MEDEMBLIK DORPSKERNEN I BESTEMMINGSPLAN
INHOUDSOPGAVE TOELICHTING HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
1 2 3 3 4
Integrale herziening: de aanleiding Plangebied Vigerende bestemmingsplannen Bij het plan behorende stukken Leeswijzer
HOOFDSTUK 2 BELANGENAFWEGING 2.1 2.2 2.3 2.4
Rijksbelang Provinciaal belang Regionaal belang Gemeentelijk belang
5 5 7 18 19
HOOFDSTUK 3 UITGANGSPUNTEN EN FEITEN
29
3.1 3.2
29 30
Uitgangspunten BESTEMMINGSPLAN Inventarisatiebronnen
HOOFDSTUK 4 OMGEVINGSASPECTEN
34
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12
34 38 44 45 48 49 52 52 53 54 56 56
PlanMER Bedrijven en milieuzonering Ecologie Archeologie en cultuurhistorie Water Externe veiligheid Kabels en leidingen Luchtkwaliteit Geluid Bodemkwaliteit Verkeer en parkeren Licht
HOOFDSTUK 5 JURIDISCHE PLANOPZET
59
5.1 5.2 5.3
59 59 61
Plansystematiek Opzet van de regels Verantwoording keuzes van bestemmingen
HOOFDSTUK 6 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID EN GRONDEXPLOITATIE
70
6.1 6.2
70 70
Economische uitvoerbaarheid Grondexploitatie
HOOFDSTUK 7 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID EN BESTEMMINGSPLANPROCEDURE 72 7.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
72
HOOFDSTUK 8 HERZIENE ONDERDELEN
73
8.1 8.2 8.3
73 73 78
Toelichting Regels Verbeelding
BIJLAGEN TOELICHTING Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
PlanMER (separaat) Overzicht milieucategorie bedrijven in Medemblik Overzicht milieucategorie bedrijven in Medemblik
REGELS HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
80
Artikel 1 Artikel 2
80 94
Begrippen Wijze van meten
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27
Agrarisch Agrarisch - Glastuinbouw 2 Bedrijf Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf Bos Centrum Cultuur en Ontspanning Gemengd Groen Horeca Maatschappelijk Natuur Recreatie Sport Sport - Manege Verkeer Verkeer - Railverkeer Water Wonen Wonen - Wooncentrum Leiding - Gas Waarde - Archeologie 1 Waarde - Archeologie 2 Waarde - Archeologie 3 Waarde - Archeologie 4
95 95 108 115 121 127 129 133 138 142 143 148 154 156 162 165 167 169 170 172 179 181 183 185 188 191
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
194
Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34
194 195 196 198 200 202 203
Anti-dubbeltelbepaling Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Overige regels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
204
Artikel 35 Artikel 36
204 205
Overgangsrecht Slotregel
BIJLAGEN REGELS Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7
Bedrijvenlijst Lijst met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten Dienstverlenende bedrijven Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie Regels Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte Lijst van toegestane evenementen
144101.01
blz 1
TOELICHTING HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1.1
Integrale herziening: de aanleiding
Op 4 juli 2013 heeft de gemeente Medemblik het bestemmingsplan Dorpskernen I vastgesteld. Dit bestemmingsplan heeft de geldende plannen voor de kernen Sijbekarspel, Benningbroek, Midwoud, Oostwoud en Hauwert met de bijbehorende linten vervangen. Op deze manier geldt er één samenhangend beleidskader voor het plangebied. Dit bestemmingsplan Dorpskernen I is naast deze samenvoegingsopgave in juli 2013 vastgesteld om te voldoen aan de actualiseringsverplichting van de Wet ruimtelijke ordening. Om die termijn ook daadwerkelijk te halen en om te voorkomen dat met verder uitstel onvermijdbare sancties op zouden treden, is gedurende het planproces afgesproken enkele nader beleidsmatig te bepalen onderwerpen door te schuiven naar een herziening, die direct na het vaststellen van het plan in gang gezet zou worden. Deze herziening ligt nu voor. De herziening ziet niet enkel op vooruitgeschoven beleidsmatige onderwerpen, maar repareert ook geconstateerde omissies in de toelichting, de regels en de verbeelding. Omdat het bestemmingsplan zeer recent is vastgesteld en na uitvoerig overleg met de bevolking en organisaties op voldoende draagvlak kan rekenen, is besloten om het plan met inbegrip van de wijzigingen in zijn geheel integraal opnieuw vast te stellen. Het plan leest dan ook als een nieuw bestemmingsplan Dorpskernen I, waarbij in Hoofdstuk 8 kort de onderdelen van de herziening zijn weergegeven. Doel en functie van het plan In algemene zin kan een bestemmingsplan functioneren als ontwikkelingsinstrument (bijvoorbeeld voor planmatige woningbouw of een bedrijventerrein op gronden die daarvóór een andere bestemming - veelal agrarisch - hadden) of als beheersinstrument. Met dat laatste kan de bestaande situatie worden vastgelegd en kunnen ongewenste ontwikkelingen worden tegengehouden en kan de gemeente handhavend optreden. De voornaamste functie van dit bestemmingsplan is om te kunnen dienen als beheersinstrument. Daarnaast wordt van deze gelegenheid gebruik gemaakt om in het bestemmingsplan een aantal vormen van beleid vast te leggen zoals die in de loop der jaren zijn ontwikkeld in de afzonderlijke gemeenten, en zoals die na 1 januari 2011 op elkaar zijn afgestemd c.q. geharmoniseerd. Om te voorkomen dat bij nieuwe ontwikkelingen een lappendeken van kleinere en grotere bestemmingsplannen ontstaat, wordt gewerkt vanuit een visie, waarbij er permanent naar wordt gestreefd om het aantal bestemmingsplannen voor de gemeente Medemblik voor het bestaand gebied zo klein mogelijk te houden. Deze visie is als volgt:
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V
blz 2
144101.01
maak voor het grondgebied van de gemeente een (zo klein mogelijk) aantal bestemmingsplannen voor de bestaande situatie; zorg ervoor dat die bestemmingsplannen zo eenvoudig, sober, zakelijk en doelmatig mogelijk zijn; neem nieuwe ontwikkelingen pas op in het bestemmingsplan wanneer de ruimtelijke besluitvorming voor die ontwikkeling is afgerond. Dat zal de bestemmingsplanprocedure vereenvoudigen omdat de procedure voor de totstandkoming dan al achter de rug is en de nieuwe situatie alleen nog geaccepteerd kan worden.
Aldus krijgt men op den duur een beperkt aantal bestemmingsplannen: vier voor de dorpskernen, één voor het landelijk gebied en enkele voor het overig stedelijk gebied (stedelijke kern en bedrijventerreinen). Dit bestemmingsplan is het eerste plan voor de dorpskernen. In dit bestemmingsplan Dorpskernen I zijn de kernen Sijbekarspel, Benningbroek, Midwoud, Oostwoud en Hauwert met de bijbehorende linten opgenomen. Vanwege specifieke afspraken (over de inrichting van het gebied dan wel verhaal van kosten) is een aantal (woon/werk)locaties uit de bestemmingsplannen voor de dorpskernen gelaten. Voor deze locatie blijven de bestemmingsplannen gelden die met het oog op die specifieke ontwikkeling zijn vastgesteld. Voor het onderhavige plan betreft dit het volgende plan: Woningbouwlocatie Tripkouw Oost II en III (Oostwoud/Midwoud). Aan de Tuinstraat in Benningbroek is momenteel een klein woningbouwgebied in ontwikkeling. Te zijner tijd zal dit bestemmingsplan een deel van het bestemmingsplan Dorpskernen I vervangen. 1.2
Plangebied
Het plangebied betreft de dorpskernen Sijbekarspel, Benningbroek, Midwoud, Oostwoud en Hauwert. Er is gekozen de linten aansluitend aan de kernen uit het bestemmingsplan Buitengebied te halen en toe te voegen aan de bestemmingsplannen van de dorpskernen. De linten herbergen naast de agrarische bedrijven veel reguliere woningen en bedrijven waardoor de regeling voor deze bebouwing beter aansluit bij de dorpskernen dan bij het 'echte' landelijk gebied. In figuur 1 is de ligging van het bestemmingsplangebied weergegeven.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Figuur 1
blz 3
Bestemmingsplangebied Dorpskernen I
Alle dorpskernen liggen ten noorden van Hoorn en ten zuiden van Medemblik. Hauwert en Midwoud-Oostwoud liggen ten oosten van de rijksweg A7 en Benningbroek/Sijbekarspel ten westen hiervan. Aansluitend aan de kernen liggen in oostwestelijke richting de voor dit landschap kenmerkende linten De dorpskern Midwoud-Oostwoud ligt ca. 7 kilometer van de kern Medemblik. Het plangebied heeft betrekking op de lintbebouwing en de woongebieden “Ruige-Weid”, “Bongerd” en “Bongerd-Noord” in Midwoud. In Oostwoud behoort woonwijk “Oostwoud-Oost” bij het plangebied. Daarnaast behoren de linten Oosterstraat en Westerstraat tot het plangebied. De dorpskern Hauwert ligt ten oosten van de dorpskernen Midwoud-Oostwoud en ligt ca. 9 kilometer ten zuiden van de kern Medemblik. Het is een kleine dorpskern met drie linten. De linten Hauwert en Notweg maken onderdeel uit van het plangebied. De dorpskern Benningbroek/Sijbekarspel ligt ten zuidwesten van de dorpskern Midwoud-Oostwoud. 1.3
Vigerende bestemmingsplannen
Het nieuwe bestemmingsplan zal in de plaats treden van het bestemmingsplan Dorpskernen I (vastgesteld in juli 2013). 1.4
Bij het plan behorende stukken
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
een verbeelding, waarop onder meer de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 4
144101.01
regels, waarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen; voorliggende toelichting, waarin de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord worden. Hierin staat ook beschreven wat het vigerend beleid inhoudt en hoe bij de ontwikkeling met (milieu) planologische aspecten rekening is gehouden.
De toelichting is beknopt gehouden en is niet geschreven om (mede) te dienen als algemene bron van informatie over bijvoorbeeld de geschiedenis van West-Friesland, de economie van het gebied of de bevolkingsontwikkeling of –samenstelling. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. 1.5
Leeswijzer
Het bestemmingsplan is als volgt opgezet: Hoofdstuk 2: Een beschrijving van de af te wegen belangen vindt in hoofdstuk 2 plaats. Hoofdstuk 3: Uitgangspunten en inventarisatiebronnen worden in hoofdstuk 3 weergegeven. Hoofdstuk 4: In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten en cultuurhistorische waarden rekening is gehouden, de wijze waarop rekening is gehouden met de overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied, de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (watertoets) en de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Hoofdstuk 5: Hoofdstuk 5 geeft een verantwoording van de plansystematiek, de opzet van de regels en de keuze van bestemmingen. Hoofdstuk 6: Hoofdstuk 6 “Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie” geeft een beschrijving van deze onderdelen. Hoofdstuk 7: In hoofdstuk 7 “Maatschappelijke uitvoerbaarheid en bestemmingsplanprocedure” wordt inzicht gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan evenals een beschrijving van de uitkomsten van het in artikel 3.1.1. Bro bedoelde overleg met de betrokken overlegpartners en de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Hoofdstuk 8: In hoofdstuk 8 zijn de wijzigingen beschreven die het in juli 2013 vastgestelde bestemmingsplan herzien om inzicht te geven in de wijzigingen die in dit nieuwe plan zijn doorgevoerd.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 5
HOOFDSTUK 2 BELANGENAFWEGING In dit hoofdstuk vindt een beschrijving van belangen plaats. De vindplaats van deze belangen wordt beschreven in paragraaf 3.2. 2.1
Rijksbelang
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en haar doelen, belangen en opgaven tot 2028. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid om rijksbetrokkenheid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's waaronder de Nota Ruimte. Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen zijn aan andere overheden door hen goed worden behartigd. De vereisten van de Rijksoverheid met betrekking tot ruimtelijke plannen liggen vast in het Barro. Het is gericht op doorwerking van de nationale belangen in onder meer gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn: 1. Rijksvaarwegen 2. Mainportontwikkeling Rotterdam 3. Kustfundament 4. Grote rivieren 5. Waddenzee en waddengebied 6. Defensie 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen 8. Elektriciteitsvoorziening 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen 10. Ecologische hoofdstructuur 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 6
144101.01
2.1.2 Nationaal Waterplan Het beleid dat in deze nota is opgenomen, heeft tot doel duurzame en veilige watersystemen in stand te houden of tot stand te brengen. Dit beleid vormt ook de basis voor de watertoets, die het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor alle ruimtelijke plannen voorschrijft. 2.1.3 Kaderrichtlijn Water De Kaderrichtlijn Water (KRW), die sinds 2000 van kracht is, heeft als doel om de kwaliteit van watersystemen in Europa te beschermen en waar nodig, te verbeteren. De KRW bevordert duurzaam watergebruik en het terugdringen of beëindigen van lozingen van gevaarlijke stoffen. De KRW richt zich op grond- en oppervlaktewater. De essentie van de KRW ligt in de stroomgebiedbenadering. Het beheer van rivieren wordt vanuit het stroomgebied benaderd. Het belangrijkste instrument van de KRW is het stroomgebiedbeheersplan. Deze stroomgebieden zijn weer onderverdeeld in deelstroomgebieden. De KRW stelt zich tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater te beschermen om: 1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren; 2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen; 3. het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging; 4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken. De KRW bevat tevens een instrumentarium om de doelstellingen te bereiken. De beschreven indeling in stroomgebieden, is één van de instrumenten om het beleid van de richtlijn te realiseren. Volgens het Rijksbeleid geven in de eerste plaats provincies en gemeenten uitwerking aan het ruimtelijke waterbeleid: nadelige effecten op de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, moeten worden voorkomen, verminderd dan wel gecompenseerd. Waar mogelijk wordt optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden die water biedt voor verbetering voor wonen, werken en recreëren aan het water. Het wateradvies van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier wordt in het bestemmingsplan opgenomen en verwerkt. 2.1.4 Archeologiebeleid Het wettelijk kader voor de omgang met cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Per 1 september 2007 zijn door het in werking treden van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) de artikelen die over archeologie handelen, aangepast. Daarnaast zijn enkele artikelen van de Woningwet, Wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet aangepast.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 7
Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenwet doorgevoerd via een wijziging van artikel 3.6. lid 2 van Besluit ruimtelijke ordening. In de toelichting van een bestemmingsplan moet voortaan het volgende worden opgenomen: Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Hierdoor dienen cultuurhistorische waarden dus uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, dus niet alleen de archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. Dit is één van de pijlers van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo). De Rijksdienst helpt gemeenten om hieraan te voldoen met de Handreiking erfgoed en ruimte. Hierin staat hoe gemeenten zo'n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt in deze handreiking aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan, compleet met voorbeeldbepalingen. 2.2
Provinciaal belang
2.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 “Kwaliteit door veelzijdigheid” De Structuurvisie Noord-Holland 2040 “Kwaliteit door veelzijdigheid” is vastgesteld op 21 juni 2010. Het nieuwe beleid is onderverdeeld in drie provinciale hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provinciale sturing richt zich op bovenlokale en regionale belangen. In de Structuurvisie ligt de nadruk niet meer zozeer op uitleglocaties, maar meer op inbreidingslocaties binnen stedelijk gebied. Ingezet wordt op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en bereikbaarheid. Bouwen voor de doelgroepen (voornamelijk ouderen) is uitgangspunt. Qua economisch beleid is het accent meer verschoven naar herstructurering en verdichting van bestaande terreinen, waarbij geen sprake is van functiemenging. Dit geldt ook met betrekking tot de detailhandel. Wel wordt aangegeven dat nieuwe vormen van detailhandel wenselijk zijn, maar de bestaande structuur niet mogen aantasten. In stedelijke gebieden is menging van kantoorfuncties met andere functies (bijvoorbeeld wonen) wenselijk. Nieuwe ontwikkelingen “buiten bestaand bebouwd gebied” beoordeelt de provincie Noord-Holland op grond van het aantonen van nut en noodzaak, de mogelijkheden of onmogelijkheden voor verdichting of transformatie en de provinciale eisen aan ruimtelijke kwaliteit (o.a. het Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie), maar ook op de (on)mogelijkheden van het faciliteren van de ontwikkeling vanuit het watersysteem. Op het gebied van cultuurhistorie zorgt de provincie dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen (landschaps-DNA) van de verschillende landschappen.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 8
144101.01
De provincie zet zich ook in om de biodiversiteit van de natuur te vergroten en het realiseren van zoveel mogelijk natuur. Kern van het natuurbeleid is de veiligstelling en de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en Nationale parken, Natura 2000 gebieden en weidevogelleefgebieden. Verder staat het groen, met name rondom de steden, onder druk. De provincie vindt een goede toegankelijkheid van recreatief groen voor haar bewoners en bezoekers belangrijk, zowel voor de leefbaarheid als voor het vestigingsklimaat. Het plan heeft door het conserverende karakter beperkte invloed op de ecologische verbindingszones en weidevogelleefgebieden (zie hoofdstuk 4 paragraaf Ecologie). Archeologie is aangewezen als één van de kernkwaliteiten van het landschap. Daarnaast gaat de provincie Noord-Holland uit van een ontwikkelingsgerichte benadering, omdat ook tegenwoordige ruimtelijke ontwikkelingen het landschap vormen, zodat zorgvuldig wordt omgegaan met de bestaande (historische) kenmerken van het landschap. In de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie heeft de provincie regels geformuleerd omtrent de inhoud van en de toelichting in bestemmingsplannen als er sprake is van provinciaal belang. In een bestemmingsplan moet bijvoorbeeld duidelijk omschreven worden hoe er omgegaan wordt met de cultuurhistorische objecten (waaronder archeologische waarden). De provincie speelt een belangrijke rol op het gebied van ruimtelijke ordening. Door haar ruimtelijk beleid bepaalt de provincie in belangrijke mate hoe de ruimte in NoordHolland wordt ingericht. In het licht van de Wro spitst de provinciale rol vanuit cultuur en cultuurhistorie in de ruimtelijke inrichting zich toe op drie terreinen, daar waar de provincie: haar cultuurhistorische provinciaal belang heeft gedefinieerd in de Structuurvisie; wettelijk bevoegd gezag is bij ingrepen die een relatie hebben met cultuurhistorie, bijvoorbeeld bij ontgrondingen of de aanleg van provinciale wegen; initiatiefnemer is bij projecten van het Rijk een (beschermende) taak hebben verkregen, zoals bij de nationale landschappen en Unesco-gebieden. Op provinciaal niveau is het beleidskader en de leidraad Landschap en Cultuurhistorie van belang voor onderhavig bestemmingsplangebied. 2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie Noord-Holland Deze verordening schrijft voor waaraan de inhoud van bestemmingsplannen moet voldoen. De provinciale goedkeuring van bestemmingsplannen is door de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet meer nodig. Dit vormt de aanleiding voor het opstellen van provinciale verordeningen, waardoor de provincie invloed houdt op de ruimtelijke ordening. De “Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie” (PRVS) is vastgesteld op 21 juni 2010. Op 23 mei 2011 is de PRVS op een aantal onderdelen aangepast. Op 17 december 2012 zijn de tweede en derde wijziging van de verordening door provinciale staten vastgesteld. De 2e wijziging houdt verband met het schrappen van de ontheffingsmogelijkheden uit de verordening. De derde wijziging heeft te maken met het beleidskader Wind op Land. Op 3 februari 2014 heeft een technische wijziging plaatsgevonden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 9
Bestaand bebouwd gebied en grootschalig landbouwgebied Het bestemmingsplan gaat voor een groot deel over het bestaand bebouwd gebied (zie figuur 2).
Figuur 2 Bestaand bebouwd gebied (kaart 2: Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie)
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 10
Figuur 3
144101.01
Gebied voor grootschalige landbouw (kaart 6: Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie)
Delen van het plangebied liggen buiten het bestaand bebouwd gebied. Deze vallen in een gebied voor grootschalige landbouw (zie figuur 3). Artikel 26 geeft aan dat hier: a. agrarische bebouwing moet worden geconcentreerd binnen het bouwperceel; b. een agrarisch bouwperceel mag worden vergroot tot maximaal 2 hectare ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf mits dit noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering alsmede voor het oprichten van een biomassa inrichting ten behoeve van eigen gebruik; c. ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf is maximaal één agrarische bedrijfswoning toegestaan; het bestemmingsplan kan met een ontheffing, als bedoeld in artikel 3.6 van de wet, één extra bedrijfswoning mogelijk maken mits dit noodzakelijk is voor het toezicht; d. een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen of regels die voorzien in nieuwvestiging van volwaardige intensieve veehouderijen al dan niet als neventak. Ook bevat een bestemmingsplan geen bestemmingen of regels die voorzien in de herontwikkeling van een bestaand agrarisch bedrijf naar, al dan niet als nevenfunctie, intensieve veehouderij; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 11
e. verplaatsing van de op het moment van inwerkingtreding van deze verordening bestaande intensieve veehouderijen in Noord-Holland wordt niet beschouwd als nieuwvestiging; f. voor zover een bestemmingsplan bestemmingen of regels bevat voor bestaande intensieve veehouderijen, al dan niet als neventak, geldt dat: 1. uitbreidingsmogelijkheden uitsluitend mogen worden opgenomen als aan de wettelijke milieu- en dierenwelzijneisen is voldaan zodat het bedrijf op de huidige locatie op duurzame wijze wordt ontwikkeld, als de uitbreiding als onder 1. bedoeld op de huidige locatie niet mogelijk is, dan wel gelegen in gebied voor gecombineerde landbouw, kan het bedrijf zich verplaatsen naar gebied voor grootschalige landbouw; 2. die bestemmingen of regels er in voorzien dat bij uitbreiding ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren; g. een nieuw glastuinbouwbedrijf en de uitbreiding van een bestaand glastuinbouwbedrijf zijn uitsluitend binnen de op de kaart 7 (zie figuur 4, niet in dit plangebied) en op de digitale verbeelding ervan aangegeven “glastuinbouwconcentratiegebieden” toegestaan en mogen in het bestemmingsplan niet onmogelijk worden gemaakt; h. in afwijking van het bepaalde in g. maakt een bestemmingsplan uitbreiding van – op het moment van inwerkingtreding van de verordening - bestaande glastuinbouwbedrijven tevens mogelijk in het gebied, op kaart 7 (zie figuur 4, niet in dit plangebied) en op de digitale verbeelding ervan aangegeven “tuinbouwconcentratiegebied”; i. indien sprake is van verplaatsing van een glastuinbouwbedrijf naar het gebied, op kaart 7 (zie figuur 4, niet in dit plangebied) en op de digitale verbeelding ervan aangegeven als “glastuinbouwconcentratiegebied” dient zeker gesteld te worden dat door toepassing van de Ruimte voor Ruimte-regeling de bestaande locatie geherstructureerd wordt; j. uitbreiding van teeltondersteunend glas van meer dan 2000 m2 per perceel op een grondgebonden landbouwbouwbedrijf buiten de onder g. bedoelde gebieden is niet toegestaan; k. een nieuw bollenteeltbedrijf voor permanente bollenteelt en de uitbreiding van een bestaand bedrijf alsmede het mogelijk maken van grondbewerkingen als bezanden, omzetten en omspuiten ten behoeve van permanente bollenteelt zijn uitsluitend toegestaan: 1. in de bollenconcentratiegebieden, zoals aangegeven op kaart 7 (zie figuur 4, niet in dit plangebied) en op de digitale verbeelding ervan; 2. een bestemmingsplan voor de gebieden, genoemd onder 1. maakt de vestiging van een bollenteeltbedrijf voor permanente bollenteelt niet onmogelijk; l. de nieuwvestiging van een zaadveredelingsbedrijf is uitsluitend mogelijk binnen het op kaart 7 (zie figuur 4, niet in dit plangebied) en op de digitale verbeelding ervan aangegeven zaadveredelingsconcentratiegebied en mogen in dat zaadveredelingsconcentratiegebied in het bestemmingsplan niet onmogelijk worden gemaakt. m. uitbreiding van op het moment van inwerkingtreding van de verordening bestaande daarbuiten gelegen zaadveredelingsbedrijven, is uitsluitend toegestaan voor als zodanig op kaart 7 (zie figuur 4, niet in dit plangebied) en op de digitale verbeelding ervan specifiek aangegeven bedrijven.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 12
Figuur 4
144101.01
Glastuinbouwconcentratiegebied en zaadveredelingconcentratiegebied, paars gearceerd (kaart 7: Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie)
Natuur In het plangebied komt geen ecologische hoofdstructuur (EHS) voor. In de omgeving van Benningbroek is wel EHS aanwezig, maar dit vormt geen beperkingen voor voorliggend bestemmingsplan. In het plangebied komt tevens een weidevogelleefgebied voor. Het voorliggend bestemmingsplan bestemt dit gebied als agrarisch. Aangezien het voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is, wordt het weidevogelleefgebied niet aangetast.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 13
Figuur 5
Ecologische hoofdstructuur (kaart 4: Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie)
Zoekgebied voor grootschalige windenergie en gebieden voor kleinschalige oplossingen voor duurzame energie Vanaf 26 september tot en met 7 november 2014 heeft de wijziging van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) en de partiële herziening van de Structuurvisie NoordHolland 2040 met inbegrip van de kaarten en bijbehorende stukken in ontwerp ter inzage gelegen. De wijziging heeft betrekking op windmolenlocaties op land. GS hebben in het “plan-MER herstructurering Wind op Land” de zoekgebieden voor windmolenlocaties nader verfijnd en hebben vanuit verschillende invalshoeken drie onderzoeksalternatieven ontwikkeld die allen passen binnen de niet op voorhand uitgesloten gebieden. Dit betreft alternatief 1 'leefomgeving', alternatief 2 'landschap' en alternatief 3 'maximalisatie energieopbrengst”. Gekozen is om alternatief 1 (omgeving) het zwaarst te laten wegen en deze basis te laten zijn voor de verdere verfijning van de zoekgebieden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 14
144101.01
Windlocaties binnen grondgebied gemeente Medemblik Vorenstaande leidt tot een kaart met twee herstructureringsgebieden met daarbinnen 'suggestiestroken', te weten: 1. Strook langs de Westfrisiaweg, waarvoor een plan ligt voor een lijnopstelling van 5 windmolens; 2. Strook gelegen tussen de kernen Nibbixwoud en Zwaagdijk. Verder zijn er in het alternatief “landschap”, dat is verwerkt in de voorstudie NoordHollandse Windlandschappen, nog de volgende gebieden meegenomen die soms geheel of gedeeltelijk buiten de kaart van de herstructureringsgebieden vallen: 1. locatie aan de AC de Graafweg (geheel er buiten); 2. een locatie gelegen ten oosten van de kern Nibbixwoud (geheel er buiten); 3. een locatie aan de Haling te Andijk, gelegen globaal ten noorden van het Streekbos (gedeeltelijk er buiten). 4. locatie in het verlengde van de lijn van de Westfrisiaweg (ten zuiden van de kernen Andijk en Wervershoof/past nog wel binnen contouren herstrureringsgebied). 5. locatie rondom voornamelijk de kern Andijk waar solitaire windmolens bij kassen en loodsen worden gesitueerd (gedeeltelijk er buiten). GS geven aan dat de voorstudie NH Windlandschappen, waarin deze locaties naar voren komen, is opgesteld als aanvulling op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. De voorstudie krijgt een vertaling in de provinciale verordening en de structuurvisie. Daarnaast geven GS aan dat de locaties en grenzen bij de definitieve vaststelling nog worden verduidelijkt. Omdat de drie hierboven genoemde locaties allen tegen de herstructureringsgebieden aan liggen, is de verwachting dat de grenzen van de herstructureringsgebieden nog worden opgerekt, zodat ook deze gebieden er onder komen te vallen. In dat geval zijn er zeven potentiële windgebieden binnen de gemeente Medemblik. GS houden bij het wijzigen van de structuurvisie en provinciale verordening rekening met een overmaat aan zoekgebieden (voldoende voor ruim meer dan de beoogde 1,5 á 2 keer de opgave). Bij het schrappen van zoekgebieden wordt gebruik gemaakt van de beschrijving en beoordeling van de effecten op het landschap en eventueel andere overwegingen, zoals de effecten op natuur, recreatie en dergelijke. Deze exercitie vindt echter pas na de vaststelling van de structuurvisie vast. Na het vaststellen van het provinciaal beleid kunnen initiatiefnemers concrete plannen ontwikkelen, waarbij gedetailleerd onderzoek naar effecten nodig is. De feitelijke effecten (en dus ook in hoeverre zonder specifieke maatregelen kan worden voldaan aan de normen) is afhankelijk van de exacte locatie van windturbine, afmeting, vermogen en producent van de turbine e.d. Deze gegevens zijn niet nodig voor de in de structuurvisie en provinciale ruimtelijke verordening op te nemen (beleids)regels. Zienswijze gemeente Medemblik De gemeente Medemblik heeft per brief aan de provincie laten dat zij de zeven potentiele gebieden afwijst. De gemeente heeft verzocht géén windgebieden binnen de grenzen van de gemeente Medemblik op te nemen in de Structuurvisie en Provinciale RuimRho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 15
telijke Verordening. Dit als uitvloeisel van ons 'zerobeleid'. De provincie heeft gekozen voor het windgebied Wieringermeer. Binnen de gemeente Medemblik liggen daarmee geen zoekgebieden meer. In de gemeente zijn wel kleinschalige oplossingen voor duurzame energie mogelijk. Aardkundig waardevol gebied De aardkundige monumenten worden beschermd door de Provinciale Milieuverordening. Aardkundig waardevol gebied wordt daarentegen beschermd door de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Gemeenten worden verzocht om de in aardkundig waardevolle gebieden voorkomende bijzondere aardkundige waarden ingeval van nieuwe ontwikkelingen zo goed mogelijk te beschermen. De gemeente Medemblik heeft hier momenteel nog geen beleid voor.
Figuur 6
Aardkundige waarden (kaart 10: Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie)
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 16
144101.01
2.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie De visie op de gewenste ruimtelijke kwaliteit is vastgelegd in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (Provincie Noord-Holland, 2010). Deze vernieuwde leidraad is een uitwerking van het in 2006 vastgestelde Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, dat werd gebruikt als leidraad voor ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en structuurplannen. Daarnaast bood het handreikingen aan gemeenten om landschap en cultuurhistorie als uitgangspunt te gebruiken bij planvorming. De provincie Noord-Holland heeft 10 archeologische gebieden van provinciaal belang gedefinieerd. De gemeente Medemblik ligt in een dergelijk gebied: West-Friesland. Als in gebieden van provinciaal belang het maatschappelijk belang dusdanig groot is dat waardevolle archeologische vindplaatsen aangetast moeten worden, vraagt de provincie aan te geven op welke wijze archeologische waarden door compenserende maatregelen in het plan zijn ondergebracht. De provincie Noord-Holland beschouwt stolpboerderijen van bovenlokaal belang. Stolpboerderijen zijn medebepalend voor de identiteit en beleving van het Noord-Hollands landschap. Van de ca. 5000 stolpen die nog aanwezig zijn in Noord-Holland zijn er 400 beschermd (anno 2009). Het aantal historische stolpen, en daarmee de identiteitsbepalende waarde voor Noord-Holland, neemt gestaag af. In het landelijk gebied van de gemeente Medemblik is de stolpboerderij een zeer karakteristiek bebouwingstype. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en is samen met de structuurvisie Noord-Holland en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie vastgesteld op 21 juni 2010. De leidraad beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende NoordHollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen. Het basis uitgangspunt is dan ook “behoud door ontwikkeling”. Voor ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand bebouwd gebied geldt dat nut en noodzaak aangetoond moet worden. Dit houdt onder andere in dat aangetoond moet worden dat de ontwikkeling niet binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd kan worden. Plannen dienen deel uit te maken van de gemeentelijke structuurvisie en afgestemd te zijn met andere ontwikkelingen in regionaal verband. De toelichting bij bestemmingsplannen moet verantwoording geven van de mate waarin nieuwe functies rekening houden met de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap, de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken en de bestaande kwaliteiten van het gebied (inclusief de ondergrond).
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 17
Figuur 7
Historische spoorlijn Hoorn-Medemblik (bron Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Het bestemmingsplan Dorpskernen I betreft een conserverend bestemmingsplan. Hierdoor is het aantonen van nut en noodzaak in dit bestemmingsplan overbodig, maar bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied en die buiten bestaand bebouwd gebied vallen dient dit wel te gebeuren. De onderwerpen cultuurhistorie en archeologie zijn verwerkt in hoofdstuk 4. 2.2.4 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 In oktober 2009 is door Provinciale Staten van Noord-Holland het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 vastgesteld. In dit plan is een groot aantal acties opgenomen, die moeten bijdragen tot een beter milieu. In dit bestemmingsplan voor de dorpskernen Sijbekarspel, Benningbroek, Midwoud, Oostwoud en Hauwert staan de acties die tot een beter milieu leiden, voor zover ze betrekking hebben op bestaand bebouwd gebied, niet in de weg.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 18
2.3
144101.01
Regionaal belang
2.3.1 Waterbeheersplan 2010-2015 In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 20102015: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water. De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water, door: 1. het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren; 2. de verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden; 3. het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren; 4. het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. De uitgangspunten die het Hoogheemraadschap hanteert, zijn de volgende: het beheersgebied van het Hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen; dijkversterking blijft altijd mogelijk; alle inwoners van het beheersgebied van het Hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast; watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier; problemen worden opgelost waar ze ontstaan; met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan; niet alles kan overal; samenwerking staat centraal; water is een ordenend principe in de ruimtelijke inrichting; het waterbeheer is toekomstgericht. Het bestemmingsplan Dorpskernen I betreft een conserverend bestemmingsplan. Waardoor er geen ontwikkelingen zijn die in strijd zijn met dit beleid, maar bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient onderbouwd te worden of dit past binnen het beleid. De provincie is bezig met het opstellen van een watervisie 2021, de opvolger van het Waterplan 2010-2015. Deze visie kent de ambities en kaders voor 2021 en biedt een doorkijk naar 2040.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 19
2.3.2 Regionale Woonvisie Kop van Noord-Holland De eigen woningbehoefte van de gemeenten vormt in beginsel de basis voor het aantal nieuw te bouwen woningen. Maar gemeenten krijgen ook de ruimte om meer te bouwen. Gemeenten dienen dit onderling af te stemmen. De Regionale Woonvisie is hiervoor het instrument. Op grond van de Structuurvisie van de Provincie Noord-Holland moet de regio West-Friesland in de periode van 2010 tot 2030 in totaal 11.750 woningen bouwen. Voor de gemeente Medemblik is dit tot 2015 90 woningen per jaar. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Regionale Woonvisie. Een deel van de woningen moet binnen de bestaande bebouwde kom een plaats krijgen, namelijk 40% van de woningen die voor de eigen bevolking worden bijgebouwd. Hierbij wordt opgemerkt dat er voor de komende periode extra aandacht nodig is voor ouderen en starters (1/3 deel van de nieuwbouw moet geschikt zijn voor senioren). De regionale woonvisie voor WestFriesland sluit aan op de gewijzigde uitgangspunten van de Structuurvisie voor NoordHolland. Meer concreet kent de regionale woonvisie twee hoofdlijnen, deze zijn: bouwen voor de eigen behoefte van de regio; in kwaliteiten die passen bij het karakter en de schaal van de regio. Voor West-Friesland is ook beleid voor de huisvesting van buitenlandse werknemers opgesteld. Hiervoor worden verschillende schalen onderscheiden, kleine, middel en grote schaal. Daarbij gaat het om de realisatie van huisvesting binnen bestaande woningen (kleine schaal), huisvesting in semipermanente bebouwing en bedrijfsbebouwing (middelschaal) en huisvesting in nieuwe complexen (grote schaal). 2.4
Gemeentelijk belang
2.4.1 Structuurvisie 2012-2022 vastgesteld 28 februari 2013 Op 28 februari 2013 is de Structuurvisie 2012-2022 'Sterke kust en sterk achterland' vastgesteld. De structuurvisie betreft een actualisatie en harmonisering van het beleid van de voormalige gemeenten Andijk, Medemblik en Wervershoof en bevat een beschrijving op hoofdlijnen van de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Daarbij worden de opgaven en ambities voor de komende tien jaar in beeld gebracht op het gebied van: regionale samenwerking, landschap en cultuurhistorie, wonen, voorzieningen en leefbaarheid, economie en bedrijvigheid, bereikbaarheid en ontsluiting, natuur en water en duurzaamheid. De titel van de structuurvisie verwijst naar de wens van de gemeente Medemblik om de kustlijn van Medemblik tot en met Andijk verder te ontwikkelen en het achterland te versterken. Andere belangrijke thema's zijn verbreding van de economie en het gezond houden van de leefbaarheid in alle kernen. De planperiode van de structuurvisie loopt van 2012 tot 2022. Evenwichtige woon-werkbalans De gemeente Medemblik streeft naar het herstellen van een evenwichtige woon-werk balans. Samen met de ondernemers in de regio wil de gemeente de komende jaren het goede ondernemingsklimaat handhaven en de werkgelegenheid in het gebied verbreden voor een betere aansluiting op de arbeidersmarkt. Dit betekent een focus die gericht is Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 20
144101.01
op de kwaliteit van de economische structuur die past bij hoog opgeleide beroepsbevolking, en niet in eerste instantie op het vergroten van de werkgelegenheid in het algemeen. Medemblik biedt ruimte aan kansen die zich voordoen. Kansen vloeien voort uit de ligging aan het water (op het gebied van watersport, toerisme en recreatie), agrarische ontwikkelingen (nieuwe technologische ontwikkelingen en hoger opgeleiden, verbreding van de landbouw en vrijkomende agrarische locaties), zorg en welzijn (“healthyaging“) en vorming van clusters van onderwijs, onderzoek, overheid en bedrijven rond de kansrijke sectoren. In het samenwerkingsverband Westfriese gemeenten zet Medemblik zich in voor versterking van de kansrijke economische regionale clusters voor de toekomst: Agri, Health, Marin, Energy en Leisure. Kwaliteitsverbetering van bedrijventerreinen Voor de bestaande bedrijventerreinen wordt gestreefd naar kwaliteitsverbetering. De bestaande bedrijventerreinen hebben hun waarde voor de lokale bedrijvigheid bewezen en zullen dit blijven behouden. Verspreid over de gemeente liggen lokale bedrijventerreinen bij Medemblik, Andijk, Wervershoof, Midwoud, Sijbekarspel, Wognum, Nibbixwoud en Zwaagdijk, waarbij de laatste een regionale functie heeft (“Transport en Distributie” en “Modern gemengd en Agribusiness”). In Nibbixwoud is ook een groot distributiebedrijf aan de A7 gevestigd. De regionale functie biedt kansen voor ondernemers langs de A7 en de Westfrisiaweg. De terreinen kunnen een kwaliteitsslag maken door revitalisering van de bestaande ruimte en gebouwen (hergebruik), door parkmanagement en door een verbeterde landschappelijke inpassing van enkele terreinen. Leegstand wordt hiermee voorkomen. Detailhandel Detailhandel is een belangrijke economische factor en levert tevens een bijdrage aan de “beleving” van de leefbaarheid van de kernen. Gelet op ontwikkelingen (met name flinke terugloop bestedingen als gevolg van e-commerce) is sturing noodzakelijk om het voorzieningenniveau te optimaliseren. In het algemeen dient rekening te worden gehouden met een stevige reductie van winkelvloeroppervlakte. Op de bedrijventerreinen wordt ruimte geboden aan de aanwezige bedrijven en nieuwe ontwikkelingen zoals e-commerce en grootschalige detailhandel worden beperkt mogelijk onder de volgende voorwaarden: Het is niet gewenst dat er een nieuw grootschalig detailhandelscentrum gaat ontstaan in de gemeente. De pdv-locatie is bepaald op regionaal niveau en die ligt in Hoorn. Lokale initiatieven zijn wel gewenst op bedrijventerreinen indien niet inpasbaar in bestaande winkelcentra. Wel streven naar beperkt aantal vestigingsplaatsen nabij andere winkels. E-commerce beperkt mogelijk maken, want hier liggen kansen. Vestiging op bedrijventerreinen indien focus ligt op de logistieke functie. Eventueel specifieke mogelijkheden creëren nabij / aan de rand van bestaande winkelcentra. De ruimtelijke structuur en het bedrijfsgenre van het bedrijventerrein zijn leidend.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 21
Goed ondernemersklimaat Het faciliteren van een goed ondernemingsklimaat kan de gemeente niet alleen. Hiervoor heeft zij de kennis en kunde van de ondernemers nodig. In samenwerking met ondernemers wenst de gemeente vestigingsplaatsfactoren vast te leggen: elk bedrijf op de juiste plaats, het ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen om startende bedrijven te faciliteren. Om zo de huidige bedrijven te behouden en nieuwe aan te trekken. Ook wil zij met ondernemers beleid ontwikkelen gericht op tegengaan van verpaupering en leegstand van detailhandelsgebieden en bedrijventerreinen. Park-management kan hierbij helpen. 2.4.2 Woonvisie Medemblik 2012-2020 vastgesteld 22 november 2012 In de 22 november 2012 vastgestelde Woonvisie Medemblik 2012-2020 'beleidsnota volkshuisvesting' is het nieuwe beleid van de gefuseerde voormalige gemeenten Medemblik, Wervershoof en Andijk vastgelegd. Doel van deze woonvisie is een harmonisatie van het beleid van de drie voormalige gemeenten tot één beleid. Speerpunten uit deze woonvisie zijn: 1. 800 levensloopbestendige nieuwbouwwoningen realiseren in de prijsklasse tot € 250.000,- (koop), respectievelijk € 652,- (huur); 2. voldoen aan de eisen van duurzaamheid volgens het meetinstrument GPR gebouw, zowel bij nieuwbouw als bij renovatie; 3. ruimte bieden aan nieuwe woonvormen en experimenten, waaronder kangoeroewoningen, zorg- en woongemeenschappen, collectief particulier opdrachtgeverschap, etc.; 4. starters ondersteunen; 5. ruimte voor een combinatie van wonen en werken. Het woningbouwprogramma in de nieuwbouw tot 2030 gaat uit van 2.380 te realiseren nieuwbouwwoningen. Hiervan moeten 800 woningen levensloopbestendige worden uitgevoerd in de prijsklasse tot € 250.000,- (koop), respectievelijk € 652,- (huur). Uitgangspunt is in de periode 2011 tot en met 2014 jaarlijks 213 nieuwbouwwoningen aan de voorraad toe te voegen en in de periode 2015 tot en met 2030 jaarlijks 95 nieuwbouwwoningen. Seniorenwoningen dienen uitgevoerd te worden als nultredewoningen. In navolgende tabel zijn deze 2.380 woningen vergeleken volgens de kernhiërarchie versus het aantal woningen conform het beleid van de voormalige gemeenten.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 22
Abbekerk Andijk Hauwert Medemblik Midwoud/Oostwoud Nibbixwoud Onderdijk Opperdoes Sijbekarspel/B.broek Twisk Wervershoof Wognum Zwaagdijk-Oost Zwaagdijk-West Onvoorzien Totaal
144101.01
Aantal woningen t/m 2030 Wenselijk Werkelijk (volgens (conform kernhiërarchie) beleid voormalige gemeenten) 5% 119 623 15% 357 536 1% 24 15% 357 313 5% 119 146 5% 119 97 1% 24 122 1% 24 4 1% 24 33 1% 24 5 15% 357 299 15% 357 376 1% 24 74 1% 24 0 18% 427 50 100% 2.380 2.685 (eigen behoefte + 20%) 2.210 (na correctie)
Verminderen met 300 175
475
Omdat Abbekerk en Andijk fors afwijken van de kernhiërarchie is in Andijk het plan Molensloot (175 woningen) geschrapt en in Abbekerk het plan achter de Dorpsstraat (300 woningen). Met betrekking tot de voorraad huurwoningen moeten de corporaties zorgen voor een voldoende aanbod huurwoningen. De voorraad mag niet kleiner zijn dan de zogenaamde kernvoorraad. De gemeente definieert de kernvoorraad als de woningen met een huur, waarvoor huurtoeslag mogelijk is. Die woningen zijn bedoeld voor mensen met een laag inkomen. De kernvoorraad van de drie corporaties is als volgt: De Woonschakel Wooncompagnie Het Grootslag
Kernvoorraad Medemblik 2.200 woningen 460 woningen 1.522 woningen
2.4.3 Horecabeleid De bestemmingsplannen voor het woongebied en de kern van Medemblik kent nu de volgende horeca-indeling: horecabedrijf A: een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieen, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 23
horecabedrijf B: een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals een restaurant; horecabedrijf C: een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of een combinatie van beiden, zoals eetcafés, cafetaria's, snackbars, automatieken en shoarmazaken; horecabedrijf D: een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken.
Bovenstaande categorie-indeling is niet goed hanteerbaar voor de bestemmingsplannen voor de dorpskernen, omdat bijvoorbeeld een voorziening als een pension ontbreekt, terwijl die wel voorkomt in de dorpskernen. Verder wordt een café gelijkgeschakeld met een discotheek, terwijl de ruimtelijke gevolgen van een discotheek veel ingrijpender voor de woonomgeving kunnen zijn. In de dorpskernen komen vrij veel cafés voor waarvan het ruimtelijke ongewenst is dat ze "uitgroeien" tot discotheek. Om die reden wordt gekozen voor een andere indeling. Het betreft een indeling die veel gebruikt wordt in de ruimtelijke ordening. Zo kent het bestemmingsplan Woongebied Andijk deze indeling. 1. Horecabedrijven categorie 1 "licht horeca" a. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca: automatiek broodjeszaak cafetaria croissanterie koffiebar lunchroom snackbar tearoom traiteur b. Overige lichte horeca: bistro restaurant (inclusief bezorg- en/of afhaalservice) hotel, pension, logeerhuis 2. Horecabedrijven categorie 2 "middelzware horeca": bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar bierhuis biljartcentrum café proeflokaal shoarma/grillroom zalenverhuur (zonder regulier gebruik van feesten en muziek/dansevenementen)
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 24
144101.01
3. Horecabedrijven categorie 3 "zware horeca": bedrijven die voor een goed functioneren ook „'s nachts geopend zijn en/of die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen dancing discotheek nachtclub partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen) Binnen de gemeente zijn diverse horecabedrijven aanwezig. Per bedrijf zal worden gekeken binnen welke categorie deze is te plaatsen en hoe er dus uiteindelijk bestemd zal worden. Daarbij moet als uitgangspunt gelden, dat „zware? horeca wel de lichtere activiteiten mogen uitoefenen, maar niet andersom. Bij sportparken en bij maatschappelijke en culturele voorzieningen (o.a. dorpshuizen) is veelal ondergeschikte horeca toegestaan. 2.4.4 Welstandsnota Medemblik, herziening 2014 De gemeente Medemblik is in 2011 ontstaan uit een samenvoeging van de vroegere gemeenten Andijk, Medemblik en Wervershoof. Met de fusie is het groene gebied met een stad en zestien dorpen en buurtschappen één gemeente geworden. De voormalige gemeenten hanteerden welstandsnota's, die in opzet en deels ook in de uitwerking veel gemeen hadden. In de Welstandsnota Medemblik, herziening 2010 zijn deze documenten samengevoegd tot één nota, wat de leesbaarheid ten goede komt en de uitvoering vergemakkelijkt. In 2014 is deze welstandsnota geëvalueerd en opnieuw vastgesteld. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken 'voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening'. Datgene dat door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. In de welstandsnota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Het gaat hier om welstandscriteria die betrekking kunnen hebben op onder andere de hoofdvorm, het materiaalgebruik, de kleurkeuze en de detaillering van een concreet bouwwerk. 2.4.5 Stolpennota Op het ogenblik zijn er in Noord-Holland ongeveer 5500 stolpen en elk jaar verdwijnen er naar schatting ongeveer 20 van deze stolpen. Van die 5500 stolpen staan er ongeveer 584 (bron: Boerderijenstichting 'Vrienden van de Stolp' december 2012) in de gemeente Medemblik. In december 2012 zijn hiervan 54 stolpen of stolphoeves (en 2 stolpschuren) aangewezen als rijksmonument en 10 stolpboerderijen aangewezen als provinciaal monument. De stolp is een karakteristieke en beeldbepalende bouwvorm in het NoordHollandse polderlandschap. De boerderijenstichting omschrijft het op haar website als volgt:
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 25
“De stolpboerderij is de trots en het visitekaartje van Noord-Holland. Stolpen markeren met hun piramidevormige daken de Noord-Hollandse horizon van Texel tot in de Haarlemmermeer. In vele varianten tref je de stolpen aan; van klein tot groot, van sober tot rijkversierd en soms zelfs met een 'stadse' voorgevel. De daken zijn bedekt met duizenden dakpannen of met riet waarin kunstig uitgesneden patronen. Vaak zie je ene fraai gemetselde, ronde schoorsteen. Bijna vierhonderd jaar lang was de stolpboerderij een uitermate doelmatig agrarisch bedrijfsgebouw. Alles onder één dak: het vee en de boerenfamilie, het hooi, de akkerbouwproducten en de wagenberging.” Typerend voor stolpboerderijen is dat stal, hooiberg en woonhuis onder één groot, piramidevormig dak zijn ondergebracht. In het hart van het gebouw ligt de hoofddraagconstructie ofwel het 'vierkant', dat bestaat uit vier zware houten kolommen met liggers erover. Het vierkant draagt de kap. Er zijn meerdere typen stolpboerderijen te onderscheiden, die ook in Medemblik voorkomen. Vrijwel alle stolpboerderijen hebben hun agrarische bestemming verloren en krijgen een woonbestemming. Aangezien de gemeente, ook voor niet-beschermde stolpen, streeft naar behoud, is in 2011 een nieuwe nota stolpenbeleid vastgesteld. Daarmee wil de gemeente het mogelijk maken om het behoud van bestaande karakteristieke stolpen te bevorderen door de mogelijkheid te geven de stolp te splitsen in maximaal twee wooneenheden. Bovendien wordt het, onder voorwaarden, toegestaan een bestaande woning te vervangen door een stolp.” Per 1 februari 2011 is het Stolpenbeleid gemeente Medemblik vastgesteld. Het doel van dit beleid is zowel de bestaande Noord-Hollandse en de West-Friese stolpen in de gemeente Medemblik te behouden, als ook de karakteristieke stolpvormen als basisvorm voor nieuwbouwplannen te stimuleren. In het stolpenbeleid zijn regels opgenomen voor splitsing van bestaande stolpen en de nieuwbouw van stolpen op percelen waar op dit moment een andere woning staat. Voor beide ontwikkelingen worden randvoorwaarden gegeven. Uit het beleidsstuk blijkt dat het wenselijk is de regels in bestemmingsplannen te vertalen en vast te leggen, bijvoorbeeld door een wijzigingsbevoegdheid of ontheffingsbevoegdheid voor het splitsen, nieuw bouwen of anders gebruiken van een stolp te noemen. 2.4.6 Archeologisch beleid De gemeente Medemblik heeft nog geen vastgesteld archeologiebeleid. Ten behoeve van de bestemmingsplannen Dorpskernen I t/m IV en Buitengebied is een conceptbeleidskaart opgesteld door Archeologie West-Friesland. Deze beleidskaart is opgesteld op basis van de kennis die de afgelopen jaren is verkregen bij diverse archeologische onderzoeken en op basis van de kennis over de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Alhoewel er nog geen gemeentelijke verwachtingskaart is vervaardigd is in het planMER aangegeven dat een dubbelbestemming Waarde-Archeologie gerechtvaardigd is op basis van onder andere de landelijke Indicatieve Kaart voor Archeologische Waarden (IKAW). De concept-beleidskaart is vertaald in het bestemmingsplan. 2.4.7 Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Als een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit of gebruik van gronden of gebouwen is aangevraagd wordt deze getoetst aan het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn zaken geregeld als het gebruik van percelen en gebouwen (wonen, werBestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 26
144101.01
ken, detailhandel, etc.), afstanden, bouwhoogtes, goothoogtes en inhoudsmaten van gebouwen. Als de aanvraag niet past binnen de in het bestemmingsplan gegeven regels, en er binnen het bestemmingsplan geen afwijkingsmogelijkheden zijn, kan bij de omgevingsvergunning eventueel worden afgeweken met een zogeheten 'buitenplanse' afwijking. Voor het toepassen van een buitenplanse afwijking heeft de gemeente Medemblik in 2012 beleidsregels opgesteld voor planologische afwijkingsmogelijkheden van het bestemmingsplan onder de Wabo ('Kruimelgevallenregeling'). 2.4.8 Duurzaamheid Het gemeentelijke beleid voor het toekomstgericht (duurzaam) ontwikkelen van de gemeente Medemblik is vastgelegd in de beleidsnota Duurzaam Medemblik. De brede aanpak van duurzaamheid maakt Medemblik concreet met de thema's: gebiedsontwikkeling, inkopen en aanbesteden, mobiliteit, energieopwekking, energiebesparing en bewustwording. Binnen deze thema's kan de gemeente sturen op duurzaamheid en toekomstbestendigheid. Medemblik als duurzame gemeente betekent ook dat er ruimte is voor economische groei, dat ontwikkelingen aansluiten op de identiteit van het landschap en dat er ruimte is voor participatie en flexibiliteit in gebruiksmogelijkheden van gebouwen en ruimte. De economische belangen, de sociaal maatschappelijke betekenis en de landschappelijke en natuurlijke basis zijn met elkaar in evenwicht. De bevolking is erg betrokken, er zijn veel vrijwilligers. Bewoners en bedrijven zijn belangrijke partners voor de gemeente om de (duurzame) ambities te verwezenlijken. Medemblik is (ook) in de toekomst een veilige en leefbare gemeente. Dit impliceert een aantrekkelijke, schone en herkenbare omgeving, waar de inwoners trots op zijn. Leefbaarheid hangt in belangrijke mate af van duurzaamheid. De milieuregelgeving, het milieubeleid (inclusief Europese Richtlijnen) dragen bij aan een gezond en veilig leefklimaat in een aantrekkelijke groene omgeving. Deze leefomgeving (met vitale natuur) wordt behouden. Nieuwe ontwikkelingen vinden plaats zonder de biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Medemblik heeft niet alleen oog voor de behoeften van nu, maar ook voor de leefbaarheid in de toekomst. Duurzaamheid staat vaak synoniem voor fysieke duurzaamheid: de dorpskernen worden ingericht zodat het energieverbruik vermindert en de CO2-uitstoot wordt beperkt. De structuurvisie biedt voorstellen om de dorpskernen fysiek en sociaal te verduurzamen. Energieneutraal bouwen wordt de norm voor de nabije toekomst. In de komende jaren gaat Nederland steeds energiezuiniger bouwen. Van een epc 04 (in 2015) tot energieneutraal in 2020. Dat ligt vast in Europees en Nederlands overheidsbeleid. Zeer energiezuinig en energieneutraal bouwen biedt nu al een marktvoordeel ten opzichte van standaard nieuwbouw. De gemeente Medemblik streeft naar een energie-efficiënte, duurzame omgeving. Medemblik wil de projectontwikkelaars meenemen in de transitie naar energieneutraal bouwen en/of renoveren. Hiervoor biedt de gemeente kosteloos een sublicentie van het programma GPR Gebouw (een online tool) aan om een objectief oordeel te kunnen geven over de duurzaamheid van de bouwplannen. De Milieudienst Westfriesland is in het Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 27
bezit van een licentie en verstrekt op verzoek van de gemeente een sublicentie aan de ontwikkelaar, architect of bouwer. De gemeente maakt voor de geplande nieuwbouw afspraken met de ontwikkelende partij over het gebruik van dit programma. De online tool GRP Gebouw is een hulpmiddel om de duurzaamheid van ontwerp voor een gebouw of woning objectief inzichtelijk te maken vanuit een aantal vaste thema's. Wanneer bij renovatieplannen en nieuwbouw van woningen een energielabel wordt overlegd, hoeft er voor dit onderdeel geen gebruik te worden gemaakt van GPR Gebouw. Fysieke duurzaamheid In aansluiting op de beleidsnota Duurzaam Medemblik is het streven om 20% van de huidige energievraag in de gemeente in 2020 met hernieuwbare energiebronnen op te wekken. Dat kan binnen en buiten de gemeentegrenzen worden gerealiseerd. De fysieke duurzaamheid hangt samen met kleine interventies en maatregelen in (de herontwikkeling van) de dorpskernen. Iedere ontwikkeling draagt bij aan de verduurzaming door bijvoorbeeld: alternatief voor fysieke oplossingen (o.a. digitaliseren); duurzaam slopen (afval is nieuwe grondstof); materiaalgebruik en -hergebruik; energiereductie en (collectieve) hernieuwbare energievoorzieningen; verduurzaming mobiliteit; opzetten ecologische kringlopen; water, reststoffen en warmte/energie; sloten, binnenwater met elkaar verbinden; natuurvriendelijke oevers toepassen; aanleggen infrastructuur voor duurzame mobiliteit. Sociale duurzaamheid De dorpskernen staan centraal. Daar wordt geleefd (en veelal gewerkt). De bewoners hechten aan de buurt en moeten hun wooncarrière in de eigen buurt kunnen doorlopen. Daarvoor krijgen de dorpskernen een breder instrumentarium. Bijvoorbeeld: andere vormen of collectief beheer van buurtgroen; inrichting openbare ruimte afstemmen op wensen bewoners; ruimte voor collectieve ontwikkelingen in de buurt/dorpskern (o.a. lokaal energiebedrijf). 2.4.9 Gemeentelijke detailhandelsbeleid Medemblik 2013-2022 Op 25 april 2013 is de nota Detailhandelsbeleid Medemblik 2013-2022 'Detailhandel klaar voor de toekomst' vastgesteld. In de nota is verwoord dat de kernen Medemblik, Wervershoof, Wognum en Andijk de ruggengraat vormen van de detailhandelsstructuur. De kernen zijn van belang voor het voorzieningenniveau van consumenten en de leefbaarheid in de kernen. Vanwege de aanzienlijke kans op verdere afname van consumentenbestedingen, geeft de gemeente prioriteit aan het behoud en versterking van deze centra. Concentratie van detailhandel in deze vier kernen - en daarbinnen in de centra - is uitgangspunt. Naast deze grotere centra kent de gemeente enkele kleine concentraties in Nibbixwoud en Midwoud, alsmede enkele verspreid liggende winkels, vooral supermarkten. Supermarkten in de kleine dorpen zijn van groot belang voor de leefbaarheid op het platteBestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 28
144101.01
land. Voor eventuele ruimtelijke knelpunten dienen oplossingen gevonden te worden. 2.4.10 Coalitieakkoord 2014-2018 In het coalitieakkoord zijn de volgende ruimtelijk relevante afspraken gemaakt: Onder Thema 4 'Economie Medemblik versterken en inzetten op duurzaamheid' 6. Ruimte voor bedrijfsleven om wonen en werken te combineren door minder beperkende regelgeving. Uiteraard gaat het hier om kleinere vormen van kleinschaligheid. 7. Voor grote bedrijven zijn de bedrijventerreinen ontwikkeld. 8. Duidelijke kaders voor ontwikkeling van bedrijven. Geen salamitactiek, waarbij een bedrijf telkens beetje bij beetje uitbreidt en dat hierbij elke keer het bestemmingsplan wordt aangepast. 9. Verdere ontwikkeling recreatieve bedrijvigheid. 10. Geen medewerking aan nieuwe proefboringen en winning van aardgas. 11. Geen nieuwe windmolens binnen onze gemeenten en aanliggende gemeenten. Als uitvloeisel van de laatste twee punten (windmolens en aardgas) is in de programmabegroting van 2015 opgenomen dat de bestemmingsplannen voor de dorpskernen en het buitengebied geen nieuwe windmolens en nieuwe gasboringen toestaan.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 29
HOOFDSTUK 3 UITGANGSPUNTEN EN FEITEN 3.1
Uitgangspunten bestemmingsplan
Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat bestaande belangen van private partijen zoals die in geldende bestemmingsplannen en andere relevante ruimtelijke besluiten zijn vastgelegd in dit bestemmingsplan zo veel mogelijk worden gewaarborgd. Het bestemmingsplan moet een kader bieden voor de instandhouding van de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied. Het is van belang dat deze door middel van het bestemmingsplan wordt beschermd en dat bij verbouw en nieuwbouw de schaal en maat van de bebouwing ingepast wordt in de bestaande structuur. Verder zijn uiteraard de bestaande groen-, wegen- en waterstructuur belangrijke elementen. Deze worden dan ook vastgelegd in het bestemmingsplan. Leidraad is het conserverende karakter van het bestemmingsplan. Binnen de regels biedt het bestemmingsplan wel de planologische mogelijkheden om vernieuwing en actief beheer gestalte te geven Verder gelden voor het plangebied de volgende algemene uitgangspunten ten aanzien van gebruik, omgeving en kwaliteit: opstellen gelijke regelingen voor de bebouwing/functies in de dorpskernen en de aansluitende linten; handhaven en versterken van de woonfunctie in het plangebied; ruimte bieden voor vernieuwing en herinrichting, vooral gericht op de woonfunctie; het mogelijk handhaven van de in het plangebied passende niet-woonfuncties; weren van nieuwe milieuhinderlijke bedrijvigheid; bevorderen van meervoudig ruimtegebruik. In dit bestemmingsplan is een aantal 'ontwikkelingen' mogelijk gemaakt. In alle gevallen betreft het bestaande bouwtitels die uit de vigerende bestemmingsplannen zijn overgenomen maar die nog niet allemaal zijn gerealiseerd en zijn dus nog niet als bestaande bebouwing zichtbaar. Hierna is een overzicht opgenomen van de grotere ontwikkelingsmogelijkheden (uitbreidingsplannen) die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. De oude bestemmingsplannen welke nu vigerend zijn, staan in hoofdstuk 1 vermeld. Een aantal nieuwe woningbouwlocaties zijn inmiddels (deels) gerealiseerd, anderen worden nog gebouwd. In Hauwert zijn Papenveer-Noord en Tuinstraat-West 2008 meegenomen. PapenveerNoord ligt aan de noordwestzijde van de kernbebouwing van Hauwert. Het plangebied wordt begrensd door de Papenveersloot aan de noordoostzijde, de sportvelden aan de zuidwestzijde, agrarische percelen aan de noordwestzijde en bebouwing van Hauwert aan de zuidoostzijde. Het plangebied Tuinstraat-West 2008 ligt aan de zuidoostzijde van de bebouwing van Hauwert. De locatie wordt begrensd door de Tuinstraat in het noordoosten, en sluit aan de noordwestzijde aan op de bestaande bebouwing van Hauwert. In Midwoud-Oostwoud zijn de vastgestelde ontwikkelingen 'Leekerweide', 'Korteling 1voormalig gemeentehuis' en 'Zuiderweg Oost 8 Twisk' meegenomen. Leekerweide betreft een woonzorgcomplex aan de Broerdijk aan de noordwestzijde van Oostwoud. Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 30
144101.01
Het voormalige gemeentehuis van Midwoud is herbestemd tot kantoor, (commerciële) dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan cursusruimten, een gezondheidscentrum en/of een huisartsenpost. In Benningbroek is de ontwikkeling Molenwei-Zuid opgenomen. Deze nieuwe uitbreiding is gelegen aan de zuidwestkant van de kern Sijbekarspel/Benningbroek en sluit aan op de bestaande woonbuurt Molenwei en biedt ruimte aan 35-40 woningen. De ontwikkeling Tuinstraat Benningbroek is juist buiten het bestemmingsplan gehouden omdat daar nu een procedure voor loopt. Is deze procedure voor de vaststelling van dit bestemmingsplan doorlopen, dan kan dit plannetje alsnog worden opgenomen in dit bestemmingsplan. 3.2
Inventarisatiebronnen
Bij het opzetten van dit bestemmingsplan zijn een aantal bronnen geraadpleegd. De in paragraaf 3.1. genoemde geldende bestemmingsplannen en andere ruimtelijke besluiten. Deze stukken zijn in te zien bij het Klant Contact Centrum van de gemeente Medemblik, op de gemeentelijke website www.medemblik.nlhttp://www.medemblik.nl of op www.ruimtelijkeplannen.nlhttp://www.ruimtelijkeplannen.nl. Er is gebruik gemaakt van de basisregistratie adressen en gebouwen (BAG). Deze informatie kan tevens ingezien worden op de website van het in opdracht van het Ministerie van I&M en het kadaster ontwikkelde BAG viewer, http://bagviewer.geodan.nl/http://bagviewer.geodan.nl/. Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de beschrijving van de gebieden staan verwoord in de Welstandsnota Medemblik, herziening 2010. Deze is in te zien op de website van de gemeente Medemblik www.medemblik.nlhttp://www.medemblik.nl. In bijlage 4 is een overzichtslijst milieucategorie bedrijven in Medemblik, bron Milieudienst West-Friesland, d.d. december 2012, opgenomen. Ruimtelijk beleid van hogere overheden is in te zien op de website www.ruimtelijkeplannen.nlhttp://www.ruimtelijkeplannen.nl. Tevens zijn beleidsstukken van de gemeente Medemblik in te zien op de website www.medemblik.nlhttp://www.medemblik.nl of via het Klant Contact Centrum van de gemeente Medemblik. Voor het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier kan de website http://www.hhnk.nl/http://www.hhnk.nl/ worden ingezien. Tot slot kan via de website van Google Maps luchtfoto's van het gebied worden bekeken, http://maps.google.nl/http://maps.google.nl/.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 31
Kaderstellende notitie Om kaders voor de bestemmingsplannen van de dorpskernen mee te geven, heeft de gemeenteraad op 7 februari 2013 een kaderstellende notitie vastgesteld. Deze notitie bevat kaders voor een aantal belangrijke thema's (bouwregelgeving ten aanzien van woonfunctie, agrarische bedrijven en bedrijvigheid, paardenbakken, bed-and-breakfast, etc.) Daarbij is aansluiting gezocht bij de vigerende bestemmingsplannen en is tevens rekening gehouden met bestaand beleid c.q. bestaande kaders. In de Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld medio 2012, staat bijvoorbeeld letterlijk dat de linten worden meegenomen in de bestemmingsplannen voor de diverse dorpskernen en dat de uitgangspunten uit de nota voor het buitengebied, met name voor wat betreft de agrarische bedrijven, zoveel als mogelijk worden toegepast voor de nieuwe bestemmingsplannen voor de dorpskernen. In de kaderstellende notitie is tevens vastgelegd dat zoveel mogelijk bij recht wordt geregeld. Nieuwe ontwikkelingen De bestemmingsplannen voor de dorpskernen zijn conserverend van aard. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden niet toegestaan, tenzij daar al een afzonderlijke procedure voor doorlopen is. Denk hierbij aan de artikel 19-vrijstellingen of wijzigingsplannen die in het verleden bij de voormalige gemeenten zijn doorlopen. Belanghebbenden kunnen in het kader van de (voor) ontwerpen van de bestemmingsplannen verzoeken indienen voor nieuwe (kleinschalige) ontwikkelingen, bijvoorbeeld de uitbreiding van een (agrarisch) bouwperceel. Met dergelijke verzoeken wordt zeer terughoudend omgegaan. Medemblik in de regio De gemeente Medemblik ligt centraal in Noord-Holland. Deze provincie kent een grote verscheidenheid aan landschappen. De omgeving van Amsterdam kent relatief veel verstedelijkt gebied. De verstedelijking vindt niet alleen plaats in de kernen, maar ook de gebieden tussen de kernen zijn relatief dichtbevolkt (metropolitane landschappen). Meer noordelijk wordt de dichtheid van bebouwing en bevolking lager. Bovendien valt op dat de stedelijke bebouwing - naar het noorden toe - hoofdzakelijk langs de westkust van Noord-Holland is ontwikkeld. Hier liggen onder andere Alkmaar, Heerhugowaard, Schagen en Den Helder. Opvallend is verder dat langs de snelweg A7 weinig grootstedelijke gebieden aanwezig zijn, uitzondering hierop vormen de plaatsen Purmerend, Edam/Volendam en meer noordelijk Hoorn en Enkhuizen / Stede Broec. De droogmakerijen Wormer, Schermer, Purmer en Beemster (Nationale Landschappen) vormen een buffer voor stedelijke uitbreidingen in noordelijk richting aan de oostzijde. Kenmerkend aan dit landschap is het zeer open landschap en de typerende verkaveling. Het gebied kent veel dynamiek. Van oudsher is Medemblik, net als bijvoorbeeld Enkhuizen en Hoorn, een stad waar veel visserij werd bedreven en waar via het water handel Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 32
144101.01
werd gedreven met de rest van Nederland en het buitenland. Ook Wognum leefde van de visserij, veel Wognummers hadden in Hoorn hun schip liggen. Het economische zwaartepunt van deze plaatsen is verschoven naar hoofdzakelijk (zakelijke) dienstverlening. In Medemblik heeft daarnaast de recreatie en het toerisme een belangrijke plaats ingenomen. In de regio zijn de steden Enkhuizen (en Stede Broec) en Hoorn sneller gegroeid. Deze steden hebben een snellere en op de regio gerichte ontwikkeling van handel, nijverheid en zakelijke dienstverlening doorgemaakt. In vergelijking hebben Medemblik en Wognum een meer lokale verzorgingsfunctie. Het landelijk gebied tussen Wognum en Medemblik, met de daarin liggende dorpskernen, zijn lang niet bewoonbaar geweest door de natte veengronden. De ontwikkeling van dit gebied is later op gang gekomen en bestond eerst uit de ontginning van het veen. Nadat de veenontginning was afgerond, is de hoofdfunctie van het landelijk gebied overgegaan naar hoofdzakelijk landbouw. In eerste instantie was dat voornamelijk akkerbouw, in de loop der jaren is de veeteelt ook sterk gegroeid. De Westfriese Omringdijk is in eerste instantie aangelegd ter bescherming van het in cultuur gebrachte landelijk gebied, met de daarin liggende steden, dorpen en gehuchten. Vervolgens werd de Omringdijk ook gebruikt voor de bereikbaarheid van de verschillende gebieden langs de dijk. Dorpskernen en linten De dorpskernen Hauwert, Benningbroek/Sijbekarspel en Midwoud-Oostwoud liggen in een gebied waarin de omliggende gronden voornamelijk gebruikt worden voor agrarische doeleinden. Dit resulteert in een “groene” omgeving van voornamelijk weilanden en enkele akkerlanden en kassen. De in het omliggende gebied aanwezige bebouwing bevindt zich voornamelijk in de van oudsher aanwezige linten. Het bestemmingsplan is van toepassing op de drie dorpskernen Hauwert, Benningbroek/Sijbekarspel en Midwoud-Oostwoud die zijn ontstaan uit oorspronkelijke lintbebouwing. Deze lintbebouwingen zijn zodanig “gegroeid” door recentere uitbreidingen dat hier een ander type gebied is ontstaan dan aan de oorspronkelijke linten, die opgenomen zijn binnen dit bestemmingsplan. Binnen de dorpskernen bevindt zich veel bebouwd oppervlak. Het overgrote deel betreft eengezinswoningen in vrijstaande, twee-onder-één-kap of aaneengesloten vorm. De recentere bebouwing kent een projectmatige structuur ontsloten vanaf de oorspronkelijke linten. De bebouwing langs de linten in de dorpskernen is voornamelijk vrijstaand op grotere kavels, met grote achtertuinen naar het landelijke gebied. Hier bevinden zich ook de meeste bedrijfsmatige en/of maatschappelijke activiteiten, welke voornamelijk zijn ontstaan in reeds aanwezige bebouwing dan wel op hetzelfde perceel zijn toegevoegd middels extra bebouwing. Er zijn geen planmatig aangelegde bedrijfsterreinen.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 33
De linten buiten de dorpskernen hebben een veel kleinere dichtheid en herbergen naast reguliere woningen en bedrijven ook een aantal (grote) agrarische bedrijven. Toch verschillen deze linten van het 'echte' buitengebied doordat de afstand tussen de bebouwing veel kleiner is en er veel meer woon- en bedrijfspercelen aan liggen. De sfeer van deze linten is daarmee meer vergelijkbaar met de linten binnen de dorpskernen.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 34
144101.01
HOOFDSTUK 4 OMGEVINGSASPECTEN Om conflictsituaties te voorkomen, dient in het bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan de omgevingsaspecten zoals milieu, water, ecologie en archeologie. De ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt worden getoetst aan de wet- en regelgeving die geldt voor de omgevingsaspecten. Weliswaar is voor het merendeel van deze aspecten specifiek beleid en regelgeving opgesteld, toch is er sprake van een aanvullende werking ten opzichte van de ruimtelijke ordening. Zo kan het bestemmingsplan via de bestemmingsplankeuzen aanwijzingen geven richting het milieubeleid. Andersom kan het milieubeleid richting geven aan de functietoedeling in het bestemmingsplan. Bij de bestemmingsplannen voor het buitengebied en de dorpskernen (Dorpskernen I, II, III en IV) is op een aantal verschillende manieren sprake van een planmer-plicht. Hieronder wordt ingegaan op het aspect planMER en de omgevingsaspecten die voor het bestemmingsplan van belang zijn. 4.1
PlanMER
Normstelling en beleid Toetsingskader In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport dient te worden opgesteld. Een planmer-plicht is voor een bestemmingsplan aan de orde als het plan: kaderstellend is voor een toekomstig besluit over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten die in het kader van de omgevingsvergunning milieu mer-(beoordelings)plichtig zijn; mogelijkheden biedt voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen veroorzaken op Natura 2000-gebieden (het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is noodzakelijk). De nieuwvestiging, uitbreiding of wijziging van grondgebonden veehouderijbedrijven is in het kader van de omgevingsvergunning vanaf een bepaalde omvang mer- of merbeoordelingsplichtig. Deze mer-(beoordelings)plicht is afhankelijk van het aantal dieren waarop het initiatief betrekking heeft. De drempelwaarden zijn opgenomen in de C- en D-lijst bij het Besluit mer. Planmer-plicht Door de ontwikkelingsmogelijkheden die de bestemmingsplannen voor het buitengebied en de linten (Dorpskernen I, II, III en IV) bieden, is het mogelijk dat in bepaalde gevallen bij toekomstige uitbreidingen drempelwaarden uit het Besluit mer zullen worden overschreden, waarmee het bestemmingsplan het kader vormt voor mogelijk toekomstige besluiten over mer(-beoordelings)plichtige activiteiten. Daarbij gaat het onder andere om ontwikkelingsruimte voor grondgebonden veehouderijen. Om deze reden is voor het bestemmingsplan Buitengebied sprake van een planmer-plicht. Dit geldt ook voor de bestemmingsplannen Dorpskernen I, II, III en IV die in hetzelfde planMER zijn meegenomen. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 35
Ook is een planmer-plicht vanwege mogelijk significant negatieve effecten op Natura 2000 aan de orde. Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In de omgeving van het plangebied liggen de volgende Natura 2000-gebieden: Eilandspolder, Schoorlse Duinen, IJsselmeer. Met name als het gaat om het thema stikstofdepositie kunnen effecten op Natura 2000 op vele kilometers afstand van het plangebied optreden. Doel en procedure planMER Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van in dit geval een bestemmingsplan. Daarbij dient te worden getoetst of de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt kan leiden tot ongewenste effecten. Waar relevant dient te worden bekeken op welke wijze negatieve effecten kunnen worden beperkt of voorkomen (of positieve effecten kunnen worden versterkt). De planmer-procedure bestaat uit de volgende stappen: 1. openbare kennisgeving opstellen planMER en bestemmingsplan; 2. raadpleging bestuursorganen en inspraak over reikwijdte en detailniveau van het planMER; 3. opstellen planMER en ontwerpbestemmingsplan; 4. terinzagelegging planMER met ontwerpbestemmingsplan Buitengebied (zienswijzen); 5. toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.; 6. vaststelling bestemmingsplan. Het planMER vormt een bijlage bij het bestemmingsplan. In een Notitie reikwijdte en detailniveau (Nrd) is beschreven op welke wijze in het planMER de milieueffecten inzichtelijk worden gemaakt. Hiermee hebben overlegpartners de mogelijkheid gekregen om te reageren op de reikwijdte en het detailniveau van het planMER. Ook heeft de Nrd ter inzage gelegen. Opzet van het planMER In het planMER zijn per milieuthema de huidige milieusituatie en eventuele autonome ontwikkelingen beschreven, samen de zogenaamde referentiesituatie. De referentiesituatie bevat een beschrijving van de binnen het plangebied aanwezige waarden (landschap, cultuurhistorie, archeologie, natuur). Daarnaast is bekeken in hoeverre in de referentiesituatie sprake is van knelpunten en/of overbelaste situaties (voor onder andere de thema's geurhinder, luchtkwaliteit en stikstofdepositie). De referentiesituatie dient als vertrekpunt voor de effectbeschrijvingen. Per milieuthema is een beschrijving opgenomen van de (potentiële) milieugevolgen als gevolg van de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt. De ontwikkelingsruimte voor de grondgebonden veehouderijen vormt de directe aanleiding voor het opstellen van het planMER en neemt daarom een belangrijke plaats in de effectbeschrijvingen in. Het bestemmingsplan biedt generieke ontwikkelingsruimte aan de grondgebonden veehouderijen. Voor het thema stikstofdepositie zijn twee ontwikkelingsscenaBestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 36
144101.01
rio's uitgewerkt binnen de ontwikkelingsruimte die de bestemmingsplannen bieden. Het betreft een maximaal ontwikkelingsscenario en een realistisch ontwikkelingsscenario. Daarnaast zijn twee alternatieven, een verplaatsingsalternatief en een alternatief zaadveredelingsbedrijven onderzocht. Deze alternatieven zijn indien relevant ook voor andere thema's onderzocht, zoals landschap en cultuurhistorie. Het planMER gaat niet alleen in op de effecten van de veehouderijen, maar ook op de overige effecten als gevolg van de overige ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt. Het gaat over het algemeen om kleinschalige ontwikkelingen, waaraan in de regels strikte voorwaarden worden gesteld. Gezien de aard en omvang van deze ontwikkelingsruimte wordt volstaan met een beschrijving op hoofdlijnen van de maximale ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt (zowel bij recht, als via afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden). Er is voor deze ontwikkelingsruimte geen aanleiding voor het beschrijven van alternatieven of scenario's. Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan Voor het bestemmingsplan Dorpskernen I zoals dat op 4 juli 2013 is vastgesteld, is een planmer-procedure doorlopen. Vanwege de recente datum van deze planMER en de ondergeschikte aanpassingen in dit nieuwe bestemmingsplan is het niet noodzakelijk geacht voor deze integrale herziening een nieuwe of aangepaste planMER op te stellen. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande planMER. In deze paragraaf zijn de conclusies van het planMER weergegeven en hoe dit is doorvertaald in dit bestemmingsplan. De planMER is opgenomen in Bijlage 1 Natura 2000 Uit de beschrijvingen en beoordelingen in het planMER blijkt dat effecten van de ontwikkelingsruimte in de bestemmingsplannen voor het buitengebied en de linten (Dorpskernen I, II, III en IV) over het algemeen beperkt zijn. Uitzondering vormt het thema stikstofdepositie. Uit de passende beoordeling volgt dat bij een maximale invulling van de bouwmogelijkheden uit de bestemmingsplannen significante negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. Bij een maximale invulling van de bouwmogelijkheden is sprake van een forse toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000. Het volledig uitsluiten van significante negatieve effecten binnen de bestemmingsplannen voor het buitengebied en de linten (Dorpskernen I, II, III en IV) is alleen mogelijk met een ingrijpende aanpassing van de bestemmingsregeling. Dit zou zelfs een beperking betekenen ten opzichte van de bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan. De maximale invulling van alle bouwmogelijkheden is echter een theoretische situatie. Het bestemmingsplan biedt ontwikkelingsruimte en flexibiliteit, die binnen de planperiode slechts voor een deel zal worden benut. Uit de berekening van het trendscenario blijkt dat de effecten op Natura 2000 in de praktijk naar verwachting beperkt zullen blijven. In het realistische scenario is rekening gehouden met een groei van het aantal stuks melkrundvee binnen het plangebied, maar in Medemblik neemt het aantal veehouderijbedrijven eerder af dan toe, vanwege de zeer sterke akker- en tuinbouwsector in de gemeente. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 37
De maximale toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000 bedraagt in dit realistische ontwikkelingsscenario 0,21 mol/ha/jr. Door gebruik te maken van saldering kan deze toename volledig worden gecompenseerd. Dit betekent dat het saldo dat vrijkomt door de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van een of meerdere veehouderijen (bij voorkeur op zo kort mogelijk afstand van de gevoelige habitattypen binnen de Natura 2000-gebieden), wordt benut om de uitbreiding van andere veehouderijen mogelijk te maken. Voorwaarde is dat deze saldering plaatsvindt binnen hetzelfde Natura 2000gebied op dezelfde habitattypen. Daarnaast is van belang dat geborgd is dat de uitbreiding pas plaatsvindt op het moment dat de bedrijfsactiviteiten elders zijn beëindigd (en ook de vergunningen zijn ingetrokken en de bestemmingslegging is gewijzigd). In het bestemmingsplan is in de Algemene gebruiksregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen, zodat wanneer de bestaande veestapel wordt uitgebreid er geen toename plaats mag vinden van de ammoniakdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden, op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000gebied(en). Gezien de uitkomsten van de doorrekening van het realistische ontwikkelingsscenario is er geen aanleiding om in het bestemmingsplan vergaande beperkingen op te leggen aan de grondgebonden veehouderijen. Als gevolg van de overige ontwikkelingen (waaronder neven- en vervolgfuncties) zijn geen relevante effecten op Natura 2000 te verwachten. Overige milieuthema's Voor de overige milieuthema's ontstaan geen knelpunten in relatie tot de wettelijke normen en grenswaarden die vanuit de sectorale toetsingskaders gelden. In de regels van de bestemmingsplannen wordt geborgd dat er geen negatieve milieueffecten optreden. In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuhygiënisch inpasbaar' is en dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de milieusituatie. Milieuhygiënisch inpasbaar en milieusituatie zijn verzamelbegrippen voor verschillende milieuaspecten. In de juridische planbeschrijving is dit nader uitgewerkt. Uit de beschrijvingen blijkt dat binnen het plangebied sprake is van grote landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Naast de toetsing aan de harde wettelijke normen en grenswaarden is van belang of de ontwikkelingsruimte in de bestemmingsplannen gevolgen hebben voor deze waarden. Uit de sectorale analyses blijkt dat met de voorwaarden en uitgangspunten die bij ontwikkelingen in acht dienen te worden genomen, alsmede het opnemen van dubbelbestemmingen voor de bescherming van bijzondere waarden, op een goede manier invulling is gegeven aan het behouden en versterken van de aanwezige waarden. De openheid van het gebied blijft behouden, dat geldt ook voor bestaande natuurwaarden en cultuurhistorische waarden. Vanuit de doelstellingen voor het landelijk gebied en de linten is er geen aanleiding om de bestemmingsplanregelingen aan te vullen of aan te scherpen naar aanleiding van de uitkomsten van het planMER. Aanvulling planMER Medemblik Buitengebied en Dorpskernen I, II, III en IV Ten behoeve van de nieuwe bestemmingsplannen buitengebied en de linten (kernen I, II, III en IV) is een planMER opgesteld (29 januari 2013). Ten aanzien van dit MER is een negatief toetsingsadvies uitgebracht door de Commissie voor de milieueffectrapportage Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 38
144101.01
(vanaf nu Commissie mer). Dit toetsingsadvies is als bijlage opgenomen bij de aanvulling op de planMER (zie bijlage 1). De Commissie signaleert bij de toetsing van het MER een aantal tekortkomingen. Zij acht het opheffen ervan essentieel voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over de bestemmingsplannen. De tekortkomingen betreffen: de onderbouwing van de effectiviteit van de maatregelen om te voorkomen dat effecten op Natura-2000 gebieden optreden als gevolg van stikstofdepositie; inzicht in de huidige situatie qua dieraantallen in het plangebied versus de vergunde situatie; de huidige chemische en ecologische waterkwaliteit in het plangebied en de effecten daarop van de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt. In de aanvulling planMER is op deze drie aspecten ingegaan. Deze aanvulling maakt integraal onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Hiermee is voldaan aan het advies van de Commissie mer. 4.2
Bedrijven en milieuzonering
4.2.1 Agrarische bedrijven Normstelling en beleid Wet geurhinder en veehouderij De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor geurhinder van veehouderijen die voor het milieu omgevingsvergunningplichtig zijn. Uitgangspunt van de wet is dat aan de ene kant de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijsector niet in gevaar mag komen, maar ook dat woningen en recreatiewoningen optimaal tegen geurhinder worden beschermd. In deze wet zijn voor bepaalde typen dieren geurnormen opgenomen. Deze normen zijn uitgedrukt in odour units per kubieke meter. De wet maakt onderscheid tussen een maximaal toegestane geurbelasting binnen en buiten de bebouwde kom en in concentratie en niet-concentratiegebieden. Ten aanzien van dieren waarvoor geen geurnorm is vastgesteld, zoals koeien, schapen en paarden, gelden vaste afstanden. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en daarbuiten. Gemeenten kunnen bij verordening afwijken van de geurnormen en vaste afstanden uit de wet. Hiervoor geldt een in de wet vastgelegde bandbreedte. De Wet geurhinder en veehouderij regelt ook hoe om te gaan met voormalige agrarische bedrijfswoningen. Een agrarische bedrijfswoning die door derden wordt bewoond blijft bij het oorspronkelijk vergunde bedrijf behoren, waardoor de gewenste bedrijfsontwikkeling niet door de bewoners van deze woning wordt belemmerd. Met de komst van de Wet plattelandswoningen per 1 januari 2013 is de Wgv en dan met name het begrip 'geurgevoelig object' gewijzigd. Met deze wijziging wordt de nadruk gelegd op het planologisch regime en niet langer op het feitelijk gebruik.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 39
Activiteitenbesluit Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. Dit betekent dat de meeste dierhouderijen niet meer omgevingsvergunningplichtig worden. Alleen bepaalde intensieve en grote grondgebonden veehouderijen blijven vergunningsplichtig. De geurhinderregeling voor dierhouderijen is afgestemd op die uit de Wgv. Dit betekent concreet dat de “entree-eisen” om onder de algemene regeling te vallen zijn komen te vervallen. Of een dierhouderij wel of niet vergunningplichtig is hangt dan niet meer af van de afstanden tot bepaalde globaal omschreven objecten. Dit betekent concreet dat geen rekening meer hoeft te worden gehouden met de vaste geurhinderafstanden van veehouderijinrichtingen als geheel tot woningen en andere geurgevoelige objecten (en omgekeerd). Wat wel blijft zijn de aan te houden afstanden tot individuele stallen. Dan geldt dus niet meer de afstand vanaf de inrichtingsgrens maar vanaf het emissiepunt. En dat ligt meestal verder af van woningen. Een dierhouderij, waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld (zoals melkrundvee- of de paardenhouderij) moet straks in principe voldoen aan een afstand van 100 meter (vanaf het emissiepunt) als het geurgevoelig object is gelegen binnen de bebouwde kom en 50 meter als het geurgevoelig object is gelegen buiten de bebouwde kom. Voor alle veehouderijen (dus zowel met als zonder geuremmissiefactor) geldt een aan te houden minimale afstand van ten minste 50 meter binnen de bebouwde kom en ten minste 25 meter buiten de bebouwde kom. De afstand wordt gemeten van de gevel van het geurgevoelig object tot de gevel van het dierenverblijf. Wet Plattelandswoningen Op 1 januari 2013 is de Wet Plattelandswoningen in werking getreden. Deze wet bevat twee onderdelen: 1. het planologische regime, en niet langer het feitelijk gebruik, is bepalend voor de bescherming die een gebouw of functie geniet tegen negatieve milieueffecten; 2. (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die (tevens) door derden mogen worden bewoond (plattelandswoningen) zijn niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Wanneer in een bestemmingsplan bewoning door derden van agrarische bedrijfswoningen wordt toegestaan, moet wel worden onderbouwd dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Wet ammoniak en veehouderij Veehouderijen in de omgeving van natuurgebieden kunnen als gevolg van stikstofdepositie leiden tot verzuring en vermesting van deze gebieden. Vooral de stof ammoniak (NH3) speelt hierbij een belangrijke rol. Op veehouderijen is zodoende de Wet ammoniak en veehouderij van toepassing. De wet vormt het toetsingskader bij het aanvragen of wijzigen van een omgevingsvergunning voor het milieu. Belangrijk onderdeel van de wet is dat in een zone van 250 meter rondom zeer kwetsbare gebieden in beginsel geen uitbreiding of oprichting van veehouderijen mogelijk is. Zeer kwetsbare gebieden worden Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 40
144101.01
aangewezen door Provinciale Staten. Daarnaast kan het aspect ammoniak een rol spelen bij gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet. Bij gebieden waarvoor significante negatieve effecten zijn te verwachten moet een passende beoordeling worden gemaakt. Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan Geurhinder en veehouderij In de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit wordt meer ruimte en verantwoordelijkheid gegeven aan de gemeente om rekening te houden met de plaatselijke feiten en omstandigheden. Met de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit is het mogelijk om de vitaliteit van het landelijk gebied te ontwikkelen en te verbeteren. Mits voldoende onderbouwd en binnen de in de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit gestelde voorwaarden, mag de gemeente afwijken van bepaalde wettelijke geurnormen en afstanden. Hiermee kan de gemeente in een gebied maatwerk leveren door het toepassen van een eigen geurbeleid. Uitgangspunt is dat de kwaliteit van de leefomgeving in het landelijk gebied behouden blijft. De gemeenteraad van Medemblik heeft op 11 september 2014 in dat verband de volgende stukken vastgesteld: 1. Gebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderij. 2. Verordening geurhinder en veehouderij. 3. Kaart voor verordening geurhinder en veehouderij. De gemeenteraad heeft daarvoor de volgende argumenten: De overheid wil de landbouw als een vitale en duurzame sector voor Nederland behouden en versterken. Een sector die internationaal kan concurreren, die voldoet aan de Europese en nationale milieuregels voor bodem, water, lucht en natuur en die met haar productiewijze aansluit bij wat de samenleving op het punt van dierenwelzijn, arbeidsomstandigheden en voedselkwaliteit van haar vraagt. De landbouw is een belangrijke speler in het landelijk gebied en heeft daardoor nog steeds een doorslaggevende invloed op de leefomgeving van het Nederlandse platteland. In positieve zin als beheerder van natuur- en agrarisch cultuurlandschap, maar ook in negatieve zin, bijvoorbeeld als veroorzaker van stankoverlast. In veel gebieden wordt hard gewerkt om de rol die de landbouw op het platteland vervult verder te verbeteren. Daarbij gaat het om de landbouwbedrijven zelf en hun plaats tussen de andere ruimtelijke functies als wonen, werken, water en natuur. Deze brede aanpak beoogt duurzame landbouw te bevorderen, de toeristischrecreatieve mogelijkheden te vergroten en ander gebruik van bestaande agrarische bebouwing in het landelijk gebied te realiseren. Een dergelijke aanpak voor de veehouderij is ook in het buitengebied van de gemeente Medemblik noodzakelijk. De lokale overheden kunnen met gebiedsgericht beleid bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving in het landelijk gebied. Daar hoort meer verantwoordelijkheid voor de lokale leefomgeving bij, inclusief de bijbehorende instrumenten. De opzet van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) past hier goed in. De wet biedt de lokale overheid bevoegdheden tot het zelf stellen van normen (binnen bepaalde grenzen) waarmee zij de mogelijkheid krijgt om haar geurbeleid voor de veeRho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 41
houderij af te stemmen op de bredere doelstellingen van haar gebiedsgerichte beleid. Zo kunnen oplossingen worden gezocht voor de spanning tussen voortbestaan/ontwikkeling van veehouderijen en de ontwikkeling van dorpskernen. Het geurbeleid is vastgelegd in de verordening. De gebiedsvisie onderbouwt deze verordening. De gebiedsvisie moet aantonen dat de gemeentelijke normstelling nodig is om de gewenste ruimtelijke visie te realiseren. Er zijn enkele knelpunten aanwezig in de huidige situatie volgens de standaardnormen van de Wet geurhinder en veehouderij (zie paragraaf 4.5.2 Normstelling en beleid). Echter deze worden grotendeels weggenomen door de eigen gemeentelijke verordening. De overige knelpunten zullen worden weggenomen door de aanpassing van de verordening. De uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, kunnen leiden tot een verslechtering van de geursituatie. Maar de verwachting is dat dit beperkt is door de afstand tussen de grondgebonden bedrijven en het beperkt aantal geurgevoelige objecten. Toekomstige initiatieven zullen aan de eisen vanuit het milieuspoor moeten voldoen. Nieuwe intensieve bedrijven worden niet toegestaan. Dit bestemmingsplan biedt (deels bij recht, deels via afwijking met een omgevingsvergunning) de agrarische bedrijven binnen het plangebied mogelijkheid om kleinschalige economische activiteiten te ontwikkelen. Daarnaast maken de bestemmingsplannen met een wijzigingsbevoegdheid niet-agrarische vervolgfuncties mogelijk. Een aantal van deze neven- en vervolgfuncties dient te worden beschouwd als geurgevoelig object. Zowel bij de afwijkingsmogelijkheden voor nevenfuncties als bij de wijzigingsbevoegdheden voor vervolgfuncties is als voorwaarde opgenomen dat er geen sprake mag zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt. Daarmee is voldoende geborgd dat ter plaatse sprake is van een aanvaardbare geurhinder en dat omliggende bedrijven niet in de bedrijfsvoering worden beperkt door de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten in de omgeving. Ammoniak en veehouderij Binnen het plangebied of in de omgeving daarvan komen geen gebieden voor die zijn aangewezen in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij. In de planMER (zie paragraaf 9.1 PlanMER) is aangegeven dat uit de passende beoordeling volgt dat bij een maximale invulling van de bouwmogelijkheden uit de bestemmingsplannen significante negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. In paragraaf 9.1 PlanMER is aangegeven hoe hier in het bestemmingsplan mee om is gegaan om ervoor te zorgen dat er geen significante negatieve effecten optreden. Dit uitgangspunt is overgenomen in dit bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 42
144101.01
4.2.2 Niet-agrarische bedrijven Binnen het plangebied zijn verschillende bedrijven aanwezig. Het betreft solitair gevestigde bedrijven, die zich in de dorpskernen en in de linten bevinden. De milieuhinder die bedrijven veroorzaken kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze handreiking is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. In de VNG-handreiking worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een 'rustige woonwijk'. Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één trede worden verlaagd. Een correctie is alleen mogelijk voor de aspecten geluid, geur en stof. Voor het aspect gevaar is verlaging van de indicatieve afstand niet mogelijk. Het uitgangspunt van de VNG-handreiking is gemotiveerd toepassen, in plaats van gemotiveerd afwijken. De indicatieve afstanden uit de VNG-handreiking geven een goede indicatie van de aan te houden afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De (milieu) wetgeving blijft echter leidend. Op basis van de indicatieve afstanden zijn de bedrijven op de bedrijvenlijst in de VNG handreiking ingedeeld in milieucategorieën die variëren van 1 (indicatieve afstand 10 meter) tot 6 (indicatieve afstand 1.500 meter). In het plangebied komen zowel kleinschalige ambachtelijke bedrijven (categorie 1 of 2) als grootschaligere bedrijven (categorie 3) voor. De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn positief bestemd. In het algemeen geldt dat bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, gezien de beperkte hinder die zij veroorzaken, goed inpasbaar zijn in de woonomgeving. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is daarom de nieuwvestiging van bedrijven in deze milieucategorieën direct toegestaan. Op een aantal locaties zijn bedrijven gevestigd die in een hogere milieucategorie vallen. In bijlage 4 is hiertoe een overzichtslijst opgenomen (overzicht milieucategorie bedrijven in Medemblik, bron Milieudienst West-Friesland, d.d. december 2012). Deze bedrijven zijn positief bestemd door middel van een aanduiding. Hierdoor mogen op de betreffende percelen, naast de algemeen toegestane bedrijven in milieucategorie 1 en 2, ook de bestaande bedrijven gevestigd blijven of mag een bedrijf in dezelfde milieucategorie gevestigd worden. Onderstaand is een tabel met de betreffende bedrijven opgenomen.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Benningbroek PERCEEL Dokter de Vriesstraat Dokter de Vriesstraat Oosterstraat Oosterstraat Oosterstraat Oosterstraat Midwoud PERCEEL Broerdijk Buurt Buurt Buurt Gouwtje Midwouder Dorpsstraat Midwouder Dorpsstraat Tripkouw
Oostwoud PERCEEL Zuiderweg O Zuiderweg O Heemraad Witweg Heemraad Witweg Heemraad Witweg Oosteinde Oosteinde Oosteinde Oostwouder Dorpsstraat Oostwouder Dorpsstraat
blz 43
NR 16 37
A
40
Code 3663 3550 3550
59
A
3550
59
A
3550
61
A
3663
A A
Code 3663 3663 3663 3663 3550
NR 16 7 27 30 8 34 44
6312 3550
2
3663
NR
Code
Milieu-categorie Aanduiding 3.1 3.2 aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf' 3.2 aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf' 3.2 aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf' 3.2 aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf' 3.1
Milieu-categorie Aanduiding 3.1 3.1 3.1 3.1 3.2 aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf' 2 3.2 aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf' 3.1
8
A
3550
Milieucategorie 3.2
8 2
A
3663 3550
3.1 3.2
2
3550
3.2
20
3550
3.2
20 35 42 8 35
6312 3663 3663 3550 3663
2 3.1 3.1 3.2 3.1
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Aanduiding aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf' aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf' aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf' aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf'
Rho Adviseurs B.V.
blz 44
144101.01
Hauwert PERCEEL
NR
Code
Hauwert
46
3550
Milieucategorie 3.2
Hauwert Hauwert Hauwert Hauwert
55 68 96 113
3663 3663 3663 3663
3.1 3.1 3.1 3.1
Aanduiding aanduiding 'spec. vorm van bedrijf - transportbedrijf'
Bij de regels van dit bestemmingsplan is een staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen waarin de binnen het plangebied toegestane bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen. Omdat voorliggend bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan is waarbij de bestaande vergunde situatie wordt vastgelegd en geen gevoelige objecten mogelijk worden gemaakt is het bestemmingsplan op dit onderdeel uitvoerbaar. Conclusie Het bestemmingsplan is op het onderdeel bedrijven en milieuzonering uitvoerbaar. 4.3
Ecologie
In het plangebied Hauwert, Benningbroek/Sijbekarspel en Midwoud-Oostwoud komen geen gebieden voor die zijn aangewezen als speciale beschermingszone ingevolge de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn. Dat wil echter nog niet zeggen dat er in de gemeente geen soorten voorkomen, die ingevolge die richtlijnen beschermd zouden moeten worden. Blijkens de brochure “Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten in Noord-Holland” van januari 2002 van de provincie Noord-Holland komen in deze provincie 21 Habitatrichtlijnsoorten voor. Op een aantal kaartjes met de gradaties: komt (vrijwel) zeker voor; komt mogelijk voor; soort komt niet voor; is voor al deze soorten (waarbij de vleermuizen als groep zijn behandeld) aangegeven waar ze wel, niet of mogelijk voorkomen. Voor het plangebied levert dat het volgende beeld op: Rugstreeppad Men geeft aan dat deze soort in West-Friesland relatief schaars is. Niettemin komt deze amfibie in de westelijke helft van de gemeente (ten westen van de rijksweg A7) vrijwel zeker voor, tot dit gebied behoort dus Benningbroek/Sijbekarspel. Hauwert en Midwoud-Oostwoud vallen in een gebied waar de rugstreeppad mogelijk voor komt (ten oosten van de rijksweg A7). Vleermuizen In Noord-Holland zijn tussen 1986 en 2000 van negen soorten vleermuizen zomerkolonies, kraamkolonies of overwinteringsplaatsen vastgesteld. Vleermuizen zijn vooral geRho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 45
bonden aan oude gebouwen in dorpen (kerkzolders, dorpshuizen, scholen) maar ze huizen ook in spouwmuren van woonhuizen. Boombewonende soorten komen in WestFriesland niet voor. Het kaartje in de brochure geeft aan dat er in gemeente Medemblik zomerkolonies zijn aangetroffen in een gebied, globaal aan te duiden als de dorpskernen Hauwert en Midwoud-Oostwoud (dus het plangebied). De begrenzing is weliswaar vaag, maar er moet dus rekening mee worden gehouden dat in het plangebied vleermuizen voorkomen in oude gebouwen of woonhuizen. Het resultaat is dat voor het plangebied kan worden aangegeven dat daar vijf tot en met negen soorten kunnen voorkomen (de pad en vier tot en met acht soorten vleermuizen). Aangezien het bestemmingsplan vrijwel geheel een conserverend karakter heeft en niet voorziet in ingrepen die de habitat van de genoemde soorten kan bedreigen, zijn in dit bestemmingsplan geen specifieke soortbeschermende maatregelen opgenomen. Bij eventuele functieveranderingen (vooral wanneer die gepaard gaan met sloop van gebouwen) zal dit een aandachtspunt moeten zijn. Conclusie Aangezien het bestemmingsplan een overwegend conserverend karakter heeft zal deze geen of nauwelijks effect hebben op de ecologie. Een (inventariserend) ecologisch onderzoek voor het gehele plangebied is dan ook niet noodzakelijk. Voor grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen dient wel ecologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Dit is in het kader van het onderhavige bestemmingsplan niet aan de orde. 4.4
Archeologie en cultuurhistorie
4.4.1 Archeologie De gemeente Medemblik heeft nog geen vastgesteld archeologiebeleid. In de Monumentenwet 1988 en de herziening ervan in 2007 (Wet op de Archeologische Monumentenzorg) wordt de omgang met eventueel aanwezige archeologisch waarden beschreven. De herziene Monumentenwet verplicht gemeenten om 'rekening te houden met aanwezige of te verwachten archeologische waarden'. Het bestemmingsplan staat hierbij centraal. Hierin worden bouw- en aanlegvoorschriften opgenomen. Indien belangrijke archeologische waarden als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen niet in de bodem behouden kunnen blijven, dient de informatie te worden veiliggesteld door middel van een opgraving. De Monumentenwet gaat hierbij uit van een algemene vrijstelling voor ingrepen tot 100 m2, maar biedt de gemeente ook de nodige beleidsruimte om haar eigen afweging te maken. Binnen het grondgebied van de gemeente Medemblik is een aantal terreinen met een monumentale archeologische status aanwezig. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan komt geen archeologisch rijksmonument voor. Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 46
144101.01
Daarnaast komen binnen het plangebied categorieën met archeologische verwachtingswaarden voor. Op enkele locaties is sprake van een gebied zonder archeologische verwachting. Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeesters en wethouders, op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarnaast is een omgevingsvergunning vereist voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd. In het gemeentelijk archeologiebeleid zijn voorbeeldregels opgenomen om te komen tot een goede archeologische bescherming van de onderscheiden gebieden. Bij ontwikkelingen in een archeologisch waardevol (verwachtings)gebied moet van te voren een quickscan worden uitgevoerd door Archeologie West-Friesland. De ruimtelijke ontwikkelingen worden dan afgezet tegen de aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De op de archeologische beleidskaart aangegeven vlakken zijn gebaseerd op bureauonderzoek en kaartanalyse, die niet tot uitdrukking komen op de concept-Beleidskaart Archeologie. Op deze wijze wordt onnodig onderzoek voorkomen. Op basis van de Quickscan wordt bepaald of nader archeologisch onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg noodzakelijk is. Dit archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd door een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning. Er worden archeologische monumenten en vijf categorieën met archeologische verwachtingswaarden onderscheiden (zie tabel). Deze categorieën zijn weergegeven op een beleidskaart. Deze beleidskaart is opgesteld op basis van de kennis die de afgelopen jaren is verkregen bij diverse archeologische onderzoeken en op basis van de kennis over de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Categorie Omschrijving Rijksbeschermd archeologisch mo- Bij alle bodemingrepen rekening houden met archeologie. Er is een nument monumentenvergunning vereist. 1 Bij alle bodemingrepen rekening houden met archeologie. 2 2 Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 100 m en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 35 centimeter 2 3 Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 500 m en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter 4 Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 2.500 2 m en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter 5 Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 10.000 2 m en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter
De eerste 4 voorkomende categorieën (Rijksmonumenten komen binnen het plangebied niet voor) worden als dubbelbestemmingen op de verbeelding weergegeven. Binnen deze dubbelbestemmingen is geregeld dat bij ingrepen vanaf de genoemde oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning vereist is. In theorie maakt dit bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk die groter zijn dan de genoemde oppervlaktes. Dit speelt bijRho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 47
voorbeeld bij de uitbreiding van agrarische bedrijven. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dergelijke ontwikkelingen wordt getoetst of archeologisch onderzoek nodig is. In geval tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen geldt een meldingsplicht op grond van de Monumentenwet. Dit houdt in dat de aanwezigheid van bodemvondsten die ouder zijn dan 50 jaar bij de gemeente Medemblik gemeld moeten worden. Het archeologiebeleid is daarmee vertaald in het bestemmingsplan met dubbelbestemmingen op de verbeelding en passende regels. Vanuit het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. 4.4.2 Cultuurhistorie Gemeenten dienen deze historische structuurlijnen bij planontwikkeling op lokale schaal in beeld te brengen en als vertrekpunt te nemen voor de inpassing daarvan. Kavelscheidingen en historische structuurlijnen worden waar mogelijk in het plangebied opgenomen; groenblauwe raamwerken van nieuwe ontwikkelingen dienen zoveel mogelijk rekening te houden met de verkavelingstructuren van het oorspronkelijke landschap. Door het plangebied loopt de Westfriese Omringdijk (zie figuur 8).
Figuur 8
Historische structuurlijnen (bron: Leidraad Landschap & Cultuurhistorie)
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 48
144101.01
Karakteristieke panden De gemeente Medemblik is bezig met het opstellen van een lijst met karakteristieke panden in de gemeente, die van waarde zijn vanwege architectuurhistorie, cultuurhistorie, oorspronkelijkheid en dergelijke. Er is een nieuwe/herijkte lijst vastgesteld. Deze lijst is verwerkt in het bestemmingsplan. 4.5
Water
Om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende (kans op) wateroverlast in Nederland als gevolg van verdere inklinking van grond, bodemdaling, zeespiegelstijging en klimaatverandering is op 2 juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten tussen het Rijk, de provincies, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW). Op 25 juni 2008 is dat akkoord geactualiseerd. Op provinciaal niveau is de wateropgave vertaald in de vorm van het Provinciaal Waterplan 2006-2010 (Bewust omgaan met water), inmiddels al weer opgevolgd door het Waterplan 2010-2015 (vastgesteld op 16 november 2009). De belangrijkste uitvoeringsinstantie daarbij is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat diverse uitvoeringsplannen heeft, zoals het Waterbeheersplan 20102015 (WBP4), vastgesteld op 14 oktober 2009 door het college van hoofdingelanden. In dit bestemmingsplan zijn alle bestaande relevante watergangen opgenomen binnen de bestemming 'Water'. Nieuwe ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Wanneer in de toekomst wel ontwikkelingen worden voorgesteld is bij elke ruimtelijke ontwikkeling de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. Het plangebied valt onder het beheer van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Bij alle in- en uitbreidingsplannen adviseert en toetst het Hoogheemraadschap op hydrologische effecten, waarbij hydrologisch neutraal ontwikkelen het uitgangspunt is. Een initiatief mag niet leiden tot een verandering in de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving. Daarnaast is het streven om het schone en het verontreinigde water zoveel mogelijk te scheiden. De adviesfunctie van het Hoogheemraadschap is geregeld via de Wabo en de omgevingsvergunning. In het bestemmingsplan is het om die reden niet nodig een adviesfunctie in de criteria van de diverse regelingen op te nemen. Water in het bestemmingsplan Naast de bestemming 'Water' zijn binnen alle bestemmingen water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Hierdoor biedt voorliggend bestemmingsplan maximale flexibiliteit met betrekking tot het realiseren van voorzieningen voor waterberging en infiltratie van hemelwater. Uit overleg met het Hoogheemraadschap zal moeten blijken dat de huidige bestemmingen en het gebruik van het gebied geen belemmeringen geven voor de waterhuishouding en (de bescherming van) de waterkering. Gezien het conserverende karakter van het onderhavige bestemmingsplan is dit waarschijnlijk niet het geval.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 49
Voor gebieden met aaneengesloten bebouwing geldt dat nieuwbouw en uitbreiding van bestaande bebouwing onder voorwaarden mogelijk is. Deze voorwaarden zullen gericht zijn op het voorkomen van onomkeerbare ontwikkelingen die nadelig zijn voor toekomstige versterking van de waterkering. Omdat er in het onderhavige geval sprake is van een bestemmingsplan voor bestaand stedelijk gebied, zullen er binnen het plangebied waarschijnlijk geen aanpassingen en/of compenserende maatregelen ten aanzien van het watersysteem gesteld worden. Daar waar het verhard oppervlak als gevolg van het bestemmingsplan kan toenemen, zal er ter compensatie echter oppervlaktewater moeten worden aangelegd. In de Keur Hollands Noorderkwartier 2007 worden waterkeringen onderverdeeld in het waterstaatswerk en de aangrenzende beschermingszones. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van het waterstaatswerk en de beschermingszones bepaalde handelingen verboden. Het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap kan van deze verboden ontheffing verlenen. De gronden die gelegen zijn binnen de begrenzing van het waterstaatswerk leveren een bijdrage aan de grondmechanische stabiliteit van het waterkerend dijklichaam of de waterkerende constructie. Veranderingen van hoogteligging van de gronden binnen het waterstaatswerk of de belasting daarvan, zouden de standzekerheid van de waterkering kunnen beïnvloeden. In de beschermingszone zou schade door hoge druk leidingen of explosies de standzekerheid van de waterkering kunnen beïnvloeden. De begrenzing van het waterstaatswerk en beschermingszones is vastgelegd in de legger. Conclusie Het advies van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zal in dit bestemmingsplan worden verwerkt. Omdat het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is, zal er naar verwachting een positief wateradvies kunnen worden verkregen en zal de watertoets niet leiden tot een belemmering voor het plan. 4.6
Externe veiligheid
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (o.a. van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg.-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (o.a. aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 50
144101.01
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. 4.6.1 Risicovolle inrichtingen Het beoordelingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Bevi worden risicovolle inrichtingen (waaronder lpg-tankstations) benoemd. Ook wordt daarin voor bepaalde gevallen aangegeven welke afstanden (voor het plaatsgebonden risico) moeten worden aangehouden, of in welk gebied (voor het groepsrisico) nader onderzoek moet worden gedaan. De risicokaart van Noord-Holland geeft aan dat binnen het plangebied één risicovol bedrijf aanwezig is die de externe veiligheid beperkt: het tankstation aan de Dokter de Vriesstraat 37 in Benningbroek. Deze is echter reeds gestopt. In dit bestemmingsplan is geen nieuw tankstation mogelijk gemaakt. Binnen het plangebied zijn tevens de zwembaden Midwoud (Tripkouw 36a te Midwoud) en 't Ploetertje (Molenstraat 40b te Benningbroek) gevestigd, waar chloorbleekloog in combinatie met zwavelzuur wordt opgeslagen. Op grond van het Bevi zijn voor de opslag van de genoemde gevaarlijke stoffen geen risicocontouren vastgesteld. Op grond van de beleidsvisie Externe veiligheid Medemblik (termijn 2011-2016) wordt de vestiging van Bevi-bedrijven uitgesloten. 4.6.2
Transport gevaarlijke stoffen
Buisleiding De dorpskernen zijn op grote afstand gelegen van aardgasleidingen van het hoofdnet en regionale gasbuisleidingen. De dorpskernen liggen ver buiten de invloedssfeer van deze leidingen. Deze zijn voor de externe veiligheidstoets voor de kernen daarom niet relevant. In het landelijk gebied is wel een aardgastransportleiding aanwezig.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 51
Figuur 9
Uitsnede risicokaart.nl met als rode stippellijn aangeduide aardgasleiding
In opdracht van de veiligheidsregio Noord-Holland Noord is op basis van de risicokaart onderzocht wat de externe veiligheidssituatie is en wat de consequenties zijn van het Bevb voor de gemeente Medemblik. Het onderzoek is uitgevoerd door de Prevent Adviesgroep te Tuitjenhorn (kenmerk rapporten: 076-WFR-BL16 V.02, 14 oktober 2010 en 076-WFR-BL13 V.01, 4 november 2010). Hierna is een samenvatting van het onderzoek weergegeven. In de gemeente Medemblik zijn 3 tracés gelegen, een tracé kan uit meerdere leidingen of delen bestaan. Op dit moment zijn geen concrete (grootschalige) ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving bekend. Indien ruimtelijke procedures doorlopen worden, zal de milieudienst op het aspect externe veiligheid en in het bijzonder het aspect buisleidingen betrokken dienen te worden. Toetsing zal conform het Bevb plaatsvinden aan de grenswaarde van de plaatsgebonden risicocontour (PR) en de oriënterende waarde van het groepsrisico (GR). Plaatsgebonden risicocontour Uit de analyse blijkt dat er geen kwetsbare objecten zoals woningen in de plaatsgebonden risicocontour (PR=10-6) zijn gelegen. Op dit moment bestaat er geen acute saneringsituatie. Groepsrisico Wanneer binnen de 100% letaliteitscontour de personendichtheid erg hoog is, kan dat mogelijk een significant effect hebben op het groepsrisico. Het groepsrisico is niet berekend. Dit is pas noodzakelijk wanneer bouwplannen binnen het invloedsgebied gerealiseerd worden. Het overgrote deel van de buisleidingen is gelegen in gebieden met een lage personendichtheid zodat het groepsrisico heel laag zal zijn.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 52
144101.01
Uit ervaringen met ruimtelijke plannen binnen de regio West-Friesland blijkt dat het groepsrisico geen belemmering hoeft te zijn voor toekomstige bouwplannen. Natuurlijk dient een verhoging van het groepsrisico dan wel onderzocht en verantwoord te worden (conform artikel 12 Bevb). De gasleiding staat op de verbeelding aangegeven. Voor de geringe bebouwing die in de buurt hiervan mogelijk is, geldt een aan te houden afstand van 5 m (voor hoofdleidingen) vanuit het hart van de leiding. Buisleidingen voor het transport van brandbare vloeistoffen zijn niet aanwezig in de omgeving van het plangebied. Transport over de weg (A7) Voor de beoordeling van het groepsrisico van de A7 is gekeken naar de PR 10-8 contour (als maat voor het invloedsgebied). Deze is volgens de risicoatlas gelegen op 200 meter afstand van de A7. Hierdoor vallen de dorpskernen in het plangebied buiten het invloedsgebied van de A7. Het lint van Benningbroek naar Midwoud wordt wel doorsneden door de A7. Bij een toename van de bebouwing (kwetsbare objecten) binnen deze strook moet het groepsrisico worden verantwoord en mogelijk berekend met RBMII. In de nabijheid van de A7 worden echter geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt, waardoor het groepsrisico niet toeneemt. Conclusie Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd en geen nieuwe kwetsbare objecten (o.a. woningen) mogelijk worden gemaakt. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. 4.7
Kabels en leidingen
Relevante kabels en leidingen voor de planologie zijn: transportleidingen voor gevaarlijke stoffen, gastransportleidingen, watertransportleidingen en rioolpersleidingen met een regionale functie en optisch vrije paden. Binnen het plangebied lopen een aantal rioolpersleidingen van het Hoogheemraadschap. Deze worden in dit bestemmingsplan beschermd middels een dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Binnen deze dubbelbestemming gelden de beschermde maatregelen voor de leiding. 4.8
Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit') bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 53
een ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit; ten gevolge van een ontwikkeling de concentraties van de betreffende stoffen verbeteren of ten minste gelijk blijven; een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van de betreffende stoffen in de buitenlucht; een ontwikkeling past binnen een vastgesteld programma (zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekenende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'. Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd en geen nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt. Conclusie De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het bepaalde in de Wet milieubeheer. Er bestaan voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen. 4.9
Geluid
In de Wet geluidhinder wordt de omvang van de wettelijke zones langs verkeerswegen aangegeven. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die in een zone geprojecteerd worden, bepaalt de wet dat akoestisch onderzoek verplicht is. De geluidbelasting van het verkeer op de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen mag de in de wet genoemde normen niet overschrijden. In het landelijk gebied van de gemeente Medemblik zijn de mogelijkheden voor nieuwbouw met een geluidsgevoelige functie beperkt tot incidentele nieuwe woningen. Het gaat daarbij om de bouw van eventuele tweede agrarische (bedrijfs)woningen en de bouw van nieuwe woningen bij mogelijk nieuwe agrarische bedrijven. Binnen de bebouwde kom worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt anders dan in al vastgestelde plannen opgenomen ontwikkelingen. Verwacht wordt dat binnen de bestemmingsplanperiode (10 jaar) het aantal (bedrijfs)woningen niet noemenswaardig zal toenemen. In voorkomende gevallen zal het akoestische onderzoek eveneens incidenteel plaatsvinden. Nieuwe burgerwoningen worden in het landelijk gebied niet toegelaten behalve eventueel in het kader van sanering /sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Ook in zulke gevallen zal het akoestisch onderzoek incidenteel plaatsvinden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 54
144101.01
De ligging van de wettelijke zones voor de wegen is voor de belangrijkste grote weg (de A7) aangeduid op de verbeelding. Voor de A7 is dat een 400 m brede zone ter weerszijden van de weg (gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook). Binnen het plangebied zijn daarnaast de ontsluitingswegen van belang, want bij het vaststellen van geluidsbelasting voor geluidsgevoelige functies zoals wonen dient op grond van de Wet geluidhinder iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij de weg binnen een woonerf is gelegen of voor de weg een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De voorkeursgrenswaarde voor geluidhinder op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen ligt op 48dB, vastgelegd in de Wet geluidhinder. Onder voorwaarden kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld door de gemeente. Conclusie Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. 4.10
Bodemkwaliteit
Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een bodemonderzoek worden verricht om de realiseerbaarheid van een (bestemmings)wijziging te beoordelen. Voor alle bestemmingsplannen waar een functiewijziging of herinrichting mogelijk is, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden verricht. Aangezien er voor het plangebied een conserverend bestemmingsplan wordt opgesteld, waarbij geen functieveranderingen met milieutechnische gevolgen mogelijk worden gemaakt, is een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient inzicht in bodemkwaliteit te worden verkregen. In het plangebied bevindt zich één aardkundig monument, aan te duiden als “Benningbroek-West”, ingeklemd tussen de rijksweg A7 (paars), de Tuinstraat en (aan de zuidkant) de Dokter de Vriesstraat/Oosterstraat.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Figuur 10
blz 55
Aardkundig monument
De bescherming van dit monument vindt plaats op basis van de provinciale milieuverordening. Een deel van de grond dat binnen het plangebied valt heeft daarnaast ook de bestemming 'Natuur” gekregen. Binnen de betreffende dorpskernen zijn geen locaties bekend waar sprake is van humane risico's of waarvan op basis van de beschikbare informatie de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de bestemming. Op de nieuwe bodemkwaliteitskaart vallen de dorpskernen over het algemeen in de kwaliteitsklasse 'wonen'. Het achterliggende landelijke gebied valt in de klasse 'achtergrondwaarde'. De gemiddelde kwaliteit is hierdoor geschikt voor de meest gevoelige functies zoals wonen met moestuin en kinderspeelplaatsen. Bij individuele bouwaanvragen zal getoetst worden of een verkennend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd aan de hand waarvan de geschiktheid voor de beoogde functie definitief zal blijken. Conclusie Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd. Er bestaan geen belemmeringen vanuit het aspect bodem. Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 56
4.11
144101.01
Verkeer en parkeren
De ontsluiting van de kernen is middels de lokale wegen (linten) gericht op de in de nabijheid gelegen A7. De Rijksweg A7 (autosnelweg), doorsnijdt het plangebied van noord naar zuid. De A.C. de Graafweg of N241, die vanaf de A7 tussen de kernen Wognum en Sijbekarspel/Benningbroek in westelijke richting loopt ligt ten zuiden van het plangebied. Evenals de Westfrisiaweg of N302 (autoweg), die aan de zuidkant van het plangebied de verbinding vormt tussen de A7 en Enkhuizen-Lelystad. De N239, die min of meer samenvalt met de Westfriese Omringdijk ligt ten noorden van de dorpskernen. Verder loopt door het omringende gebied nog de spoorlijn Hoorn - Medemblik, die nu alleen nog wordt gebruikt als museum spoorlijn. Omdat voorliggend bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan is, waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, brengt dit bestemmingsplan geen toename van het aantal verkeersbewegingen met zich. 4.12
Licht
Kunstmatige verlichting komt voor bij (autosnel)wegen, fietspaden, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouwbedrijven, sportterreinen (maneges, golfbanen, tennisbanen, voetbalvelden, en dergelijke) en paardrijbakken. In essentie worden de negatieve effecten door lichthinder bepaald door enerzijds de aard, intensiteit en duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling die gerelateerd is aan de omgeving en de leefwijze van mens en dier. Bij de mens ligt dit nog iets ingewikkelder dan bij dieren. Juist omdat de mens verlichting gebruikt om activiteiten te ontplooien waarbij het goed kunnen zien belangrijk is. Ervaring van hinder bij mensen komt doordat men zich soms niet kan onttrekken aan het aanwezige kunstlicht, bijvoorbeeld vanwege ploegendienst, (straat)verlichting voor het huis c.q. slaapkamer en kunstmatige verlichting buiten het van nature aanwezige licht. Dit terwijl de mens in kwestie dit wel graag zou doen. Bijvoorbeeld om te kunnen uitrusten. De afwezigheid van (kunst)licht lijkt een essentiële rol te spelen bij dit 'uitrusten'. Normstelling en beleid Strikte normen met afstandsbepalingen zijn niet voorhanden. De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Specifiek voor bestemmingsplannen is voor sommige activiteiten Hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer nog van toepassing. Bijvoorbeeld voor grote projecten waarbij lichthinder kan ontstaan, is (kunst)licht een van de milieuaspecten waarop het een en ander moet worden afgewogen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan (auto)wegen, grote oppervlakten met kassen, grote woningbouwprojecten, stadsontwikkelingsprojecten of industriegebieden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 57
Voor bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder een melding Activiteitenbesluit. In enkele bijzondere gevallen geldt nog een vergunningplicht. Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten. Deze algemene regels gelden dus naast wat geregeld is in een bestemmingsplan. De strekking van de regels is dan als volgt: lichthinder wordt voorkomen en als dat echt niet mogelijk is wordt het tot een aanvaardbaar niveau beperkt; de verlichting van gebouwen en van open terrein(en) van de inrichting, inclusief de verlichting ten behoeve van reclamedoeleinden, wordt zodanig uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen van woon- of slaapvertrekken, in gevels of daken van woningen wordt voorkomen; gedurende een specifiek tijdspad is de verlichting uit of niet zichtbaar (bijvoorbeeld bij assimilatiebelichting en verlichting bij sportvelden e.d.); naast de omgevingsvergunning is er mogelijk ook nog een vergunning nodig van de Natuurbeschermingswet 1998. Zeer kort samengevat is deze nodig als voor een activiteit significante negatieve gevolgen worden verwacht; en als dit het geval is mag de activiteit niet zonder vergunning worden uitgevoerd. Indien een vergunning noodzakelijk zou zijn, maar niet is afgegeven houdt dit in dat de (kunst)verlichting uit moet blijven danwel niet zichtbaar mag zijn; in het Activiteitenbesluit staat dat afscherming aan de bovenzijde zodanig is dat de lichtuitstraling met 98% wordt gereduceerd. Voor bestaande kassen geldt overgangsrecht. Naast het Activiteitenbesluit is het beleid ten aanzien van lichthinder opgenomen in: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR); Natuur voor mensen, mensen voor natuur; nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw; Meerjarenprogramma vitaal platteland (mjp). Samengevat komt het beleid ten aanzien van licht er op neer dat duisternis, samen met onder andere rust en ruimte, tot een van de kernkwaliteiten van het landschap behoort. Het rijksbeleid is gericht op het in beeld brengen, realiseren en veiligstellen van de gewenste leefomgevingskwaliteit door het terugdringen van verstoring door activiteiten op het platteland (geluid, licht, stank). Het rijk bevorderd energiezuinige (straat)verlichting met behoud van kwaliteit en (verkeers)veiligheid bij gemeenten en provincies. Glastuinbouw In de gemeente Medemblik is Het Grootslag aangewezen als concentratiegebied voor de ontwikkeling van glastuinbouw. Het beleid vanuit het Activiteitenbesluit geldt voor de hier gevestigde bedrijven. Volgens deze AmvB is assimilatiebelichting altijd toegestaan. Indien in een inrichting assimilatiebelichting wordt toegepast moet er tussen zonsondergang en zonsopgang voldoende maatregelen worden getroffen, om hinder door de Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 58
144101.01
uitstoot van licht buiten de inrichting te voorkomen of te beperken. Dit kan gerealiseerd worden door in deze periode geen assimilatiebelichting toe te passen of de gevel en de bovenzijde van de kas voldoende af te schermen tegen lichtuitstraling. In het Activiteitenbesluit worden in hoofdstuk 3 de te treffen maatregelen of voorzieningen genoemd waarmee in de genoemde periode voldaan kan worden aan de wettelijk gestelde licht emissie-eisen. Voor bestaande bedrijven gelden overgangsbepalingen, die na 1 januari 2018 komen te vervallen. Waardoor na die periode alle kassen met assimilatiebelichting moeten voldoen aan de gestelde lichtnormen. Voor kassen kleiner dan 2.500 m2 met assimilatiebelichting is in het Activiteitenbesluit een uitzondering gemaakt. Die vallen onder minder strenge regels en hoeven pas na 1 januari 2021 te voldoen aan de voor alle kassen geldende lichtnormen.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 59
HOOFDSTUK 5 JURIDISCHE PLANOPZET Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. In dit hoofdstuk is een verantwoording van de plansystematiek, de opzet van de regels en de keuze van bestemmingen gegeven. 5.1
Plansystematiek
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen in de dorpskernen met de linten. Het bestemmingsplan is met name gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom grotendeels een conserverend karakter. Daarnaast maakt het bestemmingsplan enkele ontwikkelingen mogelijk, doordat bouwtitels uit vigerende bestemmingsplannen in het nieuwe bestemmingsplan zijn overgenomen. Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering die per 1 januari 2010 wettelijk verplicht is, voldoet het plan ook aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Omdat het bestemmingsplan met name is gericht op het vastleggen van de bestaande situatie, is een vrij gedetailleerde systematiek gekozen. Voor iedere bestemming is een toegesneden bebouwingsregeling opgenomen. Uitgangspunt is een objectieve begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden. De hoofdbebouwing mag in beginsel uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak. De bouw van bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) is ook buiten het bouwvlak toegestaan. 5.2
Opzet van de regels
Overeenkomstig de SVBP 2012 zijn de regels van voorliggend bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Artikel 2 betreft de wijze van meten, waarin is aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 60
144101.01
In dit artikel is onder meer bepaald hoe de dakhelling, de oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van een bouwwerk worden bepaald. Daarnaast bevat het artikel een begrip voor 'peil': voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst, dient de hoogte van de kruin van de weg als peil te worden aangehouden. Voor bouwwerken die in het water worden gebouwd, geldt het gemiddelde waterpeil als 'peil'. In overige gevallen is het bestaande afsluitende afgewerkte maaiveld maatgevend. In lid 2.2 is bepaald dat ondergeschikte bouwdelen (zoals ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, luifels en overstekende daken) bij het meten buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding maximaal 1 meter bedraagt. Voor het bepalen van de goothoogte is het begrip opgenomen zoals dat in de SVBP 2012 is voorgeschreven. De goothoogte wordt derhalve gemeten 'vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel'. Dit neemt echter niet weg dat de goothoogte bij bijzondere of complexe kapvormen niet altijd eenduidig te bepalen zal zijn. In dat geval wordt bezien welke goothoogte als 'representatieve goothoogte' moet worden beschouwd. Ondergeschikte bouwdelen, zoals dakkapellen, dakopbouwen of doorstekende gevels worden daarbij niet meegeteld zolang zij een ondergeschikte toevoeging ten opzichte van het dakvlak vormen. De beoordeling van de ondergeschiktheid van een bouwdeel vergt per geval maatwerk. Voor een aantal situaties (bijvoorbeeld de dakkapellen) kan daarbij worden aangesloten bij de criteria uit de welstandsnota. De 'ondergeschikte' toevoegingen zijn mogelijk binnen de bepalingen van het bestemmingsplan met betrekking tot de goothoogte. Hierbij geldt uiteraard dat aan de overige bepalingen uit het bestemmingsplan moet worden voldaan. Zo wordt een (ondergeschikte) dakopbouw niet getoetst aan de goothoogte, maar mag de maximale bouwhoogte zoals bepaald in de regels niet worden overschreden. Wanneer een bouwdeel zodanig grootschalig of beeldbepalend is dat deze niet meer kan worden beschouwd als een ondergeschikte toevoeging (bijvoorbeeld een dakopbouw over de hele breedte van een woning), zal het bouwdeel moeten voldoen aan alle regels van het bestemmingsplan, inclusief de maximaal toegestane goothoogte. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels In dit hoofdstuk zijn regels gegeven voor de in het plangebied aanwezige bestemmingen. Per bestemming is het toegestane gebruik van de gronden geregeld in de bestemmingsomschrijving en, indien nodig, in de specifieke gebruiksregels. Daarnaast zijn per bestemming bouwregels gegeven voor de bebouwing die mag worden opgericht. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijfsgebouwen, (bedrijfs)woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de bouwregels zijn per bestemming eerst de regels voor gebouwen gegeven en daarna de regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde (erfafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en dergelijke). In de bouwregels voor gebouwen kan onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds bedrijfsgebouwen en (bedrijfs)woningen en anderzijds bijbehorende bouwwerken. Een bijbehorend bouwwerk is gedefinieerd overeenkomstig Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 61
de definitie uit het Bor. Binnen dit begrip vallen derhalve de op het perceel aanwezige aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Overkappingen dienen derhalve te voldoen aan dezelfde regels die gelden voor bijgebouwen. Dit betekent onder meer dat de oppervlakte aan overkappingen meetelt voor het bepalen van de totale oppervlakte van toegestane bijbehorende bouwwerken. Hoofdstuk 3 - Algemene regels Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels: een anti-dubbeltelregel: hierin is bepaald dat grond die mee is gerekend bij het toestaan van een bouwplan, niet nogmaals kan worden meegerekend bij de beoordeling van een volgend bouwplan; algemene gebruiksregels: hierin is aangegeven welk gebruik in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt; algemene aanduidingsregels: in de algemene aanduidingsregels zijn regels opgenomen voor de op de verbeelding opgenomen aanduidingen; algemene afwijkingsregels: in de algemene afwijkingsregels is bepaald in welke gevallen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het afwijken kunnen verlenen; algemene wijzigingsregels: in de algemene wijzigingsregels is aangegeven onder welke voorwaarden de wegen kunnen worden gewijzigd, bouwvlakken kunnen worden verschoven en functies kunnen worden gewijzigd; overige regels: hierin is geregeld dat waar in de planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, geduid wordt op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van het terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels Hoofdstuk 4 bevat twee artikelen. In het eerste artikel is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Het tweede artikel bevat de slotregel. In de slotregel is aangegeven hoe de regels kunnen worden aangehaald. 5.3
Verantwoording keuzes van bestemmingen
Op grond van informatie zoals genoemd in paragraaf 3.2 is een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezige functies in het plangebied. De kernen bestaan grotendeels uit woningen, afgewisseld met niet-woonfuncties als bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en horeca. In de linten komen, naast woningen, ook veel agrarische bedrijven en enkele bedrijven voor. Bedrijvigheid is niet geconcentreerd op bedrijventerreinen. 5.3.1 Wonen De bebouwing in de kernen heeft overwegend een woonfunctie. In het plangebied komen vrijwel uitsluitend grondgebonden woningen voor. Op een enkele locatie, met name in de woonbuurt Ruige Weid in Midwoud, bevinden zich gestapelde woningen. De uitstraling van de gestapelde woningen komt overeen met die van grondgebonden woningen: de goot- en bouwhoogte zijn beperkt en de gebouwen komen qua architectuur overeen met de grondgebonden woningen in de omgeving. Een groot deel van de woBestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 62
144101.01
ningvoorraad bestaat uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Langs de dorpslinten zijn op verschillende locaties woonboerderijen gesitueerd. Het streven is gericht op versterking van de woonfunctie in de kernen. Vrijkomende locaties en open plekken met een beperkte ruimtelijke kwaliteit kunnen, conform het provinciaal en gemeentelijk beleid, mogelijk worden herontwikkeld als woningbouwlocatie. Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. De 'extra' woningbouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, zijn overgenomen uit nieuwe bestemmingsplannen die reeds de procedure hebben doorlopen. In paragraaf 2.5 wordt nader ingegaan op de 'ontwikkelingen' die in voorliggend bestemmingsplan zijn meegenomen. Alle woningen zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Uitgangspunt binnen de woonbestemming is een uniforme regeling, waardoor voor de woningen in het plangebied sprake is van vergelijkbare (uitbreidings)mogelijkheden. Binnen de bestemming 'Wonen' is voor vrijstaande woningen een bouwvlak van 15 meter diep opgenomen. Binnen dit bouwvlak dient het hoofdgebouw te worden gerealiseerd. Voor halfvrijstaande, aaneengebouwde en geschakelde woningen zijn bouwvlakken van 12 meter diep opgenomen. Wanneer een bestaand hoofdgebouw dieper is dan het standaard bouwvlak, is het bouwvlak hierop aangepast. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld wanneer sprake is van ondiepe percelen of bij karakteristieke woonboerderijen (zoals de stolpboerderijen), zijn kleinere bouwvlakken opgenomen. Uitgangspunt is dat de afstand van de achterste lijn van het bouwvlak tot aan de achterperceelsgrens minimaal 5 meter bedraagt. Op de verbeelding zijn per bouwvlak de typologie en de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Voor woningen die op een voldoende breed perceel zijn gesitueerd, is in de breedte een beperkte uitbreiding van het hoofdgebouw toegestaan. Het bouwvlak is hiertoe, indien mogelijk, aan weerszijden verbreed ten opzichte van de huidige zijgevel. Hierbij is bij halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen een 'vrije' afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden. Bij vrijstaande woningen met percelen van meer dan 20 meter breed wordt 4,5 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden. Hierbij is daarnaast de maximale breedte van de woningen 15 meter. In gevallen waar meerdere woningen in één bouwstrook zijn opgenomen, is deze 'vrije' afstand in de regels opgenomen. Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd binnen de bestemming 'Wonen'. De bijbehorende bouwwerken bij grote(brede en/of diepe) percelen mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorste perceelsgrens worden gebouwd en zijwaarts binnen 15 meter van de denkbeeldige lijn, haaks op de voorste perceelsgrens, door het midden van de woning. Binnen de woonbestemming zijn kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 63
5.3.2 Bedrijven Voor bedrijfsfuncties vormt het uitgangspunt dat onderlinge uitwisselbaarheid van functies mogelijk gemaakt wordt. Op deze manier kan worden ingespeeld op een mogelijk toekomstig multifunctioneel gebruik van de betreffende panden. Zowel in de dorpskernen als aan de linten is bedrijvigheid aanwezig. Dit betreft losse percelen tussen de woningen. Er is geen geconcentreerd bedrijventerrein in het plangebied aanwezig. Aan de linten is er op een aantal plaatsen wat grotere bedrijfsbebouwing aanwezig, terwijl het in de kernen tot kleine oppervlakken beperkt blijft. Het betreft voornamelijk bedrijven in een lichte milieucategorie (categorie 1 of 2). Op enkele locaties komt zwaardere bedrijvigheid voor (tot maximaal milieucategorie 3.2). In paragraaf 4.1.2. zijn de adressen van de betreffende bedrijven per kern opgenomen. In bijlage 4 is een overzicht van alle bedrijven opgenomen. In het algemeen geldt dat bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, gezien de beperkte hinder die zij veroorzaken, goed inpasbaar zijn in de woonomgeving. In het algemeen geldt dat bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, gezien de beperkte hinder die zij veroorzaken, goed inpasbaar zijn in de woonomgeving. Voor de bedrijven in een hogere milieucategorie gelden de voorschriften van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu (milieuvergunning) of de algemene regels van het Activiteitenbesluit, waardoor hinder naar de omliggende woningen wordt beperkt. Naast de genoemde bedrijven vinden er kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, bedrijfsactiviteiten plaats. Het betreft kantoren aan huis en kleine bedrijven. Deze activiteiten zijn in de meeste gevallen aan te merken als aan huis verbonden bedrijven of beroepen en zijn (onder voorwaarden) rechtstreeks toegestaan binnen de woonbestemmingen. De bedrijvigheid die is gevestigd in de kernen en de linten is, overeenkomstig de vigerende regeling van het landelijk gebied en de bestaande situatie, opgenomen in de bestemming 'Bedrijf'. Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 rechtstreeks toegestaan. Om de bedrijven in een hogere milieucategorie positief te bestemmen, zijn aanduidingen voor de betreffende bedrijfsactiviteiten opgenomen. Voor de bedrijven in de linten is het bestaande gebruik overgenomen. Op de verbeelding zijn in de linten per bouwvlak het maximaal te bebouwen oppervlak en de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. In de kernen is in het bouwvlak in plaats van een maximum bebouwingsoppervlak een maximum bebouwingspercentage opgenomen. Bijbehorende woningen zijn aangeduid met de aanduiding 'bedrijfsbebouwing'. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen (zogenaamde 'grote lawaaimakers'), risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren zijn binnen de bedrijfsbestemming niet toegestaan. Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 64
144101.01
5.3.3 Agrarische percelen In het plangebied zijn in de linten veel agrarische bedrijven gevestigd. Agrarische bedrijven zijn bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in grondgebonden bedrijven (bedrijven waarvan de exploitatie geheel of grotendeels afhankelijk is van de opbrengst van de ter plaatse of in de directe nabijheid aanwezige gronden) en niet-grondgebonden bedrijven (bedrijven waarvan de exploitatie geheel of grotendeels niet afhankelijk is van de opbrengst van ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden). De agrarische bedrijven zijn daarbij globaal verdeeld in vier categorieën: Volwaardige bedrijven met een agrarisch bouwperceel van rond de 1 ha. Reële bedrijven, ook nog met een agrarisch bouwperceel van rond de 1 ha. Deeltijdbedrijven met meestal een kleiner bouwperceel, afhankelijk van de omvang van het bedrijf. Bestaand glastuinbouwbedrijf. Voor dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de inventarisatie van alle agrarische bedrijven voor het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010'. Dit is grotendeels gedaan door middel van een schriftelijke enquête. Omdat het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' nog vrij recent is, zijn naast de typering van de agrarische gebieden ook de grootte en ligging van de agrarische bouwvlakken opgenomen. Ook de hierin opgenomen bebouwingsregelingen zijn grotendeels overgenomen. Hierbij is wel een systematiek doorgevoerd die aansluit bij de systematiek van de andere bestemmingen van de dorpskernen. Neventak naast de normale bedrijfsvoering Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is: een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. In de meest eenvoudige voorstelling is dat één agrariër, die (al dan niet met gezin of huisgenoten) een woning in het landelijk gebied bewoont met daarachter de bedrijfsgebouwen (schuren, stallen) en weer dáárachter de grond die hij bewerkt en waaraan hij zijn producten ontleent. In dit bestemmingsplan wordt de bovenomschreven situatie aangemerkt als grondgebonden agrarische bedrijfsvoering (geheel of grotendeels ter plaatse of in de directe nabijheid aanwezige gronden). In de praktijk komt het echter regelmatig voor dat bedrijven ook verder gelegen gronden exploiteren. In de begripsbepalingen wordt dat aangemerkt als niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Indien dat kan worden aangemerkt als (agrarische) neventak (minder dan 50% van het bedrijfsinkomen) dan is dat geen probleem. Het bestemmingsplan beoogt om niet-grondgebonden agrarische activiteiten te beperken, omdat ze veelal gepaard gaan met grote tot zeer grote gebouwen die kunnen leiden tot een ongewenste verdichting van het landschap of een schaal hebben, die daarin niet past. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 65
Naast de agrarische neventak kan er ook een niet-agrarische neventak voorkomen in de vorm van loonwerkzaamheden, veehandel, agrotoerisme, verblijfsrecreatie (kamperen bij de boer, thans - meer algemeen - kleinschalig kamperen genoemd). Hiervoor is een afwijkingsregeling opgenomen. Kassen en glastuinbouw De Leidraad van de provincie geeft van het begrip glastuinbouwbedrijf de volgende omschrijving: "de teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen". Glastuinbouwbedrijven in dit bestemmingsplan mogen het areaal aan kassen uitbreiden tot maximaal 2 ha (20.000 m2). Nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven in het plangebied is uitgesloten. Bij de inventarisatie van de agrarische bedrijven voor het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is vastgesteld welke bedrijven als glastuinbouwbedrijf konden worden aangemerkt. Deze zijn apart aangeduid (specifieke vorm van agrarischglastuinbouwbedrijf). Bij vollegrondtuinbouwbedrijven bestaat de mogelijkheid van de bouw van teeltondersteunend glas in de vorm van maximaal 2.000 m² kassen. In niet-kwetsbare gebieden (zoals het kleipoldergebied waarin het plangebied valt) kan via toepassing van de wijzigingsbevoegdheid nog 2.000 m² extra worden toegestaan. Bij vollegrondtuinbouwbedrijven met een oppervlakte van meer dan 20 ha kan men nog eens maximaal 200 m² kassen per ha bouwen (bij 25 ha is dus maximaal 5.000 m² ondersteunend glas mogelijk). Naast de gewone kassen zijn er nog kassen met een eenvoudige constructie die een teeltondersteunende functie hebben (vaak tijdelijk): de boog- en gaaskassen. Indien het daarbij gaat om constructies die lager zijn dan 1,5 m worden ze niet als bouwwerk beschouwd en is er dus geen omgevingsvergunning voor nodig. Voor hogere constructies (1,5 tot 3 m hoog) is formeel wel een omgevingsvergunning nodig, maar zolang het gaat om tijdelijke, seizoensgebonden plaatsing eist het gemeentebestuur geen omgevingsvergunning voor deze kassen. Daarbij moet wel zijn voldaan aan een paar voorwaarden: Ze moeten zijn geplaatst op het land van bestaande agrariërs. Ze moeten geplaatst worden op bepaalde afstanden van wegen en woningen van derden. Hiermee wordt voorkomen dat het landschap al te zeer door deze bouwsels wordt aangetast en dat particulieren er geen hinder van ondervinden. Voor permanente boogkassen geldt hetzelfde als voor ondersteunend glas. Bedrijfswoningen Waarbij in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' de bij de bedrijven behorende bebouwing alleen via een tabel bij de regels was benoemd, is er in dit bestemmingsplan voor gekozen de bestaande bedrijfswoningen op de verbeelding herkenbaar te maken door middel van een aanduiding binnen het agrarisch bouwvlak Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 66
144101.01
De agrarische percelen die in de linten liggen en de agrarische percelen binnen het bebouwd gebied zijn opgenomen in de bestemming 'Agrarisch'. Op de percelen waarop agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is, is een (agrarisch) bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing gerealiseerd kan worden. In de regels zijn de randvoorwaarden aan de realisatie van bebouwing opgenomen. Op de verbeelding zijn per bouwvlak de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen en het type agrarische bebouwing opgenomen. Bijbehorende woningen zijn aangeduid met de aanduiding 'bedrijfsbebouwing'. 5.3.4 Detailhandel In de kernen en de linten komt een beperkt aantal detailhandelsvoorzieningen voor. In Midwoud is wel een winkelcentrum aanwezig met onder andere een bakkerij en supermarkt, in Benningbroek zit onder andere een dieren- en ruitersportwinkel en aan het lint een ambachtelijk slagerij. Voor de overige (dagelijkse en niet-dagelijkse) detailhandelsvoorzieningen zijn de inwoners aangewezen op de nabijgelegen kernen, waaronder de kern Medemblik. De detailhandelsvoorzieningen in het dorpscentrum van Midwoud zijn bestemd als 'Centrum'. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke en culturele voorzieningen, detailhandel, dienstverlening en kantoren algemeen toegestaan, zodat functiewisseling mogelijk is. Binnen de bestemming 'Centrum' kunnen op deze manier eventueel nieuwe winkels worden gevestigd, wat de levendigheid van het dorpscentrum en de leefbaarheid van de kernen ten goede komt Op een enkele locatie is detailhandel aanwezig bij woningen of tussen de woningen. Deze detailhandelsmogelijkheden zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'detailhandel'. 5.3.5 Dienstverlening en kantoren Op een aantal locaties zijn dienstverlenende bedrijven en kantoren gevestigd. Een groot deel van deze bedrijvigheid is kleinschalig en is aan te merken als een aan-huisverbonden beroep. Deze functies passen derhalve binnen de woonbestemming. In Benningbroek zijn aan de Dokter de Vriesstraat 33 en 35a kantoren gevestigd. De grotere zelfstandige kantoren en dienstverlenende bedrijven, met uitzondering van de zaken die als aan-huis-verbonden beroep kunnen worden aangemerkt, zijn opgenomen in de bestemming 'Bedrijf'. 5.3.6 Horeca In het plangebied zijn meerdere horecagelegenheden gevestigd. Het betreft cafetaria De Tripper, café de Post, eetcafé Halfweg en restaurants Giovanni en Wasef in Midwoud, café De Rode Leeuw in Benningbroek en restaurant Cardon in Sijbekarspel. Ten aanzien van de horecafuncties moet een restrictief beleid voorkomen dat zich nieuwe horecabedrijven gaan vestigen of dat zich ergens een horecabedrijf uit een zwaardere categorie vestigt dan waar thans sprake van is. De in het plangebied aanwezige horecabedrijven kunnen voortgezet worden, maar nieuwe worden niet mogelijk gemaakt. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 67
Zowel bij een mogelijke verandering van functie als bij een uitbreiding geldt dat de hinder voor de woonfunctie in de omgeving niet mag toenemen. De horecagelegenheden in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Horeca'. Binnen deze bestemming is horeca toegestaan in de categorie 2. Discotheken zijn niet toegestaan. Binnen de bestemming 'Sport', die is opgenomen voor de sportparken is ondergeschikte horeca toegestaan. Ook bij maatschappelijke en culturele voorzieningen is ondergeschikte horeca toegestaan. 5.3.7 Maatschappelijke voorzieningen Binnen het plangebied komen op een aantal locaties maatschappelijke voorzieningen voor. Het is gewenst dat deze in het plangebied behouden blijven. Dit betekent dat voor deze functies een aparte bestemming in dit plan is opgenomen. Er zijn verschillende kinderdagverblijven en kinderopvang aanwezig verdeeld over de dorpskernen en de linten: Kindercentrum de Blokkendoos in Benningbroek en Kinderopvang Berend Botje in Midwoud en de kinderdagverblijven Kiddy World in Benningbroek en Sijbekarspel. Daarnaast is in Midwoud basisschool De Koet, in Hauwert basisschool De Vijzel en in Benningbroek basisschool De Kraaienboom aanwezig. In Midwoud is een tandartsen- en huisartsenpraktijk gevestigd naast een tandarts aan huis en in Benningbroek is ook een huisartsenpraktijk aan de Dokter de Vriesstraat aanwezig. Er zijn 2 dorpshuizen aanwezig, Dorpshuis De Vang in Benningbroek en dorpshuis De Werf in Hauwert. Binnen het plangebied zijn 5 kerken gelegen, aan Oosteinde 44 in Oostwoud, Midwouder Dorpstraat naast 13, aan de Heemraad Witweg naast nr. 1 in Oostwoud, aan de Westerstraat 42 in Sijbekarspel en aan de Kerkelaan 10 in Benningbroek. Bij de eerste drie is ook een begraafplaats aanwezig. Aan de Heemraad Witweg is een zelfstandige begraafplaats gelegen. Alle maatschappelijke voorzieningen zijn opgenomen in de bestemming 'Maatschappelijk' of met aanduiding binnen de hoofdbestemming. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is per bouwperceel een bouwvlak opgenomen, met een maximum bebouwingspercentage en een maximale goot- en bouwhoogte. De begraafplaatsen zijn aangeduid op de verbeelding. 5.3.8 Recreatie Het landelijk gebied van de gemeente Medemblik biedt tal van mogelijkheden voor recreatie. Er is een netwerk van fietspaden, ook door of langs natuurgebieden, waarbij nog steeds wordt gewerkt aan uitbreiding daarvan. Daarnaast zijn er de recreatieve vaarroutes en diverse kampeerterreinen. In deze bestemming zijn ook nog andere voorzieningen met een recreatief dan wel sportief karakter opgenomen (hondentraining, volkstuinen, etc.). Kamperen Voor de kampeerterreinen (en meer het kamperen in algemeenheid) heeft de raad van de toenmalige gemeente Medemblik op 3 december 2007 de nota “Kampeerbeleid MeBestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 68
144101.01
demblik” vastgesteld. Dit beleid is niet van toepassing op het grondgebied van de voormalige gemeenten Wervershoof en Andijk, maar dit bestemmingsplan beslaat geen grondgebied van deze voormalige gemeenten. In dit beleid wordt onderscheid gemaakt in verschillende vormen van recreatie: Categorie I: toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten en huifkarren en vaste plaatsen voor trekkershutten en tenthuisjes. Categorie II: stacaravans en ook toegestaan als bij categorie I. Categorie III: chalets en ook toegestaan als bij de categorieën I en II. Categorie IV: als bij categorie I met uitzondering van trekkershutten en voorts maximaal 25 standplaatsen voor uitsluitend de periode van 15 maart t/m 31 oktober. Aan de verschillende categorieën zijn verschillende regelingen gekoppeld. Binnen het plangebied komen de categorieën I, III en IV voor. Het beleid ten aanzien van de bestaande kampeerterreinen (categorie-indeling, diverse mogelijkheden van de verschillende soorten terreinen) is vastgelegd in de bestemming 'Recreatie'. 5.3.9 Sportterreinen Er is binnen het plangebied een aantal sportaccommodaties aanwezig. In Midwoud zijn tennisbanen, een zwembad en fysio/fitness gelegen. In het plangebied is ook een aantal tennisbanen aanwezig en aan de oostzijde van Benningbroek zijn sportvelden en zwembad 't Ploetertje gesitueerd. De sportparken zijn bestemd als 'Sport'. Rond de aanwezige bebouwing zijn, relatief strakke bouwvlakken opgenomen, zodat verstening van de sportparken wordt voorkomen. Binnen de bouwvlakken is de bouw- en goothoogte opgenomen. Buiten de bouwvlakken zijn nog beperkte bouwmogelijkheden mogelijk. De zwembaden zijn specifiek aangeduid. 5.3.10 Groen en water Binnen het plangebied is groen en water duidelijk aanwezig in het omliggende landschap maar ook binnen de dorpskernen waar in de wijkjes veel groen en water is opgenomen. Kernmerkend zijn daarnaast natuurlijk de vele watergangen waar de ontsluitingen van de percelen met bruggetjes over heen liggen. Al het structurele groen en water is binnen dit bestemmingsplan ook als zodanig bestemd. Behoud en verbetering van de watergangen is hierbij uitgangspunt. Voor het overgrote deel daarvan geldt dat dit water tevens van recreatieve, ecologische of cultuurhistorische betekenis is. Om die reden is voor deze wateren inmiddels ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen dat veranderingen aan de oevers verbiedt. Om de vaarroutes ook bevaarbaar te houden is een aanduiding opgenomen die regelt dat er een minimale hoogte voor bruggen, dammen en duikers aanwezig moet zijn en een minimale doorvaarbreedte. De structurele groenvoorzieningen zijn opgenomen in de bestemming 'Bos' en 'Groen'. Dit laatste betreft met name een aantal groene plekken in de woongebieden die open plekken vormen tussen de woningen. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 69
De kleinere groene plekken en het groen dat deel uitmaakt van het wegprofiel zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Hierdoor bestaat flexibiliteit om, indien dit aan de orde is, het profiel van de wegen aan te passen. De structurele watervoorzieningen zijn opgenomen in de bestemming 'Water' waarbij de vaarroutes een aanduiding 'specifieke vorm van water-recreatieve vaarroute' hebben gekregen ter bescherming van doorvaarbaarheid. 5.3.11 Natuur Het gebied Benningbroek ligt in het noordwestelijke kwadrant van de kruising van de Oosterstraat met de rijksweg A7. Het gebied is ongeveer 9 ha groot en van belang vanwege de aardwetenschappelijke waarden. Volgens het rapport “Actualisatie bodembeschermingsgebieden provincie Noord-Holland” (2004) gaat het om het fenomeen getijinversieruggen en welvingen. Dit gebiedje is ook beschermd op grond van de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland (aardkundig monument). En klein deel van dit natuurgebied is gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan en is bestemd als 'Natuur' en wordt daarmee beschermd. In dit bestemmingsplan is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee agrarische percelen omgezet kunnen worden naar natuur. 5.3.12 Verkeer De linten in het gebied zijn gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom met een snelheidsregime van 60 km/h. De gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom hebben een maximum snelheid van 50 km/h. (Hauwert, Heemraad Witweg, Tuinstraat, Dokter de Vriesstraat, Westerstraat, Midwouder Dorpsstraat, Tripkouw, Oostwouder Dorpsstraat en Oosteinde). De overige wegen in het plangebied zijn aan te merken als erftoegangsweg, met een snelheidsregime van 30 km/h binnen de bebouwde kom. Fietsers maken in het plangebied veelal gebruik van de rijbaan. Alle wegen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Ook de niet-structurele groenelementen zijn opgenomen binnen deze bestemming. Herinrichting van de wegen is, indien daar aanleiding toe is, mogelijk binnen deze bestemming. 5.3.13 Archeologie Een bijzondere bestemming zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Kern van deze bestemmingen is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 70
144101.01
HOOFDSTUK 6 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID EN GRONDEXPLOITATIE 6.1
Economische uitvoerbaarheid
Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid van het plan, door middel van een cijfermatige opzet, is voor dit bestemmingsplan niet aan de orde. Het onderhavige plan is immers in eerste instantie een actualisering van bestaande regelgeving en daarmee in hoofdzaak een beheersplan, met een aanvulling op c.q. verbetering van een bestaand beoordelings- en toetsingskader voor verdere ontwikkeling in het plangebied. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar. 6.2
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijpmaken en hebben zij sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten of eigen gronduitgifte, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan grotendeels een conserverend karakter heeft en het merendeel van het plangebied in particulier eigendom is, heeft het bestemmingsplan voor deze gedeelten geen financiële gevolgen voor de gemeente; het bestemmingsplan is in dit opzicht dan ook uitvoerbaar. Het onderhavige bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt geldt en met inachtneming van de actuele bouw- en gebruiksregels en verplichte sectorale toetsen wordt vastgelegd. In het bestemmingsplangebied worden slechts beperkte bouwmogelijkheden geboden, welke kunnen worden aangemerkt als aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief, waaraan in de meeste gevallen geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. Ten aanzien van de door dit bestemmingsplan nieuw mogelijk gemaakte bouwplannen is in de Wro en het Bro vanaf 1 november 2010 een regeling opgenomen, waardoor bij relatief beperkte bouwmogelijkheden kan worden afgeweken van de plicht om een exploitatieplan vast te stellen. In uitzonderingsgevallen is het mogelijk om als gemeenteraad af te zien van het vaststellen van een exploitatieplan, indien de te verhalen kosten niet in verhouding staan tot de kosten verbonden aan het maken van een exploitatieplan. Het gaat dan om situaties waarbij de verhaalbare kosten lager zijn dan € 10.000,er geen fysieke werken als kostenpost worden opgevoerd maar alleen apparaatkosten Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 71
of de verhaalbare kosten alleen betrekking hebben op aansluiting op de openbare ruimte of aansluiting op nutsvoorzieningen (artikel 6.2.1a Bro). Gezien het feit dat alle in onderhavig bestemmingsplan opgenomen bouwplannen onder deze regeling vallen, zal de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 72
144101.01
HOOFDSTUK 7 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID EN BESTEMMINGSPLANPROCEDURE 7.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het grootste deel van deze integrale herziening is na een uitvoerig traject van inloop, inspraak en overleg, recent op 4 juli 2013 is vastgesteld. Deze herziening ziet enkel op het herstel van kleine omissies en ondergeschikte beleidsmatige aanpassingen. Desalniettemin is het bestemmingsplan als voorontwerp in de inspraak en het overleg gebracht. In het kader van het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro is het plan alleen aan de provincie kenbaar gemaakt. Op het voorontwerp kan worden ingesproken. Deze inspraak- en overlegreacties worden bekeken en waar mogelijk in het plan verwerkt. Het voorontwerp wordt vervolgens omgezet naar een ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan is voor een ieder ter inzage gelegd. Tegen het ontwerpbestemmingsplan kunnen zienswijzen worden ingediend. Het integraal herzien betekent dat ook zienswijzen kunnen worden ingediend tegen bestemmingen die niet zijn gewijzigd. Deze zienswijzen zullen opnieuw worden bekeken en van een reactie worden voorzien. Waar dat kan, waar feiten en omstandigheden niet zijn gewijzigd, en waar zienswijzen ook tegen het eerdere bestemmingsplan Dorpskernen I zijn ingediend, zal zoveel mogelijk terug worden gevallen op eerder ingenomen standpunten. Met inachtneming van de zienswijzen zal de gemeenteraad het bestemmingsplan vaststellen. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan kan beroep worden aangetekend.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 73
HOOFDSTUK 8 HERZIENE ONDERDELEN 8.1
Toelichting
In de toelichting zijn in de inleiding en onder de maatschappelijke uitvoerbaarheid tekstaanpassingen gedaan in verband met de integrale herziening van het bestemmingsplan Dorpskernen I. Met name in het beleid zijn enkele actualisaties doorgevoerd, vanwege nieuw beleid of wijzigingen in het bestaande beleid. Daarnaast is dit hoofdstuk 8 toegevoegd, waarin de herziene delen kort zijn aangegeven, zodat duidelijk is welke delen van het plan zijn herzien en welke delen derhalve ongewijzigd zijn gebleven. Daar waar aanpassingen in de toelichting zijn aangebracht als gevolg van wijzigingen in de regels of op de verbeelding, is dat hierna aangegeven. 8.2
Regels
Afstemming met plannen Dorpskernen In verband met de harmonisatie van plannen zijn op enkele ondergeschikte onderdelen begrippen en standaardregelingen op elkaar afgestemd. Dit heeft op enkele plekken geleid tot kleine aanpassingen. Redactionele aanpassingen Er zijn in het geldende bestemmingsplan enkele omissies ontdekt die in dit bestemmingsplan zijn aangepast. Het gaat daarbij om tekstuele aanpassingen of afstemming van gebruikte begrippen binnen de bestemmingen, zodanig dat deze eenduidig worden gebruikt. SVBP 2012 Een gedigitaliseerd bestemmingsplan moet aan inhoudelijke en technische vereisten voldoen. Deze eisen worden eens in de zoveel jaar aangepast. In 2012 heeft een nieuwe aanpassing plaatsgevonden. Op enkele plekken heeft dit aanleiding gegeven tot aanpassingen in het bestemmingsplan, met name waar het benamingen van aanduidingen betreft. Algemeen In de gemeente komen veel mansardekappen, met name op woonhuizen, voor. De dakhellingsregeling is zodanig dat mansardekappen hieronder niet kunnen worden begrepen. Om die reden is binnen alle bestemmingen waarbinnen woonhuizen worden toegestaan een regeling opgenomen op grond waarvan bij recht ook mansardekappen kunnen worden toegepast. Een mansardekap ziet er als onderstaand weergegeven uit.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 74
144101.01
Archeologie Het archeologisch beleid van de gemeente Medemblik is vastgelegd in de 'Archeologienota Medemblik 2014'. De wijzigingen die dit nieuwe beleid met zich meebrengen, zijn in de regels verwerkt. Zie voorts de paragraaf 4.4.1 Archeologie. Karakteristieke panden De karakteristieke panden zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek". Voor het verwijderen van delen van dit pand is een omgevingsvergunning vereist. De regeling maakte het mogelijk dat het pand ook in zijn geheel verwijderd mocht worden. In dat geval zou het pand verdwijnen en zou de aanduiding geen enkele betekenis meer hebben. Vandaar dat de omgevingsvergunning alleen ziet op het gedeeltelijk verwijderen van het pand. Voor het geheel verwijderen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat de aanduiding van de verbeelding verwijderd kan worden. Mantelzorg De regels voor mantelzorg zijn uit het bestemmingsplan verwijderd. Mantelzorg is nu los van een regeling in het bestemmingsplan vergunningvrij mogelijk. De mogelijkheden hiervoor zijn zodanig ruim wettelijk vastgelegd, dat de gemeente geen aanleiding ziet hier een nog ruimere regeling voor in het bestemmingsplan op te nemen. Mantelzorg zal zich dus binnen de randvoorwaarden van het Bor af moeten spelen. Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten De regeling voor deze kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis zat niet consequent in het plan. Vandaar dat er nu gekozen is voor één begripsbepaling, één bijlagelijst en het in één zinsnede samenvoegen van beide functies bij het wonen. Daarmee is sprake van meer eenduidigheid. Standplaatsen De vaste standplaatsen zijn binnen de bestemmingen voorzien van een aanduiding. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding te verwijderen, aan te brengen en/of eventueel te verplaatsen, in geval elders een standplaats in wordt genomen of een standplaats wordt opgeheven. Wat onder een standplaats verstaan moet worden, is in de begrippen verwoord.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 75
Evenementen Binnen het plangebied komen jaarlijks terugkerende evenementen voor. Afhankelijk van de duur en omvang van een evenement, moeten deze planologisch geregeld worden. De locaties zijn voorzien van een aanduiding, waarbij door middel van een bijlage per locatie is aangegeven om wat voor evenement het gaat en in welke omvang deze plaatsvindt. In de begrippen is aangegeven wat onder een evenement moet worden verstaan. Functieverandering naar wonen Op het moment dat een bedrijfsfunctie of een maatschappelijke functie of iets dergelijks wordt beëindigd, biedt het plan de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen ten behoeve van het wonen. Daarmee is het niet uitsluitend ter plaatse een zelfde functie te vestigen, maar kan binnen de vrijkomende gebouwen ook uitsluitend gewoond worden. Huisvesting buitenlandse werknemers Omdat het beleid en de regelgeving hieromtrent voortdurend aan veranderingen onderhevig zijn, leent de problematiek zich niet voor een vaststaande regeling in het bestemmingsplan. Besloten is om deze huisvesting per geval te beoordelen en mogelijk te maken via de kruimelgevalregeling van het Besluit ruimtelijke ordening. Dat betekent dat alle afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan zijn geschrapt. Paardrijbakken In het gemeentelijk beleid is aangegeven dat paardrijbakken in beginsel toegelaten moeten kunnen worden binnen alle bestemmingen waarbinnen het wonen is toegestaan. Dit in het nieuwe bestemmingsplan verwerkt. Daarbij is de regeling, zoals die in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen, als leidraad gebruikt. In alle bestemmingen waar een woning is toegestaan, zijn paardrijbakken mogelijk gemaakt. Binnen de bestemmingen waarbinnen al een paardrijbak was toegelaten is de regeling aangepast, zodat er sprake is van een eenduidige regeling voor de paardrijbakken. Erfinrichtingsplannen Op enkele plaatsen in de regels staat dat bij het toelaten van een ontwikkeling een erfinrichtingsplan opgesteld moet worden ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing. Dit is zodanig geformuleerd dat een afweging niet zonder erfinrichtingsplan toegepast kan worden. Niet in alle gevallen heeft een ontwikkeling ook gevolgen voor de bestaande landschappelijke inpassing. In dat geval zou een erfinrichtingsplan achterwege kunnen blijven. Het criterium is om die reden iets minder dwingend geformuleerd, zodat per geval kan worden bekeken in hoeverre een erfinrichtingsplan noodzakelijk wordt geacht. Artikel 1 begrip chalet Dit begrip is afgestemd op het bestemmingsplan Buitengebied om te komen tot eenduidige begripsvorming.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 76
144101.01
Artikel 1 begrippen kampeermiddel en kampeerterrein Aan het begrip kampeermiddel zijn campers toegevoegd, omdat deze beleidsmatig op kampeerterreinen zijn toegestaan. Ter afstemming op het bestemmingsplan Buitengebied is het begrip kampeerterrein opgenomen om te komen tot eenduidige begripsvorming en ter verdere verduidelijking van dit begrip. Artikel 1 begrip stacaravan Dit begrip is afgestemd op het bestemmingsplan Buitengebied om te komen tot eenduidige begripsvorming. Artikel 3 Agrarisch Aan de Heemraad-Witweg te Oostwoud liggen volkstuinen. Op de verbeelding zijn deze voorzien van een nadere aanduiding (vt). In de regels/bestemmingsomschrijving ontbreekt hiervoor een regeling. Deze is alsnog opgenomen. Er zijn geen mogelijkheden geboden voor het oprichten van gebouwen (kassen, tuinhuisjes etc.). Bouw van gebouwen is onwenselijk vanwege de ligging en het behoud van doorzicht naar de achtergelegen begraafplaats. De regeling voor sier- en fruitteelt zat niet consequent goed in de regels. De regeling is daarom aangepast en afgestemd op de regeling in het buitengebied, omdat er ook bestaande gronden voor fruitteelt deels in het buitengebied en deels binnen de grenzen van de dorpskernen zijn gelegen. Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw 2 De bouwhoogte van kassen, schuurkassen en warenhuizen is verhoogd tot maximaal 12,00 m. Deze bouwhoogte is voor vergelijkbare bedrijven in het bestemmingsplan Buitengebied ook opgenomen. Om de regels voor de bedrijven gelijk te trekken, is de bouwhoogte hier aangepast. Artikel 9 Cultuur en ontspanning Op het perceel Oostwouder Dorpsstraat 21 te Oostwoud is geconstateerd dat een bedrijfswoning aanwezig is. In de regels zijn daarvoor regels opgenomen, die overeenkomen met regels voor bedrijfswoningen binnen andere bestemmingen. Artikel 13 Maatschappelijk Op het perceel Westerstraat 10 te Sijbekarspel is geconstateerd dat een bedrijfswoning aanwezig is. In de regels zijn daarvoor regels opgenomen, die overeenkomen met regels voor bedrijfswoningen binnen andere bestemmingen. Artikel 15 Recreatie Vanwege uniformiteit en brandveiligheidseisen is de onderlinge afstand van recreatiewoningen, stacaravans, chalets, en dergelijke, bepaald op een afstand van 5 m. In artikel 15 is deze uniforme afstand opgenomen.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 77
Artikel 18 Verkeer De museumspoorlijn was in het voorheen geldende bestemmingsplan voorzien van een aanduiding binnen de verkeersbestemming. In het bestemmingsplan Buitengebied was dezelfde spoorlijn voorzien van een eigen bestemming. Dit is nu op elkaar afgestemd. De museumspoorlijn is voorzien van de bestemming Verkeer - Railverkeer (artikel 20). Artikel 21 Wonen De regels voor het splitsen van stolpen ten behoeve van meerdere woningen was niet in alle plannen op een gelijke wijze opgenomen. Voor dit bestemmingsplan heeft dit ertoe geleid dat de splitsingsregeling verplaatst is van de afwijking op het bouwen naar het afwijken op het gebruik, omdat het gebruik van een bestaande stolp wordt gewijzigd. Inhoudelijk zijn de mogelijkheden voor splitsing niet gewijzigd. Artikel 22 Wonen - Wooncentrum Gezien de ontwikkeling op het gebied van zorg en ouderenhuisvesting is het belangrijk dat in de wooncentra ook de mogelijkheid bestaat dat mensen daar zelfstandig kunnen wonen. Voor de duidelijkheid is aan de bestemmingsomschrijving toegevoegd dat het zelfstandig wonen binnen de bestemming is toegelaten. Daarnaast is op de adressen Westerstraat 8 en 10 Benningbroek en Molenwoid 1-31 Midwoud en Korteling 3-65 Midwoud de maatschappelijke bestemming van de zorgwoningen gewijzigd in de bestemming Wonen - Wooncentrum, in verband met de gewenste uniformiteit binnen de verschillende bestemmingsplannen voor de Dorpskernen. Om dezelfde reden zijn zorgwoningen en de aanduiding zorgboerderuj geschrapt uit de bestemming Maatschappelijk. Artikel 30 Algemene gebruiksregels In 30.2. onder b is een sublid 4 toegevoegd op grond waarvan een toename van stikstofdepositie eveneens is toegestaan als daarvoor een Natuurbeschermingswetvergunning van de provincie is verkregen. Als het bevoegd gezag een toename aanvaardbaar vindt, voert het te ver om dit als strijdig gebruik in het kader van het bestemmingsplan aan te merken. Overige regels parkeerregels In het ontwerpplan werd voor de toetsing van de parkeerbehoefte verwezen naar de gemeentelijke bouwverordening. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor dit bestemmingsplan niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 78
8.3
144101.01
Verbeelding
Dr. De Vriesstraat 30 Benningbroek De verbeelding is aangepast in die zin dat de oorspronkelijke bestemming is teruggekeerd. Dr. De Vriesstraat 33 Benningbroek Het bouwvlak op de verbeelding is aangepast, alsmede is een bedrijfswoning uitgesloten omdat die ter plaatse niet aanwezig is. Verkaveling Westerstraat 150 ten behoeve van de bouw van 2 vrijstaande woningen Op de verbeelding is de mogelijkheid geboden om ter plaatse 2 woonhuizen te bouwen. Oosterstraat 38 Benningbroek Buurt 20 Midwoud Oostwouder Dorpsstraat 21 Oostwoud Hauwert 96 Hauwert Westerstraat 10 Sijbekarspel Midwouder Dorpsstraat 41a Midwoud Tripkouw 2 Midwoud Oostwouder Dorpsstraat 44 Oostwoud Oostwouder Dorpsstraat 35 Oostwoud Gebleken is dat op deze percelen bedrijfswoningen aanwezig zijn. Hiervoor is een aanduiding opgenomen. Tripkouw 42 Midwoud Op dit perceel is gebleken dat een woning, niet zijnde een bedrijfswoning, aanwezig is. op de verbeelding is een aanduiding opgenomen op grond waarvan de woning is voorzien van een positieve bestemming. Westerstraat 22 Sijbekarspel Op dit perceel is geconstateerd dat er alleen een woning aanwezig is en geen bedrijf. Aan het perceel is om die reden een woonbestemming toegekend. Westerstraat 79 Sijbekarspel Er is een knip in de bestemming gemaakt. Het voorste deel is voorzien van de woonbestemming. Het achterste deel is agrarisch bestemd zonder bouwvlak. Hauwert 102/104 Hauwert Op de verbeelding was alleen een bouwblok aangegeven (zonder huisnummering). In bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 was specifiek opgenomen dat op deze locatie een stolpwoning gebouwd mag worden die in 2 woningen gesplitst wordt. Dit was niet correct overgenomen.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 79
Het bouwblok biedt de mogelijkheid voor de bouw van een woonhuis, eventueel in de vorm van een stolp. Op de verbeelding is het aantal 2 opgenomen onder de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Deze aanduiding regelt het maximum aantal woningen binnen een woonhuis. Opmeerderweg 2 (gelegen achter Westerstraat 2) De aanwezige landbouwschuur is voorzien van bouwvlak, met de aanduiding dat geen bedrijfswoning is toegestaan. Het gaat hier om kleinschalige agrarische activiteiten. Tuinstraat 10-12 Op dit perceel is een bouwvlak binnen de bedrijfsbestemming qua situering aangepast, zodanig dat het bouwvlak nu exact over de contouren van het onderliggende gebouw komt te liggen. Hauwert 114 te Hauwert Voor dit perceel is een apart bestemmingsplan opgesteld, genaamd Robacher's Watermolen. Hier wordt nu een aparte procedure voor voorbereid. Het huidige gebruik van de gronden wordt nu vooralsnog meegenomen in de actualisatie. Het grootste gedeelte van het terrein is nu opgenomen in het bestemmingsplan Dorpskernen I. Voor het buitengebied betekent dit dat de agrarische gronden zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. ===
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
BIJLAGE 1
BIJLAGE 2
Medemblik Buitengebied en kernen I, II, III en IV
aanvulling PlanMER
rboi RBOI adviseurs ruimtelijke ordening
Medemblik Buitengebied en Kernen
Aanvulling planMer
identificatie
planstatus
projectnummer:
datum:
status:
700102.16795.00
07-05-2013
definitief
projectleider:
ir. H.G. van der Aa auteur:
R.008/04
mw. drs. L.M. de Ruijter
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
c RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. 1.2.
3
Aanleiding voor een aanvulling op het planMER Opzet aanvulling
3 3
2. Reactie op tekortkomingen 2.1.
2.2.
3. Aanvulling waterkwaliteit 3.1. 3.2. 3.3.
5
Maatregelen om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden te voorkomen 2.1.1. Maatregelenpakket 2.1.2. Gebruiksregel Inzicht in vergunde versus feitelijke situatie 2.2.1. Inzicht vergunde dierplaatsen 2.2.2. Gebruiksregel
Aard en omvang waterkwaliteitsknelpunten Effecten op waterkwaliteit Maatregelen
5 5 5 5 6 6
9 9 10 10
Bijlagen: Bijlage 1 Toetsingsadvies Commissie mer
Adviesbureau RBOI Rotterdam
700102.16795.00
2
Inhoud van de toelichting
700102.16795.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
1. Inleiding
3
1.1. Aanleiding voor een aanvulling op het planMER Ten behoeve van de nieuwe bestemmingsplannen buitengebied en de linten (kernen I, II, III en IV) is een planMER opgesteld (29 januari 2013). Ten aanzien van dit MER is een negatief toetsingsadvies uitgebracht door de Commissie voor de milieueffectrapportage (vanaf nu Commissie mer). Dit toetsingsadvies is als bijlage 1 opgenomen bij deze aanvulling. De Commissie signaleert bij de toetsing van het MER een aantal tekortkomingen. Zij acht het opheffen ervan essentieel voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over de bestemmingsplannen. De tekortkomingen betreffen: De onderbouwing van de effectiviteit van de maatregelen om te voorkomen dat effecten op Natura-2000 gebieden optreden als gevolg van stikstofdepositie; Inzicht in de huidige situatie qua dieraantallen in het plangebied versus de vergunde situatie; De huidige chemische en ecologische waterkwaliteit in het plangebied en de effecten daarop van de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt. In dit document is aangegeven hoe met het toetsingsadvies van de Commissie mer is omgegaan.
1.2. Opzet aanvulling In hoofdstuk 2 is aangegeven op welke onderdelen het toetsingsadvies van de Commissie mer geen aanleiding geeft tot aanvulling van het planMER van 29 januari 2013. Het planMER is in hoofdstuk 3 aangevuld op het punt van de waterkwaliteit.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
700102.16795.00
4
Inleiding
700102.16795.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
2. Reactie op tekortkomingen
5
2.1. Maatregelen om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden te voorkomen De Commissie adviseert vanuit de specifieke situatie in Medemblik aan te tonen dat met behulp van het maatregelenpakket uit het MER of de genoemde gebruiksregel in het bestemmingsplan toename van stikstofdepositie is te voorkomen, zodat kan worden uitgesloten dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden worden aangetast. Omdat de gebruiksregel nog niet is uitgewerkt in het MER adviseert de Commissie te onderbouwen met welke middelen bedrijven invulling kunnen geven aan de gebruiksregel en of deze middelen reëel uitvoerbaar zijn, gezien de specifieke situatie in Medemblik.
2.1.1. Maatregelenpakket De effectiviteit van de voorgestelde mitigerende maatregelen is in het planMER op hoofdlijnen verkend. Daarbij is aangegeven in welke mate de maatregel bij kan dragen tot een reductie van de stikstofdepositie. Hieruit blijkt dat de enige manier om een toename van stikstofdepositie in Natura 2000 te voorkomen het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de specifieke gebruiksregels van diergerelateerde bestemmingen is. De voorwaardelijke verplichting is vervolgens ook in de bestemmingsplannen opgenomen. Het heeft dan ook geen meerwaarde om de andere maatregelen meer in detail te onderzoeken.
2.1.2. Gebruiksregel In de specifieke gebruiksregels van diergerelateerde bestemmingen is opgenomen dat een toename van het aantal dieren niet mag leiden tot een toename van de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. In het planMER is reeds aangegeven dat dit kan worden bereikt door het treffen van voldoende stikstofreducerende maatregelen en/of saldering. Bij stikstofreducerende maatregelen kan gedacht worden aan het toepassen van de schoonste en nieuwste stalsytemen, het gebruiken van eiwitarm voedsel of het aanleggen van erfbeplanting. Deze maatregelen zijn ook op hoofdlijnen in het planMER beschreven. Het is in zijn algemeenheid goed mogelijk deze maatregelen binnen de gemeente Medemblik toe te passen. Het heeft geen meerwaarde dit op het schaalniveau van het planMER nader in detail te onderzoeken, omdat één en ander geheel afhankelijk is van de wensen en situatie van de individuele agrarische ondernemer.
2.2. Inzicht in vergunde versus feitelijke situatie De Commissie adviseert om inzicht te geven in de feitelijke versus de vergunde aantallen dierplaatsen binnen de gemeente en te onderbouwen dat de vergunde situatie een goede weergave is van de feitelijke situatie.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
700102.16795.00
6
Reactie op tekortkomingen
1. In het MER worden de CBS-meitellingsgegevens gepresenteerd van de belangrijkste veehouderijsectoren binnen de gemeente Medemblik. Dit zijn de feitelijk aanwezige dieraantallen in 2011. Het MER geeft geen inzicht in de vergunde c.q. gemelde dierplaatsen op basis van het gemeentelijke vergunningenbestand in 2011. Hierdoor ontbreekt het inzicht in hoeverre de vergunde en feitelijke situatie met elkaar overeenkomen. 2. Omdat de gemeente in haar nieuwe bestemmingsplan een toename van stikstofdepositie op kwetsbare natuur wil voorkomen via de toepassing van een gebruiksregel (artikel 51.1 lid i, die uitbreiding van de veestapel niet toestaat als dit een toename van de N-depositie tot gevolg heeft), wordt hiermee impliciet verondersteld dat de vergunde situatie en feitelijke situatie overeenkomen. Als dat namelijk niet het geval is kan de ammoniakemissie, zonder bouwblokuitbreiding, nog steeds toenemen door invulling van de vergunde ruimte.
2.2.1. Inzicht vergunde dierplaatsen In bijlage 5 bij het planMER zijn de vergunde gegevens van veehouderijen opgenomen. In het planMER is verder rekening gehouden met de feitelijke situatie. De vergunde cijfers zijn vergeleken met de CBS-gegevens (feitelijke diergegevens). Hieruit volgde dat de feitelijke dieraantallen hoger waren dan de vergunde. Deze resterende aantallen zijn gemeentebreed toebedeeld aan locaties. Hierdoor is de feitelijke situatie op het schaalniveau van de bestemmingsplannen en het planMER goed weergegeven.
2.2.2. Gebruiksregel Vergunde ruimte is in deze zin geen relevant begrip meer, omdat vrijwel alle veehouderijen in het plangebied sinds 1 januari 2013 niet meer vergunningplichtig zijn, maar vallen onder algemene regels. Het klopt dat de ammoniakemissie ook zonder bouwblokuitbreiding kan toenemen. Dit is zelfs mogelijk binnen de bestaande bebouwing. De gebruiksregel in het bestemmingsplan geeft de gemeente een instrument om hier handhavend tegen op te treden indien zij dat wenselijk vindt. Dit is een verbetering ten opzichte van het geldende bestemmingsplan, omdat in dit plan zo’n regeling volledig ontbreekt. Overigens blijft onverkort de Natuurbeschermingswet van toepassing en kan ook de Provincie handhavend optreden.
700102.16795.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Reactie op tekortkomingen
Adviesbureau RBOI Rotterdam
7
700102.16795.00r
3. Aanvulling waterkwaliteit
9
De Commissie adviseert om: 1. nader inzicht te geven over de aard, omvang en locatie van eventuele waterkwaliteitsknelpunten; 2. te beschrijven welke negatieve effecten het voornemen kan hebben op de waterkwaliteit, bijvoorbeeld door groei van de veestapel, de bollenteelt of bepaalde (opgaande) teelten; 3. op hoofdlijnen aan te geven welke maatregelen nodig zijn om negatieve effecten te voorkomen.
3.1. Aard en omvang waterkwaliteitsknelpunten Uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 van de provincie Noord-Holland blijkt dat de huidige kwalitatieve toestand van het grondwater binnen de gemeente Medemblik goed is. Uit het waterbeheersplan 2010-2015 van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier blijkt echter dat de kwaliteit van het oppervlaktewater binnen de gemeente niet op orde is. Het oppervlaktewater is te voedselrijk door een te hoog gehalte aan stikstof en met name fosfaat. Hoge concentraties aan fosfaat en stikstof komen voor door uitspoeling van deze voedingsstoffen uit de landbouwgebieden. Dit leidt tot een slecht leefmilieu voor planten en dieren. Ook de inrichting en de wijze van onderhoud van het watersysteem zorgen ervoor dat de ecologische waterkwaliteit niet voldoet. Binnen de gemeente Medemblik is de waterkwaliteit van de wateren in de polder Vier Noorder Koggen geïnventariseerd in het Provinciaal waterplan. Deze wateren zijn stilstaand tot langzaamstromend kanaalwater dat bestaat uit oppervlaktewater waarvan de herkomst wisselend is. De stroomrichting kan gedurende het jaar omkeren. In onderstaande tabel zijn de biologische en algemeen fysisch chemische toestand van de wateren weergegeven. Te zien is dat de waterkwaliteit op bepaalde punten slecht is. Het gehalte stikstof in de wateren is ontoereikend en het gehalte fosfaat is slecht. Beide stoffen vormen dus een aandachtspunt in het kader van de ontwikkelingen die de bestemmingsplannen mogelijk maken voor veehouderijen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
700102.16795.00
10
Aanvulling waterkwaliteit
Tabel 1 Waterkwaliteit polder Vier Noorder Koggen
GEP = gemiddeld ecologisch potentieel
3.2. Effecten op waterkwaliteit De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw die in de bestemmingsplannen worden geboden, kunnen resulteren in groei van de veestapel en uitbreiding van de bollenteelt. Door intensivering van de landbouw worden er meer meststoffen en bestrijdingsmiddelen verspreid. Dit kan leiden tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewater met vermestende stoffen (N en P) en bestrijdingsmiddelen via af- en uitspoeling. Omdat binnen de gemeente Medemblik de waterkwaliteit reeds een aandachtpunt is, hebben de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven die in het bestemmingsplan worden geboden dus mogelijk een negatief effect op de waterkwaliteit.
3.3. Maatregelen Om de effecten van de ontwikkelingsmogelijkheden die de bestemmingsplannen bieden op de waterkwaliteit te kunnen beperken, zijn verschillende maatregelen mogelijk. De mogelijke maatregelen zijn: Uitvoeren van de KRW-maatregelen om de huidige waterkwaliteit te verbeteren; Aanleg van natuurvriendelijke oevers om de biologische waterkwaliteit te verbeteren; Het verbeteren van de biologische waterkwaliteit door het realiseren van vispassages; Waterkwaliteitsbaggeren; Beheer en onderhoud van het boezemsysteem en overige wateren; Het verminderen van de hoeveelheid gebruikte mest op het land door afvoeren van mest; Het verminderen van de hoeveelheid mest op het land door beperkingen te stellen aan de maximale grootte van de veestapel in de meest kwetsbare gebieden; Het verminderen van de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen op het land door beperkingen te stellen aan de maximale grootte van het areaal bollenteelt in de meest kwetsbare gebieden. Door bovenstaande maatregelen kan enerzijds de verspreiding van meststoffen en bestrijdingsmiddelen worden verminderd waardoor de effecten van de landbouw op de
700102.16795.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Aanvulling waterkwaliteit
11
waterkwaliteit afneemt. Daarnaast kan door de maatregelen de bestaande waterkwaliteit worden verbeterd. Het volledig uitsluiten van negatieve effecten op de waterkwaliteit is echter alleen mogelijk als het aantal dieren en het areaal bollenteelt niet toeneemt. Een toename van het aantal dieren zorgt direct voor een toename van de hoeveelheid mest. Opslaan en afvoeren van mest is mogelijk, maar brengt door een samenhangende toename in verkeersbewegingen extra negatieve effecten mee. Daarnaast zorgt het afvoeren van de mest voor een afwenteling op andere gebieden. Een toename in het areaal bollenteelt zorgt daarnaast voor een toename van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. In principe betekent iedere vergroting van de veestapel of het areaal bollenteelt een toename van de afspoeling van mest of bestrijdingsmiddelen en daarmee een verslechtering van de waterkwaliteit. Om negatieve effecten als gevolg van de bestemmingsplannen volledig uit te sluiten, zou in de plannen vastgelegd moeten worden dat het aantal dieren en het areaal bollenteelt niet mag toenemen. Dit betekent echter een beperking ten opzichte van de vigerende planologische rechten. Overigens is het mestgebruik en de toepassing van bestrijdingsmiddelen via sectorale wet- en regelgeving wel beperkt. Een groot aantal van de maatregelen zoals eerder beschreven, wordt daarnaast niet in het bestemmingsplan geregeld, maar wordt in het kader van water(beheer)plannen opgepakt en uitgevoerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
700102.16795.00r
Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Toetsingsadvies Commissie mer
1
700102.16795.00
Bestemmingsplan buitengebied Medemblik Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 18 april 2013 / rapportnummer 2756–29
1.
Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Medemblik heeft het voornemen nieuwe bestemmingsplannen op te stellen voor zowel haar buitengebied als voor de dorpskernen, inclusief de overige bebouwingslinten. De gemeente wil ontwikkelingsruimte bieden aan haar agrarische sector enerzijds door schaalvergroting en modernisering van agrarische bedrijven en anderzijds door verbreding van de landbouw mogelijk te maken. In het gebied worden naast veehouderij ook glastuinbouw, bollenteelt en zaadveredelingsbedrijven mogelijk gemaakt. Daarnaast wil de gemeente de natuur -, cultuurhistorische – en landschappelijke waarden in het plangebied beschermen en versterken. Ter onderbouwing van de besluitvorming over de bestemmingsplannen door de gemeenteraad is een MER opgesteld. In dit advies spreekt de Commissie voor de milieueffectrapportage (hierna ‘de Commissie’)1 zich uit over de juistheid en de volledigheid van het MER. De Commissie signaleert bij de toetsing van het MER een aantal tekortkomingen. Zij acht het opheffen ervan essentieel voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over de bestemmingsplannen. De tekortkomingen betreffen: ·
De onderbouwing van de effectiviteit van de maatregelen om te voorkomen dat effecten op Natura-2000 gebieden optreden als gevolg van stikstofdepositie;
·
Inzicht in de huidige situatie qua dieraantallen in het plangebied versus de vergunde situatie;
·
De huidige chemische en ecologische waterkwaliteit in het plangebied en de effecten daarop van de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt.
De Commissie adviseert om een aanvulling op het MER op te stellen alvorens een besluit te nemen. In hoofdstuk 2 licht de Commissie haar oordeel toe.
1
De samenstelling van de werkgroep van de Commissie m.e.r., haar werkwijze en verdere projectgegevens vindt u in bijlage 1 bij dit advies of op www.commissiemer.nl .
-1-
2.
Gesignaleerde tekortkomingen In dit hoofdstuk licht de Commissie haar oordeel toe en doet zij aanbevelingen voor de op te stellen aanvulling. Deze aanbevelingen zijn opgenomen in een tekstkader. Naar het oordeel van de Commissie is het uitvoeren ervan essentieel om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluitvorming.
2.1
Maatregelen om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden te voorkomen Agrarische bouwpercelen krijgen bij recht een oppervlak van 1,0 ha, dat via een wijzigingsbevoegdheid kan worden verruimd naar 2 ha. Hiermee wordt ontwikkelruimte geboden voor agrarische bedrijven. Omschakeling naar intensieve veehouderij is niet toegestaan. Wel mag ieder agrarisch bouwblok worden benut voor grondgebonden veehouderij. Als deze ontwikkelruimte volledig wordt ingevuld met (melk)veehouderij (worst case-alternatief uit het MER), is er sprake van een aanzienlijke toename van ammoniakemissie. In de Passende beoordeling in het MER wordt geconcludeerd dat de ammoniakemissie een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden tot gevolg kan hebben. De Passende beoordeling spitst zich toe op de Natura 2000-gebieden Eilandspolder en Schoorlse Duinen. Daar is nu al sprake van een aantal kwalificerende habitats die teveel stikstofdepositie ontvangen. In het nabij gelegen Natura 2000-gebied IJsselmeer is dat voor nabijgelegen habitats en leefgebieden niet het geval. De toename van de stikstofdepositie kan in ieder geval leiden tot verdere overbelasting van de veenmosrietlanden in de Eilandspolder en de meest kritische habitats in de Schoorlse Duinen. Deze kwetsbare kwalificerende habitats blijven nog voor een lange periode overbelast. Daardoor leiden alle beschreven alternatieven2 tot aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden. Hierdoor beschrijft het MER in wezen geen uitvoerbaar alternatief. Uit de Natuurbeschermingswet 1998 volgt dat een plan alleen mag worden vastgesteld als de zekerheid bestaat dat de natuurlijke kenmerken niet worden aangetast, of de zogenaamde ADC-toets3 met succes wordt doorlopen.
2
Uit tabel 4.6 van het MER zou opgemaakt kunnen worden dat het alternatief zaadveredelingsbedrijven leidt tot een
(beperkte) vermindering van stikstofdepositie op de relevante Natura 2000 gebieden. In het MER worden echter verder geen conclusies getrokken ten aanzien van dit alternatief. Ook lijkt het bestemmingsplan het mogelijk te maken om heen en weer te schakelen tussen de bestemming Agrarisch en de bestemming Agrarisch – Veredelingsbedrijf,
waardoor er eerder sprake lijkt te zijn van een scenario.
3
Dit houdt op grond van art. 19g en 19h van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk in: -
A: zijn er Alternatieve oplossingen voor een project of handeling? Inclusief locatiealternatieven.
D: zijn er Dwingende redenen van groot openbaar belang waarom het project toch gerealiseerd moet worden?
C: welke Compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura
2000 bewaard blijft?
-2-
2.1.1 Maatregelen In de Passende beoordeling in het MER wordt gesteld dat er maatregelen denkbaar zijn om de depositie van stikstof te voorkomen. De volgende maatregelen worden genoemd: ·
Uitbreiding beperken tot de huidige bouwvlakken;
·
Uitbreiding helemaal niet toestaan, of uitsluitend onder de voorwaarde dat uitbreiding van de veestapel afhankelijk wordt gesteld van het niet toenemen van de stikstofdepositie in de Natura-2000 gebieden;
·
Saldering binnen het plangebied;
·
Beheermaatregelen in Natura 2000-habitats;
·
Overige maatregelen als aanpassingen in voer en erfbeplantingen rond de stallen.
Het MER noemt deze maatregelen, maar werkt ze niet uit en onderbouwt niet hoe met deze maatregelen, of een combinatie daarvan, gegarandeerd kan worden dat de stikstofdepositie op Eilandspolder en Schoorlse Duinen niet toeneemt. Bij iedere vorm van extra stal- of bouw(blok)ruimte is er in principe kans op toename van de ammoniakemissie en daarmee stikstofdepositie door groei van de veestapel. De gemeente heeft de Commissie, tijdens het bezoek dat zij aan het plangebied heeft gebracht, gemeld dat zij een toename van stikstofdepositie op het niveau van de bestemmingsplannen wil voorkomen, door er voor te zorgen dat de ammoniakemissie van agrarische bedrijven, ook bij uitbreiding van de veestapel, niet toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. De gemeente wil hier invulling aan geven door een gebruiksregel in de bestemmingsplannen op te nemen.4 Het MER gaat nog niet op deze gebruiksregel in en biedt geen inzicht in de concrete maatregelen waarmee invulling gegeven kan worden aan deze regel. Welke middelen kunnen bedrijven inzetten om onder deze voorwaarde de geboden ontwikkelruimte te kunnen invullen? Wordt bijvoorbeeld gedacht aan het ombouwen van bestaande stalsystemen? 5 Is dit een toepasselijke maatregel gezien de situatie in het plangebied? Zijn de meeste bedrijven nog niet overgeschakeld op emissiearme technieken? Oftewel, is deze winst in het plangebied daadwerkelijk te behalen? Indien dat het geval is, welke groei kan een bedrijf met een (voor de situatie in Medemblik) gemiddelde omvang met omschakeling naar een nieuw stalsysteem realiseren?
4
De gemeente wil in artikel 51 (Algemene gebruiksregels), onder strijdig gebruik opnemen: “het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename
plaatsvindt van de stikstofdepositie vanaf het betreffende bedrijf of de betreffende gronden op het (de) maatgevende gevoelige Natura-2000 gebied(en)”.
5
In het MER wordt gemeld dat de melkveehouderij nog niet beschikt over emissiearme technieken en daarmee nauwelijks mogelijkheden heeft om emissies te beperken. De Commissie merkt op dat inmiddels ook voor melkveehouderij emissiearme technieken voorhanden zijn.
-3-
De Commissie adviseert vanuit de specifieke situatie in Medemblik aan te tonen dat met behulp van het maatregelenpakket uit het MER of de bovengenoemde gebruiksregel in het bestemmingsplan toename van stikstofdepositie is te voorkomen, zodat kan worden uitgesloten dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden worden aangetast. Omdat de gebruiksregel nog niet is uitgewerkt in het MER adviseert de Commissie te onderbouwen met welke middelen bedrijven invulling kunnen geven aan de gebruiksregel en of deze middelen reëel uitvoerbaar zijn, gezien de specifieke situatie in Medemblik.
2.1.2 Inzicht in vergunde versus feitelijke situatie In het MER worden de CBS-meitellingsgegevens gepresenteerd van de belangrijkste veehouderijsectoren binnen de gemeente Medemblik. Dit zijn de feitelijk aanwezige dieraantallen in 2011. Het MER geeft geen inzicht in de vergunde c.q. gemelde dierplaatsen op basis van het gemeentelijke vergunningenbestand in 2011. Hierdoor ontbreekt het inzicht in hoeverre de vergunde en feitelijke situatie met elkaar overeenkomen. In de toelichting op de referentiesituatie op pagina 22 van het MER wordt terecht opgemerkt dat de feitelijke situatie de referentie vormt voor de alternatiefvergelijking in de Passende beoordeling. Omdat de gemeente in haar nieuwe bestemmingsplan een toename van stikstofdepositie op kwetsbare natuur wil voorkomen via de toepassing van bovengenoemde gebruiksregel (artikel 51.1 lid i, die uitbreiding van de veestapel niet toestaat als dit een toename van de N-depositie tot gevolg heeft), wordt hiermee impliciet verondersteld dat de vergunde situatie en feitelijke situatie overeenkomen. Als dat namelijk niet het geval is kan de ammoniakemissie, zonder bouwblokuitbreiding, nog steeds toenemen door invulling van de vergunde ruimte. De Commissie adviseert om inzicht te geven in de feitelijke versus de vergunde aantallen dierplaatsen binnen de gemeente en te onderbouwen dat de vergunde situatie een goede weergave is van de feitelijke situatie.
2.2
Waterkwaliteit Het MER gaat slechts summier in op de waterkwaliteit. Er wordt gemeld dat er KRW-lichamen voorkomen in het plangebied, en dat het Hoogheemraadschap maatregelen treft om de waterkwaliteit te garanderen. De Commissie acht het niet voldoende voor een MER om uitsluitend te verwijzen naar een andere instantie. Het MER maakt niet duidelijk of zich in de huidige situatie knelpunten voordoen als gevolg van nutriënten, zware metalen en bestrijdingsmiddelen en zo ja, waar, in welke mate en met welke oorzaken.
-4-
De ontwikkelingsmogelijkheden in het voornemen kunnen leiden tot een toename van nutrienten en bestrijdingsmiddelen in het water, door groei van de veestapel, de bollenteelt en bepaalde teelten. Daarmee kunnen eventuele knelpunten verergeren en kan het behalen van KRW-doelstellingen worden bemoeilijkt. In het MER wordt verslechtering van de waterkwaliteit uitgesloten omdat bij concrete initiatieven voldaan dient te worden aan diverse randvoorwaarden en eisen. Het MER gaat niet in op deze randvoorwaarden en eisen. Om effecten te voorkomen of te mitigeren zullen maatregelen noodzakelijk zijn. Deze maatregelen noch de effectiviteit daarvan zijn in het MER beschreven. Het MER geeft verder niet aan op welke wijze de gemeente via het bestemmingsplan kan bijdragen aan het oplossen van knelpunten, c.q. verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit. De Commissie adviseert om: ·
nader inzicht te geven over de aard, omvang en locatie van eventuele waterkwaliteitsknelpunten;
·
te beschrijven welke negatieve effecten het voornemen kan hebben op de waterkwaliteit bijvoorbeeld door groei van de veestapel, de bollenteelt of bepaalde (opgaande) teelten;
·
op hoofdlijnen aan te geven welke maatregelen nodig zijn om negatieve effecten te voorkomen.
-5-
BIJLAGE 1: Projectgegevens toetsing MER Initiatiefnemer: College van burgemeester en wethouders van Medemblik Bevoegd gezag: Gemeenteraad van Medemblik Besluit: vaststellen van diverse bestemmingsplannen voor zowel het buitengebied als voor de dorpskernen Categorie Besluit m.e.r.: plan-m.e.r. vanwege kaderstelling voor categorie C/D14; plan-m.e.r. vanwege passende beoordeling Activiteit: De gemeente wil ontwikkelingsruimte bieden aan haar agrarische sector door schaalvergroting en modernisering van agrarische bedrijven en door verbreding van de landbouw mogelijk te maken. In het gebied worden naast veehouderij ook glastuinbouw, bollenteelt en zaadveredelingsbedrijven mogelijk gemaakt. Daarnaast wil de gemeente de natuur -, cultuurhistorische – en landschappelijke waarden in het plangebied beschermen en versterken. Procedurele gegevens: kennisgeving MER in de Staatscourant van: 21 februari en 7 maart 2013 ter inzage legging MER: 8 maart 2013 t/m 18 april 2013 aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.: 7 maart 2013 toetsingsadvies uitgebracht: 18 april 2013 Samenstelling van de werkgroep: Per project stelt de Commissie een werkgroep samen bestaande uit enkele deskundigen, een voorzitter en een werkgroepsecretaris. Bij dit project bestaat de werkgroep uit: ir. S. Bokma ir. J.M. Bremmer (werkgroepsecretaris) irs. S.R.J. Jansen dr. D.K.J. Tommel (voozitter) ir. R.F. de Vries Werkwijze Commissie bij toetsing: Tijdens de toetsing gaat de Commissie na of het MER voldoende juiste informatie bevat om het milieubelang volwaardig mee te kunnen wegen in het besluit. De Commissie gaat bij het toetsen uit van de wettelijke eisen voor de inhoud van een MER, zoals aangegeven in artikel 7.7 dan wel 7.23 van de Wet milieubeheer, en van eventuele documenten over de reikwijdte en het detailniveau van het MER. Indien informatie ontbreekt, onvolledig of onjuist is, beoordeelt de Commissie of zij dit een essentiële tekortkoming vindt. Daarvan is sprake als aanvullende informatie in de ogen van de Commissie kan leiden tot andere afwegingen. In die gevallen adviseert de Commissie de ontbrekende informatie alsnog beschikbaar te stellen, vóór het besluit wordt genomen. Opmerkingen over niet-essentiële tekortkomingen in het MER worden in het toetsingsadvies opgenomen voor zover ze kunnen worden verwerkt tot
duidelijke aanbevelingen voor het bevoegde gezag. De Commissie richt zich in het advies dus op hoofdzaken die van belang zijn voor de besluitvorming en gaat niet in op onjuistheden of onvolkomenheden van ondergeschikt belang. Omdat de Commissie niet is geraadpleegd bij de voorbereiding op het MER heeft ze een locatiebezoek afgelegd om zich goed op de hoogte te stellen van de situatie.
Zie voor meer informatie over de werkwijze van de Commissie www.commissiemer.nl op de pagina Commissie m.e.r.
Betrokken documenten: De Commissie heeft de volgende documenten betrokken bij haar advies : ·
Plan-MER Medemblik, Buitengebied en Kernen I, II, III en IV, projectnummer 700102.16795.00, 29-01-2013;
·
Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Medemblik, code 114121, 29-01-2013;
·
Bestemmingsplan Dorpskernen I, II, III en IV, 01-02-2013.
De Commissie heeft geen zienswijzen of adviezen via bevoegd gezag ontvangen.
Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Bestemmingsplan buitengebied Medemblik ISBN: 978-90-421-3721-9
BIJLAGE 3
Bedrijf
PERCEEL
NR1
NR2
Ganker
7
B
Oosterstraat
59
A
NR3 POSTCO Woonplaats DE
Mts. G.W.C. Vriend & A.C.M. Vriend - Koopman Vlaar Transportbedrijf B.V. en Loonbedrijf Vlaar V.O.F. J. Hartog
Dokter de Vriesstraat
40
1654JV
Benningbroek
Biologisch landbouwbedrijf 't Keerpunt Mol Freesia
Oosterstraat
21
1654JK
Benningbroek
Ganker
4
1654JH
Benningbroek
C. Vlaar Benningbroek B.V.
Tuinstraat
26
1654JW
Benningbroek
Varkenshouderij A. Slagter
Dokter de Vriesstraat
24
1654JV
Benningbroek
V.O.F. Veehandel J. Swier
Tuinstraat
28
1654JW
Benningbroek
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
G.P. Vlaar
Oosterstraat
8
1654JJ
Benningbroek
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
59
C A
Hoofdactiviteit
Wetmilieuplicht
Mili euc ate gori e
1654JH
Benningbroek
Akkerbouw
Meldingplicht
3
1654JM
Benningbroek
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Vergunningplichting
3
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
Fokken en houden van overige dieren
Vergunningplichting
3
Akkerbouw
Meldingplicht
3
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Meldingplicht
3
Fokken en houden van overige dieren
Vergunningplichting
3
Dorpshuis De Vang
Molenstraat
42
1654KB
Benningbroek
Overige recreatie n.e.g.
Meldingplicht
2
P. Bregman
Oosterstraat
12
1654JJ
Benningbroek
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
Fokken en houden van overige dieren
C.A. de Boer Veehouderij
Oosterstraat
71
PAND IS LEEG EN STAAT TE KOOP Peuterspeelzaal Purkie
Midwouder Dorpsstraat
22
1654JN
Benningbroek
1679GB
Midwoud
Tripkouw
32
Loonbedrijf Ros & Zn.
Gouwtje
8
V.O.F. Brouwer en Kijlstra
Korteling
V.o.f. Automobielbedrijf Keijzer
Midwouder Dorpsstraat
C. Zwarthoed en Zn.
Korteling
H. Buijs Volendammer Visboer
Korteling
32A 1679GJ
Midwoud
1679GH
Midwoud
10
1679VH
44
J & A Interieurs
Tripkouw
2
Stichting Het Zwembad
Tripkouw
36
Camping Ruim Zicht
Midwouder Dorpsstraat
Melkrundveehouderij Frits Nes
Vereweg
Maatschap C. Veer, A. Veer Metselaar en D. Veer
Broerdijk
37
Meldingplicht
3
Meldingplicht
2
Overig onderwijs n.e.g.
Meldingplicht
1
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Meldingplicht
3
Midwoud
Overige winkels (1)
Meldingplicht
3
1679GC
Midwoud
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Meldingplicht
3
WC
1679VH
Midwoud
Restaurants, cafetaria's, snackbars e.d.
Meldingplicht
2
WC
1679VH
Midwoud
Restaurants, cafetaria's, snackbars e.d.
Meldingplicht
2
A
A
1679GJ
Midwoud
Vervaardiging van overige goederen
Meldingplicht
2
1679GJ
Midwoud
Overige recreatie n.e.g.
Meldingplicht
3
38
1679GC
Midwoud
19
1678HW Oostwoud
A
+35 1678HA
Oostwoud
Restaurants, cafetaria's, snackbars e.d.
Meldingplicht
2
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
M. Pronk Innovation Service B.V. J.N.M. Steltenpool
Spijkerboor
3
1678JA
Liederik
44
1678JC
Fa. Haakman
Dirk Bijvoetweg
20
1678JD
Dierenpension "De Boerdik"
Broerdijk
41
1678HA
Loon- en verhuurbedrijf Out B.V. Garage Wassenaar
Heemraad Witweg
20
Heemraad Witweg
J. Druyf
Poelweg
Vervaardiging van overige goederen
Meldingplicht
3
Oostwoud
Akkerbouw
Meldingplicht
3
Oostwoud
Akkerbouw
Meldingplicht
3
Oostwoud
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
1678HJ
Oostwoud
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Meldingplicht
3
2
1678HJ
Oostwoud
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Meldingplicht
3
1
1678JE
Oostwoud
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3 2
J.J.M. Neuvel
Dirk Bijvoetweg
27
Autobedrijf Broerdijk
Broerdijk
29
Marees & Kistemaker B.V.
Heemraad Witweg
2
A
Oostwoud
1693HM
Oostwoud
Akkerbouw
Meldingplicht
1678HA
Oostwoud
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Meldingplicht
3
1678HJ
Oostwoud
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Meldingplicht
3
Karl's Houten Vloeren
Oosteinde
42
1678HT
Oostwoud
Vervaardiging van overige goederen
Meldingplicht
2
Bollen en Bloemenkwekerij Visser Oostwoud B.V. Caravanstalling A.J. Godfriedt
Liederik
38
1678JC
Oostwoud
Akkerbouw
Meldingplicht
3
Oostwoud Dorpsstraat
36
1678HH
Oostwoud
Overige recreatie n.e.g.
Meldingplicht
2
Mts Dubbeld-Stuyt
Broerdijk
39
1678HA
Oostwoud
Akkerbouw
Meldingplicht
2
C. Veer
Oosteinde
27
1678HP
Oostwoud
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
De heer J.C. Nes
Oosteinde
42
1678HT
Oostwoud
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
Veehandel D. Baas
Veldhuis
15
1678HV
Oostwoud
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
V.O.F. Zuiderweid
Heemraad Witweg
22
1678HJ
Oostwoud
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
J. C. Mienis
Heemraad Witweg
21
1678HJ
Oostwoud
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
SV DESS
Sportlaan
11
1654KE
Sijbekarspel
Overige recreatie n.e.g.
Meldingplicht
2
A.C. de Boer
Westerstraat
83
1655LH
Sijbekarspel
Akkerbouw
Meldingplicht
2
J.F.P. Vriend
Westerstraat
120
1655LG
Sijbekarspel
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
Boris B.V.
Westerstraat
36
1655LB
Sijbekarspel
Overige winkels (1)
Meldingplicht
1
A
A
38
LAGRO B.V.
Hauwert
50
1691EH
Hauwert
Opslag
Meldingplicht
3
J. Bakker
Notweg
6
1692EM
Hauwert
Akkerbouw
Meldingplicht
3
J.J.N. Ruijter
Hauwert
76
1691EJ
Hauwert
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
Autobedrijf J. Balk vof
Hauwert
46
1691EH
Hauwert
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Meldingplicht
3
N.C. Neefjes
Hauwert
1691EG
Hauwert
Akkerbouw
Meldingplicht
2
Kwekerij S. Schouten B.V.
Vok Koomenweg
1693HA
Hauwert
Akkerbouw
Meldingplicht
3
Voetbalvereniging Hauwert '65
Heemraad Witweg
1691EC
Hauwert
Overige recreatie n.e.g.
Meldingplicht
2
R. Stapel
Hauwert
1691EL
Hauwert
Fokken en houden van overige dieren
Meldingplicht
3
6A 12 2A 126
blz 80
144101.01
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1
Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Dorpskernen I met identificatienummer NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01 van de gemeente Medemblik; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen; 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 afhaalpunt ten behoeve van e-commerce: een plaats waar via internet bestelde goederen kunnen worden afgehaald, waaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop zoals een showroom; 1.6 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; 1.7 agrarisch handelsbedrijf: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bewerken en verhandelen van landbouwproducten; 1.8 akkerbouw: het al dan niet bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen; 1.9 ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde; 1.10 archeologisch deskundige: een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie; 1.11 archeologisch monument: een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument; 1.12 archeologisch onderzoek: een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 81
1.13 archeologisch onderzoeksgebied: een gebied met een daaraan toegekende hoge archeologische verwachting vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden; 1.14 archeologisch waardevol terrein: een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden; 1.15 bar: een horecabedrijf dan wel een onderdeel van een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit verstrekt; 1.16 bar-/dancing: een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs; 1.17 bebouwing: één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken; 1.18 bed and breakfast: het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben; 1.19 bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.20 bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een woonfunctie die wordt gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.21 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; 1.22 beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden; 1.23 bestaand: a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werken, en werkzaamheden: 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 82
144101.01
b. ten aanzien van het overige gebruik: 1. bestaand ten tijde van het in werking treden van dit plan; 1.24 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.25 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.26 bijbehorend bouwwerk: een uitbreiding van een hoofdgebouw/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of overkapping; 1.27 boerderijpand: het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd; 1.28 boog- en gaaskassen: al dan niet verplaatsbare constructies, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen, met een hoogte van 3,00 meter of minder; 1.29 boogstal: een kolomloze, enkelvoudig boogvormige overspanning; 1.30 boomteeltbedrijf: een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, (tuin)planten en aanverwante gewassen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van containerteelt en glasopstanden; 1.31 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.32 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.33 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.34 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 83
1.35 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.36 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.37 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.38 chalet: een demontabel bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor bewoning en/of verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben; 1.39 cultuurgrond: grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden; 1.40 cultuurlandschappelijke waarden: waarden ontstaan door het gebruik van de gronden in de loop van de geschiedenis door de mens en die behouden dienen te worden; 1.41 dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.42 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; 1.43 dienstverlenend bedrijf/dienstverlenende instelling: een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden; 1.44 ecologische waarden: de abiotische en biotische waarden van een gebied; 1.45 eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; 1.46 erfinpassingsplan: een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 84
144101.01
1.47 erotisch getinte vermaaksfunctie: een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; 1.48 evenement: een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten (niet bedoeld weekmarkten), braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke; 1.49 extensief dagrecreatief medegebruik: een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik; 1.50 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.51 gebruiksgerichte paardenhouderij: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.52 gebruiksmogelijkheden: ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed; 1.53 geluidsbelasting: de geluidsbelasting vanwege het weg- of vliegverkeer, een industrieterrein en/of het spoorwegverkeer; 1.54 geluidsgevoelig object: gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; 1.55 geluidszoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld; 1.56 glastuinbouwbedrijf: een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 85
1.57 groepsaccommodatie: een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf met een seizoensgebonden karakter; 1.58 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven; 1.59 grootschalige detailhandel: detailhandel groter dan 1500 m² vloeroppervlak (buiten bestaande winkelcentra) en groter dan 5000 m² (binnen bestaande winkelcentra); 1.60 hogere grenswaarde: een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; 1.61 hoofdgebouw: een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; 1.62 horecabedrijf: een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 1.63 horecabedrijven categorie 1 'lichte horeca': a. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur; b. overige lichte horeca: bistro, restaurant (inclusief bezorg- en/of afhaalservice), hotel, pension of logeerhuis; 1.64 horecabedrijven categorie 2 'middelzware horeca': bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder grootschalige feesten en muziek/dansevenementen); 1.65 horecabedrijven categorie 3 'zware horeca': bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en/of die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: (bar-)dancing, discotheek, nachtclub, partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 86
144101.01
1.66 intensief kwekerijbedrijf: een agrarisch bedrijf in de vorm van het telen of kweken van dieren en gewassen, waaronder een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht; 1.67 intensief veehouderijbedrijf: een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden; 1.68 kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een camper, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 1.69 kampeerterrein: een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf; 1.70 kantine: een ruimte waarin de activiteit is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken ten dienste van de hoofdfunctie; 1.71 kantoor: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen; 1.72 kap: een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt; 1.73 kas: een gebouw, niet zijnde een tunnelkas dan wel een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 87
1.74 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten: de in Bijlage 2 genoemde beroepen en bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroepen en bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers; 1.75 kleinschalige duurzame energiewinning: winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte; 1.76 kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden; 1.77 landschappelijke waarden: de cultuurlandschappelijke en de visuele waarden van het landschap; 1.78 logiesverstrekking: het tegen vergoeding verstrekking van logies, waaronder begrepen bed and breakfast; 1.79 maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare en overheidsdienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.80 manege-activiteiten: bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen); 1.81 mansardekap: een dakvorm met gebroken, naar buiten geknikte vlakken, waarbij het onderste gedeelte van het schuine dak steiler is dan het bovenste gedeelte;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 88
144101.01
1.82 milieusituatie: ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt; 1.83 molenbeschermingszone: een aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden; 1.84 natuurlijke waarden: de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Floraen faunawet; 1.85 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf; 1.86 normaal agrarisch gebruik: het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden; 1.87 normaal natuurbeheer: het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden; 1.88 normaal onderhoud: het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren; 1.89 normaal onderhoud (in het kader van archeologie): onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 89
1.90 nutsvoorzieningen: een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten; 1.91 ondergeschikte detailhandel: detailhandel, in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend ondergeschikt aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm duidelijk herkenbaar blijft; 1.92 ondergeschikte horeca: een niet-zelfstandige horecafunctie, welke functioneel en ruimtelijk ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie/hoofdbestemming op een perceel. Dit betekent dat de openingstijden van de activiteit is aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit en de toegang van het horecagedeelte is uitsluitend te bereiken via de toegang van de hoofdfunctie, dus geen aparte ingang; 1.93 ondergeschikte tweede tak: een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf; 1.94 ondergronds: beneden peil; 1.95 ondersteunend glas: kassen waarbij het agrarisch product in ondergeschikte mate een bijdrage levert aan de teelt(en) van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf en/of bollenteeltbedrijf en waarbij de glasopstanden beperkt deel uitmaken van de bedrijfsvoering van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf en/of bollenteeltbedrijf; 1.96 overkapping: elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand; 1.97 paardrijbak: een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed of daarmee vergelijkbaar materiaal, en al dan niet voorzien van een omheining; 1.98 pension het tegen betaling bieden van logies- en ontbijtgelegenheid voor langere of kortere tijd, één en ander zonder vermaaksfunctie; 1.99 peil: a. indien op het land wordt gebouwd: 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 90
144101.01
2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; b. indien in het water wordt gebouwd: 1. de hoogte van het gemiddelde waterpeil; 1.100 perifere detailhandel: detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen; 1.101 permanente bewoning: bewoning als hoofdverblijf binnen een vaste woon- of verblijfplaats; 1.102 plattelandswoning: een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord; 1.103 productiegerichte paardenhouderij: een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt; 1.104 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding; 1.105 prostitutiebedrijf: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.106 recreatieve bewoning: het gebruik dat plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie door personen die elders hun hoofdverblijf hebben; 1.107 recreatiewoning: een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 91
1.108 risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; 1.109 schuurkas, kasschuur, bollentrekkas: gebouwen met stenen of houten wanden en een dak van lichtdoorlatend materiaal; 1.110 serrestal: een lichtdoorlatend gebouw met rechte wanden en een dakconstructie die is voorzien van kleine meervoudige boogvormige overspanningen; 1.111 sierteelt: de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken; 1.112 sociale veiligheid: ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; 1.113 stacaravan: een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dagen/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken; 1.114 standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen, verstrekken of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, wagen of tafel; 1.115 straat- en bebouwingsbeeld: ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient gestreefd te worden naar het instandhouden c.q. tot-standbrengen van een, in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar: a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; b. een goede hoogte-/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling; c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is; 1.116 supermarkt: een gebouw of een ruimte in een gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 92
144101.01
1.117 theeschenkerij / theetuin: een ondergeschikte horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen; 1.118 trekkershut: een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder sanitaire voorzieningen) en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten; 1.119 torensilo: een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden; 1.120 tuinbouw: het al dan niet bedrijfsmatig telen van groenten, tuinvruchten en tuinbouwzaden; 1.121 tunnelkas: elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten; 1.122 veldschuur: een vrij buiten een bedrijfskavel of bestemmingsvlak in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, de opslag van agrarisch materieel of agrarische producten en/of niet-agrarische opslag; 1.123 verkeersveiligheid: ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. totstand-brengen van een verkeersveilige situatie; 1.124 voorkeursgrenswaarde: de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; 1.125 voorterrein: het terrein dat is gelegen voor c.q. het verlengde van de achtergevel van de bedrijfswoning; 1.126 vuurwerkbedrijf: een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen; 1.127 warenhuis: grote broeikas; 1.128 waterkering: een grondlichaam (dijk) of constructie met als functie bescherming van lager gelegen gebied (veelal polders) tegen water van buiten dat gebied; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 93
1.129 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Bij een afzonderlijk huishouden moet het gaan om personen of een groep personen waarbij er sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling zoals een traditioneel gezin; 1.130 woongebouw: een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; 1.131 woonhuis: een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; 1.132 woonsituatie: ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy; 1.133 zelfstandige horeca: horeca als hoofdactiviteit ter onderscheiding van ondergeschikte horeca; 1.134 zorgboerderij: een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten; 1.135 zorgfunctie: een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten; 1.136 zorgwoning: een gebouw uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van personen met een zorgbehoefte. Er is sprake van een zorgwoning in tegenstelling tot een gewone woning indien de begeleiding en zorg zo intensief is dat nagenoeg geen sprake is van zelfstandige bewoning door personen met een zorgbehoefte.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 94
Artikel 2
144101.01
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.2 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.3 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 95
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 3.1
Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van houtteelt en bosbouw; b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf"; c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch niet grondgebonden bedrijf"; d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bouwperceel, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; e. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel, grootschalige detailhandel en/of supermarkten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'; f. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag'; g. een caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling'; h. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'; i. sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen"; met daaraan ondergeschikt: j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden; k. nutsvoorzieningen; l. extensief dagrecreatief medegebruik; m. kleinschalige duurzame energiewinning; n. wegen en paden; o. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen; met de daarbij behorende: p. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen; q. kassen; r. torensilo's; s. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; t. andere bouwwerken; alsmede voor: u. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 31.2;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 96
144101.01
v. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument’. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de onder 3.1 onder a t/m d genoemde bedrijvigheid worden gebouwd; b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel; c. per gebied, dat ter plaatse is voorzien van een bouwperceel, mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde (grondgebonden agrarisch) bedrijf worden gebouwd; d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduidingen "bedrijfswoning uitgesloten" of "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning", in welk geval respectievelijk geen bedrijfswoning zal worden gebouwd of het aantal bedrijfswoningen ten hoogste twee zal bedragen; e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwperceel zal ten minste 10,00 m bedragen; f. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwperceel zal ten minste 20,00 m bedragen. Bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen terugliggend ten opzichte van de bedrijfswoning worden gebouwd; g. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 97
i.
Functie van een gebouw Maximale oppervlakte per gebouw gezamenlijk Bedrijfsgebouw of over- kapping Kassen 2.000 m² Torensilo 85 m² Veldschuur bestaand Loods bestaand Bedrijfswoning+ 150 m² bijbehorende bouwwer- 75 m² ken bij de bedrijfswoning Tunnelkassen, boogkas- sen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kassen ten behoeve van de teeltondersteuning op het land*
* +
Goothoog- te Dakhelling in ° in m max. min. max.
Bouwhoogte in m
8,00
15
60
14,00
3,00 3,00 7,00 4,00
15 15 30# -
60 60 60# 60
8,00 20,00 12,00 8,00
-
-
-
3,00
max.
Tevens buiten de bouwpercelen toegestaan. tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welke geval de volgende bouwregels
gelden:
een stolp zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
#
dan wel een kap in de vorm van een mansardekap
3.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel; b. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin bedraagt ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking; c. de bouwhoogte van sleufsilo's zal ten hoogste 4,00 m bedragen; d. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd; e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen; f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal binnen het bouwperceel ten hoogste 15,00 m bedragen; g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal buiten het bouwperceel ten hoogste 5,00 m bedragen.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 98
3.3
144101.01
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 3.4
Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Mestvergisting Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie als ondergeschikte tak bij een agrarisch bedrijf worden gerealiseerd mits: a. de gronden zijn voorzien van een bouwperceel; b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; c. de gezamenlijke inhoud van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 25.000 m³ zal bedragen; d. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt; e. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen; f. er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer; g. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing; h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. i. tevens de in lid 3.6.1 genoemde afwijking wordt verleend. 3.4.2 Trekkershutten Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a in die zin dat trekkershutten mogen worden gebouwd, mits: a. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een omgevingsvergunning is verleend waarbij het gebruik van trekkershutten ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie wordt toegestaan; b. het aantal trekkershutten ten hoogste 25 bedraagt. 3.4.3 Afwijkende bouwvormen Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub h in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits: Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 99
a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast; b. de dakhellingsregeling niet van toepassing is; c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.4.4 Afwijken maatvoeringen stolpen Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub h in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp. 3.4.5 Afwijkende maatvoering bedrijfsgebouwen Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m. 3.4.6 Opslag in bouwwerken buiten bouwvlak Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits: a. de mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins direct aansluitend op het bouwvlak worden gesitueerd; b. de oppervlakte van een mest-, voerder- of sleufsilo, een plaat of een mestbassin ten hoogste 750 m² zal bedragen; c. de bouwhoogte van een mest-, voeder- of sleufsilo ten hoogste 5,00 m respectievelijk 3,00 m zal bedragen; d. de bouwhoogte van afschermende bouwwerken dan wel de randen van een mestplaat of een mestbassin ten hoogste 2,00 m zal bedragen; e. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.4.7 Paardrijbakken Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2. sub d in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits: tevens de in lid 3.6.4 bedoelde omgevingsvergunning is verleend. 3.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 100
144101.01
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan omschreven in lid 3.1; c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten; d. het gebruik van de gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen; e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; g. het splitsen van een bedrijfswoning zódanig dat er meer dan één woning in een bedrijfswoning ontstaat; h. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning; i. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers; j. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak; k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; l. het gebruik van kassen ten behoeve van caravanstalling; m. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen". 3.6
Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Mestvergisting Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5. onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien er sprake is van de volgende wijze van mestvergisting: het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en/of naar derden afgevoerd; mits: a. de gronden zijn voorzien van een bouwperceel; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 101
b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; c. de gezamenlijke inhoud van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 25.000 m³ zal bedragen; d. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt; e. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen; f. er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer; g. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing; h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.6.2 Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5. sub b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 4 opgenomen bedrijvigheid, mits: a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel; b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; c. niet meer dan 25% van de bedrijfsgebouwen wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie; d. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer; e. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is; f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt; g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.6.3 Mestopslag buiten bouwvlak Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 sub c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits; a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is; b. de opslag van de mest direct aansluitend aan het bouwvlak plaatsvindt; c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 102
144101.01
3.6.4 Paardrijbakken Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder j in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits: a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast; b. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt; c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 800 m² bedraagt; d. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport; e. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak ten hoogste 1,50 m bedraagt; f. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden; g. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt; h. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd. 3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.7.1 Vergunningplicht Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist: a. het kappen en/of rooien van houtgewas, niet zijnde houtgewas deel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt, waaronder windsingels; b. het verharden van agrarische perceels- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwperceel, met een grotere breedte dan 4,00 m; c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²; d. het aanleggen van ruiterpaden; e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik; f. het graven en/of dempen, verdiepen en/of verbreden van sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen. 3.7.2 Uitzondering Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 103
3.7.3 Toetsingscriteria De in lid 3.7.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap. 3.8
Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Vergroten bouwperceel Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits: a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,0 hectare; b. er ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een erfinrichtingsplan wordt opgesteld en uitgevoerd; c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond; d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding; e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm. 3.8.2 Wijziging situering bouwperceel Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwperceel, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits: a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van het bouwperceel/-vlak te wijzigen; b. er ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een erfinrichtingsplan wordt opgesteld en uitgevoerd; c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 104
144101.01
3.8.3 Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 1 Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunend glas ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 4.000 m², mits: a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf"; b. de bouwhoogte van de kassen ten hoogste 8,00 m zal bedragen; c. er ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een erfinrichtingsplan wordt opgesteld; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.8.4 Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 2 Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunend glas ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 200 m² per hectare landbouwgrond, mits: a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf"; b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast bij agrarische bedrijven met een minimaal grondareaal van 20 hectare landbouwgrond gelegen in de directe nabijheid van het agrarische bedrijf; c. de bouwhoogte van de kassen ten hoogste 8,00 m zal bedragen; d. er ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een erfinrichtingsplan wordt opgesteld e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.8.5 Wijziging tweede bedrijfswoning Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits: a. sprake is van een bedrijfsomvang van ten minste 100 NGE aanwezig en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf; b. ter plaatse niet al sprake is van inwoning door een tweede huishouden; c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast; d. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd; e. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; f. nog niet eerder bij het agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 105
g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde; h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.8.6 Nieuwe meerjarige opgaande teeltvormen Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen" wordt aangebracht ten behoeve het gebruik van gronden voor sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits: a. zoveel mogelijk aansluiting wordt gevonden bij bestaande opgaande elementen, zoals bosgebieden, dorpskernen, bebouwingslinten, bestaande gronden met opgaande meerjarige teeltvormen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebieden; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden indien en voorzover dat nodig mocht blijken. 3.8.7 Waterberging Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "waterberging" wordt aangebracht, mits: a. ter plaatse de gronden ten behoeve van de waterberging worden ingericht; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.8.8 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend ter plaatse van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" wordt verwijderd; c. de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" indien en voorzover dat nodig mocht blijken; d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; e. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte Noord Holland', zoals opgenomen in bijlage 6; f. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit; g. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd; h. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 106
i.
144101.01
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.9 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd; c. de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" indien en voorzover dat nodig mocht blijken; d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.8.10 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' of de bestemming 'Agrarisch - paardenhouderijbedrijf' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 respectievelijk bijlage 5 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd; c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest; e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de productie van goederen; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 107
3.8.11 Wijziging ten behoeve van vergroting glastuinbouwbedrijven Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' ten behoeve van een vergroting van een bestemmingsvlak voor een bestaande glastuinbouwbedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits: a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de vergroting van een bestemmingsvlak voor een bestaande glastuinbouwbedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2', waarbij het bestemmingsvlak een oppervlakte krijgt van ten hoogste 2,00 hectare; b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn; c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast; d. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond; e. er binnen het bestemmingsvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm. 3.8.12 Verwijderen functieaanduidingen Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits: 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 108
144101.01
Artikel 4 4.1
Agrarisch - Glastuinbouw 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen, warenhuizen en overige bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven; met daaraan ondergeschikt: b. waterberging; c. kleinschalige duurzame energiewinning; d. wegen en paden; e. water; met de daarbijbehorende: f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; g. tuinen, erven en terreinen; h. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken ten behoeve van waterbassins. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels: a. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf worden gebouwd; b. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd; c. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd; d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen; e. bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; f. de maatvoering van de gebouwen zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Functie van een Maximale oppervlakte gebouw per ge- gezamenlijk bouw Kassen, schuur- bestaande kassen en warenoppervlakte huizen Overige bedrijfs- gebouwen en overkappingen Bedrijfswoning 150 m² Bijbehorende 75 m² bouwwerken bij de bedrijfswoning
#
blz 109
Goothoogte in Dakhelling in ° m max. min. max.
Bouwhoogte in m max.
-
-
-
12,00
6,00
15
60
12,00
7,00 4,00
30# -
60# 60
12,00 8,00
dan wel een kap in de vorm van een mansardekap
4.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. waterbassins zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd,; b. de bouwhoogte van een waterbassin zal ten hoogste 3,00 m bedragen; c. de bouwhoogte van warmtebuffersilo's ten behoeve van waterbassins zal ten hoogste 14,00 m bedragen; d. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd; e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen; f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen. 4.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 4.4
Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Paardrijbakken Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits: tevens de in lid 4.6.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend. 4.4.2
Afwijkende maatvoering overige bedrijfsgebouwen
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 110
144101.01
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub f in die zin dat de goothoogte van overige bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m en de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 14,00 m. 4.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid; c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten; d. het opslaan van agrarische producten buiten het bouwvlak; e. het gebruik van gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen; f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, welke is toegestaan, mits: 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend; 3. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; h. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat; i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; j. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning; k. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers; l. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak; m. het gebruik van de gronden voor een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; n. het gebruik van kassen ten behoeve van caravanstalling. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
4.6
blz 111
Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Logiesverstrekking Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5 sub g en j in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd); c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van de bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is. 4.6.2 Paardrijbakken Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5 onder l in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits: a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast; b. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt; c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 800 m² bedraagt; d. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport; e. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak ten hoogste 1,50 m bedraagt; f. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden; g. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt; h. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd. 4.7
Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" indien en voorzover dat nodig mocht blijken;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 112
144101.01
c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte Noord Holland', zoals opgenomen in bijlage 6; e. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit; f. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd; g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde; h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 4.7.2 Vergroten bouwperceel Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van een bouwvlak, mits: a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,0 hectare; b. er ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een erfinrichtingsplan wordt opgesteld en uitgevoerd; c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond; d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding; e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm. 4.7.3 Wijziging naar agrarische bedrijven ten behoeve van bedrijfsvergroting Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van een vergroting van een bestemmingsvlak met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak voor een bestaande agrarisch bedrijf met de bestemming 'Agrarisch' mits: a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de vergroting van een bestemmingsvlak voor een bestaand agrarisch bedrijf met de bestemming 'Agrarisch', waarbij het bestemmingsvlak een oppervlakte krijgt van ten hoogste 2,00 hectare; b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn; c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 113
d. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond; e. er binnen het bestemmingsvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm. 4.7.4 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd; c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; e. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; g. de voormalige bedrijfswoning wordt voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' indien en voorzover dat nodig mocht blijken. 4.7.5 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2', uitsluitend voorzover ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' of de bestemming 'Agrarisch paardenhouderijbedrijf' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 of bijlage 5 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd; c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest; e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de productie van goederen; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 114
f.
144101.01
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7.6 Verwijderen functieaanduidingen Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits: 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 5 5.1
blz 115
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de: 1. milieucategorieën 1 en 2; 2. milieucategorieën 1, 2 en 3.1 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’; 3. milieucategorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’; met uitzondering van: 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen; 2. risicovolle inrichtingen; b. een bedrijf met sbi-code 355.0, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf'; c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen; d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’; e. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'; f. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; g. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'; h. opslag en uitstalling, met dien verstande dat opslag niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten'; i. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel, grootschalige detailhandel en/of supermarkten, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'; j. parkeervoorzieningen; k. wegen en paden; l. tuinen, erven en verhardingen; m. groenvoorzieningen; n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; alsmede voor: o. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 31.2. 5.2
Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: a. een bedrijfsgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, dan wel voor het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 116
144101.01
c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen; d. het maximum bedrijfsvloeroppervlakte van een bedrijf zal ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' ten hoogste het aangegeven m² bedragen. 5.2.2 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m; d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp' mogen uitsluitend stolpwoningen als bedrijfswoning worden gebouwd. 5.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt; c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt; d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m; e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen; f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd; i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel; j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 117
5.2.4 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen; c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd. 5.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 5.4
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 5.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak worden gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen; 2. er sprake is van een bedrijfstechnisch aantoonbare noodzaak tot uitbreiding; 3. indien het een uitbreiding betreft die zich naar de wegzijde manifesteert, het gaat om het onderbrengen van de minder hinder veroorzakende onderdelen van een bedrijf; 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; b. het bepaalde in lid 5.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; c. het bepaalde in lid 5.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is; 2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie; 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een bedrijfswoning afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 118
144101.01
d. het bepaalde in lid 5.2.4 sub c in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits: 1. tevens de in lid 5.6 sub d bedoelde omgevingsvergunning is verleend. 5.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en met uitzondering van de specifieke bedrijvigheid genoemd in 5.1; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van: 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel"; 2. productiegebonden detailhandel, welke is toegestaan, mits: de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m² bedraagt; de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend; er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied; geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca; d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning; e. het gebruik van het voorterrein ten behoeve van bedrijfs- en opslagdoeleinden; f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak. 5.6
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van: Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 119
a. het bepaalde in lid 5.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, op voorwaarde dat: 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben; 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft; b. het bepaalde in lid 5.5 sub d en g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd); 3. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van de bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is; c. het bepaalde in lid 5.5 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits: 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast; 2. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt; 3. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 800 m² bedraagt; 4. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport; 5. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak ten hoogste 1,50 m bedraagt; 6. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden; 7. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt; 8. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd. 5.7
Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Verwijderen functieaanduiding Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits: 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd. Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 120
144101.01
5.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd; c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; e. beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 6 6.1
blz 121
Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch loon- en grondverzetbedrijf, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, in de milieucategorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’; ; b. een gronddepot, ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot'; met daaraan ondergeschikt: c. kleinschalige duurzame energiewinning; d. wegen en paden; e. water; met de daarbijbehorende: f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; g. tuinen, erven en terreinen; h. andere bouwwerken. 6.2
Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels: a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch loonbedrijf worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak; d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen; e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; f. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen; g. het maximum bedrijfsvloeroppervlakte van een bedrijf zal ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' ten hoogste het aangegeven m² bedragen;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 122
144101.01
h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie gebouw
een Maximale oppervlakte Goothoogte in Dakhelling in ° m per gebouw gezamen- max. min. max. lijk Bedrijfsgebouw of zie onder g zie onder g zie onder f 15 60 overkapping Bedrijfswoning+ 150 m² 7,00 30# 60# Bijbehorende bouw- 75 m² 4,00 60 werken bij de bedrijfswoning
+
van
Bouwhoogte in m max. zie onder f 12,00 8,00
tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welke geval de volgende bouwregels
gelden:
een stolp zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
#
dan wel een kap in de vorm van een mansardekap
6.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen; c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen. 6.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 6.4
Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken maatvoeringen stolpen Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub h in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 123
6.4.2 Paardrijbakken Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits: tevens de in lid 6.6.2 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend. 6.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan in lid 6.1 genoemd; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning; g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak. 6.6
Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5 sub b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 4 opgenomen bedrijvigheid, mits: a. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel; b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 124
144101.01
c. niet meer dan 25% van de bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende omgevingsvergunning wordt gebruikt voor de uitoefening van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie; d. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer; e. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is; f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen gebouwen wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt; g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 6.6.2 Paardrijbakken Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5 sub g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits: a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast; b. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt; c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 800 m² bedraagt; d. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport; e. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak ten hoogste 1,50 m bedraagt; f. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden; g. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt; h. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd. 6.7
Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 125
c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden; d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf; e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen; f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken; g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm. 6.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; c. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte Noord Holland', zoals opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting; d. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit; e. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd; f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde; g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 6.7.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd; c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand; e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 126
f.
144101.01
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 7 7.1
blz 127
Bos
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bosbeheer en houtproductie; b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden; met daaraan ondergeschikt: c. het dagrecreatief medegebruik en het educatief medegebruik; d. het agrarisch medegrondgebruik; e. paden; f. nutsvoorzieningen; g. water; met de daarbijbehorende: h. andere bouwwerken. 7.2
Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 7.2.2 Overige andere bouwwerken Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen. 7.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend. 7.4
Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Klein kamperen Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.3 sub b in die zin dat de gronden tevens worden gebruikt als standplaats voor kampeermiddelen, mits: a. het gaat om kleinschalige vormen van kamperen (natuurkamperen) met ten hoogste 15 kampeerplaatsen;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 128
144101.01
b. er geen sprake is van plaatsing van stacaravans, chalets en/of trekkershutten en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens; c. de oppervlakte van het kampeerterrein ten hoogste 25% van de oppervlakte van het betreffende bosperceel bedraagt; d. de bosfunctie wordt behouden en in ruimtelijke en visuele zin de hoofdfunctie blijft; e. er geen verhardingen en geen permanente verlichting wordt aangelegd; f. er uitsluitend in de periode van 1 maart tot 1 oktober gekampeerd wordt; g. het betreffende perceel goed bereikbaar is; h. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de dichtstbijzijnde gevel van een naastgelegen woonhuis ten minste 50,00 m bedraagt; i. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de buitengrenzen van een bestaand kampeerterrein ten minste 500,00 m bedraagt; j. voorafgaande aan de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein wordt overlegd met de waterbeheerder; k. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; l. permanente bewoning en het gebruik als seksinrichting van kampeermiddelen niet is toegestaan; m. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.5.1 Vergunningplicht Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist: a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; b. het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden; c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik; d. het dempen, graven, verdiepen en verbreden van sloten; e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen. 7.5.2 Uitzondering Het bepaalde in 7.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en/of het normale bosbeheer betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 7.5.3 Toetsingscriteria a t/m e De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 8 8.1
blz 129
Centrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van: 1. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel, grootschalige detailhandel en/of supermarkten; 2. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven; 3. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven van categorie 1; 4. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen; 5. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroepsen bedrijfsmatige activiteiten; b. bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen; met daaraan ondergeschikt: c. wegen en straten; d. paden; e. parkeervoorzieningen; f. nutsvoorzieningen; met de daarbijbehorende: g. tuinen en erven; h. waterlopen en waterpartijen; i. groenvoorzieningen; j. andere bouwwerken. 8.2
Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen. 8.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per hoofdgebouw bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 130
144101.01
c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt; d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de woning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m; e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen; f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; h. bij vrijstaande hoofdgebouwen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd; i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel; j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd. 8.2.3 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 8.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria. 8.4
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 8.2.2 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 131
b. het bepaalde in lid 8.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is; 2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie; 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een bedrijfswoning afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld. 8.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2; b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning; c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend. 8.6
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 8.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, op voorwaarde dat: 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben; 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 132
144101.01
b. het bepaalde in lid 8.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd); 3. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is. 8.7
Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Verwijderen functieaanduiding Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 9 9.1
blz 133
Cultuur en Ontspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Cultuur en Ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. culturele en ontspannende voorzieningen in de vorm van een sauna met schoonheidssalon; b. ondergeschikte horeca; c. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; met de daarbijbehorende: d. terrassen; e. tuinen, erven en verhardingen; f. parkeervoorzieningen; g. wegen en paden; h. groenvoorzieningen; i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; j. nutsvoorzieningen; 9.2
Bouwregels
9.2.1 Algemeen Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, dan wel voor het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'. c. de voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m. 2. de afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m dan wel een kleinere afstand, welke niet minder mag bedragen dan de afstand van erkers, balkons of luifels tot de voorste perceelsgrens bij in de zelfde straat gelegen bebouwing. 3. de afstand tot het erf van buren mag niet minder bedragen dan 2 m. 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw. 5. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw. 9.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven. b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven . Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 134
144101.01
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfsgebouwen Bij een bedrijfsgebouw mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. b. de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m². c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m. d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m. 9.2.4 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m; d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd. 9.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt; c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt; d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m; e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen; f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
i. j.
blz 135
voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel; bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd.
9.2.6 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen; b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen; c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd. 9.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 9.4
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straaten bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: a. het bepaalde in lid 9.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen; 2. er sprake is van een bedrijfstechnisch aantoonbare noodzaak tot uitbreiding; 3. indien het een uitbreiding betreft die zich naar de wegzijde manifesteert, het gaat om het onderbrengen van de minder hinder veroorzakende onderdelen van een bedrijf; 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde. b. het bepaalde in lid 9.2.5 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; c. het bepaalde in lid 9.2.5 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 136
144101.01
2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie; 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een bedrijfswoning afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld; d. het bepaalde in lid 9.2.6 sub c in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits: 1. tevens de in lid 9.6 sub c bedoelde omgevingsvergunning is verleend. 9.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor zelfstandige detailhandel; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca; c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het wonen; d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak. 9.6
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 9.5 sub d en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 137
3. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van de bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is; b. het bepaalde in lid 9.5 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits: 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast; 2. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt; 3. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 800 m² bedraagt; 4. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport; 5. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak ten hoogste 1,50 m bedraagt; 6. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden; 7. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt; 8. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd. 9.7
Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Cultuur en Ontspanning', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de activiteiten ter plaatse zijn beëindigd; c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; e. beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 138
144101.01
Artikel 10 10.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. dienstverlening, waaronder cursusruimten; c. maatschappelijke voorzieningen, waaronder praktijkruimten en voorzieningen ten behoeve van de gezondheidszorg; d. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; met de daarbijbehorende: e. wegen en paden; f. speelvoorzieningen; g. nutsvoorzieningen; h. tuinen, erven en verhardingen; i. parkeervoorzieningen; j. groenvoorzieningen; k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; 10.2
Bouwregels
10.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 10.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per hoofdgebouw bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt; c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt; d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de woning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 139
e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen; f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; h. bij vrijstaande hoofdgebouwen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd; i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel; j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd. 10.2.3 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 10.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 10.4
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 10.2.2 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; b. het bepaalde in lid 10.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is; 2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie; 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een bedrijfswoning afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld. Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 140
10.5
144101.01
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend. 10.6
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: het bepaalde in lid 10.5 onder a en c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd); 3. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van de bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is. 10.7
Wijzigingsbevoegdheid
10.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Gemengd' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 141
c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; e. beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 142
144101.01
Artikel 11 11.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. bermen en beplantingen; c. speelvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' uitsluitend speelvoorzieningen zijn toegestaan; d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging; e. voorzieningen voor langzaam verkeer; f. nutsvoorzieningen; g. evenementen zoals genoemd in Bijlage 7 ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'; h. standplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel standplaats'. 11.2
Bouwregels
11.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 11.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen; b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 11.3
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits: 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd. b. de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' wordt verplaatst, verwijderd dan wel nieuw wordt aangebracht, mits: 1. wordt voldaan het gemeentelijke standplaatsenbeleid; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 12 12.1
blz 143
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven van categorie 1; b. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; c. terrassen; d. parkeervoorzieningen; e. wegen en paden; f. tuinen, erven en verhardingen; g. groenvoorzieningen; h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; alsmede voor: i. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 31.2. 12.2
Bouwregels
12.2.1 Algemeen Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen en bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. he voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m; 2. de afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m dan wel een kleinere afstand, welke niet minder mag bedragen dan de afstand van erkers, balkons of luifels tot de voorste perceelsgrens bij in de zelfde straat gelegen bebouwing; 3. de afstand tot het erf van buren mag niet minder bedragen dan 2 m; 4. d bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 5. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw; d. de dakhelling van gebouwen mag niet minder bedragen dan 15° en niet meer dan 50° dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd. 12.2.2 Gebouwen niet zijnde bedrijfswoningen Voor het bouwen van gebouwen niet zijnde bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 144
144101.01
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven. 12.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd; c. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 30 m2 per maatschappelijke voorziening; d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; e. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd. 12.2.4 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m; d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd. 12.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt; c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt; d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m; e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen; f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 145
g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd; i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel; j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd. 12.2.6 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning ten hoogste 1,00 m bedraagt; b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 12.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 12.4
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 12.2.5 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; b. het bepaalde in lid 12.2.5 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is; 2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie; 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een bedrijfswoning afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld. 12.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 146
144101.01
a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend. 12.6
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: het bepaalde in lid 12.5 onder a en c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd); 3. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van de bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is. 12.7
Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Horeca' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd; c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 147
e. beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 148
144101.01
Artikel 13 13.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke en culturele voorzieningen; b. een dierenartspraktijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenarts'; c. een kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf'; d. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’; e. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; f. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; g. parkeervoorzieningen; h. wegen en paden; i. tuinen, erven en verhardingen; j. groenvoorzieningen; k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; l. standplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel standplaats'; m. evenementen zoals genoemd in Bijlage 7 ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'; alsmede voor: n. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 31.2; o. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument’ of 'specifieke vorm van waarde - provinciaal monument’ aangegeven bebouwing. 13.2
Bouwregels
13.2.1 Algemeen Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen en bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. he voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m; 2. de afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m dan wel een kleinere afstand, welke niet minder mag bedragen dan de afstand van erkers, balkons of luifels tot de voorste perceelsgrens bij in de zelfde straat gelegen bebouwing; 3. de afstand tot het erf van buren mag niet minder bedragen dan 2 m; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 149
4. d bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 5. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw; d. de dakhelling van gebouwen mag niet minder bedragen dan 15° en niet meer dan 50° dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd. 13.2.2 Gebouwen niet zijnde bedrijfswoningen Voor het bouwen van gebouwen niet zijnde bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven. 13.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd; c. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 30 m2 per maatschappelijke voorziening; d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; e. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd. 13.2.4 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m; d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd. 13.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 150
144101.01
c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt; d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m; e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen; f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd; i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel; j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd. 13.2.6 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen; b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen; c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd. 13.2.7 Begraafplaats Ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken ten dienste van een begraafplaats toegestaan, waarbij de volgende regels van toepassing zijn: a. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²; b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m; c. de bouwhoogte andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m. 13.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
13.4
blz 151
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van a. het bepaalde in lid 13.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak worden gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen; 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde; b. het bepaalde in lid 13.2.5 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; c. het bepaalde in lid 13.2.5 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is; 2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie; 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een bedrijfswoning afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld; d. het bepaalde in lid 13.2.6 sub c in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits: 1. tevens de in lid 13.6 sub c bedoelde omgevingsvergunning is verleend. 13.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel en horeca anders dan ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen, alsmede anders dan detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats'; b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning; c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 152
144101.01
3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak. 13.6
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 13.5 sub b en d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd); 3. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is; b. het bepaalde in lid 13.5 sub e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits: 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast; 2. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt; 3. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 800 m² bedraagt; 4. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport; 5. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak ten hoogste 1,50 m bedraagt; 6. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden; 7. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt; 8. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
13.7
blz 153
Wijzigingsbevoegdheid
13.7.1 Wijziging functieaanduiding Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits: 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd. 13.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de activiteiten ter plaatse zijn beëindigd; c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; e. beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 13.7.3 Wijziging standplaatsen Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' wordt verplaatst, verwijderd dan wel nieuw wordt aangebracht, mits: a. wordt voldaan het gemeentelijke standplaatsenbeleid; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 154
144101.01
Artikel 14 14.1
Natuur
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden; b. groenvoorzieningen; c. bos; d. verharde en onverharde paden; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f. extensief recreatief medegebruik. 14.2
Bouwregels
14.2.1 Gebouwen Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 14.2.2 Andere bouwwerken Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m. 14.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de bestemming, met dien verstande dat de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 25 m². 14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 14.4.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het ontginnen, afgraven, verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem; b. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem; c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; d. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen; e. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden. f. het verwijderen van natuur- en landschapselementen; g. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen; h. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
i.
blz 155
het vellen, rooien en verwijderen van houtopstanden.
14.4.2 Uitzonderingen Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning; b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 14.4.3 Toelaatbaarheid De in lid 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 156
144101.01
Artikel 15 15.1
Recreatie
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. dagrecreatieve voorzieningen; b. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'; c. kampeerterrein van categorie 4 met toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten en huifkarren en vaste plaatsen voor tenthuisjes en voorts maximaal 25 standplaatsen voor uitsluitend de periode van 15 maart t/m 31 oktober, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein categorie 4'; d. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten; e. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'; f. speelvoorzieningen; g. parkeervoorzieningen; h. wegen en paden; i. tuinen, erven en verhardingen; j. groenvoorzieningen; k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; 15.2
Bouwregels
15.2.1 Recreatiewoningen Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende regels: a. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; b. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 60 m²; c. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 5 m; d. bij een recreatiewoning mag maximaal één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd, met dien verstande, dat: 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2 dan wel de bestaande oppervlakte indien dit meer bedraagt dan 10 m2; 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m; e. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen mag niet minder dan 5,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt. 15.2.2 Kampeerterreinen Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein categorie 4' gelden de volgende regels: a. Voor het bouwen van gebouwen voor de dienstverlening op kampeerterreinen in de categorie 4 gelden de volgende regels: 1. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 157
2. de gebouwen dienen te zijn voorzien van een zadeldak, waarvan de dakhelling niet meer dan 35°mag bedragen; 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m; tenzij bestaande gebouwen als zodanig fungeren en de oppervlakte daarvan groter is. b. Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende regels: 1. de oppervlakte per stacaravan mag niet meer bedragen dan 45 m2; 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,8 m; 3. de berging mag uitsluitend aangebouwd worden gebouwd tot een oppervlakte van maximaal 9 m2; 4. de stacaravan moet als aanhanger kunnen worden verplaatst. c. Voor het bouwen van chalets gelden de volgende regels: 1. de oppervlakte per chalet mag niet meer bedragen dan 60 m2; 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,8 m over één bouwlaag; 3. de chalet is voornamelijk gemaakt van hout of kunststof en gebouwd zonder fundering. d. Voor het bouwen van trekkershutten en tenthuisjes gelden de volgende regels: 1. de oppervlakte per trekkershut of tenthuisje mag niet meer bedragen dan 30 m2; 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m; 3. een tenthuisje is gemaakt van houten schotten en kan, net als een tent, gemakkelijk worden opgebouwd en afgebroken. e. De afstand van enig bouwwerk c.q. gebouw tot de erfgrens dient gelijk te zijn aan of groter dan de hoogte van dat bouwwerk of – bij een gebouw – van de hoogte van de gevel die naar die erfgrens is gericht, tenzij die afstand in de bestaande situatie kleiner is, in welk geval de bestaande afstand geldt; f. de minimale onderlinge afstand tussen stacaravans en chalets, inclusief de bergingen, zal ten minste 5,00 m bedragen. 15.2.3 Volkstuinen Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden de volgende regels: a. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 1%; b. de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 12 m² per volkstuin; c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 2,75 m. 15.2.4 Overige recreatieve voorzieningen Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van overige recreatieve voorzieningen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven. c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven. 15.2.5 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 158
144101.01
b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m; d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd. 15.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt; c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt; d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m; e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen; f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd; i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel; j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd. 15.2.7 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning ten hoogste 1,00 m bedraagt; b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken, zal ten hoogste 5,00 m bedragen; c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
15.3
blz 159
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 15.4
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: a. het bepaalde in 15.2.2 sub a onder 1 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen voor de dienstverlening wordt vergroot tot een oppervlakte van maximaal 10% van de terreinoppervlakte; b. het bepaalde in 15.2.2 sub e in die zin dat de afstand tot de erfgrens wordt verkleind; c. het bepaalde in lid 15.2.6 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd; d. het bepaalde in lid 15.2.6 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is; 2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie; 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een bedrijfswoning afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld; e. het bepaalde in lid 15.2.7 sub c in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits: 1. tevens de in lid 15.6 sub c bedoelde omgevingsvergunning is verleend. 15.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik en laten gebruiken van recreatiewoningen voor permanente bewoning; b. het gebruik en laten gebruiken van recreatiewoningen, chalets, stacaravans, trekkershutten, tenthuisjes en (andere) kampeermiddelen voor permanente bewoning; c. het bewonen en laten gebruiken van bedrijfswoningen door anderen dan de persoon of personen, al dan niet met gezinsleden, die als taak en functie hebben om toezicht te houden op de bijbehorende recreatieve voorziening.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 160
144101.01
d. het plaatsen van kampeermiddelen die de maten, zoals aangegeven onder 15.2.2, overschrijden; e. het gebruik en laten gebruiken van kampeerterreinen voor het plaatsen van meer dan één bijzettent op standplaatsen en voor het plaatsen van chalets op minder dan 6 m afstand van elkaar en van andere kampeermiddelen; f. het gebruik en laten gebruiken van kampeerterreinen die niet zijn voorzien van afschermende beplanting. g. het gebruik en laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning; h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; i. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak. 15.6
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: a. het bepaalde in lid 15.5 sub f voor het gebruik van een kampeerterrein zonder afschermende beplanting. b. het bepaalde in lid 15.5 sub i in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits: 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast; 2. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt; 3. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 800 m² bedraagt; 4. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport; 5. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak ten hoogste 1,50 m bedraagt; 6. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden; 7. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt; 8. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
15.7
blz 161
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits: 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 162
144101.01
Artikel 16 16.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvelden met bijbehorende voorzieningen; b. gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen, zoals clubgebouw, kantine en kleedkamers; c. gebouwen ten behoeve van dug outs en fietsenstallingen; d. zwembaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad'; e. aan de sportvoorzieningen gerelateerde ondergeschikte horeca; f. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie'; g. een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf'; h. parkeervoorzieningen; i. wegen en paden; j. tuinen, erven en verhardingen; k. groenvoorzieningen; l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; 16.2
Bouwregels
16.2.1 Gebouwen, niet zijnde dug outs en fietsenstallingen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven; d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven; e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d mogen buiten het bouwvlak kleine gebouwtjes ten behoeve van de sportdoeleinden worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de totale oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak per sportvoorziening niet meer mag bedragen dan 100 m2; 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m. 16.2.2 Dug out en fietsenstalling Voor het bouwen van dug outs en een fietsenstalling gelden de volgende regels: a. deze gebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. de oppervlakte van een fietsenstalling bedraagt ten hoogste 200 m². 16.2.3 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 163
a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. de bouwhoogte van zwembaden mag niet meer bedragen dan 1 m; c. de bouwhoogte van glijbanen en duikplanken bij zwembaden mag niet meer bedragen dan 10 m; d. de oppervlakte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2 per bestemmingsvlak; e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; f. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 16 m; g. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 16 m; h. de bouwhoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 10 m; i. de bouwhoogte van scoreborden mag niet meer bedragen dan 8 m; j. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' mag niet meer bedragen dan 40 m; k. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m. 16.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 16.4
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straaten bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: a. het bepaalde in 16.2.1 sub a en b in die zin dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd en/of het aangegeven bebouwingspercentage wordt overschreden, met dien verstande dat: 1. de maximaal toegestane oppervlakte niet meer dan 20% wordt vergroot; 2. de overschrijding van de toegestane oppervlakte noodzakelijk is voor het goed functioneren van de desbetreffende vereniging. 16.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van zelfstandige horeca.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 164
16.6
144101.01
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits: 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 17 17.1
blz 165
Sport - Manege
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van: 1. een manege; b. cultuurgrond; met daaraan ondergeschikt: c. nutsvoorzieningen; d. extensief dagrecreatief medegebruik; e. wegen en paden; f. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen; met de daarbijbehorende: g. andere bouwwerken. 17.2
Bouwregels
17.2.1 Bedrijfsgebouwen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen; c. bedrijfsgebouwen zullen achter de bedrijfswoning worden gebouwd; d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen. 17.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning ten hoogste 1,00 m bedraagt; b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 17.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 166
17.4
144101.01
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 17.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak worden gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen; 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde. 17.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van het voorterrein voor bedrijfs- en opslagdoeleinden; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 18 18.1
blz 167
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. (ontsluitings)wegen, straten en paden; b. railverkeer, ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer'; c. parkeervoorzieningen; d. speelvoorzieningen; e. nutsvoorzieningen; f. groenvoorzieningen; g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; h. standplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel standplaats'; i. evenementen zoals genoemd in Bijlage 7 ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'. 18.2
Bouwregels
18.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 18.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken, geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 20,00 m bedragen. 18.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de verkoop en opslag van lpg; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats'; c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het stallen van materieel of opslaan van materiaal; d. het gebruik van gronden voor meer rijstroken dan het bestaande aantal. 18.4
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van: het bepaalde in lid 18.3 sub d in die zin dat wordt afgeweken van het bestaande aantal rijstroken, mits hierdoor geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie optreedt.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 168
18.5
144101.01
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' wordt verplaatst, verwijderd dan wel nieuw wordt aangebracht, mits: a. wordt voldaan het gemeentelijke standplaatsenbeleid; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 19 19.1
blz 169
Verkeer - Railverkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een museumspoorlijn; b. paden; c. nutsvoorzieningen; d. bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken; e. sloten, bermen en beplanting; met daaraan ondergeschikt: f. kleinschalige duurzame energiewinning; met de daarbijbehorende: g. andere bouwwerken. 19.2
Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 19.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd; b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 170
144101.01
Artikel 20 20.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen; b. recreatieve vaarroutes; c. oevers en bermen; d. natuurvriendelijke oevers; e. groenvoorzieningen; f. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, dammen, duikers, steigers en gelijksoortige voorzieningen. 20.2
Bouwregels
20.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden zullen geen gebouwen worden gebouwd. 20.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen, gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil; b. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken, zal ten minste 1,50 m bedragen; c. de doorvaartbreedte van bruggen, en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken, zal ten minste 3,00 m bedragen; d. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 20.3
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: het bepaalde in lid 20.2.2 sub b in die zin dat de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken, wordt verkleind tot 1,00 m. 20.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen of woonarken of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 171
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.5.1 Werken en werkzaamheden Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning veranderingen aan te brengen in de oevers van de voor water aangewezen gronden door deze af te graven, op te hogen, te vergraven of anderszins te veranderen. 20.5.2 Toelaatbaarheid De omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 20.5.1 mag slechts worden verleend indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden de ecologische, cultuurhistorische en recreatieve waarden en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast. 20.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits: 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 172
144101.01
Artikel 21 21.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat wonen niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten'; b. bijbehorende bouwwerken; c. tuinen, erven en verhardingen; d. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel, grootschalige detailhandel en/of supermarkten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’; e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'; f. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'; g. een atelier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier'; h. een garage, ter plaatse van de aanduiding 'garage'; met daaraan ondergeschikt: a. wegen en straten; b. paden; c. parkeervoorzieningen; d. groenvoorzieningen; e. speelvoorzieningen; f. nutsvoorzieningen; g. waterlopen en waterpartijen; met de daarbijbehorende: h. tuinen, erven en terreinen; i. andere bouwwerken. alsmede voor: j. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 31.2; k. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument’ of 'specifieke vorm van waarde - provinciaal monument’ aangegeven bebouwing. 21.2
Bouwregels
21.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 173
d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, dan wel voor het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'; e. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen; f. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m; g. in afwijking van het gestelde onder e zal de goot- en bouwhoogte ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen; h. een hoofdgebouw zal worden afgedekt met een kap; i. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer respectievelijk minder is dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden uitgevoerd; j. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ zullen de woningen gestapeld worden gebouwd; k. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang behouden te blijven en mag er geen eerste bouwlaag worden gebouwd; l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp' mogen uitsluitend stolpwoningen als hoofdgebouw worden gebouwd. 21.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder is, dan wel de bestaande bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand de maximale afstand is; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per hoofdgebouw bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt; c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt; d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de woning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m; e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen; f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen; g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m; h. bij vrijstaande hoofdgebouwen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 174
144101.01
i.
voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel; j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd; k. bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing". 21.2.3 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen; c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd. 21.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 21.4
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 21.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak wordt gebouwd; b. het bepaalde in lid 21.2.1 sub e in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind; c. het bepaalde in lid 21.2.1 voor het mogelijk maken van de bouw van een nieuw stolpwoning in geval van herbouw van een bestaande woning of ter plaatse van een bestaande bouwmogelijkheid voor een woning, mits: 1. de woning wordt uitgevoerd in de vorm van een karakteristieke West-Friese of een Noordhollandse stolp; 2. het grondoppervlak van de stolp minimaal 12 x 12 m en maximaal 20 x 20 m bedraagt; 3. de dakhelling minimaal 45° en maximaal 52° bedraagt; 4. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt; 5. de bouwhoogte maximaal 15 m bedraagt; 6. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 8 m bedraagt; 7. de diepte van het bouwperceel minimaal 50 m bedraagt; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
d. e. f.
g.
h.
i.
blz 175
8. parkeren ruim voldoende op eigen perceel kan plaatsvinden, uitgaande van een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen voor auto's per woning. 9. er een milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn; 10. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad; het bepaalde in lid 21.2.1 sub h en i in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak; het bepaalde in lid 21.2.1 sub h en i in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°; het bepaalde in lid 21.2.2 sub b, g en h in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 2 m achter, c.q. vóór de voorgevellijn van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan of op minder dan 1 m afstand van de zijdelingse en achterste perceelsgrens worden gebouwd; het bepaalde in lid 21.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is; 2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie; 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld. het bepaalde in lid 21.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 300 m², mits: 1. het bouwperceel groter is dan 750 m²; 2. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is; 3. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie; 4. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld; het bepaalde in lid 21.2.3 sub c in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits: 1. tevens de in lid 21.6.5 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
21.5
Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning anders dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' in welk geval het aangegeven aantal woningen is toegestaan; b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 176
144101.01
c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat: 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt; 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving; 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten; 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner; 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt; d. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats voor handelsdoeleinden; e. het buiten (bedrijfs-)gebouwen stallen, parkeren, opslaan of aanwezig hebben, hoegenaamd ook, van boten, auto’s, caravans, vrachtauto’s, aanhangwagens e.d. tenzij dat redelijkerwijs aanvaardbaar kan worden geacht in het kader van wonen (vrachtwagens worden geacht niet in dat kader te passen); f. het gebruik van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als recreatief nachtverblijf anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; g. het gebruik van een woonhuis voor de huisvesting van buitenlandse werknemers; h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; j. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak. 21.5.2 Detailhandel Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is in afwijking van het bepaalde in lid 21.5.1 sub h naast de woonfunctie detailhandel toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 30 m2, met dien verstande dat de oppervlakte aan detailhandel op het perceel Hauwert 65 niet meer mag bedragen dan 50 m2. 21.6
Afwijken van de gebruiksregels
21.6.1 Gebruik woonhuis Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.5.1 sub a in die zin dat een woonhuis voor meer dan één woning of voor andere vormen van bewoning wordt gebruikt, mits het parkeren op eigen terrein kan worden gerealiseerd. 21.6.2 Splitsing stolp Met een omgevingsvergunning kan, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.5.1 sub a voor het splitsen van stolpen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', mits: Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 177
a. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 2; b. de (agrarische) functie ter plaatse is gestaakt en/of wordt omgezet naar een volwaardige woonfunctie; c. op het bouwperceel voldoende leefruimte overblijft voor twee woningen, wat inhoud dat: 1. op beide bouwpercelen, na het volledig benutten van de oppervlakte aan toegestane bijbehorende bouwwerken, het bouwperceel voor minder dan 50% bebouwd zal zijn; 2. parkeren ruim voldoende op eigen perceel kan plaatsvinden, uitgaande van een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen voor auto's per woning. d. de karakteristieken van de stolpboerderij niet verloren gaan en het aanblik van één stolp behouden blijft, één en ander te bepalen door de gemeentelijke welstandscommissie. 21.6.3 Logiesverstrekking Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.5.1 sub b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituaties (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd); c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is; 21.6.4 Theetuin Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.5.1 sub h en i in die zin dat bij een woonhuis een theetuin wordt gevestigd, mits: a. de schenkerij binnen de bestaande bebouwing wordt gevestigd; b. een klein buitenterras ten behoeve van de theetuin mag worden aangelegd; c. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theetuin maximaal 50 m² mag bedragen; d. parkeren op eigen erf plaatsvindt; e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 21.6.5 Paardrijbakken Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.5.1 onder j in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits: a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast; b. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt; c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 800 m² bedraagt; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 178
144101.01
d. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport; e. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak ten hoogste 1,50 m bedraagt; f. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden; g. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt; h. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd. 21.7
Wijzigingsbevoegdheid
21.7.1 Functieaanduidingen verwijderen Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat: a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits: 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 22 22.1
blz 179
Wonen - Wooncentrum
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Wooncentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen in de vorm van al dan niet zelfstandige huisvesting van bijzondere doelgroepen, zoals bejaarden en gehandicapten, alsmede voorzieningen die benodigd zijn voor het verlenen van sociale, sociaal-medische en/of medische verzorging en/of begeleiding alsmede voor dagbesteding van personen die tot deze doelgroep behoren; b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"; c. tuinen, erven en verhardingen; d. parkeervoorzieningen; e. wegen en paden; f. groenvoorzieningen; g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; alsmede voor: h. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument’ aangegeven bebouwing. 22.2
Bouwregels
22.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag voor maximaal 60% worden bebouwd; c. één (of meerdere) gevel(s) van het hoofdgebouw dient (dienen) in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd; d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 18; e. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven; f. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven; g. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 45°; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp' mogen uitsluitend stolpwoningen als hoofdgebouw worden gebouwd. 22.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. de bijbehorende bouwwerken zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 20 m² bedragen; c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen. 22.2.3 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 180
144101.01
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen; b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 22.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 22.4
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 22.2.1 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak worden gebouwd, mits; 1. de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen niet meer bedraagt dan 60% van het bouwvlak; 2. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. b. het bepaalde in lid 22.2.1 sub e en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw, voorzover dit (deel van het) hoofdgebouw is voorzien van een plat dak, wordt vergroot tot ten hoogste 7 m. c. het bepaalde in lid 22.2.1 sub g en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van plat dak; d. het bepaalde in lid 22.2.2 sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 500 m2. 22.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten. c. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats voor handelsdoeleinden; d. het gebruik voor prostitutie, seksinrichting of escortbedrijf; e. het buiten (bedrijfs-)gebouwen stallen, parkeren, opslaan of aanwezig hebben, hoegenaamd ook, van boten, auto’s, caravans, vrachtauto’s, aanhangwagens e.d. tenzij dat redelijkerwijs aanvaardbaar kan worden geacht in het kader van wonen (vrachtwagens worden geacht niet in dat kader te passen); f. het gebruik van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als recreatief nachtverblijf; g. het gebruik van bouwwerken voor de huisvesting van buitenlandse werknemers.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 23 23.1
blz 181
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding; met de daarbijbehorende: b. andere bouwwerken. 23.2
Bouwregels
23.2.1 Bouwwerken In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Gas'. 23.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel: de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen. 23.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de andere bouwwerken ten behoeve van het veilig en doelmatig functioneren van de leiding. 23.4
Afwijken van de bouwregels
Mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 23.2.1 en lid 23.2.2 in die zin dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits: 1. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder; 2. er geen kwetsbare objecten zijn toegelaten. 23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 23.5.1 Vergunningplicht Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verplicht: a. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 182
b. c. d. e.
144101.01
het uitvoeren van graafwerkzaamheden; het in de grond brengen van voorwerpen; het aanbrengen van beplantingen en het planten van bomen; het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
23.5.2 Uitzondering Het bepaalde in lid 23.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van kracht worden van het plan. 23.5.3 Criteria De in lid 23.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien: a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in het lid 23.1 genoemde leiding ontstaat of kan ontstaan; b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 24 24.1
blz 183
Waarde - Archeologie 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. 24.2
Bouwregels
24.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat: a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord. 24.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 24.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist: a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen; b. het rooien of vellen van houtopstanden; c. de aanleg van verhardingen; d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage; f. het in de grond brengen van voorwerpen; Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 184
144101.01
g. het verrichten van graafwerkzaamheden; h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 24.3.2 Uitzondering Het bepaalde in 24.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie. 24.3.3 Toetsingscriteria De in 24.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits: a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel; c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord. 24.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 24.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 25 25.1
blz 185
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. 25.2
Bouwregels
25.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,35 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat: a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord. 25.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 25.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist: a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 100 m²; b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 100 m²; c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 186
144101.01
d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m; e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m; f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 100 m² op een grotere diepte dan 0,35 m; g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 100 m² en dieper dan 0,35 m; h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m. 25.3.2 Uitzondering Het bepaalde in 25.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie. 25.3.3 Toetsingscriteria De in 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits: a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel; c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord. 25.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
25.4
blz 187
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 188
144101.01
Artikel 26 26.1
Waarde - Archeologie 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. 26.2
Bouwregels
26.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat: a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord. 26.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 26.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist: a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 500 m²; b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 500 m²; c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 189
d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 500 m² op een grotere diepte dan 0,40 m; g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 500 m² en dieper dan 0,40 m; h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m. 26.3.2 Uitzondering Het bepaalde in 26.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie. 26.3.3 Toetsingscriteria De in 26.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits: a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel; c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord. 26.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 190
26.4
144101.01
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 27 27.1
blz 191
Waarde - Archeologie 4
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. 27.2
Bouwregels
27.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat: a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord. 27.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 27.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist: a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 2.500 m²; b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 2.500 m²; c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 192
144101.01
d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 2.500 m² op een grotere diepte dan 0,40 m; g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m; h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m. 27.3.2 Uitzondering Het bepaalde in 27.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie. 27.3.3 Toetsingscriteria De in 28.3.3 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits: a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel; c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord. 27.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
27.4
blz 193
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 194
144101.01
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 28
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 29 29.1
blz 195
Algemene bouwregels
Bestaande afwijkende maatvoering
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels: a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden. b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. 29.2
Ondergronds bouwen
a. Op plaatsen waar hoofd- en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd. b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m. c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast en er geen bezwaren zijn uit waterhuishoudkundig oogpunt.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 196
144101.01
Artikel 30 30.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en bouwwerken op een wijze of tot doel strijdig met de bestemming; b. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie; c. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs; d. het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte; e. het gebruik van gronden en bouwwerken als standplaats voor kampeermiddelen met uitzondering van de gronden die zijn bestemd voor 'Recreatie' of de gronden waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend op basis van een afwijking op het gebruik; f. het gebruik van gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden; g. het gebruik van leegstaande gebouwen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers; h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor gasboringen, gaswinning en winning van schaliegas; i. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen; j. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen; k. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofemissie als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of andere stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden. 30.2
Uitzonderingen
Onder strijdig gebruik wordt niet gerekend: a. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofemissie als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of andere stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden, indien: 1. dit niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000-gebied(en); of 2. toename van stikstofdepositie op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000gebied(en) niet leidt tot een overschrijding van de kritische depositiewaarde van de habitats; of
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 197
3. toename van stikstofdepositie op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000gebied(en) wordt gesaldeerd door een in ieder geval gelijkwaardige afname van depositie uit andere bronnen; of 4. van het bevoegd gezag een natuurbeschermingswetvergunning is verkregen waarbinnen een toename is toegelaten, dan wel van het bevoegd gezag een schriftelijke bevestiging is ontvangen dat voor de toename geen natuurbeschermingswetvergunning is vereist. 30.3
Ondergeschikte functie
Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 198
144101.01
Artikel 31 31.1
Algemene aanduidingsregels
Geluidzone - weg
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - weg’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. 31.2
Karakteristiek
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm en karakteristieke elementen van gebouwen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende bepalingen: 31.2.1 Bouwregels Voor de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de uitwendige hoofdvorm van het betreffende bouwwerk, onder meer bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakhelling, bouwmassa en situering, zoals deze is ten tijde van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan, slechts gewijzigd mag worden mits aan de cultuurhistorische waarde en/of architectonische vormgeving niet in onevenredige mate afbreuk zal worden gedaan en het daarin tot uitdrukking komende karakter van het gebouw niet wezenlijk wordt aangetast. 31.3
Nadere eisen
a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing. 31.4
Omgevingsvergunning voor het slopen
31.4.1 Sloopwerkzaamheden Het is ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen bouwwerken gedeeltelijk te slopen. 31.4.2 Uitzonderingen Het bepaalde in 31.4.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden: a. van ondergeschikte betekenis, indien door burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld, dat daarvoor geen sloopvergunning is vereist; b. voortvloeiende uit het normale onderhoud; c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van burgemeester en wethouders. Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 199
31.4.3 Toelaatbaarheid a. Een omgevingsvergunning voor het slopen kan slechts worden verleend, indien: 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en karakteristiek elementen van de bebouwing; 2. het delen van een gebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt. b. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om de omgevingsvergunning voor het slopen te verlenen op basis van het gestelde in sub a, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd. 31.4.4 Nadere eisen en voorwaarden a. Aan een omgevingsvergunning voor het slopen kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen. b. Aan een omgevingsvergunning voor het slopen kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de afwijking te stellen kwalificaties. 31.5
Wijzigingsbevoegdheid
31.5.1 Wijziging verwijderen aanduiding karakteristiek Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een gebouw, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "karakteristiek" wordt verwijderd, mits: a. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor gebouwen in de destbestreffende bestemming van overeenkomstige toepassing zijn; c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 200
Artikel 32
144101.01
Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; c. deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat: 1. de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m; 2. de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; 3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid. e. deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen; 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen; f. deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot: 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m; 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 40 m; 3. ten behoeve van overige andere bouwwerken tot niet meer dan 10 m; g. deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat: 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw. h. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door: 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
blz 201
2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen; mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 202
144101.01
Artikel 33 33.1
Algemene wijzigingsregels
Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat: a. het beloop of profiel va wegen of aansluitingen van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; b. bouwvlakken worden verschoven, mits de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 34 34.1
blz 203
Overige regels
Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan. 34.2
Voldoende parkeergelegenheid
a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 204
144101.01
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 35 35.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 35.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Rho Adviseurs B.V.
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
144101.01
Artikel 36
blz 205
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Dorpskernen I van de gemeente Medemblik Behorend bij het besluit van ...
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
Rho Adviseurs B.V.
blz 206
Rho Adviseurs B.V.
144101.01
Bestemmingsplan Dorpskernen I Status: Voorontwerp / 10-03-15
BIJLAGE 1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
01
01
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014
016
0142
0162
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw 1. plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. < 500 m2 2. plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o.>= 500 m2 KI-stations
02
02
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN BOSBOUW
020
021, 022, 024
Bosbouwbedrijven
05
03
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1 0501.2 0502
0311 0312 032
Zeevisserijbedrijven Binnenvisserijbedrijven Vis- en schaaldierkwekerijen: 1. oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 2. visteeltbedrijven
11
06
AARDOLIE- EN AARDGASWINNING
111
061, 062 061 062 062
Aardolie- en aardgaswinning: 1. aardoliewinputten 2. aardgaswinning inclusief gasbehandeling.instrumenten: < 100.000.000 N m³/d 3. aardgaswinning inclusief gasbehandeling instrumenten: >= 100.000.000 N m³/d
15
10, 11
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101, 102
Slachterijen en overige vleesverwerking: 1. slachterijen en pluimveeslachterijen 2. vetsmelterijen 3. bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4. vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m2 5. vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m2 6. vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m2 5. loonslachterijen Visverwerkingsbedrijven: 1. drogen 2. conserveren 3. roken 4. verwerken anderszins: p.o. > 1000 m2 5. verwerken anderszins: p.o.<= 1000 m2 6. verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 Aardappelproducten fabrieken 1. vervaardiging van aardappelproducten 2. vervaardiging van snacks met p.o. < 2000 m2 Groente- en fruitconservenfabrieken: 1. jam 2. groente algemeen 3. met koolsoorten 4. met drogerijen 5. met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1. p.c. < 250.000 t/j 2. p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1. p.c. < 250.000 t/j 2. p.c. >= 250.000 t/j Margarinefabrieken: 1. p.c. < 250.000 t/j 2. p.c. >= 250.000 t/j Zuivelproductenfabrieken: 1. gedroogde producten p.c. >= 1,5 t/u 2. geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >=20 t/u 3. melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 4. melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 t/j 5. overige zuivelproductenfabrieken
101
152
1531
1532, 1533
1541
1542
1543
1551
101, 102 102
1031
1032, 1039
104101
104102
1042
1051
blz. 1
CAT
2 3.1 2
3.1
3.2 3.1 3.2 3.1
4.1 5.1 5.2
3.2 5.2 4.2 3.2 3.1 3.1 3.1 5.2 4.1 4.2 4.2 3.2 3.1 4.2 3.1 3.2 3.2 3.2 4.2 4.2 4.1 4.2 4.1 4.2 4.1 4.2 5.1 5.1 3.2 4.2 4.2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
blz. 2
CAT
1593 t/m 1595 1596 1597 1598
1102 t/m 1104 1105 1106 1107
1. consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 2. consumptie-ijsfabrieken p.o. <= 200 m2 Meelfabrieken: 1. p.c. < 500 t/u 2. p.c. >= 500 t/u Grutterswarenfabrieken Zetmeelfabrieken: 1. p.c. < 10 t/u 2. p.c. >= 10 t/u Veevoederfabrieken: 1. destructiebedrijven 2. beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek 3. drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap.<10 t/u water 4. drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder cap.>=10 t/u water 5. mengvoeder, p.c. < 100 t/u 6. mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: 1. v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2. v.c.>= 7500 kg meel/week Banket-, biscuit- en koekfabrieken Suikerfabrieken: 1. v.c. < 2.500 t/j 2. v.c. >= 2.500 t/j Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: 1. cacao- en chocoladefabrieken: p.o. >2.000 m2 2. cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 3. cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 4. Suikerwerkfabrieken met suiker branden 5. Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden p.o. > 200 m2 6. Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden p.o. <= 200 m2 Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: 1. koffiebranderijen 2. theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: 1. zonder poederdrogen 2. met poederdrogen Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: 1. p.c. < 5.000 t/j 2. p.c. >= 5.000 t/j Vervaardiging van wijn, cider, e.d. Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
16
12
VERWERKING VAN TABAK
160 17
120 13
Tabaksverwerkende industrie VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
4.1
171 172
131 132
3.2
1552
1052
1561
1061
1562
1571
1572 1581
1582 1583
1584
1585 1586
1587 1589 1589.1 1589.2
1591 1592
1062
1091
1092 1071
1072 1081
10821
1073 1083
108401 1089
110101 110102
173 174, 175 1751 176, 177
133 139 1393 139, 143
Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: 1. aantal weefgetouwen < 50 2. aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
18
14
VERVAARDIGING VAN KLEDING: BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 182 183
141
Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (exclusief van leer) Bereiden en verven van bont, vervaardiging van artikelen van bont
142, 151
3.2 2 4.2 4.1 4.1 4.1 4.2 5.2 5.2 4.2 5.2 4.1 4.2 4.1 2 3.2 3.2 5.1 5.2 5.1 3.2 2 4.2 3.2 2 3.1 5.1 3.2 4.1 4.1 4.1 4.1 4.2 4.2 4.1 4.2 2 4.2 4.2 3.2
3.2 4.2 3.1 3.1 4.1 3.1
3.1 2 3.1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
19
15
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191 192 193
151, 152 151 152
Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken
20
16
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 2010.2
16101 16102
Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven: 1. met creosootolie 2. met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 1. Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 2. Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
202 203, 204, 205 203, 204, 205 205
1621 162
21
17
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 2112
1711 1712
Vervaardiging van pulp Papier- en kartonfabrieken: 1. p.c. < 3 t/u 2. p.c. 3 - 15 t/u 3. p.c. >= 15 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: 1. p.c. < 3 t/u 2. p.c. >= 3 t/u
212 2121.2
162902
172 17212
22
58
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 2221 2222 2222.6 2223
581 1811 1812 18129 1814
2224 2225 223
1813 1814 182
Uitgeverijen (kantoren) Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproductie en zetten Overige grafische activiteiten Reproductiebedrijven opgenomen media
23
19
AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKINGSINDUSTRIE BEWERKING SPLIJT- EN KWEEKSTOFFEN
231 2320.1 2320.2
191 19201 19202
Cokesfabrieken Aardolieraffinaderijen Smeeroliën- en vettenfabrieken Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie Aardolieproductenfabrieken niet eerder genoemd.
24
20
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2411
2011
Vervaardiging van industriële gassen: 1. luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht 2. overige gassenfabrieken, niet explosief 3. overige gassenfabrieken, explosief Kleur- en verfstoffenfabrieken Anorganische chemische grondstoffenfabrieken: 1. niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 2. vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organische chemische grondstoffenfabrieken: 1. niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 2. vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Methanolfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetisch): 1. p.c. < 50.000 t/j 2. p.c. >= 50.000 t/j Kunstmeststoffenfabrieken Kunstharsenfabrieken e.d.
2412 2413
2414.1
2414.2
2415 2416
2012
20141
20149
2015 2016
blz. 3
CAT
4.2 3.1 3.1
3.2 4.1 3.1 3.2 3.2 3.1 2
4.1 3.1 4.1 4.2 3.2 3.2 4.1
1 3.2 3.2 2 1 2 2 2 1
5.3 6 3.2 4.2 4.2
5.2 5.1 5.1 4.1 4.2 5.3 4.2 5.3 4.1 4.2 4.2 5.1 5.1 5.2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993 242
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
2464 2466
205902 205903
247
2060
Landbouwchemicaliënfabrieken: 1. fabricage 2. formulering en afvullen Verf,- lak- en vernisfabrieken Farmaceutische grondstoffenfabrieken: 1. p.c. < 1.000 t/j 2. p.c. >= 1.000 t/j Farmaceutische productenfabrieken: 1. formulering en afvullen geneesmiddelen 2. verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Kruit-, vuurwerk- en springstoffenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: 1. zonder dierlijke grondstoffen 2. met dierlijke grondstoffen Fotochemische productenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische productenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
25
22
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 2512
221101 221102
Rubberbandenfabrieken Loopvlakvernieuwingsbedrijven: 1. vloeroppervlakte < 100 m² 2. vloeroppervlakte > 100 m² Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: 1. zonder fenolharsen 2. met fenolharsen 3. productie van verpakkingsmaterialen en assemblage van kunststof bouwmaterialen
243 2441
2442
2451 2452 2461 2462
2513 252
202
203 2110
2120
2041 2042 2051 2052
2219 222
26
23
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
261
231
Glasfabrieken: 1. glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 2. glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j 3. glaswol en glasvezels, p.c. < 5.000 t/j 4. glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: 1. vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 2. vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen- en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Cementfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Kalkfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Gipsfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Betonwarenfabrieken: 1. zonder persen, triltafels en bekistingstrillers 2. met persen, triltafels of bekistingstrillers, p.c. < 100 t/d 3. met persen, triltafels of bekistingstrillers, p.c. >= 100 t/d Kalkzandsteenfabrieken: 1. p.c. < 100.000 t/j 2. p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: 1. p.c. < 100 t/u 2. p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: 1. p.c. < 100 t/d 2. p.c. >= 100 t/d
2615 262, 263
231 232, 234
264
233
2651
2351
2652
2653
2661.1
2661.2
2662 2663, 2664
2665, 2666
235201
235202
23611
23612
2362 2363, 2364
2365, 2369
blz. 4
CAT 5.3 5.1 4.2 4.2 5.1 3.1 2 4.2 4.2 5.3 3.2 5.1 3.2 3.1 4.1 4.2
4.2 3.1 4.1 3.2 4.1 4.2 3.1
3.2 4.2 4.2 5.1 3.1 2 3.2 4.1 4.1 5.1 5.3 4.1 5.3 4.1 5.1 4.1 4.2 5.2 3.2 4.2 3.2 3.2 4.2 3.2 4.2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993 267
2681 2682
SBI-CODE 2008 237
2391 2399
OMSCHRIJVING Natuursteenbewerkingsbedrijven: 1. zonder breken, zeven en drogen p.o. > 2.000 m2 2. zonder breken, zeven en drogen p.o. <= 2.000 m2 3. met breken, zeven of drogen v.c. < 100.000 t/j 4. met breken, zeven of drogen v.c. >= 100.000 t/j Slijp- en polijstmiddelenfabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: 1. p.c. < 100 t/u 2. p.c. >= 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol): 1. steenwol p.c. >= 5.000 t/j 2. overige isolatiematerialen Minerale productenfabrieken n.e.g. 1. Asfaltcentrales p.c. < 100 ton/uur 2. Asfaltcentrales p.c.>= 100 ton/uur
27
24
VERVAARDIGING VAN METALEN
271
241
Ruwijzer- en staalfabrieken: 1. p.c. < 1.000 t/j 2. p.c. >= 1.000 t/j IJzerenbuizen- en stalenbuizenfabrieken: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² Non-ferro-metaalfabrieken: 1. p.c. < 1.000 t/j 2. p.c. >= 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² IJzer- en staalgieterijen, -smelterijen: 1. p.c. < 4.000 t/j 2. p.c. >= 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen, -smelterijen: 1. p.c. < 4.000 t/j 2. p.c >=4.000 t/j
272
273
274
2751, 2752
2753, 2754
245
243
244
2451, 2452
2453, 2454
28
25, 31
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES EN TRANSPORTMIDDELEN)
281
251, 331
Constructiewerkplaatsen: 1. gesloten gebouw 2. gesloten gebouw, p.o. <200 m2 3. in open lucht, p.o. < 2.000 m² 4. in open lucht, p.o. >= 2.000 m² Tank- en reservoirbouwbedrijven: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen, en dergelijke Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: 1. algemeen 2. scoperen (opspuiten van zink). 3. thermisch verzinken 4. thermisch vertinnen 5. mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten). 6. anodiseren, eloxeren 7. chemische oppervlaktebehandeling 8. emailleren 9. galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen, en dergelijke). 10. stralen 11. metaalharden 12. lakspuiten en moffelen Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m2
2821
2529, 3311
2822, 2830 284
2521, 2530, 3311 255, 331
2851
2561, 3311
2852
2562, 3311
blz. 5
CAT 3.2 3.1 4.2 5.2 3.1 4.2 5.1 4.2 4.1 3.2 4.1 4.2
5.2 6 5.1 5.3 4.2 5.2 4.2 5.2 5.1 5.3 4.2 5.1 4.2 5.1
3.2 3.1 4.1 4.2 4.2 5.1 4.1 4.1 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 4.2 3.2 3.2 3.2 3.1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993 287
SBI-CODE 2008 259, 331
OMSCHRIJVING Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² Overige metaalwarenfabrieken niet eerder genoemd Overige metaalwarenfabrieken niet eerder genoemd: inpandig p.o. <200 m2
29
27, 28, 33
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
27, 28, 33
28, 33
Machine- en apparatenfabrieken inclusief reparatie: 1. p.o. < 2.000 m² 2. p.o. >= 2.000 m² 3. met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW
30
26, 28, 33
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
Kantoormachines- en computerfabrieken inclusief reparatie
31
26, 27, 33
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRONISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
311 312 313 314 315 316 3162
271, 331 271, 273 273 272 274 293 2790
Elektromotoren- en generatorenfabrieken inclusief reparatie Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Elektrotechnische industrie niet eerder genoemd Koolelektrodenfabrieken
32
26, 33
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
321 t/m 323
261, 263, 264, 331
3210
2612
33
26, 32, 33
blz. 6
CAT 4.1 5.1 3.2 3.1
3.2 4.1 4.2
3.1
4.1 4.1 4.1 3.2 4.2 2 6
3.1 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur, en dergelijke inclusief reparatie Fabrieken voor gedrukte bedrading
3.1
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN 33
26, 32, 33
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten, e.d. incl. reparatie
34
29
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341
291
Autofabrieken en assemblagebedrijven 1. p.o. < 10.000 m² 2. p.o. >= 10.000 m² Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken
3420.1 3420.2 343
29201 29202 293
35
30
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S EN AANHANGWAGENS)
351
301, 3315
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: 1. houten schepen 2. kunststof schepen 3. metalen schepen < 25 m 4. metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW Scheepssloperijen Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: 1. algemeen 2. met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw- en -reparatiebedrijven: 1. zonder proefdraaien motoren 2. met proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie niet eerder genoemd
3511 352
353
3831 302, 317
303, 3316
354 355
309 3099
36
31
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN VERVAARDIGING VAN OVERIGE GOEDEREN NIET EERDER GENOEMD.
361
310 9524
1. meubelfabrieken 2. meubelstoffeerderijen b.o.< 200 m2
2
4.1 4.2 4.1 4.1 3.2
3.1 3.2 4.1 5.1 5.2 3.2 4.2 4.1 5.3 3.2 3.2
3.2 1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
362 363 364 365 366 366
321 322 323 324 32991 32999
Fabricage van munten, sieraden, en dergelijke Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen niet eerder genoemd
37
38
VOORBEREIDING TOT RECYCLING
371 372
383201 383202
Metaal- en autoschredders Puinbrekerijen en -malerijen: 1. v.c. < 100.000 t/j 2. v.c. >= 100.000 t/j Rubberregeneratiebedrijven Afvalscheidingsinstallaties
40
35
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN ELEKTRICITEIT, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
35
Elektriciteitsproductiebedrijven (vermogen >= 50 MWe): 1. kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 2. oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 3. gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth, in 4. kerncentrales met koeltorens 5. warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth Bio-energieinstallaties, elektrisch vermogen < 50 MWe: 1. covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 2. vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: 1. < 10 MVA 2. 10 - 100 MVA 3. 100 - 200 MVA 4. 200 - 1000 MVA 5. >= 1000 MVA Gasdistributiebedrijven: 1. gascompressorstations, vermogen < 100 MW 2. gascompressorstations, vermogen >= 100 MW 3. gas: reduceer-, compressor-, meet- en reglinstallatie categorie A 4. gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C 5. gasontvang- en -verdeelstations, categorie D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: 1. stadsverwarming 2. blokverwarming Windmolens: 1. wiekdiameter 20 m 2. wiekdiameter 30 m 3. wiekdiameter 50 m
41
36
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41
36
Waterwinning-/ bereidingsbedrijven: 1. met chloorgas 2. bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en / of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 1. < 1 MW 2. 1 - 15 MW 3. >= 15 MW
45
blz. 7
CAT 2 2 3.1 3.1 2 3.1
5.1 4.2 5.2 4.2 4.2
5.2 5.1 5.1 6 5.1
3.2 3.2 2 3.1 3.2 4.2 5.2 4.2 5.1 1 2 3.1 3.2 2 3.2 4.1 4.2
5.3 3.1 2 3.2 4.2
41, 42, 43
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43
Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2000 m2
3.2
Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2000 m2
3.1
Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2
3.1
Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2
2
50
45, 47
HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORFIETSEN, BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504
451, 452, 453
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
502 5020.4
451 45204
5020.5 503, 504 505
45205 453 473
OMSCHRIJVING (Groot)handel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie) Autoplaatwerkerijen Autobeklederijen Autospuitinrichtingen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires Benzineservicestations: 1. met LPG > 1000 m3/jr 2. met LPG< 1000 m3/jr 3. zonder LPG
51
46
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 5121
461 4621
5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7
4622 4623 4624 46217, 4631 4632, 4633 4634 4635 4636 4637 4638, 4639 464, 46733 46499
Handelsbemiddeling (kantoren) Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit >= 500 ton per uur. Groothandel in bloemen en planten Groothandel in levende dieren Groothandel in huiden, vellen en leder Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren en spijsoliën Groothandel in dranken Groothandel in tabaksproducten Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen Groothandel in overige consumentenartikelen Groothandel in vuurwerk en munitie: 1. consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2. consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3. professioneel vuurwerk, netto expliciet massa per bewaarplaats < 750 kg ( en > 25 kg theatervuurwerk) 4. professioneel vuurwerk, netto expliciet massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton. 5. munitie Groothandel in vaste brandstoffen: 1. klein, lokaal verzorgingsgebied 2. kolenterminal, opslagoppervlakte >= 2.000 m²
5151.1
5151.2
46711
517
466, 469
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen: 1. vloeistoffen o.c. < 100.000 m³ 2. vloeistoffen o.c. >= 100.000 m³ 3. tot vloeistof verdichte gassen Groothandel in minerale olieproducten (exclusief brandstoffen) Groothandel in metaalertsen: 1. opslagoppervlakte < 2.000 m² 2. opslagoppervlakte >= 2.000 m² Groothandel in metalen en -halffabrikaten Groothandel in hout en bouwmaterialen 1. Algemeen: bebouwde oppervlakte > 2000 m2 2. Algemeen: bebouwde oppervlakte <= 2000 m2 Zand en grind: 1. algemeen: bebouwde oppervlakte > 200 m2 2. algemeen: bebouwde oppervlakte < = 200 m2 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur 1. algemeen: bebouwde oppervlakte > 2000 m2 2. algemeen: bebouwde oppervlakte <= 2000 m2 Groothandel in chemische producten Groothandel in overige intermediaire goederen Autosloperijen: bebouwde oppervlakte > 1000 m2 Autosloperijen: bebouwde oppervlakte < = 1000 m2 Overige groothandel in afval en schroot: bebouwde oppervlakte > 1000 m2 Overige groothandel in afval en schroot : bebouwde oppervlakte <= 1000 m2 Groothandel in machines en apparaten: 1. machines voor de bouwnijverheid 2. overige Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.)
60
49
VERVOER OVER LAND
6021.1 6022
493
Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven en taxistandplaatsen
5151.3 5152.1
5152.2 /.3 5154
5153.4
46712
46713 46721
46722, 46723 4673
46735
4674
5155.1 5156 5157
46751 4676 4677
5157.2 /.3 5162
466
blz. 8
CAT 3.2 3.2 1 3.1 2 2 4.1 3.1 2
1 3.1 4.2 2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2 2 2 2 2 3.1 5.1 5.3 2 3.1 5.1 4.1 5.1 4.2 3.2 4.2 5.2 3.2 3.1 2 3.2 2 3.1 2 3.2 2 3.2 3.1 3.1 3.2 3.2 3.1 2
3.2 2
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993 6023 6024 6024 603
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
495
Touringcarbedrijven Goederenwegvervoersbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 Goederenwegvervoersbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
61, 62
50, 51
VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62
50, 51
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
63
52
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
6311.1
52241
791 5229
Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van zeeschepen: 1. containers 2. stukgoederen 3. ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m² 4. granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u 5. steenkool, opslagopp. >= 2.000 m² 6. olie, LPG, e.d. 7. tankercleaning Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van de binnenvaart: 1. containers 2. stukgoederen 3. ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlakte < 2.000 m² 4. ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlakte >= 2.000 m² 5. granen of meelsoorten v.c. < 500 t/u 6. granen of meelsoorten v.c. >= 500 t/u 7. steenkool, opslagoppervlakte < 2.000 m² 8. steenkool, opslagoppervlakte >= 2.000 m² 9. olie, LPG, en dergelijke 10. tankercleaning Distributiecentra, pak- en koelhuizen Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 1. Autoparkeerterreinen, parkeergarages 2. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) Overige dienstverlening ten behoeve van het vervoer (kantoren) Luchthavens Helicopterlandplaatsen Reisorganisaties Expediteurs, cargadoors (kantoren)
64
53
POST EN TELECOMMUNICATIE
641 642 642 642 642
531, 532 61
Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven Zendinstallaties: 1. LG en MG, zendervermogen < 100 kw (bij groter vermogen: onderzoek!) 2. FM en TV
71
77
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 712 713 714
7711 7712, 7739 773 772
Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
72
62
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 72
62 58, 63
Computerservice- en informatietechnologie-bureaus, en dergelijke Datacentra
74
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 812 74203 82991 82992
Overige zakelijke diensverlening: kantoren
6311.2
6312 6321 6321 6322, 6323 6323 6323 623 634
74 747 7481.3 7484.3 7484.4
494
52242
52102, 52109 52109 5221 5222 5223
Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijproducten Veilingen voor huisraad, kunst, en dergelijke
blz. 9
CAT 3.2 3.2 3.1 2
1
5.1 4.2 5.3 5.1 5.2 5.3 4.2 4.2 3.2 4.2 5.2 4.2 5.1 4.2 5.1 5.2 4.2 3.1 2 2 3.2 1 6 5.1 1 1
2 1 3.2 1
2 3.1 3.1 2
1 2
1 3.1 2 4.1 1
VNG-bestand categorale bedrijfsindeling 2009 (planologische selectie)
SBI-CODE 1993
SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING
90
37, 38, 39
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
3700
RWZI's en gierverwerkingsinrichting, met afdekking voorbezinktanks: 1. < 100.000 i.e. 2. 100.000 - 300.000 i.e. 3. >= 300.000 i.e. Rioolgemalen Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven, en dergelijke Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Vuiloverslagstations Afvalverwerkingsbedrijven: 1. mestverwerkingskorrelfabrieken 2. kabelbranderijen 3. verwerking radio-actief afval 4. pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 5. oplosmiddelterugwinning 6. afvalverbrandingsinrichtingen thermisch vermogen > 75 MW 7. verwerking fotochemisch en galvano-afval Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven: 1. niet belucht v.c. < 5.000 t/j 2. niet belucht v.c. 5.000 tot 20.000 t/j 3. belucht v.c. < 20.000 t/j 4. belucht v.c. > 20.000 t/j 5. GFT in gesloten gebouw
9002.1
381
9002.2
382
93
96
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
96011
9301.2 9301.3 9302 9304 9305
96013 96013 9602 9613, 9604 9609 9609
Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wasseretten, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten Fitnesscentra, badhuizen en saunabaden Dierenasiels en -pensions Persoonlijke dienstverlening niet eerder genoemd, exclusief bordelen, prostituees en sexclubs
Afkortingen: cat. categorie o.c. opslagcapaciteit v.c. verwerkingscapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak e.d. en dergelijke n.e.g. niet elders genoemd t ton kl klasse u uur d dag w week jr jaar = is gelijk aan < kleiner dan > groter dan
blz. 10
CAT
4.1 4.2 5.1 2 3.1 3.1 4.2 5.1 3.2 6 3.1 3.2 4.2 2 4.2 4.2 5.2 3.2 4.1 4.1
3.1 3.1 2 2 1 1 2 3.2 1
BIJLAGE 2
Bijlage 2
Lijst met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder: individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz. individuele praktijk dierenarts Kledingmakerij (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf woningstoffeerderij Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals: schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf Reparatiebedrijfjes, waaronder: schoen-/lederwarenreparatiebedrijf uurwerkreparatiebedrijf goud- en zilverwerkreparatiebedrijf reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen reparatie van muziekinstrumenten In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor: reclame ontwerp grafisch ontwerp architect (Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor: notaris advocaat accountant assurantie-/verzekeringsbemiddeling exploitatie en handel in onroerende zaken Overige dienstverlening kappersbedrijf schoonheidssalon kinderdagopvang gastouderschap Onderwijs autorijschool onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium
dan wel met voorgenoemde bedrijvigheid naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid.
BIJLAGE 3
Categorale bedrijfsindeling 2008 Buro Vijn (planologische selectie op dienstverlenende bedrijven) SBI-code 1993 61, 62
Omschrijving Vervoer over water / door de lucht (uitsluitend kantoren) 6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 633 Reisorganisaties 634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 641 Post- en koeriersdiensten 642 Telecommunicatiebedrijven 65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 70 Verhuur van en handel in onroerend goed 72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus, e.d. 731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 74, excl. 747, 7484.2, Overige zakelijke 7484.3 en 7484.4 dienstverlening (kantoren) 75, excl. 7522 en 7525 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)
===
Milieucategorie 1 1 1 1 2 1 1
1 1
2 1
1 1 1
BIJLAGE 4
Bijlage 4
Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie
Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie Activiteit
Verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen en streekeigen producten
Zorgfunctie
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid, gebruiksgerichte paardenhouderijen, manege-activiteiten en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid (uitsluitend toegestaan bij volwaardige agrarische bedrijven) het stallen van boten en caravans, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vaar- of voertuigen Appartementen
Specifieke criteria bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.6.2 Het gaat hier om producten als jam, sap, zuivel, wijn, ijs, brood e.d. gemaakt van de agrarische producten geteeld op het eigen bedrijf dan wel op bedrijven in de nabije omgeving. Het mag niet gaan om grootschalige productie. Detailhandel is in beperkte mate mogelijk. De producten moeten een relatie hebben met het landelijk gebied. De bruto verkoopvloeroppervlakte mag ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 100 m² bedragen. De activiteiten dienen binnen de bestaande gebouwen plaats te vinden. Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in die zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van de huisvesting van personen mogen appartementen worden gerealiseerd. De appartementen en de voorzieningen ten behoeve van de opvang van personen dienen binnen de bestaande gebouwen plaats te vinden. Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf. De manegeactiviteiten mogen uitsluitend in ondergeschikte mate worden toegevoegd aan een op hetzelfde bedrijf gevestigde gebruiksgerichte paardenhouderij. De bedrijvigheid dient ondergebracht te worden in de bestaande gebouwen.
De stalling en opslag mag uitsluitend ondergebracht worden in de bestaande gebouwen. De opslag mag voorts alleen plaatsvinden binnen de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf.
De exploitatie van de logies mag alleen plaatsvinden in de vorm van een ondergeschikte functie bij een volwaardig agrarisch bedrijf. De ruimtes voor recreatieappartementen moeten in het boerderijpand en/of de bedrijfswoning worden ondergebracht. De logiesverstrekking moet gekoppeld zijn aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt zijn. Er mogen maximaal 5 appartementen gerealiseerd worden. Verhuur van fietsen en ka- De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige no's, en daarmee vergelijk- recreatieproducten, mag niet buiten gebouwen plaatsvinden. bare kleinschalige recreatieproducten Niet-agrarische bedrijvigheid De bedrijvigheid wordt ondergebracht in bestaande gebouwen. Er mag geen als bedoeld in Bijlage 1 Be- opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben. drijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en/of voorwerkbedrijven Groepsaccommodatie Het moet gaan om bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing (indien het bij vestiging van een groepsaccommodatie om bouwtechnische redenen noodzakelijk is, mag een bestaande schuur eventueel worden ge-
Theetuin Boerengolf
logiesverstrekking
Kleinschalig kamperen
sloopt en op dezelfde plek herbouwd worden). Indien de groepsaccommodatie zich niet bevindt in het gebouw met daarin de (bedrijfs)woning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen. De schenkerij moet binnen de bestaande bebouwing gevestigd worden. Een buitenterras ten behoeve van de theeschenkerij mag ten hoogste 25 m² bedragen. Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwperceel ondergebracht te worden. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden., bijvoorbeeld de weidevogelgebieden Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt. De logiesruimte moet in de bedrijfswoning of de daarmee verbonden aan- of uitbouwen worden ondergebracht, waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaande entree. Er mogen maximaal 3 kamers gerealiseerd worden voor maximaal 10 personen, waarbij in de kamers geen keukenblokken mogen worden aangebracht. zie de voorwaarden in lid 7.4.1
BIJLAGE 5
Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf 7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering; met daaraan ondergeschikt: b. kleinschalige duurzame energiewinning; c. wegen en paden; d. water; met de daarbijbehorende: e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of mantelzorg; f. tuinen, erven en terreinen; g. andere bouwwerken. 7.2
Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels: a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch aanverwante bedrijf worden gebouwd; b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen; c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak; d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen; e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een Maximale Goothoogte in Dakhelling in ° gebouw oppervlakte m per gezamenli max. min. max. gebouw jk Bedrijfsgebouw of 5,00 15 60 overkapping Bedrijfswoning 150 m² 7,00 30 60 Bijbehorende 75 m² 4,00 60 bouwwerken bij de bedrijfswoning
Bouwhoogt e in m max. 10,00 8,00
7.2.2 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen; c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen. 7.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat; d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep zodanig dat de beroepsvloeroppervlakte: 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak; 2. meer bedraagt dan 50 m²; e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. 7.4
Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Productiegebonden detailhandel Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.3 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits: a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen; b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 7.4.2 Logiesverstrekking Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.3 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²; b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht; c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is; d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren; e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 7.4.3 Mantelzorg Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.3 onder e in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt voor bewoning, mits: a. de bewoning van een bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg; b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 80 m². 7.5
Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie; c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden; d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf; e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen; f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken; g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm. 7.5.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 38 van overeenkomstige toepassing zijn; b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; c. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte Noord Holland', zoals opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting; d. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit; e. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd; f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde; g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 7.5.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat d de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 38 van overeenkomstige toepassing zijn; b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd; c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
BIJLAGE 6
Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte
Behorend bij de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie artikel 16 Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord‐Holland op 31 mei 2011
1 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Voorwoord Ruimte voor Ruimte betekent winst voor zowel eigenaren van te slopen bedrijven, voor gemeente en provincie en voor burgers. Het motto is `Winst voor allen`. Onderstaand is dit tot uitdrukkling gebracht.
Ruimte voor Ruimte
‐
Winst voor Allen
Gemeenten • Kwaliteitsverbetering buitengebied zonder financiële bijdrage • Mogelijkheid om – door het inzetten van eigen bouwgrond – de verliezen op de eigen grondrekening te beperken • Behoud bedrijvigheid in de gemeente • Behoud inwoneraantal in krimpgebieden
Initiatiefnemer • Een goede prijs voor grond en oude gebouwen en opstallen • Terugverdienen sloopkosten • Tegemoetkoming in kosten bij verplaatsing naar uitbreidingslocatie
Provincie • Kwaliteitsverbetering buitengebied zonder financiële bijdrage • Een bedrijfseconomisch gezonde agrarische sector
Burgers • Een visueel aantrekkelijker buitengebied • Mogelijkheid om in het buitengebied een woning te kopen of bouwen zonder ontheffing van GS
2 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Inleiding De economische en financiële crisis heeft ervoor gezorgd dat de Rijksoverheid ingrijpende bezuinigingen heeft aangekondigd op natuur en landschap. Het risico bestaat dat om die reden de huidige (Rijks‐) middelen voor de realisatie van natuur en landschap in de nabije toekomst gedeeltelijk of geheel wegvallen. Het wordt steeds urgenter nieuwe economische dragers te vinden die bijdragen aan de kwaliteit van het landschap en dat meer ruimte geboden wordt aan particulier initiatief. De regeling Ruimte voor Ruimte sluit hier goed op aan, doordat zonder overheidsgeld de kwaliteit van het landschap verbeterd kan worden. Daarnaast blijkt particulier initiatief ondanks de kredietcrisis populair. Particulieren krijgen via deze regeling als tegenprestatie voor het tegengaan van verommeling, de kans op het bouwen van woningen in het buitengebied, op locaties waar bouwen normaal gesproken niet wordt toegestaan. De regie voor de uitvoering van de regeling ligt bij de gemeenten. De uitvoering van Ruimte voor Ruimte dient te voldoen aan de regels die zijn weergegeven in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie artikel 16. Dit artikel is hieronder weergegeven, waarna in deze uitvoeringsregeling een verdere uitgebreide uitleg van de regeling volgt. De initiatiefnemer dient de aanvraag dan ook in bij de gemeente. Hoewel de regie bij de gemeenten ligt is de provincie betrokken via haar kaderstellende rol en het leveren van expertise aan gemeenten via het provinciale Ruimte voor Ruimte – loket.
3 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Provinciaal Ruimtelijke Verordening Ruimte voor Ruimte is onderdeel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 1 . In artikel 16 zijn de hoofdlijnen benoemd voor Ruimte voor Ruimte. Artikel 16 zegt hierover het volgende: Artikel 16 De Ruimte voor Ruimte‐ regeling Lid 1 Een bestemmingsplan kan voorzien in de mogelijkheid van nieuwe woningen ter compensatie van storende bebouwing of functies buiten het bestaand bebouwd gebied als voorzien is in een Ruimte voor Ruimte‐regeling. Deze regels voorzien in ieder geval in: a. een vermindering van het bebouwde oppervlak door een netto‐afname van bebouwing. b. zekerstelling dat de herstructurering van de te saneren locatie inclusief de sloop van de hiervoor bedoelde bebouwing of functies plaats heeft. c. niet meer woningen worden toegestaan dan noodzakelijk is om de sloop van bedoelde bebouwing of functies te realiseren; de compensatie vanuit het Ruimte voor Ruimte beleid dient bij voorkeur plaats te vinden in of tegen bestaand bebouwd gebied. Lid 2 Een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op a. Ecologische Hoofdstructuur, als bedoeld in artikel 19, b. Nationale landschappen, als bedoeld in artikel 20, c. Rijksbufferzones, als bedoeld in artikel 24, d. Weidevogelleefgebieden, als bedoeld in artikel 25, en e. Recreatie om de Stad‐gebieden voor zover niet vallende onder de gebieden als bedoeld onder a t/m d en aangegeven op kaart 5 en op de digitale verbeelding ervan. voorziet in een regeling, als bedoeld in artikel 16 eerste lid. Lid 3 Gedeputeerde staten kunnen nadere regels geven ten aanzien van de eisen waaraan de regeling, als bedoeld in het eerste lid moet voldoen in de gebieden als bedoeld in het tweede lid. Deze regels betreffen in ieder geval: a. de wijze van de kostenverdeling terzake van de compensatie en welke kosten in aanmerking komen; b. de wijze van zekerheidsstelling als bedoeld in het eerste lid onder b; c. de locatie van de compenserende woningbouw; d. het gebruik van de regeling ten behoeve van verplaatsing van (agrarische) bedrijfsbebouwing en; e. door de nieuw te bouwen woning(en) mogen de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet worden beperkt. Lid 4 Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.
1
Alle artikelen uit de Provinciaal Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn online te bekijken onder de volgende link: http://www.noord-holland.nl/web/Projecten/Structuurvisie.htm
4 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Opbouw Uitvoeringsregeling Deze Uitvoeringsregeling geeft een nadere uitwerking en toelichting op dit artikel. De uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte is als volgt opgebouwd: A. Algemene bepalingen voor Ruimte voor Ruimte; B. Exploitatieopzet; C. Overige voorwaarden; D. Ruimte voor Ruimte bij bedrijfsverplaatsing; Bijlagen: 1. Toelichting Fiscaliteit bij Ruimte voor Ruimte 2. Kosten en opbrengsten in de exploitatieopzet: A. Toepassing bij bedrijfsbeëindiging B. Toepassing bij bedrijfsverplaatsing 3. Artikel 15 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie: Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van verstedelijking in het Landelijk Gebied. 4. Ruimte voor Ruimte en het Luchtvaart Indelingsbesluit (LIB) 5. Begrippenkader
5 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
A. Algemene bepalingen en toelichting Ruimte voor Ruimte 1. Doel Ruimte voor Ruimte De Provincie Noord‐Holland wil de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied verhogen. Een van de manieren waarop de provincie dit wilt bewerkstelligen is door middel van sloop van storende gebouwen en functies in het landelijk gebied, via de Ruimte voor Ruimte regeling. Want het verval van (agrarische) bebouwing veroorzaakt verrommeling (met als gevolg het teruglopen van ruimtelijke kwaliteit van het gebied). Het gaat hierbij vaak om voormalige/vrijkomende agrarische bedrijven met leegstaande stallen of schuren en kassencomplexen. Als tegenprestatie voor de sloop, biedt de Ruimte voor Ruimte regeling de mogelijkheid te bouwen in het landelijk gebied, passend in de omgeving, onder bepaalde voorwaarden. Het is zeker niet de bedoeling dat de regeling leidt tot het onnodig afbreken van bestaande bedrijfsgebouwen en openen van een deur voor extra woningbouw in het buitengebied. Er moet sprake zijn van een storende factor. Voorwaarden zijn dat: • niet meer woningen worden teruggebouwd dan noodzakelijk is om de sloop van de storende bebouwing/functies te kunnen realiseren; • het leidt tot een aantoonbare en duurzame vermindering van bebouwing in vergelijking met de te slopen bebouwing. Het gaat daarbij om een vermindering van zowel oppervlakte (in m 2), als volume (in m3); • de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd door naast de sanering van storende gebouwen en functies, de woningbouw ruimtelijk in te passen in de omgeving. • voor de nieuw te bouwen woning(en) geldt dat deze niet de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven beperkt. Aan al deze voorwaarden moet worden voldaan. 2. Reikwijdte Ruimte voor Ruimte Ruimte voor Ruimte geldt alleen voor buiten bestaand bebouwd gebied en daarbinnen waar sprake is van (agrarische) bebouwing. De regeling is met name bedoeld voor agrariërs en andere ondernemers die stoppen of zijn gestopt met hun bedrijfsvoering. Onder voorwaarden kunnen ook verplaatsers gebruik maken van de regeling. 3. Bebouwing uitgesloten van Ruimte voor Ruimte Van Ruimte voor Ruimte zijn uitgesloten monumentale, cultuur historisch waardevolle en karakteristieke bebouwing. Hiervan is sprake in geval van Rijksmonumenten, provinciale structuurdragers zoals opgenomen in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie Noord‐ Holland of MIP‐objecten (Monumenten Inventarisatie Project), dan wel bebouwing die anderszins als waardevol is geregistreerd. Ook nog niet gerealiseerde of illegale bebouwing die formeel juridisch niet bestaat komt niet in aanmerking voor Ruimte voor Ruimte.
6 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
4. Fase 1: Indienen aanvraag Het is in eerste instantie aan de initiatiefnemer om aan te tonen dat sprake is van storende bebouwing of functies en dat toepassing van ‘Ruimte voor Ruimte’ leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit wordt door de gemeente getoetst. Belangrijk is dat de initiatiefnemer hierbij aantoont dat de huidige functie op de locatie niet kan worden gecontinueerd en dat er sprake is van storende bebouwing of functie. 5. Fase 2: Afstemmen bouwlocatie, Rekenen en Tekenen Locatie compenserende woningbouw Voorafgaand aan de sloop dient met de gemeente te worden afgesproken waar de terugbouwlocatie plaatsvindt. De gemeente legt de locatie vast in de Ruimte voor Ruimte overeenkomst. Het is aan de gemeente om de locatie voor compenserende woningbouw te bepalen op basis van de ruimtelijke kwaliteit ( artikel 15 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS), welke is bijgevoegd in deze regeling in bijlage 3), tempo van uitvoering, kosten en te realiseren bouwvolume afgezet tegen de omvang van de sloop. Bij voorkeur vindt compensatie plaats in of tegen bestaand bebouwd gebied. Daarbij dient de gemeente rekening te houden met het volgende: - Compenserende woningbouw vindt bij voorkeur plaats aan de rand van bestaand bebouwd gebied, indien mogelijk in lintbebouwing. Indien dit naar de mening van de gemeente niet mogelijk of niet wenselijk is, kan compenserende woningbouw ook plaatsvinden op de saneringslocatie; - Voor de nieuw te bouwen woning(en) geldt dat deze niet de bedrijfsvoering en – binnen redelijke grenzen – de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven mag beperken. Indien niet gebouwd kan worden op de saneringslocatie, kan compenserende woningbouw niet plaatsvinden in de volgende gebieden: a. Ecologische Hoofdstructuur (EHS), (als bedoeld in artikel 19 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie); Van het bouwen in de Ecologische Hoofdstructuur kan worden afgeweken in geval per saldo sprake is van een winst voor de Ecologische Hoofdstructuur. Hiervoor gelden de voorwaarden, zoals opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, artikel 19; b. Nationale landschappen, (als bedoeld in artikel 20 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie); c. Rijksbufferzones, (als bedoeld in artikel 23 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie); d. Weidevogelleefgebieden, (als bedoeld in artikel 24 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie); e. Recreatie om de Stad‐gebieden voor zover niet vallende onder de gebieden als bedoeld onder a t/m d en aangegeven op kaart 3 in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie of op de digitale verbeelding ervan.
7 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
6. Kwaliteitseisen woningbouw Met de keuze van de aard en omvang van de nieuwe woning(en) moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de ruimtelijke kwaliteitseisen in geval van verstedelijking in het landelijk gebied (artikel 15 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, zie bijlage 3). De initiatiefnemer dient een beeldkwaliteitsplan op te stellen, die wordt ingediend bij de gemeente. De gemeente toetst op de ruimtelijke kwaliteit, aan de hand dit beeldkwaliteitsplan. In aanvulling hierop kan worden gewezen op de “Handreiking Ruimte voor Ruimte in Noord‐Holland”. Deze handreiking is opgesteld in 2009 en geeft uitwerking aan vier mogelijke gevallen van Ruimte voor Ruimte. Ook de handreiking is te vinden op de provinciale website. 2 7. Taxatie en Exploitatie Voorafgaand aan het invullen van de exploitatieopzet dient een taxatierapport te worden opgesteld. Vervolgens kunnen de uitkomsten hiervan worden ingevuld in de Ruimte voor Ruimte exploitatieopzet. Hierover wordt verderop in deze Uitvoeringsregeling nader ingegaan. 8. Fasen 3 en 4: Afsluiten overeenkomst en de uitvoering Nadat de initiatiefnemer een aanvraag heeft ingediend en deze wordt gehonoreerd, dient de gemeente naast het rekenen en tekenen, ook de volgende stappen te doorlopen: 1. Gemeente en initiatiefnemer leggen wederzijdse rechten en verplichtingen vast in een Ruimte voor Ruimte‐overeenkomst en de gemeente past het bestemmingsplan aan; 2. De gemeente geeft een sloopvergunning af; 3. De gemeente controleert of sloop daadwerkelijk heeft plaatsgevonden; 4. De gemeente geeft daarna een bouwvergunning af. De gemeente zorgt samen met de initiatiefnemer voor de keuze van een passende bestemming van de saneringslocatie. Uitgangspunt daarbij is dat, uitgezonderd van het mogelijk maken van het realiseren van compensatiebebouwing, moet worden voorkomen dat er opnieuw bebouwing plaats kan vinden op de saneringslocatie. De gemeente dient na te gaan of de herstructurering van de te saneren locatie inclusief de sloop van de hiervoor bedoelde bebouwing of functies, heeft plaatsgevonden voordat het bestemmingsplan wordt aangepast en met de bouw van compenserende woningen wordt begonnen. Het kan voorkomen dat een particuliere initiatiefnemer de kosten voor sloop en compenserende woningbouw niet voor kan schieten. In dergelijke gevallen kan de gemeente een bouwvergunning verlenen voordat volledige sloop/sanering heeft plaatsgevonden. In die gevallen neemt de gemeente in de Ruimte voor Ruimte‐overeenkomst een boeteclausule op waarin wordt afgesproken dat de initiatiefnemer een substantiële boete betaalt voor
2
te vinden onder:http://www.noord-holland.nl/web/Themas/Ruimtelijke-ordening/Ruimte-voor-ruimte.htm
8 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
iedere dag dat de sloop na een overeengekomen datum nog niet is afgerond. De gemeente draagt zorg voor strikte naleving van deze clausule. 9. Overige eisen aan uitvoering van Ruimte voor Ruimte De toepassing moet voldoen aan alle vereisten in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, waaronder de eisen die worden gesteld in het kader van ruimtelijke kwaliteit bij bouwen in het landelijk gebied (artikel 15 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, terug te vinden in bijlage 3). Bovendien dient de regeling in overeenstemming te zijn met provinciale uitgangspunten, waaronder het uitgangspunt dat het een kwalitatieve regeling betreft met als doel een duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Kwantitatieve regelingen (bijvoorbeeld een bepaald aantal m 2 sloop geeft recht op één woning) zijn daarom niet toegestaan door gemeenten. Ook mag een gemeente geen beperkingen stellen door de regeling alleen open te stellen voor bepaalde groepen initiatiefnemers. Nadere informatie: “Handreiking Ruimte voor Ruimte in Noord‐Holland”. Deze handreiking is opgesteld in 2009 en geeft uitwerking aan vier mogelijke gevallen van Ruimte voor Ruimte. Daarbij wordt ingegaan hoe met het begrip ‘storend’ kan worden omgegaan. Ook biedt de handreiking hulp bij het bepalen van de compensatielocatie en aard en omvang van het bouwprogramma. Het handboek“Ontwikkelen met Ruimtelijke Kwaliteit” geeft voorbeelden voor het ontwerpen met landschap en cultuurhistorie. Beide documenten zijn te vinden op de provinciale website. 3
3
Te vinden onder: o
http://www.noord-holland.nl/web/file?uuid=9e52ba41-ef9d-41b7-b06c-433254b9b738&owner=f22bc2f42ebd-4086-8aa8-7e9c95211aca&contentid=9757
o
http://www.noord-holland.nl/web/Thema’s/Ruimtelijke-ordening/Ruimte-voor-ruimte.htm
9 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Overzicht te doorlopen stappen:
Fase 1: Indienen aanvraag 1. Indienen aanvraag 2. Beoordeling aanvraag: is inderdaad sprake is van een storende functie of bebouwing? Fase 2: Rekenen en tekenen 3. Opstellen taxatierapport voor de waarde van de huidige bebouwing voorafgaand aan de sloop. 4. Afstemmen herbouwlocatie 5. Opstellen beeldkwaliteitsplan
6.a. Invullen exploitatieopzet (slooplocatie). Deze verschaft u meer duidelijkheid over de kosten en baten van het project. 6.b. Afronden exploitatieopzet d.m.v. invoeren gegeven over de compensatielocatie. Fase 3: Afsluiten overeenkomst 7. Passende nieuwe bestemming kiezen (de oude bestemming gaat er af). 8. vastleggen wederzijdse rechten en verplichtingen en de compensatielocatie in een Ruimte voor Ruimte‐overeenkomst. 9.. De gemeente geeft een sloopvergunning af. 10. Eventueel kunt u een makelaar inschakelen als tussenpersoon voor de
Wie? Initiatiefnemer bij de gemeente Wie? Gemeente
Wie? Initiatiefnemer Eventueel met ondersteuning vanuit de gemeenten en/of adviesbureau Wie? Initiatiefnemer met de gemeente Wie? Initiatiefnemer Eventueel met ondersteuning vanuit de gemeenten en/of adviesbureau. Wie? Initiatiefnemer Eventueel met ondersteuning vanuit de gemeenten en/of externe partij (adviesbureau). Zowel initiatiefnemer, als de gemeente zelf kan een adviesbureau inhuren. De gemaakte kosten hiervoor kunnen worden opgevoerd in de exploitatie. De gemeente kan hiervoor advies en ondersteuning voor opvragen bij de provincie Wie? De gemeente Wie? Initiatiefnemer met de gemeente Wie? De gemeente Wie? Initiatiefnemer
10 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
verkoop van de nieuw te bouwen woning(en). Fase 4: Uitvoering 11. controle of sloop daadwerkelijk Wie? Gemeente heeft plaatsgevonden. (Eventueel stellen initiatiefnemer en gemeente een boete clausule op indien gewenst wordt voorafgaand aan de sloop te bouwen, indien voorfinanciering niet mogelijk is). 12. Aanpassen bestemmingsplan + afgeven bouwvergunning
Wie? Gemeente aan de initiatiefnemer
B. Exploitatieopzet 10. Toerekening van kosten en opbrengsten Om de dekking van de sanering in de vorm van het benodigde aantal compensatie‐ woningen te kunnen beoordelen zorgen de gemeente en initiatiefnemer voor de opstelling van een exploitatieopzet. Uit de exploitatieopzet moet blijken hoeveel compensatiewoningen nodig zijn ten opzichte van de te saneren bebouwing. Niet méér woningen worden toegestaan dan noodzakelijk is, om de sloop van bedoelde bebouwing of functies te realiseren. Om het vereiste maatwerk te faciliteren heeft de Provincie Noord‐Holland op haar website een digitale applicatie voor de exploitatieopzet opgenomen 4 . In de exploitatieopzet worden alle toerekenbare kosten en opbrengsten van zowel de saneringslocatie als van de (eventuele) uitwijklocatie transparant gemaakt. Daarbij gaat het niet alleen om kosten en opbrengsten direct samenhangend met de sloop en herbouw, maar ook om allerlei bijkomende kosten zoals onderzoek, advies‐ en taxatiekosten, maar ook rentelasten. Zowel kosten van gemeenten als van initiatiefnemers kunnen worden opgevoerd. De kosten en opbrengsten worden bepaald op basis van taxaties, offertes en kengetallen. Rekenen en tekenen In de ontwerpfase moet door de initiatiefnemer gerekend en getekend worden. De initiatiefnemer moet naast het aanleveren van een beeldkwaliteitsplan, ook een exploitatieberekening opstellen en aanleveren, aan de hand waarvan duidelijkheid ontstaat over de situering en het volume (aantal, omvang) van de compenserende woningbouw en de ruimtelijke kwaliteitswinst. Duidelijk moet blijken dat sprake is van een kwantitatieve en kwalitatieve verbetering op de sanerings‐ en compensatielocatie. 4
Te vinden onder: http://www.noord-holland.nl/web/Thema’s/Ruimtelijke-ordening/Ruimte-voor-ruimte.htm
11 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
De exploitatie is de uitkomst van een proces van tekenen en rekenen: • afhankelijk van de beeldkwaliteit van een locatie wordt bepaald welk type woningbouw passend is. • berekend wordt wat daarbij de kosten van sloop, afvoer van sloopmateriaal en bestemmingsverandering zijn. • Vervolgens wordt op basis hiervan het bouwprogramma bepaald en doorgerekend. Naar het bouwprogramma De uitkomsten van dit proces van tekenen en rekenen komen nooit op nul uit. Is de uitkomst negatief dan wordt het bouwprogramma – voor zover passend binnen de randvoorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ‐ naar boven bijgesteld om tot meer opbrengsten te komen. Is de uitkomst positief dan hoeft dit niet per definitie te leiden tot een neerwaartse bijstelling van het bouwprogramma. Er mag in aanvulling bovenop de post winst en risico over de bouwkosten van compensatiewoningen sprake zijn van een beperkt positief saldo. Dit positieve saldo mag maximaal 5% van de totale kosten zijn. Is het positieve saldo hoger dan dient het bouwprogramma te worden aangepast. Opstalexploitatie Uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit is nadrukkelijk gekozen voor een opstal exploitatieopzet en niet voor een grondexploitatieopzet. De gemeente moet kunnen sturen op beeldkwaliteit en daarmee op de verschijningsvorm van het bouwprogramma. De daarbij te bepalen Vrij Op Naam prijs wordt afgezet tegen de stichtingskosten van de woning(en) om de grondprijs te kunnen bepalen. Overzicht kosten en opbrengsten In bijlage 2 van deze Uitvoeringsregeling vindt u een uiteenzetting welke kosten wel en niet opgevoerd mogen worden, zowel bij bedrijfsbeëindiging, als bij bedrijfsverplaatsing. In aanvulling hierop kan worden gewezen op de “Handreiking Ruimte voor Ruimte in Noord‐ Holland”. Deze handreiking is opgesteld in 2009 en geeft uitwerking aan vier mogelijke gevallen van Ruimte voor Ruimte. Ook de handreiking is te vinden op de provinciale website. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente en de initiatiefnemer om zich te vergewissen van de fiscale consequenties van Ruimte voor Ruimte. (Zie bijlage 1 voor extra toelichting over fiscaliteit bij het toepassen van Ruimte voor Ruimte). Onvoorziene risico’s Initiatiefnemer en gemeente zorgen logischer wijs voor een zo goed mogelijke inschatting van de risico’s en proberen die zo veel als mogelijk te beperken. Risico’s zijn – mede door de looptijd van het Ruimte voor Ruimte proces ‐ bijna nooit helemaal uit te sluiten. Daarom wordt in de exploitatieopzet ook rekening gehouden met een opslag voor winst en risico. Het kan voorkomen dat de markt zich gedurende de looptijd van Ruimte voor Ruimte bijzonder sterk naar boven of beneden ontwikkelt. Initiatiefnemer en gemeente zouden – bijvoorbeeld ten tijde van een onzekere woningmarkt – een afwijkingsmarge kunnen afspreken. Indien de marge overschreden wordt, bezien initiatiefnemer en gemeente of aanpassing van het bouwprogramma en daarmee de Ruimte voor Ruimte overeenkomst noodzakelijk is.
12 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
C. Overige voorwaarden 11. Extra voorwaarden bij toepassen Ruimte voor Ruimte rond de luchthaven Schiphol. Voor het toepassen van Ruimte voor Ruimte in gebieden die vallen onder de 35 en 20 Ke‐ zones van het Luchthavenindelingbesluit (LIB), gelden extra voorwaarden. Regels hiervoor zijn opgesteld door het Rijk en terug te vinden in bijlage 3. 12. Geen ontheffing voor compenserende woningbouw Artikel 13 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie stelt dat bestemmingsplannen niet voorzien in de ontwikkeling van nieuwe woningbouw in het landelijk gebied. Gedeputeerde Staten kunnen hiervoor echter ontheffing verlenen. In afwijking van dit algemene uitgangspunt is wat betreft Ruimte voor Ruimte sprake van de mogelijkheid tot compenserende woningbouw in het landelijk gebied zonder de noodzaak tot verlening van ontheffing door Gedeputeerde Staten. Indien sprake is van een bedrijfsverplaatsing dan moeten Gedeputeerde Staten wel ontheffing verlenen voor de nieuwe bedrijfslocatie, tenzij deze is gelegen in een gebied aangewezen als bedrijfsconcentratiegebied (voor nadere uitwerking zie paragraaf 2 in de deel B van de deze regeling). 13. Hardheidsclausule GS kunnen in uitzonderlijke gevallen van bovenstaande bepalingen af wijken.
14. Gebieden waar gemeenten verplicht worden Ruimte voor Ruimte uit te werken De provincie stelt gemeenten verplicht om Ruimte voor Ruimte uit te werken in hun bestemmingsplannen in de volgende gebieden die bestemd zijn als: EHS, Weidevogelleefgebieden, Nationale Landschappen en bufferzones. Indien gemeenten zich hier niet aan houden, kan de provincie een inpassingplan opstellen.
Waar komen provincie en gemeenten elkaar tegen in het proces? • •
•
Gemeenten kunnen om advies vragen over de uitvoering van de regeling bij de provincie. Hiervoor heeft de provincie een Ruimte voor Ruimte loket opgesteld. De provincie stelt gemeenten verplicht om Ruimte voor Ruimte uit te werken in hun bestemmingsplannen in de volgende gebieden die bestemd zijn als: EHS, Weidevogelleefgebieden, Nationale Landschappen en bufferzones. Indien gemeenten zich hier niet aan houden, kan de provincie een inpassingplan opstellen. Ook kan de provincie een zienswijze of aanwijzing indienen, wanneer de terugbouwlocatie(s) niet blijken te passen binnen gestelde randvoorwaarden en adviezen hierover niet worden overgenomen bij overleggen over bestemmingsplannen, tussen provincie en gemeenten.
13 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
D. Ruimte voor Ruimte bij bedrijfsverplaatsing De regeling Ruimte voor Ruimte is in eerste instantie opgezet voor bedrijfsbeëindiging. Echter Ruimte voor Ruimte kan onder voorwaarden ook worden toegepast bij bedrijfsverplaatsing. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd welke voorwaarden daarbij van toepassing zijn. 15. Voorwaarden voor toepassing Ruimte voor Ruimte bij bedrijfverplaatsing: Ruimte voor Ruimte kan onder voorwaarden indien het gaat om bedrijven die: 1. ruimtelijk en/of functioneel storend zijn op de huidige locatie; 2. economisch levensvatbaar zijn; 3. vanuit milieutechnisch punt op de huidige locatie niet meer kunnen groeien. Indien bedrijven aan al deze bovenstaande voorwaarden voldoen vervalt bij wijze van uitzondering de voorwaarde dat de toepassing van Ruimte voor Ruimte tot een netto vermindering van het bebouwde oppervlak in het landelijk gebied leidt, waardoor hervestiging op een nieuwe locatie en het bouwen van een of meer compensatiewoningen mogelijk wordt. 16. Voorwaarden aan de locatiekeuze voor bedrijfshervestiging Gedeputeerde Staten stellen voorwaarden aan de locatiekeuze voor landbouw bedrijven en niet‐landbouw bedrijven. In geval van verplaatsing van een: • glastuinbouwbedrijf moet er sprake zijn van een verplaatsing naar een glastuinbouwconcentratiegebied; • zaadveredelingsbedrijf moet er sprake zijn hervestiging binnen een zaadverdelingsconcentratiegebied; • niet‐landbouw bedrijf moet er sprake zijn van een verplaatsing naar een bedrijventerrein of een kantorenlocatie. Voor vestiging van niet‐landbouw bedrijven in het landelijk gebied is ontheffing nodig van Gedeputeerde Staten. 17. Verplaatsing glastuinbouwbedrijven naar glastuinbouwconcentratiegebieden Wat betreft glastuinbouwbedrijven stelt de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (artikel 26) dat indien een glastuinbouwbedrijf wordt verplaatst naar een glastuinbouwconcentratiegebied de bestaande locatie geherstructureerd wordt, dat wil zeggen sanering van het glas. In dit geval is er sprake van een verplichte toepassing van het instrument Ruimte voor Ruimte. 18. Op te voeren kosten bij bedrijfsverplaatsing Bij bedrijfverplaatsing gelden voor Ruimte voor Ruimte dezelfde regels als bij bedrijfsbeëindiging. Bedrijfverplaatsing wordt wat betreft Ruimte voor Ruimte in grote lijnen hetzelfde behandeld als een bedrijfsbeëindiging. Dit betekent dat in de exploitatie onder andere: • de kosten van waardeverandering van de grond van de slooplocatie; • de waarde van gebouwen en opstallen op de slooplocatie; • de kosten van sloop en afvoer van de oude bedrijfslocatie;
14 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
•
kunnen worden meegenomen bij het bepalen van aard en omvang van de compensatiewoning(en).
De volgend kosten kunnen niet worden opgevoerd: • De kosten van de aankoop en inrichting van de nieuwe bedrijfslocatie. Dit geldt ook voor de rentelasten samenhangend met de investeringen voor de nieuwe bedrijfslocatie; • De fiscale kosten. In aanvulling op de waarde van grond en gebouwen en de kosten van sloop mogen wat betreft landbouwbedrijven verhuiskosten of kosten samenhangend met modernisering en productievergroting worden opgenomen in de exploitatie. Om de verplaatsing en daarmee de sanering van de bestaande locatie beter mogelijk te maken staat Europa op basis van verordening 1857/2006 het vergoeden van verplaatsingskosten van kleine en middelgrote landbouwbedrijven 5 toe indien sprake is van een algemeen belang. De toegestane steunintensiteit is afhankelijk van de maatregel. De EU laat het aan de lidstaten hoe algemeen belang wordt gedefinieerd. Dit gaat in ieder geval om de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur. Daarnaast is er een divers beeld: Recreatie om de Stad, waterberging, landinrichting, landbouwstructuurverbetering, vermindering aantasting milieu en verbetering ruimtelijke kwaliteit. De EU staat de opname in de exploitatie van de volgende vergoedingen toe: A. Het demonteren, verhuizen en opbouwen van bestaande installaties en faciliteiten (steunintensiteit 100%); B. Of de waardestijging van modernere installaties of faciliteiten op de nieuwe locatie (steunintensiteit maximaal 40%); C. Of uitgaven gepaard gaande met productieverhoging op de nieuwe locatie (steunintensiteit maximaal 40%). De maximale omvang van B en C is € 500.000. In de exploitatieopzet (zie bijlage 2 en de digitale versie op de provinciale website 6 ) is de mogelijkheid opgenomen om deze kosten op te voeren. Belangrijke eis bij het verlenen van vergoedingen of het toestaan van opname van kosten in de exploitatieopzet Ruimte voor Ruimte is dat geen sprake mag zijn van cumulatie. De ondernemer kiest voor één van de mogelijkheden (A, B of C) en mag deze niet stapelen. Wat betreft niet‐landbouwbedrijven gelden geen Europese vrijstellingen voor het opvoeren van kosten van bedrijfsverplaatsing. Op basis van de De‐minimis (Verordening (EU) 1998/2006 7 ) is er toch een mogelijkheid tot beperkte staatssteunmaatregelen. Deze vrijstelling kan ook worden benut voor bedrijfsverplaatsing van niet landbouwbedrijven. Het plafond hiervoor is € 200.000 per onderneming. Dit is te zien als maximum gedurende drie fiscale jaren.
5
Bedrijven tot 250 werknemers, 50 miljoen euro jaaromzet of minder dan 43 miljoen euro jaarlijkse balanstotaal.
6
te vinden onder www. Noord-Holland.nl/ Thema/Ruimtelijke Ordening/Ruimte voor Ruimte. Pb EU L379/10 van de commissie van 15 december 2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op De-minimissteun.
7
15 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
19. Compenserende woningbouw voorafgaand aan sloop Normaal gesproken dient storende bebouwing gesloopt te worden vóórdat compenserende woningbouw plaatsvindt. Bij bedrijfsverplaatsing kan het voorkomen dat eerst een nieuw bedrijfspand en/of compensatiewoning(en) moeten worden gebouwd voordat de ondernemer in kwestie kan verhuizen en zijn oude pand kan slopen. In dergelijke gevallen kan de gemeente een bouwvergunning verlenen voordat volledige sloop/sanering heeft plaatsgevonden. In die gevallen neemt de gemeente in de Ruimte voor Ruimte‐ overeenkomst een boeteclausule op waarin wordt afgesproken dat de initiatiefnemer een substantiële boete betaalt voor iedere dag dat de sloop na een overeengekomen datum nog niet is afgerond. De gemeente draagt zorg voor strikte naleving van deze clausule. 20. Toepassing van functiewijziging bij bedrijfverplaatsing De gemeente zorgt samen met de initiatiefnemer voor de keuze van een passende bestemming van de saneringslocatie. Uitgangspunt daarbij is dat, uitgezonderd van het mogelijk maken van het realiseren van compensatiebebouwing, moet worden voorkomen dat er opnieuw bebouwing plaats kan vinden op de saneringslocatie.
16 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Bijlage 1: Toelichting Fiscaliteit bij Ruimte voor Ruimte Vooraf Bij toepassing van Ruimte voor Ruimte is sprake van het realiseren van opbrengsten en meestal ook van bedrijfsbeëindiging. Beide zaken hebben fiscale consequenties. Een beschrijving daarvan treft u hieronder. Hoewel wij deze informatie zo zorgvuldig mogelijk hebben verzameld is de Provincie niet aansprakelijk voor het mogelijk afwijkend beoordelen van initiatieven in het kader van Ruimte voor Ruimte door de fiscus en de eventuele nadelige (financiële) gevolgen daarvan voor de initiatiefnemer. Toelichting Het kan zijn dat in geval van Ruimte voor Ruimte sprake is van een financieel voordeel. Dit wordt gezien als winst en wordt als dusdanig belast. Omdat de fiscus Ruimte voor Ruimte ziet als een vergoeding voor een tegenprestatie die geleverd wordt aan een overheid wordt alleen het positieve verschil tussen de opbrengsten en de kosten (voor kosten en opbrengsten zie elders in deze toelichting) van Ruimte voor Ruimte belast. Sprake kan zijn van drie situaties: 1. Bedrijfsbeëindiging 2. Verplaatsing van een onderneming 3. Particulieren In geval van bedrijfsbeëindiging kan sprake zijn van stakingswinst. Bij beëindiging van de onderneming zal er afgerekend moeten worden over de gerealiseerde meerwaarde. Deze meerwaarde kan in de volgende vormen voorkomen: • Stille reserves: Een stille reserve is het verschil tussen de economische waarde en de boekwaarde van bedrijfsmiddelen, zoals gebouwen en machines. • Fiscale reserves: Dit zijn reserves op de passivazijde van de balans zoals de oudedagsreserve, de herinvesteringsreserve, de kostenegalisatiereserve en desinvesteringsbijtellingen. • Goodwill: Dit is een bepaalde meerwaarde die een overnemende partij wil betalen voor het overnemen van bijvoorbeeld een klantenbestand • Ruimte voor Ruimte: het positieve verschil tussen de kosten en opbrengsten bij Ruimte voor Ruimte. Wat betreft Ruimte voor Ruimte wordt de vermogenstoename als volgt berekend: de door de belastingdienst getaxeerde waarde van het gehele complex (bedrijf en woning) voor deelname en na deelname worden met elkaar vergeleken. Het verschil tussen beiden is in principe belastbaar. De meerwaarde valt dus als stakingswinst ten gunste van de winst en zal in box 1 belast worden als “winst uit onderneming” volgens het progressieve tarief met een maximum van 52%. Ter vermindering van de belastingaanslag kent de fiscus wel een tweetal faciliteiten 8 : 1. Algemene stakingsfaciliteit (stakingsaftrek en stakingslijfrente)
8
Voor nadere uitleg: zie Belastingdienst
17 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
2. Specifieke stakingsfaciliteiten (Overlijden van ondernemer, echtscheiding van de ondernemer, overdragen van onderneming aan medeondernemer of werknemer, inbreng van IB‐onderneming in een BV) Het kan ook voorkomen dat een onderneming al is gestaakt en er al een fiscale afrekening heeft plaatsgevonden. Ook dan kan de fiscus misschien nog om de hoek kijken. Is sprake van een voordeel vanuit Ruimte voor Ruimte dan kan deze mogelijkerwijs belast worden als: • Winst uit de onderneming (nagekomen bedrijfsbaten); • Resultaat uit overige werkzaamheden. Wat betreft Ruimte voor Ruimte wordt het voordeel als volgt berekend: de door de belastingdienst getaxeerde waarde van het gehele complex (bedrijf en woning) voor deelname en na deelname worden met elkaar vergeleken. Het verschil tussen beiden is in principe belast. In geval van particulieren kent de fiscus drie situaties: 1. Een bouwrecht of de gebouwde woningen worden verkocht 2. De woning(en) wordt/worden gebruikt voor verhuur aan derden 3. Overige situaties In geval van 1 en 2 wordt het behaalde voordeel belast in box 1 als “resultaat uit overige werkzaamheden”. In geval van overige situaties wordt geadviseerd om voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst met de gemeente over Ruimte voor Ruimte – op basis van de exploitatieopzet ‐ zo nodig contact op te nemen met de Belastingdienst om in een vooroverleg duidelijk te krijgen wat de mogelijke financiële gevolgen kunnen zijn.
18 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Bijlage 2. Kosten en opbrengsten in de exploitatieopzet In deze bijlage vindt u informatie over gegevens die u nodig heeft om de exploitatieopzet in te vullen. Deze gegevens kunt u in eerste instantie inschatten. Later dient u deze met een taxatie en offertes te verfijnen. Ook vindt u een tabel met de kosten die opgevoerd mogen worden in de exploitatie bij (a) bedrijfsbeëindiging. Vervolgens wordt dit weergegeven voor (b) bedrijfsverplaatsing.
Benodigde gegevens om exploitatieopzet in te vullen:
Gegevens saneringslocatie Totale oppervlakte van de saneringslocatie Oppervlakte te slopen bebouwing en te verwijderen verharding Actuele waarden opstallen en woningen 1) Waarde van de grond op basis van de huidige bestemming en waarde van de grond op basis van de nieuwe bestemming1) Kosten van sloop‐ en afvoer sloopmateriaal 2) Kosten bodem‐ en archeologisch onderzoek 2) Kosten van eventuele bodemsanering 2) Kosten voor herinrichting van de saneringslocatie (bijv. aanleg paden) 2) Toekomstige waarde van een in burgerwoning om te zetten bedrijfswoning 1) Overige opbrengsten (bijvoorbeeld uit verkoop van installaties of kassen)
Compensatielocatie (indien compensatiebouw plaatsvindt op de saneringslocatie) Type compensatiewoning(en) (bijvoorbeeld woonboerderij) Aantal woningen, volume in m3, Bruto Vloeroppervlak (BVO) van de woningen en oppervlakte van de huiskavel (m2) Kosten van bouwrijp maken 2)
19 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Kosten bodem‐ en archeologisch onderzoek 2) Vrij Op Naam‐prijs per type woning 3) Bouwkosten per m² 2) Uitgeefbaar oppervlak voor huiskavels in m² Oppervlakte toekomstige verharding (parkeerplaatsen, oprit) Oppervlakte bestaand erf (deel van de locatie dat bij de te behouden (bedrijfs)woning hoort)
Gegevens uitwijklocatie (indien compensatiebouw niet plaatsvindt op saneringslocatie) Type compensatiewoning(en) (bijvoorbeeld woonboerderij) Aankoopkosten van de grond 1) Aantal woningen, volume in m3, Bruto Vloeroppervlak (BVO) en oppervlakte huiskavel (m²) Kosten van bouwrijp maken 2) Kosten bodem‐ en archeologisch onderzoek 2) Vrij Op Naam‐prijs per type woning 3) Bouwkosten per m² 2) Oppervlakte toekomstige verharding (parkeerplaatsen, oprit) Toekomstige waarde te handhaven (bedrijfs)woning op uitwijklocatie (indien van toepassing) 1) Oppervlakte die niet gebruikt wordt voor huiskavel compenserende woningbouw 1)
Overige gegevens en kostensoorten kosten voor Kadaster, notaris en leges kosten voor de inzet van een taxateur/makelaar 2) Kosten voor een adviseur/adviesbureau die de aanvraag voor de initiatiefnemer en/of de
20 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
gemeente begeleidt 2) Kosten voor de opstelling van een beeldkwaliteitsplan 2) Bijkomende kosten bij de bouwkosten: ‐ Algemene opslag over de bouwkosten voor bijvoorbeeld architect 4) ‐ Opslag voor winst en risico’s over de bouwkosten 4) ‐ 1. In eerste instantie op basis van een schatting, in een later stadium op basis van een taxatie. Kengetallen voor schattingen staan in de informatievakjes van de digitale exploitatieopzet. 2. In eerste instantie op basis van een schatting, in een later stadium op basis van een offerte. Kengetallen voor schattingen staan in de informatievakjes van de digitale exploitatieopzet (zie de provinciale website bij Ruimte voor Ruimte). 3. De VON prijs van de woning(en) wordt bepaald op basis van een schatting van een makelaar. 4. Afhankelijk van of sprake is zelfrealisatie of bouwen door een ontwikkelaar is sprake van een opslag van 15‐20% over de bouwkosten en 10% voor winst en risico ook te rekenen over de bouwkosten, in totaal dus 25‐30%.
A.
toepassing bij bedrijfsbeëindiging
Hieronder vindt u een tabel met kosten die wel en niet opgevoerd kunnen worden in de exploitatieopzet.
Welke kosten komen WEL in aanmerking?
Welke kosten komen NIET in aanmerking?
1. De waarde van bedrijfs – en woongebouwen en andere bouwwerken;
1. De kosten samenhangend met het waardeverlies en de kosten van de gebouwen die reeds zijn gesloopt voordat gemeente en initiatiefnemer de Ruimte voor Ruimte‐regeling formeel hebben vastgelegd; 2. De fiscale kosten die samenhangen met de beëindiging van een bedrijf, zoals heffing van stakingswinst; 3. In een geldend bestemmingsplan opgenomen, maar nog niet gerealiseerde
2. De lagere waarde van de gronden als gevolg van de nieuwe bestemming; 3. De kosten van sloop, afvoer en verwerking van sloopmateriaal en eventueel bodem‐ en
21 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
archeologisch onderzoek van de saneringslocatie en de eventueel noodzakelijke bodemsanering;
bebouwing;
4. De kosten voor de herinrichting van het terrein, na de sloop;
4. Illegale bebouwing die – dit ter beoordeling van het gemeentebestuur – nog met handhavingsacties is op te heffen. 5. De grondkosten, bouwkosten en 5. Opslagen per woning opgelegd de bijkomende kosten (conform door de gemeente ten behoeve van NEN‐norm 2631) van de ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen compensatie‐woning(en). buiten de sanerings‐ en Als opslag op de bouwkosten uitwijklocatie indien deze niet zijn mag u voor algemene kosten vastgelegd in: 15% rekenen indien u zelf zorg - De provinciale‐ en gemeentelijke draagt voor de bouw en 20% in structuurvisie; geval een ontwikkelaar de - Een maatregelencatalogus; woning(en) bouwt. Daarnaast - Een anterieure overeenkomst mag u voor de verrekening van tussen initiatiefnemer en winst en risico’s maximaal 10% gemeente. van de bouwkosten rekenen.* Daarbij moet er voldoende relatie worden gelegd tussen de heffing en besteding daarvan 6. Kosten voor inhuur van externe expertise ten behoeve van uitwerking en beoordeling Ruimte voor Ruimte, zoals een taxateur/makelaar. 7. Plankosten (advisering aan/planbegeleiding voor initiatiefnemer en/of gemeente) Rentelasten voor zover deze betrekking hebben op de periode tussen het moment dat de gemeente besluit een verzoek tot Ruimte voor Ruimte in behandeling te nemen tot het moment dat de compensatiewoning(en) naar verwachting word(t)(en) opgeleverd.
22 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
8. Kosten Kadaster, notaris, makelaar bij aankoop en verkoop van gronden en gebouwen 9. Kosten gemeentelijke leges * Er mag in aanvulling bovenop de post bijkomende kosten over de bouwkosten van compensatiewoningen sprake zijn van een beperkt positief saldo. Dit positieve saldo mag maximaal 5% van de totale kosten.
In onderstaande tabel vindt u een overzicht van de opbrengsten die moeten worden opgenomen in de exploitatatieopzet.
Welke opbrengsten moeten worden opgevoerd in de exploitatieopzet? 1. Alle opbrengsten uit de opstalexploitatie, in casu de te verwachten Vrij Op Naam prijs van de compensatiewoning(en) (en dus niet alleen de opbrengst bij verkoop van een bouwkavel); 2. De waarde van de niet als woongrond uit te geven gronden na bestemmingswijziging voor zowel de saneringslocatie, als de locatie waar de woningbouw plaatsvindt (sanerings‐ en of uitwijklocatie); 3. De waarde van niet te slopen gebouwen na bestemmingswijziging; 4. Opbrengsten door verkoop van sloopmateriaal; 5. Subsidies; 6. Overige opbrengsten.
23 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
B. toepassing bij bedrijfsverplaatsing Naast de kosten die opgevoerd kunnen worden zoals weergegeven in bijlage 2, paragraaf A, kunnen extra aanvullende kosten worden meegenomen in geval van bedrijfsverplaatsing. Deze extra kosten worden in deze paragraaf B uiteen gezet.
Aanvullende kosten die opgevoerd kunnen bij bedrijfsverplaatsing van een landbouwbedrijf 1. 100% demonteren, verhuizen en opbouwen van bestaande installaties en faciliteiten; 2. Of maximaal 40% van de waardestijging van modernere installaties en faciliteiten op de nieuwe locatie;* 3. Of maximaal 40% van de uitgaven voor productieverhoging op de nieuwe locatie.* * De maximale omvang van 2. en 3. is € 500.000,‐
Aanvullende kosten die opgevoerd kunnen bij bedrijfsverplaatsing van een niet‐landbouwbedrijf Het EU‐plafond voor kosten bij verplaatsing van niet‐landbouwbedrijven is € 200.000 per onderneming. Dit is te zien als maximum gedurende drie fiscale jaren.
24 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Bijlage 3. Artikel 15 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie Ruimtelijke kwaliteitseis bij verstedelijking in het landelijk gebied Lid 1 Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe of uitbreiding van bestaande verstedelijking, als bedoeld in de artikelen 12, 13 en 14 in het landelijk gebied houdt rekening met: a. de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen en aardkundige waarden als bedoeld in artikel 8; b. de kernkwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur waaraan wordt gebouwd; c. de openheid van het landschap daarbij inbegrepen stilte en duisternis; d. de historische structuurlijnen; e. cultuurhistorische objecten; overeenkomstig de in het tweede lid genoemde Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Daartoe geeft de toelichting bij het bestemmingsplan tenminste een verantwoording van de mate waarin deze nieuwe functies rekening houden met: 1. de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap; 2. de ordeningsprincipes van het landschap; 3. de bebouwingskarakteristieken ( architectuur, stedenbouw, openbare ruimte) ter plaatse; 4. de inpassing van de nieuwe functies in de wijdere omgeving ( grotere landschapseenheid); 5. de bestaande kwaliteiten van het gebied ( inclusief de ondergrond) als hiervoor bedoeld en de maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen in relatie tot de nieuwe functies. Lid 2 Provinciale staten stellen de landschapstypen en kernkwaliteiten als bedoeld in het eerste lid vast in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Toelichting artikel 15 Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AmvB Ruimte) schrijft de provincies voor bij verordening te regelen dat zorgvuldig wordt omgegaan met de mogelijkheden van nieuwe vormen van verstedelijking waaronder nieuwe woningbouw buiten het bestaand bebouwd gebied (BBG). In artikel 12 is specifiek voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties een regeling opgenomen, inhoudende een verbodsregeling behoudens ontheffing van gedeputeerde staten; in artikel 13 eenzelfde verbodsregeling met ontheffingscriteria gericht op nieuwe woningbouw en in artikel 14 de regeling voor overige vormen van verstedelijking, zoals bedoeld in artikel 1 (voorzieningen, bovengrondse en ondergrondse infrastructuur, stedelijk water een stedelijk groen voor zover deze het oprichten van bebouwing mede mogelijk maken). Wij hebben het geldende beleid, zoals dat nu is geregeld in de streekplannen, in de Structuurvisie gecontinueerd waarbij – conform het rijksbeleid – de mogelijkheden voor nieuwe woningbouw buiten het bestaand bebouwd gebied ten behoeve van een zorgvuldig ruimtegebruik worden beperkt en aan voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit worden gebonden. Aangetoond moet worden waarom nieuwe woningbouw niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd. Daarbij wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de in deze Verordening geregelde Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling gedeputeerde staten niet over het aspect nut en noodzaak adviseert (dit gebeurt in een zogenaamde ambtelijke
25 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
“voortoets” maar wèl en uitsluitend over de met een ontheffing samenhangende aspecten van ruimtelijke kwaliteit, zoals bedoeld in artikel. Het gaat er hier om de kernkwaliteiten van landschap en dorpsstructuren te behouden of te versterken. De bedoeling is zoveel mogelijk behoud van waardevolle dorpsranden, kenmerkende bebouwingskarakteristieken, verkavelingen en lintstructuren na te streven. Meetpunt hiervoor is een vernieuwde Leidraad Landschap en Cultuurhistorie die door Provinciale Staten is vastgesteld. In artikel 15 zijn daartoe de elementen aangegeven die in een toelichting bij het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing van een ander planologisch besluit moeten worden verantwoord. Het zijn de 5 elementen die in het geldend beleid al worden gevraagd in de vorm van een Beeldkwaliteitsplan. Het bestaande beleid wordt hiermee gecontinueerd. Het verbod op nieuwe woningbouw en de eis van prioriteit voor bestaand bebouwd gebied geldt ook voor woningbouw die tot stand komt door toepassing van Rood voor Groen (inclusief nieuwe landgoederen zoals in de verordening is gedefinieerd). Dit geldt niet voor woningbouw onder de toepassing van de Ruimte voor Ruimte‐regeling, bijzondere huisvesting als onderdeel van verbrede landbouw, een functiewijziging van een agrarisch bouwperceel en het op de kaart aangegeven transformatiegebied ‐ meervoudig. Wel moet ook deze kleinschalige onafhankelijke woningbouw onder toepassing van Ruimte voor Ruimte en de bijzondere huisvesting ingeval van verbrede landbouw voldoen aan de ruimtelijke kwaliteitseisen, zoals vastgelegd in de eerdergenoemde Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
26 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Bijlage 4. Ruimte voor Ruimte en het LIB.
Ruimte voor Ruimte toepassen in de omgeving rond Schiphol? Extra voorwaarden toepassing Ruimte voor Ruimte in gebieden rondom de luchthaven Schiphol, gebaseerd op gestelde regels door het Rijk.. Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is gebaseerd op de Luchtvaartwet. Het LIB bevat regels voor het ruimtegebruik rond de luchthaven. Op basis van het LIB kan de rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven. Het gebied is opgedeeld in verschillende zones, weergegeven in Ke (Kosten‐eenheden, een manier voor het berekenen van geluid). Doordat dicht bij de luchthaven Schiphol de geluidsoverlast dusdanig hoog is dat het de gezondheid van omwonenden kan schaden en daarbij de kans op ongelukken bij het opstijgen of landen van vliegtuigen aanwezig is, wordt realisatie van nieuwe woningen tegengegaan met het LIB. Mensen die al wonen binnen deze contour hoeven niet weg, echter het realiseren van nieuwe woningen wordt nauwelijks toegestaan. Voor de 35 Ke contour (het gebied, waarbinnen de geluidbelasting 35 Ke en hoger is), geldt dat Ruimte voor Ruimte alleen mogelijk is, indien: • Herbouw van woningen op een milieu minder belaste plaats kan plaatsvinden, dan wel bij bouw van bedrijfswoningen. Voor een bedrijfswoning dient de noodzaak van bebouwing te worden aangetoond; • Open gaten in lintbebouwing kunnen worden opgevuld: maximaal 3 woningen per geval; • Gebouwd wordt binnen bestaand bebouwd gebied: maximaal 25 woningen per gemeente, en na toestemming van het Rijk. Overige voorwaarden zijn dat bij herbouw geen uitbreiding van het aantal woningen en m2 ten opzichte van de sloop mag plaatsvinden. Voor de 20 Ke contour gelden enkele aanvullende soepelere regels. De 20 Ke contour omsluit het gebied, waarbinnen de geluidbelasting 20 Ke en hoger is. Buiten bestaand bebouwd gebied wordt nieuwbouw in deze zone toegestaan, indien een groter aantal m2 aan bestaande gebouwen wordt gesloopt (dus als het saldo van sloop en nieuwbouw negatief is). Voorts gelden de volgende voorwaarden: • Binnen de 20 Ke contour mogen maximaal 3 woningen herbouwd worden per te slopen bedrijf, met daarbij handhaving van 1 bestaande woning op het sloopperceel; • Binnen deze zone mogen geen grootschalige uitleglocaties bijkomen, behalve drie in de Nota Ruimte aangewezen uitleglocaties die direct aan de contour liggen (Hoofddorp‐ West, Noordwijkerhout en de Legmeerpolder).
27 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
Bijlage 5. Begrippenkader
• • • •
• •
•
• • •
• •
AMvB ruimte = algemene maatregel van bestuur. BBG = bestaand bebouwd gebied. EHS = Ecologische Hoofdstructuur. De EHS is een samenhangend netwerk van (bestaande en mogelijk nog te ontwikkelen) natuurgebieden in Nederland. IB‐onderneming = IB staat voor inkomstenbelasting. Een eenmanszaak, een deelname in een maatschap, vennootschap onder firma en een commanditaire vennootschap vallen onder de regels van de Inkomstenbelasting en worden daarom IB-ondernemingen genoemd. Ke = Kosten‐eenheden. Het is een manier voor het berekenen van geluid die wordt gebruikt in het LIB. LIB = Luchthavenindelingbesluit. Het LIB is gebaseerd op de Luchtvaartwet en bevat regels voor het ruimtegebruik rond de luchthaven. Op basis van het LIB kan de rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven. Het gebied is opgedeeld in verschillende zones, weergegeven in Ke. Hoe dichter de zone bij de aanvliegroute ligt, hoe strenger regels zijn. Mip (‐projecten) = Monumenten Inventarisatie Project PVRS = Provinciaal Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Deze verordening schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. RO = Ruimtelijke Ordening. RodS = Recreatie om de Stad. Een beleidsprogramma voor realisatie van extra groengebieden rond de grote steden. RvR = Ruimte voor Ruimte. VON = Vrij Op Naam verkoopprijs.
28 Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte – Provincie Noord‐Holland
BIJLAGE 7
Bijlage 7 Evenement
Lijst van toegestane evenementen type evenement
periodiek
Feestweek
muziek, zang, braderie, sport jaarlijks en spel Braderie/markten, waaronder: dag/avondbraderie/markt meerdere keren per jaar kerstmarkt, culturele markt , vlooienmarkt Wielerwedstrijden fietsevenement jaarlijks Zang- en muziekevenementen muziek, zang ieder jaar Culturele evenementen, waar- toneel, theater, plaatselijke meerdere keren per jaar onder tuinfair evenementen Huttendorp
kinderfeesten
Meerdaagse sportevenemen- sport ten Kermis kermis
jaarlijks jaarlijks ieder jaar
aantal dagen exclusief op- en afbouw maximaal 1 week 1 dag per keer 1 dag maximaal 2 dagen per evenement maximaal 2 dagen per evenement maximaal 5 dagen maximaal 4 dagen maximaal 5 dagen per kermis
WR-A3
A
W [ka]
W [ka] [sba-s]
WA [sba-s] [ka]
WA
WR-A3 WR-A2
m
W
440
[sba-s]
5,5
B (swr-rmo)
5,5
WR-A1
(sa-ab) 6,5
3,5
6,5
(bw)
14
(swr-rmo)
WR-A3
(bw)
[sba-s] 3
W
9
(-bw)
[sba-s] [ka]
A (swr-rmo)
W
W-WC
WR-A2
[sba-s] (swr-rmo) (sa-ab)
(bw)
(sa-ab)
3 3
B [sba-s]
W 50%
8
[sba-s]
12
W
A
W W [sba-s]
A
W
WR-A3
W [ka]
(bw)
[sba-s] (swr-prv)
W
W
m
8
1850
4,5 10
W
17
M
B
W B
(swr-rmo) m 1200
WR-A1
4,5
m
12
1300
4,5 8
W
[sba-s] (swr-rmo)
B
WA [ka]
WA
(sa-ab)
[sba-s]
W
[sba-s]
(sa-ab) (-bw)
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2014
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 1320 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 1/15
A
W
W B 4,5
m
12
1300
W
W (sa-ab) (-bw)
WA
[ka]
(sa-ab)
[ka] [sba-s] (sa-ab)
WA
W
[sba-s]
W
[sba-s]
W (sa-ab) (sa-ab) [sba-s]
W [sba-s]
[sba-s]
(swr-rmo) [sba-s]
W
(sa-ab) (-bw)
[sba-s]
W
A
[sba-s] [sba-s]
W WR-A3
[sba-s] (swr-rmo)
[sba-s]
W
(-bw)
W
(sa-ab)
[sba-s]
(sa-ab) (sa-ab) [sba-s]
WR-A3 (sa-ab)
WR-A2 [sba-s]
W
[sba-s] (sa-ab)
[sba-s]
W A WR-A2
W
[sba-s]
(sa-ab) (-bw) (dh)
W
(sa-ab)
(bw)
W [sba-s] (sa-ab) [sba-s]
B WR-A2 (sa-ab)
W (sa-ab)
(sa-ab) (-bw)
(sa-ab) (-bw) status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2014
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 1320 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 2/15
(sa-ab)
(sa-ab)
W WR-A3 (bw)
W [sba-s] (sa-ab)
[sba-s] [sba-s]
B
W W (sa-ab)
WA
(sa-ab)
A
W
[sba-s]
WA G
6
WA 4
W
WA W
6
7
8 (bw)
[sba-s]
WA
(sa-ab)
WA
W
W
7
B
WA
(-bw)
WA WA
WR-A2
WR-A2
A
W
WA WR-A3
W
[sba-s]
G (ga)
W
G
W
(swr-rmo)
(ga)
WA
[sba-s]
W
W
(-w)
G B
(ga)
(nv)
WR-A4 W
WA
W 2 WA W
WA WA
G
7
W
G
[sba-s]
M (sm-kdv)
(ga)
(ga)
W
W
7
(ev)
(ev)
(ga)
W G
[sba-s]
WA
(sdh-sta)
[sba-s] (swr-rmo)
G (ev)
G
(ga)
G
W
W
W
W
W
WA
W
G (sz)
G
W
WA W
(ga)
G
G WA
W
G
M
WA
4
W
W
WA
6
WA
W
(zb)
W
W G
W
G
(sm-kdv)
W
WA
4
4
6
6
WR-A3
W WA
W
V W
W
G
G
W WA
W
S W
W
WA WA
W
G W
WA G
W G
W
WA WR-A4 W
G
WA
W
G WA
G
W WA WA (vt)
WR-A3
R
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2014
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 1120 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 3/15
V
WA
WR-A3
A
BO
WA B (bw)
V
(-op)
S-MA
WA
B WA 4
G
8
(-op)
BO
A
A-GT2
W A-GT2 [sba-s]
(-bw)
A
A-GT2 [sba-s] (swr-rmo)
A W B (k)
N
m 320
WA
4,5
W
W
8
[sba-s] (swr-rmo)
(b≤3.2)
[sba-s]
(trb) m
W
325
4
B
9
6,5
(k)
5 m 910
B
(bw)
W
(dh)
W [sba-s] (swr-rmo)
(sa-ab)
m 80
(-bw)
3,5
(bw)
9,5
A
(bw)
(sa-ab)
W [sba-s]
W
[sba-s] (swr-prv)
[ka]
W
4,5 10
W
m 2000
m 700
B
W
3,5 4
10
A
W [sba-s] (swr-rmo)
[sba-s]
4
W B (b≤3.1)
4
B
(sa-ab) (-bw)
B
4
(n
m 620
A
(sa-ab)
(sa-ngb)
(sa-ab)
(sa-ab)
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2014
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 1120 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 4/15
WR-A2
(g
4,5 8
4,5 8 m 1200
(sa-ab) (-bw)
A
[sba-s] (bw)
WA
(sa-ab)
(sa-ab)
WR-A3
(sa-ab)
W
A
(atl)
[sba-s]
A
WR-A3
B W
W
4,5 8
N
[sba-s]
W
m 610
V-R
WA
W
(bw)
[sba-s]
W WA
[sba-s]
W
WR-A2
B
[sba-s]
[ka] (dh)
[sba-s]
W
[sba-s]
[sba-s]
[sba-s]
W
W
[sba-s]
[sba-s]
[sba-s]
[sba-s]
(nv)
(dh)
W [sba-s] 7,5
[ka] [sba-s]
(bw)
(rv)
H
(sa-ab)
W
[sba-s]
W
W (sa-ab) [sba-s]
[sba-s] (sa-ab) [sba-s]
7
3
[ka]
W
W
W
W
7
W
W (dh)
[sba-s]
3
A
5
(sa-ab) (-bw)
WR-A2 m
(sa-ab)
a-s]
270
W
m 300
(trb)
(bw)
W
[ka]
B
10
[sba-s]
[sba-s]
(b≤3.2) m
4
m
520
2745
3,5 8
W
(sa-ab)
WR-A2 (sa-ab) (-bw)
W
B
W
(sa-omt)
W
B
WR-A1
(nv)
WA
A
3
A WR-A3
(swr-rmo)
4
B
m 1000
(sa-ab) (-bw)
(sa-ab)
M V-R
(sa-omt)
G (sa-omt)
A
(sa-ab)
W
WR-A3
WA
A
WR-A3
A
WA
WR-A3
WR-A2
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2014
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 1320 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 5/15
G
W
G G
G G
G G
G G
W
B
WR-A3
(b≤3.1)
m 300 3,5 6
(bw)
A
W S 3,5
[sba-s]
6
A (gr)
W WA
W A
3,5
(sa-ab)
m
4,5
B
W
4,5
1015
8
W
(bw)
WR-A2
H
(b≤3.2)
(trb)
[sba-s]
[sba-s]
4
WA
(sa-ab)
[sba-s]
[sba-s]
W
W
m 375
V
W
(b≤3.2)
5
[sba-s]
8
[sba-s]
14
B-LB 4,5
B
6
3,5
(bw)
[sba-s]
8,5
m
W
(sa-ab)
470
[sba-s]
m 1200
[sba-s]
[sba-s] (sa-ab)
4
(-bw)
8
W
W
m
B
890
(b≤3.1)
W
W
[sba-s]
4,5 7,5
B
3,5 14
(b≤3.1)
A
(dh)
3,5 14
A
[sba-s]
[sba-s] (bw)
WR-A3
[sba-s]
(sa-ab)
W W [sba-s]
WA
W
W WA WA
[sba-s]
W A W
A
WA
W
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
datum
tervisielegging
10 maart 2015 14 juni 2014
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan 2014 Herziening 2014 code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 1320 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 6/15
W (ga) G
W
G
G WR-A4
B(nv)
G
G WA
W
G
WR-A3 (sa-ab)
[sba-s]
W
[ka] [sba-s] (swr-prv)
[ka]
(swr-prv)
[sba-s]
A
W
W
(swr-rmo) (swr-prv)
WA
WR-A1
(swr-rmo)
W M
(bp)
WR-A2 (swr-prv)
A
W
[sba-s]
W WR-A2
WA
R [sba-s]
W
G
(sr-kt4)
G
[ka]
WR-A3 G
G
[sba-s] (swr-rmo)
G
M
G G
3,5
G
9,5 G
G
(bw) G
G
G
W
G
W
[sba-s]
G
(bw)
G
(sm-dra) G
(sa-ab)
G
G
G
W m
G
5
G
m
765
8 G
455
G G
G
W G
B (trb)
B
G
(b≤3.2)
7
G
8
G
A
G
(bw)
G G
G
G
[sba-s]
G
G
G
G
G G
G
G
W
G G
G
L-G G
G G
G G
G G
G G
G G
G
G
G G
G
G
G
G
G
W
G
[sba-s] G
A G
G G
G G
G G
G G
W G
G
G G
G G
W G
G
WR-A2 G
G
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
G
W
datum
tervisielegging
G
G G
G G
10 maart 2015 16 juni 2014
FJP FJP
G G G
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen 2014 Herziening 2014 code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 1320 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 7/15
(zo)
G
W WR-A2
W
G S W
W
WA
WR-A3
W G W WA
G
W
W
G G
WA
G W
W
W
G G
G WA
W W W
W
4
6,5
4
6,5
W G
C 6,5
WA
WA
6,5
G G
G
G
G
G
G
WA
(sdh-sta) 9
W
9 9
G
R
(vt)
G
G
G
GD
WA
W
W
W
W W
W-WC
G
WA
W WA
WA WA
WA
WA
WA
G
WA
W
G
G
W
G
G
G G
G
W
G W-WC
3
A
(m)
G
G
G
W
9
G
G
W W
G
W
W G G
G
G
WA
WA W W
G
G
WA
W
W W
W
G
G
W
WA
G
W
WA
G
G W
WA
G
WA
G
W
WA
WA
WA
G
WR-A3
60%
W
W
G (ga)
W
W WA (ga)
WA
G
(ga)
WA
W
[sba-s]
W
(ga)
G
W
WA
WA
G
WA
3 6
G [sba-s]
W
WA WR-A2
W
G W
(ga)
3 12
[ond]
W
B
(b≤3.1) (bw)
2 4
(ga)
W (ga)
G (ga)
WA
W W (ga)
A
G
WA
G WA
G W
W
G
W
G WR-A4
WA
[sba-s]
WA
B(nv)
G
A [sba-s]
W
WR-A2 G
WA
WA W
W
G W
A3
WA WA [sba-s] [sba-s]
W W
[ka] [sba-s] (swr-prv)
[ka]
(swr-prv)
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept [sba-s]
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2014
W A
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014
(swr-prv)
WA
WR-A1
code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 900 x 1120 mm
schaal: 1:1000
M
(bp)
WR-A2 (swr-prv)
W
FJP FJP
A
W
A
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 8/15
W
A 5 6,6
W B WA
WA (b≤3.2)
(trb)
5
75%
6,6
WA
W-WC
W
WA
8
W
A
WA
12
B
(b≤3.1)
m 410
4,5
WR-A2
7
WA W
W
WA
W
WA A
[sba-s]
B W
3
B
(nv)
6
A
W
WA
B
B
W
(rw)
[-sba-bb]
(b≤3.1)
3,5 8
4
B
(sa-ab)
W
[sba-s]
12
W 3
WR-A3 [sba-s] [sba-s]
B
[sba-s]
[sba-s]
(swr-prv)
3
[ka] [sba-s]
[sba-s]
[ka] [sba-s]
[sba-s]
14
[sba-s] (bw)
(bw)
[sba-s]
[sba-s]
(nv)
[sba-s]
[sba-s]
[sba-s] (bw) 3,5
WA
WR-A2 W WA
W
W
G
[ka]
W
WR-A3 V
WR-A3
10
W
W
A
5
M
WR-A3
W
G
W
[ka] (w)
A 5
S
8
WR-A3
G
(zb)
(sa-ab)
WA G A A
4 7
WA M
G
(sdh-sta) (ev)
W W G
G
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
G
W
W
H 8
WR-A2
10 maart 2015 16 juni 2014
8
Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 G
code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 1320 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk
W
tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK
8
(zo)
W
tervisielegging
WA 8
W
datum
kaart: 9/15
(dh)
WA
W WA [sba-s]
WR-A2
A [sba-s]
W [sba-s]
W [sba-s] [sba-s]
WR-A3 [sba-s]
[sba-s] [ka] [sba-s]
W [sba-s]
[ka] [ka] [sba-s]
W B
W
A
3,5
A
[sba-s]
14
W
[sba-s]
(bp)
(bw) (b≤3.1)
WR-A1 M
(bw)
B
(swr-rmo)
W
(b≤3.1)
[sba-s]
W
4
W
7
R (rw) R (rw) 9
[sba-s]
W
R (rw)
[sba-s]
5
[ka] [sba-s]
17
(dh)
W
W W
(bw)
WA
(bw)
[sba-s]
CO
(dh)
B
(b≤3.2)
90%
3
4
6
4
(trb)
12,5
M W
3 (bw)
(b≤3.2)
6,5
WA
A
(vm)
11
A
4
W
4
WA
G
WA
G
WR-A3
(sz)
W A
WR-A3
W
WA
WA
W WA WA W
W
WR-A4
W status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
WA G WR-A3 WA
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2014
FJP FJP
M
(bp)
GEMEENTE MEDEMBLIK
A WA A(vt)
Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 760 x 840 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 10/15
W
W
[sba-s]
W
(sa-ab)
W V
A [sba-s] (sa-ab)
W
W
[sba-s]
W
(sa-ab)
[ka] [sba-s]
W
(sa-ab)
(sa-ab) (sw-tb)
[sba-s]
W W
[sba-s]
[sba-s]
(sa-ab)
W
[sba-s] (sa-ab)
V
(-bw)
[sba-s]
W
[sba-s]
W
WR-A3
(sa-ab)
(sa-ab)
WR-A2 [sba-s]
W
(sa-ab) (-bw)
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
WR-A3
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2014
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-CO01
formaat: 840 x 1320 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 11/15
M
4
W
W
6
(b≤3.1)
W
A
W W
G
[sba-s]
M
WA
(bp)
WR-A1
WA WA
WR-A3
WR-A2
(sdh-sta)
(swr-rmo) [sba-s]
WA W WA W WA
(rw)
V
M
WA
WR-A3
W
4 6
WR-A3 WA
WA
WR-A2
W
W
(sa-ab)
WA
B
3 9
WA
(-bw) [sba-s] (swr-prv) [sba-s] [sba-s]
B
(sa-ab)
WA
(b≤3.1)
WA
6 11
WA
W
W WA W
A
[ka]
WA WA WA WA W
W
G
W
WA
W
[sba-s]
WA
[sba-s]
(dh)
WA
WA
B
W (bw)
A
(sa-ab)
(sa-ab) (-bw)
[sba-s] (sa-ab)
W W B
(b≤3.1)
[ka]
m 400
(bw)
3
(sa-ab)
5
W
(op)
3,5 5,5
m 1140
W
(cs)
B (trb) (b≤3.2)
[sba-s]
W
4,5 8
B m 685
A [sba-s]
W
W
[sba-s]
W
(sa-ab)
W
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
V
A [sba-s]
W
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2016
GEMEENTE MEDEMBLIK
code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-CO01
formaat: 840 x 1320 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk [sba-s]
FJP FJP
Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 W
tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 12/15
(sa-ab) (-bw)
W (sa-ab)
[sba-s]
W
[sba-s] [ka]
W
N
W
[sba-s]
A
W WA W WA
W
WA W
WA
(dh)
WR-A3 WA
WA
W G
(sa-ab)
W
W
[sba-s] (sa-ab)
WA A
W
S
WA W
2 [sba-s]
WA
WR-A2
[sba-s]
WA [sba-s]
W
WA
V
V
W
(bw)
G 3,5
G
9,5
S
B (b≤3.1)
(sa-ab)
WA
(dh)
G
W
W
W
[sba-s] [ka]
G
W
W (sa-ab) 4
4 6
6
6
V
6
W
M
G W
W
4 6
B
(b≤3.1)
W
A
W W
G
[sba-s]
M
WA
(bp)
WR-A1
WA WR-A3
WR-A2
(sdh-sta)
WA
(swr-rmo) [sba-s]
WA W WA W WA
(rw)
V
M
WA
WR-A3
W
4 6
WR-A2 W
(sa-ab)
B
WA
9
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 1320 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk
[sba-s]
get.
FJP FJP
code: 14-41-01
tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
[sba-s] (swr-prv) [sba-s]
10 maart 2015 16 juni 2014
3
WA
(-bw)
tervisielegging
Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014 WA
W
datum
GEMEENTE MEDEMBLIK
WR-A3 WA
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
kaart: 13/15
WR-A3
(dh)
[sba-s]
W
[sba-s]
(sa-ab)
[sba-s]
(sa-ab) (-bw)
[sba-s]
(sa-ab)
W WR-A2 WR-A3
W A
W
(sa-omt)
V
(sa-ab) (-bw)
W (sa-ab)
[sba-s]
W
[sba-s] [ka]
W
N
W
[sba-s]
A
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
W
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2016
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2014
W
WA (dh)
code: 14-41-01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 840 x 950 mm
schaal: 1:1000
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 14/15
Plangebied Bestemmingsplan Dorpskern I
Functieaanduidingen (sa-ab)
Enkelbestemmingen A A-GT2 B B-LB BO C CO GD G H M N R S S-MA V V-R WA W W-WC
Agrarisch Agrarisch - Glastuinbouw 2 Bedrijf Bedrijf - Agrarisch loon- en grondverzetbedrijf Bos Centrum Cultuur en ontspanning Gemengd Groen Horeca Maatschappelijk Natuur Recreatie Sport Sport - Manege Verkeer Verkeer - Railverkeer Water Wonen Wonen - Wooncentrum
Dubbelbestemmingen L-G WR-A1 WR-A2 WR-A3 WR-A4
Leiding - Gas Waarde - Archeologie 1 Waarde - Archeologie 2 Waarde - Archeologie 3 Waarde - Archeologie 4
Gebiedsaanduidingen
(sa-ngb)
(sa-omt)
(sdh-sta) (sm-dra) (sm-kdv) (sr-kt4) (swr-prv) (swr-rmo) (sw-tb) (sz) (trb) (vm) (vt) (w) (-w) (zo) (zb)
Bouwvlakken bouwvlak
Bouwaanduidingen [ka] [ond] [sba-s] [-sba-bb]
maximum aantal wooneenheden maximum bebouwingspercentage (%) maximum bouwhoogte (m) maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)
2
50%
Functieaanduidingen (b≤3.1) (b≤3.2) (bw) (-bw) (bp) (cs) (dh) (ev) (ga) (gr) (k) (m) (nv) (op) (-op) (rv) (rw)
atelier bedrijf tot en met 3.1 bedrijf tot en met 3.2 bedrijfswoning bedrijfswoning uitgesloten begraafplaats caravanstalling detailhandel evenemententerrein garage gronddepot kantoor maatschappelijk nutsvoorziening opslag opslag uitgesloten railverkeer recreatiewoning
karakteristiek onderdoorgang specifieke bouwaanduiding - stolp specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing
Maatvoeringen
geluidzone - weg
(atl)
specifieke vorm van agrarisch bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf specifieke vorm van agrarisch bedrijfskavel agrarisch niet grondgebonden bedrijf specifieke vorm van agrarisch opgaande meerjarige teeltvormen specifieke vorm van detailhandel - standplaats specifieke vorm van maatschappelijk - dierenarts specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein categorie 4 specifieke vorm van waarde - provinciaal monument specifieke vorm van waarde - rijksmonument specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning speelvoorziening transportbedrijf verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg volkstuin wonen wonen uitgesloten zend-/ontvangstinstallatie zwembad
9 8 12
maximum oppervlakte (bvo) (m2)
m 410
Figuren G
G
status vastgesteld ontwerp voorontwerp concept
hartlijn leiding - gas relatie
datum
tervisielegging
10 maart 2015 16 juni 2014
FJP FJP
GEMEENTE MEDEMBLIK Bestemmingsplan dorpskernen I Herziening 2016 code: 12-41-10.01
IDN: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenI-VO01
formaat: 560 x 380 mm
schaal: -
Bezoekadres: Stania State, Rengersweg 98, 9062 EJ Oenkerk Postadres: Postbus 81, 9062 ZJ Oenkerk tel.: (058) - 256 25 25 fax: (058) - 256 40 40 e-mail:
[email protected] internet: www.rho.nl
get.
kaart: 15/15