opslag van niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen: papier & karton, glas, kunststof, metaal en hout; Overwegende dat voor de afvalstoffen afkomstig van de tankcleaning, een afzonderlijke opslag wordt voorzien; dat deze afvalstoffen kunnen onderverdeeld worden in vier groepen: − restladingen − deze restladingen worden afzonderlijk gehouden en gegroepeerd al naargelang hun hoofdeigenschap; het aanbieden van restladingen zal echter ontmoedigd worden; − voorspoelwaters − dit omvat een opslag van max. 18 ton van het eerste spoelwater met moeilijk afbreekbare of voor de waterzuivering storende stoffen; deze worden per m³ en per hoofdeigenschap opgeslagen in het afvalstoffenpark; − ontwaterd slib van de fysico-chemie en van de biologie − dit betreft 2 containers van 15 m³; hier worden tevens de drijf- en sliblagen, welke op regelmatige basis uit de diverse bufferbekkens zullen verwijderd worden, opgeslagen; − diverse niet-gevaarlijke afvalstoffen: metaal, hout, karton, kunststoffen: deze worden opgeslagen per soort in boxen van 1 m³; Overwegende dat tevens de opslag van 2 x 1000 m³ vervuild kielwater afkomstig van schepen, in afwachting van de ophaling voor externe verwerking, wordt aangevraagd; Overwegende dat op jaarbasis, de productie van de volgende hoeveelheden afvalstoffen wordt voorzien: 20 ton restladingen 200 m³ voorspoelwaters 300 ton DS ontwaterd slib afkomstig van de fysicochemie 225 ton DS ontwaterd slib afkomstig van de biologische zuivering 10.000 m³ vervuild kielwater 2 ton karton 5 ton metaal 1 ton hout 2 ton kunststoffen
6
0,5 ton glas Overwegende dat enerzijds een opslag van 108 ton niet aan verwerking verbonden reststoffen wordt aangevraagd; dat anderzijds op jaarbasis, er 20 ton restladingen zouden worden geproduceerd; dat daarenboven het aanbieden van reststoffen zou ontmoedigd worden, volgens de exploitant; dat de opslag van de hoeveelheid reststoffen derhalve dient te worden beperkt tot 20 ton; Overwegende dat alle afvalstoffen worden afgevoerd voor externe verwerking; 8) Overwegende dat er tevens een opslag van gevaarlijke afvalstoffen welke ontstaan bij de behandeling van het bedrijfsafvalwater, evenals voor de restladingen en voorspoelwaters, wordt aangevraagd; dat deze integraal zullen afgevoerd worden voor externe verwerking; dat voorliggende aanvraag echter geen verdere gegevens omvat inzake de aard/samenstelling van deze gevaarlijke afvalstoffen, noch inzake de kwalificatie/bevoegdheid van het personeel aangaande de omgang/behandeling van gevaarlijke afvalstoffen; Overwegende dat de te reinigen tankwagens en containers bij aanvoer, in principe leeg dienen te zijn; dat het verwijderen van eventuele ladingsrestanten reeds kadert binnen de bedrijfsactiviteiten namelijk het inwendig reinigen van tankwagens en containers; dat dit dient beschouwd te worden als een soort ‘droge’ cleaning; Overwegende dat de voorspoelwaters eveneens ontstaan zijn als gevolg van de tankcleanings-activiteiten; dat het ontwaterd waterzuiveringsslib afkomstig van de waterzuivering eveneens als een normale bedrijfsafvalstof dient te worden beschouwd; 9) Overwegende dat de uitzondering onder de rubriek 2. van de indelingslijst stelt dat de voorlopige opslag en de mechanische behandeling van afvalstoffen op de plaats van productie, voorafgaand aan elke inzameling, geen inrichtingen voor het verwerken van afvalstoffen zijn indien de opslag en de mechanische behandeling gebeuren in functie van een georganiseerde regelmatige afvoer van de afvalstoffen, tenzij anders bepaald in de bijlage 1 van Vlarem I; Overwegende dat de tijdelijke opslag van dergelijke restladingen, voorspoelwaters, ontwaterd slib en andere bedrijfsafvalstoffen niet vergunningsplichtig is onder de rubriek 2.1.1. aangaande de opslag en overslag van afvalstoffen; 10) Overwegende dat de aanvraag tevens de opslag van 2 x 1000 m³ vervuild kielwater en totale hoeveelheid van 10.000 m³ vervuild kielwater op jaarbasis, omvat; dat volgens de gegevens in de aanvraag, de bedrijfsactiviteiten zouden bestaan uit de opslag van volle/lege containers, tankcleaning van tankwagens en IBC-containers en tankherstelling van gereinigde tanks/containers; Overwegende dat de herkomst, de samenstelling en de verwerving van vermelde vervuilde kielwaters hierbij niet wordt vermeld; dat deze opslag van vervuilde kielwaters bijgevolg dient te worden geweigerd; 11) Overwegende dat evenmin wordt gespecificeerd welke de aard en herkomst kan zijn van de tankwagens/recipiënten welke gevaarlijke stoffen hebben vervoerd; dat de expoitant daartegenover stelt dat enkel containers welke niet-gevaarlijke stoffen bevatten, zullen opgeslagen worden; Overwegende dat de aanvraag geen bijkomende voorzieningen/maatregelen omvat inzake de aanvaarding en reiniging van tankwagens/containers welke gevaarlijke stoffen hebben bevat; dat evenmin wordt aangetoond dat de aanvrager hierbij enige ervaring heeft of over de nodige opleidingen hiervoor beschikt; dat de rubriek 2.2.6.d) voor de opslag en nuttige toepassing van afvalstoffen en meer bepaald voor de opslag en reiniging van recipiënten (verpakkingen en containers) door
7
inwendig wassen van: recipiënten die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de gevaarlijke afvalstoffen zijn gerangschikt, hierbij dient te worden geweigerd; Overwegende dat de opslag in de diverse opslagplaatsen voorzien zal worden van een afsluitbare gravitaire afwatering en/of calamiteitenpompen; 12) Overwegende dat de waterzuivering o.a. zal bestaan uit een fysico-chemische zuivering met buffer, flotatie en coagulatie; een biologische zuivering met beluchting en een membraanafscheiding, een actief koolfilter, een denitrificatie-eenheid, meerdere pH-correctie-eenheden en een waterrecuperatie; Overwegende dat conform de bepalingen van art. 5.2.2.9.3.§2 van Vlarem II, de exploitant van een inrichting voor het reinigen van recipiënten, dient te beschikken over een voldoende uitgebouwde waterzuiveringsinstallatie; dat in het andere geval het afvalwater dient te worden afgevoerd naar een hiervoor geschikte verwerkingsinrichting; Overwegende dat met ingang van 1 mei 1999 de OVAM geen adviesbevoegdheid meer heeft inzake de waterzuiveringsinstallatie; dat echter steeds dient voldaan te worden aan de geldende en opgelegde lozingsnormen; dat het vaststellen en de controle op deze lozingsnormen niet tot de bevoegdheid van OVAM behoren; dat hiertoe andere overheidsinstanties bevoegd zijn; Overwegende dat er tevens een slibbehandeling van het slib afkomstig van zowel de fysico-chemie als van de biologische zuivering, zal plaatsvinden; dat hiertoe verder voorzien wordt in o.a. een koolstofbron, een polymeeraanmaak, een slibindikking en een transportschroef voor ingedikt slib, een centrifuge en een slibopslag; Overwegende dat de exploitant enerzijds stelt dat er een afzonderlijke opslag voorzien wordt voor zowel het fysico-chemisch als voor het biologische waterzuiveringsslib; dat daartegenover bij de slibbehandeling vermeld wordt dat het slib van de fysico-chemie hierbij voorafgaandelijk wordt vermengd met het slib van de biologie; Overwegende dat het gezuiverd afvalwater in de mate van het mogelijke zal gerecupereerd en hergebruikt worden; dat tevens voorzien wordt in de opvang en het gebruik van regenwater en een waterwinningsinstallatie voor de inname en behandeling van dokwater (microfiltratie en omgekeerde osmose); Overwegende dat volgens de gegevens in het aanvraagdossier, er ook afvalwaters met een gelijkaardige samenstelling en afkomstig van andere sites binnen dezelfde ondernemingsgroep, zullen verwerkt worden in de waterzuivering; dat dit echter de aanvoer en de verwerking van externe afvalstoffen (externe afvalwaters) betreft; dat hiervoor de volgende indelingsrubrieken van toepassing zijn: − 2.3.2.e) voor de opslag en verwijdering van afvalstoffen en meer bepaald voor de opslag en − fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met mechanische behandeling, andere − dan deze bedoeld in rubriek 2.3.7., van : andere niet-gevaarlijke afvalstoffen; − 2.3.3.a) voor de opslag en verwijdering van afvalstoffen en meer bepaald voor de opslag en − biologische behandeling, andere dan deze bedoeld in rubriek 2.3.7., van : niet-gevaarlijke afvalstoffen; dat vermelde rubrieken echter niet tot het voorwerp van de aanvraag behoren; dat indien de exploitant effectief deze activiteiten wenst uit te voeren, er hiervoor een bijkomende milieuvergunningsaanvraag dient te worden ingediend;
8
13) Overwegende dat ter voorkoming van bodem- en grondwaterverontreiniging, er een bodem-beschermende laag bestaande uit een afdichting met een bentonit kleilaag en drainage wordt voorzien; 14) Overwegende dat aangevoerde tankwagens of IBC-containers welke ladingen bevat hebben welke kunnen storend zijn voor de zuivering, deze in eerste instantie zouden geweigerd worden; dat na het verwijderen van eventuele restladingen, de eigenlijke cleaning zal gebeuren door het inbrengen van sproeikoppen en verder volledig PLC-gestuurd, op basis van de aard/samenstelling van voorgaande ladingen, zal verlopen; 15) Overwegende dat conform art. 5.2.1.7.§2 van VLAREM II, het steeds verboden is om afvalstoffen te verdunnen; 16) Overwegende dat conform de bepalingen van Vlarem I – bijlage 1, de voorlopige opslag en de mechanische behandeling van afvalstoffen op de plaats van de productie, voorafgaand aan elke inzameling, geen inrichtingen zijn voor het verwerken van afvalstoffen indien de opslag en de mechanische behandeling gebeuren in functie van een georganiseerde afvoer van afvalstoffen, tenzij anders bepaald in vermelde bijlage; 17) Overwegende dat voldaan dient te worden aan de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet en het Vlarebo; Overwegende dat voldaan dient te worden aan de jaarlijkse meldingsplicht voor afvalstoffen; Overwegende dat de inrichting in overeenstemming kan gebracht worden met de bepalingen van het afvalstoffenbeleid; Gelet op het gunstig advies dd. 14 februari 2003 van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (kenmerk FDC/ME/AK/P/(20978)/03./1860); op volgende elementen uit dit advies : 1. Het bedrijf vraagt de lozing aan van max. 1 m³/uur, 3 m³/dag en 750 m³/jaar HA, via een septische put naar de biologische waterzuivering, alsook van max. 40 m³/uur, 580 m³/dag en 174.000 m³/jaar BA, via een fysico-chemie, MBR-biologie en actieve kooltrap, in het 5de Havendok. De kwaliteitsdoelstelling van dit oppervlaktewater betreft viswaterkwaliteit. Overwegende dat 5.600 m³/jaar RW, afkomstig van de verharde nietvervuilde bedrijfsoppervlakte, zijnde de parking en de aanrijstrook , via een KWS-afscheider eveneens in het dok geloosd worden; Overwegende dat het HA en het BA samen gemeten en geloosd worden en derhalve volledig als BA dienen te worden beschouwd; 2. Overwegende dat membraanreactor een netto inhoud heeft van 2.100 m³ bestaande uit een voorgeschakelde denitrificatie van 400 m³ en een beluchtingsbekken van 1.700 m³/u. 3. Overwegende dat de aangevraagde normen overeenkomstig volgens de hierna vermelde aflopende volgorde zijn aangevraagd: – sectorale normen voor het reinigen van wagens en binnenschepen die vloeibare producten transporteren; – 10 maal de kwaliteitsnorm voor viswater; – 10 maal de basiskwaliteitsnorm; Overwegende dat in de VITO-BBT studie “Best Beschikbare Technieken voor het inwendig reinigen van tanks en vaten” (2002) aanbevelingen worden geformuleerd tot aanpassing van de achterhaalde sectorale normen; Overwegende dat in deze studie het standpunt van de VMM formeel werd opgenomen houdende dat tankcleaners door de aard van de activiteit relevante P-bedrijven zijn, hetzij op basis van de BZV/CZV/N/P-vracht hetzij op basis van de aanwezige gevaarlijke stoffen hetzij omwille van het potentiële impact op oppervlaktewater; dat om die reden voor de richtinggevende effluentnormering vermeld in de omzendbrief een bedrijfsmatige toets dient uitgevoerd teneinde na te gaan in welke mate de
9
richtinggevende oppervlaktewaternormen al dan niet gefaseerd kunnen opgelegd worden; Overwegende dat in de BBT-studie uitdrukkelijk gesteld kan worden dat voor bedrijven die lozen op een bijzonder kwetsbaar oppervlaktewater het wenselijk kan zijn om strengere lozingsnormen op te leggen dan wat haalbaar wordt geacht mits toepassing van BBT; Overwegende dat in de BBT-studie bij de MBR-techniek vermeld wordt dat deze niet als BBT kan beschouwd worden gelet op de hoge investerings- en exploitatiekost; op basis van praktijkervaring stelt de VMM dat de investeringskosten grotendeels zijn toe te schrijven aan de vervanging van het membraan (levensduur gemiddeld 4 jaar); Dat een belangrijk deel van de exploitatiekosten kan gecompenseerd worden door de verminderde slibafzetkosten als gevolg van de lagere slibproductie; Ook in dit dossier wordt het bewijs geleverd dat membraanbioreactoren wel degelijk als BBT kunnen beschouwd worden. Als gevolg van de hoge slibleeftijd en de hoge slibconcentratie kunnen deze systemen hogere volumebelastingen aan en zijn ze minder storingsgevoelig ten aanzien van wisselende influentbelastingen, die in deze sector kenmerkend zijn; Verder betreurt de VMM het dat het hoofdstuk over de oxidatietechnieken gebaseerd is op een studie van 1999 op vraag van de federatie van de tankcleaners. Deze studie had tot doel na te gaan welke tertiare en quartenaire technieken als BBT kunnen aangewend worden binnen de tankcleaningsector. Deze conclusie rond oxidatietechnieken was dat de gebruikte oxidantia, nl. H202 en Fentonreagens als restanten in de afvalwatermonsters de bepaling van COD sterk beïnvloeden. Een logische verklaring aangezien deze reagentia sterker oxiderend zijn dan het kaliumdichromaat, dat als overmaat aan het afvalwatermonster wordt toegevoegd. Er kon met andere woorden geen besluit worden genomen en dit louter omwille van analyseinterferentie. VITO heeft daarom in de BBT-studie vermeld dat verder onderzoek aangewezen is; 4. Overwegende dat de dokken – gelet op hun perifere ruimtelijke situering - als zeer kwetsbaar dienen omschreven ten aanzien van vervuiling door lozingen van bedrijfsafvalwater; Overwegende dat op basis van de beschikbare effluentresultaten blijkt dat bedrijven uit de sector betere resultaten kunnen halen dan wat in de BBTstudie wordt geponeerd; 5. Overwegende dat in verschillende milieuvergunningen reeds strengere effluentnormen zijn opgelegd aan bedrijven uit de sector; dat het aangewezen is om de sector tot gelijkwaardige inspanningen te verplichten; Overwegende dat in het Ministerieel Besluit van 18 maart 1998 houdende uitspraak over de beroepen tegen de beslissing van 22 september 1997 van de bestendige deputatie van Oost-Vlaanderen houdende verlening van de vergunning aan de NV Tankterminal voor het exploiteren van een nieuwe tankreinigingsinstallatie te Gent reeds volgende parameters werden opgelegd: BZV 25 CZV 125 Nt 15 Pt 2 totaal FE 10 Cl 2.000 totaal fluoriden 15 PAK 0,001 EOX 0,05;
10
Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies dd. 4 maart 2003 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies : 1. De heer L. Van Wellen, afgevaardigd beheerder van de nv Van Wellen Project Management, de heer D. Zyde, zaakvoerder MTD en de heer H. Kerkhofs, Marketing Director van de nv Colombus, worden gehoord. Desgevraagd verklaren zij dat in het OVAM-advies enkel de opslag van nietgevaarlijke stoffen wordt vergund. De exploitant benadrukt dat hij ook lege vrachtwagens die gevaarlijke stoffen hebben vervoerd wenst te reinigen. De opslag van gevaarlijke afvalstoffen kan onderverdeeld worden in sommige restladingen, voorspoelwaters die niet in de WZI kunnen behandeld worden en het ontwaterd waterzuiveringsslib. De acceptatieprocedure omvat de opmaak van een aanmeldingsfiche per te reinigen voertuig en een nazicht van de restlading. Restladingen tot 50 l worden aanvaard. De gegevens van de aanmeldingsfiche worden ingevoerd in het gegevensbestand dat de reinigingsprocedure bepaald. De cleaner moet zich baseren op het wasprogramma uit het gegevensbestand teneinde menselijke fouten te beperken. Na reiniging wordt een reinigingscertificaat overhandigd. Elke cleaner krijgt ook een ADR-opleiding. Het bedrijf heeft reeds 5 jaar operationele ervaring met tankcleaning in vestigingen in Herentals en Luik. Met betrekking tot het kielwater wordt slechts opslagruimte verhuurd. De verwervers van het kielwater kunnen bij het bedrijf nv Colombus een tijdelijke opslag vragen in afwachting van afvoer, export of verdere behandeling. De exploitant bevestigt dat de verwerking van afvalwaters van externe bedrijven niet werd aangevraagd in dit dossier. Inzake de voorgestelde lozingsnormen in het advies van de VMM merkt de exploitant op dat deze gebaseerd zijn op de vergunning van de nv Tankterminal te Gent, maar dat de acceptatiecriteria verschillen. Zo worden de spoelwaters die niet volgens deze normen in Gent verwerkbaar zijn door de nv Tankterminal naar haar andere vestigingen vervoerd omdat daar soepelere lozingsnormen van toepassing zijn. De exploitant besluit dat in Vlaanderen de normen zeer streng zijn ten opzichte van het buitenland. Als men enkel de reiniging van de voertuigen met gemakkelijk verwerkbare stoffen aanvaardt, dan kan men deze voorgestelde normen naleven. Doch in realiteit moeten ook voertuigen met moeilijk verwerkbare stoffen gereinigd worden. Inzake de door de VMM voorgestelde normen heeft de exploitant volgende opmerkingen: * 25 mg/l BZD : geen probleem; * 125 mg/l CZD is niet haalbaar; * 15 mg/l tot N is niet haalbaar; de exploitant stelt 40 tot 60 mg/l tot N voor; * 2 mg/l tot P : geen probleem; * de parameters voor de zware metalen : geen probleem.; 2. * De omschrijving en rubrieken, zoals voorgesteld door de AMV, worden overgenomen, mits aparte vermelding van de klasse-3-inrichtingen. * De PMVC is van mening dat de rubriek 2.2.6.d van toepassing mag gesteld worden gelet op de toelichting van de exploitant ter zitting en vermits door het opleggen van de bijzondere lozingsnormen wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren van de OVAM. De OVAM sluit zich ter zitting aan bij het advies van de PMVC. * De PMVC is van mening dat de rubriek 2.1.1 van toepassing mag gesteld worden op de opslag van restladingen, voorspoelwaters, ontwaterd slib en kielwater, zoals geargumenteerd door de AMV. De OVAM sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de PMVC. * De verwerking van de afvalwaters afkomstig van andere sites binnen dezelfde ondernemingsgroep in de WZI werd niet aangevraagd en moeten dan ook niet opgenomen worden in het voorwerp van de aanvraag. Dit werd tijdens de zitting bevestigd door de exploitant. 3. De inrichting is stedenbouwkundig verenigbaar.
11
4. Er werden geen bezwaren ingediend. 5. * De PMVC volgt het ongunstig advies van de OVAM voor de opslag van het verontreinig kielwater in de rubriek 2.1.1. Voor de overige rubrieken volgt de PMVC het gunstige advies van de AMV. * Inzake het opleggen van bijzondere lozingsvoorwaarden stelt de VMM dat de normen opgelegd aan de nv Tankterminal te Gent worden voorgesteld. Deze normen zijn strenger dan de sectorale voorwaarden en de BBT-studie omdat: - uit een analyse van de beschikbare effluentresultaten van bedrijven uit de sector blijkt dat betere resultaten kunnen gehaald worden dan deze vooropgesteld in de BBT-studie, het een lozing in viswater betreft, - aan andere bedrijven die lozen in oppervlaktewater eveneens de normen van 25 mg/l BZV en 125 mg/l CZV worden opgelegd, - het een nieuw bedrijf betreft waar de naleving van strengere normen onmiddellijk kan opgelegd worden in tegenstelling tot bestaande bedrijven waar men een overgangsperiode moet voorzien voor de realisering van de nodige investeringen, - de sector van de tankcleaning ook een voorbeeldfunctie heeft. De vertegenwoordiger van het schepencollege en de AMV merken op dat men moet vermijden om normen op te leggen waarvan men niet zeker is dat ze nageleefd kunnen worden. De PMVC stelt voor strikte lozingsnormen op te leggen zodat via deze normen ook de acceptatie van de te reinigen voertuigen kan gestuurd worden inzake gevaarlijke en giftige stoffen. De AMV neemt een minderheidsstandpunt in ten opzichte van de door de VMM voorgestelde norm voor BZV en totaal N. De afgevaardigde van het schepencollege steunt het standpunt van de AMV. 6. * De vergunning kan verleend worden voor een termijn van 20 jaar met een termijn voorafgaand aan de ingebruikname van 3 jaar. * Er kan akte genomen worden van de klasse 3-inrichtingen. 7. * De algemene en sectorale milieuvoorwaarden, zoals voorgesteld door de AMV, kunnen opgelegd worden. * De V13, zoals voorgesteld door het schepencollege is niet van toepassing. * De PMVC stelt voor de algemene voorwaarden voor lozing van BA op oppervlaktewater en onderstaande bijzondere voorwaarden op te leggen. Deze voorwaarde is deels gebaseerd op de normen voorgesteld door de AMV en de VMM. Inzake de parameter vrije chloor wordt het voorstel van de VMM gevolgd om de norm basiskwaliteit oppervlaktewater van toepassing te stellen. parameter
Een heid mg/l mg/l
norm 25 125
Voorstel VMM/AMV VMM VMM
ZS Oppervlakte-actieve stoffen Tot N
mg/l mg/l
60 3
VMM VMM
mg/l
15
VMM
Tot P Tot Hg
mg/l mg/l
2 0,001
VMM/AMV VMM/AMV
BZV CZV
opmerkingen Minderheidsstand punt van AMV voor 400 mg/l (300 mg/l als daggemiddelde)
Minderheidsstand punt van AMV voor 50 mg/l
12
Tot Cd Tot Zn Tot Cu Tot Ni Tot Cr Tot Pb Tot Se Tot As Tot Ba Tot Mn Tot Al Choline remmers
mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l esterase mg/l
0,01 1,2 0,3 0,3 0,3 0,1 0,1 0,05 10,0 1,0 2,0 Te schrappen
AMV VMM VMM VMM VMM VMM/AMV VMM/AMV VMM AMV AMV AMV VMM
0,05 15,0 2.000 2.500 0,02 0,01 0,001 0,4 0,05 0,05 0,02
VMM/AMV VMM/AMV VMM/AMV VMM VMM/AMV VMM VMM/AMV VMM/AMV VMM/AMV VMM/AMV VMM
Gechloreerde µg/l biphenylen Totaal gechloreerde µg/l aromatische amines
verbod
VMM
1
VMM
Gechloreerde fenolen individueel Totale fenolen Vluchtige fenolen
µg/l
0,5
VMM/AMV
mg/l mg/l
0,4 schrappen
VMM VMM
Tot Cyaniden Tot Fluoriden Chloriden Sulfaten MAK’s totaal MAK’s individueel PAK’s totaal AOX EOX VOX Totaal organochloor pesticiden
mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l µg/l
Parameter wordt ondervangen door andere specifiekere parameters
Dit is de basiskwaliteit norm voor oppervlaktewater doch op te nemen in de bijzondere voorwaarden voor de duidelijkheid Dit is de basiskwaliteit norm voor oppervlaktewater doch op te nemen in de bijzondere voorwaarden voor de duidelijkheid
Niet relevant
* De twee bijzondere voorwaarden met betrekking tot het verwijderen van de restladingen voor de reinigingsactiviteiten en de eventuele afzuiging van vluchtige of geurende vloeistoffen, zoals voorgesteld door de AMV, kunnen opgelegd worden. * De 3 bijzondere voorwaarden met betrekking tot de lozingsnormen, de beperking van de fugitieve emissies en het afdekken van de open
13
containers , zoals voorgesteld door het schepencollege, worden niet weerhouden omdat deze aspecten voldoende geregeld worden in de door de PMVC weerhouden bijzondere voorwaarden; Gelet op de ligging van de inrichting in een industriegebied van het gewestplan Antwerpen; Overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat voor de evaluatie van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, kan verwezen worden naar het advies van de PMVC; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt, behalve voor wat betreft het gedeelte van de aanvraag dat betrekking heeft op de opslag van 2.400 m³ vervuild kielwater in 3 tanks van elk 800 m³; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning gedeeltelijk toe te staan voor een termijn verstrijkend op 27 maart 2023; BESLUIT : ARTlKEL 1 - Voorwerp §1 Aan de NV Colombus, gevestigd Koolkaai 4 te 2000 Antwerpen wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een inrichting voor tankcleaning en tankherstelling, gelegen te 2030 Antwerpen, 5° Havendok, Kaai 371/373 - Kaai 375, kadastergegevens (afdeling-sectieperceelnummer) 14-A-436/T, 14-A-436/H te exploiteren, omvattende: – De opslag niet verbonden aan verwerking van samen 108 ton restladingen en/of voorspoelwaters in verplaatsbare. recipiënten, 30 ton ontwaterd slib in 2 containers (2.1.1) – Een tankcleaning voor het reinigen van vrachtwagens en isocontainers welke stoffen hebben bevat die als afvalstof als inert, niet-gevaarlijk biologisch, andere niet-gevaarlijk of gevaarlijk zijn gerangschikt. Er wordt hiervoor gebruik gemaakt van 11 wasstraten voor mobiele tankwagens en 1 wasinrichting voor isocontainers.(2.2.6.a, b, c en d) – Het lozen van B.A. dat lijst 2C-stoffen bevat in oppervlaktewater met een max. debiet van 40 m³/u en 580 m³/d via een afvalwaterzuiveringsinstallatie toegerust met bufferbekkens, een fysico-chemie, een biologische zuivering via een membraan bioreactor en met een voorgeschakelde denitrificatie, een tertiare behandeling via een beluchte actief kool filtratie en een slibontwatering via een centrifuge. ( 3.6.3.1) – De stalling van 25 vrachtwagens, 1 heftruck en 1 stacker (15.1.2) – Een inrichting voor het wassen van max. 30 vrachtwagens per dag. (15.4.2) – de opslag van samen 18 ton giftige- en/of zeer giftige restladingen en voorspoelwaters.(17.3.2.3)
14
–
– – – – – – –
De opslag van 56,76 ton schadelijke-, corrosieve- en irriterende producten, met name de opslag van resp. 20,16 ton natriumhydroxide 27%opl. en 18 ton afvalwaterbehandelings-additief in 2 bovengrondse tanks van elk 18 m³, de opslag in 1 m³ boxen of in vaten van resp. 5 ton latexremover, 5 ton white spirit, 3 ton tankreiniger vloeistof, 3 ton reiniger, 0,2 ton desinfectieproduct, 0,4 ton rustcleaner en 2 ton fosforzuur en de opslag in zakken van 1 ton polymeer; de opslag van 18 ton oxiderende, 18 ton corrosieve en 18 ton schadelijke- en irriterende restladingen en/of voorspoelwaters. (17.3.3.3) De opslag van 5.000 l aceton en 5.000 l ruwe petroleum in 1 m³ boxen; de opslag van 18.000 l restladingen en voorspoelwaters (17.3.4.2) De opslag van 5.000 l white spirit in 1 m³ boxen; de opslag van 18.000 l restladingen en voorspoelwaters (17.3.5.2) De opslag van 18 ton restladingen en voorspoelwaters.(17.3.8.2) Een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 11,5 kW voor het mechanisch behandelen van metalen. (29.5.2.2) 3 stoomgeneratoren met een waterinhoud van resp. 2 x 2.650 liter en 1.800 liter. (39.1.3) 4 verbrandingsinrichtingen met een gezamenlijk warmtevermogen van 4.750 liter, namelijk 2 x 1.735 kW, 1.200 kW en 80 kW. ( 43.1.2) 2 wasmachines en 2 droogtrommels met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 16 kW. (46.2)
Akte wordt genomen van volgende klasse 3-inrichtingen: – Een transformator met een vermogen van 400 kVA. (12.2.1) – Een werkplaats voor het herstellen van gereinigde tanks en/of containers. (15.2) – Een koelinrichting voor de keuken ( 7 kW), een airconditioning (12 kW), luchtcompressoren (65 kW) en compressoren voor de beluchting van de waterzuivering (100 kW), samen met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 184 kW. (16.3.1.1) – De opslag van 10.000 liter gasolie in 1 m³ boxen. (17.3.6.1.b) – De opslag van samen 4 ton gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen. (17.4) – Het gebruik van 1 dieselverdeelslang. ( 17.3.9.1) – Een controlelaboratorium. (24.4) – 6 warmtewisselaars met een gezamenlijk waterinhoud van de secundaire ruimte van 2.166 liter. (39.4.1) – De op- en overslag van 11.000 ton niet-gevaarlijke goederen. (48.1.2) Vlarem-rubricering: 2.1.1, 2.2.6.a, b, c, d, 3.6.3.1, 12.2.1, 15.1.2, 15.2, 15.4.2, 16.3.1.1, 17.3.2.3, 17.3.3.3, 17.3.4.2, 17.3.5.2, 17.3.6.1.b, 17.3.8.2, 17.4, 17.3.9.1, 24.4, 29.5.2.2, 39.1.3, 39.4.1, 43.1.2, 46.2, 48.1.2. §2 De vergunning wordt geweigerd voor de opslag van 2.400 m³ vervuild kielwater in 3 tanks van elk 800 m³ (2.1.1). Vlarem-rubricering
:
2.1.1.
ARTIKEL 2 – Koppeling aan de bouwvergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de inrichting die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning vereist is krachtens de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, en deze bouwvergunning niet definitief is verleend.
15
Deze schorsing duurt tot de bouwvergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouwvergunning te melden aan de bestendige deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouwvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. §3 De bouwvergunning die verkregen is voor de inrichting die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. §4 Deze geschorste bouwvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (in bijlage) : §1. Algemene : V01, V02, V03, V05; §2. Sectorale : V07, V17, V23, V26 (+sector 36), V35, V37, V38, V40, V46, V57, V61, V67, V88, V89; §3. Bijzondere : – De algemene voorwaarden voor lozing van bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater dienen nageleefd te worden. In afwijking van de algemene en de sectorale lozingsnormen gelden de volgende grenswaarden: parameter BZV CZV ZS Oppervlakte-actieve stoffen Tot N Tot P Tot Hg Tot Cd Tot Zn Tot Cu Tot Ni Tot Cr Tot Pb Tot Se Tot As Tot Ba Tot Mn Tot Al Tot Cyaniden Tot Fluoriden Chloriden Sulfaten MAK’s totaal
Eenheid mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l
norm 25 125 60 3 15 2 0,001 0,01 1,2 0,3 0,3 0,3 0,1 0,1 0,05 10,0 1,0 2,0 0,05 15,0 2.000 2.500 0,02
16
MAK’s individueel PAK’s totaal AOX EOX VOX Totaal organochloor pesticiden Gechloreerde biphenylen Totaal gechloreerde aromatische amines Gechloreerde fenolen individueel Totale fenolen – –
mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l µg/l
0,01 0,001 0,4 0,05 0,05 0,02
µg/l µg/l µg/l mg/l
verbod 1 0,5 0,4
Restladingen dienen max. verwijderd te worden alvorens de reinigingsactiviteiten aangevat worden. Wanneer er tanks gereinigd worden die zeer vluchtige- en/of sterk geurende vloeistoffen bevatten zoals acrylaten dienen de nodige voorzieningen aanwezig te zijn om de vrijkomende lucht af te zuigen en te behandelen via een geschikte afvalgasbehandelingstechniek.
ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde inrichting dient in gebruik genomen te worden binnen de 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, dus uiterlijk op 27 maart 2006, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn : 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer : a) deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouwvergunning op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouwvergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de bestendige deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 27 maart 2023, zijnde 20 jaar. ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem.
17
§3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 27 maart 2003. Aanwezig : de heer C. Paulus, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen, J. Geuens en F. Geudens, mevrouw M. De Graef en de heren M. Wellens en C. Masson, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever : Jos Geuens In opdracht: De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen.
C. Paulus
18