GEMEENTE MEDEMBLIK BESTEMMINGSPLAN OVERSPOOR-OOST FASE II
Status: Voorontwerp Datum: 26 juni 2014
BESTEMMINGSPLAN OVERSPOOR-OOST FASE II
CODE 124105 / 26-06-14
GEMEENTE MEDEMBLIK 124105 / 26-06-14 BESTEMMINGSPLAN OVERSPOOR-OOST FASE II TOELICHTING INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING
1. 1. 1. 2. 1. 3. 2.
BESCHRIJVING VAN HET PLAN
2. 1. 2. 2. 2. 3. 3. 3. 3. 3. 3. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 5.
Uitbreiding Overspoor-Oost fase II Gewenste ontwikkeling Overleg provincie Noord-Holland
BELEIDSKADER 1. 2. 3. 4.
Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid
OMGEVINGSASPECTEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Bedrijven en milieuzonering Bodem Ecologie Water Verkeer Geluid (verkeers- en industrielawaai) Luchtkwaliteit Externe veiligheid Archeologie en cultuurhistorie Kabels en leidingen Vormvrije mer-beoordeling
PLANBESCHRIJVING
5. 1. 5. 2. 6.
Aanleiding Planologische regeling Leeswijzer
Algemeen Toelichting op de bestemmingen
UITVOERBAARHEID
6. 1. 6. 2. 6. 3.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Wettelijke verplichting exploitatieplan
blz 1 1 2 2 3 3 4 6 8 8 10 20 22 26 26 26 27 31 31 32 33 34 37 37 38 39 39 39 41 41 41 41
Bijlage 1
Beeldkwaliteitplan
Bijlage 2
Bodemonderzoek (pm)
Bijlage 3
Ecologisch onderzoek (pm)
Bijlage 4
Watertoets (pm)
Bijlage 5
Verkeerstechnisch onderzoek (pm)
Bijlage 6
Akoestisch onderzoek (pm)
Bijlage 7
Luchtkwaliteitsonderzoek (pm)
Bijlage 8
Advies Archeologie West-Friesland (pm)
Bijlage 9
Exploitatieoverzicht
124105
1.
blz 1
INLEIDING
1. 1. Aanleiding Aan de oostzijde van de Rijksweg A-7 bij de afslag Wognum ligt het bedrijventerrein Overspoor (in rood weergegeven in figuur 1). Het bedrijventerrein ligt ten westen van de kern Nibbixwoud in de gemeente Medemblik. Het bedrijventerrein Overspoor is gelegen in een gebied met meerdere bedrijventerreinen zoals Tender en Westerspoor. Ook voor het bedrijventerrein Tender (particulier eigendom van Simon Loos Transport) bestaat een voornemen tot uitbreiding. De bedrijventerreinen Westerspoor en Spoorstraat liggen ten westen van het bedrijventerrein Overspoor en liggen ingeklemd tussen de Rijksweg A-7 en de (toeristische) spoorlijn Hoorn-Medemblik. De bedrijventerreinen Westerspoor en Spoorstraat zijn volledig uitgegeven en bebouwd.
Figuur 1.
Faseringstekening bedrijventerrein Overspoor en omgeving
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 2
124105
Uitbreiding van het bedrijventerrein Overspoor heeft plaatsgevonden in Overspoor-Oost fase I (in figuur 1 aangegeven met I). Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 7 april 2011. De gemeente Medemblik onderzoekt de mogelijkheden om een betere uitstraling te krijgen van het totale gebied en de mogelijkheden de ontsluiting van het bedrijventerrein te verbeteren. Aangezien het huidige bedrijventerrein Overspoor nagenoeg is volgebouwd, heeft de gemeente Medemblik de ambitie om het bedrijventerrein Overspoor verder uit te breiden om schuifruimte te creëren voor het in gang zetten van de herstructurering. 1. 2. Planologische regeling Het vigerende bestemmingsplan is het Bestemmingsplan “Landelijk gebied 2010”, vastgesteld op 11 oktober 2010. In dit bestemmingsplan heeft het gebied de bestemming “Gemengd”. Deze gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Daarnaast heeft een klein deel van het betrokken gebied de bestemming “Water”. De beoogde uitbreiding van Overspoor-Oost fase II is binnen deze bestemmingen niet toegestaan. Hiervoor dient een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Met dit bestemmingsplan wordt daaraan invulling gegeven. 1. 3. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is een beschrijving gegeven van de uitbreiding van Overspoor-Oost fase II. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plan. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een beschrijving gemaakt van beleid dat een relatie heeft met het plangebied. In hoofdstuk 4 wordt op de diverse omgevingsaspecten ingegaan. Een juridische beschrijving van het plan is gegeven in hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de diverse bestemmingen. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het plan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het kostenverhaal.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
2.
blz 3
BESCHRIJVING VAN HET PLAN
2. 1. Uitbreiding Overspoor-Oost fase II Het plangebied ligt ten zuiden van het huidige bedrijventerrein Overspoor-Oost fase I. Het plangebied sluit aan op dit bestaande bedrijventerrein. Op dit moment bestaat het plangebied uit agrarische cultuurgrond. Tussen de agrarische percelen liggen diverse sloten. Op de luchtfoto is de huidige situatie weergegeven (figuur 2).
Figuur 2.
Luchtfoto van het plangebied met uitbreidingslocatie(bron gemeente)
Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Overspoor is uitgegaan van een uitbreiding in zuidelijke richting. Gezien het niet op minnelijke wijze kunnen verkrijgen van deze gronden heeft de gemeente Medemblik gekozen voor uitbreiding in oostelijke richting, bestaande uit twee fasen, zoals weergegeven in figuur 1 (aangeduid als I en II). Deze uitbreiding is opgenomen in de planningsopgave voor Noord-Holland Noord. In bijlage 3 van de provinciale structuurvisie is OverspoorOost opgenomen als zacht plan met een netto oppervlakte van 8,2 ha (fase I en fase II). In het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitplan is de ligging en de omvang van het bedrijventerrein zoals aangegeven in figuur 1 dan ook uitgangspunt.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 4
124105
2. 2. Gewenste ontwikkeling In Wognum dient nieuwe ruimte voor lokale bedrijvigheid te worden gecreëerd, want het overgrote deel van terreinen voor bedrijven is uitgegeven. De uitbreiding is nadrukkelijk bedoeld om schuifruimte te creëren voor het in gang zetten van de herstructurering en om toekomstige bedrijfsverplaatsingen uit de linten mogelijk te maken. Bij de daadwerkelijke ontwikkeling van Overspoor fase II wordt als voorwaarde betrokken een hoge uitgifte van het al gerealiseerde deel van Overspoor. In het apart opgestelde beeldkwaliteitplan (zie bijlage 1) is onderzocht hoe het plan aansluit op de landschappelijke structuur en op welke wijze het terrein het beste landschappelijk ingepast kan worden. Resultaat hiervan is een uitbreiding aansluitend op Overspoor-Oost fase I zoals opgenomen in figuur 3. In regionaal verband is afgesproken het bedrijventerrein met name voor de lokale markt te ontwikkelen. Om het lokale karakter te benadrukken wordt ingezet op een toegelaten milieucategorie van maximaal 3.2. en wordt gestreefd naar een maximum kaveldiepte van 50 meter. Dit sluit aan op de bestaande categorisering en verkaveling van Overspoor-Oost fase I.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
Figuur 3.
blz 5
Voorkeursmodel uitbreiding bedrijventerrein Overspoor-Oost fase II
Detailhandel Detailhandel met een maximum oppervlakte van 1.500 m2 is op alle bedrijventerreinen toegestaan mits deze gericht is op de traditionele PDV branches (als auto’s, boten en caravans, woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra). E-commerce is bij recht toegestaan, mits ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsuitoefening. Bedrijfswoningen Conform het locatiebeleid en het segment “modern gemengd vestigingsmilieu B2b” dat voor alle bedrijventerreinen in de gemeente Medemblik geldt, wordt menging met wonen uitgesloten. Bevi-inrichtingen In het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Medemblik is ervoor gekozen geen nieuwe Bevi-inrichtingen mogelijk te maken. Overeenkomstig de Beleidsvisie externe veiligheid Medemblik 2011-2016 zal in regionaal verband clustering van risicobedrijventerreinen plaatsvinden, hetgeen er op neerkomt dat nieuwe vestiging van Bevi-inrichtingen op de bedrijventerreinen in Medemblik niet wenselijk wordt geacht. Ook op de uitbreiding van Overspoor-Oost fase II wordt de oprichting van Bevi-inrichtingen uitgesloten. Windmolens Gezien het kleinschalig karakter van de bestaande bedrijventerreinen in Medemblik worden geen solitaire windmolens toegestaan. Bebouwingsmogelijkheden Binnen het daartoe aangewezen bouwvlak is een maximale bouwhoogte opgenomen van 10 meter. Hiermee wordt aangesloten op het vigerend bestemmingsplan van het aansluitend bedrijventerrein.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 6
124105
Parkeren De parkeerbehoefte dient op eigen terrein te worden opgevangen. De grootte van de parkeerbehoefte hangt af van de typen van bedrijven dat zich op het terrein vestigt. In onderstaand tabel zijn de parkeerkencijfers (benodigd aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak) voor de verschillende typen bedrijven opgenomen. Deze komen overeen met hetgeen voor Overspoor-Oost fase I is gehanteerd. Arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven Arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven Arbeidsintensieve/bezoekersintensieve bedrijven Bedrijfsverzamelgebouw
minimaal 0,8 2,5 1,6 0,8
Maximaal 0,9 2,8 1,8 1,7
Welstand In de Welstandsnota Medemblik ‘herziening 2010’ zijn de bedrijventerreinen in Medemblik ondergebracht in gebied 16 ‘Bedrijventerreinen’. Ook voor de uitbreiding van Overspoor is dit welstandsbeleid van toepassing. In 2014 is deze welstandsnota overigens geëvalueerd en opnieuw vastgesteld. Voor het onderhavige bestemmingsplan heeft dit geen specifieke consequenties. 2. 3. Overleg provincie Noord-Holland Voor de zorgvuldige planning van bedrijventerreinen voert de provincie samen met de gemeenten behoefteramingen uit waarin het aanbod aan bedrijventerreinen wordt afgestemd op de geraamde vraag. De in de Structuurvisie 2040 opgenomen themakaart “Economische activiteiten, bestaande bedrijventerreinen” is een resultante van afspraken over bedrijventerreinen en kantoren op de 6e Noordvleugelconferentie van 16 februari 2007 en de recente behoefteramingen bedrijventerreinen Noord-Holland Noord tot 2020 (vastgesteld op 3 februari 2009). De planningsopgave voor Noord-Holland Noord bestaat uit harde plannen (vastgestelde bestemmingsplannen) en zachte plannen (bestemmingsplannen per 10 maart 2009 nog niet vastgesteld). In augustus 2013 is in opdracht van de provincie een nieuwe behoefteraming gemaakt voor Noord-Holland Noord. Uit dit onderzoek komt naar voren dat nieuwe ruimtelijke ontwikkeling met name gerelateerd zijn aan een vervangingsmarkt en in mindere mate aan een uitbreidingsmarkt. De uitbreiding Overspoor II dient daarom sterk in relatie tot kwaliteitsontwikkeling van het bedrijventerrein als geheel gezien te worden. In bijlage 3 van de provinciale structuurvisie is Overspoor-Oost opgenomen als zacht plan met een netto oppervlakte van 8,2 ha. De uitbreiding van het bedrijventerrein Overspoor-Oost fase II ligt buiten ‘Bestaand Bebouwd Gebied’. Volgens artikel 11 lid 1 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie kan een bestemmingsplan binnen Bestaand Bebouwd Gebied voorzien in een nieuw bedrijventerrein of uitbreiding van een bestaand terrein voor zover deze in overeen-
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 7
stemming zijn met de geldende provinciale planningsopgave. Aangezien het plangebied buiten Bestaand Bebouwd Gebied ligt zal de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied aangepast moeten worden om de uitbreiding van OverspoorOost fase II mogelijk te maken. Overigens dient ook voor het op 7 april 2011 vastgestelde bestemmingsplan Overspoor-Oost fase 1 de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied nog te worden aangepast. Gedeputeerde Staten kunnen de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied wijzigen. Om te voldoen aan de provinciale verordening is volgens de richtlijn van de provincie een beeldkwaliteitplan opgesteld (zie bijlage 1).
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 8
3.
124105
BELEIDSKADER
3. 1. Rijksbeleid 3.1.1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke druk te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. 3.1.2. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn: 1. Rijksvaarwegen 2. Mainportontwikkeling Rotterdam 3. Kustfundament 4. Grote rivieren 5. Waddenzee en waddengebied 6. Defensie 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen 8. Elektriciteitsvoorziening 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen 10. Ecologische hoofdstructuur 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied raken geen rijksbelangen. 3.1.3. Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan, dat op 22 december 2009 is vastgesteld, vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de daarop gebaseerde nota’s. Het beleid van dit plan is gericht op: 1. een goede bescherming tegen overstroming; 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte; 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit; 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 9
3.1.4. Kaderrichtlijn Water Deze richtlijn, die sinds 2000 van kracht is, heeft als doel om de kwaliteit van watersystemen in Europa te beschermen en waar nodig, te verbeteren. Hiervoor moet duurzaam watergebruik worden bevorderd en moeten lozingen van gevaarlijke stoffen worden teruggedrongen of beëindigd. De Kaderrichtlijn Water (KRW) richt zich op grond- en oppervlaktewater. De essentie van de KRW ligt in de stroomgebiedbenadering. Het beheer van rivieren wordt vanuit het stroomgebied benaderd. Het belangrijkste instrument van de KRW is het stroomgebied beheersplan, dat voor elk stroomgebiedsdistrict gemaakt moet worden. Deze stroomgebieden zijn weer onderverdeeld in deelstroomgebieden. De organisaties van de deelstroomgebieden hebben in 2009 stroomgebiedbeheersplannen ontwikkeld. De KRW stelt zich tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om: 1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren; 2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen; 3. het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging; 4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken. De KRW bevat tevens een instrumentarium om de doelstellingen te bereiken. De beschreven indeling in stroomgebieden is een van de instrumenten om het beleid van de richtlijn te realiseren. 3.1.5. Convenant Bedrijventerreinen 2011-2020 Eind 2009 hebben het (huidige) ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), het (huidige) ministerie Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) een ‘convenant Bedrijventerreinen 2011-2020’ ondertekend. Hierin streven partijen naar een zorgvuldig ruimtegebruik, het behoud van het landschap en kwalitatief en kwantitatief voldoende bedrijventerreinen. Doel van dit convenant is om gezamenlijk een succesvol, duurzaam en economisch verantwoord bedrijventerreinenbeleid af te spreken dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland. De rol van het Rijk bij herstructurering is gericht op het faciliteren van de inhaalslag van de herstructureringsopgave van 15.800 hectare in de periode 2009-2020, waarna de financiële betrokkenheid van het Rijk bij herstructurering van verouderde bedrijventerreinen na afronding van deze inhaalslag eindigt. 3.1.6. Wet op de Archeologische Monumentenzorg Het wettelijk kader voor de omgang met cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Per 1 september 2007 zijn door het in werking treden van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) de artikelen die over archeologie handelen, aangepast. Daarnaast zijn enkele artikelen van de Woningwet, Wet Milieubeheer en de Ontgrondingwet aangepast.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 10
124105
Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenwet doorgevoerd via een wijziging van artikel 3.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In de toelichting van een bestemmingsplan moet voortaan het volgende worden opgenomen: Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Hierdoor dienen cultuurhistorische waarden dus uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, dus niet alleen de archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. Dit is één van de pijlers van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo). De Rijksdienst helpt gemeenten om hieraan te voldoen met de Handreiking erfgoed en ruimte. Hierin staat hoe gemeenten een dergelijke inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt in deze handreiking aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan, compleet met voorbeeldbepalingen. 3. 2. Provinciaal beleid 3.2.1. Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Beide zijn per 1 november 2010 in werking getreden. De provincie Noord-Holland zet de komende dertig jaar in op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden omringd door aantrekkelijk recreatief groen. In de Structuurvisie geeft de provincie aan welke belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Hierbij gaat het om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw. De provincie gaat in de Structuurvisie onder andere in op “bedrijventerreinen” en “detailhandel”. Bedrijventerreinen Aangezien de (her-)ontwikkeling van bedrijventerreinen rekening moet houden met regionale economische verschillen, is de provincie verantwoordelijk voor de afstemming van de planning, realisatie, beheer en herstructurering van bedrijventerreinen. De Provincie wil het aanbod aan bedrijventerreinen zowel kwantitatief als kwalitatief zo goed mogelijk laten aansluiten op de vraag. Een zorgvuldige planning van bedrijventerreinen gaat uit van de SER-ladder. De SER-ladder houdt in dat bij een vraag naar ruimte eerst wordt gekeken of de bestaande ruimte benut kan worden, daarna of er door intensivering van de bouw voldaan kan worden aan de ruimtevraag en als ook dat niet (geheel) lukt, dat er dan uitbreiding plaats kan vinden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 11
In opdracht van de Provincie Noord-Holland heeft BCI een kwantitatieve behoefteraming gemaakt voor de regio Noord-Holland Noord voor bedrijventerreinen, kantoren en zeehaventerreinen, die tevens meer inzicht geeft in de gevraagde ruimte en ruimtelijke kwaliteit van een aantal belangrijke economische speerpunt clusters. Dit rapport ‘Ruimtebehoefte werklocaties Noord-Holland Noord, “van ruimtevraag naar visie op de ruimte”’ is globaal van karakter en gaat uit van een drietal uiteenlopende economische scenario’s. Belangrijkste conclusies die naar voren komen is dat er op langere termijn waarschijnlijk sprake is van overaanbod van zowel thematische bedrijventerreinen als van gemengd bedrijventerreinen. In plaats van een uitbreidingsmarkt zal in sterkere mate sprake zijn van een vervangingsmarkt. Regionale afstemming en het beperken van het aanbod is van belang om te zorgen voor een goede marktwerking. Een goede kwaliteit van het bedrijventerrein zal in toenemende mate een onderscheidende vestigingsfactor vormen. De uitbreidingsfase Overspoor II vormt in dit licht de mogelijkheid voor het creëren van ruimte voor kwaliteitsverbetering en het opwaarderen van het gehele bedrijventerrein Overspoor. Een zorgvuldige planning betekent ook dat door middel van goede monitoring vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd en bijstelling plaatsvindt op behoefteramingen en opgaven in regio’s. De Provincie vindt het belangrijk dat de juiste bedrijven op de juiste plek terecht komen, zodat zij optimaal kunnen worden gefaciliteerd. De Provincie onderscheidt daartoe vijf soorten terreinen: droge terreinen (zoals onderhavige bedrijventerrein in Wognum), zeehaventerreinen, kantoorlocaties, en specifieke terreinen voor de mainports Noordzeekanaalgebied en Schiphol. Voor deze verschillende soorten terreinen geldt deels verschillend beleid. Bij alle locaties staan efficiënt ruimtegebruik en verbetering van kwaliteit centraal. Voor de zorgvuldige planning van bedrijventerreinen voert de provincie samen met de gemeenten behoefteramingen uit waarin het aanbod aan bedrijventerreinen wordt afgestemd op de geraamde vraag. De in de Structuurvisie 2040 opgenomen themakaart “Economische activiteiten, bestaande bedrijventerreinen” is een resultante van afspraken over bedrijventerreinen en kantoren op de 6e Noordvleugelconferentie van 16 februari 2007 en de recente behoefteramingen bedrijventerreinen Noord-Holland Noord tot 2020 (vastgesteld op 3 februari 2009). In bijlage 3 van de provinciale structuurvisie is Overspoor-Oost (fase I en II) opgenomen als zacht plan met een netto oppervlakte van 8,2 ha. De planningsopgave voor Noord-Holland bestaat uit harde plannen (onherroepelijk bestemmingsplan), zachte plannen (bestemmingsplan is nog niet onherroepelijk, maar er heeft wel regionale afstemming plaats gevonden over nut en noodzaak) en strategische reserves (bedrijventerreinen waarvan de behoefte nader moet worden onderbouwd).
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 12
124105
Uit de regionaal vastgestelde planning bedrijventerreinen West-Friesland 2009, blijkt dat regionale afstemming heeft plaatsgevonden, zij het dat de eerste uitgifte in fase II in 2021 is gepland. In 2011 is het Regionaal Bedrijventerreinen Programma Westfriesland vastgesteld met daarin aandacht voor onder meer programmering en planning van bedrijventerreinen. Overspoor fase II is in dit programma aangegeven als uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein waarvoor afstemming plaats dient te vinden in de VVRE 1. Voor de gehele regio is de meest recente behoefteraming uitgevoerd in 2013. In opdracht van de Provincie Noord-Holland en de gemeenten heeft BCI een kwantitatieve behoefteraming gemaakt voor de regio Noord-Holland Noord voor bedrijventerreinen, kantoren en zeehaventerreinen. In het behoefteonderzoek zijn drie scenario’s ontwikkeld, alle scenario’s gaan uit van een significant lagere ruimtevraag naar bedrijventerreinen dan voorheen is geprognotiseerd. De bestuurders van de gemeenten in West-Friesland hebben afgesproken om het economisch impulsscenario als uitgangspunt voor de planning en ontwikkeling van bedrijventerreinen in West-Friesland te hanteren. In dit scenario wordt uitgegaan van versterking van de economische speerpuntclusters. De behoefte is geraamd op circa 33 ha in de periode tot 2020, tegenover een aanbod van 161 ha. In de periode daarna vlakt de behoefte af tot enkele hectares per decennium. In totaal wordt uitgegaan van circa 50ha in de periode tot 2040. Momenteel wordt in de regio een kwalitatieve visie opgesteld over de planning van bedrijventerreinen in West-Friesland in opdracht van de Provincie. Voor de bedrijventerreinen Distriport en ’t Zevenhuis zijn in 2011 behoefteramingen gemaakt. Uit dit onderzoek komt naar voren dat totaal in Westfriesland 2,3 hectare uitgegeven was, terwijl er in de prognose voor 2011 was uitgegaan van 5,2 hectare. Conclusie is dat de uitgifte achterblijft bij de gemiddelde historische uitgifte en de prognoses ten opzichte van de vastgestelde planning. Ook met betrekking tot het aanbod is er een afwijking van de regionale planning. Inmiddels is een groot aantal voorgenomen plannen beperkt ten opzichte van oorspronkelijke programma. Zo zijn capaciteiten van de bedrijventerreinen ’t Zevenhuis in Hoorn en Distriport in Koggenland aanzienlijk terug gebracht. De uitbreiding van het bedrijventerrein Overspoor heeft een relatief beperkte omvang en is hierdoor goed te monitoren. Het terrein geeft de gelegenheid om ruimte te creëren voor herstructurering van het bestaande bedrijventerrein Overspoor en snel te kunnen inspelen op toekomstige bedrijfsverplaatsingen uit de linten. Daarbij geldt dat de herstructurering van het bestaande gedeelte van het bedrijventerrein Overspoor is opgenomen als Provinciaal herstructureringsplan. Voor de herstructurering is, met behulp van een provinciale subsidie, de Ontwikkelingsvisie Overspoor opgesteld, waarin rekening wordt gehouden met de beoogde uitbreiding Overspoor-Oost fase II. Bij de daadwerkelijke ontwikkeling van Overspoor fase II wordt als voorwaarde betrokken een hoog uitgiftepercentage van het al gerealiseerde deel van Overspoor, een gefaseerde aanleg en afstemming op de specifieke vraag. 1)
Westfries Bestuurlijk overleg Verkeer & vervoer, Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Economische aangelegenheden
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 13
De uitbreiding van het bedrijventerrein Overspoor-Oost fase II ligt buiten ‘Bestaand Bebouwd Gebied’. Volgens artikel 11 lid 1 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie kan een bestemmingsplan binnen Bestaand Bebouwd Gebied voorzien in een nieuw bedrijventerrein of uitbreiding van een bestaand terrein voor zover deze in overeenstemming zijn met de geldende provinciale planningsopgave. Aangezien het plangebied buiten Bestaand Bebouwd Gebied ligt zal de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied aangepast moeten worden om de uitbreiding van Overspoor-Oost fase II mogelijk te maken. Overigens dient ook voor het op 7 april 2011 vastgesteld bestemmingsplan Overspoor-Oost fase 1 de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied nog te worden aangepast. Gedeputeerde Staten kunnen de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied wijzigen. Detailhandel Detailhandel in de binnensteden is belangrijk voor de economie en draagt bij aan de leefbaarheid en toeristische aantrekkelijkheid van Noord-Hollandse steden. De Provincie Noord-Holland hecht aan de instandhouding van de hoofdwinkelstructuur en wil stedelijke detailhandel behouden en versterken. Zij beschouwt nieuwe vormen van detailhandel hierbij als een welkome aanvulling, indien deze de bestaande structuur niet aantasten. De Provincie Noord-Holland onderscheidt in haar detailhandelsstructuur hoofdwinkelcentra, bovenlokaal verzorgende centra, lokaal verzorgende centra, perifere locaties en thematische centra. Deze vormen hebben ieder hun eigen economische en sociale functies. Voor de provincie staat de versterking van de hoofdwinkelcentra, die ook voor het toerisme en het behoud van levendige binnensteden van belang zijn, centraal. De provincie zorgt voor monitoring en via regionale adviescommissies voor regionale afstemming van bovenlokale detailhandelsontwikkeling. In artikel 5 en 6 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie wordt ingegaan op detailhandel. Om duidelijkheid te verschaffen welke regels voor deze bestemming van toepassing is, volgt onderstaand de letterlijke tekst uit de PRVS. Artikel 5 Volumineuze detailhandel op bedrijventerreinen Lid 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om detailhandel uit te oefenen op een bedrijventerrein of kantoorlocatie. Lid 2. Het eerste lid is niet van toepassing op: a. Een afhaalpunt ten behoeve van e-commerce b. Onzelfstandige detailhandel die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 14
124105
Lid 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan in een bestemmingsplan voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties regels worden opgenomen ten behoeve van vestiging van volumineuze, brand of explosiegevaarlijke detailhandel die in binnensteden en wijkwinkelcentra uit een oogpunt van hinder, veiligheid of verkeeraantrekkende werking niet inpasbaar zijn. Artikel 6 Grootschalige (perifere) detailhandel De provincie verstaat onder grootschalige (perifere) detailhandel: detailhandel groter dan 1.500 m2 vloeroppervlak (buiten bestaande winkelcentra) en groter dan 5.000 m2 (binnen bestaande winkelcentra). Lid 1 Een bestemmingsplan kan - met in achtneming van het bepaalde in artikel 15 (zie onderstaand) - voorzien in grootschalige (perifere) detailhandelsvestigingen: a. op een locatie gelegen in af aansluitend op bestaande binnensteden en winkelcentra indient dit aantoonbaar niet leidt tot ernstige verstoring en/of duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur; b. als in de binnensteden en/of wijkwinkelcentra aantoonbaar geen ruimte gevonden kan worden en; c. als aantoonbaar sprake is van thematische binding aan een bestaande perifere locatie. Lid 2 De toelichting bij het bestemmingsplan dat nieuw toe te voegen grootschalige (perifere) detailhandel mogelijk maakt geeft aan in hoeverre regionale afstemming heeft plaatsgehad binnen de regionale adviescommissie en maakt melding van het advies van deze commissie. Artikel 15 van de PRVS stelt ruimtelijke kwaliteitseisen ingeval van verstedelijking in het landelijk gebied. Artikel 15 is dus niet van toepassing in het onderhavig bestemmingsplan. Toelichting PRVS op artikelen 5 en 6: Ook ten aanzien van de (grootschalige, perifere en volumineuze) detailhandel schrijft het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AmvB Ruimte) regels in de verordening voor. Het betreft hier de toepassing van het bundelingsbeleid en de SER-ladder. De SER ladder houdt in dat bij een vraag naar ruimte eerst wordt gekeken of de bestaande ruimte benut kan worden, daarna of er door intensivering van de bouw voldaan kan worden aan de ruimtevraag en als ook dat niet (geheel) lukt, dat er dan uitbreiding plaats kan vinden. Daarnaast heeft de provincie op 9 februari 2009 een provinciale detailhandels- en leisurevisie vastgesteld waarin de provincie haar beleid heeft vastgelegd. Het gaat hier om de uitbreidingsvraag binnen de provincie en betreft het gebied zowel binnen als buiten bestaand bebouwd gebied. Het oprichten van regionale adviescommissies die het aanbod
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 15
van grootschalige (perifere) detailhandel regionaal afstemt komt eveneens voort uit de eerder genoemde detailhandels- en leisurevisie (zie 2.2.4.). 3.2.2. Een goede plek voor ieder bedrijf 2) Met de publicatie van de Nota Ruimte heeft het rijk voor het locatiebeleid een nieuwe richting ingezet. Tegelijkertijd is het locatiebeleid door het rijk gedecentraliseerd. Provincies, kaderwetgebieden en gemeenten wordt gevraagd de globale rijksdoelstellingen en uitgangspunten, zoals verwoord in de Nota Ruimte, uit te werken. Met de op 26 april 2005 door Gedeputeerde Staten vastgestelde nota “Een goede plek voor ieder bedrijf” geeft de provincie Noord-Holland vorm aan het locatiebeleid. Bij besluit van 9 februari 2009 hebben Gedeputeerde Staten dit beleid bevestigd en verder uitgewerkt. Hiermee geeft de provincie vorm aan een nieuw locatiebeleid als uitvoering van de Nota Ruimte. De kern van het (nieuwe) locatiebeleid is het bieden van een geschikte vestigingsplaats voor iedere activiteit met economische gevolgen, te weten bedrijvigheid en grootschalige voorzieningen. Daarbij gaat het niet meer alleen om mobiliteitsaspecten, maar wordt het locatiebeleid verbreed tot: • Economische ontwikkelingsmogelijkheden in de vorm van het bieden van voldoende geschikte vestigingsplaatsen voor de diverse activiteiten. • Bereikbaarheidsaspecten in de vorm van doelmatig gebruik van alle voor personen en goederen over weg, spoor en water beschikbare vervoersmogelijkheden. • Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit in de vorm van efficiënt ruimtegebruik, functiemenging, variatie in vestigingsmilieus, kwaliteit van de leefomgeving en voldoende parkeerfaciliteiten. • Bedrijven die uit oogpunt van veiligheid, hinder en verkeeraantrekkende werking niet inpasbaar zijn, ruimte te bieden op daarvoor te bestemmen (bedrijven)terreinen. • Het bieden van ruimte aan bedrijven en voorzieningen die omvangrijke goederenstromen oproepen en/of een sterke verkeeraantrekkende werking hebben op locaties met een goede aansluiting op (verschillende) verkeers- en vervoersverbindingen. Het provinciale locatiebeleid gaat uit van twee soorten vestigingsmilieus, te weten stedelijke vestigingsmilieus en specifieke werkmilieus. Bij de stedelijke vestigingsmilieus gaat het om (inter)nationale toplocaties en buiten de stedelijke centra (maar in of aan het stedelijk gebied) gelegen vestigingsmilieus. De specifieke werk- en voorzieningenmilieus zijn de overige milieus waar het locatiebeleid van toepassing op is. Specifieke werkmilieus De specifieke werkmilieus welke door de provincie zijn onderscheiden, zijn zeer verscheiden van aard en ook bedoeld om aan zeer verscheiden activiteiten een 2)
Een goede plek voor ieder bedrijf, naar een nieuw locatiebeleid in Noord-Holland. Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 26 april 2005.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 16
124105
vestigingsplaats te bieden. Hier worden vestigingsmogelijkheden geboden aan activiteiten die door hun aard, schaal en gevolgen niet goed inpasbaar zijn in zowel woongebieden als in gemengde gebieden. Dit omdat functiemenging, die het gevolg zou zijn van vestiging in woongebieden en (sub-)centra, vanuit de beginselen van een goede ruimtelijke ordening ongewenste gevolgen zouden hebben. Deze specifieke werkmilieus zijn in principe bestemd voor bedrijven en daarnaast onder voorwaarden voor de overige activiteiten, zoals genoemd in de omschrijving van de hier onderscheiden locatietypen. Ook in de specifieke werkmilieus gelden principes als differentiatie en selectiviteit. Juist vanwege de veelheid aan activiteiten dient een gedifferentieerd aanbod van vestigingsmilieus tot stand te komen. Uit een oogpunt van selectiviteit dient deze differentiatie te worden gehandhaafd. Dit omdat een aantal van deze locatietypen schaars zijn en ook, zoals hiervoor opgemerkt, omdat de activiteiten die op de specifieke werkmilieus een plaats moeten vinden niet verenigbaar zijn met andere activiteiten. Daarom zijn bedrijfswoningen alleen toegestaan indien deze geen extra ruimte aan de hier gevestigde economische functies of voorzieningen onttrekken. Met ruimte wordt hier zowel op fysieke als op milieuruimte gedoeld. Bedrijfswoningen mogen dus niet leiden tot een geringere ruimte voor de functies waarvoor de aangewezen terreinen zijn bedoeld. Afwijkingen van het beleid dienen met redenen te worden omkleed. Tevens dienen maatregelen te worden aangegeven met behulp waarvan de (negatieve) gevolgen kunnen worden tenietgedaan of verzacht. Indien op delen van bedrijventerreinen een andere bestemming wenselijk is dan waarvoor deze (primair) bedoeld zijn moet voor dit verlies aan capaciteit compensatie worden gevonden binnen de desbetreffende regio. Dit laatste omdat in de behoefteramingen geen rekening is gehouden met dergelijke functieveranderingen. Vier hoofdcategorieën specifieke werkmilieus Onderscheiden worden vier hoofdcategorieën specifieke werkmilieus. Deze zijn uitgangspunt voor intergemeentelijke structuurplannen en structuurvisies en de regionale bedrijventerreinvisies: - Vrije tijdseconomie, volumineuze detailhandel en industrieel erfgoed (B1). - Bedrijvenparken en modern gemengde vestigingsmilieus (B2). - Zware industrieterreinen en haven- en kadegebonden bedrijven (B3). - Transport- en distributieterreinen en agribusinessterreinen (B4). Deze categorieën worden ieder verdeeld in 2 subcategorieën. Deze laatste zijn uitgangspunt voor gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor bestemmingsplannen en andere gemeentelijke planologische besluiten geldt dat duidelijk moet worden tot welke categorie uit de typologie deze behoren. Op basis hiervan dient in de bij een bestemmingsplan behorende voorschriften duidelijk te worden welke activiteiten zich mogen vestigen in het plangebied. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet de gemeente aangeven welke vestigingsmilieus het bestemmingsplan omvat in het geval het bestemmingsplan
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 17
bedrijven en/of voorzieningen bevat. In de “Monitor bedrijventerreinen provincie Noord-Holland 2008” 3) is aangegeven dat alle bedrijventerreinen in de gemeente Medemblik met uitzondering van het WFO-Oost en Tender, vallen onder het segment “modern gemengde vestigingsmilieus” (B2b). De uitbreiding van OverspoorOost fase II valt dan ook onder dit segment. Bedrijvenparken en modern gemengde vestigingsmilieus (B2) Bedrijventerreinen, zoals eerder geconstateerd, zijn vanwege de aard van de te vestigen activiteiten zeer divers van karakter. Kwaliteit van de ruimtelijke inrichting is een belangrijk uitgangspunt bij zowel nieuwe als te herstructureren bedrijventerreinen. Onder kwaliteit van de ruimtelijke inrichting wordt verstaan een zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik op lokaal en regionaal niveau, een goede kwaliteit van de inrichting van de locaties en inpassing in de omgeving. Er is een doelstelling opgenomen van 10% ruimtewinst door zuiniger ruimtegebruik. Het onderscheid tussen de locatietypen ‘bedrijvenparken’ (B2a) en de ‘modern gemengde vestigingsmilieus’ (B2b) is gelegen in het hoogwaardige karakter van de eerste. Aan het ‘modern gemengde vestigingsmilieu’ wordt deze eis niet gesteld. Voor beide geldt dat verdringingsprocessen er niet toe mogen leiden dat deze locaties zodanig van karakter veranderen dat andere bedrijvigheid dan lichte industrie de overhand krijgt. De voorschriften van gemeentelijke planologische besluiten zullen mede op dit aspect worden bezien. Kenmerk van dit soort bedrijventerreinen met een modern gemengd vestigingsmilieu is: Karakter : bedrijventerreinen voor lichte industrie. Kenmerken : geen bijzondere kenmerken. Eisen : geen bijzondere eisen, kwaliteitsverbetering veelal gewenst, geen menging met wonen mogelijk. Ligging : overal binnen het stedelijk gebied mogelijk Ontsluiting : per auto Vestiging van : • lichte industrie (milieucategorie 2-3/4) als primaire activiteit; • bouw; • groothandel; • detailhandel in volumineuze goederen (met inbegrip van A, B, en C goederen 4), tuincentra, geconcentreerde meubeldetailhandel (meubelboulevards) en bouwmarkten, mits de vestiging goed onderbouwd is (de traditionele PDV branches) 5); 3)
4)
5)
Monitor bedrijventerreinen provincie Noord-Holland 2008, waarvan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 3 februari 2009 kennis hebben genomen en deze monitor zal gebruiken om het regionale bedrijventerreinenbeleid actief bij te sturen. Detailhandel in volumineuze goederen volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans. PDV branches: De branches in ‘volumineuze artikelen’: auto’s, boten en caravans (ABCbranches), woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 18
124105
• kantoren (zonder baliefunctie). Voor de niet-primaire activiteiten (detailhandel in volumineuze goederen en dergelijke en kantoren) geldt dat de vestigingslocatie multimodaal ontsloten moet zijn en dat de ruimte die met deze functies is gemoeid zoveel mogelijk gelijktijdig elders in de regio gecompenseerd dient te worden. Dit laatste houdt in dat de eventuele procedure, die voor een dergelijke compensatie noodzakelijk is, gelijktijdig in gang gezet dient te worden. 3.2.3. Detailhandels- en leisurevisie Noord Holland De provincie geeft in het rapport ‘Detailhandel- en leisurevisie Noord Holland’ van mei 2009 prioriteit aan hoofdwinkelgebieden. Deze hoofdwinkelgebieden zijn bepalend voor de aantrekkingskracht voor de Noord-Hollandse detailhandelstructuur en (boven)regionale koopkrachtbinding. Dit betekent ook dat uitbreidingen en nieuwe ontwikkelingen bij voorkeur in of aansluitend op deze bestaande hoofdwinkelgebieden worden geaccommodeerd. De provincie is terughoudend in het ontwikkelen van nieuwe winkelgebieden. Hoofdwinkelgebieden zijn in eerste instantie stadscentra en grote perifere locaties. Deze locaties zijn omvangrijk (ten minste 30.000 m2 winkelvloeroppervlakte (wvo)) en hebben een gedifferentieerd aanbod. Regionale adviescommissie De provincie acht het nodig om een regionale adviescommissie in te stellen, naar voorbeeld van de Regionale Winkelplanningscommissie van Stadsregio Amsterdam, en naar voorbeeld van de platforms Regionale Economische Ontwikkeling (REO) van de provincie Zuid-Holland. De taak van de regionale adviescommissies is het adviseren over grootschalige ontwikkelingen. Ontwikkelingen groter dan 1.500 m2 winkelvloeroppervlakte (wvo) op perifere locaties, en 5.000 m2 binnenstedelijk zijn grootschalig, en moeten worden voorgelegd aan de regionale adviescommissie. Ontwikkelingen van deze orde hebben impact op de regionale structuur en koopstromen. Voor een juiste beoordeling is een goede onderbouwing noodzakelijk, bijvoorbeeld in de vorm van een distributieplanologisch onderzoek. Hierin moeten onder meer de plaats en het draagvlak van de ontwikkeling vanuit de regionale structuur en markt, de mobiliteitseffecten en de ruimtelijke inpassing worden onderzocht. De ontwikkelingen mogen niet leiden tot duurzame ontwrichting van de bestaande structuur. De verplichting om grootschalige initiatieven in te brengen in regionale adviescommissies heeft de provincie vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Perifere detailhandel vestigingslocaties Dit zijn winkelconcentraties op perifere locaties (betreft de ligging van voorzieningen ten opzichte van de bestaande winkelconcentraties: niet in bestaande winkelgebieden, maar wel binnen de bebouwde kom).
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 19
In de traditionele benadering is branchebeperking kenmerkend voor PDV 6)locaties (alleen voor volumineuze goederen), en omvangregulering voor GDV 7) locaties (winkels groter dan 1.500 m2 vloeroppervlak). In Noord-Holland is een aantal PDV/GDV locaties gerealiseerd, waarvan de grootste zijn: Arena Boulevard Amsterdam, Cruquius Haarlemmermeer, Van Aalstweg Hoorn, Overstad Alkmaar, Ravelijn Den Helder, Woonboulevard Beverwijk en Zuiderhout Zaanstad. 1. De provincie laat het onderscheid tussen PDV en GDV los, en spreekt in plaats daarvan over ‘perifere locaties’. Het formuleren van branchebeperkingen en/of omvangbeperkingen, en handhaving van deze beperkingen, is een verantwoordelijkheid van de lokale overheid. Wat de provincie betreft moet het uitgangspunt zijn dat de perifere locatie een levensvatbaar gebied is voor specifieke doelgerichte aankopen met een lagere bezoekfrequentie dan een locatie voor dagelijkse boodschappen. 2. Perifere locaties zijn bedoeld voor de clustering van winkels die niet of zeer moeilijk kunnen worden ingepast in bestaande winkelgebieden. 3. Perifere ontwikkelingen mogen niet tot ontwrichting van de bestaande binnenstedelijke structuur leiden. In de provinciale detailhandelsvisie is opgenomen dat het provinciale locatiebeleid leidend is. In het provinciale locatiebeleid staat het volgende: • Op bedrijvenparken (groene werkgebieden) en modern gemengde vestigingsmilieus (bedrijventerreinen voor lichte industrie) is detailhandel mogelijk, als het gaat om A, B en C-goederen: auto’s, boten en caravans), tuincentra, geconcentreerde meubeldetailhandel (meubelboulevards) en bouwmarkten, mits de vestiging goed is onderbouwd. • Op kleinschalige ontwikkelingen is het locatiebeleid niet van toepassing. Deze ontwikkelingen zijn in principe overal binnen het stedelijk gebied mogelijk, mits de gevolgen voor de omgeving toelaatbaar zijn. Kleinschalig betekent in dit geval: detailhandelsvestigingen, anders dan volumineuze artikelen, buiten een bestaand of gepland winkelgebied van maximaal 1.500 m2 brutovloeroppervlakte. 3.2.4. Leidraad Landschap en Cultuurhistorie In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 is archeologie aangewezen als NoordHolland 2040 als één van de kernkwaliteiten van het landschap. Daarnaast gaat de provincie uit van een ontwikkelingsgerichte benadering, omdat ook tegenwoordige ruimtelijke ontwikkelingen het landschap vormen, zodat zorgvuldig wordt om6)
7)
Perifere detailhandel vestigingslocatie: Detailhandellocaties buiten reguliere winkelcentra, maar wel binnen de bebouwde kom (aan stadsranden, langs grote wegen, op bedrijfsterreinen enzovoort). Voor PDV-locaties geldt branchebeperking. Deze branches zijn: ABC branches (auto’s, boten en caravans), woninginrichting (ook keukens), bouwmarkten en tuincentra. Er geldt geen omvangbeperking. Geconcentreerde grootschalige detailhandel vestigingslocatie: Detailhandellocaties op perifere locaties (buiten bestaande winkelcentra, maar binnen de bebouwde kom), bedoeld voor bundeling van grootschalige detailhandelsvestigingen. Het gaat om vestigingen groter dan 1.500 m2 wvo. Er geldt geen branchebeperking.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 20
124105
gegaan met de bestaande (historische) kenmerken van het landschap. In de PRVS heeft de provincie regels geformuleerd omtrent de inhoud van en de toelichting in bestemmingsplannen als er sprake is van provinciaal belang. In 2010 is de visie op de gewenste ruimtelijke kwaliteit vastgelegd in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (Provincie Noord-Holland, 2010). Deze vernieuwde leidraad is uitwerking van het in 2006 vastgestelde Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, dat werd gebruikt als leidraad voor ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen en structuurplannen. Daarnaast bood het handreikingen aan gemeenten om landschap en cultuurhistorie als uitgangspunt te gebruiken bij planvorming. De provincie heeft 10 archeologische gebieden van provinciaal belang gedefinieerd. De gemeente Medemblik ligt in een dergelijk gebied: West-Friesland. Als in gebieden van provinciaal belang het maatschappelijk belang dusdanig groot is dat waardevolle archeologische vindplaatsen aangetast moeten worden, vraagt de provincie aan te geven op welke wijze archeologische waarden door compenserende maatregelen in het plan zijn ondergebracht. In dit bestemmingsplan behoeft geen beschermende regeling te worden opgenomen. 3.2.5. Conclusie provinciaal beleid De uitbreiding van Oosterspoor-Oost fase II past in de planningsopgave voor Noord-Holland Noord. Nadat Gedeputeerde Staten de begrenzing van het Bestaand Bebouwd Gebied heeft aangepast, past de uitbreiding van Overspoor-Oost fase II in het provinciaal beleid. 3. 3. Regionaal beleid 3.3.1. Regionaal Programma Bedrijventerreinen West-Friesland In 2011 is het Regionaal Programma Bedrijventerreinen West-Friesland vastgesteld met daarin aandacht voor onder meer programmering en planning van bedrijventerreinen. Overspoor fase II is in dit programma aangegeven als uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein waarvoor afstemming dient plaats te vinden in de VVRE. 3.3.2. Regionale detailhandelsvisie West-Friesland In de Regionale detailhandelsvisie West-Friesland van 2 april 2009 zijn Wognum, Wervershoof en Andijk als ‘lokaal verzorgend’ aangemerkt. Daar zijn lokale basisvoorzieningen, met een lokaal verzorgende functie, hoofdzakelijk de eigen kern, toegestaan. Dat is een lokale verantwoordelijkheid. Medemblik wordt met betrekking tot ‘grootschalige concentratie’ als bovenlokaal aangemerkt. In de gemeente Medemblik is deze uitgewerkt in de Structuurvisie Medemblik (zie paragraaf 3.4.1.). Voor de bedrijventerreinen in Medemblik is dan ook uitgangspunt dat overal webwinkels en postorderbedrijven zijn toegestaan. Hieronder wordt verstaan: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop, van goederen die uitsluitend worden verkocht door middel van een schrifteRho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 21
lijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld. Daarnaast wordt overal productiegebonden detailhandel toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel in voedings- en genotsmiddelen. Onder productiegebonden detailhandel wordt verstaan onzelfstandige detailhandel die behoord bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsvoering. Tot slot wordt overal lokaalverzorgende perifere detailhandel toegestaan onder voorwaarde dat deze per vestiging niet groter mag zijn dan 1.500 m2 winkelverkoopvloeroppervlak. Onder perifere detailhandel wordt verstaan detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen. Onder winkelvloeroppervlak (wvo) wordt verstaan winkelruimte die voor de consument toegankelijk is (dus exclusief magazijn, kantoor, etalage, etc.). Net als de gemeenten in NoordHolland Noord kiest de gemeente Medemblik ervoor bij perifere detailhandel nevenassortiment toe te staan voor zover zij zich beperkt tot 15% van het totale winkelverkoopvloeroppervlak met een maximum van 50 m2 wvo. Op het bedrijventerrein in Medemblik is een zone aangewezen (aangeduid met ‘perifere detailhandel’) waar de maximale maat van 1.500 m2 mag worden overschreden onder voorwaarde dat de vestiging van perifere detailhandel wordt afgestemd met de Regionale Advies Commissie. 3.3.3. Waterbeheersplan 2010-2015 Op 14 oktober 2009 heeft het college van hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het nieuwe “Waterbeheersplan 2010–2015 - Van veilige dijken tot schoon water” vastgesteld. In dit plan beschrijft het hoogheemraadschap de doelstellingen voor de periode 2010-2015. De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig: 1. het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren; 2. de verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden; 3. het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren; 4. het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. De uitgangspunten die het hoogheemraadschap hanteert bij zijn beleid, zijn de Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 22
124105
volgende: • het beheersgebied van het hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen; • dijkversterking blijft altijd mogelijk; • alle inwoners van het beheersgebied van het hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast; • watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier; • problemen worden opgelost waar ze ontstaan; • met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan; • niet alles kan overal; • samenwerking staat centraal; • water is een ordenend principe in de ruimtelijke inrichting; • het waterbeheer is toekomstgericht. 3. 4. Gemeentelijk beleid 3.4.1. Structuurvisie 2012-2022 Op 28 februari 2013 is de Structuurvisie 2012-2022 ‘Sterke kust en sterk achterland’ vastgesteld. De structuurvisie betreft een actualisatie en harmonisering van het beleid van de voormalige gemeenten Andijk, Medemblik en Wervershoof en bevat een beschrijving op hoofdlijnen van de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Daarbij worden de opgaven en ambities voor de komende tien jaar in beeld gebracht op het gebied van: regionale samenwerking, landschap en cultuurhistorie, wonen, voorzieningen en leefbaarheid, economie en bedrijvigheid, bereikbaarheid en ontsluiting, natuur en water en duurzaamheid. De titel van de structuurvisie verwijst naar de wens van de gemeente Medemblik om de kustlijn van Medemblik tot en met Andijk verder te ontwikkelen en het achterland te versterken. Andere belangrijke thema’s zijn verbreding van de economie en het gezond houden van de leefbaarheid in alle kernen. De planperiode van de structuurvisie loopt van 2012 tot 2022. De gemeente Medemblik streeft naar het herstellen van een evenwichtige woonwerk balans. Samen met de ondernemers in de regio wil de gemeente de komende jaren het goede ondernemingsklimaat handhaven en de werkgelegenheid in het gebied verbreden voor een betere aansluiting op de arbeidersmarkt. Dit betekent een focus die gericht is op de kwaliteit van de economische structuur die past bij hoog opgeleide beroepsbevolking, en niet in eerste instantie op het vergroten van de werkgelegenheid in het algemeen. De gemeente Medemblik biedt ruimte aan kansen die zich voordoen. Kansen vloeien voort uit de ligging aan het water (op het gebied van watersport, toerisme en recreatie), agrarische ontwikkelingen (nieuwe technologische ontwikkelingen en hoger opgeleiden, verbreding van de landbouw en vrijkomende agrarische locaties), zorg en welzijn (“healthyaging“) en vorming van clusters van onderwijs, onderzoek, overheid en bedrijven rond de kansrijke sectoren. In het samenwerkingsverband Westfriese gemeenten zet Medemblik zich in voor versterking van de kansrijke economische regionale clusters voor de toekomst: Agri, Health, Marin, Energy en Leisure.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 23
Voor de bestaande bedrijventerreinen wordt gestreefd naar kwaliteitsverbetering. De bestaande bedrijventerreinen hebben hun waarde voor de lokale bedrijvigheid bewezen en zullen dit blijven behouden. Verspreid over de gemeente liggen lokale bedrijventerreinen bij Medemblik, Andijk, Wervershoof, Midwoud, Sijbekarspel, Wognum, Nibbixwoud en Zwaagdijk, waarbij de laatste een regionale functie heeft (“modern gemengd” en “agribusiness”). In Nibbixwoud is ook een groot distributiebedrijf aan de A7 gevestigd. De regionale functie biedt kansen voor ondernemers langs de A7 en de Westfrisiaweg. De terreinen kunnen een kwaliteitsslag maken door revitalisering van de bestaande ruimte en gebouwen (hergebruik), door parkmanagement en door een verbeterde landschappelijke inpassing van enkele terreinen. Leegstand wordt hiermee voorkomen. Detailhandel is een belangrijke economische factor en levert tevens een bijdrage een de “beleving” van de leefbaarheid van de kernen. Gelet op ontwikkelingen (m.n. flinke terugloop bestedingen als gevolg van e-commerce) is sturing noodzakelijk om het voorzieningenniveau te optimaliseren. In het algemeen dient rekening te worden gehouden met een stevige reductie van winkelvloeroppervlakte. Op de bedrijventerreinen wordt ruimte geboden aan de aanwezige bedrijven en nieuwe ontwikkelingen zoals e-commerce en grootschalige detailhandel worden beperkt mogelijk onder de volgende voorwaarden: Het is niet gewenst dat er een nieuw grootschalig detailhandelscentrum gaat ontstaan in de gemeente. De pdv-locatie is bepaald op regionaal niveau en die ligt in Hoorn. • Lokale initiatieven zijn wel gewenst op bedrijventerreinen indien niet inpasbaar in bestaande winkelcentra. Wel streven naar beperkt aantal vestigingsplaatsen nabij andere winkels. • E-commerce beperkt mogelijk maken, want hier liggen kansen. Vestiging op bedrijventerreinen indien focus ligt op de logistieke functie. Eventueel specifieke mogelijkheden creëren nabij / aan de rand van bestaande winkelcentra. • De ruimtelijke structuur en het bedrijfsgenre van het bedrijventerrein zijn leidend. Het faciliteren van een goed ondernemingsklimaat kan de gemeente niet alleen. Hiervoor heeft zij de kennis en kunde van de ondernemers nodig. In samenwerking met ondernemers wenst de gemeente vestigingsplaatsfactoren vast te leggen: elk bedrijf op de juiste plaats, het ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen om startende bedrijven te faciliteren. Om zo de huidige bedrijven te behouden en nieuwe aan te trekken. Ook wil zij met ondernemers beleid ontwikkelen gericht op tegengaan van verpaupering en leegstand van detailhandelsgebieden en bedrijventerreinen. Parkmanagement kan hierbij helpen. 3.4.2. Duurzaamheid Het gemeentelijke beleid voor het toekomstgericht (duurzaam) ontwikkelen van de gemeente Medemblik is vastgelegd in de beleidsnota Duurzaam Medemblik. De brede aanpak van duurzaamheid maakt Medemblik concreet met de thema's:
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 24
124105
gebiedsontwikkeling, inkopen en aanbesteden, mobiliteit, energieopwekking, energiebesparing en bewustwording. Binnen deze thema's kan de gemeente sturen op duurzaamheid en toekomstbestendigheid. Medemblik als duurzame gemeente betekent ook dat er ruimte is voor economische groei, dat ontwikkelingen aansluiten op de identiteit van het landschap en dat er ruimte is voor participatie en flexibiliteit in gebruiksmogelijkheden van gebouwen en ruimte. De economische belangen, de sociaal maatschappelijke betekenis en de landschappelijke en natuurlijke basis zijn met elkaar in evenwicht. De bevolking van Medemblik is erg betrokken, er zijn veel vrijwilligers. Bewoners en bedrijven zijn belangrijke partners voor de gemeente om de (duurzame) ambities te verwezenlijken. Medemblik is (ook) in de toekomst een veilige en leefbare gemeente. Dit impliceert een aantrekkelijke, schone en herkenbare omgeving, waar de inwoners trots op zijn. Leefbaarheid hangt in belangrijke mate af van duurzaamheid. De milieuregelgeving, het milieubeleid (inclusief Europese Richtlijnen) dragen bij aan een gezond en veilig leefklimaat in een aantrekkelijke groene omgeving. Deze leefomgeving (met vitale natuur) wordt behouden. Nieuwe ontwikkelingen vinden plaats zonder de biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Medemblik heeft niet alleen oog voor de behoeften van nu, maar ook voor de leefbaarheid in de toekomst. Duurzaamheid staat vaak synoniem voor fysieke duurzaamheid: de dorpskernen worden ingericht zodat het energieverbruik vermindert en de CO2-uitstoot wordt beperkt. De structuurvisie biedt voorstellen om de dorpskernen fysiek en sociaal te verduurzamen. Energieneutraal bouwen wordt de norm voor de nabije toekomst. In de komende jaren gaat Nederland steeds energiezuiniger bouwen. Van een epc 04 (in 2015) tot energieneutraal in 2020. Dat ligt vast in Europees en Nederlands overheidsbeleid. Zeer energiezuinig en energieneutraal bouwen biedt nu al een marktvoordeel ten opzichte van standaard nieuwbouw. De gemeente Medemblik streeft naar een energie-efficiënte, duurzame omgeving. Medemblik wil de projectontwikkelaars meenemen in de transitie naar energieneutraal bouwen en/of renoveren. Hiervoor biedt de gemeente kosteloos een sublicentie van het programma GPR Gebouw (een online tool) aan om een objectief oordeel te kunnen geven over de duurzaamheid van de bouwplannen. De Milieudienst Westfriesland is in het bezit van een licentie en verstrekt op verzoek van de gemeente een sublicentie aan de ontwikkelaar, architect of bouwer. De gemeente maakt voor de geplande nieuwbouw afspraken met de ontwikkelende partij over het gebruik van dit programma. Fysieke duurzaamheid In aansluiting op de beleidsnota Duurzaam Medemblik is het streven om 20% van de huidige energievraag in de gemeente in 2020 met hernieuwbare energiebronnen op te wekken*. Dat kan binnen en buiten de gemeentegrenzen worden gerealiseerd. De fysieke duurzaamheid hangt samen met kleine interventies en
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 25
maatregelen in (de herontwikkeling van) de dorpskernen. Iedere ontwikkeling draagt bij aan de verduurzaming door bijvoorbeeld: • Alternatief voor fysieke oplossingen (o.a. digitaliseren). • Duurzaam slopen (afval is nieuwe grondstof). • Materiaalgebruik en -hergebruik. • Energiereductie en (collectieve) hernieuwbare energievoorzieningen**. • Verduurzaming mobiliteit. • Opzetten ecologische kringlopen; water, reststoffen en warmte/energie. • Sloten, binnenwater met elkaar verbinden. • Natuurvriendelijke oevers toepassen. • Aanleggen infrastructuur voor duurzame mobiliteit. Sociale duurzaamheid De dorpskernen staan centraal. Daar wordt geleefd (en veelal gewerkt). De bewoners hechten aan de buurt en moeten hun wooncarrière in de eigen buurt kunnen doorlopen. Daarvoor krijgen de dorpskernen een breder instrumentarium. Bijvoorbeeld: Andere vormen of collectief beheer van buurtgroen. Inrichting openbare ruimte afstemmen op wensen bewoners. Ruimte voor collectieve ontwikkelingen in de buurt/dorpskern (o.a. lokaal energiebedrijf).
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 26
4.
124105
OMGEVINGSASPECTEN
Met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan dient te worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van bedrijven en milieuzonering, bodem, ecologie, water, verkeer, geluid, lucht, externe veiligheid, archeologie, cultuurhistorie en kabels en leidingen. 4. 1. Bedrijven en milieuzonering Toetsingskader en beleid Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan In regionaal verband is afgesproken het bedrijventerrein met name voor de lokale markt te ontwikkelen. Om het lokale karakter te benadrukken wordt ingezet op een toegelaten milieucategorie van maximaal 3.2. Dit sluit aan op de bestaande categorisering van Overspoor-Oost fase I. Uitgaande van een maximum milieucategorie 3.2. dient een minimale afstand van 100 meter tot bestaande gevoelige objecten te worden aangehouden. Aan deze afstandseis wordt ruimschoots voldaan. 4. 2. Bodem Toetsingskader en beleid Wettelijk is bepaald dat een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Een beoordeling van de haalbaarheid van een ontwikkeling is verplicht. Het bodemonderzoek en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (in verband met milieuhygiënische risico’s voor mens, plant en dier) is noodzakelijk. Tevens dienen de mogelijkheden en kosten om deze beperkingen door middel van actief bodembeheer weg te nemen te worden aangegeven. Bij vaststelling van een plan is inzicht in de kwaliteit van de bodem vereist. Aanbevolen wordt om in eerste instantie te volstaan met een vooronderzoek in het kader van het verkennend boRho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 27
demonderzoek. Indien op grond van die resultaten geen verontreiniging te verwachten is, kan hiermee ten behoeve van de bodemkwaliteit worden volstaan. Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan Ten behoeve van de uitbereiding van bedrijventerrein Overspoor-Oost fase II wordt bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zullen worden verwerkt voor de vaststelling van het bestemmingsplan. 4. 3. Ecologie Toetsingskader en beleid Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het ‘nee, tenzij-principe’. Soortenbescherming Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan Gebiedsbescherming Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur of een Natura 2000-gebied. Wel liggen er nabij Wognum een aantal weidevogelleefgebieden (groene vlakken) en een aantal ecologische verbindingszones (blauwe lijnen). De ligging van deze gebieden hebben geen consequenties voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 28
Figuur 4.
124105
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, ligging weidevogelleefgebied en ecologische verbindingszones nabij Wognum
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 29
Figuur 5.
Natura 2000-gebied IJsselmeer
Figuur 6.
Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 30
124105
Het voortbestaan van specifieke habitattypen en soorten, zoals opgenomen in de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992), wordt met de aanwijzing van Natura 2000-gebieden gegarandeerd. Het IJsselmeer is in dit kader aangewezen als Natura 2000-gebied (1.133 km2), evenals het Markermeer & IJmeer (685 km2). Het IJsselmeer ligt op 9 km afstand van het plangebied, het Markermeer & IJmeer op 5 km afstand. Gelet op de afstanden van deze gebieden tot het plangebied zijn er geen negatieve gevolgen voor de Provinciale Ecologische Hoofd Structuur (PEHS) en het Natura 2000gebied. Soortenbescherming In de Flora- en faunawet zijn planten- en diersoorten aangewezen die beschermd worden. De bescherming houdt in dat het verboden is planten te beschadigen en om dieren te doden of te verontrusten, dan wel hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen of te verstoren. In algemene zin geldt dat voor activiteiten die in bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt en die een bedreiging kunnen vormen voor deze beschermde soorten, ontheffing moet worden gevraagd. Vooral wanneer er soorten voorkomen uit de zogenaamde ‘strenge’ categorie (Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en de bedreigde soorten van de diverse Rode Lijsten), kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer een inrichtingsplan significant nadelige effecten kan hebben voor deze soorten. Daarnaast geldt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe omgeving “de zorgplicht”. Deze houdt in dat iedereen dient te voorkomen dat zijn handelen nadelige gevolgen voor flora en fauna heeft. De zorgplicht geldt altijd, zowel voor beschermde als onbeschermde soorten. Voor vogels geldt een algemene bescherming, waarbij het verboden is vogels en hun nesten in het broedseizoen te verstoren. Dat betekent dat het in die periode niet is toegestaan om werkzaamheden in een gebied te starten die bedreigend zijn voor broedvogels. Voor de meeste vogels geldt een broedseizoen van 15 maart tot en met 15 juli. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Om aan te tonen dat er met de ontwikkeling van het bestemmingsplan geen activiteiten mogelijk worden gemaakt die een bedreiging kunnen vormen voor beschermde soorten wordt door de gemeente een verkennend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek wordt uitgevoerd om een beeld te krijgen van de gebiedskenmerken zoals grondgebruik en ecotopen. Ook zijn mogelijke sporen, van dieren, de aanwezige vegetatie en de ecologische samenhang met de omgeving onderzocht. Het verkennend terreinonderzoek heeft tevens tot doel na te gaan of aanvullend veldonderzoek noodzakelijk is in de daarvoor geldende inventarisatie-
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 31
perioden. 4. 4. Water Toetsingskader en beleid Water en ruimtelijke ordening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Water (voedingswater) is voor de glastuinbouw van wezenlijk belang. Het wateraspect vraagt om die reden bijzondere aandacht. Het projectgebied maakt in waterstaatkundig opzicht deel uit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, die als waterkwantiteitsbeheerder voor de polderwateren optreedt. Het hoogheemraadschap beheert ook de waterkwaliteit van boezem- en polderwater. Bij veranderingen in de inrichting dan wel het beheer van het water binnen het plangebied dient in een vroegtijdig stadium het overleg gezocht te worden tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen in het poldergebied hanteren de waterbeheerders voor de realisatie van waterberging de norm van vijftien procent als richtlijn bij elke toename aan verharding. Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte ‘watertoets’. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier als waterbeheerder. De gemeente Medemblik laat een watertoets uitvoeren voor de uitbreiding Overspoor-Oost fase II. De resultaten van dit onderzoek zullen worden verwerkt voor de vaststelling van het bestemmingsplan. 4. 5. Verkeer Toetsingskader en beleid Voor de beoordeling van de milieuaspecten geluid (paragraaf 4.5) en luchtkwaliteit (paragraaf 4.6.) dient een berekening te worden gemaakt van de verkeersgeneratie van het gebied en de toekomstige verkeersintensiteiten in de omgeving. Met de resultaten van deze berekening dient tevens te worden beoordeeld wat de effecten van de uitbreiding zijn voor de verkeersveiligheid en de verkeersafwikkeling.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 32
124105
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan Feitelijk kent het bedrijventerrein Overspoor een voor het auto- en vrachtverkeer eenzijdige ontsluiting aan de noordwestzijde van het bedrijventerrein Overspoor op de Wijzend. Aan de noordoostzijde van het bedrijventerrein ligt in het verlengde van de hoofdontsluiting van Overspoor-Oost fase I een fietsontsluiting op de Wijzend, die tevens dienst doet als calamiteitenroute. Zoals in paragraaf 1.1. reeds beschreven onderzoekt de gemeente Medemblik op dit moment de mogelijkheden de ontsluiting van het bedrijventerrein te verbeteren. Het voorkeursmodel dat hieruit naar voren komt is weergegeven in figuur 7.
Figuur 7.
Voorkeursmodel ontsluiting bedrijventerrein Overspoor
De gemeente Medemblik laat een verkeerstechnisch onderzoek uit voeren, waarin naast een berekening van de verkeersgeneratie van Overspoor-Oost fase II ook de effecten van de uitbreiding voor de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling met bovengenoemde model in beeld zijn gebracht. 4. 6. Geluid (verkeers- en industrielawaai) Toetsingskader en beleid Industrieterreinen kennen hun eigen regime op grond van de Wgh. Niet alle industrieterreinen zijn een industrieterrein in de zin van de Wgh. Pas als daarop inrichtingen toegestaan zijn als bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (en de daarbij behorende bijlage) is daarvan sprake. Dit zijn 'inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 33
ofwel grote lawaaimakers. Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) per 1 oktober 2010 is deze AMvB Inrichtingen vervangen door een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Bor. Net als bij wegverkeerslawaai wordt in dat geval gebruik gemaakt van zones, maar bij industrielawaai is de omvang daarvan niet door de wet gefixeerd, maar moet deze vastgesteld worden aan de hand van de feitelijk optredende geluidsbelasting en eventueel in acht te nemen toekomstige ontwikkelingen. De zone is het gebied rondom het industrieterrein en de zogenaamde 50 dB(A)-contour. Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ‘‘in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken’’, een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. In het kader van het criterium van een goede ruimtelijke ordening dienen de effecten met betrekking tot geluid als gevolg van de uitbreiding van het bedrijventerrein, ter plaatse van bestaande woningen van derden, inzichtelijk te worden gemaakt. Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan 4.6.1. Industrielawaai De bedrijventerreinen in Wognum zijn niet gezoneerd. Het geluid afkomstig van de bedrijven wordt gereguleerd via de Wet milieubeheer. Nieuwe inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Bor worden in dit bestemmingsplan niet toegelaten. 4.6.2. Wegverkeerslawaai Door en langs de plangebieden lopen wegen welke zoneringsplichtig zijn ingevolge de Wgh. Binnen de zones van deze wegen worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Wel dient in het kader van de ontwikkeling van het plangebied gekeken te worden naar de effecten met betrekking tot wegverkeerslawaai als gevolg van de uitbreiding van het bedrijventerrein, ter plaatse van bestaande woningen van derden. De gemeente Medemblik laat hiervoor een akoestisch onderzoek uitvoeren. 4. 7. Luchtkwaliteit Toetsingskader en beleid Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 34
124105
doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of; • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of; • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging of; • een project is opgenomen in het NSL. In bijlage 2 bij de Wet milieubeheer is als grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) een grenswaarde van 40 μg/m3 als jaargemiddelde concentratie opgenomen. Voor stikstofdioxide (NO2) is ook een grenswaarde opgenomen van 40 μg/m3 als jaargemiddelde concentratie opgenomen. In het NSL (van kracht per 1 augustus 2009) is opgenomen welk type projecten “niet in betekenende mate” bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit zijn onder andere: • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen; • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen; • combinatie van woningbouw- en kantoorlocaties; • bepaalde inrichtingen. Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan De gemeente Medemblik laat een luchtkwaliteitsonderzoek uitvoeren, waarin gekeken wordt naar de effecten van de uitbreiding van het bedrijventerrein Overspoor-Oost fase II (uitbreiding verkeer en uitbreiding bedrijven). 4. 8. Externe veiligheid Toetsingskader en beleid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico’s bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaar-
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 35
lijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) 8) en het groepsrisico (GR) 9). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen: • de personendichtheid; • de hoogte van het groepsrisico; • maatregelen ter beperking van het groepsrisico; • de voor- en nadelen van alternatieve locaties; • de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten; • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied. Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Figuur 8. 8)
9)
Risicokaart provincie Noord-Holland met ligging plangebied
Plaatsgebonden Risico (PR) is “het risico op een plaats buiten een inrichting uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is”. De definitie van Groepsrisico (GR) is “de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is”.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 36
124105
In bovenstaande afbeelding is de inventarisatie weergegeven van risicobronnen in de omgeving van het bedrijventerrein Overspoor-Oost fase II. LPG-station Nieuweweg 24 Wognum De afstand van de plangrens van de ontwikkeling bedraagt circa 600 meter. De risicoafstand voor de PR 10-6 contour bedraagt 40 meter. Er wordt ruimschoots voldaan aan de normstelling voor het plaatsgebonden risico. Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico geldt dat er een invloedsgebied is van 150 meter en deze reikt dus niet tot het plangebied. Een verantwoording van het groepsrisico is niet nodig. Voor de verantwoording van zelfredzaamheid en inzet van hulpdiensten is de afstand waar 1% letaal letsel optreedt van belang. Voor LPG tankstations bedraagt de effectafstand 310 meter bij het optreden van een warme Bleve (boiling liquid expanding vapour explosion). De afstand van 310 meter wordt ruimschoots gehaald. Daarnaast is ten behoeve van de hulpdiensten een calamiteitenroute opgenomen aan de noordoostzijde van het bedrijventerrein Overspoor op de Wijzend. Camping ‘Molenwurf’ en zwembad ‘het Molenbad’ Beide inrichtingen vallen niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen en vormen derhalve geen belemmering. Ze zijn opgenomen op de risicokaart vanwege de aanwezigheid van een bovengrondse propaantank van 4.250 liter bij de camping en een tank van 2.000 liter natriumhypochloriet bij het zwembad. Hogedruk gasleiding Op ruim twee kilometer ten noordoosten van het plangebied ligt en hogedruk gasleiding van de N.V. Nederlandse Gasunie. Deze heeft geen invloed op het plangebied. Transportroutes Naast de A7 is de N241 (richting Schagen) aangewezen als transportroute gevaarlijke stoffen. De PR 10-6-contour bedraagt nul meter. De oriëntatiewaarde van het Groepsrisico is < 0,1 maal de oriënterende waarde, behalve ter hoogte van de gemeente Hoorn, hier is langs de A7 het groepsrisico hoger dan 0,1 x de oriëntatiewaarde (dit is niet van invloed op voorliggend bestemmingsplan). Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico wordt opgemerkt dat zowel in de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen als in het concept Besluit transportroutes externe veiligheid is aangegeven dat de verplichting van verantwoording niet geldt voor relevante ruimtelijke besluiten die in zijn geheel zijn gelegen op een afstand van meer dan 200 meter van de transportroute. De uitbreiding Overspoor-Oost fase II bevindt zich op ruim meer dan 200 meter afstand van de A7 (430 meter) en de N241 (700 meter). Over de historische spoorlijn HoornMedemblik vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Nieuwe Bevi-inrichtingen Nieuwe Bevi-inrichtingen worden zowel op de bestaande als het nieuw aan te leggen bedrijventerrein uitgesloten.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 37
4. 9. Archeologie en cultuurhistorie Toetsingskader en beleid Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is de Monumentenwet gewijzigd. De kern van Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald. Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan Aangezien de gemeente Medemblik nog geen gemeentelijk archeologiebeleid heeft vastgesteld gelden rijks- en provinciaal beleid. In de Monumentenwet 1988 en de herziening ervan in 2007 (Wet op de Archeologische Monumentenzorg) wordt de omvang met eventueel aanwezige archeologische waarden beschreven. De herziene Monumentenwet verplicht gemeenten om ‘rekening te houden met aanwezige of te verwachten archeologische waarden’. Het bestemmingsplan staat hierbij centraal. Hierin worden bouw- en aanlegregels opgenomen. Indien belangrijke archeologische waarden als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen niet in de bodem behouden kunnen blijven, dient de informatie te worden veiliggesteld door middel van een opgraving. De Monumentenwet gaat hierbij uit van een algemene vrijstelling voor ingrepen tot 100 m2, maar biedt de gemeente ook de nodige beleidsruimte om haar eigen afweging te maken. Binnen het grondgebied van de gemeente Medemblik is een aantal terreinen met een monumentale archeologische status aanwezig. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan komt geen archeologisch rijksmonument voor. Rijksmonumenten behoeven geen dubbelbestemming, aangezien de Monumentenwet boven het bestemmingsplan staat. Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeester en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarnaast is een omgevingsvergunning vereist voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd. Aangezien nog geen gemeentelijk archeologiebeleid is vastgesteld wordt Archeologie West-Friesland gevraagd advies uit te brengen met betrekking tot de noodzaak al of niet een beschermende werking in dit bestemmingsplan mee te nemen. 4. 10. Kabels en leidingen Bij nieuwbouw of grote verbouwingen, dient gekeken te worden of kabels en leidingen (gas, elektriciteit, etc.) in of direct bij het plangebied zijn gelegen. Het is mogelijk dat er kabels en leidingen in het plangebied aanwezig zijn die een beBestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 38
124105
schermingszone vereisen die in het bestemmingsplan geregeld moet worden. Het voorontwerpbestemmingsplan zal aan de kabelbeheerders worden aangeboden in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. 4. 11. Vormvrije mer-beoordeling Toetsingskader In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of merbeoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: • de kenmerken van de projecten; • de plaats van de projecten; • de kenmerken van de potentiële effecten. Onderzoek en conclusies Er worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die voorkomen op de D-lijst. Gelet op de relatief geringe omvang van het bestemmingsplan zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of merbeoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
5.
blz 39
PLANBESCHRIJVING
5. 1. Algemeen In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van wat in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan. 5. 2. Toelichting op de bestemmingen Bedrijventerrein Binnen het plangebied is ervoor gekozen om te werken met één bestemming ‘Bedrijventerrein’. Bedrijfswoningen worden op het bedrijventerrein niet toegelaten. De maximaal toegestane milieucategorie bedraagt 3.2. Qua maximale bouwhoogte zijn de bestaande bouwrechten overgenomen zoals in het aansluitend bestemmingsplan van toepassing (bouwhoogte maximaal tien meter). In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van het bouwen binnen het bouwvlak. Detailhandel ten behoeve van een afzonderlijk afhaalpunt ten behoeve van ecommerce en onzelfstandige detailhandel die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening, is in dit bestemmingsplan bij recht toegestaan. Detailhandel met een maximum oppervlakte van 1.500 m2 is toegestaan mits deze gericht is op perifere detailhandel in de vorm van de traditionele PDV branches Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 40
124105
(als auto’s, boten en caravans, woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra). Ecommerce is bij recht toegestaan. Verkeer - Verblijfsgebied De wegen behorende bij het bedrijventerrein hebben een bestemming Verkeer Verblijfsgebied gekregen. De verkeersfunctie (met bijbehorende inrichting) is hier de primaire functie, wel kan binnen deze functie groen en parkeren worden opgenomen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 meter bedragen. Water Het water is vastgelegd door middel van de bestemming ‘Water’, evenals de bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals dammen en bruggen en dergelijke. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,5 meter gemeten ten opzichte van N.A.P. bedragen.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
6.
blz 41
UITVOERBAARHEID
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. 6. 1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid is van belang dat burgers en belangenorganisaties betrokken worden bij de planvorming. Conform de gemeentelijke inspraakverordening wordt dan ook gelegenheid geboden om op het bestemmingsplan te reageren. Ook wordt het plan in die fase voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Na de fase van Overleg en Inspraak volgt de in de Wro vastgelegde formele bestemmingsplanprocedure. Tijdens de ter inzagelegging van het plan kunnen door belanghebbenden zienswijzen kenbaar worden gemaakt. 6. 2. Economische uitvoerbaarheid In paragraaf 3.2.1 van deze plantoelichting is de behoefte aan bedrijfskavels in het plangebied onderbouwd. Ten behoeve van de ontwikkeling van het voorliggende bestemmingsplan is een grondexploitatie opgesteld. Uit deze grondexploitatie blijkt dat deze minimaal sluitend kan worden afgesloten, waarmee de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan verzekerd is. Het exploitatieoverzicht is bijgevoegd in bijlage 9 bij deze toelichting. 6. 3. Wettelijke verplichting exploitatieplan Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van bedrijven. Dit valt onder de bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. In de Wro is opgenomen dat voor dergelijke bouwplannen, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk worden geacht.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 42
124105
De gemeente heeft de gronden in het plangebied in eigendom. De gemeente zal de kosten die zij maakt met betrekking tot de planontwikkeling, te weten de kosten voor het verwerven van de grond, de plankosten, de kosten voor het bouwrijp maken en de kosten voor het compenseren van het weidevogelgebied, verhalen op toekomstige grondgebruikers door middel van de gemeentelijke gronduitgifte. Omdat hiermee het kostenverhaal verzekerd is, besluit de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan dat er geen exploitatieplan wordt vastgesteld.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
BIJLAGE 1
BEELDKWALITEITPLAN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN OVERSPOOR-OOST FASE 2 GEMEENTE MEDEMBLIK
Beeldkwaliteitplan
Code 124105 / 26 november 2013
GEMEENTE MEDEMBLIK 124105 / 26 NOVEMBER 2013 BEELDKWALITEITPLAN TOELICHTING INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING
1. 1. 1. 2. 2.
UITBREIDING OVERSPOOR-OOST FASE 2
2. 1. 3.
Structuurvisie STERKE KUST EN STERK ACHTERLAND Uitbreiding Overspoor-Oost fase 2
HUIDIGE SITUATIE
4. 1. 5.
Leeswijzer
BELEID
3. 1. 3. 2. 4.
Aanleiding Leeswijzer
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden
NIEUWE SITUATIE
5. 1. 5. 2.
Inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit Uitbreidingsmodel
blz
1 1 2 3 3 4 4 6 7 8 11 12 13
1315401
blz 1
1. INLEIDING 1. 1.
Aanleiding
Aan de oostzijde van de Rijksweg A-7 bij de afslag Wognum ligt het bedrijventerrein Overspoor (in rood weergegeven in figuur 1). Het bedrijventerrein ligt ten westen van de kern Nibbixwoud in de gemeente Medemblik. Het bedrijventerrein Overspoor is gelegen in een gebied met meerdere bedrijventerreinen zoals Tender en Westerspoor. Ook voor het bedrijventerrein Tender (particulier eigendom van Simon Loos Transport) bestaat een voornemen tot uitbreiding. De bedrijventerreinen Westerspoor en Spoorstraat liggen ten westen van het bedrijventerrein Overspoor en ligt ingeklemd tussen de Rijksweg A-7 en de (toeristische) spoorlijn Hoorn-Medemblik. De bedrijventerreinen Westerspoor en Spoorstraat zijn volledig uitgegeven en bebouwd.
Figuur 1.
Overzichtstekening fasering bedrijventerrein Overspoor
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: /26 -11-2013
Rho Adviseurs B.V.
blz 2
1315401
Uitbreiding van het bedrijventerrein Overspoor heeft plaatsgevonden in Overspoor-Oost fase 1 (in figuur 1 aangegeven met I). Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 7 april 2011. De gemeente Medemblik onderzoekt de mogelijkheden om een betere uitstraling te krijgen van het totale gebied en de mogelijkheden de ontsluiting van het bedrijventerrein te verbeteren. Aangezien het huidige bedrijventerrein Overspoor nagenoeg is volgebouwd heeft de gemeente Medemblik tevens de ambitie om het bedrijventerrein Overspoor verder uit te breiden. De herstructurering van het bestaande gedeelte van het bedrijventerrein Overspoor is inmiddels aangemeld als Provinciaal herstructureringsplan. 1. 2.
Leeswijzer
Deze notitie geeft een visie op de toekomstige uitbreiding van het bedrijventerrein en op de infrastructurele samenhang. Hiervoor worden eerst de kwaliteiten van de huidige situatie en de ontstaansgeschiedenis in beeld gebracht.
Rho Adviseurs B.V.
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: / 26-11-2013
1315401
blz 3
2. UITBREIDING OVERSPOOR-OOST FASE 2 Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Overspoor is uitgegaan van een uitbreiding in zuidelijke richting. Gezien het niet op minnelijke wijze kunnen verkrijgen van deze gronden heeft de gemeente Medemblik gekozen voor uitbreiding in zuidoostelijke richting, bestaande uit twee fasen, zoals weergegeven in figuur 1 (aangeduid als I en II). Deze uitbreiding is opgenomen in de planningsopgaven voor Noord-Holland Noord. In bijlage 3 van de provinciale structuurvisie is Overspoor-Oost opgenomen als zacht plan met een netto oppervlakte van 8,2 ha (fase 1 en fase 2). De planningsopgave voor Noord-Holland bestaat uit harde plannen (onherroepelijk bestemmingsplan), zachte plannen (bestemmingsplan is nog niet onherroepelijk, maar er heeft wel regionale afstemming plaats gevonden over nut en noodzaak) en strategische reserves (bedrijventerreinen waarvan de behoefte nader moet worden onderbouwd). In deze stedenbouwkundige visie is de ligging en de omvang van het bedrijventerrein zoals aangegeven in figuur 1 dan ook uitgangspunt. De uitbreiding van fase 1 betrof een oppervlak van circa 4 ha. De uitbreiding van Overspoor-Oost fase 2 betreft een oppervlak van netto circa 5 ha. De ontwikkeling van Overspoor fase 2 past daarom binnen de kaders van de Structuurvisie 2040 Noord-Holland. Opnieuw is gekeken of uitbreiding van het bedrijventerrein Overspoor in zuidelijke richting langs het spoor mogelijk is. Hierbij is gebleken dat minnelijke verwerving nog steeds niet tot de mogelijkheden behoort. In regionaal verband is afgesproken het bedrijventerrein vooral voor de lokale markt te ontwikkelen. Om het lokale karakter te benadrukken wordt ingezet op een toegelaten milieucategorie van maximaal 3.2. en een maximum kaveldiepte van 50 meter Dit sluit aan op de bestaande categorisering en verkaveling van Overspoor-Oost fase 1. 2. 1.
Leeswijzer
Deze notitie geeft een visie op de toekomstige uitbreiding van het bedrijventerrein en op de infrastructurele samenhang. Hiervoor worden eerst de kwaliteiten van de huidige situatie en de ontstaansgeschiedenis in beeld gebracht. Vervolgens worden de nieuwe aansluitingen, het uitbreidingsmodel en de visie op de planologische regeling uiteen gezet.
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: /26 -11-2013
Rho Adviseurs B.V.
blz 4
1315401
3.
BELEID
3. 1.
Structuurvisie STERKE KUST EN STERK ACHTERLAND
Figuur 2.
Deelkaart structuurvisie ‘STERKE KUST EN STERK ACHTERLAND
Verspreid over de gemeente liggen lokale bedrijventerreinen bij Medemblik, Andijk, Wervershoof, Midwoud, Sijbekarspel, Wognum, Nibbixwoud en Zwaagdijk. De bestaande bedrijventerreinen zijn nu en in de toekomst vooral belangrijk voor de lokale bedrijvigheid. Het terrein in Zwaagdijk heeft een regionale functie (WFO-West: “Modern gemengd” en WFO-Oost “Modern gemend (50%)/ Agribusiness (50%)”). In Nibbixwoud is ook een groot distributiebedrijf aan de A7 gevestigd (Tender: Transport en Logistiek). De regionale functie biedt kansen voor ondernemers langs de A7 en de West-frisiaweg. Er zijn (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden voor de terreinen in Medemblik, Andijk en Nibbixwoud aanwezig. •
De uitbreidingslocatie voor het bedrijventerrein Overspoor is opgenomen in de structuurvisie. Hierna volgt een aantal uitgangspunten met betrekking tot bedrijventerreinen in de gemeente die zijn genoemd in de structuurvisie.
Rho Adviseurs B.V.
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: / 26-11-2013
1315401
•
•
•
• • • • •
•
blz 5
De gemeente wil naast een vast programma ook enige ruimte bieden aan ontwikkelingen die nu nog niet voorzien zijn maar wel passend zijn binnen de gemeente, bijvoorbeeld omdat het past binnen de aanwezige landschappelijke structuur, direct aan doorgaande ontsluitingsroutes ligt of een kwaliteitsverbetering betekent voor bestaande bedrijventerreinen. De uitstraling van de terreinen verdient aandacht. De terreinen kunnen een kwaliteitsslag maken door revitalisering van de bestaande ruimte (inrichting openbaar gebied, parkeerbeleid) en gebouwen (hergebruik), door parkmanagement (aandacht voor duurzaam ondernemen) en door een verbeterde landschappelijke inpassing van enkele terreinen. Leegstand wordt hiermee voorkomen. Op de bedrijventerreinen wordt ruimte geboden aan de aanwezige bedrijven en nieuwe ontwikkelingen zoals e-commerce en grootschalige detailhandel. Deze worden beperkt mogelijk onder de volgende voorwaarden: Het is niet gewenst dat er een nieuw grootschalig detailhandelscentrum gaat ontstaan in de gemeente. De pdvlocatie is op regionaal niveau bepaald en die ligt in Hoorn. Lokale initiatieven zijn wel gewenst op bedrijventerreinen indien niet inpasbaar in bestaande winkelcentra. De ruimtelijke structuur en het bedrijfsgenre van het bedrijventerrein zijn leidend. Vorming van clusters van onderwijs, onderzoek, overheid en bedrijven rond de kansrijke sectoren. Vergroten van de werkgelegenheid in het algemeen en ruimte bieden aan startende ondernemers en dorp gebonden ondernemers. De vestiging van volumineuze detailhandel (indien niet inpasbaar in bestaande winkelcentra) en e-commerce (indien focus ligt op de logistieke functie) wordt op bedrijventerreinen mogelijk gemaakt. Eventueel specifieke mogelijkheden worden gecreëerd nabij / aan de rand van bestaande winkelcentra. Ondersteunen parkmanagement en revitalisering bedrijventerreinen.
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: /26 -11-2013
Rho Adviseurs B.V.
blz 6
3. 2.
1315401
Uitbreiding Overspoor-Oost fase 2
. Figuur 3. Luchtfoto huidige situatie, inmiddels is oostelijk deel van het bedrijventerrein al aangelegd.
Rho Adviseurs B.V.
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: / 26-11-2013
1315401
blz 7
4. HUIDIGE SITUATIE
Figuur 4.
Hoofdontsluiting met boombeplanting
Figuur 5.
Bestaand bedrijventerrein met deels gevarieerde bebouwing
Figuur 6.
Bestaande knik in de weg, met prominente bebouwing in de knik
Figuur 7.
Bestaand bedrijf aan de doorgaande weg met distributiebedrijf
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: /26 -11-2013
Rho Adviseurs B.V.
blz 8
1315401
De volgende kenmerken zijn van toepassing op de huidige situatie: • Het bedrijventerrein ligt met name aan de zijde van de Wijzend. • Het verkavelingspatroon is grotendeels gerelateerd aan de opstrekkende verkaveling. • Gemengd bedrijventerrein Relatief veel transportbedrijven • Vrijwel geen leegstand Centrale ontsluiting in het gebied heeft één aantakking op de omgeving via de Wijzend. • Planologische uitbreiding is verankerd in het bestemmingsplan ‘Uitbreiding Overspoor-Oost fase 1. In het plan is een langzaamverkeerverbinding en noodaansluiting aangegeven die aansluit op het lint. Voor het verbeteren van het bedrijventerrein zijn vooral het realiseren van een tweede aansluiting en het versterken van het wegprofiel (weg profielen) belangrijk. Specifiek geldt voor een bedrijventerrein met veel transport bedrijven dat de vormgeving van infrastructuur en de relatie tot de openbare weg goed vormgegeven moet worden. 4. 1.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden
Figuur 8.
Bestaand landschap met boomgaarden, elzenhagen
Figuur 9.
Bestaande centrale watergang met aansluitend bedrijventerrein
Figuur 10. Aansluiting op fietspad bij lintbebouwing
Rho Adviseurs B.V.
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: / 26-11-2013
1315401
blz 9
Figuur 11. Zicht vanaf de zuidzijde op de boomgaarden met daarachter gelegen het bedrijventerrein Figuur 12. Zicht vanaf de noordzijde op de Wijzend, ter hoogte van de oostelijke grens van het toekomstige bedrijventerrein De volgende kenmerken zijn van toepassing op het huidige landschap: • De verkavelingrichting van het bedrijventerrein volgt grotendeels de verkavelingstructuur van het oorspronkelijke landschap. • Aan de zuidzijde ligt een watergang die de scheiding vormt tussen de opstrekkende verkaveling vanuit het lint van de Wijzend en de opstrekkende verkaveling vanuit het lint van Nibbixwoud. • De lintbebouwing heeft op globaal schaalniveau eenzelfde richting. Op plaatselijk niveau zitten er specifieke knikken in de lintstructuur, waardoor de landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten van de omliggende structuren een relatie kunnen krijgen met de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein. • Bij uitbreiding in zuidelijke richting dient een compacte, goed ingepaste vorm het uitgangspunt te zijn. • De kwaliteiten van de ruimtelijke structuur uit de omgeving kunnen in de randen benut worden bij de vormgeving van het bedrijventerrein.
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: /26 -11-2013
Rho Adviseurs B.V.
blz 10
1315401
Figuur 13. Oorspronkelijk landschap, kaartbeelden 1899, 1961
Rho Adviseurs B.V.
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: / 26-11-2013
1315401
blz 11
5. NIEUWE SITUATIE Bij de ontwikkeling van de visie is een aantal modellen bestudeerd. Hierbij zijn verschillende ruimtelijke voorkeuren in de modellen verwerkt. De volgende ‘wensen’ komen tot uitdrukking in de modellen: • Een compacte uitbreiding die past binnen de structuur van het landschap • Het realiseren van een representatieve rand van het bedrijventerrein met voorzijden of met groen ingepaste zijkanten (handhaafbaar groen) Op basis van deze modellen is een geoptimaliseerd, geïntegreerd model gemaakt, waarbij rekening is gehouden met de faseerbaarheid en de economische realiseerbaarheid.
Figuur 14. Voorkeursmodel •
•
• • •
Het model is compact en ligt achter de beslotenheid van het kassencomplex aan de noordzijde en het besloten landschap met boomgaarden aan de zuidzijde. Hierdoor is de zichtbaarheid van de toename van de massa in het landschap vanuit de omgeving beperkt. De waterscheiding als afbakening van de rand van het gebied wordt aan de westzijde en zuidzijde versterkt door het aanbrengen van een breed waterrijk en groen profiel. Het verbreden van de watergangen accentueert de waterrijke landschapsstructuren. De watergang vormt hiermee ook een sterke afbakening van het bedrijventerrein ten opzichte van het landschap. In regionaal verband is afgesproken het bedrijventerrein vooral voor de lokale markt te ontwikkelen. Om het lokale karakter te benadrukken wordt ingezet op een toegelaten milieucategorie van maximaal 3.2. en grotendeels een kaveldiepte van 50 meter. Dit
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: /26 -11-2013
Rho Adviseurs B.V.
blz 12
•
•
•
•
•
• • •
5. 1.
1315401
sluit aan op de bestaande categorisering en verkaveling van Overspoor-Oost fase 1. Deels wordt afgeweken van de maximum kaveldiepte van 50 meter ten behoeve van de efficiëntie van de verkaveling. De variatie in kaveldiepten is hierdoor op bepaalde plekken vergroot. Gekozen is om de structuur van de 1e fase deels voort te zetten op de 2e fase. De hoofdas van fase 1 draait ter hoogte van de overgang richting de 2e fase. Dit sluit aan op het verschil in de deelgebieden van het landschap. Tevens wordt hier een lus gemaakt die tegelijk ook in de bereikbaarheid van het plandeel een rol speelt. Het overige wegenstelsel hangt samen met het nieuwe compartiment en de vormgeving van de buitenrand van het terrein. Ingezet wordt op het aanleggen van een watergang rondom het bedrijventerrein met een minimale waterbreedte van 6 meter en een bomenrij aan de zuid- en westzijde, respectievelijk aangrenzend aan het terrein van de bedrijven en aan de slootzijde. De watergang kan overgedragen worden aan het hoogheemraadschap, waarbij het onderhoud varend uitgevoerd kan worden. Bij de aanleg van de eerste fase van het bedrijventerrein zal direct de benodigde watercompensatie worden aangelegd, evenals de bomenrij langs de zuid- en westzijde. Het model is zo opgebouwd dat er geen doodlopende wegen ontstaan, en dat de structuur eenvoudig in westelijke richting is uit te breiden. In het model is uitgegaan van een wegprofiel van totaal 14 meter. Aan de zuidzijde is een totaal openbaar profiel inclusief watergang van 27, 5 meter. Inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit
Op het bedrijventerrein wordt gestreefd naar een goede ruimtelijke kwaliteit. Vanwege het groot aantal distributie- en transportbedrijven wordt een groot deel van het beeld bepaald door verharding. Om toch de vereiste kwaliteit en de noodzakelijke parkeervoorzieningen in het gebied te realiseren kan een aantal spelregels opgesteld worden. Deze kunnen als voorwaarde gesteld worden bij het uitgeven van het terrein. • •
•
Bij aangrenzende verharding van meer dan 60 meter direct aansluitend op de weg afzonderlijke opritten realiseren. Zorgen voor voldoende diepte van kavels van distributiebedrijven zodat de ontsluitingsweg van het bedrijventerrein niet belast wordt met manoeuvreerruimte van vrachtverkeer. Samenwerking tussen bedrijven stimuleren ten behoeve van bijvoorbeeld de aanleg van gemeenschappelijk parkeerterrein.
Rho Adviseurs B.V.
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: / 26-11-2013
1315401
5. 2.
blz 13
Uitbreidingsmodel
Figuur 15. Uitbreidingsmodel bedrijventerrein Overspoor fase II
Figuur 16. Wegprofiel met watergang aan de westzijde en zuidzijde
Notitie Stedenbouwkundige invulling Meeden Beneden Veensloot 47 Status: /26 -11-2013
Rho Adviseurs B.V.
BIJLAGE 2
BIJLAGE 3
BIJLAGE 4
BIJLAGE 5
BIJLAGE 6
BIJLAGE 7
BIJLAGE 8
BIJLAGE 9
GEMEENTE MEDEMBLIK 124105 / 26-06-14 BESTEMMINGSPLAN OVERSPOOR-OOST FASE II REGELS INHOUDSOPGAVE
blz
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
1
Artikel 1 Artikel 2
1 5
Begrippen Wijze van meten
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Bedrijventerrein Verkeer Water
6 6 9 10
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
11
Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10
11 12 13 14 15
Anti-dubbeltelbepaling Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
16
Artikel 11 Artikel 12
Overgangsrecht Slotregel
16 17
Bijlage 1
Bedrijvenlijst
REGELS
124105
blz 1
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1
Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II met identificatienummer NL.IMRO.0420.BPOverspoorOost2-VO01 van de gemeente Medemblik; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen; 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 afhaalpunt ten behoeve van e-commerce: een plaats waar via internet bestelde goederen kunnen worden afgehaald, waaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop zoals een showroom; 1.6 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.7 bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.8 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; 1.9 bestaand: a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan; b. ten aanzien van het overige gebruik: 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan; 1.10 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.11 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 2
124105
1.12 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.13 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.14 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.15 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.16 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.17 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.18 dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.19 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.20 dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden; 1.21 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.22 gebruiksmogelijkheden: de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken; 1.23 geluidszoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 3
1.24 kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 1.25 kantoor: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden; 1.26 kap: een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak; 1.27 milieusituatie: de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling; 1.28 overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand; 1.29 peil: a. indien op het land wordt gebouwd: 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; b. indien in het water wordt gebouwd: de hoogte van het gemiddelde waterpeil; 1.30 perifere detailhandel: detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, rijwielen, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen; 1.31 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.32 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 4
124105
1.33 prostitutiebedrijf: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.34 risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; 1.35 straat- en bebouwingsbeeld: de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijke op elkaar georiënteerd is; 1.36 verkeersveiligheid: de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers; 1.37 verkoopvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (exclusief magazijnruimten, laad-en losruimten, kantoren, personeelsruimten en dergelijke); 1.38 vloeroppervlakte: de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond; 1.39 vuurwerkbedrijf: een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen; 1.40 weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden; 1.41 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
Artikel 2
blz 5
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens: de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens; 2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.3 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.4 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.5 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.6 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen; 2.8 het bebouwingspercentage: het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 6
124105
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 3.1
Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van: 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 al dan niet in combinatie met productiegebonden detailhandel en detailhandel als afzonderlijk afhaalpunt ten behoeve van e-commerce; 2. perifere detailhandel; met daaraan ondergeschikt: b. groenvoorzieningen; c. geluidwerende voorzieningen; d. parkeervoorzieningen; e. waterlopen en waterpartijen; f. wegen, straten en paden; g. openbare nutsvoorzieningen; met de daarbijbehorende: h. tuinen, erven en terreinen; i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd; b. een gebouw of overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 2,50 m bedragen; d. het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage bedragen; e. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen; f. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen; g. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen; h. de dakhelling van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: a. er mogen geen windturbines worden gebouwd;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 7
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen of overkappingen ten hoogste 1,00 m zal bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen. 3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing. 3.4
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c. in die zin dat de afstand van een gebouw/overkapping tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de brandveiligheid. 3.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van: 1. productiegebonden en onzelfstandige detailhandel; 2. perifere detailhandel, mits de verkoopvloeroppervlak per detailhandelsbedrijf ten hoogste 1500 m² bedraagt; 3. detailhandel als afzonderlijk afhaalpunt ten behoeve van e-commerce, mits de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 25 m² per bedrijf bedraagt; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren; e. het gebruik van gebouwen voor bewoning; f. het gebruik van de gronden zodanig dat parkeren ten behoeve van de bestemming niet voldoet aan de norm opgenomen in CROW-richtlijn 182.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 8
3.6
124105
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 sub b. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 9
Artikel 4 4.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. (ontsluitings)wegen; b. paden; c. groenvoorzieningen; d. nutsvoorzieningen; met daaraan ondergeschikt: e. parkeervoorzieningen; f. erven en terreinen; g. sloten, bermen en beplanting; met de daarbijbehorende: h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 10
124105
Artikel 5 5.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen en waterpartijen; b. oevers, bermen en beplanting; c. groenvoorzieningen; met daaraan ondergeschikt: d. wegen, straten en paden; e. aanleggelegenheid; met de daarbijbehorende: f. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder steigers, bruggen, dammen en/of duikers. 5.2
Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen; b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 3,50 m bedragen. 5.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede waterhuishouding, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
blz 11
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 6
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 12
124105
Artikel 7 7.1
Algemene bouwregels
Bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits: de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden. 7.2
Maximale bouwhoogte van gebouwen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen, worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits: a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt; b. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt; c. de verhoging leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
Artikel 8
blz 13
Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; b. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf; e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 14
Artikel 9
124105
Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m; d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m; e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits: 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bestemmingsvlak zal bedragen; 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen; f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door: 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte; 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen; mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
Artikel 10
blz 15
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat: het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
blz 16
124105
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 11 11.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 11.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
124105
Artikel 12
blz 17
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II van de gemeente Medemblik. Behorend bij het besluit van ... 2014.
Bestemmingsplan Overspoor-Oost fase II Status: Voorontwerp / 26-06-14
Rho Adviseurs B.V.
BIJLAGE 1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
01
01
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014
016
0142
0162
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw 1. plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. < 500 m2 2. plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o.>= 500 m2 KI-stations
02
02
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN BOSBOUW
020
021, 022, 024
Bosbouwbedrijven
05
03
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1 0501.2 0502
0311 0312 032
Zeevisserijbedrijven Binnenvisserijbedrijven Vis- en schaaldierkwekerijen: 1. oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 2. visteeltbedrijven
11
06
AARDOLIE- EN AARDGASWINNING
111
061, 062 061 062 062
Aardolie- en aardgaswinning: 1. aardoliewinputten 2. aardgaswinning inclusief gasbehandeling.instrumenten: < 100.000.000 N m³/d 3. aardgaswinning inclusief gasbehandeling instrumenten: >= 100.000.000 N m³/d
15
10, 11
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101, 102
Slachterijen en overige vleesverwerking: 1. slachterijen en pluimveeslachterijen 2. vetsmelterijen 3. bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4. vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m2 5. vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m2 6. vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m2 5. loonslachterijen Visverwerkingsbedrijven: 1. drogen 2. conserveren 3. roken 4. verwerken anderszins: p.o. > 1000 m2 5. verwerken anderszins: p.o.<= 1000 m2 6. verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 Aardappelproducten fabrieken 1. vervaardiging van aardappelproducten 2. vervaardiging van snacks met p.o. < 2000 m2 Groente- en fruitconservenfabrieken: 1. jam 2. groente algemeen 3. met koolsoorten 4. met drogerijen 5. met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1. p.c. < 250.000 t/j 2. p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1. p.c. < 250.000 t/j 2. p.c. >= 250.000 t/j Margarinefabrieken: 1. p.c. < 250.000 t/j 2. p.c. >= 250.000 t/j Zuivelproductenfabrieken: 1. gedroogde producten p.c. >= 1,5 t/u 2. geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >=20 t/u 3. melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 4. melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 t/j 5. overige zuivelproductenfabrieken
101
152
1531
1532, 1533
1541
1542
1543
1551
101, 102 102
1031
1032, 1039
104101
104102
1042
1051
blz. 1
CAT
2 3.1 2
3.1
3.2 3.1 3.2 3.1
4.1 5.1 5.2
3.2 5.2 4.2 3.2 3.1 3.1 3.1 5.2 4.1 4.2 4.2 3.2 3.1 4.2 3.1 3.2 3.2 3.2 4.2 4.2 4.1 4.2 4.1 4.2 4.1 4.2 5.1 5.1 3.2 4.2 4.2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
blz. 2
CAT
1593 t/m 1595 1596 1597 1598
1102 t/m 1104 1105 1106 1107
1. consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 2. consumptie-ijsfabrieken p.o. <= 200 m2 Meelfabrieken: 1. p.c. < 500 t/u 2. p.c. >= 500 t/u Grutterswarenfabrieken Zetmeelfabrieken: 1. p.c. < 10 t/u 2. p.c. >= 10 t/u Veevoederfabrieken: 1. destructiebedrijven 2. beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek 3. drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap.<10 t/u water 4. drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder cap.>=10 t/u water 5. mengvoeder, p.c. < 100 t/u 6. mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: 1. v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2. v.c.>= 7500 kg meel/week Banket-, biscuit- en koekfabrieken Suikerfabrieken: 1. v.c. < 2.500 t/j 2. v.c. >= 2.500 t/j Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: 1. cacao- en chocoladefabrieken: p.o. >2.000 m2 2. cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 3. cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 4. Suikerwerkfabrieken met suiker branden 5. Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden p.o. > 200 m2 6. Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden p.o. <= 200 m2 Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: 1. koffiebranderijen 2. theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: 1. zonder poederdrogen 2. met poederdrogen Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: 1. p.c. < 5.000 t/j 2. p.c. >= 5.000 t/j Vervaardiging van wijn, cider, e.d. Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
16
12
VERWERKING VAN TABAK
160 17
120 13
Tabaksverwerkende industrie VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
4.1
171 172
131 132
3.2
1552
1052
1561
1061
1562
1571
1572 1581
1582 1583
1584
1585 1586
1587 1589 1589.1 1589.2
1591 1592
1062
1091
1092 1071
1072 1081
10821
1073 1083
108401 1089
110101 110102
173 174, 175 1751 176, 177
133 139 1393 139, 143
Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: 1. aantal weefgetouwen < 50 2. aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
18
14
VERVAARDIGING VAN KLEDING: BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 182 183
141
Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (exclusief van leer) Bereiden en verven van bont, vervaardiging van artikelen van bont
142, 151
3.2 2 4.2 4.1 4.1 4.1 4.2 5.2 5.2 4.2 5.2 4.1 4.2 4.1 2 3.2 3.2 5.1 5.2 5.1 3.2 2 4.2 3.2 2 3.1 5.1 3.2 4.1 4.1 4.1 4.1 4.2 4.2 4.1 4.2 2 4.2 4.2 3.2
3.2 4.2 3.1 3.1 4.1 3.1
3.1 2 3.1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
19
15
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191 192 193
151, 152 151 152
Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken
20
16
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 2010.2
16101 16102
Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven: 1. met creosootolie 2. met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 1. Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 2. Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
202 203, 204, 205 203, 204, 205 205
1621 162
21
17
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 2112
1711 1712
Vervaardiging van pulp Papier- en kartonfabrieken: 1. p.c. < 3 t/u 2. p.c. 3 - 15 t/u 3. p.c. >= 15 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: 1. p.c. < 3 t/u 2. p.c. >= 3 t/u
212 2121.2
162902
172 17212
22
58
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 2221 2222 2222.6 2223
581 1811 1812 18129 1814
2224 2225 223
1813 1814 182
Uitgeverijen (kantoren) Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproductie en zetten Overige grafische activiteiten Reproductiebedrijven opgenomen media
23
19
AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKINGSINDUSTRIE BEWERKING SPLIJT- EN KWEEKSTOFFEN
231 2320.1 2320.2
191 19201 19202
Cokesfabrieken Aardolieraffinaderijen Smeeroliën- en vettenfabrieken Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie Aardolieproductenfabrieken niet eerder genoemd.
24
20
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2411
2011
Vervaardiging van industriële gassen: 1. luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht 2. overige gassenfabrieken, niet explosief 3. overige gassenfabrieken, explosief Kleur- en verfstoffenfabrieken Anorganische chemische grondstoffenfabrieken: 1. niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 2. vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organische chemische grondstoffenfabrieken: 1. niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 2. vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Methanolfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetisch): 1. p.c. < 50.000 t/j 2. p.c. >= 50.000 t/j Kunstmeststoffenfabrieken Kunstharsenfabrieken e.d.
2412 2413
2414.1
2414.2
2415 2416
2012
20141
20149
2015 2016
blz. 3
CAT
4.2 3.1 3.1
3.2 4.1 3.1 3.2 3.2 3.1 2
4.1 3.1 4.1 4.2 3.2 3.2 4.1
1 3.2 3.2 2 1 2 2 2 1
5.3 6 3.2 4.2 4.2
5.2 5.1 5.1 4.1 4.2 5.3 4.2 5.3 4.1 4.2 4.2 5.1 5.1 5.2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993 242
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
2464 2466
205902 205903
247
2060
Landbouwchemicaliënfabrieken: 1. fabricage 2. formulering en afvullen Verf,- lak- en vernisfabrieken Farmaceutische grondstoffenfabrieken: 1. p.c. < 1.000 t/j 2. p.c. >= 1.000 t/j Farmaceutische productenfabrieken: 1. formulering en afvullen geneesmiddelen 2. verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Kruit-, vuurwerk- en springstoffenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: 1. zonder dierlijke grondstoffen 2. met dierlijke grondstoffen Fotochemische productenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische productenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
25
22
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 2512
221101 221102
Rubberbandenfabrieken Loopvlakvernieuwingsbedrijven: 1. vloeroppervlakte < 100 m² 2. vloeroppervlakte > 100 m² Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: 1. zonder fenolharsen 2. met fenolharsen 3. productie van verpakkingsmaterialen en assemblage van kunststof bouwmaterialen
243 2441
2442
2451 2452 2461 2462
2513 252
202
203 2110
2120
2041 2042 2051 2052
2219 222
26
23
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
261
231
Glasfabrieken: 1. glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 2. glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j 3. glaswol en glasvezels, p.c. < 5.000 t/j 4. glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: 1. vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 2. vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen- en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Cementfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Kalkfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Gipsfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Betonwarenfabrieken: 1. zonder persen, triltafels en bekistingstrillers 2. met persen, triltafels of bekistingstrillers, p.c. < 100 t/d 3. met persen, triltafels of bekistingstrillers, p.c. >= 100 t/d Kalkzandsteenfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: 1. p.c. < 100 t/u 2. p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: 1. p.c. < 100 t/d 2. p.c. >= 100 t/d
2615 262, 263
231 232, 234
264
233
2651
2351
2652
2653
2661.1
2661.2
2662 2663, 2664
2665, 2666
235201
235202
23611
23612
2362 2363, 2364
2365, 2369
blz. 4
CAT 5.3 5.1 4.2 4.2 5.1 3.1 2 4.2 4.2 5.3 3.2 5.1 3.2 3.1 4.1 4.2
4.2 3.1 4.1 3.2 4.1 4.2 3.1
3.2 4.2 4.2 5.1 3.1 2 3.2 4.1 4.1 5.1 5.3 4.1 5.3 4.1 5.1 4.1 4.2 5.2 3.2 4.2 3.2 3.2 4.2 3.2 4.2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993 267
2681 2682
SBI-CODE 2008 237
2391 2399
OMSCHRIJVING Natuursteenbewerkingsbedrijven: 1. zonder breken, zeven en drogen p.o. > 2.000 m2 2. zonder breken, zeven en drogen p.o. <= 2.000 m2 3. met breken, zeven of drogen v.c. < 100.000 t/j 4. met breken, zeven of drogen v.c. >= 100.000 t/j Slijp- en polijstmiddelenfabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: 1. p.c. < 100 t/u 2. p.c. >= 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol): 1. steenwol p.c. >= 5.000 t/j 2. overige isolatiematerialen Minerale productenfabrieken n.e.g. 1. Asfaltcentrales p.c. < 100 ton/uur 2. Asfaltcentrales p.c.>= 100 ton/uur
27
24
VERVAARDIGING VAN METALEN
271
241
Ruwijzer- en staalfabrieken: 1. p.c. < 1.000 t/j 2. p.c. >= 1.000 t/j IJzerenbuizen- en stalenbuizenfabrieken: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² Non-ferro-metaalfabrieken: 1. p.c. < 1.000 t/j 2. p.c. >= 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² IJzer- en staalgieterijen, -smelterijen: 1. p.c. < 4.000 t/j 2. p.c. >= 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen, -smelterijen: 1. p.c. < 4.000 t/j 2. p.c >=4.000 t/j
272
273
274
2751, 2752
2753, 2754
245
243
244
2451, 2452
2453, 2454
28
25, 31
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES EN TRANSPORTMIDDELEN)
281
251, 331
Constructiewerkplaatsen: 1. gesloten gebouw 2. gesloten gebouw, p.o. <200 m2 3. in open lucht, p.o. < 2.000 m² 4. in open lucht, p.o. >= 2.000 m² Tank- en reservoirbouwbedrijven: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen, en dergelijke Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: 1. algemeen 2. scoperen (opspuiten van zink). 3. thermisch verzinken 4. thermisch vertinnen 5. mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten). 6. anodiseren, eloxeren 7. chemische oppervlaktebehandeling 8. emailleren 9. galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen, en dergelijke). 10. stralen 11. metaalharden 12. lakspuiten en moffelen Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m2
2821
2529, 3311
2822, 2830 284
2521, 2530, 3311 255, 331
2851
2561, 3311
2852
2562, 3311
blz. 5
CAT 3.2 3.1 4.2 5.2 3.1 4.2 5.1 4.2 4.1 3.2 4.1 4.2
5.2 6 5.1 5.3 4.2 5.2 4.2 5.2 5.1 5.3 4.2 5.1 4.2 5.1
3.2 3.1 4.1 4.2 4.2 5.1 4.1 4.1 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 4.2 3.2 3.2 3.2 3.1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993 287
SBI-CODE 2008 259, 331
OMSCHRIJVING Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² Overige metaalwarenfabrieken niet eerder genoemd Overige metaalwarenfabrieken niet eerder genoemd: inpandig p.o. <200 m2
29
27, 28, 33
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
27, 28, 33
28, 33
Machine- en apparatenfabrieken inclusief reparatie: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² 3. met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW
30
26, 28, 33
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
Kantoormachines- en computerfabrieken inclusief reparatie
31
26, 27, 33
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRONISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
311 312 313 314 315 316 3162
271, 331 271, 273 273 272 274 293 2790
Elektromotoren- en generatorenfabrieken inclusief reparatie Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Elektrotechnische industrie niet eerder genoemd Koolelektrodenfabrieken
32
26, 33
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
321 t/m 323
261, 263, 264, 331
3210
2612
33
26, 32, 33
blz. 6
CAT 4.1 5.1 3.2 3.1
3.2 4.1 4.2
3.1
4.1 4.1 4.1 3.2 4.2 2 6
3.1 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur, en dergelijke inclusief reparatie Fabrieken voor gedrukte bedrading
3.1
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN 33
26, 32, 33
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten, e.d. incl. reparatie
34
29
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341
291
Autofabrieken en assemblagebedrijven 1. p.o. < 10.000 m² 2. p.o. >= 10.000 m² Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken
3420.1 3420.2 343
29201 29202 293
35
30
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S EN AANHANGWAGENS)
351
301, 3315
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: 1. houten schepen 2. kunststof schepen 3. metalen schepen < 25 m 4. metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW Scheepssloperijen Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: 1. algemeen 2. met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw- en -reparatiebedrijven: 1. zonder proefdraaien motoren 2. met proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie niet eerder genoemd
3511 352
353
3831 302, 317
303, 3316
354 355
309 3099
36
31
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN VERVAARDIGING VAN OVERIGE GOEDEREN NIET EERDER GENOEMD.
361
310 9524
1. meubelfabrieken 2. meubelstoffeerderijen b.o.< 200 m2
2
4.1 4.2 4.1 4.1 3.2
3.1 3.2 4.1 5.1 5.2 3.2 4.2 4.1 5.3 3.2 3.2
3.2 1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
362 363 364 365 366 366
321 322 323 324 32991 32999
Fabricage van munten, sieraden, en dergelijke Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen niet eerder genoemd
37
38
VOORBEREIDING TOT RECYCLING
371 372
383201 383202
Metaal- en autoschredders Puinbrekerijen en -malerijen: 1. v.c. < 100.000 t/j 2. v.c. >= 100.000 t/j Rubberregeneratiebedrijven Afvalscheidingsinstallaties
40
35
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN ELEKTRICITEIT, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
35
Elektriciteitsproductiebedrijven (vermogen >= 50 MWe): 1. kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 2. oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 3. gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth, in 4. kerncentrales met koeltorens 5. warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth Bio-energieinstallaties, elektrisch vermogen < 50 MWe: 1. covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 2. vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: 1. < 10 MVA 2. 10 - 100 MVA 3. 100 - 200 MVA 4. 200 - 1000 MVA 5. >= 1000 MVA Gasdistributiebedrijven: 1. gascompressorstations, vermogen < 100 MW 2. gascompressorstations, vermogen >= 100 MW 3. gas: reduceer-, compressor-, meet- en reglinstallatie categorie A 4. gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C 5. gasontvang- en -verdeelstations, categorie D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: 1. stadsverwarming 2. blokverwarming Windmolens: 1. wiekdiameter 20 m 2. wiekdiameter 30 m 3. wiekdiameter 50 m
41
36
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41
36
Waterwinning-/ bereidingsbedrijven: 1. met chloorgas 2. bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en / of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 1. < 1 MW 2. 1 - 15 MW 3. >= 15 MW
45
blz. 7
CAT 2 2 3.1 3.1 2 3.1
5.1 4.2 5.2 4.2 4.2
5.2 5.1 5.1 6 5.1
3.2 3.2 2 3.1 3.2 4.2 5.2 4.2 5.1 1 2 3.1 3.2 2 3.2 4.1 4.2
5.3 3.1 2 3.2 4.2
41, 42, 43
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43
Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2000 m2
3.2
Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2000 m2
3.1
Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2
3.1
Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2
2
50
45, 47
HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORFIETSEN, BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504
451, 452, 453
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
502 5020.4
451 45204
5020.5 503, 504 505
45205 453 473
OMSCHRIJVING (Groot)handel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie) Autoplaatwerkerijen Autobeklederijen Autospuitinrichtingen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires Benzineservicestations: 1. met LPG > 1000 m3/jr 2. met LPG< 1000 m3/jr 3. zonder LPG
51
46
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 5121
461 4621
5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7
4622 4623 4624 46217, 4631 4632, 4633 4634 4635 4636 4637 4638, 4639 464, 46733 46499
Handelsbemiddeling (kantoren) Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit >= 500 ton per uur. Groothandel in bloemen en planten Groothandel in levende dieren Groothandel in huiden, vellen en leder Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren en spijsoliën Groothandel in dranken Groothandel in tabaksproducten Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen Groothandel in overige consumentenartikelen Groothandel in vuurwerk en munitie: 1. consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2. consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3. professioneel vuurwerk, netto expliciet massa per bewaarplaats < 750 kg ( en > 25 kg theatervuurwerk) 4. professioneel vuurwerk, netto expliciet massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton. 5. munitie Groothandel in vaste brandstoffen: 1. klein, lokaal verzorgingsgebied 2. kolenterminal, opslagoppervlakte >= 2.000 m²
5151.1
5151.2
46711
517
466, 469
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen: 1. vloeistoffen o.c. < 100.000 m³ 2. vloeistoffen o.c. >= 100.000 m³ 3. tot vloeistof verdichte gassen Groothandel in minerale olieproducten (exclusief brandstoffen) Groothandel in metaalertsen: 1. opslagoppervlakte < 2.000 m² 2. opslagoppervlakte >= 2.000 m² Groothandel in metalen en -halffabrikaten Groothandel in hout en bouwmaterialen 1. Algemeen: bebouwde oppervlakte > 2000 m2 2. Algemeen: bebouwde oppervlakte <= 2000 m2 Zand en grind: 1. algemeen: bebouwde oppervlakte > 200 m2 2. algemeen: bebouwde oppervlakte < = 200 m2 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur 1. algemeen: bebouwde oppervlakte > 2000 m2 2. algemeen: bebouwde oppervlakte <= 2000 m2 Groothandel in chemische producten Groothandel in overige intermediaire goederen Autosloperijen: bebouwde oppervlakte > 1000 m2 Autosloperijen: bebouwde oppervlakte < = 1000 m2 Overige groothandel in afval en schroot: bebouwde oppervlakte > 1000 m2 Overige groothandel in afval en schroot : bebouwde oppervlakte <= 1000 m2 Groothandel in machines en apparaten: 1. machines voor de bouwnijverheid 2. overige Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.)
60
49
VERVOER OVER LAND
6021.1 6022
493
Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven en taxistandplaatsen
5151.3 5152.1
5152.2 /.3 5154
5153.4
46712
46713 46721
46722, 46723 4673
46735
4674
5155.1 5156 5157
46751 4676 4677
5157.2 /.3 5162
466
blz. 8
CAT 3.2 3.2 1 3.1 2 2 4.1 3.1 2
1 3.1 4.2 2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2 2 2 2 2 3.1 5.1 5.3 2 3.1 5.1 4.1 5.1 4.2 3.2 4.2 5.2 3.2 3.1 2 3.2 2 3.1 2 3.2 2 3.2 3.1 3.1 3.2 3.2 3.1 2
3.2 2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993 6023 6024 6024 603
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
495
Touringcarbedrijven Goederenwegvervoersbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 Goederenwegvervoersbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
61, 62
50, 51
VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62
50, 51
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
63
52
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
6311.1
52241
791 5229
Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van zeeschepen: 1. containers 2. stukgoederen 3. ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m² 4. granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u 5. steenkool, opslagopp. >= 2.000 m² 6. olie, LPG, e.d. 7. tankercleaning Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van de binnenvaart: 1. containers 2. stukgoederen 3. ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlakte < 2.000 m² 4. ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlakte >= 2.000 m² 5. granen of meelsoorten v.c. < 500 t/u 6. granen of meelsoorten v.c. >= 500 t/u 7. steenkool, opslagoppervlakte < 2.000 m² 8. steenkool, opslagoppervlakte >= 2.000 m² 9. olie, LPG, en dergelijke 10. tankercleaning Distributiecentra, pak- en koelhuizen Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 1. Autoparkeerterreinen, parkeergarages 2. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) Overige dienstverlening ten behoeve van het vervoer (kantoren) Luchthavens Helicopterlandplaatsen Reisorganisaties Expediteurs, cargadoors (kantoren)
64
53
POST EN TELECOMMUNICATIE
641 642 642 642 642
531, 532 61
Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven Zendinstallaties: 1. LG en MG, zendervermogen < 100 kw (bij groter vermogen: onderzoek!) 2. FM en TV
71
77
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 712 713 714
7711 7712, 7739 773 772
Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
72
62
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 72
62 58, 63
Computerservice- en informatietechnologie-bureaus, en dergelijke Datacentra
74
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 812 74203 82991 82992
Overige zakelijke diensverlening: kantoren
6311.2
6312 6321 6321 6322, 6323 6323 6323 623 634
74 747 7481.3 7484.3 7484.4
494
52242
52102, 52109 52109 5221 5222 5223
Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijproducten Veilingen voor huisraad, kunst, en dergelijke
blz. 9
CAT 3.2 3.2 3.1 2
1
5.1 4.2 5.3 5.1 5.2 5.3 4.2 4.2 3.2 4.2 5.2 4.2 5.1 4.2 5.1 5.2 4.2 3.1 2 2 3.2 1 6 5.1 1 1
2 1 3.2 1
2 3.1 3.1 2
1 2
1 3.1 2 4.1 1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
90
37, 38, 39
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
3700
RWZI's en gierverwerkingsinrichting, met afdekking voorbezinktanks: 1. < 100.000 i.e. 2. 100.000 - 300.000 i.e. 3. >= 300.000 i.e. Rioolgemalen Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven, en dergelijke Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Vuiloverslagstations Afvalverwerkingsbedrijven: 1. mestverwerkingskorrelfabrieken 2. kabelbranderijen 3. verwerking radio-actief afval 4. pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 5. oplosmiddelterugwinning 6. afvalverbrandingsinrichtingen thermisch vermogen > 75 MW 7. verwerking fotochemisch en galvano-afval Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven: 1. niet belucht v.c. < 5.000 t/j 2. niet belucht v.c. 5.000 tot 20.000 t/j 3. belucht v.c. < 20.000 t/j 4. belucht v.c. > 20.000 t/j 5. GFT in gesloten gebouw
9002.1
381
9002.2
382
93
96
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
96011
9301.2 9301.3 9302 9304 9305
96013 96013 9602 9613, 9604 9609 9609
Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wasseretten, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten Fitnesscentra, badhuizen en saunabaden Dierenasiels en -pensions Persoonlijke dienstverlening niet eerder genoemd, exclusief bordelen, prostituees en sexclubs
Afkortingen: cat. categorie o.c. opslagcapaciteit v.c. verwerkingscapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak e.d. en dergelijke n.e.g. niet elders genoemd t ton kl klasse u uur d dag w week jr jaar = is gelijk aan < kleiner dan > groter dan
blz. 10
CAT
4.1 4.2 5.1 2 3.1 3.1 4.2 5.1 3.2 6 3.1 3.2 4.2 2 4.2 4.2 5.2 3.2 4.1 4.1
3.1 3.1 2 2 1 1 2 3.2 1