GEMEENTE TUBBERGEN bestemmingsplan
Reutum De Maten-Zuid, fase 4
Toelichting december 2005
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
Algemeen .................................................................................................................... 1 De bij het plan behorende stukken ............................................................................. 1 Situering van het plangebied ...................................................................................... 1
2. Onderzoek 2.1. 2.1.1. 2.1.2. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.6.1. 2.6.2. 2.7. 2.8.
11
Planbeschrijving.........................................................................................................11 Juridische planopzet ..................................................................................................11
4. Toelichting op de voorschriften 4.1. 4.2.
2
Algemeen .................................................................................................................... 2 Woonplan gemeente Tubbergen 2004 tot en met 2009 ............................................. 2 Bevolkingsontwikkeling en woningbehoefte ............................................................... 4 Milieuhygiënische aspecten ........................................................................................ 5 Archeologie en cultuurhistorie .................................................................................... 6 Waterhuishouding ....................................................................................................... 7 Natuurbescherming/ecologie ...................................................................................... 7 Duurzaam bouwen...................................................................................................... 8 Algemeen .................................................................................................................... 8 Duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau......................................................... 8 Externe veiligheid........................................................................................................ 9 Luchtkwaliteit .............................................................................................................. 9
3. Het plan 3.1. 3.2.
1
12
Algemeen .................................................................................................................. 12 Nadere toelichting op de voorschriften ..................................................................... 12
5. Economische uitvoerbaarheid
15
6. Overleg en inspraak
16
6.1. 6.2.
Inspraak .................................................................................................................... 16 Overleg ex artikel 10 van het Bro '85........................................................................ 16
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5.
Verkennend bodemonderzoek Ontheffing Flora- en faunawet Quickscan Flora- en faunawet Aanbevelingen duurzaam bouwen Notitie economische uitvoerbaarheid
1. 1.1.
Inleiding Algemeen
Het onderhavige bestemmingsplan betreft de juridisch planologische regeling om in de komende jaren de uitbreiding van de woningbouw in het dorp Reutum mogelijk te maken. De woningbouw in Reutum heeft de laatste jaren plaatsgevonden aan de zuidzijde van het dorp. Dit gebeurde op basis van de bestemmingsplannen "Reutum De Maten-Zuid, fase 2", vastgesteld op 6 januari 1997 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 april 1997 en "Reutum De Maten-Zuid, fase 3", vastgesteld op 8 maart 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 3 mei 2004. Dit plan betreft de gronden aangrenzend en ten westen van de gronden van woongebied Fase 3: die gronden zijn geheel uitgegeven en in het dorp is momenteel geen bouwgrond meer beschikbaar. Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om vrijstaande dan wel halfvrijstaande woningen te realiseren. De in het plan gelegen gronden maken momenteel nog deel uit van het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld door de raad op 11 januari 1982 en herzien op 5 november 1990. De geldende bestemming is "agrarisch gebied, met landschappelijke waarde" en staat de bouw van woningen niet toe: een herziening van het geldende bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
1.2.
De bij het plan behorende stukken
Het bestemmingsplan “Reutum De Maten-Zuid, fase 4” bestaat uit de volgende stukken: ♦ plankaart, schaal 1:1.000 (tek. no. RE-MA-Zuid 4); ♦ voorschriften. Op de plankaart zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen weergegeven. De voorschriften geven de ingevolge het bepaalde in artikel 12 van de Bro '85 vereiste bepalingen omtrent het gebruik van grond en opstallen weer. Bij de redactie van de voorschriften is - indachtig de door het gemeentebestuur voorgestane standaardisering van bestemmingsplanvoorschriften - aansluiting gezocht bij de voorschriften van bestemmingsplannen zoals die het afgelopen jaar in procedure zijn gebracht. In deze toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en een beschrijving van de planopzet vermeld. De economische uitvoerbaarheid is als separate bijlage aan het plan toegevoegd.
1.3.
Situering van het plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van het dorp Reutum. Aan de noord- en oostzijde wordt het gebied begrensd door de reeds aanwezige woningbouw en aan de zuidzijde de Stroveldweg. Afbeelding 1 geeft inzicht in de situering.
1
2. 2.1.
Onderzoek Algemeen
Volgens artikel 9 van het Bro '85 dienen burgemeester en wethouders ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, een onderzoek in te stellen naar de bestaande toestand en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling (van een deel) van de gemeente. In dit plan zal daarom onder meer aandacht worden besteed aan het gemeentelijk woonplan uit 2004, de woningbehoefte, milieuaspecten, archeologie en externe veiligheid. Vanwege het feit dat besloten is om op een duurzame manier om te gaan met het waterbeheer is nader overleg gevoerd met het Waterschap. De uitkomsten daarvan zijn verwerkt in de waterparagraaf.
2.1.1. Woonplan gemeente Tubbergen 2004 tot en met 2009 Met betrekking tot de voorziening in de woningbehoefte heeft de gemeente de volgende doelen voor haar woonbeleid geformuleerd: 1. om de leefbaarheid op peil te houden streeft de gemeente naar een evenwichtige, gedifferentieerde leeftijdsopbouw van de bevolking. In het licht van de bestaande tendens tot vergrijzing wil de gemeente starters meer kansen bieden op de woningmarkt; 2. specifieke doelgroepen zoals ouderen en gehandicapten hebben veelal behoefte aan specifiek voor hen geschikte woningen. Extra aandacht dient uit te gaan naar het realiseren van voor hen geschikt woningaanbod om op deze behoefte te kunnen inspelen; 3. de gemeente streeft in samenwerking met de woningstichting naar voldoende mogelijkheden voor de lagere-inkomensgroep voor het verkrijgen van een woning; 4. het gemeentelijk woningbeleid is erop gericht bij woningaanpassing en nieuwbouw zo goed mogelijk in te spelen op de sterke verscheidenheid in de kwalitatieve woningvraag van alle woningzoekenden; 5. met inachtneming van de hierboven genoemde beleidsdoelen streeft de gemeente naar het oplossen van de huidige en toekomstige woningtekorten. Binnen ieder beleidsdoel heeft de gemeente ook nog verschillende beleidsvoornemens geformuleerd. De belangrijkste hiervan zijn: Ad 1. De gemeente handhaaft het bestaande beleid waarbij voorrang wordt verleend aan startende huishoudens bij de verdeling van de bouwkavels. De gemeente ondersteunt initiatieven voor nieuwbouw voor één- en tweepersoonshuishoudens. De gemeente en de woningstichting streven naar het uitbreiden van de mogelijkheden voor starters in de vorm van de bouw van appartementen en van goedkope woningen, zowel in de koop- als de huursector. De gemeente stimuleert het verbouwen van leegkomende bedrijfsgebouwen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, tot appartementen voor starters en zal daar waar nodig ook een deel van het contingent voor bestemmen. Om de betaalbaarheid van bestaande koopwoningen te vergroten zullen gemeente en woningstichting de mogelijkheden in Tubbergen van stimulerende maatregelen zoals maatschappelijk gebonden eigendom (MGE) onderzoeken.
2
Ad 2. De gemeente ondersteunt de bestaande initiatieven voor nieuwbouw voor ouderen. In overleg met de initiatiefnemers spant de gemeente zich in om deze woningen ook buiten de kern Tubbergen te realiseren en ook in de koop- en duurdere huursector. De gemeente reserveert de huidige 25% van het contingent die is bestemd voor inbreidingslocaties voor ouderenhuisvesting en voor appartementen voor één- en tweepersoonshuishoudens. De gemeente zal onderzoeken of het verbouwen van (agrarische) bedrijfspanden tot appartementen tot seniorenhuisvesting mogelijk en wenselijk is. De gemeente verleent waar nodig en mogelijk medewerking aan het realiseren van woonzorgwoningen. Ze zal daartoe het initiatief nemen tot strategische samenwerkingsverbanden met aanbieders van woningen en zorginstellingen. De gemeente verleent waar nodig en mogelijk medewerking aan het realiseren van specifieke woonvoorzieningen voor gehandicapten. Ad 3. De gemeente ondersteunt het beleid van Woningstichting Tubbergen waar het gaat om woningtoewijzing en inflatievolgend huurbeleid. In de op te stellen prestatieafspraken tussen gemeente en woningstichting zal dit worden vastgelegd. De gemeente zet zich in samenwerking met Woningstichting Tubbergen in voor aanbod van goedkope woningen voor de lage-inkomensgroep. In samenwerking met Woningstichting Tubbergen wordt de achterstand in de huisvesting van statushouders in een periode van drie jaar ingelopen. Ad 4. De gemeente en de woningstichting streven niet naar het verkopen van huurwoningen. Waar de gemeente de eigenaar is van de bouwgrond zal zij in de verkoopovereenkomst aanbevelingen opnemen ten aanzien van duurzaam en aanpasbaar bouwen. De inspanningsverplichting om bij nieuwbouwwoningen een verscherping van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) met 5%-10% te bereiken. De inspanningsverplichting om in nieuwe bestemmingsplannen minimaal 70% zongericht te verkavelen. Het toepassen van de Welstandsnota om daarmee een helder welstandsbeleid uit te voeren. De gemeente gaat onderzoeken of voor de nieuwe uitleggebieden beeldkwaliteitsplannen dienen te worden opgesteld. Ad 5. Bij de invulling van het nieuwbouwprogramma wordt gestreefd naar het oplossen van de kwalitatieve knelpunten op de woningmarkt. Vanaf de inwerkingtreding van het woonplan wordt door middel van monitoring getoetst of (nieuwbouw- en bestaande) woningen door de voor hen bestemde huishoudens worden betrokken.
3
Bij raadsbesluit van 11 juli 2005 is het Woonplan aangevuld met de volgende Uitvoeringsmaatregelen: 1. bij nieuwe bestemmingsplannen 20% van de uit te geven kavels opnemen als starters2 koop-kavels met een oppervlakte van ± 225 m ten behoeve van een grotere bereikbaarheid voor starters; 1 2 2. meewerken aan realisatie van mge -woningen op kavels van ± 200 m in samenwerking met de Woningstichting Tubbergen dan wel andere participanten; 2 3. bij goedkope huur een kavelgrootte van ± 150 m hanteren en bij betaalbare en dure huur 2 van ± 175 m .
2.1.2. Bevolkingsontwikkeling en woningbehoefte Inwonertal Reutum De kern Reutum telde op 1 januari 2005 641 inwoners. Op 1 januari 1998 waren dit 615 inwoners, zodat per saldo het inwonertal in de afgelopen 7 jaar is gestegen met 26 inwoners. Het buitengebied van de kern (alsmede het buurtschap Haarle) is in die periode van 645 naar 656 inwoners gegaan: een stijging met 11 inwoners. Totaal is derhalve sprake van een stijging van het inwonertal met 37 inwoners in de periode van 1 januari 1988 tot 1 januari 2005. Het aantal geborenen in de periode 1998-2004 bedroeg 152 en het aantal overledenen in die periode 76. De natuurlijke aanwas is derhalve in genoemde periode + 76. Bouwproductie In de afgelopen 7 jaar is in de kern Reutum de navolgende bouwproductie gerealiseerd: 1998:4, 1999:3, 2000:5, 2001:3, 2002:4, 2003:0 en 2004:2. Dit betekent dat in de afgelopen 7 jaar 19 woningen zijn gerealiseerd, waarvan 7 in inbreidingsgebieden. Woningbestand De bestaande woningvoorraad bestaat uit 415 woningen, die zijn onder te verdelen in de navolgende pandsoorten.
Sociale woning Rijen woning 2 onder 1 kap vrijstaande woningen appartementen/seniorenwoningen woning&bedrijf agrarisch bedrijf
Reutum
Haarle
7 3 97 160 7 27 70
0 0 14 8 0 1 21
Vraag naar woningen Bij de gemeente staan (per 9 juni 2005) voor de kern Reutum in totaal 42 mensen ingeschreven e voor een bouwkavel. Inmiddels zijn aan 16 hiervan een kavel toegewezen in de 3 fase. Derhalve staan nog 26 personen ingeschreven waarvan 17 als starter en 9 als doorstromer. Bij de
1
Mge= Maatschappelijk gebonden eigendom.
4
Woningstichting Tubbergen staat per begin mei 1 persoon ingeschreven voor een huurwoning, en wel een seniorenwoning. Eén en ander betekent dat per 9 juni 2005 in totaal 27 personen in de kern Reutum een woning vragen. Woningbouwproductie op basis van woningbehoefte Rekening houdend met de aantallen reeds gebouwde woningen en de woningen die reeds in bestemmings- en bouwplannen zijn weggezet, geeft de nieuwste tabel van het Woonplan (Uitvoeringsmaatregelen) een zodanige verdeling over de kernen te zien dat in de kern Reutum in de periode van 1998 tot 2010 aan de woningvoorraad in totaal 43 woningen in uitbreidingsplannen kunnen worden toegevoegd. In de periode 1998 tot en met 2004 zijn hierin in totaal reeds 14 woningen gerealiseerd. Daarnaast is inmiddels het bestemmingsplan "De Maten-Zuid, fase 3", met een capaciteit van 16 woningen onherroepelijk geworden. Dit betekent dat nog 43 minus 14 en minus 16 = 13 woningen kunnen worden weggezet. Het onderhavige plan heeft een capaciteit van 7 woningen en kan dus enkele jaren in de woningbehoefte van Reutum voorzien. Kwaliteit van de woningbouw De te bouwen aantallen woningen dienen zoveel mogelijk te voorzien in de behoefte van woningen, waarbij rekening gehouden moet worden met het gestelde in het Woonplan met Uitvoeringsmaatregelen. Uit een eerder woningbehoeftenonderzoek alsmede de vertaling daarvan naar het woonplan, blijkt dat (ten behoeve van demografische groei) 145 huur- en 560 koopwoningen gebouwd moeten worden. Ten behoeve van het wegwerken van frictie resp. 50 en 150 woningen. Dit betekent dat procentueel 21,5% huur- en 78,5% koopwoningen gebouwd moeten gaan worden. Daarnaast moet dus nog rekening gehouden worden met de kavelgroottes. Gezien de verhouding in de vraag naar koop en huur (39:1) exclusief vraag naar seniorenhuurwoningen (welke bij voorkeur in de kern gerealiseerd dienen te worden), alsmede gezien het feit dat de recente bestemmingsplancapaciteit is benut voor koopwoningen, wordt voorgesteld woningen in de huursector op te nemen. Bij de verdeling naar type woning wordt gebruik gemaakt van de inventarisatie van de woonwensen van de aspirant-bouwers.
2.2.
Milieuhygiënische aspecten
Algemeen Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang om na te gaan in hoeverre milieuhygiënische factoren belemmeringen opleveren voor de voorgestane ontwikkelingen. In deze paragraaf zal worden ingegaan op een aantal relevante milieufactoren; Hinder van (agrarische) bedrijven-woningen In de directe omgeving van de geprojecteerde woningen zijn geen (agrarische) bedrijven aanwezig. Dit betekent dat er op dit punt gesproken kan worden van een aanvaardbaar woon en leefklimaat en dit aspect geen beperking met zich meebrengt voor de woningen. 5
Geluid wegverkeer De wegen binnen het plangebied zijn binnen de bebouwde kom gelegen van de kern Reutum en zijn aangewezen als 30 km uur zone. Hierdoor is op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) geen sprake van een wettelijke geluidszone en is in beginsel geen geluidsonderzoek noodzakelijk. De onverharde weg langs de zuidgrens van het plangebied (Stroveldweg) loopt naar het natuurgebied de Weuste en dient uitsluitend ter ontsluiting van aanliggende percelen. Gezien het verhardingstype van de weg zullen slechts enkele voertuigen per etmaal passeren, en zal de geluidbelasting op de meest dichtbij gelegen woning ver beneden de 50 dB(A) liggen. Nader akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Buiten het plangebied is de Nieuwematenweg een weg die een rol speelt bij de mogelijke geluidshinder. Deze weg is gedeeltelijk buiten de bebouwde kom gelegen en kent ingevolge de Wet geluidhinder een onderzoekszone van 250 meter aan weerszijden van de weg. Voor deze weg is in 2004 in het kader van het bestemmingsplan Reutum De Maten- Zuid een akoestisch onderzoek gedaan, met als resultaten: Geluidbelasting in het maatgevende
Afstand ten opzichte van het hart van
jaar (2013)
de Nieuwematenweg
50 dB(A)-contour
50 dB(A)
40
Waarneempunt W
47 dB(A)
67
Uit dat onderzoek kan geconcludeerd worden dat de 50 dB(A)-contour zich op 40 meter uit het hart van de Nieuwematenweg bevindt. Dit betekent dat de geluidbelasting op de gevel van de dichtstbijzijnde nieuw te bouwen woning beneden de 50 dB(A)-contour ligt. Derhalve wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder gestelde normen. Bodemkwaliteit Voor de ontwikkeling van het plangebied ten behoeve van woningbouw is door Tebodin BV uit Hengelo (volgens NEN 5740) een verkennend bodemonderzoek verricht naar de kwaliteit van grond en grondwater. Op 21 oktober 2002 is dienaangaande gerapporteerd middels het "Verkennend bodemonderzoek De Maten-Zuid te Reutum". De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de geplande bestemmingswijziging. In de rapportage wordt opgemerkt dat in de toekomst bij het vrijkomen van grond bij eventuele graafwerkzaamheden rekening moet worden gehouden met het gegeven dat bij afvoer van de grond voldaan moet worden aan het Bouwstoffenbesluit en aan de voorschriften van het betreffende bevoegde gezag. Het bodemonderzoek is als separate bijlage bij deze toelichting gevoegd.
2.3.
Archeologie en cultuurhistorie
Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische monumentenkaart (AMK), hierop zijn de bekende en gewaardeerde vindplaatsen aangegeven. Er zijn in het gebied geen archeologische monumenten bekend.
6
Complementair aan deze kaart is de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Op basis van deze kaart kan inzicht worden verkregen in de mate waarin archeologische resten in een gebied kunnen worden aangetroffen. Op basis van de IKAW kaart kan gesteld worden dat er een lage trefkans aanwezig is voor het aantreffen van archeologische resten. Dit betekent dat er geen archeologisch onderzoek hoeft te worden ingesteld
2.4.
Waterhuishouding
Ruimtelijke plannen worden in toenemende mate getoetst aan diverse waterstaatkundige aspecten, zoals waterafvoer en waterkwaliteit. De gemeente heeft in het overleg met het Waterschap overeenstemming bereikt over de toekomstige waterhuishouding in het gebied. Zowel het regenwater als het afvalwater wordt in de wijk De Maten afgevoerd door middel van het gemengd rioolstelsel. Voor Fase 4 zal gelden dat het hemelwater van de daken wordt afgekoppeld en wordt afgevoerd naar de sloot aan de zuidkant van het plangebied. Het hemelwater van de wegen wordt via het gemengde stelsel afgevoerd. Vanuit het oogpunt van duurzaam waterbeheer verdient het vasthouden van het regenwater in het plangebied de voorkeur. Hydrologisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat het infiltreren van het water in de bodem, vanwege de grondslag in het plangebied, niet mogelijk is: de bodem bevat slecht doorlatende grond (blauwachtige klei).
2.5.
Natuurbescherming/ecologie
In oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd (de soortbescherming is reeds verankerd in de Flora- en faunawet). Uitgangspunt van de gewijzigde wet is een integrale bescherming van de aangewezen vogelen habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd. Bij activiteiten in of nabij een vogel- of habitatrichtlijngebied wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen, projecten en andere handelingen die significante gevolgen kunnen hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied en alle overige handelingen die schadelijk kunnen zijn. Voor plannen, projecten of andere handelingen die geen significante gevolgen hebben, wordt de zware afwegingsprocedure van de Habitatrichtlijn (ex artikel 6) niet verplicht. Voor het plangebied geldt dat dit niet in of nabij een Speciale Beschermingszone (sbz) is gelegen en verder onderzoek daarom niet noodzakelijk is. De Flora- en faunawet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. In het kader van eerdere planvormingen ter plaatse, onder andere De Maten-Zuid, fase 3, is door bureau Eelerwoude een "Quickscan Flora- en Faunawet" voor het gehele terrein uitgevoerd.
7
De conclusies van deze quickscan zijn indertijd aanleiding geweest om een ontheffing aan te vragen, die op 26 juli 2004 door met ministerie van LNV is verleend. De Quickscan en de ontheffing zijn als bijlagen bij het bestemmingsplan opgenomen.
2.6.
Duurzaam bouwen
2.6.1. Algemeen Onder duurzaam bouwen wordt verstaan het op dusdanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu)problemen ontstaan. Duurzame stedenbouw is een belangrijk en voorwaardenscheppend onderdeel van duurzaam bouwen. Verschillende nieuwe, maar zeker ook al bestaande, initiatieven en/of maatregelen worden in het kader van duurzaam bouwen samengevoegd tot het duurzame concept van een plan. Deze initiatieven en maatregelen vormen de bouwstenen voor duurzame stedenbouw.
2.6.2. Duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau 2
De lijst "Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau" uit de VNG publicatie "Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw" is een bruikbare "Checklist" met initiatieven en maatregelen, aanbevelingen genoemd, die mogelijk toegepast kunnen worden binnen een plan. De toepasbaarheid van de "aanbevelingen" is per plan verschillend, wel is het mogelijk een plan aan de bovenstaande VNG-lijst te toetsen om zodoende inzicht te krijgen in de (on-)mogelijkheden van duurzaam bouwen. Bij het toetsen van een specifiek plan aan de VNG-lijst is de toepasbaarheid van de aanbevelingen onder te verdelen in vier categorieën, namelijk: a.
Niet van toepassing Gezien de aard en omvang van het plan, dan wel door het gebrek aan, of afwezigheid van, de benodigde bouwstenen is de genoemde aanbeveling niet relevant binnen het onderhavige plan.
b.
Niet toegepast Na overweging is gebleken dat de genoemde aanbeveling in de praktijk niet realiseerbaar is binnen het onderhavige plan.
c.
Aandachtspunt De genoemde aanbeveling is pas relevant in een later stadium van de planontwikkeling en toepassing van deze aanbeveling binnen het onderhavige plan zal op dat moment worden overwogen.
2
Vereniging Nederlandse Gemeenten.
8
d.
Toegepast De genoemde aanbeveling is, voor zover dit mogelijk is, binnen het onderhavige plan toegepast.
Het onderhavige plan is getoetst aan de VNG-lijst. Hierdoor ontstaat inzicht aan welke aspecten van duurzaam bouwen nadere aandacht kan worden besteed. Daarbij moet worden opgemerkt dat er binnen het onderhavige plan niet aan voorbij gegaan kan worden dat het hier in het algemeen zal gaan om individuele bouwinitiatieven waarbij het minder eenvoudig is om bij de feitelijke bouwactiviteit het maximale rendement ten aanzien van duurzaam bouwen te realiseren. De complete VNG-lijst "Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau", inclusief indicatie van de mate van toepasbaarheid binnen het onderhavige plan, is als separate bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
2.7.
Externe veiligheid
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden: ♦ of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico; ♦ of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In of nabij het plangebied is geen sprake van inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen danwel andere risico's of gevaarbronnen
2.8.
Luchtkwaliteit
Luchtkwaliteit is een belangrijke pijler voor een goede leefomgeving. Op grond van het Besluit Luchtkwaliteit 2005 dienen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit grenswaarden in acht te nemen. De vaststelling van een bestemmingsplan wordt in de jurisprudentie aangemerkt als de uitoefening van een bevoegdheid die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Het Besluit luchtkwaliteit 2005 geeft grenswaarden voor stikstofoxide (NO), stikstofdioxide (NO2), koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2) en lood (Pb). Er zijn grenswaarden voor jaargemiddelde en uurgemiddelde concentraties.
9
Voor stikstofoxide, koolmonoxide, benzeen, zwaveldioxide en lood zijn bij landelijke metingen en berekeningen geen overschrijdingen van de grenswaarden geconstateerd of te verwachten. Voor stikstofdioxide en fijn stof ligt dat genuanceerder. Voor fijn stof kunnen zich - landelijk bezien - op sterk verkeersbelaste locaties in stedelijk gebied overschrijdingen voordoen van de jaargemiddelde grenswaarde en in geheel Nederland van de 24-uursgemiddelde grenswaarde. Sinds de wijziging van het Besluit per augustus 2005 hoeven de natuurlijk voorkomende achtergrondwaarden niet langer te worden meegenomen in de berekeningen, hetgeen een gunstig effect heeft op de grenswaarden voor fijn stof. Voor stikstofdioxide gelden in en na 2010 andere grenswaarden dan thans. Uitgaande van doorzetting van de huidige dalende trend in concentraties stikstofdioxide wordt voor 2010 verwacht dat landelijk grotendeels aan de grenswaarden voor stikstofdioxide wordt voldaan. Gelet op de situering van het plangebied (op geruime afstand van wegen of locaties die een knelpunt vormen voor de fijn stof en stikstofdioxideconcentraties), de aard van het gebied, de voorgestane bebouwing en de verkeersintensiteiten worden voor het gebied geen gezondheidsrisico's of ecologische risico's verwacht. Een nader onderzoek wordt gelet op vorenstaande niet noodzakelijk geacht.
10
3. 3.1.
Het plan Planbeschrijving
In het bestemmingsplan "Reutum de Maten-Zuid, fase 3", is indertijd een verkaveling gepresenteerd: daarbij is reeds enig inzicht gegeven in de mogelijke verkaveling van het 'aangrenzende gebied' van fase 4. Er is sprake van een verkaveling met vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Op afbeelding 2 is de voorgenomen verkaveling van het thans voorliggende plan (fase 4) weergegeven. De stedenbouwkundige opzet van het plan is dermate ruim dat wat betreft parkeren uitgegaan wordt van parkeren op eigen terrein. Tevens zijn er enkele parkeerstroken in het plan opgenomen. Dit plan beoogt de bouw van 7 woningen in het dorp Reutum mogelijk te maken. Voorts voorziet het plan in het aanleggen van een speelveld. Indien te zijner tijd blijkt dat er geen behoefte (meer) is aan het speelveld, kan de bestemming worden gewijzigd om daar nog twee woningen te realiseren. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via De Gruttenmaat.
3.2.
Juridische planopzet
Op de plankaart is de plaats voor de te realiseren woningen door middel van een bestemming "woondoeleinden" (en een bouwvlak) aangegeven. Het gedeelte tussen voorgevel en de openbare weg is bestemd als "tuinen". Het openbaar groen is bestemd tot "groenvoorzieningen" en die bestemming staat de realisering van een speelveld toe. Voor het nader aangeduide gebied "wijzigingsbevoegdheid" geldt dat de bestemming ten gunste van woondoeleinden kan worden gewijzigd indien is gebleken dat er geen behoefte meer is aan het daar aanwezige speelveld. De bestemming "verkeers- en verblijfsdoeleinden" regelt de ontsluiting van het gebied en biedt tevens ruimte voor het aanleggen van bijbehorende voorzieningen zoals parkeerstroken. Voor wat betreft de voorschriften is vanwege de voorgestane standaardisering aansluiting gezocht bij de voorschriften van het bestemmingsplan "De Maten-Zuid, fase 3".
11
4. 4.1.
Toelichting op de voorschriften Algemeen
De voorschriften geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de voorschriften is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in drie paragrafen. De indeling is als volgt: I. Begripsbepalingen. II. Bestemmingen. III. Overige bepalingen. In paragraaf I worden enkele in de voorschriften gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In paragraaf II worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Paragraaf III bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
4.2.
Nadere toelichting op de voorschriften
Woondoeleinden (artikel 3) Deze bestemming heeft betrekking op de nieuw te realiseren woningen. Binnen deze bestemming zijn vrijstaande en halfvrijstaande woningen toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwvlakken aangegeven waar de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. De minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 meter te zijn. De goothoogte is op de plankaart aangeduid. Ten aanzien van de dakhelling van een woning is beo o paald, dat deze ten minste 25 en ten hoogste 60 dient te bedragen. De bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd. Tevens zijn aan- en uitbouwen toegestaan. De bouwvoorschriften bevatten regels omtrent de oppervlakte, de goothoogte en de situering van aan-, uit- en bijgebouwen. Zo is bepaald dat bij ieder nieuw te bou2 wen woningbuiten het bouwvlak in totaal 50 m aan aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebouwd. Hierbij wordt tevens de eis gesteld dat het bebouwingspercentage van het bijbehorend erf ten hoogste 50 mag zijn, teneinde de verhouding "bebouwd-onbebouwd" te waarborgen. Ten aanzien van de situering is bepaald dat deze op een afstand van ten minste 4 meter achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde van deze gevel dienen te worden gebouwd. De goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter. Een aan-, uit- of bijgebouw kan zowel een woonfunctie vervullen - bijvoorbeeld keuken of hobbykamer - als gebruikt worden voor praktijkruimte of voor berging (garage). Het gebruiken van
12
vrijstaande bijgebouwen voor directe bewoning wordt als verboden gebruik aangemerkt en vindt regeling in de gebruiksbepaling. Via vrijstelling kan, uitsluitend met het oog op het aan-huis-verbonden beroep, een grotere op2 pervlakte aan bijgebouwen (80 m ) worden toegestaan (de eis inzake het bebouwingspercentage van het bouwperceel van ten hoogste 50 blijft gelden). Tuinen (artikel 4) Deze bestemming is toegekend aan die gronden waarvan het uit stedenbouwkundige overwegingen wenselijk is dat deze niet worden bebouwd. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere-bouwwerken zoals erfscheidingen worden opgericht. De hoogte daarvan mag ten hoogste 1 meter bedragen. Groenvoorzieningen (artikel 5) Binnen deze bestemming mogen ook speelvoorzieningen en fiets- en voetpaden worden aangelegd. Voor het gebied waar een speelveld wordt gerealiseerd, is bepaald dat de bestemming kan worden gewijzigd in een woonbestemming. Verkeers- en verblijfsdoeleinden (artikel 6) Deze bestemming regelt de verkeersfuncties in het plangebied. Het gaat hier met name om woonstraten en wegen met een functie ter ontsluiting van de aanliggende percelen, met andere woorden een erffunctie. De bestemming staat tevens de aanleg van parkeer-, groen- en speelvoorzieningen toe. Anti-dubbeltelbepaling (artikel 7) Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van bebouwing te voorkomen. Dit kan zich met name voordoen indien een deel van een bouwperceel, dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom ten behoeve van de berekening van het maximale bebouwingspercentage van een ander bouwperceel wordt betrokken. Algemene vrijstellingsbevoegdheid (artikel 9) In dit artikel is een aantal regelen opgenomen, teneinde het mogelijk te maken het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Dit evenwel met onder andere het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden geschaad. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de voorschriften genoemde, dan wel op de kaart aangegeven maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Deze regeling geldt echter alleen voor knelsituaties. Omdat één en ander zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst dan wel noodzakelijk kan blijken, zijn deze regelen in de overige bepalingen opgenomen en dus in principe op alle bestemmingen van toepassing.
13
Gebruiksbepalingen (artikel 10) Voor de redactie van de gebruiksbepaling is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de doeleindenomschrijving (in deze voorschriften steeds lid 1 van het betreffende artikel) voldoende duidelijk is. Het bepaalde onder c ("toverformule") is in de voorschriften opgenomen, omdat constante jurisprudentie dit vereist. Overgangsbepalingen (artikel 11) Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan ten tijde van de terinzagelegging, wordt in beginsel onder het overgangsrecht gebracht. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat, is herbouw in beginsel toegestaan. Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van het van rechtskracht worden ervan, mag in beginsel worden voortgezet. Strijdig gebruik en illegale bouwwerken zijn van het overgangsrecht uitgesloten. Wijziging van dit strijdige gebruik is strafbaar gesteld, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Strafbepaling (artikel 12) Het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksbepaling is strafbaar gesteld ingevolge het bepaalde in de Wet op de economische delicten.
14
5.
Economische uitvoerbaarheid
Conform artikel 9 van het Bro '85 is onderzoek verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. In dit onderzoek wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. De uitkomsten zijn weergegeven in een notitie, die separaat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.
15
6. 6.1.
Overleg en inspraak Inspraak
Met de dorpsraad Reutum is gesproken over nieuwe woningbouwlocaties in het dorp. De dorpsraad heeft ingestemd met onderhavig plangebied voor de nieuwbouw van woningen. Van belang voor de dorpsraad was dat bestaande bedrijven niet worden beknot door toekomstige woningbouw. Dit is niet het geval. In het kader van de inspraak heeft het voorontwerpplan met ingang van 28 september 2005 gedurende 6 weken voor inspraak ter inzage gelegen. Van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze is geen gebruik gemaakt.
6.2.
Overleg ex artikel 10 van het Bro '85
Het voorontwerpbestemmingsplan is gelijktijdig met de terinzagelegging voor inspraak toegezonden aan een aantal relevante overleginstanties (onder meer in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Bro '85): ♦ provinciale diensten. ♦ Waterschap Regge en Dinkel. ♦ Inspecteur VROM regio Oost. ♦ Vitens (waterbedrijf). ♦ Het Oversticht. ♦ GLTO. ♦ Platform Natuur en Landschap. Een samenvatting van de ingekomen reacties en opmerkingen is hiernavolgend opgenomen en waar nodig door de gemeente van commentaar voorzien. 1. Provinciale diensten Namens de provinciale eenheden bericht het hoofd van de eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid bij brief van 4 november 2005 het volgende: Planbeoordeling Opgemerkt wordt dat de locatie een afronding van woningbouw vormt aan de zuidzijde van de kern en dat het plangebied zich bevindt binnen de contour voor de kern Reutum zoals in het streekplan is aangegeven. Met de locatie en planopzet kan worden ingestemd. Reactie gemeente Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen. Luchtkwaliteit Het is van belang dat het aspect luchtkwaliteit ook in dit plan de noodzakelijke aandacht krijgt. Reactie gemeente Luchtkwaliteit is een belangrijke pijler voor een goede leefomgeving. Op grond van het Besluit Luchtkwaliteit 2005 dienen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit grenswaarden in acht te nemen.
16
De vaststelling van een bestemmingsplan wordt aangemerkt als de uitoefening van een bevoegdheid die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Advies Geadviseerd wordt het bestemmingsplan aan te passen aan de gemaakte opmerkingen. Reactie gemeente Paragraaf 2.8 (Luchtkwaliteit) van de toelichting is met het oog op de gemaakte opmerking aangepast. 2. Waterschap Regge en Dinkel Bij brief van 30 september 2005 wordt namens het waterschap het volgende opgemerkt: ♦ ingestemd kan worden met de voorgestelde bestemmingsplanwijziging ♦ de afvalwater- en hemelwaterafvoer geschiedt conform de afspraak die daarover is gemaakt. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering. Het hemelwater van de weg wordt afgevoerd via het gemengde stelsel. Het hemelwater van de daken wordt via het regenwaterriool geloosd op de sloot aan de zuidkant van het plangebied. Reactie gemeente De overlegreactie wordt voor kennisgeving aangenomen. 3. Inspecteur VROM regio Oost Blijkend uit de brief van 6 oktober 2005 geeft het voorontwerpbestemmingsplan de Inspecteur geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Reactie gemeente Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen. 4. Vitens Vitens meldt bij brief van 14 oktober 2005 dat er in het plangebied geen bijzondere infrastructuur van Vitens ligt die aanwijzing op de plankaart en toelichting behoeven. Het voorontwerp geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Verzocht wordt om in voorkomend geval tijdig voor de aanvang van de uitvoering van eventueel benodigde werkzaamheden contact op te nemen met de projectstuurder voor dit gebied. Reactie gemeente De overlegreactie wordt voor kennisgeving aangenomen en in voorkomend geval zal tijdig met Vitens contact worden opgenomen. 5. Het Oversticht Het Oversticht (Genootschap tot bevordering en instandhouding van het landelijk en stedelijk schoon in de Provincie Overijssel) heeft bij brief van 5 oktober 2005 meegedeeld aangaande dit plan geen opmerkingen te hebben. Reactie gemeente Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
17
6. Platform Natuur en Landschap Tubbergen Het Platform meldt in haar brief van 5 oktober 14 oktober 2005 dat er ten aanzien van de verandering van de bestemming geen opmerkingen zijn. Wel wordt gesteld dat het toevoegen van een landschaps- en natuurwaardenparagraaf heel verhelderend zou zijn. Het plan gaat niet in op de waarden van de aanwezige houtwal en ook wordt geen informatie gegeven over de waarden, het gebruik en het beheer van de zone voor waterschapsbelang. Gevraagd wordt in een vroeger stadium van planontwikkeling bij het proces van de ruimtelijke ordening te worden betrokken. Reactie gemeente In het kader van eerdere planvormingen ter plaatse is indertijd een onderzoek Flora- en Faunawet uitgevoerd. In dit plan wordt daarnaar kortheidshalve verwezen. De ter zake verleende ontheffing geeft inzicht in de voorkomende flora en fauna en is als bijlage bij het plan gevoegd. Voor de indertijd in het gebied aanwezige houtwal is in het kader van fase 3 van De Maten-Zuid reeds een kapvergunning met herplantplicht verleend. Bedoelde wal is mede als gevolg van eerdere bouwplannen al voor een belangrijk deel verdwenen. Ook het thans resterende deel is niet van een dusdanige waarde dat dit zou moeten worden behouden. Voor wat betreft het waterschapsbelang wordt kortheidshalve opgemerkt dat dienaangaande met het waterschap afspraken zijn gemaakt en dat het waterschap met het plan kan instemmen. Van de wens aangaande een vroegtijdige betrokkenheid bij planontwikkeling wordt kennis genomen. De overlegreactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
april 2005, gew.: september 2005, december 2005.
18
Bijlagen Bij de toelichting
1.
Verkennend bodemonderzoek
2.
Ontheffing Flora- en faunawet
3.
Quickscan Flora- en faunawet
4.
Aanbevelingen duurzaam bouwen Deel A Structuur
1.
Flora en fauna
1.
inventariseer de aanwezige flora en fauna ........................................................................
2.
handhaaf de aanwezige waardevolle elementen
.................
niet toegepast
3.
maak gebruik van de aanwezige "natuurlijke" situatie........................................................
niet toegepast
4.
breng een ecologisch netwerk aan en sluit dit zo mogelijk aan op de nationale ecologische hoofdstructuur................................................................
toegepast
niet van toepassing
2.
Landschap en bodem
1.
verschaf inzicht in het aanwezige landschap.....................................................................
toegepast
2.
onderzoek tijdig de bodemkwaliteit (bodemverontreiniging)...............................................
toegepast
3.
inventariseer de aanwezigheid van archeologische en historische objecten en vindplaatsen...................................................................................................
4.
5. 6.
toegepast
inventariseer en houd rekening met monumenten en (andere) beeldbepalende bebouwing ..............................................................................................
niet van toepassing
behoud structuren, patronen en elementen in het landschap ............................................
aandachtspunt
handhaaf het grondwaterpeil zoveel mogelijk en houd rekening bij het bestemmen van de grond met het aanwezige waterpeil..........................................
aandachtspunt
7.
benut de bodempotentie (draagkracht, gradiënten) ...........................................................
niet van toepassing
3.
Watersysteem
1.
overweeg toepassing van een "gesloten" watersysteem ...................................................
niet van toepassing
overweeg het minder snel afvoeren van regenwater door 2.
toepassing van infiltratie....................................................................................................
niet van toepassing
4.
Verkeerssysteem
1.
minimaliseer afstanden .....................................................................................................
2.
meng functies
3.
stimuleer fietsverkeer ........................................................................................................
4.
stimuleer het openbaar vervoer.........................................................................................
niet toegepast
5.
maak een wijk autoluw ......................................................................................................
aandachtspunt
6.
beperkt geluidhinder door verkeer.....................................................................................
niet toegepast
aandachtspunt toegepast aandachtspunt
5.
Energiesysteem
1.
maak gebruik van passieve zonne-energie .......................................................................
2.
overweeg gebruik van actieve zonne-energie....................................................................
aandachtspunt
3.
overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering .......................................................
niet van toepassing
6.
Huishoudelijk afval
1.
aandachtspunt
ontwikkel een integraal afvalplan gericht op gescheiden inzameling en reserveer ruimte voor een netwerk van inzamelpunten voor gescheiden afval ...............................................................................
aandachtspunt
7.
Woonmilieu
1.
breng flexibiliteit aan in een plan .......................................................................................
toegepast
2.
bouw compact...................................................................................................................
niet toegepast
3.
zorg voor een positieve identiteit .......................................................................................
toegepast
Deel B Stedebouwkundige detaillering 1.
Flora en fauna
1.
breng variatie aan in groen- en waterelementen en maak gebruik van gradiënten .......................................................................................
aandachtspunt
2.
introduceer een meer ecologisch beheer ..........................................................................
aandachtspunt
3.
bescherm aanwezig groen ................................................................................................
aandachtspunt
4.
geef bomen voldoende ruimte...........................................................................................
aandachtspunt
5.
pas "aantrekkelijke" en "inheemse" vegetatie toe ..............................................................
aandachtspunt
6.
pas gevelbegroeiing toe ....................................................................................................
aandachtspunt
7.
bevorder muurplanten .......................................................................................................
aandachtspunt
8.
overweeg het toepassen van vegetatiedaken....................................................................
aandachtspunt
9.
vermijd barrières in het ecologisch netwerk.......................................................................
aandachtspunt
10.
bevorder gelegenheid voor broeden en verblijven .............................................................
aandachtspunt
11.
leg educatief groen aan.....................................................................................................
aandachtspunt
2.
Bodem
1.
hoog selectief op indien noodzakelijk ................................................................................
2.
zorg voor een gesloten grondbalans .................................................................................
aandachtspunt
3.
voorkom grondverdichting .................................................................................................
aandachtspunt
4.
gebruik geschikt ophoogmateriaal.....................................................................................
aandachtspunt
5.
overweeg kruipruimten te vermijden..................................................................................
aandachtspunt
3.
Water
1.
aandachtspunt
beperk de afvoer van schoon regenwater naar de AWZI en voorkom vervuiling van het oppervlaktewater ...............................................................
toegepast
2.
ontwerp natuurlijke oevers ................................................................................................
aandachtspunt
3.
houd bij het ontwerp rekening met het beheer van het oppervlaktewater.........................................................................................................
toegepast
4.
Verkeersvoorzieningen
1.
ontwerp goede fietsroutes .................................................................................................
2.
stimuleer goede fietsenstallingen ......................................................................................
niet toegepast
3.
stimuleer de plaatsing van zorgvuldig vormgegeven abri's ................................................
niet van toepassing
4.
bevorder het selectief gebruik van de auto ........................................................................
aandachtspunt
5.
houd rekening met call a car/huur op maat/gedeeld autobezit...........................................
niet van toepassing
6.
overweeg een carpoolvoorziening .....................................................................................
niet van toepassing
7.
introduceer collectief parkeren en overweeg "dubbel"
Niet toegepast
gebruik van parkeerplaatsen .............................................................................................
niet toegepast
8.
bekijk de parkeernorm kritisch en verlaag deze zo mogelijk ..............................................
toegepast
9.
voorkom geluidhinder........................................................................................................
toegepast
10.
let op bij snelheidsremmende voorzieningen .....................................................................
toegepast
5.
Energie
1.
beperk de warmtevraag door "compact bouwen" ..............................................................
niet van toepassing
2.
detailleer gericht op het gebruik van passieve zonne-energie ...........................................
aandachtspunt
3.
ontwerp en detailleer gericht op het gebruik van actieve zonne-energie ............................
aandachtspunt
6.
Voorzieningen voor huishoudelijk afval
1.
reserveer ruimte voor (gescheiden) afvalinzameling..........................................................
2.
lokaliseer inzamelpunten voor gescheiden afval op uitnodigende
aandachtspunt
plaatsen en combineer de punten met andere functies .....................................................
aandachtspunt
3.
stimuleer oprichting kringloopwinkels ................................................................................
niet van toepassing
7.
Woonmilieu
1.
houd rekening met pluriformiteit ........................................................................................
aandachtspunt
2.
stimuleer bewonersparticipatie ..........................................................................................
aandachtspunt
3.
bevorder de sociale veiligheid ...........................................................................................
aandachtspunt
4.
beperk windhinder.............................................................................................................
aandachtspunt
8.
Grondstoffen en materialen
1.
pas bij voorkeur geen beschoeiing toe ..............................................................................
2.
gebruik bij beschoeiingen alternatieven voor tropisch hardhout (tenzij met FSC-keurmerk) en geïmpregneerd hout...........................................................
3.
aandachtspunt
kies voor de riolering materialen met relatief weinig nadelen voor het milieu .....................................................................................................
4.
aandachtspunt
toegepast
beperk de hoeveelheid verharding voor straten, pleinen, paden en parkeerplaatsen.................................................................................................
toegepast
5.
bevorder hergebruik van materialen en grondstoffen.........................................................
aandachtspunt
6.
kies voor verharding met relatief weinig nadelen voor het milieu .......................................
toegepast
7.
voorkom gebruik van verduurzamingsmiddelen en van hout uit "primaire bossen" .................................................................................................
aandachtspunt
8.
voorkom uitspoeling van zink ............................................................................................
aandachtspunt
9.
verminder het aantal onnodige objecten............................................................................
aandachtspunt
10.
pas plant- en diervriendelijke erfscheiding en (keer-)muren toe.........................................
aandachtspunt
5.
Notitie economische uitvoerbaarheid