Geschiedenis van de West-Europese concertmuziek
Academie Waregem Johan Sabbe
1. Inleiding Doel Muziek kan vele soorten informatie bevatten (expressieve, historische, metaforische, filosofische). Muziek is een non-verbale taal die ons toelaat binnen te dringen in de esthetiek, de opvattingen en de tradities van een andere tijd en cultuur. Muziek is meer dan entertainment. De grote muziek die behoort tot de canon van de westerse muziektraditie, is representatief voor de intellectuele mogelijkheden van die tijd, net als de werken van Shakespeare, Newton en Freud. De bedoeling van deze cursus is om het relevante te leren begrijpen in die muziek, om de wijsheid en menselijkheid van anderen beter te begrijpen, om uiteindelijk die muziek te kunnen ervaren als iets levend. Definitie Het begrip West-Europese concertmuziek is moeilijk te onderscheiden van andere muziek. Enkele bedenkingen: West Europese concertmuziek - is niet hetzelfde als klassieke muziek - is geen tegenstelling van populaire muziek - is geen tegenstelling van commerciële muziek Wel: muziek die veel informatie bevat op melodisch, harmonisch en ritmisch vlak en die meestal langer duurt dan de gemiddelde populaire muziek. Muziek als spiegel - Westerse concertmuziek heeft een constante stilistische verandering ondergaan. In de meeste andere culturen heeft muziek een religieuze functie en is de muziek dus eerder een bastiljon tegen verandering. - Die voortdurende verandering kwam door het concept van de componist die zijn werk ondertekent, die verantwoording aflegt voor zijn werk, die zich wil profileren, die origineel wil zijn en altijd opnieuw op zoek gaat naar nieuwe vormen van expressie. - Wat expressief is verandert voortdurend (gevoel, god, intellect, smaak,…) - De verandering loopt parallel met maatschappelijke veranderingen. Nu verandert de samenleving veel vlugger dan vroeger. De muziek dus ook. Componisten zijn mensen De componist is geen idiot-savant, geen halfgod of held. De romantiek heeft ons opgezadeld met een mythisch beeld van de componist. Componisten zijn in de eerste plaats vaklui, architecten van klank.
2. De Oudheid (3500 v. Chr.- 500 n. Chr) Uit een periode die 4000 jaar geduurd heeft zijn er slechts een veertigtal fragmenten bewaard. Muziek werd op papyrus genoteerd en dat doorstaat de tand des tijds niet. De enige andere bronnen die we hebben over muziek zijn instrumenten, afbeeldingen van instrumenten en orkesten en theoretische geschriften over muziek. Vroege instrumenten zijn: harpen, fluiten, rietblazers, trommen, “kithara’s” (= soort gitaar), cymbalen,….
Belangrijk voor de verdere geschiedenis is de Helleense beschaving - muziek heeft religieuze oorsprong, magische kracht (Appolo, Orfeus) - doel van muziek is expressie van menselijke gevoelens, muziek zet woorden kracht bij (toneel-opera) en kan de ziel van de mens raken, kan de mens veranderen. - virtuositeit stond in hoog aanzien - muziek is een microkosmos, die in klank de orde en schoonheid van de macrokosmos weerspiegelt. - verband muziek en wiskunde (monochord van Pythagoras) Bekendste overgebleven fragment: de Stasimon uit Orestes (Euripides) Luisterfragment: reconstructie Vergelijk: opera Mozart – Gregoriaanse zang
3. De Middeleeuwen 3.1. Vroege Middeleeuwen (600-1000): Gregoriaans Na de ineenstorting van Romeinse Rijk (455 na Chr.) gaat de antieke cultuur verloren en breekt een periode aan van chaos. Al wat werd overgeleverd van de antieke cultuur werd bewaard door de Kerk, meerbepaald de kloosters. In die tijden van chaos kon de kerk enkel overleven door een strakke, bijna militaire structuur. De Kerk wilde zich onderscheiden van de cultuur van de Joden en die van de heidenen. Alles werd dus aan strenge regels onderworpen. Onder het bewind van paus Gregorius I (540-604) wordt de liturgie gestandaardiseerd. Er worden richtlijnen voor het gebruik van muziek ontworpen. Drie belangrijke elementen: - Muziek is enkele nuttig als het in dienst staat van goddelijke, perfecte schoonheid. - Muziek moet in dienst staan van het woord van God: enkele vocale muziek en dienst van de ceremonie - Geen dans en dus ook geen dansritmes (die doen teveel denken aan wat in de onderbuik leeft). Luisterfragment:
Waarom is deze muziek ontspannend en geschikt voor meditatie? -
3.2. Late Middeleeuwen (1000-1400): Ars Antiqua en Ars Nova. Europa herleeft in deze periode. Door nieuwe landbouwtechnieken ontstaat een bevolkingsexplosie. De steden groeien. Steden zijn in essentie coöperaties en er ontstaat dan ook de behoefte aan meer specialisatie op alle vlakken. De kunsten herbloeien op. - Architectuur: de eerste monumentale architectuur sinds de oudheid - Opvoeding: oprichting van de eerste universiteiten - Schilderkunst en beeldhouwkunst van Gothiek. Muziek: polyfonie: het spelen van meer dan twee onafhankelijke melodieën tegelijk Dit veronderstelt: - Notatie - Componist - Compositietechnieken en -theorie Ars Antiqua Hoogtepunt tussen 1150-1300 aan de Notre Dame Bekendste componisten: Leoninus en Perotinus. Compositietechniek: organon - Basis van de compositie is een gregoriaanse melodie (volgens de overlevering waren die melodieën heilig) die wordt uitgerekt en waar melismatische melodieën bovenop kwamen. De onderste stem, de tenor (>Lat: “houder”), zingt deze melodie die ook cantus firmus werd genoemd. - De tenor wordt vaak gesteund door een instrument Ars Nova Op einde van de Middeleeuwen: de “waanzinnige veertiende eeuw”, een periode van chaos. - Het schisma in de kerk: het pauselijk gezag boet in aan autoriteit. - De adel betwist het gezag van de kerk - Veel kritiek op uitspattingen van geestelijken - De pestepidemieën - 100-jarige oorlog zorgt voor continue chaos - Opkomst van een nieuwe klasse: de stedelijke burgerij Opkomst van nieuw humanisme: einde van de theocratie - Literatuur: vertalingen van geschriften uit de oudheid in volkstaal en nieuwe literatuur in de volkstaal (Chaucer, Boccaccio), nieuwe genres zoals satire - Opbloei van niet-religieuze cultuur: volkslied, liefdespoëzie,… Bekendste componist/dichter: Guillaume de Machaut (1300-1377) Bekendste werk: “Messe de Notre Dame” Compositietechnieken: zeer complexe polyfonie bovenop cantus firmus (=hand van God) - Structureel zeer complexe ritmiek (isoritmiek) - Invloed van complexe architectuur - Veel niet-religieuze onderwerpen - Nieuwe genres: motet, ballade, rondeau - Vaak twee verschillende melodieën met verschillende teksten. Met de Ars Nova eindigt een tijdvak waarin het religieuze het voornaamste doel van de expressie was en komt het individuele, het menselijke centraal te staan..
4. de Renaissance 4.1. inleiding De Renaissance (letterlijk: wedergeboorte) was in de Europese geschiedenis een periode van opbloei van kunst, wetenschap en letteren die haar grondslag had in de "wedergeboorte" van de verworvenheden van de Klassieke Oudheid. De Renaissance begon in Italië in de 13e of 14e eeuw en liep in de rest van Europa door tot in de 16e of 17e eeuw. Als in de Middeleeuwen god centraal stond (theocentrisme), staat vanaf nu de mens centraal (antropocentrisme). Belangrijke gebeurtenissen en tendensen: - Herwaardering van de cultuur uit de oudheid die zich uit in de architectuur, de literatuur, de filosofie en de kunst - Ontdekkingsreizen - Reformatie en verval van de kerkelijke macht - Uitvinding van de boekdrukkunst: de eerste massamedia. Ideeën gaan zich vlugger verspreiden. Grote bloei van de kunst: aandacht voor de anatomie van de mens, het naakt, realisme, olieverftechniek, perspectief,… Botticelli, Rafaël, Da Vinci, Michelangelo,… Het centrum van deze beweging was Italië. In de muziek: de muziekcultuur van de oudheid wordt bestudeerd: - Expressie van gevoelens, het Griekse ideaal, wordt de belangrijkste bekommernis van de componist, zowel voor religieuze als profane muziek. De componisten krijgen ruimte om te experimenteren. - Voor het eerst in tweeduizend jaar worden de theorieën van Pythagoras verder uitgewerkt. Belangrijke veranderingen in de muziek - Het ritme van de muziek moet gebaseerd zijn op de articulatie van de woorden (vocale muziek is nog steeds het belangrijkste). Geen isoritmische structuren en geen melismes meer. - De muziek moet de betekenis van de woorden proberen uit te beelden (woordschildering). - Er wordt gezocht naar uniforme stemmingen, gebaseerd op de theorie van Pytagoras. - De ontdekking van de harmonie: er ontstaan regels voor het gebruik van polyfonie. De melodieën moeten de harmonie respecteren. Grootste componist: Josquin Desprez (1440-1521) - Werd dankzij de boekdrukkunst de eerste “wereldberoemde” componist. - Heel vloeiende, conjucte, imitatieve polyfonie - Gedacht rond harmonie - Articulatie controleert de melodie - Bekendste werk: L’homme Armé.
4.2. Religieuze muziek: de mis en de reformatie 4.2.1. De mis De mis was de belangrijkste vorm voor de componisten van de renaissance. De eerste vijf delen van het ordinarium (=de vastliggende delen van een liturgie) waren de vaste delen die elke op muziek werden gezet: kyrie, gloria, credo, sanctus/benedictus, agnus dei. De componisten brachten eenheid aan in het geheel door één melodie te nemen als uitgangspunt en die als cantus firmus (opnieuw: de hand van God) te gebruiken voor elk deel. 3 soorten missen: - cantus firmus mis: de c.f. is een gregoriaans gezang. De muziek was dus niet erg ritmisch, modaal en eenvoudig - parafrasemis: de c.f. wordt aangepast aan de modernere smaak - parodiemis: de c.f. is een profane melodie: dit verhoogde de betrokkenheid van de luisteraar. Luistervoorbeeld: Desprez: Agnus Dei 4.2.2. de reformatie -
-
1517: Luther’s academische stellingen tegen de handel in aflaten starten de protestantse beweging. 1545-1563: start van de tegenbeweging (contrareformatie): Het concilie van Trente. Voor de muziek in de mis worden de componisten in hun vrijheid beperkt. Het woord moet weer centraal staan – geen parodiemissen meer – polyfonie mag de verstaanbaarheid van de woorden niet in de weg staan – geen luide instrumenten in de mis – de zangers moeten duidelijk articuleren. De redder van de polyfonie: Palestrina (1525-1594) Bekendste werk: Missa Papa Marcelli - Volmaakte, heel zuivere polyfonie - Niet virtuoos - Sereen en transparant - Diatonisch en conjuncte melodieën (bijna gregoriaans) - Grote invloed tot op de dag van vandaag.
4.3. profane muziek: het madrigaal, op zoek naar expressie Madrigaal = vierstemmig vocaal werk waarbij de expressie van de tekst centraal staat. De teksten zijn meestal van hoge kwaliteit, geschreven door de beste dichters (o.a. Petrarca). Het genre ontstond in Italië. Expressiemiddelen: - natuurlijke articulatie - harmonie - woordschildering Muziektheorie houdt zich vooral bezig met het onderzoeken naar hoe muziek emotionele effecten bij de luisteraar kan teweegbrengen (o.a. Zarlino). In hun zoektocht naar originaliteit en verfijnde expressie gingen de madrigalisten erg ver in het experimenteren met harmonie. Beruchtste madrigalist: Gesualdo (1561-1613) - rijke amateur: componeerde voor zijn plezier, voor zichzelf, moest aan niemand verantwoording afleggen en schreef dan ook heel originele muziek - dubbele moordenaar, masochist en moeilijke mens in het algemeen - de “Wagner van Napels”: zeer bizarre harmonieën. Luistervoorbeeld: Io Parto "Io parto" e non più dissi, che il dolore Privò di vita il core. Allor proruppe in pianto e disse Clori Con interrotti omèi: "Dunque ai dolori Io resto. Ah, non fia mai Ch'io non languisca, in dolorosi lai." Morto fui, vivo son, che i spirti spenti want Tornaro in vita a sì pietosi accenti voelen
"Ik ga" en meer kon ik niet zeggen, Want pijn doodde het leven in mijn hart. Hij huilde vol smart en Clori sprak klagend: "mij blijft enkele deze pijn Ik zal nooit iets anders meer doen dan dit droeve lied zingen." Ik stierf, maar moet wel nog leven, enkel levenden kunnen zo een pijn
Woordschildering is overal in dit madrigaal. Enkele voorbeelden “dolore”: lange noten, dalende chromaitiek “di vita”: vlug ritme “morto”: lange lage noten “spirti spenti”: dode geesten “pietosi accenti”: patethisch Harmonie: “a barbershopquartet on acid”
Andere componisten: Orlando Lassus, Cypriano di Rore, William Byrd…
5. De Barok (1600-1750) 1600: de opvoering van de eerste opera 1750: de dood van Bach barroco (>Port.) = onregelmatig gevormde parel= pejoratief 5.1 Inleiding: enkele luistervoorbeelden Bach – Brandeburgs concert nr. 2 Luistervraag: welke adjectieven kun je gebruiken om deze muziek te beschrijven? …………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………..
Vergelijk de aard van de religiositeit en de emotionele impact van deze twee werken: Palestrina: - aard van religiositeit: …………………………………………………………… - emotionele impact: ……………………………………………………………… Bach: Magnificat - aard van religiositeit: …………………………………………………………… - emotionele impact: ………………………………………………………………
Vergelijk de aard van wat wordt uitgedrukt en de emotionele impact van volgende twee werken: Gesualdo: io parto Aard van expressie: …………………………………………………………… Emotionele impact: …………………………………………………………… Purcell: Dido’s Lament Aard van expressie: …………………………………………………………… Emotionele impact: ……………………………………………………………
5.2 De tijdsgeest: intellectualisme -
Verdere secularisatie en meer macht voor de monarchie (absolutisme) Rationalisme: Descartes, Hume, Locke, Leibniz Wetenschap: Newton, Leeuwenhoek, Kepler, Harvey, Galilei
Algemene filosofisch-wetenschappelijke visie op de wereld: - De wereld zit op een rationele systematische manier in elkaar. - “Dieu Horlogier” 5.3 De geest van de kunst in de Barok. -
-
Fascinatie voor emotionele extremen, extravagantie, overdadig, gedetailleerd, fascinatie voor menselijke gevoelens (theater – Shakespeare! - en opera!), weelderig Fascinatie voor controle, orde, codificatie, systeem, logica en symmetrie die zich op elk vlak van de muziek zal uiten: gebruik van basso continuo, functionele harmonie, welgetemperd systeem, majeur en mineur i.p.v. modi, metrum, maatstrepen, enz… net door die doorgedreven controle wordt instrumentale muziek een volwassen genre. groots en pompeus
5.4 Twee nationale karakters: Italië en Duitsland Italië: de Latijnse traditie van de kerk - cultivatie van vocale muziek door de traditie van de kerk en de invloed van de taal - structureel eenvoudig en direct - cultivatie van de liedkunst: direct expressief - ontstaan van opera - ontstaan van concerto (>opera) “Les Incontournables”: Vivaldi en Corelli Duitsland: reformatie en de aard van de Duitse taal. - Luther’s idee over muziek: muziek is een abstracte intellectuele bezigheid die altijd spiritueel van aard is, ook als die muziek instrumentaal is (>Oudheid) - De taal in de liturgie is de volkstaal (Duits). De hymnen behoren tot de culturele bagage van elke gelovige. - Aard van de Duitse taal beïnvloedt de muziek: geen melismen, niet vloeiend, syllabisch, scherpere ritmes, weinig versiering “Les Incontournables”: Händel en Bach 5.5 Enkele compositievormen 1. De fuga Meest representatieve muzikale procedure voor de Barok: - melodisch heel extravagant - zeer systematische organisatie van niet-strikte imitatieve polyfonie. In elke fuga zijn er 3 delen: 1. de expositie: voorstellen van het subject (=thema) in elke stem: dux (I) – comes (V) – dux (I) etc…
Elke subject gaat over in een contrasubject dat voorkomt uit het subject. 2. episode: een tussenspel dat meestal modulerend is 3. hernemingen van het subject De keuze van het subject is erg belangrijk: het moet mogelijkheden in zich hebben. Het subject wordt niet ontwikkeld, maar onderzocht op zijn mogelijkheden. 2. De ritornello. Het eerste deel uit een concerto werd meestal geschreven in “ritornello”: een tutti gespeelde melodie wordt afgewisseld met solistische passages. De herhalingen van de melodie zijn niet altijd volledig en worden vaak getransponeerd. Later ontwikkelde zich hieruit de rondovorm. 3. De passacaglia en de chaconne Een reeks variaties op een harmonische progressie of baslijn. 5.6. Opera Voorlopers: Grieks drama en middeleeuws liturgisch drama De Florentijnse Camerata: een vereniging van intellectuelen, dichters en componisten die ervan overtuigd waren dat het Griekse drama uit de Oudheid gezongen moest geweest zijn en werken wilden schrijven die de traditie van het Griekse drama weer tot leven moesten brengen. -
zang moest het ritme volgen van de spreektaal (recitatieven) zang moest verstaanbaar zijn de begeleiding moest eenvoudig zijn muziek moet het karakter van de personages weergeven.
Eerste componisten: Caccini en Peri. Eerste grote meesterwerk: Monteverdi’s Orfeo