gemeente Eindhoven
Gemeentelijk Riolerings Plan (GRP) 2015-2018
Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu, Groen en Water
Juli 2014
Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) 2015-2018 Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu, Groen en Water
Colofon
Uitgave Gemeente Eindhoven Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu, Groen en Water Datum
Dit Gemeentelijk Rioleringpslan 2015-2018 is vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeente Eindhoven op
gemeente Eindhoven
Juli 2014
Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) 2015-2018 Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu, Groen en Water
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ................................................................................................................................3 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding 7 Aanleiding 7 Doelstelling 7 Doelgroep 8 Geldigheidsduur 8 Besluitvormingsproces 8 Leeswijzer 9
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2
Riolering en Water in Eindhoven 10 Algemeen 10 Riolering 11 Water 12 Oppervlaktewater 12 Grondwater 14
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6
Wettelijk kader en beleid overheden 15 Algemeen 15 Wettelijk kader 15 Wet Milieubeheer 15 Waterwet: 16 Gemeentewet 16 Beleid overheden 17 Europese kaderrichtlijn Water 17 Nationaal Bestuursakkoord Water 17 Deltaprogramma 17 Provinciaal Waterplan 18 Waterbeheerplan waterschap De Dommel 18 gemeente Eindhoven 19
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Evaluatie GRP 2011-2014 20 Algemeen 20 Doelstelling 20 Activiteiten 21 Middelen 25 Samenvatting evaluatie 26
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2
Streefbeeld en ambitie 29 Algemeen 29 Functioneren riolering 29 Zorgplicht afvalwater 29 Zorgplicht hemelwater 30
gemeente Eindhoven
3
5.2.3 5.2.4 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4 5.5
Bescherming milieu 34 In stand houden riolering 35 Een beheersbaar grondwatersysteem 37 Grondwaterzorgplicht gemeente 37 Bronneringen 40 Structuur van oppervlaktewater 40 Ontwikkelingen 42
6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.4
Toetsing aan streefbeeld 45 Algemeen 45 Functioneren van de riolering 45 Zorgplicht afvalwater 45 Zorgplicht Hemelwater 45 Bescherming milieu 50 In stand houden riolering 52 Een beheersbaar grondwatersysteem 54 Taak en rol gemeente inzake grondwaterzorgplicht 55 Taak en rol derden inzake grondwater zorgplicht 55 Bronneringen 57 Structuur van oppervlaktewater 57
7 7.1 7.2 7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.3.4 7.3.5 7.3.6 7.3.7 7.4
Maatregelen 59 Algemeen 59 Strategie 59 Investeringsmaatregelen 60 Zorgplicht afvalwater 60 Zorgplicht hemelwater 60 Bescherming milieu 61 In stand houden riolering 62 Grondwaterzorgplicht 63 Structuur oppervlaktewater 63 Ontwikkelingen 64 Exploitatiemaatregelen 64
8 8.1 8.1.1 8.1.2 8.1.3 8.2 8.3 8.3.1 8.3.2
Kostendekkingsplan 66 Kosten 66 Algemeen 66 Investeringen 66 Exploitatie 67 Rioolheffing 68 Kostendekking 69 Uitgangspunten en randvoorwaarden Dekking 70
4
69
gemeente Eindhoven
Lijst met afkortingen .....................................................................................................................72 Literatuurlijst..................................................................................................................................73 Bijlagen en Kaarten .......................................................................................................................74
gemeente Eindhoven
5
6
gemeente Eindhoven
1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Reden om een nieuw Gemeentelijk Riolerings Plan (GRP) vast te stellen, is dat het huidige GRP 20112014, eind 2014 afloopt. De gemeente Eindhoven heeft op basis van de Wet Milieubeheer de verplichting om voor een daarbij vast te stellen periode een GRP vast te stellen. Volgens de wetgeving heeft de gemeente drie zorgplichten te weten: - zorgplicht voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater (art. 10.33 Wet Milieubeheer); - zorgplicht voor afvloeiend hemelwater (art. 3.5 Waterwet); - zorgplicht voor het in openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemmingen zoveel mogelijk te voorkomen of beperken (art. 3.6 Waterwet). In de Gemeentewet is geregeld dat de gemeente onder de naam rioolheffing een belasting kan heffen ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de uitvoering van deze drie zorgplichten. Sinds de verbreding van de gemeentelijke watertaken met de hemelwater- en grondwaterzorgplicht wordt ook wel gesproken over een verbreed GRP (VGRP). Met het vaststellen van het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke watertaken. Het GRP is het (technisch en financieel) kader bij de uitvoering van deze taken en de basis voor het afleggen van verantwoording.
1.2
Doelstelling
Door de aanleg van riolering leven we langer, houden we droge voeten, beschermen we het milieu en leveren we een bijdrage aan een betere leefomgeving. Zonder het riool zou de stad niet op de huidige wijze kunnen functioneren. Dit betekent dat het goed vervullen van de (verbrede) rioleringszorg geen vrijblijvendheid is. Met het vaststellen van het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplichten. Het plan bevat: a) een overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor: • de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, • de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater, • maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, en • een aanduiding van het tijdstip waarop die voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn; b) een overzicht van de in de door het plan bestreken periode aan te leggen of te vervangen voorzieningen als bedoeld onder a ; c) een overzicht van de wijze waarop de voorzieningen, bedoeld onder a en b, worden of zullen worden beheerd; d) de gevolgen voor het milieu van de aanwezige voorzieningen als bedoeld onder a, en van de in het plan aangekondigde activiteiten; gemeente Eindhoven
7
e) een overzicht van de financiële gevolgen van de in het plan aangekondigde activiteiten.
1.3
Doelgroep
Het GRP verwoordt de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Hiervoor stelt de gemeenteraad het GRP vast, waarin de invulling van de gemeentelijke zorgplichten voor de inzameling en transport van afvalwater, het omgaan met hemelwater en het voorkomen van grondwateroverlast wordt beschreven.
1.4
Geldigheidsduur
Voor het GRP wordt een vastgestelde geldigheidstermijn vereist waarvan de lengte niet wettelijk vastligt. In Eindhoven is het gebruikelijk om een geldigheidstermijn (de plantermijn) te koppelen aan een bestuursperiode van 4 jaar. Dit GRP heeft een geldigheidstermijn van 2015 tot en met 2018. Gezien de investeringen van de wateropgaven wordt in het GRP wel verder gekeken dan de bestuursperiode van 4 jaar.
1.5
Besluitvormingsproces
Bij de voorbereiding van het plan is conform de wettelijke voorgeschreven procedure overleg gevoerd met: a. de provincie Noord-Brabant b. waterschap De Dommel als de beheerder van de zuiveringstechnische werken waarnaar het ingezamelde afvalwater wordt getransporteerd, en beheerder van de oppervlaktewateren waarop het ingezamelde water wordt geloosd. Het concept plan is voor reactie toegezonden aan het waterschap en provincie, gevolgd door het verwerken van de reacties. Na vaststelling van dit plan door de gemeenteraad doen burgemeester en wethouders hiervan mededeling door toezending van het plan aan: - Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord Brabant - Waterschap De Dommel - Minister van I&M Burgemeester en wethouders maken de vaststelling bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden. Hierbij geven zij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan. Verder zal het GRP op de website van de gemeente beschikbaar komen. Gedeputeerde staten kunnen, nadat burgemeester en wethouders in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, aan de gemeenteraad aanwijzingen geven omtrent de inhoud van het gemeentelijk rioleringsplan. Bij een aanwijzing wordt een termijn gesteld, binnen welke het plan in overeenstemming met de aanwijzing moet zijn gebracht.
8
gemeente Eindhoven
1.6
Leeswijzer
In de voorgaande paragrafen zijn de aanleiding, doelstelling, doelgroep, geldigheidstermijn en besluitvormingsproces behandeld. Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van riolering en water in Eindhoven. Hoofdstuk 3 beschrijft het wettelijk kader en het beleid van overheden. Hoofdstuk 4 beschrijft de evaluatie van het GRP 2011-2014. Hoofdstuk 5 beschrijft het streefbeeld en de ambitie van de gemeente Eindhoven. Hoofdstuk 6 toetst de huidige situatie aan het streefbeeld. Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van de maatregelen weer die noodzakelijk zijn om van de huidige situatie naar de gewenste situatie te komen. Hoofdstuk 8 het kostendekkingsplan geeft weer hoe de maatregelen worden gefinancierd en tot welke rioolheffing dit de komende jaren leidt.
gemeente Eindhoven
9
2
Riolering en Water in Eindhoven
2.1
Algemeen
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie van riolering en water in Eindhoven. Het waterbeheer is verdeeld over de gemeente, Brabant Water, de provincie en het waterschap. De gemeente Eindhoven heeft de zorg voor de riolering, een aantal stedelijke oppervlaktewateren en het Eindhovens- en het Beatrixkanaal. Daarnaast heeft de gemeente een grondwaterzorg en hemelwaterzorg. Brabant Water is verantwoordelijk voor de drinkwatervoorziening. De provincie verleent vergunningen voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van de bereiding van drinkwater, bodemenergiesystemen en industriële toepassingen van meer dan 150.000 kubieke meter per jaar. Het is een taak van het waterschap om het afvalwater te zuiveren, het oppervlaktewater te beheren alsmede de vergunningverlening voor de overige grondwateronttrekkingen. De activiteiten van de vier waterpartijen kennen dus een grote onderlinge afhankelijkheid. Een goede onderlinge samenwerking is dus essentieel. De gemeentelijke watertaken (afvalwater, grondwater en hemelwater) hebben zowel betrekking op de waterketen als op het watersysteem. Beide begrippen worden hieronder toegelicht. Waterketen De waterketen is het geheel van diensten aan huishoudens en bedrijven dat te maken heeft met het gebruik en het afvoeren van water. De waterketen omvat het zuiveren en leveren van drinkwater, het inzamelen van afvalwater en het afvoeren daarvan via de riolering (samen met het overtollige hemelwater) en het transporteren en zuiveren van stedelijk afvalwater. De waterketen is ontwikkeld om de volksgezondheid te bevorderen en het milieu te beschermen en draagt bij aan het voorkomen van wateroverlast. In de waterketen zijn naast de gemeente (riolering), Brabant Water (drinkwater), de provincie Noord-Brabant (vergunning voor grondwateronttrekking voor drinkwater) en het waterschap De Dommel (zuiveren afvalwater) betrokken. Watersysteem Het samenhangend geheel van grond- en oppervlaktewater, inclusief waterbodem, oevers, infrastructuur, planten en dieren noemen we het watersysteem. De waterketen heeft nauwe interacties met het watersysteem. Zo zijn de drinkwaterbedrijven bij het produceren van drinkwater in sterke mate afhankelijk van een goede kwaliteit van het beschikbare grond- en oppervlaktewater. Daarnaast wordt een groot deel van het overtollige hemelwater -en soms ook grondwater- samen met het afvalwater afgevoerd via de riolering. Tenslotte vinden overstortingen uit het rioolsysteem en lozingen uit afvalwaterzuiveringsinstallaties naar het oppervlaktewater plaats. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt eisen aan de waterkwaliteit. De waterketen kan bijdragen aan de verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit door emissies (uitstoot van stoffen) te verminderen. Dit kan bijvoorbeeld door maatregelen aan de rioolwaterzuivering, of door minder hemelwater via de riolering af te voeren zodat er minder riooloverstorten optreden. Het anders omgaan met hemelwater biedt ook mogelijkheden om 10
gemeente Eindhoven
invulling te geven aan de afspraken uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), dat via de voorkeursvolgorde vasthouden-bergen-afvoeren wil bereiken dat het oppervlaktewater voorbereid is op de toekomst. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het vasthouden en bergen van water biedt kansen bij het inrichten van de leefomgeving. Maatregelen op straat of in de openbare ruimte kunnen bijdragen aan het voorkomen van wateroverlast.
2.2
Riolering
Een overzicht van het rioleringssyteem in Eindhoven is achterin dit plan opgenomen (zie kaart 1) en is hieronder verkleind weergegeven.
De gemeente is eigenaar en beheerder van het riool. Het rioolstelsel van Eindhoven is grotendeels een gemengd stelsel. Dat is een stelsel waarbij het regenwater gezamenlijk met het afvalwater in één riool wordt ingezameld en afgevoerd. Omdat het rioolstelsel maar een beperkte hoeveelheid regenwater kan verwerken, kan bij hevige neerslag water op straat optreden. Daarnaast kan bij langdurige en hevige regenval het gemengde rioolstelsel overlopen naar oppervlaktewater via overstorten (een soort nooduitlaten) en zo het oppervlaktewater vervuilen. In Eindhoven zijn er 30 gemengde overstorten. Hiervan lozen er 23 op de Dommel, 1 op de Tongelreep, 5 op het Afwateringskanaal / Beatrixkanaal en 1 loost op de vijver in Gijzenrooi. In de praktijk werken deze overstorten, afhankelijk van de locatie, ca. 1 tot 10 maal per jaar. Een aantal gebieden heeft een gescheiden rioolstelsel. Hier wordt het afval- en regenwater gescheiden ingezameld en afgevoerd. Het hemelwater wordt via regenwateruitlaten meestal geloosd op oppervlaktewater en soms geïnfiltreerd in de bodem. Vanwege de bodemopbouw in Eindhoven is infiltratie bijna nergens goed uitvoerbaar. De gescheiden rioolstelsels hebben niet het nadeel van de gemeente Eindhoven
11
gemengde rioolstelsels dat bij veel neerslag verdund afvalwater in oppervlaktewater wordt geloosd. Wel is het van belang te voorkomen dat er verkeerde aansluitingen (afvalwaterlozing op een regenwaterriool of andersom) plaatsvinden. In Eindhoven zijn (nagenoeg) alle woningen en bedrijven aangesloten op de riolering. De panden in het buitengebied zijn veelal met gemaaltjes (pompunits) en pers- of vacuümleidingen aangesloten op het vrijverval riool in de bebouwde kom. Al het rioolwater wordt afgevoerd naar de rioolwater-zuiveringsinstallatie van het waterschap De Dommel aan de Van Oldenbarneveltlaan. Na zuivering van het rioolwater wordt het effluent (gezuiverd rioolwater) geloosd in de Dommel. Kengetallen riolering Eindhoven 2013
Lengte riolen gemengd Lengte riolen gescheiden Gemiddelde leeftijd riool Lengte regenwaterinfiltratieriool Lengte drainageleidingen Lengte persleidingen Lengte mechanische riolering (pers-, vacuümleiding) Aantal tussengemalen vrijverval-stelsel Aantal pompunits mechanische riolering Aantal rioolkolken Aantal inwoners 2012 Aantal woningen (CBS 2012) Aantal bedrijfsaansluitingen (CBS 2012) Totaal landoppervlak Verhard oppervlak gemengd riool (2014) Verhard oppervlak (verbeterd) gescheiden riool (2014) Aantal gemengde riooloverstorten
2.3
796 km 442 km 32 jaar 35 km 65 km 12 km 29 km 74 65 81.250 stuks 217.225 98.553 7.239 8888 ha. 1730 ha. 680 ha.(incl Meerhoven) 30
Water
Er zijn 5 soorten water te onderscheiden: drinkwater, afvalwater, regenwater, oppervlaktewater en grondwater. Drinkwater wordt in Eindhoven geleverd door waterleidingbedrijf Brabant Water. De wijze waarop wordt omgegaan met het afvalwater en regenwater is beschreven in de vorige paragraaf. Hieronder wordt op hoofdlijnen het oppervlaktewater en het grondwater in Eindhoven toegelicht. 2.3.1
Oppervlaktewater
Een overzicht van het oppervlaktewater is achterin dit plan opgenomen (zie kaart 2) en is hieronder verkleind weergegeven.
12
gemeente Eindhoven
Het oppervlaktewater zorgt voor de afvoer van het overtollig grond- en regenwater. De afvoer van het overtollig regenwater van het verharde oppervlak geschiedt in eerste instantie veelal via de riolering. De Dommel is het bekendste oppervlaktewater. De Dommel en andere oppervlaktewateren met een belangrijke waterhuishoudkundige functie (o.a. Tongelreep, Kleine Dommel, Ekkersrijt , Grote Beek) zijn in onderhoud bij het waterschap De Dommel. De gemeente is onderhoudsplichtig voor een aantal andere oppervlaktewateren waaronder: - Vijvers in het Stadswandelpark - Karpendonkse plas - Jan van Eyckgracht - Vijver in Bonifaciuspark - Vijvers Gijzenrooi (nabij Puttensedreef en Rijsven) - Oude Gracht - Gender vanaf Afwateringskanaal tot Limburglaan - Gendervijver in het park Engelsbergen - Vijver Henri Dunantpark - Hendrik de Keijzer vijver - Vijver nabij de Vliststraat (Acht) - Kleine plas Hanevoet (Ooievaarsnest) - Vijvers Stadskwekerij - Waterpartij in Meerhoven Daarnaast zijn de wadi’s (groene laagten in het terrein voor de tijdelijke opvang van regenwater) in Meerhoven en veel kleine greppels en sloten langs wegen, in onderhoud bij de gemeenten.
gemeente Eindhoven
13
In Eindhoven zijn drie kanalen aanwezig. Het Beatrixkanaal is in eigendom en onderhoud bij de gemeente die tevens nautisch (scheepvaart) beheerder is. Het Eindhovensch kanaal (tot aan de Zuid Willemsvaart in Helmond) is eveneens in eigendom en in onderhoud bij de gemeente. Dit kanaal wordt niet meer voor de scheepvaart gebruikt. Beide kanalen worden wel gebruikt door roeiers en kanovaarders. Het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het water in beide kanalen berust bij waterschap De Dommel en voor het oostelijk deel van het Eindhovensch Kanaal bij waterschap Aa en Maas. Het Afwateringskanaal vormt de verbinding tussen Dommel en Beatrixkanaal. Dit kanaal is in eigendom en onderhoud bij het waterschap. Het dient voor het reguleren van de (piek)afvoer van de Dommel door de stad. 2.3.2
Grondwater
Eindhoven heeft veel gebieden die gevoelig zijn voor grondwateroverlast. Een wijziging in bijvoorbeeld grondwateronttrekking of een hevige langdurige neerslagperiode in het winterhalfjaar is voldoende om in een deel van Eindhoven al dan niet plaatselijk, problemen te veroorzaken. De topografie en bodemopbouw van Eindhoven dragen bij aan het probleem. Vooral in de na-oorlogse periode is gebouwd op grond die minder geschikt is voor bebouwing. Daarbij zijn veel (kleinere) watergangen en andere af- en ontwateringsvoorzieningen, tijdens het bouwrijp maken van deze gebieden, verdwenen. Sinds midden jaren tachtig is geleidelijk een forse afname van de grondwateronttrekkingen in Eindhoven opgetreden. Deze verminderde industriële grondwateronttrekkingen hebben bijgedragen aan een soms aanzienlijke stijging van de grondwaterstanden, met name in het zuidelijk deel van Eindhoven. De oppervlaktewaterpeilen in Eindhoven beïnvloeden, in zijn algemeenheid, slechts in zeer beperkte mate de grondwaterstanden. De grondwaterstand in Eindhoven wordt in hoofdzaak bepaald door de opbouw van de bodem en de neerslag en verdamping. De grondwaterstanden zijn aan het einde van de zomer het laagst en het hoogst in het voorjaar, zoals te zien in onderstaande figuur.
Voorbeeld grondwaterstandfluctuaties in de tijd 14
gemeente Eindhoven
3
Wettelijk kader en beleid overheden
3.1
Algemeen
De Wet Milieubeheer is voor de rioleringszorg de belangrijkste wet omdat daarin de gemeentelijke zorgplicht voor inzameling en transport van afvalwater alsmede de verplichting tot het opstellen van een GRP is opgenomen. Daarnaast stelt de Waterwet verplichtingen voor de gemeente met betrekking tot de gemeentelijke zorgplichten voor hemelwater en grondwater. In de Gemeentewet is geregeld dat de gemeente onder de naam rioolheffing een belasting kan heffen ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de uitvoering van deze drie zorgplichten. Naast de wetgeving is een aantal beleidsstukken van andere overheden en gemeente Eindhoven relevant en van invloed op het in dit GRP te verwoorden beleid. Te noemen zijn de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), het Bestuursakkoord Water, het provinciaal Waterplan, het waterbeheerplan van Waterschap De Dommel en het Waterplan Eindhoven. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de belangrijkste wetgeving en overheidsbeleid die van invloed zijn op het GRP. In bijlage 1 is een uitgebreide toelichting opgenomen over het wettelijk kader en beleid overheden.
3.2
Wettelijk kader
3.2.1
Wet Milieubeheer
In de Wet milieubeheer is de zorgplicht voor stedelijk afvalwater (artikel 10.33) geregeld. Hierin is opgenomen: 1. De gemeenteraad of burgemeester en wethouders dragen zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen, door middel van een openbaar vuilwaterriool naar een inrichting als bedoeld in artikel 3.4 van de Waterwet. 2. In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een inrichting als bedoeld in het eerste lid kunnen afzonderlijke systemen of andere passende systemen in beheer bij een gemeente, waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, indien met die systemen blijkens het gemeentelijk rioleringsplan eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt. Daarnaast geeft de Wet milieubeheer de gemeente de mogelijkheid om een hemel- en grondwaterverordening (Artikel 10.32a) vast te stellen. Dit houdt in dat de gemeenteraad bij verordening kan bepalen dat: a. bij het brengen van afvloeiend hemelwater of van grondwater op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, wordt voldaan aan de in die verordening gestelde regels, en b. het brengen van afvloeiend hemelwater of van grondwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater binnen een in die verordening aangegeven termijn wordt beëindigd.
gemeente Eindhoven
15
Van de mogelijkheid, bedoeld onder b, wordt geen gebruik gemaakt, indien van degene bij wie afvloeiend hemelwater of grondwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan worden gevergd. 3.2.2
Waterwet:
In de Waterwet is de gemeentelijke zorgplicht voor hemelwater en grondwater opgenomen alsmede het doelmatig samenwerken tussen overheden. Voor de zorgplicht hemelwater (Artikel 3.5) is opgenomen: 1. De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor een doelmatige inzameling van het afvloeiend hemelwater, voor zover van degene die zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen. 2. De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen tevens zorg voor een doelmatige verwerking van het ingezamelde hemelwater. Onder het verwerken van hemelwater kunnen in ieder geval de volgende maatregelen worden begrepen: de berging, het transport, de nuttige toepassing, het, al dan niet na zuivering, terugbrengen op of in de bodem of in het oppervlaktewater van ingezameld hemelwater, en het afvoeren naar een zuiveringtechnisch werk. Voor de zorgplicht grondwater (Artikel 3.6) is opgenomen: 1. De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort. 2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten mede de verwerking van het ingezamelde grondwater, waaronder in ieder geval worden begrepen de berging, het transport, de nuttige toepassing en het, al dan niet na zuivering, op of in de bodem of in het oppervlaktewater brengen van ingezameld grondwater, en het afvoeren naar een zuiveringtechnisch werk. Over doelmatig samenwerken (artikel 3.8) is opgenomen: dat waterschappen en gemeenten zorg dragen voor de met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming van taken en bevoegdheden waaronder het zelfstandige beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater. 3.2.3
Gemeentewet
In de Gemeentewet (art. 228a) is opgenomen: 1. Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan: a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. 2 Ter zake van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen twee afzonderlijke belastingen worden geheven. 16
gemeente Eindhoven
3 Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan de omzetbelasting die als gevolg van de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit dat fonds.
3.3
Beleid overheden
3.3.1
Europese kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel het realiseren van een goede kwalitatieve (ecologische, chemische) toestand van het oppervlakte- en grondwater, bij voorkeur in 2015 doch uiterlijk in 2027. Nederland is hiervoor opgedeeld in 4 stroomgebieden, Eindhoven valt in het stroomgebied van de Maas. Voor elk stroomgebied is een Stroomgebiedsbeheerplan (SGBP) opgesteld. 3.3.2
Nationaal Bestuursakkoord Water
Het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (25 juni 2008) is een akkoord tussen ministerie van Verkeer en Waterstaat, provincies (IPO), gemeenten (VNG) en waterschappen (UvW). Dit betekent in algemene zin dat de omvang van de wateropgave wordt teruggebracht tot een maatschappelijk acceptabel niveau. Aanleiding is de gevoelde urgentie om het watersysteem op orde te brengen om de gevolgen van klimaatseffecten, bodemdaling en voortschrijdende verstedelijking op te vangen. Het akkoord is leidend bij afspraken tussen partijen. In juni 2011 is het Bestuursakkoord water aangevuld. Zowel rijk als decentrale overheden hebben taakstellingen om met minder middelen de taken uit te voeren. Dat vraagt om een doelmatiger waterbeheer. 3.3.3
Deltaprogramma
Het Deltaprogramma heeft 5 deltabeslissingen. Dit zijn plannen in grote lijnen om Nederland te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor genoeg zoetwater. Op Prinsjesdag 2014 verschijnt het Deltaprogramma 2015. De deltacommissaris adviseert aan het kabinet om 5 deltabeslissingen te nemen: b deltabeslissing Waterveiligheid b deltabeslissing Zoetwaterstrategie b deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie b deltabeslissing IJsselmeergebied b deltabeslissing Rijn-Maasdelta In de conceptdeltabeslissingen staan de volgende onderwerpen: b een voorstel voor een nieuwe aanpak van de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening b bouwplannen die nieuwe problemen met de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening tegengaan b plannen voor het rivierengebied van de Rijn en de Maas, en het IJsselmeergebied. Met name de deltabeslissingen zoetwaterstrategie en ruimtelijke adaptatie zijn voor Eindhoven van belang.
gemeente Eindhoven
17
Deltabeslissing Zoetwaterstrategie Als het een tijd lang niet regent, is er in Nederland soms niet genoeg zoetwater. Het gaat daarbij niet om drinkwater. Maar wel om het water dat wordt gebruikt door landbouw, industrie en natuur. De verwachting is dat er in de toekomst vaker te weinig water zal zijn. De overheid kan daar niet altijd wat aan doen. Voor watergebruikers zoals boeren, fabrieken en natuurbeheerders, is het belangrijk om te weten waar ze op kunnen rekenen. Het voorstel is om vast te stellen wat de overheid precies kan bieden in welke gevallen. Met andere woorden: er komen afspraken over de voorzieningenniveaus van zoetwater. Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie De deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie bevat plannen voor de bouw en inrichting van het landschap. En de manier waarop dit gebeurt. Het voorstel is om beter te kijken naar de gevolgen van zulke plannen voor de kans op overstromingen. 3.3.4
Provinciaal Waterplan
Op 20 november 2009 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Waterplan 2010-2015 ‘Waar water werkt en leeft’ vastgesteld. Het Provinciaal Waterplan vormt de strategische basis voor het Brabantse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn. De provincie wil, dat het water bijdraagt aan een gezonde omgeving voor mens, dier en plant, waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte is voor economische, maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen. Dit is vertaald in de volgende maatschappelijke doelen: - schoon grond- en oppervlaktewater voor iedereen adequate bescherming van Noord-Brabant tegen overstromingen - Noord-Brabant heeft de juiste hoeveelheden water (niet te veel en niet te weinig). De Verordening ruimte Noord-Brabant van de provincie geeft hier mede invulling aan. De provincie verwacht van de gemeente dat zij denkt vanuit de kwaliteit van de leefomgeving. De kwaliteit van het oppervlaktewater en de doelstellingen ten aanzien van het watersysteem zijn hierin besloten. Hierbij gaat het om de leefomgeving van de mens in relatie tot het milieu, de gezondheid en de ruimtelijke inrichting. De provincie meent dat nauwe samenwerking tussen waterschap en gemeente zal leiden tot een meer doelmatige dienstverlening voor de gehele (afval)waterketen en het watersysteem. De provincie is verantwoordelijk voor het strategisch grondwaterbeheer en het bevoegd gezag voor de vergunningverlening van drie categorieën grondwateronttrekkingen en infiltraties te weten: - de openbare drinkwaterwinning - bodemenergiesystemen - industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3 per jaar. Voor de overige onttrekkingen is het waterschap De Dommel bevoegd gezag. 3.3.5
Waterbeheerplan waterschap De Dommel
Het beleid van het waterschap is verwoord in het Waterbeheersplan 2010-2015 “krachtig water” vastgesteld op 16-12-09. Het waterbeheerplan heeft de volgende speerpunten: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodems en mooi water. Waterschap De Dommel is enerzijds beheerder van al het oppervlaktewater (kwaliteit en kwantiteit) in de gemeente Eindhoven en anderzijds verantwoordelijk voor het zuiveren van het afvalwater dat via de gemeentelijke riolering wordt ingezameld. Het waterschap wil samen met de gemeenten de 18
gemeente Eindhoven
afvalwaterketen verder optimaliseren, onder andere door gezamenlijke studies uit te voeren. Uitgangspunt hierbij is vermindering van het effect van de afvalwaterketen op oppervlaktewater tegen lagere kosten of vermindering van de totale vuillast bij gelijkblijvende kosten. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van sturing van de riolering en de afvalwaterbehandeling op de zuiveringsinstallatie, om zo de bestaande infrastructuur optimaal te benutten. Hiertoe worden gezamenlijke meet- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die inzicht geven in de effecten van de riooloverstorten op de ecologische toestand van het ontvangende oppervlaktewater. Op basis hiervan kan worden bepaald of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. 3.3.6
gemeente Eindhoven
Waterplan Het Waterplan is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord Brabant en waterleidingbedrijf Brabant Water. Één van de belangrijkste doelstellingen uit het Waterplan is het realiseren van een waternetwerk in de stad. Het gehele Waterplan is bestuurlijk bekrachtigd met een convenant in januari 2006. Meerjarenplan uitvoeren baggeren stedelijke wateren (baggerplan) De gemeente heeft de zorg voor het onderhoud van een aantal stedelijke oppervlaktewateren. Doelstelling is een goede waterkwaliteit en een goede inrichting van de wateren. Het baggeren van het stedelijke oppervlaktewater kan niet worden gedekt vanuit de rioolheffing, tenzij het gaat om oppervlaktewatervoorzieningen (zaksloten, bergingsvijvers) die primair een functie hebben in de directe afvoer of berging van hemelwater. Milieu In het gemeentelijk milieubeleid wordt uiteraard rekening gehouden met Water. Bij de uitvoering van het beleid wordt dit afgestemd. Er zijn raakvlakken te onderscheiden op o.a. de milieuthema’s Grondwater en Bodembeleid, Klimaat en Duurzaamheid, en Gezondheid.
gemeente Eindhoven
19
4
4.1
Evaluatie GRP 2011-2014
Algemeen
Door de aanleg van riolering leven we langer, houden we droge voeten, beschermen we het milieu en leveren we een bijdrage aan een betere leefomgeving. Zonder het riool zou de stad niet op de huidige wijze kunnen functioneren. Dit betekent dat het goed vervullen van de rioleringszorg geen vrijblijvendheid is. Reden waarom er sprake is van een doelbelasting, de rioolheffing. Het GRP 2011-2014 is op 30 november 2010 door de gemeenteraad vastgesteld en is geldig tot en met 31 december 2014 (plantermijn). De evaluatie geeft inzicht in hoeverre de doelstellingen zijn gehaald. Hiernaast wordt ook geëvalueerd in hoeverre de voorgenomen activiteiten, om de doelstellingen te bereiken, zijn uitgevoerd. Verder wordt bezien hoe de inzet van de beschikbare middelen is geweest.
4.2
Doelstelling
Doelstelling is het beschermen van de volksgezondheid en het milieu en het leveren van een bijdrage aan het in stand houden en verbeteren van een goede leefomgeving. De doelstelling bereiken we door: 1. Goed functioneren van de riolering b inzamelen en afvoeren afvalwater (afvalwaterzorgplicht) b inzamelen en afvoeren overtollig regenwater (hemelwaterzorgplicht) 2. Een goede structuur van oppervlaktewater b Beheer en onderhoud oppervlaktewateren, goede waterkwaliteit en -kwantiteit en belevingswaarde 3. Een beheersbaar grondwatersysteem b Voorkomen en bestrijden grondwateroverlast (grondwaterzorgplicht) Om de doelstelling te monitoren is een aantal effectindicatoren geformuleerd die jaarlijks in het kader van de jaarrekening worden gemonitoord en gerapporteerd. In onderstaande tabel zijn de effectindicatoren en resultaten weergegeven. Effectindicatoren: Realisatie
Realisatie
Realisatie
Begroting
2011
2012
2013
2014
68%
66%
74%
≥ 70%
Functioneren van de riolering Tevredenheid burgers over - De afvoer van het regenwater als het flink heeft geregend De belevingswaarde van burgers voor de oppervlaktewateren Tevredenheid burgers over - De inrichting van de openbare ruimte met water
89%
88%
91%
≥ 80%
- De bewaking van de kwaliteit van het ‘openbare water’
86%
86%
88%
≥ 80%
2
2
1
0
Resterende gebieden met grondwateroverlast - Aantal resterende gebieden met te treffen maatregelen
20
gemeente Eindhoven
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de ambitie ten aanzien van de effectindicatoren (zie percentages genoemd in de kolom begroting 2014) in 2013 voor alle indicatoren wordt behaald.
4.3
Activiteiten
Om de doelstellingen te realiseren worden maatregelen uitgevoerd. Hieronder wordt aangegeven hoe met de in het GRP 2011-2014 geplande maatregelen is omgegaan. 1. Zorgplicht afvalwater De geplande aansluiting van de 13 woonboten op het riool is vertraagd. Dit komt door opgetreden vertraging in de bestemmingsplanprocedure voor het gebied waarin deze woonboten zijn gelegen en de hieruit voortvloeiende discussie over het handhaven van de woonboten. Het project “herstel foutieve aansluitingen” is gestart en loopt. In de praktijk blijkt het lastig om één eenduidige manier van opsporen en herstel van foutieve aansluitingen toe te passen. Na het verkennen van een aantal opsporingsmethodieken, wordt een gebiedsgerichte uitvoering gehanteerd bij het herstel van foutieve aansluitingen. Het project heeft een doorlooptijd tot en met de planperiode van het nieuwe GRP 2015-2018. Om de onduidelijkheden over verantwoordelijkheden en vergoedingen ten aanzien van het herstel van verstopte huisaansluitingen weg te nemen, is een eenduidige ontstoppingregeling opgesteld en gecommuniceerd. De ervaringen met deze regeling zijn positief. 2. Zorgplicht hemelwater Het afkoppelen van verhard oppervlak (hemelwater afvoeren in een apart stelsel) was voorzien in een gericht aantal gebieden, deels in combinatie met het verhelpen van problemen met betrekking tot grondwateroverlast. Door het afkoppelen van verhard oppervlak ontstaat meer hydraulische capaciteit in het rioolstelsel waardoor de kans op wateroverlast bij hevige regenval wordt verkleind. Voor veel gebieden geldt dat het afkoppelen gereed is. Voor een (beperkt) aantal gebieden zijn de projecten nog in de planvormingsfase of is de uitvoering nog niet helemaal gereed. Dit betreft de gebieden: - bedrijventerrein Vaalserbergweg (planvorming) - bedrijventerrein de Tempel (planvorming en deels gereed) - kruidenbuurt zuid (in uitvoering) - Genderdal fase 2 (planvorming / heroverweging in relatie met grondwateroverlastmaatregelen) - Strijp T (afhankelijk van stedelijke ontwikkelingen) - kanaalzone bedrijventerrein (deels in uitvoering en deels in planvormingsfase) De planning is dat deze gebieden in de komende planperiode in principe worden afgekoppeld. Voor een aantal gebieden (bv Strijp T) is het moment van de uitvoering afhankelijk van de voortgang van de stedelijk herontwikkeling. Bij de planvorming wordt bezien in hoeverre het doelmatig is om de gebieden af te koppelen. Hierdoor kan de omvang van het afkoppelgebied veranderen (heroverweging Genderdal fase 2). Inclusief de raming voor 2014 is in de planperiode ca. 94 ha verhard oppervlak afgekoppeld. Voor het stimuleren van het afkoppelen van verhard oppervlak van het gemengd rioolstelsel door particulieren, is eind 2009 een stimuleringsregeling vastgesteld. Hiermee wordt beoogd om schoon water niet af te voeren naar het riool en de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Tot op heden wordt in een gemeente Eindhoven
21
beperkt aantal gevallen gebruik gemaakt van deze stimuleringsregeling. Dit omdat de financiële bijdrage van de gemeente slechts een (beperkt) deel van de kosten dekt. Vooral in gevallen waar men al voornemens was om werkzaamheden uit te voeren, kan deze regeling een impuls geven om tegelijkertijd ook invulling te geven aan het afkoppelen van verhard oppervlak dan wel de aanleg van een groen dak. De aanleg van de waterstructuren is voortvarend aangepakt. Dit omdat het afkoppelen van verhard oppervlak rendeert als gelijktijdig of aansluitend het afgekoppelde regenwater daadwerkelijk naar oppervlaktewater kan worden afgevoerd. Alle geplande waterstructuren zullen in 2015 gereed zijn of in uitvoering (waterstructuur Eindhoven noord). Een kanttekening wordt gemaakt voor de aanleg van de Nieuwe Gender. Deze waterstructuur zal bovengronds over het Emmasingelkwadrant gaan stromen en eveneens bovengronds ten noorden van de Stationsweg. Realisatie van deze twee delen van de Nieuwe Gender is mede afhankelijk van de voortgang van de ter plaatse geplande stedelijke ontwikkelingen. Bezien wordt om met behulp van tijdelijke voorzieningen (by-passes) toch een basisafvoer van de Gender naar de Dommel te realiseren. Om te voorkomen dat bij zeer kleine stedelijke ontwikkelingen relatief dure en moeilijk in stand te houden voorzieningen voor waterberging moeten worden aangelegd, is het idee om deze kleine voorzieningen te centraliseren en met behulp van een Waterbergingsfonds te financieren. Dit waterbergingsfonds zou gevuld moeten worden met gelden voor waterberging vanuit de relatief kleine stedelijke ontwikkelingen. De invulling van een Waterbergingsfonds is nog in ontwikkeling. Dit geldt eveneens voor het instellen van een hemelwaterverordening om bij regels dwingend eisen te stellen aan het lozen van hemelwater in de riolering of in de bodem. Dit wordt nader in regionaal verband met omliggende gemeente en waterschap welke samenwerken onder de naam Waterportaal ZuidoostBrabant, verkend en uitgewerkt. 3. grondwaterzorgplicht Maatregelen waren nog voorzien in Genderbeemd, Gijzenrooi en Genderdal. De maatregelen in Genderbeemd bestaan in hoofdzaak uit het aanleggen van een drainagesysteem. Daarbij wordt tegelijk vaak een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Deze werkzaamheden zijn/ worden in 2015 afgerond. Voor Gijzenrooi is een andere aanpak gevolgd. Hier zijn gericht op overlastlocaties verticale ontlastfilters toegepast om lokaal de grondwaterstand te verlagen. Uit monitoring moet blijken of deze maatregelen afdoende werken en of er nog aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Voor Genderdal wordt momenteel onderzocht welke specifiek maatregelen het beste kunnen worden toegepast. Voor een aantal locaties zijn maatwerkmaatregelen uitgevoerd om grondwateroverlast terug te dringen. Te noemen zijn de Berekuil, fietspaden Fellenoord, en een aantal laaggelegen tunnels. Met de waterpartners (Provincie, waterschap De Dommel en Brabant Water) wordt structureel overlegd. Dit overleg is vooral toegespitst op het in stand houden van de grondwateronttrekkingen Vredeoord en Aalsterweg. Hiertoe zijn afspraken gemaakt zowel inhoudelijk als financieel en vastgelegd in een convenant. De voorgenomen stopzetting c.q. vermindering van deze onttrekkingen is hiermee voorkomen. Voor Aalsterweg is Brabant Water voornemens de winning uit te breiden en deels te verplaatsen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het bestrijden en voorkomen van grondwateroverlast. In samenspraak met de voornoemde waterpartners wordt de voorgenomen verplaatsing en uitbreiding van de ondiepe waterwinning projectmatig uitgewerkt.
22
gemeente Eindhoven
4. Bescherming milieu De geplande aanpassingen van de overstorten oostzijde vijver Engelsbergen, F. Timmermanslaan, Anconalaan, Turfveldenlaan en bij bergbezinkbassin Kosmoslaan zijn uitgevoerd. De studie naar sturing in het rioolstelsel is afgerond, het uitvoeren van de hieruit volgende maatregelen is voorzien in de komende planperiode. Samen met waterschap De Dommel en gemeenten die hun afvalwater lozen op de rioolwaterzuivering te Eindhoven is voor de afvalwaterketen (riolering en rioolwaterzuivering) een maatregelenpakket (project Kallisto) opgesteld waarmee kosteneffectief binnen de door de europese Kaderrichtlijn Water gestelde termijnen aan de doelen van KRW kan worden voldaan. Het is niet mogelijk om afzonderlijk van elkaar (ieder partij voor zich) de knelpunten weg te nemen zonder het knelpunt bij een ander groter te maken. We hebben de afvalwaterketen daarom, precies zoals in het Bestuursakkoord Water is afgesproken, als één systeem beschouwd om waterkwaliteitsknelpunten samen effectief aan te kunnen pakken. Het maatregelenpakket bestaat uit “korte termijn maatregelen” (de zogenaamde “geen-spijt-maatregelen”) die in de periode 2015-2016 kunnen worden uitgevoerd en “lange termijn maatregelen” waarvoor aanvullend onderzoek nodig is en naar verwachting in de periode 2017-2021 kunnen worden uitgevoerd. Het maatregelenpakket voor de korte termijn (2015-2016) is om gezamenlijk invulling te geven aan: • beluchten van het oppervlaktewater. • de inzet van real time control; maximaal benutten van bestaande infrastructuur door middel van sturing • extra beluchten van het effluent van de rwzi • extra beluchtingscapaciteit toevoegen en procesoptimalisatie op de rwzi Deze voornoemde maatregelen zullen in het nieuwe GRP 2015-2018 worden geprogrammeerd. De reparaties van de overstortmuren zijn in de planperiode uitgevoerd en het plaatsen van spindelschuiven bij wervelventielen is in uitvoering. Door monitoring van de overstorten en het gemalenbeheersysteem is het inzicht in het functioneren van het rioolstelsel vergroot en kan beter en adequater worden gereageerd op ongewenste situaties zoals een dreigende lozing door pompstoring. 5. Vervangen, beheer en onderhoud Het inspectie- en reinigingsprogramma met als doel om in 2015 volledig inzicht te krijgen in de toestand van het rioolstelsel, ligt op schema; 90% is gereed. Op basis van inspectieresultaten is waar nodig het riool gerepareerd of vervangen. Inzicht in restlevensduur is aanwezig op basis van de geïnspecteerde riolen en daarmee een goede basis voor het vervangingsprogramma. In totaal is in de afgelopen planperiode 2011-2014 ruim 27 km riool vervangen (inclusief begroting 2014). Het jaarlijkse onderhoud van de kolken, riolen, gemalen en bijzondere voorzieningen (o.a. bergingskelders) is conform planning uitgevoerd. Alle onderhoudsmaatregelen voor rioolgemalen op korte en lange termijn zijn door inspectie in detail inzichtelijk gemaakt. De gemalen zijn op basis hiervan aangepast zodat het onderhoudsniveau in orde is. Het beleidskader voor beheer is verder uitgewerkt. De vertaling naar operationele (jaar)plannen is grotendeels afgerond. Resultaten daarvan worden in het nieuwe GRP 2015-2018 opgenomen. Het onderzoek naar de kwalitatieve toestand van wadi´s, zaksloten, drainageleidingen, infiltratieriolen, oppervlaktewaterstructuren en bergingsvijvers is nog niet volledig afgerond. Op basis hiervan wordt een (meerjaren) onderhoudsprogramma opgesteld.
gemeente Eindhoven
23
6. Organisatorisch Voor de monitoring van de voortgang van de uitvoering van het GRP wordt aangesloten bij de reguliere Planning en Control-cyclus van de gemeente. Met behulp van informatie uit deze monitoring wordt jaarlijks beoordeeld of bijstelling nodig is. Jaarlijks wordt het kostendekkingsplan behorend bij het GRP geactualiseerd. Eventuele aanpassing worden verwerkt in de meerjarenbegrotingen. In onderstaande tabel staan de outputindicatoren zoals deze jaarlijks in het kader van de P&C cyclus worden gemonitoord. Outputindicatoren: Realisatie
Realisatie
Realisatie
Begroting
2011
2012
2013
2014
140
80
160
125
162.540
162.500
162.500
162.500
Inspectie en reiniging riolen
Km
Reiniging kolken
Stuks
Reiniging en inspectie rioolgemalen
Stuks
480
489
480
480
Rioolvervanging
Meter
5.947
7.826
4.777
8.576
Afkoppelen verharding
Hectare
Waterstructuur
meter’
Riooloverstortvolume per jaar (modelmatig)
30
23,1
19,0
22,0
1.000
3.610
1.775
1.650
m3
730.170
707.170
674.791
Riooloverstortvolume piek gebeurtenis (idem)
m3
169.000
164.577
159.565
Knelpunten water op straat klasse 2 en 3 (idem)
Aantal
12
10
9
Vervangen damwand Beatrix-kanaal
meter’
Baggeren waterbodems**
m3
7.537
3.000
5.000
-
5.071
43.500
37.750
** Baggeren betreft de hoeveelheid te verwijderen bagger uit het Beatrixkanaal
Om aan de voorkant van stedelijke ontwikkelingen de wateraspecten goed te verankeren is bij de sector Vergunningen Toezicht en Handhaving, capaciteit hiervoor (ten laste van het GRP) beschikbaar gekomen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat zaken zoals de benodigde voorzieningen om schoon en vuil water te scheiden, de locatie van aansluiting op het gemeenteriool en het bouwpeil tijdig in de planvorming worden meegenomen. In het samenwerkingsverband Waterportaal Zuidoost Brabant wordt samen met 12 andere gemeenten en waterschap De Dommel invulling gegeven aan het doelmatig samenwerken conform het Bestuursakkoord Water. Onder deze paraplu dan wel daarnaast wordt door de gemeente Eindhoven en waterschap De Dommel samengewerkt in diverse projecten. Daarnaast is met het waterschap De Dommel in het voorjaar van 2014 een Waterakkoord gesloten. De wateropgaven van het waterschap en gemeente in het stedelijk gebied zijn namelijk dermate vervlochten met ruimtelijke en economische ontwikkelingen, dat kosteneffectieve realisatie alleen mogelijk is door de waterthema’s te koppelen aan brede maatschappelijke thema’s. Naast de bestaande samenwerking liggen er momenteel kansen om de samenwerking tussen waterschap De Dommel en de gemeente Eindhoven te intensiveren vooral op het gebied van klimaatadaptatie en duurzaamheid. De onderwerpen waarop partijen op dit moment al samenwerken en in te toekomst kunnen gaan samenwerken zijn opgenomen in het waterakkoord. Het waterakkoord is daarmee een overkoepelend contract dat inzicht geeft in de samenhang van de projecten en activiteiten en deze bestuurlijk borgt. Met het waterschap, Brabant Water, Provincie en gemeente Waalre wordt ook intensief en constructief samengewerkt in het kader van het bestrijden en voorkomen van grondwateroverlast.
24
gemeente Eindhoven
Op de website van de gemeente Eindhoven is het item Water verder in beeld gebracht waardoor mede invulling wordt gegeven aan het inrichten van een Waterloket. Hiermee is een goede start gemaakt om richting burgers uit te leggen hoe Eindhoven omgaat met Water. Communicatie dient blijvend aandacht te worden gegeven.
4.4
Middelen
Bij de vaststelling van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2014 is besloten de rioolheffing in de periode 2011-2014 niet te verhogen, behoudens indexering. Toegezegd is om jaarlijks het kostendekkingsplan te actualiseren waarbij aandacht wordt gegeven aan de tariefontwikkeling op langere termijn. Bij de jaarlijkse terugkoppeling naar de raad is telkens verantwoording afgelegd over de ontwikkeling in de exploitatie- en investeringskosten. Op grond van de laatste actualisatie wordt voor het saldo van de voorziening vervanging riolen ultimo 2014 een toename geprognosticeerd ter grootte van €10.201.809 ten opzichte van de actualisatie voor 2013. Deze actualisatie is zowel financieel als inhoudelijk verwerkt in de primaire begroting 2014 en de verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014. De ontwikkeling van de stand van de voorziening riolen is direct van invloed op de ontwikkeling van de rioolheffing. In onderstaande grafieken is het effect van de actualisatie op de stand van de voorziening vervanging riolen weergegeven.
Uit bovenstaande grafiek kan geconcludeerd worden dat het in de planperiode verhogen van de rioolheffing niet noodzakelijk is geweest omdat de voorziening toereikend is gebleven. Op basis van de huidige inzichten zien we een temporisering van de investeringen. Algemeen kan worden gesteld dat de uitvoering van de rioolvervangings- en afkoppelprojecten minder snel gaan dan oorspronkelijk in 2010 gepland. Dit door personele capaciteit, organisatieontwikkelingen (zoals een maatschappelijke kosten baten analyse), vergunningsprocedures en omdat afstemming met omgeving over herinrichting in een aantal gevallen meer tijd vergt dan voorzien.
gemeente Eindhoven
25
Op basis van de actualisatie van het kostendekkingsplan in 2013 zal de voorziening ultimo 2017 negatief worden tot 2028 en daarna tot 2050 weer een positieve stand krijgt. Bij de aanbieding van het GRP 2011-2014 is vermeld dat een jaarlijkse verhoging van ca. 1,5 a 2% (ca. € 3,00) in de volgende planperiode(2015-2018) noodzakelijk wordt geacht. Het effect van deze verhoging is eveneens te zien in bovenstaande grafiek. Om te voorkomen dat de voorziening negatief wordt kan (een deel van) de investeringen worden geactiveerd dan wel een beperkte stijging van de rioolheffing worden gedaan. Exploitatie De kosten voor het jaarlijkse beheer en onderhoud van het rioolstelsel kennen een relatief stabiel verloop zonder extreme afwijkingen. Het exploitatiesaldo wordt jaarlijks afgewikkeld in de reserve zorgplicht afval- hemel- grondwater. De afgelopen jaren is er per saldo een positief resultaat van de exploitatierekeningen van de afgelopen jaren. De reserve heeft ultimo 2013 een stand van € 705.000
4.5
Samenvatting evaluatie
Doelstelling De ambitie ten aanzien van de effectindicatoren om te bepalen in hoeverre aan de algemene doelstelling wordt voldaan, wordt in 2013 voor alle indicatoren behaald. Afvalwaterzorgplicht De aansluiting van de woonboten in het Afwateringskanaal op het riool is vertraagd door de bestemmingsplanprocedure van het industrieterrein de Hurk. Bij het project herstel foutieve aansluitingen blijkt het in de praktijk lastig om één eenduidige manier van opsporen en herstel van foutieve aansluitingen toe te passen. Na het verkennen van een aantal opsporingsmethodieken, wordt gebiedsgericht uitvoering gegeven aan het herstel van foutieve aansluitingen. Hemelwaterzorgplicht Voor veel gebieden geldt dat de afkoppelmaatregelen zijn uitgevoerd. Een (beperkt) aantal gebieden zijn echter nog in de planvormingsfase of is de uitvoering nog niet helemaal gereed. In de komende planperiode zullen de afkoppelprojecten in deze gebieden worden afgerond. Alle geplande waterstructuren zullen in 2015 gereed zijn of in uitvoering (waterstructuur Eindhoven noord). Een kanttekening wordt gemaakt voor de aanleg van de Nieuwe Gender. Deze waterstructuur zal bovengronds over het Emmasingelkwadrant gaan stromen en eveneens bovengronds ten noorden van de Stationsweg. Realisatie van deze twee delen van de Nieuwe Gender is mede afhankelijk van de voortgang van de ter plaatse geplande stedelijke ontwikkelingen. Bezien wordt om met behulp van tijdelijke voorzieningen (by-passes) toch een basisafvoer van de Gender naar de Dommel te realiseren. Grondwaterzorgplicht Grootschalige maatregelen om invulling te geven aan de grondwaterzorgplicht zijn afgerond (Genderbeemd). In Gijzenrooi is een andere aanpak gevolgd. Hier zijn gericht op overlastlocaties verticale ontlastfilters toegepast om locaal de grondwaterstand te verlagen. Voor Genderdal wordt onderzocht welke specifieke maatregelen het beste kunnen worden toegepast mede in relatie tot het verplaatsen en uitbreiden van de drinkwateronttrekking van Brabant Water in Genneperparken. Voor een aantal locaties (o.a. Berenkuil) zijn maatwerkmaatregelen uitgevoerd om grondwateroverlast terug te dringen. Met de waterpartners Provincie, waterschap De Dommel en Brabant Water en 26
gemeente Eindhoven
gemeente Waalre is een convenant gesloten om de grondwateronttrekkingen Vredeoord en Aalsterweg in stand te houden. Milieu De geplande aanpassingen van de overstorten en bij bergbezinkbassin Kosmoslaan zijn uitgevoerd. De studie naar sturing in het rioolstelsel is afgerond, het uitvoeren van de hieruit volgende maatregelen is voorzien in de komende planperiode. Samen met waterschap De Dommel en gemeenten die hun afvalwater lozen op de rioolwaterzuivering te Eindhoven is voor de afvalwaterketen (riolering en rioolwaterzuivering) een maatregelenpakket (project Kallisto) opgesteld waarmee kosteneffectief binnen de door de Kaderrrichtlijn Water gestelde termijnen aan de doelen van KRW kan worden voldaan. Deze maatregelen zullen in het nieuwe GRP 2015-2018 worden geprogrammeerd. Vervanging, beheer en onderhoud Het inspectie- en reinigingsprogramma met als doel om in 2015 volledig inzicht te krijgen in de toestand van het rioolstelsel, ligt op schema; 90% is gereed. Op basis van inspectieresultaten is waar nodig het riool vervangen. Inzicht in restlevensduur is aanwezig op basis van de geïnspecteerde riolen en daarmee een goede basis voor het vervangingsprogramma Het jaarlijkse onderhoud van de kolken, riolen, gemalen en bijzondere voorzieningen (o.a. bergingskelders) is grotendeels conform planning uitgevoerd. Het beleidskader voor beheer is verder uitgewerkt. De vertaling naar operationele (jaar)plannen is grotendeels afgerond en wordt in het nieuwe GRP 2015-2018 opgenomen. Organisatorisch Voor de monitoring van de voortgang van de uitvoering van het GRP wordt aangesloten bij de reguliere Planning en Control-cyclus van de gemeente. Met behulp van informatie uit deze monitoring wordt jaarlijks beoordeeld of bijstelling nodig is. Bij de sector Vergunningen Toezicht en Handhaving is capaciteit ten laste van het GRP) beschikbaar gekomen om zaken zoals de benodigde voorzieningen om schoon en vuil water te scheiden, de locatie van aansluiting op het gemeenteriool en het bouwpeil tijdig te onderkennen en aandacht te geven. In het samenwerkingsverband Waterportaal Zuidoost Brabant wordt samen met 12 andere gemeenten en waterschap De Dommel invulling gegeven aan het doelmatig samenwerken conform het Bestuursakkoord Water. Met het waterschap De Dommel is in het voorjaar van 2014 een Waterakkoord gesloten. De wateropgaven van het waterschap en gemeente in het stedelijk gebied zijn namelijk dermate vervlochten met ruimtelijke en economische ontwikkelingen, dat kosteneffectieve realisatie alleen mogelijk is door de waterthema’s te koppelen aan brede maatschappelijke thema’s. Naast de bestaande samenwerking liggen er momenteel kansen om de samenwerking tussen waterschap De Dommel en de gemeente Eindhoven te intensiveren vooral op het gebied van klimaatadaptatie en duurzaamheid. Met het waterschap, Brabant Water, Provincie en gemeente Waalre wordt ook intensief en constructief samengewerkt in het kader van het bestrijden en voorkomen van grondwateroverlast. Middelen Jaarlijks is het kostendekkingsplan geactualiseerd waarbij aandacht wordt gegeven aan de tariefontwikkeling van der rioolheffing op langere termijn. Conform besluitvorming bij de vaststelling gemeente Eindhoven
27
van het vigerende GRP is de rioolheffing in de afgelopen planperiode niet verhoogd behoudens indexering. Bij de jaarlijkse terugkoppeling naar de raad is verantwoording afgelegd over de ontwikkeling in de exploitatie- en investeringskosten. Op basis van de huidige inzichten zien we een temporisering van de investeringen ten opzichte van hetgeen in 2010 gepland. Bij de aanbieding van het GRP 2011-2014 is vermeld dat een jaarlijkse verhoging van ca. 1,5 a 2% in de volgende planperiode (2015-2018) noodzakelijk wordt geacht. Mede door de temporisering van de investeringen is het wellicht mogelijk om deze verhoging niet of slechts beperkt door te voeren. Dit wordt nader in dit GRP 2015-2018 uitgewerkt De kosten voor het jaarlijkse beheer en onderhoud van het rioolstelsel kennen een relatief stabiel verloop zonder extreme afwijkingen. Het exploitatiesaldo wordt jaarlijks afgewikkeld in de reserve zorgplicht afval- hemel- grondwater. De afgelopen jaren is er per saldo een positief resultaat van de exploitatierekeningen van de afgelopen jaren. De reserve heeft ultimo 2013 een stand van € 705.000
28
gemeente Eindhoven
5
Streefbeeld en ambitie
5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt het streefbeeld en ambitie weergegeven voor invulling van de gemeentelijke watertaken. Het streefbeeld krijgt gestalte vanuit 3 doelstellingen: 1. een goed functioneren van de riolering 2. een beheersbaar grondwatersysteem 3. een goede structuur van oppervlaktewater Randvoorwaarde is een goede samenwerking en afstemming met de waterpartners (Waterportaal ZuidOostBrabant, waterschap De Dommel, Brabant Water, provincie) en belanghebbenden. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de actuele ontwikkelingen die van invloed zijn op de gemeentelijke watertaken.
5.2
Functioneren riolering
Dit richt zich op de bescherming van de volksgezondheid (zorgplicht afvalwater), het voorkomen van wateroverlast (zorgplicht hemelwater) en de bescherming van het milieu, met name het oppervlaktewater. Daarnaast is het natuurlijk van belang dat de riolering in stand wordt gehouden. Dit door goed beheer en onderhoud en door tijdige vervangingen. 5.2.1
Zorgplicht afvalwater
Inzameling van stedelijk afvalwater is een kerntaak van de gemeente. Uitgangspunt is dat alle panden zijn aangesloten op riolering of een voorziening met vergelijkbaar milieurendement. Dit betekent dat er geen ongezuiverde lozingen meer plaatsvinden. Het huidige rioolstelsel wordt in stand gehouden, waar mogelijk worden verbeteringen (zoals opheffen foutieve aansluitingen) aangebracht. Bij nieuwbouw wordt een apart afvalwaterriool aangelegd en het afvalwater dus separaat van het hemelwater afgevoerd. Voor nieuwe bebouwing geldt dat conform het bouwbesluit op de perceelgrens stedelijk afvalwater en hemelwater gescheiden wordt aangeleverd. In het buitengebied wordt nieuwbouw aangesloten op drukriolering. De afvoer van hemelwater via drukriolering is niet toegestaan. In de toekomst worden zo mogelijk nieuwe vormen van verwijdering en zuivering van stedelijk afvalwater toegepast. Bijvoorbeeld nieuwe vormen van sanitatie die het mogelijk maken om urine apart in te zamelen, waardoor het makkelijk wordt om grondstoffen uit afvalwater te winnen. Een ander voorbeeld is decentrale zuivering, dit vermindert de afstand tussen de lozing van afvalwater en de zuivering, waardoor de transportkosten lager worden. Deze technieken en concepten zijn nu nog niet rijp voor grootschalige toepassing, daarom worden de ontwikkelingen op dit vlak nauw gevolgd. Op plekken waar het nuttig is en doelmatig kan worden toegepast, worden deze nieuwe technieken en concepten gebruikt, zolang het mogelijk is om dit binnen de geldende wet- en regelgeving te doen. Ingeval van een verstopte of defecte huisaansluiting geldt indien het probleem in het openbare riool (tussen perceelsgrens en hoofdriool) zit, de gemeente hiervoor (financieel) verantwoordelijk is. Als de gemeente Eindhoven
29
gebruiker het riool echter onjuist heeft gebruikt, kan de gemeente de kosten verhalen. Als het probleem in het riool op particulier terrein zit, is de huiseigenaar (financieel) verantwoordelijk. Als er sprake is van een gebrek (verzakking, wortelingroei etc.) aan het gemeentelijk rioolstelsel waardoor er een verstopping optreedt op particulier terrein, is het redelijk de gemaakte ontstoppingskosten aan deze eigenaar te vergoeden. Hiervoor is een ontstoppingsregeling opgesteld.
5.2.2
Zorgplicht hemelwater
Hemelwater bepaalt voor een groot deel de capaciteit van het rioolstelsel en de rioolwaterzuivering. De piekbelasting tijdens een regenbui moet kunnen worden verwerkt. Klimaatverandering zal leiden tot meer hevige regenbuien, dus een grotere piekbelasting. Om hierop voor te bereiden moet het rioolstelsel worden aangepast. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het afkoppelen / niet aansluiten van hemelwater op het gemengde riool en door hemelwater bovengronds vast te houden. De gemeente hanteert de voorkeursvolgorde voor het omgaan met regenwater zoals genoemd in de Wet Milieubeheer. Een belangrijk uitgangspunt is dat de zorgplicht begint bij de burger. Bij regenwater geldt dat lokale lozing van het regenwater in het milieu (al dan niet via een gemeentelijk regenwaterriool) de voorkeur geniet boven lozing op een gemengd stelsel. Lozing op oppervlaktewater is gelijkwaardig aan lozing in de bodem. De voorkeursvolgorde is: 1. (her)gebruik van regenwater. Het regenwater wordt opgevangen om binnen de ontwikkeling nuttig in te zetten waardoor het niet tot afvoer komt. 2. Bergen en vertraagd afvoeren. Na hevige regenval wordt water in het plangebied opgevangen en tijdelijk geborgen om vervolgens vertraagd te worden afgevoerd naar de openbare ruimte. Voorbeelden zijn: bergingsvijvers, wadi’s, groene daken etc. 3. Rechtstreeks afvoeren naar oppervlaktewater. Indien regenwater niet kan worden geborgen wordt het afgevoerd naar gebieden met oppervlaktewater zoals vijvers, sloten en kanalen. 4. Afvoeren naar het riool. Alleen als de eerste drie opties niet mogelijk zijn vindt afvoer van regenwater plaats via de riolering. Bij nieuwbouw wordt gescheiden riolering aangelegd, zo wordt hemelwater losgekoppeld van stedelijk afvalwater. Doordat hemelwater in principe schoon is, kan het direct worden geloosd op oppervlaktewater of in de bodem worden geïnfiltreerd. Er bestaan verschillende mogelijkheden om hemelwater los van stedelijk afvalwater te verwerken. Het water kan via een ondergronds buizenstelsel naar een nabijgelegen oppervlaktewater worden vervoerd, of het wordt ter plekke met buizen en kratten geïnfiltreerd in de bodem. Hemelwater kan ook uit de riolering weg worden gehouden door het bovengronds te laten afstromen naar de straat en vervolgens via de straat af te voeren naar de juiste plek. Hiermee ontstaat een belangrijke relatie tussen hemelwater en de openbare ruimte. Soms kan met relatief eenvoudige aanpassingen aan het wegprofiel, ervoor worden gezorgd dat grote hoeveelheden water tijdelijk worden geborgen of naar bijvoorbeeld grasvelden wordt geleid om daar in de bodem te infiltreren. Per locatie wordt bepaald wat de beste manier is. Voor 'Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen' wordt het beleid van het Waterschap de Dommel gevolgd. Op grond hiervan is het in Eindhoven verplicht om bij bouwontwikkelingen die meer dan 250m2 verharding toevoegen (t.o.v. de bestaande situatie) een waterbergende voorzieningen met een vertraagde afvoer aan te leggen. Om dat te bereiken kan gedacht worden aan sedum daken, wadi's of 30
gemeente Eindhoven
bergende voorzieningen onder de grond. In de praktijk blijkt het lastig om binnen kleinere plangebieden dit type maatregelen te realiseren en in stand te houden. De kleinschaligheid maakt de kosten per m3 berging hoog en tegelijkertijd de kans op storing in de geknepen afvoer groot. Daardoor bestaat het risico dat deze private bergende voorzieningen op termijn verdwijnen en daarmee de noodzakelijke (kostbare) berging ook. Dat is onwenselijk. In samenwerking met het waterschap de Dommel is gezocht naar een oplossing die voor alle partijen werkbaar is. Die is gevonden in de vorm van een waterbergingsfonds. De gemeente creëert in overleg met het waterschap op strategische plekken extra waterberging. Deze waterberging kan worden ingezet om de benodigde waterberging, als gevolg van (kleine) ontwikkelingen binnen de stad, te compenseren. Hiertoe is/wordt een regeling uitgewerkt waarbij door ontwikkelaars van relatief kleine ontwikkelingen door een storting in het waterbergingsfonds worden vrijgesteld om een waterbergende voorziening aan te leggen. In de gebieden waar een gemengd rioolstelsel aanwezig is, kan met in acht name van de voorkeursvolgorde het overtollige regenwater worden aangesloten op het gemengde riool. In gebieden waar bij eerste aanleg een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel (apart riool voor de inzameling en afvoer van regenwater) aanwezig is, geldt dat het overtollige regenwater op het regenwaterriool moet zijn aangesloten. In gebieden (met name buiten de bebouwde kom) waar een druk- of persriool aanwezig is voor de inzameling van alleen afvalwater, is het verboden regenwater hier op aan te sluiten. Voor afkoppelgebieden is het volgende van toepassing. Het afkoppelen van verhard oppervlak van het openbare vuilwaterriool levert een bijdrage aan het verminderen van wateroverlast, de vuiluitworp via riooloverstorten bij hevige regenval en het verbeteren van het zuiveringsrendement van de rioolwaterzuivering. Daarnaast kan door het afkoppelen de capaciteit van de zuivering worden beperkt en kunnen investeringen in randvoorzieningen en in de riolering (deels) achterwege blijven. In de door de gemeente afgekoppelde en nog af te koppelen gebieden is /wordt naast het bestaande gemengd riool een separaat regenwaterriool aangelegd. Op dit riool is het regenwater van het openbare gebied en op vrijwillige basis het regenwater van de voorkant van de woningen / percelen aangesloten. In deze gebieden streeft de gemeente ernaar dat al het regenwater van het gemengd riool wordt afgekoppeld en voor zover het overtollig is, op het regenwaterriool wordt aangesloten. Water op straat Met modelberekeningen wordt de afvoercapaciteit van het rioolstelsel getoetst. In deze berekeningen wordt met een standaardbui met een theoretische herhalingstijd van eens in de 2 jaar (bui 8 uit de Leidraad riolering) de wateroverlast ten gevolge van een beperkte afvoercapaciteit van het rioolstelsel bepaald. Dit is een bui van 19,8 mm neerslag in één uur; dit komt overeen met 19,8 liter per m2 in één uur. Er bestaan voor het voorkómen van water op straat geen eenduidige eisen of normen. De gemeente Eindhoven streeft er naar dat deze neerslaggebeurtenis (bui 8) slechts tot matige overschrijdingen van water-op-straat mag leiden. De categorisering van overlast is in de onderstaande tabel weergegeven.
gemeente Eindhoven
31
CAT
Omschrijving
Mate van overschrijding
Maatregelen?
0
<5 cm water op straat
Geen overschrijding
Geen maatregelen
1
5-15 cm water op straat gedurende
Matige overschrijding
Geen maatregelen (wel afhankelijk
Ernstige overschrijding
Nader te onderzoeken met 2D-
maximaal 35 minuten 2
5-15 cm water op straat gedurende
gebied)
minimaal 35 minuten en maximaal 60
model voor noodzaak maatregelen
minuten 3
5-15 cm water op straat gedurende
4
>15 cm water op straat gedurende
Ernstige overschrijding
Nader te onderzoeken met 2D-
Ernstige overschrijding
Nader te onderzoeken met 2D-
meer dan 60 minuten
model voor noodzaak maatregelen
maximaal 60 minuten 5
>15 cm water op straat gedurende meer dan 60 minuten
model voor noodzaak maatregelen Zeer ernstige overschrijding
Nader te onderzoeken met 2Dmodel voor noodzaak maatregelen
Tabel met categorieën water op straat op basis van bui 8 Leidraad riolering De onderverdeling is vooral (alleen) bedoeld om onderscheid te kunnen maken in de verwachtte ernst van het berekende water op straat. De uiteindelijke kans op overlast is sterk afhankelijk van de inrichting van de bovengrond en kan met bovengenoemde (1D) berekening niet in beeld worden gebracht. Zo kan kortdurend een paar centimeter water op straat in een winkelgebied leiden tot water in winkels en grote schade, terwijl 15 cm water op straat gedurende meer dan een uur in een woonwijk met hoge bouwpeilen slechts kan leiden tot enige hinder. De overlast is dus afhankelijk van de hoeveelheid en de duur van het water op straat. Ernstige knelpunten die modelmatig met deze hydraulische berekeningen worden onderkend, moeten worden bevestigd op basis van nader onderzoek met 2D modellering. Met 2D modellering worden de berekende wateroverlastlocaties meer in detail onderzocht om een beeld te krijgen hoe het water op straat zich gedraagt. Denk daarbij aan spreiding en afvoer bovengronds of juist locaties waar het zich concentreert en meer schade of overlast veroorzaakt. Dit kan een ander beeld geven op de noodzakelijke oplossingsrichting. Daarnaast wordt ook de praktijkervaring van overlastlocaties in beschouwing genomen. Een knelpunt betekent een situatie waarbij ernstige overlast en schade optreedt voor omgeving en bewoners. Op basis van deze knelpunten en praktijkervaringen worden maatregelen gedefinieerd om de overlast / schades, te verminderen. Hierbij worden de maatregelen beoordeeld op robuustheid en mede in relatie tot de klimaatontwikkeling en de overige opgaven voor dit GRP. Daarnaast is het streven om de komende jaren maatregelen te nemen om bij extremere neerslag ten gevolge van klimaatverandering water af te voeren naar gebieden waar dit geen overlast geeft. Klimaatverandering Klimaatverandering kent twee aspecten: klimaatmitigatie (voorkomen, bijvoorbeeld door CO2 reductie) ) en klimaatadaptatie (aanpassen). Voor het waterbeleid is met name klimaatadaptatie van toepassing. De laatste klimaatscenario’s geven aan dat het waarschijnlijk is dat opwarming van de aarde optreedt. Wat het effect op het klimaat van Nederland zal zijn, is nog onbekend, verwacht wordt dat er meer hevige neerslag gaat voorkomen, meer perioden van droogte en over het algemeen hogere temperaturen. Bij hevige neerslag moeten grote hoeveelheden water snel worden afgevoerd en of geborgen, bij perioden van droogte moet water beschikbaar zijn om verdroging te voorkomen. Het is een uitdaging om een doorvertaling van de verwachte klimaatsveranderingen te maken naar nieuwe criteria voor het ontwerpen van het rioolstelsel. Het is bijvoorbeeld niet doelmatig om het 32
gemeente Eindhoven
rioolstelsel keer op keer te vergroten teneinde meer regenwater af te kunnen voeren. Daarnaast is het vaak moeilijk om de benodigde maatregelen in te passen in de bestaande omgeving, omdat er onvoldoende ruimte beschikbaar is. Combinaties van ondergrondse en bovengrondse maatregelen in een groot gebied kunnen ervoor zorgen dat toch het gewenste resultaat wordt behaald. Om Eindhoven klimaatbestendig te maken voor intensieve neerslag gelden de volgende uitgangspunten: • Er zal vaker water op straat voorkomen. Zolang water geen (zeer)ernstige hinder of overlast geeft, accepteren we het, bij schade of gezondheidsproblemen zoeken we naar een adequate oplossing. We hanteren de volgende beschrijvingen van hinder, overlast en schade: • Hinder heeft de volgende kenmerken: kortdurende periode van water op straat, waarbij vervoer en transport nog mogelijk is (wegen blijven toegankelijk) en geen schade optreedt. • Overlast heeft één van de volgende kenmerken: langer durende periode van water op straat, vervoer en transport niet meer overal mogelijk (ondergelopen tunnels, hoge waterstand op straat), beperkte economische schade (enkele schadeclaims met een laag bedrag). • Schade heeft één van de volgende kenmerken: vervoer en transport in een groot gebied niet meer mogelijk (ondergelopen tunnels, hoge waterstand op straat), grote economische schade (groot aantal schadeclaims, schadeclaims met een hoog bedrag), gezondheidsschade (ziekten die direct te relateren zijn aan water op straat). • Oplossingen voor opvang en afvoer van extreme neerslag worden vooral op lokaal niveau gezocht door het slim (her-)inrichten van de openbare ruimte. Voor de bepaling van de capaciteit / afmeting van het bestaande rioolstelsel wordt uitgegaan van een bui die (theoretisch) één maal per twee jaar voorkomt, bui 8 uit de Leidraad Riolering. Indien een veel heftiger bui valt, zal het regenwater via oppervlakkige afstroming zijn weg zoeken. Om schades zoveel mogelijk te voorkomen dient het regenwater in een dergelijke situatie tijdelijk te worden geborgen. • Voor locaties waar maatregelen noodzakelijk zijn, wordt een gebiedsaanpak toegepast om alle verbanden een goede plek te geven. Alle betrokken partijen kunnen in een gebiedsplan aangeven wat ze willen bereiken, waardoor het mogelijk wordt om werkzaamheden op elkaar af te stemmen. Door de integratie van verschillende partijen en doelen ontstaat een integraal plan met een beter resultaat. • Voor nieuwe situaties en bij herinrichtingen dient minimaal bui 8 uit de Leidraad zonder water op straat problemen kunnen worden afgevoerd. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre een meer extreme bui (bui 9 uit de Leidraad) kan worden afgevoerd om inzicht te krijgen in de voor wateroverlast gevoelige locaties. • We streven naar extra bovengrondse waterberging (orde van grootte van 40 à 50 mm) om weerstand op te bouwen voor extreme neerslaggebeurtenissen. Mogelijke oplossingen zijn: - het “groen” lager aanleggen dan de verharding (waterberging in het groen) - het aanbrengen van trottoirbanden (waterberging op straat) - het aanbrengen van een oppervlakkig afstromingsprofiel naar locaties waar water tijdelijk kan worden geborgen, bijvoorbeeld laag gelegen plantsoenen, pleinen - het “ontharden” van de stad bijvoorbeeld door het toepassen van groene daken of het actief verwijderen van overbodige verharding.
gemeente Eindhoven
33
•
Voor de opvang en afvoer van regenwater dienen er robuuste en veerkrachtige waterstructuren aanwezig te zijn. • Investeren in het kunnen voorspellen van extreme neerslaggebeurtenissen (bv regenradar) en daarop anticiperen met maatregelen, bijvoorbeeld met behulp van sturing in het rioolstelsel en oppervlaktewater. Het voorgaande sluit aan bij het voorstel vanuit het Deltaprogramma om Nederland in 2050 zo veel als mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust in te richten.
5.2.3
Bescherming milieu
Iedereen wil een goede kwaliteit van het milieu: een leefomgeving waar men tevreden over is. De afvalwaterketen heeft invloed op het milieu en dan specifiek op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het is de vraag welke invloed vanuit de afvalwaterketen acceptabel is. De Kaderrichtlijn Water stelt eisen aan de milieukwaliteit van veel oppervlaktewateren. Het is een Europese richtlijn die doorwerking moet krijgen in het handelen van gemeenten en waterschappen. De Europese Kaderrichtlijn Water vraagt een integrale kijk op de waterkwaliteit en de ecologie. De criteria voor waterkwaliteit en ecologie zijn met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water afhankelijk geworden van het toegekende ambitieniveau van het ontvangende water. De belangrijkste oppervlaktewateren in Eindhoven zijn voor de KRW geclassificeerd. Het watersysteem dient bij voorkeur in 2015 doch uiterlijk in 2027 te voldoen aan de eisen behorend bij het ambitieniveau. Op onderstaande kaart welke in groot formaat (kaart 3) achter in dit plan is opgenomen, zijn de ambitieniveaus weergegeven.
KRW doelen oppervlaktewater in Eindhoven
34
gemeente Eindhoven
Conform de KRW systematiek wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de biologie (flora fauna) leidend is. Dat wil zeggen dat de normen voor (fysisch-) chemische waterkwaliteit tot doel hebben dat het systeem ecologisch goed functioneert. Indien aan de biologische doelstellingen wordt voldaan kan gesteld worden dat het systeem op orde is. In dit GRP wordt vooral gekeken naar de invloed van het gemeentelijk rioolstelsel op het oppervlaktewater. De belangrijkste factoren van de afvalwaterketen die het watersysteem beïnvloeden zijn de riooloverstorten en de effluentlozing van de rioolwaterzuiverings-installatie (RWZI) van het waterschap. Het onderzoeksproject Kallisto is opgezet om inzicht te krijgen in het effect van de afvalwaterketen op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Kallisto staat voor Kosteneffectieve oppervlaktewaterverbetering door Afvalwaterketen vuiLLastreductie door Integrale STuring en Optimalisatie. Kallisto heeft als doel door vergaande samenwerking binnen de waterketen in combinatie met de ontwikkeling en demonstratie van innovatieve technologie te voldoen aan de vereiste KRW kwaliteitsdoelstellingen. Dit door innovatieve sturing van de (afval)waterstromen op kwaliteit, inzet van bergingscapaciteit, gerichte zuiveringsmaatregelen en selectie van lozingspunten in relatie tot de actuele fysieke toestand van het oppervlaktewatersysteem. Het Kallisto project met intensieve monitoring en gedetailleerde modellering heeft geleid tot een integraal maatregelenpakket dat de KRW opgave op een kosteneffectieve manier invult. Met het uitvoeren van het afsprakenpakket over de KRW zorgen we met het terugdringen van ongewenste vuilemissies vanuit de riolering voor een substantiële verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Waar nodig worden ook in de riolering maatregelen getroffen (zoals opheffen foutieve aansluitingen) om de oppervlaktewaterkwaliteit te verbeteren. Dit zijn lokale aandachtspunten die ook lokaal worden ingevuld. 5.2.4
In stand houden riolering
Algemeen Uitgangspunt is dat gemeentelijke riolen in gemeentegrond liggen. Daar waar dit niet het geval is, zal worden bezien (bijvoorbeeld bij vervanging) dit te herstellen. Uitgangspunt is dat in beginsel geen gronden worden verkocht waarin gemeentelijk riolen zijn gelegen. Voor het vervangen van riolen in relatie tot bomen in de openbare ruimte wordt in geval van waardevolle bomen bezien of kan worden volstaan met een (deel) reparatie of het relinen van het riool. Mocht het vervangen onvermijdelijk zijn dan zal bezien worden of het riool kan worden verlegd, de bomen kunnen worden verplaatst of toch moet worden overgegaan tot het kappen en compenseren van de bomen. Bij het plaatsen van nieuwe bomen dient zorgvuldig de ligging van het riool in relatie tot de bomen te worden beschouwd om problemen in de toekomst te voorkomen. Op grond van een verkennende analyse wordt voorlopig gesteld dat het probleem van wortelingroei met name is gerelateerd aan de periode 1950-1980, waarbij na 1970 een duidelijke verbetering is opgetreden mogelijk als gevolg van het toepassen van rubberringen. Wortelingroei komt met name voor bij keramische en betonnen riolen waarbij er significant meer schadebeelden optreden bij gebeitelde in plaats van geboorde aansluitingen. Het overgrote deel van wortelingroei vindt plaats vanuit de voegverbindingen. Op basis hiervan kan worden gesteld dat bij nieuwe aanleg de risicogroep wordt gevormd door betonnen en keramische riolen. Zorgvuldige aanleg lijkt voor deze categorie riolen de meest voor de hand liggende oplossing om toekomstige problemen te voorkomen. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of hiermee het probleem van de wortelingroei voldoende wordt opgelost. Omdat 30% van de wortelingroei plaatsvindt via de inlaten, zal de werkwijze, waarbij de gemeente Eindhoven
35
perceelaansluitleiding ook op particulier terrein wordt vervangen, effectief werken. Particulieren moeten worden gestimuleerd om eveneens zorgvuldig te werk te gaan. Voor het leggen van relaties tussen boomsoort, straatinrichting en wortelingroei is een nadere analyse nodig (ook differentiëren naar o.a. inspectieklassen). Beheer en onderhoud Beheer is het treffen van maatregelen om het functioneren van het rioolstelsel te garanderen. Hiervoor wordt onderzoek uitgevoerd, onderhoud gepleegd, gerepareerd, gerenoveerd of worden onderdelen verbeterd. Er moeten veel afwegingen worden gemaakt voor een goed beheer van het rioolstelsel. In een tactisch beheerkader (zie bijlage 3) zijn functionele eisen en maatstaven opgesteld voor het rioolstelsel. Op basis van dit tactisch beheerkader wordt een meerjarige operationele aanpak voor deze planperiode uitgewerkt. Vervangingen Voor het opstellen van een investeringsprogramma en een vervangingsplanning is het beoordelen van inspecties belangrijk. Op basis hiervan wordt bepaald of een beschadiging van het riool ernstig genoeg is om actie te moeten ondernemen. Het is belangrijk om niet alleen naar de staat van het riool te kijken, maar ook naar de omgeving (bijvoorbeeld type weg), eerdere inspectiebeelden en geplande (andere) werkzaamheden in de omgeving. Daarnaast wordt ook gekeken naar de klachtenregistratie en gegevens van de rioolreiniging. Een strategische vervangingsplanning dient meer doelen. Het zorgt voor een lange termijn perspectief, ondersteunt wat op korte termijn gebeurt, geeft zicht op noodzakelijke financiële verplichtingen en op de benodigde personele capaciteit op langere termijn. Het is daarom belangrijk om een strategische vervangingsplanning op te stellen die duidelijk en realistisch is. Op basis van inspectie is met behulp van videobeelden en foto’s een beeld verkregen van de toestand van de riolen. Dit is de basis voor de beoordeling, waarmee wordt bepaald wanneer de riolen moeten worden vervangen. Hiermee wordt de langere termijn vervangingsplanning opgezet. Relinen De traditionele manier van het vervangen van een rioolbuis bestaat uit het opbreken van de verharding, het opgraven van de oude rioolbuis, het leggen van een nieuwe rioolbuis, het opvullen met zand en het vervolgens herstellen van de verharding. Een steeds meer gebruikt alternatief hiervoor is relinen. Met relinen wordt een flexibele kous ingebracht in de oude rioolbuis, waarna de kous wordt uitgehard met UV-licht of warm water. Doordat het wegdek niet wordt opengebroken is relinen in veel gevallen goedkoper dan het traditionele vervangen. Relinen zien we als volwaardig alternatief voor het traditionele vervangen. Bij relinen moet met verschillende aandachtspunten rekening worden gehouden zoals: b relinen vindt grotendeels ondergronds plaats, hierdoor is een combinatie met bovengrondse werkzaamheden niet logisch (daardoor worden de kosten juist hoger) b een kostbaar onderdeel van relinen is het vrijmaken van de toevoer van huisaansluitleidingen, bij veel huisaansluitleidingen ligt het traditionele vervangen daarom meer voor de hand b bij relinen worden de huisaansluitleidingen niet vervangen; b bij relinen wordt de oude buis niet verwijderd en moet dus constructief nog sterk genoeg zijn; b bij relinen wordt de diameter van de oude buis licht verkleind, doordat er een nieuwe rioolbuis in wordt geplaatst. Dit verkleint de hydraulische capaciteit. 36
gemeente Eindhoven
In het algemeen geldt dat buizen met weinig aansluitleidingen en een grotere diameter beter kunnen worden gerelined dan kleinere leidingen. In onze vervangingsplanning en financiën gaan we daarom uit van een deel traditioneel vervangen en een deel relinen.
Gemalen en drukriolering Voor laaggelegen gebieden en tunnels worden gemalen toegepast om het rioolwater op te pompen voor verder transport. In de buitengebieden wordt het afvalwater ingezameld met drukriolering en luchtpersrioolsystemen. In totaal zijn er ca. 160 gemalen, gemaaltjes en luchtpersrioolsystemen. De vervangingsplanning gaat uit van een technische levensduur van 15 jaar voor de mechanische en elektrische delen van een gemaal en 60 jaar voor de bouwkundige delen (put, leidingen). Dit vormt de basis voor het vervangingsprogramma en het bepalen van de gemiddelde jaarlijkse benodigd budget.
5.3
Een beheersbaar grondwatersysteem
Deze paragraaf over een beheersbaar grondwatersysteem richt zich specifiek op de zorgplicht van de gemeente voor het voorkomen en bestrijden van grondwateroverlast. Het betreft dus niet de kwaliteit van het grondwater en het omgaan met grondwaterverontreinigingen. 5.3.1
Grondwaterzorgplicht gemeente
De visie van de gemeente Eindhoven met betrekking tot het grondwater is dat er sprake moet zijn van een beheersbaar grondwatersysteem dat het mogelijk maakt de aan de grond gegeven bestemming te realiseren. Dit betekent niet dat de gemeente een grondwaterpeil in het stedelijk gebied vaststelt en garandeert vergelijkbaar met een peilbesluit voor oppervlaktewater. Dit is namelijk technisch moeilijk realiseerbaar, door de veelheid van factoren die dit grondwaterpeil beïnvloeden. Een dergelijke vergaande peilbeheersing is een verantwoordelijkheid die de gemeente niet kan waarmaken. De gemeente is wel verantwoordelijk voor maatregelen gericht op het zo veel mogelijk terugdringen en voorkomen van (grond)wateroverlast in de stad. Hier ligt een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid voor waterschap, provincie, gemeente, burgers, huiseigenaren en bedrijven om te komen tot een veilig en gezond leefmilieu. De doelstelling van de gemeente is het voorkomen dat nieuwe ontwikkelingen leiden tot grondwateroverlast en dat er geen structurele grondwateroverlastproblemen meer bestaan. De gemeente voert maatregelen uit in het gemeentelijke openbaar terrein teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort. Dit sluit aan bij de Wet gemeentelijke watertaken. De gemeente heeft in deze een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. Essentieel hierbij is een nadere invulling van de begrippen ”structurele grondwateroverlast” en “doelmatig”. Hieronder staat dit nader gedefinieerd. - grondwateroverlast wordt gedefinieerd als “een situatie waarbij er sprake is van aantasting van de gebruiksfunctie van een perceel door een te geringe ontwateringsdiepte ” (Commissie Integraal Waterbeheer 2004). o de ontwateringsdiepte is de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand gemeente Eindhoven
37
aantasting van de gebruiksfunctie is te onderscheiden in: overlast die grondwater veroorzaakt in woningen en bedrijfspanden overlast van beschadigde wegen en slechte groeiomstandigheden van openbaar groen structureel wordt gedefinieerd als langere tijd met een te geringe ontwateringsdiepte. Voor bestaand stedelijk gebied worden geen harde normen toegepast voor de ontwateringsdiepte. Dit omdat het enerzijds moeilijk is om het grondwaterpeil te kunnen sturen en anderzijds omdat een kleine ontwateringsdiepte niet per definitie ook grondwateroverlast tot gevolg heeft. Omgekeerd kan een “goede” ontwateringsdiepte toch nog grondwaterproblemen tot gevolg hebben. Als uitgangspunt wordt conform vigerend beleid, gehanteerd dat in de gebieden waar de hoogste grondwaterstand ondieper is dan 1 meter onder het maaiveld ter plaatse van een woning (oftewel ca. 0,70 -0,90 meter onder straatpeil) er sprake is van een onvoldoende ontwateringsdiepte. Met nadruk wordt gesteld dat dit een richtlijn is en niet een “keiharde”grens. Van geval tot geval zal in redelijkheid en billijkheid met dit uitgangspunt worden omgegaan. Onderstaande figuur geeft op basis van metingen een inschatting van de hoogste grondwaterstanden in Eindhoven. Achterin dit plan is deze figuur in een groter formaat (kaart 4) opgenomen. doelmatig wordt gedefinieerd als de te treffen maatregelen effectief, duurzaam en een reële kosten - baten verhouding hebben. Dit impliceert dat er meestal sprake dient te zijn van meerdere gevallen van grondwateroverlast in een bepaald gebied. o
-
-
Kaart inschatting van de hoogste grondwaterstanden in Eindhoven
38
gemeente Eindhoven
Bij de aanpak van grondwater moet onderscheid worden gemaakt tussen nieuwbouw en bestaande bebouwing. Nieuwbouw Tijdens de watertoets in het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt gekeken of een gebied geschikt is om te bebouwen. Hierbij wordt gekeken of grondwater belemmerend kan zijn voor de bestemming van het gebied en zo ja welke maatregelen in de inrichting- en bestemmingsfase nodig zijn. De benodigde maatregelen moeten worden uitgevoerd om grondwateroverlast in de toekomst te voorkomen. Om meer zekerheid te geven worden voortaan (streef-)bouwpeilen aangegeven door de gemeente. Door bouwpeilen af te geven wordt gestuurd op de hoogteligging van een pand. Hiermee wordt voorkomen dat een pand lager wordt aangelegd dan de omgeving, waardoor de kans op grondwateroverlast (en hemelwateroverlast) wordt verkleind. Bestaande bebouwing Veel regels en uitzonderingen zijn van toepassing bij de zorgplicht grondwater. Door een zorgvuldig proces te volgen wordt onderzocht waardoor grondwateroverlast wordt veroorzaakt en wie voor een oplossing dient te zorgen. De gemeente heeft hierin een regierol. Het volgende proces wordt gevolgd: b Melding van grondwateroverlast komt binnen bij de gemeente. b Gemeente voert een verkennend onderzoek uit, gebruik makend van de beschikbare meetgegevens, om te bepalen wat de waarschijnlijke oorzaak is. Samen met de eigenaar wordt gekeken welke partijen dienen te worden betrokken. b Bij onduidelijkheid over de oorzaak of bij de mogelijkheid dat de gemeente maatregelen dient te treffen, wordt onderzoek uitgevoerd naar structurele overlast. Indien er geen sprake is van structurele overlast wordt dit gecommuniceerd met de eigenaar en eindigt het proces. b Indien er sprake is van structurele overlast wordt onderzocht of de gemeente in openbaar gebied op een doelmatige wijze maatregelen kan treffen. b Overleg in dit traject met betrokken partijen is noodzaak om tot goede en gedragen oplossingen te komen. Bij niet structurele overlast of onmogelijkheid om doelmatige maatregelen in openbaar gebied te treffen, zal degene die de overlast ervaart zelf maatregelen moeten treffen. De gemeente denkt hierin mee evenals de stichting Grondwatercollectief Eindhoven. De relevante partijen zijn: b de eigenaar: elke eigenaar dient in ieder geval ervoor te zorgen dat alle verblijfsruimtes in het pand waterdicht zijn, verder moeten ze op eigen terrein maatregelen nemen tegen grondwateroverlast indien dit redelijkerwijs van hen kan worden verwacht. b de gemeente: de gemeente heeft in elk geval een regie- en onderzoeksrol. In sommige gevallen dient de gemeente maatregelen te treffen om grondwateroverlast te verminderen. b het waterschap: het waterschap De Dommel beheert alle oppervlaktewateren en stelt streefpeilen vast. Hiermee hebben ze (beperkte) invloed op grondwaterstanden in het stedelijke gebied. b de provincie: de provincie speelt een rol bij de totstandkoming van bestemmingsplannen en verleent vergunningen voor grote grondwateronttrekkingen en heeft daarmee invloed op de grondwaterstanden.
gemeente Eindhoven
39
5.3.2
Bronneringen
Bij een bronnering wordt voor beperkte periode grondwater aan de bodem onttrokken en weggepompt om de grondwaterstand te verlagen. Zo kunnen werkzaamheden, zoals de aanleg van bouwwerken, kabels en leidingen, droog worden uitgevoerd. Voor zowel het onttrekken van grondwater als het lozen van het opgepompte grondwater op oppervlaktewater geldt dat het waterschap hiervoor het bevoegd gezag is. Voor lozing van bronneringswater op riolering geldt dat de gemeente het bevoegd gezag is. Uitgangspunt is dat schoon bronneringswater in principe niet op het riool wordt geloosd maar of terug wordt gebracht in de bodem of afgevoerd wordt naar oppervlaktewater. Voor ieder initiatief dient de afweging in beeld te worden gebracht. Voor het lozen van bronneringswater op de riolering dient in het kader van het Activiteitenbesluit een verzoek tot maatwerkvoorschrift te worden ingediend bij de gemeente. Voor het lozen van grondwater (van saneringen) hanteert de gemeente in principe de in bijlage 2 opgenomen normen. Van deze normen kan worden afgeweken, bijvoorbeeld in geval van verontreinigingen en er sprake is van een sanering. Indien er sprake is van een sanering is de ODZOB bevoegd gezag voor de sanering. Het verontreinigde water zal dan op het riool worden geloosd. Verder worden eisen gesteld aan het ijzergehalte (Fe-totaal minder dan 5mg/l) en de zuurgraad (6,5
5.4
Structuur van oppervlaktewater
De Wet Gemeentelijke Watertaken benoemt de zorg voor gemeentelijke oppervlaktewateren niet als taak van de gemeente. Het Rijk gaat er impliciet vanuit dat de gemeente hemelwater en grondwater afvoert naar het oppervlaktewater en daarmee het ingezamelde water overdraagt aan het waterschap. Hiermee sluit de rijksoverheid aan bij de landelijke trend om het beheer en onderhoud van gemeentelijk oppervlaktewater over te dragen naar het waterschap en ziet zij de oppervlaktewaterzorg niet als gemeentelijke taak. De gemeente Eindhoven wil de komende jaren doorgaan met het investeren in nieuwe waterstructuren. Deze waterstructuren worden zowel ondergronds (in een gesloten pijp) als bovengronds (open water) aangelegd. Deze waterstructuren hebben een cruciale functie voor het inzamelen en afvoeren van (afgekoppeld) hemel- en grondwater en helpen om Eindhoven klimaatbestendig te maken. Om deze reden wordt de bekostiging van deze waterstructuren ondergebracht in de rioolheffing. Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) heeft werknormen opgesteld voor watersystemen. De normen hebben betrekking op inundatie of overstroming van het maaiveld. Gesteld is dat inundatie van grasland maximaal eens in 10 jaar en inundatie van stedelijk gebied eens in de 100 jaar mag optreden. De complete set werknormen voor de toelaatbare inundatiefrequentie van het laagste maaiveld is: − 1:10 jaar voor grasland en natuur; − 1:25 jaar voor akkerbouw; − 1:50 jaar voor hoogwaardige landbouw; − 1:100 jaar voor industrieel en stedelijk gebied.
40
gemeente Eindhoven
Het streefbeeld is dat het openwatersysteem voldoet aan deze werknormen. In het kader van de Deltabeslissingen worden deze normen mogelijk heroverwogen. Voor het ontwerp van waterstructuren hanteert de gemeente de volgende criteria: 1. Bij voorkeur in open vorm, bovengronds zichtbaar, aangelegd. 2. Een goede waterkwaliteit en waterkwantiteit. Dit wordt bepaald door aspecten als de waterdiepte, doorstroming, slib op de bodem, inrichting van profiel en oevers en de kwaliteit van de wateraanvoer. 3. Een functiegerichte inrichting en beheer. Aan de verschillende oppervlaktewateren zijn functies toegekend. Om deze functies te realiseren dient de inrichting hierop te worden aangepast (uitdiepen, opheffen riooloverstorten, verbinden met andere waterlopen). Aansluitend hoort passend beheer en onderhoud plaats te vinden. 4. Een goede belevingswaarde. Gezonde en aantrekkelijke watersystemen leveren een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van onze omgeving. Waterschap de Dommel is voornemens om het onderhoud van een aantal waterstructuren over te nemen. Het waterschap stelt wel eisen aan de overdracht van het onderhoud in kader van het (achterstallig) onderhoud ten aanzien van de baggerwerkzaamheden en beschoeiingen.
gemeente Eindhoven
41
5.5
Ontwikkelingen
Lange termijn visie Waterketen Door rijk, provincies, waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven is een lange termijn visie voor de waterketen “Verbindend Water” opgesteld. Deze visie is in onderstaand kader weergegeven Visie lange termijn Waterketen Op dit moment krijgt ieder huishouden in Nederland drinkwater van topkwaliteit uit de kraan. De inzameling en zuivering van ons afvalwater gaan voor bewoners als vanzelf. De volksgezondheid staat voorop en is gewaarborgd. Dit is van onschatbare waarde. We hebben een systeem om trots op te zijn. Toch willen we méér uit ons systeem halen. Hierbij staat de mens centraal. We willen het systeem flexibeler vormgeven. Zo kunnen we beter inspringen op nieuwe inzichten en innovaties. We willen het systeem ook duurzamer maken door het principe van cradle to cradle (C2C) in de waterketen te implementeren. Dit betekent dat afvalstromen worden gescheiden bij de bron en weer worden verwerkt tot nieuwe producten. En dat we energie winnen uit ons afvalwater. Door het toepassen van cradle to cradle lijdt de waterkwaliteit niet onder het gebruik van het water. We willen ook het comfort voor de mens in huis nog groter maken. Bijvoorbeeld door water als energiedrager te gebruiken. En een bijdrage leveren aan een schone, groene en waterrijke leefomgeving. Dat kan alleen als het water schoon is en wordt vastgehouden. Tot slot willen we innoverend zijn en nieuwe technieken ontwikkelen, die ook in het buitenland ingezet kunnen worden. Zo bieden we oplossingen voor de wereldwijde vraagstukken van schoon (drink)water en sanitatie en dragen we bij aan het halen van de Millennium Development Goals. We gaan in gezamenlijkheid aan deze ambitieuze visie werken!
Voor het realiseren van deze visie bestaat geen blauwdruk en zoals genoemd is dit een lange termijn visie. De gemeente Eindhoven wil middels onderzoek en innovatieve ontwikkelingen een bijdrage leveren aan het verder uitwerken en realiseren van deze ambitieuze visie. Deltaprogramma Het landelijke Deltaprogramma is een belangrijke aanjager voor het denken over klimaatadaptatie in Nederland. Het kabinet wil met het Deltaprogramma ervoor zorgen dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water. Centraal in het Deltaprogramma staan een aantal belangrijke beslissingen die we moeten nemen voor de toekomst van onze delta, de zogenaamde deltabeslissingen. Voor Eindhoven is het deelprogramma Zoetwater het meest relevant, maar we zoeken ook afstemming met de Deelprogramma Nieuwbouw en herstructurering. Er dreigt een watertekort te ontstaan op de hoge zandgronden in Zuid-Nederland. Dit komt door de klimaatverandering. Dertien partijen (waaronder 42
gemeente Eindhoven
waterschap De Dommel) uit de omgeving delen de bezorgdheid hierover en hebben hun handen ineen geslagen: ze werken samen in het project Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ). Het project Deltaprogramma Hoge Zandgronden richt zich op onderzoek naar de toekomstige droogteproblematiek en oplossingen hiervoor. Het programma levert bovendien de regionale inbreng voor het deelprogramma Zoet Water van het Deltaprogramma. Waterschap en gemeente trekken hierin gezamenlijk op en leveren inbreng in de programma’s. Doelmatig Waterbeheer Gemeenten en waterschap staan voor serieuze bezuinigingsopgaven in de rioleringssector1. Door slim samen te werken met andere gemeenten en het waterschap kan er structureel en substantieel bezuinigd worden op de kosten voor het rioleringsbeheer2. Om besparingen te realiseren is er een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeenten Bergeijk, Cranendonck, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Heeze-Leende, Nuenen, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre, Bladel, Reusel-De Mierden en waterschap De Dommel. Deze partijen werken samen onder de naam Waterportaal ZuidOostBrabant. Met deze samenwerking wordt een betere kwaliteit van dienstverlening aan burgers en bedrijven beoogd tegen de maatschappelijk laagste kosten. Dit door: - het bundelen van kennis en capaciteit - het goed toegerust zijn op toekomstige ontwikkelingen - het verder professionaliseren van de beheertaken - het realiseren van kostenbesparingen. Er is geen sprake van overheveling van taken of verantwoordelijkheden. De aanpak richt zich op intensievere samenwerking in de investeringsprogrammering en de uitvoering van een deel van de operationele taken op de schaal van het waterschapsgebied. Waterakkoord gemeente – waterschap De wateropgaven van het waterschap zijn in het stedelijk gebied dermate vervlochten met ruimtelijke en economische ontwikkelingen, dat kosteneffectieve realisatie alleen mogelijk is door de waterthema’s te koppelen aan brede maatschappelijke thema’s, waar de gemeente een grote rol in speelt. De gemeente is net als het waterschap actief op het gebied van waterbeheer; de samenwerking richt zich dan ook op het gezamenlijk organiseren en uitvoeren van activiteiten die meerwaarde hebben ten opzichte van ieder afzonderlijk de taak uit te voeren. Deze meerwaarde is niet alleen gericht op financiële doelmatigheid, maar ook op kennisontwikkeling en maatschappelijk doelmatig handelen. Met de ondertekening van het waterakkoord tussen gemeente Eindhoven en waterschap De Dommel is verdergaande bestuurlijke en ambtelijke samenwerking mogelijk en wordt de bestaande samenwerking tussen beide partijen bekrachtigd. In de overeenkomst is aangegeven dat gemeente en waterschap intensiever en actief gaan samenwerken op onderwerpen zoals vergroening van de stad (tegen wateroverlast en hittestress); vernieuwende, duurzamere verwerking van huishoudelijk afvalwater en energiewinning uit afvalwater. Duurzaamheid De samenleving wordt duurzamer, ook de afvalwaterketen. In het rioolstelsel worden energiezuiniger pompen toegepast en op de rioolwaterzuivering worden aanpassingen gedaan om minder elektriciteit te gebruiken en meer biogas op te wekken. De mogelijkheden om te verduurzamen zijn
1 2
Landelijk Feitenonderzoek Doelmatig Waterketenbeheer 2010 Landelijk dienen de gemeenten en waterschappen samen een bedrag van 380 miljoen structureel te bezuinigen in 2020
gemeente Eindhoven
43
groot, maar lang niet altijd wegen de kosten en baten tegen elkaar op. Het is de vraag hoe ver we willen gaan in het verduurzamen van de afvalwaterketen. Een goede kosten-baten analyse is belangrijk om te bepalen welke duurzaamheidmaatregelen worden genomen. Voor de riolering zijn er op dit moment beperkt kansrijke technieken en toepassingen. Aanpassingen in het rioolstelsel zijn vanwege wet- en regelgeving lastig, alleen als het op kleine schaal gebeurt en binnen een zelfvoorzienend systeem is het mogelijk. De hoeveelheid chemische energie in het afvalwater moet voldoende blijven om de rioolwaterzuivering goed te laten functioneren. Eventuele aanpassingen in het rioolstelsel zullen worden uitgevoerd in overleg met het waterschap. Verschillende duurzaamheidtoepassingen en –mogelijkheden moeten nader worden onderzocht om hun bruikbaarheid (regionaal) te bepalen. Het gaat dan bijvoorbeeld om medicijnrestenverwijdering, grondstoffenwinning en mogelijkheden om biomassa via het riool naar de rioolwaterzuivering te vervoeren en het winnen van thermische energie. Onderzoeken worden (gezamenlijk in het samenwerkingsverband Waterportaal ZuidOostBrabant) uitgevoerd. Roadmap Water Eindhoven heeft zich als doel gesteld een duurzaam en klimaatbestendig (afval-) watersysteem te ontwikkelen/ hebben. Om deze doelstelling ook daadwerkelijk te realiseren zal samenwerking nodig zijn tussen overheid, ondernemers, onderzoeksinstellingen en de burgers van Eindhoven. Hierin zullen in gezamenlijkheid activiteiten moeten worden gedefinieerd met een lange termijn perspectief. Om dit mogelijk te maken is er behoefte aan een gedeelde visie en roadmap die Eindhoven samen met het waterschap in staat stelt om het doel te bereiken. Particulieren en overheid De overheid kan niet alles alleen. Bij grote uitdagingen dienen particulieren bij te springen, omdat zij veel efficiënter het effect kunnen behalen dat voor de gehele samenleving voordeel biedt. Een voorbeeld hiervan is het afkoppelen van verhard oppervlak. Gemeenten zijn de laatste jaren druk bezig geweest met het van de riolering afkoppelen van gemeentelijk verhard oppervlak, terwijl in sommige gebieden het op de riolering aangesloten verhard oppervlak is toegenomen doordat particulieren meer verharding aanleggen. Er bestaan verschillende instrumenten om particulieren te betrekken bij het beleid van de overheid. Grofweg zijn deze instrumenten in te delen in communiceren, stimuleren en dwingen. De inzet van het juiste instrument op het goede moment is een uitdaging. Voorlopig is communiceren het belangrijkste instrument om particulieren meer te betrekken.
44
gemeente Eindhoven
6
6.1
Toetsing aan streefbeeld
Algemeen
In het vorige hoofdstuk is het streefbeeld behandeld. In dit hoofdstuk toetsen we hoeverre het streefbeeld werkelijkheid is. Indien dit niet het geval is, wordt aangegeven welke activiteiten of maatregelen moeten worden uitgevoerd om het streefbeeld te bereiken.
6.2
Functioneren van de riolering
6.2.1
Zorgplicht afvalwater
De gemeente Eindhoven kent een aansluitingspercentage van nagenoeg 100%. Enkele panden lozen hun afvalwater nog niet op het riool. Deze zijn gelegen in gebieden waar stedelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Gelijktijdig met het bouwrijp maken van deze locaties worden deze panden gesaneerd of aangesloten. De woonboten gelegen in het Afwateringskanaal zijn naar verwachting eind 2014 medio 2015 aangesloten op het riool. In een aantal gebieden met gescheiden rioolstelsel, zijn er foutieve huisaansluitingen. Hierdoor wordt afvalwater op het regenwaterriool geloosd en / of regenwater op het afvalwaterriool. Het is de zorgplicht van de eigenaar om te zorgen dat de riolering in particulier terrein in een goede staat verkeerd en goed is aangesloten. In de afgelopen periode is een start gemaakt met het herstel van foutieve aansluitingen in openbaar terrein. Dit project zal in deze planperiode verder worden uitgevoerd. Bij het vaststellen van prioriteiten voor het herstellen alsmede bij de uitvoering van de herstelmaatregelen zal een doelmatigheidsafweging (kosten versus baten) plaats vinden. Zo kan het bijvoorbeeld doelmatiger zijn om een gescheiden stelsel om te bouwen tot een verbeterd gescheiden in plaats van trachten enkele foutieve aansluitingen op te sporen en te herstellen. Om nieuwe foutieve aansluitingen te voorkomen, is blijvende aandacht voor controle van belang. De huis- en kolkaansluitingen die in het verleden zijn gemaakt van het materiaal gres hebben in veel gevallen kwalitatieve gebreken. Bij rioolvervanging of herinrichting van wegen worden deze aansluitingen in het openbaar terrein vervangen. 6.2.2
Zorgplicht Hemelwater
Inzamelen hemelwater Voor nieuwbouw (herbouw) geldt (conform de bouwverordening) dat het afvalwater en regenwater inpandig gescheiden moet worden ingezameld en bij afvoer naar het gemeentelijk riool separaat op de perceelsgrens moet worden aangeboden. Voor het omgaan met regenwater ten gevolge van uitbreiding van het verhard oppervlak of stedelijke ontwikkelingen geldt de voorkeursvolgorde zoals genoemd in paragraaf 5.2.2. Daarbij geldt als principe dat waterproblemen niet worden afgewenteld op de omgeving maar zoveel mogelijk op of bij de (nieuw)bouwlocatie worden opgevangen. Met de Watertoets wordt hieraan invulling gegeven. De Watertoets, een onderdeel van de bestemmingsplanprocedure, is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de gemeente Eindhoven
45
initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren. Omdat de bodemgesteldheid in Eindhoven overwegend minder geschikt is voor het infiltreren van regenwater, betekent dit praktisch dat voor iedere m2 toename van het verhard oppervlak er extra waterberging gecreëerd moet worden. Conform de handleiding hydrologisch neutraal bouwen van het waterschap De Dommel, impliceert dit voor het grootste deel van Eindhoven 43 m3 berging per 1000 m2 extra verhard oppervlak. Grootschalige stedelijke uitbreidingen zijn (op termijn) nog voorzien ter plaatse van Meerhoven, Blixembosch, Castiliëlaan en Brainport Innovatie Campus. Bij plannen van derden gaat de gemeente ervan uit dat deze berging in principe op “eigen” terrein wordt gerealiseerd. Om te voorkomen dat bij relatief kleine stedelijke ontwikkelingen, kleine (relatief dure) voorzieningen voor waterberging moeten worden gemaakt heeft de gemeente in samenwerking met het waterschap het instellen van een Waterbergingsfonds uitgewerkt. Voor gebieden waar de gemeente een separaat regenwaterriool heeft aangelegd is het afkoppelen van particulier terrein of bebouwing tot op heden op basis van vrijwilligheid gedaan. Om met name in deze afkoppelgebieden meer dwingend het gescheiden aanbieden van het regenwater te kunnen regelen, zal gezamenlijk met de partners van het Waterportaal ZuidOostBrabant, nut en noodzaak van het instellen van een verordening als instrument worden onderzocht. Bij bestaande bebouwing wordt waar mogelijk en doelmatig hemelwater afgekoppeld van het gemengde riool. Vanwege de hoge kosten gebeurt dit meestal gelijktijdig met overige rioolwerkzaamheden, als het duidelijk voordeel biedt en als het doelmatig kan worden uitgevoerd. Water op straat Om het functioneren van de riolering te toetsen wordt gebruik gemaakt van hydraulische berekeningen (capaciteitsberekeningen) en aanvullende 2D modellering (zie paragraaf 5.2.2). Met de modelberekeningen kan het streefbeeld voor water op straat getoetst worden. Zo kan nagegaan worden: - op welke plaatsen bij een bepaalde belasting wateroverlast optreedt - wat het effect van bepaalde maatregelen op de (berekende) wateroverlast is. Doel is dat inzichtelijk wordt gemaakt welke maatregelen nodig zijn om (hydraulische) water op straat knelpunten bij de afvoer van grote hoeveelheden hemelwater weg te nemen. Een knelpunt betekent een situatie waarbij schade en eventueel ernstige overlast optreedt voor omgeving en bewoners. Voor de toetsing zijn 3 scenario’s doorgerekend: 1. de huidige situatie; 2. de autonome situatie, na aanleg van reeds (in het GRP 2011-2014) geplande maatregelen; 3. de toekomstige situatie, na aanleg van reeds geplande maatregelen plus aanvullende maatregelen. De kaarten 5, 6 en 7 geven de locaties weer waar deze overschrijdingen voorkomen. Hieronder wordt per stadsdeel de toetsing van water op straat beschreven. Woensel Noord In Woensel Noord vinden in de huidige situatie op veel locaties matige en ernstige overschrijdingen plaats in de wijken Kerkdorp Acht, Achtse Barrier (Dordognelaan) en Vaalserbergweg (Autowijk). Water over straat (1D-2D) berekeningen laten zien dat op het industrieterrein Kapelbeemd, in de Dordognelaan en de Vaalserbergweg (Autowijk) mogelijk zeer ernstige overlast kan optreden als 46
gemeente Eindhoven
gevolg van de beperkte afvoercapaciteit van het rioolstelsel. De komende periode zal het regenwater van de Autowijk ter plaatse van de Vaalserbergweg en het bedrijventerrein de Tempel afgekoppeld worden. De overlast wordt door deze maatregelen binnen dit gebied significant verminderd. Aanvullende maatregelen in deze planperiode zijn voorzien ter plaatse van het bedrijventerrein Kapelbeemd. In de wijk Achtse Barrier (omgeving Dordognelaan) zal, mede op basis van praktijkervaringen worden onderzocht naar mogelijke locale oplossingen. Woensel Zuid In delen van de buurten Woensel West (Groenewoud) en Kronehoef is sprake van matige overschrijdingen. Op enkele plekken binnen deze buurten zijn ernstige overschrijdingen berekend. Water over straat (1D-2D) berekeningen laten zien dat de wateroverlast zich beperkt tot het openbaar terrein. Er zijn hier dan ook geen maatregelen voorzien. Tongelre In Tongelre is in de huidige situatie met name in Lakerlopen, het oosten van Doornakkers, Geestenberg, het oostelijke deel van het Hofke en rond de Kanaalzone sprake van matige tot ernstige wateroverlast bij de maatgevende neerslaggebeurtenis. Op de kruising Eisenhowerlaan – Van Oldenbarneveltlaan en aan de westkant van de Kanaaldijk Noord wordt zeer ernstige wateroverlast berekend. Water over straat (1D-2D) berekeningen laten zien dat in de Kanaaldijk Noord en Geestenberg mogelijk ernstige overlast kan optreden als gevolg van beperkte afvoercapaciteit van het rioolstelsel. Recentelijk is begonnen met het afkoppelen van een deel van de Kanaaldijk Noord. Ook de Kanaaldijk zuid zal worden afgekoppeld. Door de vermindering van het verhard oppervlak aangesloten op de riolering zal de overlast tot een acceptabel niveau teruggedrongen worden. Ook het aanleggen van het watersysteem in Lakerlopen zorgt voor afname van de berekende hoeveelheid water op straat in de wijk. De overlast in Geestenberg kwam ook in het vorige GRP ook naar voren. De overlast is het gevolg van een de ligging van het zuidelijke deel in een zonk in het maaiveld en het ontbreken van een lokale overstort. Aanvullende maatregelen zijn hiervoor in deze planperiode opgenomen. Stratum In Stratum is in de huidige situatie verspreid over het stadsdeel sprake van matige en op enkele plaatsen ernstige overschrijding. Met name Burghplan en het aangrenzend DAF- terrein, Kruidenbuurt en het gebied grenzend aan Genneperpark zijn gevoelig voor wateroverlast. Water over straat (1D-2D) berekeningen laten zien dat mogelijke locaties met ernstige overlast zich beperken tot Burghplan en DAF- terrein. In het kader van de wijkvernieuwingen in de Bloemen- en Kruidenbuurt is / wordt veel verharding van het rioolstelsel afgekoppeld. Dit heeft tot gevolg dat de berekende wateroverlast aanzienlijk afneemt. De waterstructuur de Burgh zorgt de komende periode voor een afvoermogelijkheid van schoon regenwater naar het Eindhovens Kanaal. Aanvullende maatregelen zijn dan ook niet voorzien Gestel In Gestel treden in de huidige situatie matige overschrijdingen op in de wijken Genderdal en Blaarthem. Zeer ernstige overschrijdingen treden op in Genderbeemd, met name op bedrijventerrein Croy.
gemeente Eindhoven
47
Water over straat (1D-2D) berekeningen laten zien dat op bedrijventerrein Croy ernstige wateroverlast kan optreden als gevolg van beperkte afvoercapaciteit van het gemengde rioolstelsel. Aanvullende maatregelen op bedrijventerrein Croy zijn derhalve noodzakelijk om de overlast hier terug te dringen. Strijp In Strijp is op een groot aantal plaatsen sprake van matige, ernstige en zeer ernstige overschrijdingen. Op de industrieterreinen de Hurk, Eindhoven Airport, en een klein deel van GDC-Acht wordt ernstige overlast berekend. In de wijken Schoot en Philipsdorp is sprake van matige tot ernstige overschrijdingen. Water over straat (1D-2D) berekeningen laten zien dat op het industrieterrein de Hurk en Eindhoven Airport op veel locaties mogelijk ernstige overlast kan optreden. In mindere mate komt dit ook voor in GDC-Acht, Schoot en Philipsdorp. De overlast op de Hurk is verklaarbaar. Het terrein is eind jaren ’90 omgebouwd van een gemengd naar een verbeterd gescheiden stelsel. Met de ombouw zijn alle gemeentelijke verhardingen op het regenwaterstelsel aangesloten. De daken van gebouwen en ander particulier bezit echter slechts in beperkte mate. De berekende wateroverlast treedt op in het afvalwaterstelsel. Om de overlast op te lossen zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk. Het ligt voor de hand regenwater afkomstig van daken en particuliere terreinen alsnog op het hemelwaterstelsel aan te sluiten. Dit maakt onderdeel uit van het plan voor het herstel van foutieve huisaansluitingen. Van het bedrijventerrein Eindhoven Airport heeft het zuidwestelijke deel van het stelsel te weinig afvoercapaciteit. Aangezien het terrein nog steeds in ontwikkeling is, is het noodzakelijk om aanvullende maatregelen te treffen, met name op het zuidwestelijke deel van het terrein. De overlast op industrieterrein GDC –Acht doet zich met name voor op de Achtseweg Noord / Mispelhoefstraat. Aanvullende (lokale) maatregelen zijn noodzakelijk en worden de komende periode verder uitgewerkt. Het is onduidelijk of de overlast in Schoot ook in de praktijk werkelijk optreedt. Onderzoek naar de situatie en mogelijke klachten uit de buurt moeten duidelijkheid geven of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Om de overlast in Philipsdorp tegen te gaan wordt het verhard oppervlak van Philipsdorp in het kader van de wijkvernieuwing afgekoppeld. Binnen een groot deel van Meerhoven ligt er waterberging (ca. 15mm) op particulier terrein. Van gedeelten van het rioolstelsel zijn er onduidelijkheden over de werkelijke ligging en functioneren van het stelsel. Onderzoek naar de werkelijke situatie, het functioneren en mogelijke klachten moeten daarom meer duidelijkheid geven of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Binnen de Ring / Centrum Binnen de Ring / Centrum treedt in de huidige situatie ernstige overschrijdingen op in Willemsstraat e.o.), de Sint Catharinastraat en de Vestdijk. Water over straat (1D-2D) berekeningen laten zien dat met name de Willemsstraat, de Sint Catharinastraat en de Heuvelgalerie gevoelig zijn voor water op straat. Door de aanleg van de Nieuwe Gender worden de hydraulische knelpunten in de Willemsstraat en St Catharinastraat opgelost. Voor de Vestdijk / Heuvelgalerie zal nader moeten onderzoek worden gedaan naar mogelijke oplossingen.
48
gemeente Eindhoven
Samenvatting toetsing water op straat In de huidige situatie komen nog gebieden voor met matige tot zeer ernstige overschrijdingen van water op straat. Het beeld komt overeen met de ervaringen die bekend zijn uit eerdere berekeningen en klachten en/of ervaringen. De water over straat (2D) berekeningen laten zien dat de overschrijdingen zich op veel plaatsen beperken tot openbaar gebied en niet leidt tot overlast op particulier terrein (woningen). Het merendeel van de overlast zal door lopende en al geplande projecten sterk verminderen of verdwijnen. De in het kader van het vorige GRP voorziene maatregelen zijn dus zonder meer effectief. Voor de locaties die (grotendeels) ook in het vorige GRP werden onderkend zijn op basis van water over straat berekeningen (1D-2D) maatregelen uitgewerkt welke leiden tot een sterke verbetering ten aanzien van water op straat. Dit betreft de locaties: b De Hurk b Croy b Eindhoven Airport b Kapelbeemd b Noord Brabantlaan b Geestenberg b Doornakkers Naast bovenstaande knelpunten is een aantal aandachtlocaties benoemd waar mogelijk passende maatregelen dienen te worden getroffen. Het betreft de volgende locaties: • Achtse Barrier (Dordognelaan); • Achtseweg Noord / Mispelhoefstraat; • Meerhoven; • Heuvel Galerie / Vestdijk; Mogelijke maatregelen zijn (extra) afkoppelen verhard oppervlak, of het afvoeren van overtollig water (via waterstructuren) naar locaties waar het tijdelijk kan worden geborgen.
Klimaatverandering Bij voortzetting van de trend van meer dagen met extreme neerslag is het reëel dat de mate van en de de frequentie van water op de straat zal toenemen evenals het aantal riooloverstortingen. Het GRP Eindhoven anticipeert hierop door het ingezette afkoppelbeleid en het herstel van het watersysteem door de aanleg van waterstructuren. Bij de oplossingen voor het opheffen van water op straat wordt rekening gehouden met de uitgangspunten voor het klimaatbestendig maken van Eindhoven. Het valt echter nooit uit te sluiten dat bij een zeer intensieve neerslaggebeurtenis (veel neerslag in korte tijd) wateroverlast optreedt. De meest risicovolle locaties zijn geïdentificeerd met behulp van de hydraulische berekeningen (zie vorige paragraaf) en hier zijn maatregelen voor bedacht. Voor minder risicovolle locaties zal ingeval van (externe) ontwikkelingen worden bezien om “slimme” gebiedsgerichte oplossingen te bedenken om de overlast te beperken. Hiervoor zal een “waterkansenkaart” worden opgesteld. In de planperiode zal aan een integraal klimaatadaptatieplan worden gewerkt om de stad weerbaarder te maken tegen de extremere weersomstandigheden. Hiermee wordt invulling gegeven om Eindhoven zo veel als redelijkerwijs mogelijk is klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. In dit verband neemt de gemeente deel aan het Valorius project dat samen met andere gemeenten en onderzoeksinstellingen wordt uitgevoerd. In dit project wordt de problematiek en de gevolgen van
gemeente Eindhoven
49
klimaatverandering meer in detail inzichtelijk gemaakt. Dit klimaatadaptatieplan kan/ zal deel uitmaken van de Roadmap Water die eveneens in deze planperiode wordt gemaakt. 6.2.3
Bescherming milieu
Op dit moment voldoet de waterkwaliteit van de Dommel en de zijbeken niet aan de Europese Kader Richtlijn Water (KRW). De belangrijkste knelpunten zijn - vermesting(eutrofiering) van het oppervlakte water - toenemende toxiciteit door de zuurstoftekorten en ammoniakvergiftiging. Deze knelpunten hebben tot gevolg dat de afgesproken waterkwaliteit niet gehaald wordt, maar belangrijker, ze leiden tot een lage biodiversiteit, vissterfte, blauwalg en botulisme. Het staat het positieve beleven van het water in de weg. Kinderen en dieren kunnen niet meer veilig spelen, water kan gaan stinken en het wonen aan het water wordt minder populair. Online-metingen van zuurstof en ammonium (de belangrijkste gidsparameters) op diverse plekken in het Boven-Dommel gebied tonen aan dat lozingen uit rioolstelsels en de rioolwaterzuivering een grote impact hebben op de waterkwaliteit. Na een zware regenbui wordt benedenstrooms de agglomeratie Eindhoven zelfs een vrijwel zuurstofloosheid gemeten in de Dommel, terwijl het zuurstofgehalte bovenstrooms van de kern Valkenswaard op datzelfde moment voldoende is. Voor het stroomgebied van de Boven-Dommel en de zijbeken werken de betrokken partijen samen in het Waterportaal Zuid Oost Brabant. In bijlage 4 wordt uitleg gegeven over de betrokken partijen en het verzorgingsgebied van de rioolwaterzuivering Eindhoven. Het Waterportaal heeft de afgelopen jaren al veel gedaan om de waterkwaliteit te verbeteren. Gemeenten en waterschap hebben gezamenlijk onderzoek (project Kallisto) gedaan naar de aanvullende maatregelen die nodig zijn om de waterkwaliteit op het vereiste niveau te brengen en te houden tegen de laagste maatschappelijke kosten. De bepalende factoren voor een goede waterkwaliteit in het stroomgebied van de Dommel en zijbeken zijn: - De kwaliteit van het water dat vanuit België binnenstroomt - Afstroming en uitspoeling van landbouwgronden. - De lozingen op het oppervlaktewater door riooloverstorten en de rioolwaterzuivering Doordat ook in België aan de KRW voldaan moet worden, zal de waterkwaliteit die vanuit België binnenstroomt verbeteren. De rwzi’s van Achel en Hamont, die beiden van invloed zijn op de waterkwaliteit van de Boven-Dommel, zijn recent aangepast en scoren nu aanmerkelijk beter met betrekking tot fosfaat, ammonium en zuurstof. Daarnaast is het in Vlaanderen verboden om meststoffen en bestrijdingsmiddelen te gebruiken in een zone van 6 m langs watervoerende watergangen. De agrarische sector spant zich tevens in de vervuiling van oppervlaktewater terug te dringen. Dit blijkt uit het feit dat de landbouw het initiatief heeft genomen tot het DAW (Deltaplan Agrarisch Waterbeheer) om samen met overheden en de drinkwatersector de wateropgave op te pakken en tegelijkertijd de landbouwsector te versterken. De ambitie is om in 2027 100% van de resterende waterkwaliteitsproblemen opgelost te hebben (80% in 2021). De hoeveelheid water die de rioolwaterzuivering (rwzi) loost op de Dommel (het effluent) is relatief groot ten opzichte van de hoeveelheid water in die Dommel. Zo draagt het effluent van de rwzi bij droog weer maar liefst voor 50% bij aan de basisafvoer van De Dommel, en kan oplopen tot 90% tijdens kleine buien waarbij niet wordt overgestort. Dit maakt dat de rwzi een zeer grote invloed heeft op de waterkwaliteit benedenstrooms van de rwzi, met als belangrijkste effecten: • te hoge voedingsstofgehalten (stikstof en fosfaat) in de zomer; • forse ammoniumpieken tijdens buien; • afname zuurstofgehalte tijdens buien. 50
gemeente Eindhoven
Deze effecten bepalen in sterke mate de levenskansen van specifieke ecologische doelsoorten (dieren plantensoorten). Het hoge voedingsstofgehalte is te herleiden tot het ontwerp van de rwzi. Het optreden van ammoniumpieken en afname zuurstofgehalte schuilt in de aanleg van het gemengde rioolstelsel. Bij zware buien kan het (gemengde) rioolsysteem in de gemeenten het regenwater niet afvoeren naar de rwzi. Overtollig water wordt vanuit het riool overgestort in de Dommel of een van de zijbeken. In totaal zijn er 200 riooloverstorten. Ook op de rwzi vindt op dat moment overstort plaats van rioolwater. Het rioolwater is erg smerig, waardoor de overstorten grote effecten hebben op de waterkwaliteit: • forse zuurstofdips tijdens buien (vuil water verbruikt zuurstof); • ophoping van verontreiniging in de waterbodem van De Dommel. • sterke toename zuurstofverbruik van de waterbodem van De Dommel in de zomer; De negatieve effecten van riooloverstortingen op de zuurstofhuishouding worden daarbij doorgaans pas een eind verder benedenstrooms (en vaak buiten de gemeentegrenzen van de lozingsbron) zichtbaar. Het is niet mogelijk de individuele bijdrage van een afzonderlijke gemeente of waterschap aan een van de genoemde waterkwaliteitsproblemen te duiden. Het is zelfs niet mogelijk om afzonderlijk van elkaar de knelpunten weg te nemen zonder het knelpunt bij een ander groter te maken. We moeten de afvalwaterketen daarom, precies zoals in het Bestuursakkoord Water is afgesproken, als één systeem beschouwen om waterkwaliteitsknelpunten samen effectief aan te pakken. Het aanpakken van de oorzaken van de knelpunten (gemengde rioolstelsel en ontwerp van de rwzi) is op korte termijn niet mogelijk en is ook een hele dure oplossing. Bij de klassieke benadering worden knelpunten weggenomen door de bouw van extra buffervolume (boven- of ondergrondse bassins) of door afkoppelen van verhard oppervlak (wegen, daken, erfverhardingen) van de gemengde rioleringsstelsels. Deze benadering is echter in dit geval niet geschikt. Het bouwen van extra buffervolume is buitengewoon kostbaar en zo omvangrijk dat het fysiek zelfs onmogelijk is omdat de benodigde ruimte ontbreekt. Ook afkoppelen is, hoewel een duurzame en brongerichte maatregel, in deze situatie geen reële oplossing. Meerdere decennia zijn nodig om tot een afkoppelgraad te komen die het beoogde effect sorteert. Afwijken van een ‘natuurlijk´ vervangingsmoment op basis van einde levensduur leidt tot forse frictiekosten. Uit onderzoek blijkt dat de maatregel “mechanische beluchting van oppervlaktewater” een zeer kosteneffectieve maatregel is die bovendien binnen een kort tijdsbestek realiseerbaar is. Deze maatregel is een noviteit in het waterbeheer en kent een ontwikkeltijd van circa 2 jaar. Een proef is gestart in november 2013. De beluchting van oppervlaktewater is onderdeel van een totaal pakket aan maatregelen. Dit maatregelenpakket wordt door de 10 gemeente aangesloten op de rwzi Eindhoven en het waterschap gezamenlijk uitgevoerd. Qua uitvoering van de maatregelen maken we onderscheid in een korte termijn en lange termijn. Korte termijn maatregelen Op korte termijn (2015-2016) zijn de volgende maatregelen gepland: - de inzet van real time control (maximaal benutten van bestaande infrastructuur d.m.v. sturing) - extra beluchten van het effluent van de rwzi - extra beluchtingscapaciteit toevoegen en procesoptimalisatie op de rwzi - beluchten van het oppervlaktewater. Langere termijn maatregelen Na evaluatie van het effect van de korte termijn maatregelen wordt bekeken of er extra maatregelen nodig zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een ingrijpende aanpassing van de voorbehandeling op de rwzi en de inzet van een zandfilter voor de nabehandeling van effluent.
gemeente Eindhoven
51
Verder draagt de voorziene sturing in het gemeentelijk rioolstelsel en het aanleggen van een extra zinker onder de Dommel ter plaatse van de OL Vrouwestraat bij aan een vermindering van de werking van de overstorten.
6.2.4
In stand houden riolering
Vervanging Onder vervangingsmaatregelen worden alle vervangings- en renovatiemaatregelen aan het rioleringsstelsel verstaan. Hierbij is onderscheid gemaakt in vervangingen van vrijverval riolering, gemalen, persleidingen en pompunits/LPR (luchtpersriool). Vrijvervalriolering: Voor informatie over de leeftijdsopbouw van het rioolstelsel wordt verwezen naar kaart 9. Inmiddels zijn bijna alle riolen geïnspecteerd. Dit leidt tot meer en betere informatie over de kwaliteit van het stelsel van Eindhoven. Op basis van de beschikbare inspectieresultaten (schade beelden) en een voorspelling van de degeneratie van het riool, is de restlevensduur van de riolen bepaald. De restlevensduur is het aantal jaren dat een riool nog in bedrijf kan blijven op basis van zijn technische kwaliteiten. Bij de berekening van de restlevensduur in 2010 ten behoeve van het vorige GRP is geconcludeerd dat de gemiddelde levensduur van een riool in Eindhoven op ten minste 80 jaar kan worden gesteld. Bij de berekeningen wordt een maximum nog te verwachten restlevensduur gehanteerd van 80 jaar. Dat betekent dat als uit de berekening komt dat een riool nog 100 jaar mee kan, toch een te verwachten restlevensduur van 80 jaar wordt gehanteerd. In onderstaande grafiek is op basis van de uitkomsten van de restlevensduur een strategisch vervangingsprogramma opgesteld. meters 100000 90000
80000 70000 60000 50000
40000 30000 20000
10000
2093
2090
2087
2084
2081
2078
2075
2072
2069
2066
2063
2060
2057
2054
2051
2048
2045
2042
2039
2036
2033
2030
2027
2024
2021
2018
2015
0
Te vervangen aantal meters riool per jaar (exclusief reeds geplande projecten) Voor de eerstkomende 4 jaar (de planperiode) wordt deze vervangingsprognose als voldoende realistisch gewaardeerd mede omdat deze aansluit bij de gemeentelijke praktijkervaringen van de afgelopen jaren. 52
gemeente Eindhoven
Ten behoeve van de berekening van het kostendekkingsplan wordt een min of meer gelijkmatige vervanging tot 2080 ook als reëel in geschat. De pieken aan het eind van de grafiek (vanaf 2080 en verder) worden veroorzaakt door het maximeren van de restlevensduur op 80 jaar. Deze pieken zullen mogelijk bij nieuwe restlevensduurberekeningen in de toekomst steeds verder naar achteren verplaatsen. Gelet op het belang van een goede vervangingsplanning zal in de planperiode in het samenwerkingsverband Waterportaal ZuidOoostBrabant, nader onderzoek worden gedaan om zo mogelijk deze te verbeteren. Een belangrijk onderdeel van de vervangingsplanning is een raming van de kosten. De precieze projectkosten zijn op voorhand niet te bepalen, daarom wordt gebruik gemaakt van eenheidsprijzen. Dit zijn ‘standaard’ prijzen die gemiddeld voldoende dekking moeten brengen voor de projectkosten. In de planperiode zal de onderbouwing van deze eenheidsprijzen eveneens in het samenwerkingsverband Waterportaal ZuidOost Brabant nader beschouwd worden. Gemalen, persleidingen, pompunits/LPR: De gemalen vormen een belangrijk en relatief kwetsbaar onderdeel van de afvalwaterketen. In vergelijking met de andere objecten van de afvalwaterketen zijn er veel bewegende onderdelen, waardoor een grotere kans bestaat op mankementen. Er bestaat een grote mate van inzicht in de kwaliteit en het functioneren van de individuele locaties, waardoor het mogelijk is gericht en effectief verbetermaatregelen voor de komende 10 jaar in te plannen en uit te voeren. De oudste gemalen zullen door middel van ingrijpende renovaties zowel bouwkundig, werktuigbouwkundig als elektrisch/elektronisch weer op het gewenste niveau worden gebracht, de gemalen die bouwkundig en werktuigbouwkundig nog in goede staat zijn maar waar de besturing niet meer voldoet aan de eisen van de huidige tijd, zullen door middel van een upgrade van de gemaalcomputer en/ of het elektrisch systeem worden aangepakt. Aan de hand van de leeftijd en door middel van een risicoinschatting wordt de prioriteit van vervanging bepaald. Voor na de planperiode is het benodigde budget zoveel mogelijk gemiddeld. Hierdoor kunnen elk jaar de gemalen die in de slechtste staat verkeren worden vervangen. Beheer en Onderhoud Voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel zijn in het Tactisch Beheerkader Riolering (zie bijlage 3) functionele eisen en maatstaven opgesteld. Op basis van dit tactisch beheerkader heeft een uitwerking plaats gevonden in een meerjarige aanpak voor het beheer en onderhoud van de diverse onderdelen. Bijzondere objecten ( overstorten,wervelventielen, afsluiters, terugslag kleppen etc.) Vanuit het tactisch beheerkader heeft een uitwerking plaats gevonden naar praktische richtlijnen en omschrijvingen waarmee het beoogde doel kan worden bereikt. Enerzijds bestaat dit uit een correcte registratie van objecten, hun eigenschappen en de technische staat. Anderzijds uit een vastlegging hoe de technische staat en het functioneren in de tijd kan worden bewaakt (inspecties, onderhoud) en hoe daarmee correct functioneren kan worden gewaarborgd. Gemalenbeheer In de komende GRP periode zal het reinigen en inspecteren van de gemalen worden voortgezet. Hierdoor breiden we onze kennis over het functioneren van de gemalen uit. Daarnaast volgen we de landelijke ontwikkelingen over het onderzoek naar de kwaliteit van persleidingen.
gemeente Eindhoven
53
De invoering van nieuwe technieken zoals het sturen op waterkwaliteit en regenval (Real Time Control) zal worden toegepast in die situaties waar een aanmerkelijke verbetering in het functioneren kan worden bereikt. Bij het uitvoeren van renovaties kunnen deze technieken integraal worden ingevoerd zo dat er geen dubbele investeringen nodig zijn. Reiniging kolken Kolken moeten worden gereinigd om ervoor te zorgen dat hemelwater ongehinderd het riool in kan stromen en om te voorkomen dat vuil vanuit de kolk het riool instroomt. Op basis van metingen van de slibaanwas / vervuiling in de kolken worden alle kolken twee maal per jaar gereinigd. In het centrum en in het winkelcentrum Woensel is dit 3 maal per jaar. Dit betekent weliswaar een hogere uitgaven voor het reinigen van kolken echter de ervaring leert dat dit zich direct terugbetaald doordat er minder curatief hoeft te worden hersteld. Vaker de straat en straatgoten reinigen zorgt ervoor dat minder vuil in de kolken terecht komt, waardoor de kolken minder vaak hoeven te worden gereinigd. Reden waarom vanuit de rioolheffing een bijdrage aan het vegen van de straten wordt betaald. Meetapparatuur Voor de meetapparatuur in gemalen zal wat betreft de besturingstechniek zoveel als mogelijk worden ingezet op de modernste technieken. Dit om goed inzicht in het functioneren en mogelijke sturing van gemalen te bewerkstelligen. Voor het grondwatermeetnet zijn aan de hand van inspecties verbetermaatregelen uitgevoerd. Voor nieuw aan te leggen peilbuizen/meetpunten is een protocol opgesteld. Voor de meetapparatuur voor de registratie van de werking van overstorten is met het waterschap de afspraak gemaakt dat ze (om niet) het beheer en onderhoud van de apparatuur verzorgt evenals de dataverwerking om het functioneren van de gehele waterketen te kunnen beoordelen. Perceelaansluitingen Voor het herstel van de foutieve aansluitingen en het herstellen van verstoppingen wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 6.2.1. Vrijverval riolen In 2015 wordt de cyclus van 10 jaar reinigen en inspectie riolen voltooid. Alle riolen zijn dan in de afgelopen 10 jaar gereinigd en geïnspecteerd. Het is belangrijk om de kwaliteit van riolen regelmatig te controleren en indien nodig te reinigen. Voor na 2015 is bezien welke riolen (gebieden) in aanmerking komen voor inspectie en reinigen. Hierbij is gekeken naar de uitkomsten van de berekeningen van de restlevensduur en de functie van de riolen. In de planperiode is voorzien ca. 195 km riool te reinigen en inspecteren. Dit in de gebieden GDC Acht, Woensel, Tongelre, Campina, Stratum Strijp alsmede de afvalwaterriolen in Driehoeksbos en omgeving Hendrik de Keyzervijver.
6.3
Een beheersbaar grondwatersysteem
Net als bij de zorgplicht voor hemelwater geldt ook hier dat een belangrijk uitgangspunt is dat de zorgplicht voor het grondwater begint bij de burger. De gemeente zal vanuit grondwaterzorgplicht daar waar noodzakelijk problemen aanpakken en aan derden faciliteiten bieden om problemen aan te kunnen pakken. De gemeente is het loket voor klachten en zal vanuit deze regierol voorlichting geven en zo nodig afspraken maken met de andere waterpartners. 54
gemeente Eindhoven
6.3.1
Taak en rol gemeente inzake grondwaterzorgplicht
Gelet op de visie en doelstelling van de gemeente worden de volgende taken voor de gemeente onderkend: - Daar waar sprake is van structureel nadelige gevolgen door een hoge grondwaterstand teneinde de aan de grond toegekende functie uit te oefenen, zal de gemeente maatregelen uitvoeren mits deze doelmatig zijn. In nauw overleg met de bewoners en Stichting GrondWaterCollectief Eindhoven wordt gestreefd naar maatwerkoplossingen. - De grondwateronttrekkingen Vredeoord en Aalsterweg worden in samenspraak met de waterpartners in stand gehouden. Voor de onttrekking Aalsterweg van Brabant Water wordt medewerking verleend aan het verplaatsen en vergroten van de middeldiep onttrekking hetgeen een positief effect heeft voor de grondwaterproblematiek in het zuiden van Eindhoven. Hiervoor heeft de gemeente een convenant met de Waterpartners (Brabant Water, Provincie en waterschap De Dommel) gesloten. - Voor Genderdal fase 2 wordt onderzocht welke specifieke maatregelen het beste kunnen worden toegepast mede in relatie tot het verplaatsen en uitbreiden van de drinkwateronttrekking van Brabant Water in Genneperparken. - Aanleg, beheer- en onderhoud van de ontwateringsvoorzieningen (drainageleidingen, infiltratieriolen, greppels). - In stand houden en zo nodig optimaliseren van het grondwatermeetnet. - Handhaven en toetsen van de verplichting om bij nieuwe ontwikkelingen een geohydrologisch onderzoek uit te voeren waaruit blijkt welke maatregelen (en door wie) dienen te worden getroffen om een gebied bouwrijp te maken zodat in de toekomst grondwaterproblemen worden voorkomen. Op een zorgvuldige manier dient aandacht te worden besteed aan het treffen van voorzieningen voor de ontwatering van het (toekomstig) openbaar terrein, zowel bij de eerste aanleg als voor beheer en onderhoud. Bij de uitgifte en de bestemming is het noodzakelijk dat dit wordt geregeld in één van de vormen van overeenkomsten met ontwikkelaars / bouwers zoals intentie- ontwikkelings- grondverkoop- of exploitatieovereenkomst. Door een ontwikkeling dient de bestaande situatie niet te verslechteren en voorkomen moet worden dat naastgelegen percelen overlast krijgen ten gevolge van een ontwikkeling. Bij de exploitatie van nieuwe gebieden in de met ontwikkelaars / bouwers te sluiten overeenkomsten, zoals intentie- ontwikkelings- grondverkoop- of exploitatieovereenkomst, regelen dat zij – en hun eventuele opvolgers in de eigendom van de locaties - verantwoordelijk zijn voor voorzieningen voor ont- en afwatering. Voorts zal de nadruk worden gelegd op de handhaving hiervan. - Communiceren van het beleid en het geven van voorlichting. Afspraken maken met de andere waterpartners om invulling te geven aan de gemeentelijke regierol en loketfunctie.
6.3.2
Taak en rol derden inzake grondwater zorgplicht
De volgende taken worden voor de diverse betrokkenen onderscheiden. Eigenaren gronden en woningen Voor eigenaren van gronden en woningen of bedrijfspanden worden de volgende taken onderkend: gemeente Eindhoven
55
-
-
het zo nodig treffen van waterhuishoudkundige maatregelen in het particulier terrein teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Maatregelen voor een goede ontwatering van het eigen terrein is dus een verantwoordelijkheid van de grondeigenaar. het zo nodig treffen van bouwkundige maatregelen om bouwtechnische gebreken (zoals niet waterdichte kelders, lekke convectorputten, te diepe kruipruimtes) te verhelpen het zo nodig treffen van maatregelen indien er sprake is van een slechte structuur / doorlatendheid van de gronden het treffen van voorzieningen op eigen terrein voor de ontwatering bij de ontwikkeling (bouw en woonrijp maken) van nieuwe gebieden
Waterschap De Dommel Voor waterschap De Dommel worden de volgende taken onderkend: - bij het opstellen en uitvoeren van beleid rekening houden met de gemeentelijke taken op het gebied van grondwater. Voorbeelden zijn het vaststellen van streefpeilen voor oppervlaktewater en het inrichten van gebieden voor waterberging. - het treffen van maatregelen (in het gemeentelijk openbaar gebied) ten einde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en tot de zorg van het waterschap behoort. Dit is nog niet nader formeel uitgewerkt door het waterschap. Voorbeelden hiervan zijn: o het in stand houden en / of optimaliseren van het peilbeheer van oppervlaktewater ten einde grondwateroverlast te voorkomen dan wel te verhelpen o meewerken (procedureel en financieel) aan het in stand houden van grondwateronttrekkingen die bij beëindiging zouden leiden tot grondwateroverlast. In verband met de Wet gemeentelijke watertaken en mede naar aanleiding van de in stand houding van de grondwateronttrekking Vredeoord is het waterschap voornemens het gevoerde beleid voor de bestrijding van grondwateroverlast te herijken. o bij afgifte van vergunningen voor grondwateronttrekkingen (bijvoorbeeld bronneringen of drainage) aan gemeente of derden rekening houden met de gemeentelijke zorgplicht voor het grondwater en dus rekening houden met de aan de grond gegeven bestemmingen, functies en beschermingen Provincie Noord Brabant Voor de provincie worden de volgende taken onderkend: - bij het opstellen en uitvoeren van beleid rekening houden met de gemeentelijke taken op het gebied van grondwater - het treffen van maatregelen (in het gemeentelijk openbaar gebied) ten einde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en tot de zorg van de provincie behoort. Dit is nog niet nader formeel uitgewerkt door de provincie. Voorbeelden hiervan zijn: o meewerken (procedureel en financieel) aan het in stand houden van grondwateronttrekkingen die bij beëindiging zouden leiden tot grondwateroverlast 56
gemeente Eindhoven
o
6.3.3
bij afgifte van vergunningen voor grondwateronttrekkingen (verandering van grondwaterpeil) aan derden rekening houden met de gemeentelijke zorgplicht voor het grondwater. In een vergunning voor een grondwateronttrekking zou een voorschrift moeten worden opgenomen waarin de meldingsplicht wordt geregeld ingeval de vergunninghouder voornemens is de onttrekking sterk te reduceren of te beëindigen.
Bronneringen
In de praktijk is het lastig om schoon bronneringswater naar oppervlaktewater af te voeren. Dit omdat er relatief weinig oppervlaktewater in de gemeente aanwezig is. Hierdoor zijn de kosten voor de afvoer van het bronneringswater meestal zo groot dat het niet meer redelijk is dit te eisen. Gelet op het aantal bronneringen (enkel tientallen per jaar) en gelet op de capaciteit van het rioolstelsel en de rioolwaterzuivering is de invloed van kleine bronneringen beperkt. Meer van belang zijn de (relatief weinig) grote bronneringen.
6.4
Structuur van oppervlaktewater
De reeds bestaande en geplande waterstructuren zijn onmisbaar om afgekoppeld hemelwater te bergen en af te voeren. Daarnaast voeren de waterstructuren gedraineerd grondwater af en reguleren de waterstructuren lokaal de grondwaterstand. De waterstructuren dragen op basis daarvan bij aan de bestrijding van hemelwater- en grondwateroverlast. Hieronder zijn de waterstructuren benoemd die nog dienen te worden voltooid. Een aantal structuren is wel deels aangelegd maar kunnen pas functioneren nadat ze volledig zijn voltooid. Op kaart 2 zijn deze waterstructuren weergegeven. 1. De Burgh e.o.. Deze waterstructuur voor de afvoer van het water uit Gijzenrooi wordt in deze planperiode afgerond door realisatie van het gemaal waarmee het overtollig water wordt geloosd op het Eindhovens kanaal. 2. Gender (naar de Dommel). Dit betreft het doortrekken van de bestaande Gender tussen huidig lozingspunt in het Afwateringskanaal en de Dommel. Het aan te leggen gedeelte vanaf de Vijver Engelsbergen tot aan de Dommel is Nieuwe Gender gedoopt. De Nieuwe Gender draagt bij aan bestrijding grondwateroverlast (Vonderkwartier), waterkwaliteitsverbeteringen (doorstroming Gender) en vermindering rioleringsproblematiek in het centrumgebied (water-op-straat en indirect riooloverstorten). Deze verbinding lift mee met de ontwikkelingen in het Genderpark Engelsbergen, het Emmasingelkwadrant en Stationskwartier. De realisatie is mede afhankelijk van de voortgang van de stedelijke ontwikkelingen in het Emmasingelkwadrant en Stationsgebied. Bezien wordt om een tijdelijke afvoer vooruitlopend op deze ontwikkelingen te realiseren zodat op korte termijn er weer water naar de Dommel kan stromen. 3. Woensel-Noord aansluiting op de Groote Beek / Ekkersrijt. In Woensel-Noord is reeds op een groot aantal plaatsen regenwater afgekoppeld. De waterstructuur dient voor afvoer en berging van het overtollige regen en grondwaterwater van Prinsejagt, Barrier, Winkelcentrum Woensel, Catharinaziekenhuis en Sportpark Eindhoven-Noord. De laatste fase van deze waterstructuur wordt in de komende planperiode voltooid. Het betreft het deel met vijverpartijen ter plaatse van de Winston Churcilllaan en de aanleg van een helofytenfilter in de Aanschotse beemden.
gemeente Eindhoven
57
4.
Koppeling Strijp (naar Gender). Het betreft de koppeling tussen Strijp S en de Gender via een regenwaterriool in de Frederiklaan. Tevens zal het hemelwater van het Stadionkwartier en het gebied Philipsdorp hierop afvoeren. Dit project wordt in samenhang met de herontwikkeling van Philipsdorp uitgevoerd. 5. GDC Acht naar Ekkersrijt. Bij de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein GDC Acht wordt deze waterstructuur parallel aan de snelweg A2 voltooid. 6. Waterstructuur Rachelsmolen naar Dommel. Deze structuur is om het water afkomstig van het Vredesplein e.o. plus deels Montgomerylaan e.o af te voeren naar de Dommel. De uitvoering hiervan zal aansluitend op de uitvoering van de HOV baan ter plaatse van de Montgomerylaan plaats vinden. Daarnaast kunnen zich bij stedelijke ontwikkelingen kansen voordoen om gelijktijdig regenwater af te koppelen van het gemengd riool. Voor de afvoer van afgekoppeld water kunnen dan ook gelijktijdig waterstructuren worden aangelegd. Dit doen we mits de aanleg en uitvoer doelmatig is. Overdracht onderhoud stedelijk water aan waterschap De Dommel In de gemeente Eindhoven komt het onderhoud van volgende oppervlaktewateren voor overname in aanmerking: - Gender (vanaf Afwateringskanaal tot Dommel) - Oude Gracht - Jan van Eijckgracht (onderdeel waterstructuur De Burgh) - Vijver Henri Dunantpark - Vijvers Gijzenrooi (onderdeel waterstructur De Burgh) - Bonifaciusvijver (onderdeel waterstructuur De Burgh) In 2014 is/wordt samen met waterschap De Dommel een plan van aanpak opgesteld waarin is opgenomen wat het gezamenlijke streefbeeld en gewenste beheer en onderhoudsrichtlijn is voor deze wateren. Daarnaast wordt aangegeven welke maatregelen nodig zijn om dit streefbeeld te realiseren en wat de planning is/kan zijn voor uitvoering. Hierbij wordt onderscheid gemaakt op grond van ambities en financiële haalbaarheid. Het onderhoud van het watersysteem in Meerhoven komt eveneens voor overname in aanmerking. Ook hiervoor dient een overeenkomst te worden opgesteld en is een onderhoudsrichtlijn van groot belang. Dit is overigens een separaat spoor naast de overname van het onderhoud van bovengenoemde waterpartijen. Het project opwaarderen Beatrixkanaal wordt in 2015 afgerond; hierna is vooral het reguliere onderhoud van het kanaal van belang. Voor het Eindhovens kanaal worden behoudens het reguliere onderhoud en het in stand houden van de kaden geen maatregelen voorzien. Voor het onderhoud van het overige oppervlaktewater waar de gemeente verantwoordelijk voor is, worden eveneens streefbeelden en concrete beheer en onderhoudsrichtlijnen opgesteld. Dit om aan de burgers duidelijkheid te verschaffen hoe de gemeente met het water (en aanliggende oevers) om gaat.
58
gemeente Eindhoven
7
Maatregelen
7.1
Algemeen
Het Gemeentelijk rioleringsplan valt onder het raadsprogramma Openbare Ruimte en is opgenomen in collegeproduct 4.3 Water. Bij de uitvoering van het GRP wordt integraal gewerkt en afgestemd met gebiedsmanagement en andere programma’s en programmaonderdelen zoals openbare ruimte, verkeer, groen, milieu, ruimtelijke kwaliteit, economie. Met integraal programmeren wil de gemeente onnodige overlast in de openbare ruimte voorkomen en kosteneffectief werken. Dit door de werkzaamheden op de juiste locatie en op het juiste moment uit te voeren. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de maatregelen voortvloeiend uit (hoofdstuk 6) de toetsing van het streefbeeld, die voor de komende jaren gepland zijn. Hierbij wordt een onderscheidt gemaakt tussen: investeringsmaatregelen om de gewenste verbeteringen te realiseren om aan het streefbeeld te gaan voldoen en de bestaande onderdelen van het rioolstelsel tijdig te vervangen. exploitatiemaatregelen voor het in stand houden van de voorzieningen, onderzoek en monitoring. Alvorens deze maatregelen te benoemen wordt eerst de strategie voor de uitvoering van maatregelen beschreven.
7.2
Strategie
Voor het uitvoeren van investeringsmaatregelen is het uitgangspunt meeliften met ontwikkelingen, tenzij maatregel de status urgent heeft. 1. Meeliftvoordelen door integraal programmeren Indien nodig wordt voor elke ruimtelijke ontwikkeling eerst een detailinspectie uitgevoerd om de restlevensduur van de riolering te bepalen. Indien het riool onder te vernieuwen verhardingen ligt wordt om die reden de volgende vervangingscriteria aangehouden: Onder hoofdwegen en winkelgebieden wordt het riool vervangen indien de restlevensduur van het riool minder dan 30 jaar bedraagt; Onder asfaltverhardingen als de restlevensduur van het riool minder dan 20 jaar bedraagt; Onder open verhardingen indien de restlevensduur van het riool minder dan 10 jaar bedraagt; Ingeval de restlevensduur langer is dan hierboven beschreven kan worden volstaan met een reparatie /relinen. 2.
Urgente maatregelen Ingeval er géén kans op meeliftvoordelen bestaat, geldt het volgende stramien voor rioolvervangingen: Vervanging is urgent bij een restlevensduur tussen 0 – 2 jaar. De vervangingsmaatregel wordt uitgevoerd vanuit veiligheidsoogpunt; Vervanging is niet urgent bij een restlevensduur tussen 2 – 5 jaar. Kostenafweging en technische mogelijkheden bepalen de maatregel;
gemeente Eindhoven
59
Vervanging is niet urgent bij een restlevensduur langer dan 5 jaar. Gemeente wacht alsnog kansrijke ruimtelijke ontwikkelingen af, totdat de vervanging urgent wordt of blijkt dat een vervanging doelmatig is.
Hiernaast zijn er maatregelen noodzakelijk die vanuit dit GRP worden geïnitieerd bijvoorbeeld het afkoppelen van verhard oppervlak. Dit kunnen zowel maatregelen zijn waarbij het initiatief vanuit het GRP wordt genomen (bijvoorbeeld het afkoppelen van verhard oppervlak) alsmede maatregelen waarbij er wordt meegelift met stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld aanleg Nieuwe Gender). Integraal programmeren staat in beide gevallen echter voorop. Voorts zal alvorens een maatregel daadwerkelijk wordt uitgevoerd worden getoetst of de maatregel (nog steeds) doelmatig is. Dit omdat een wijziging in de omstandigheden of voortschrijdend inzicht kan beteken dat een maatregel onevenredig duur wordt of dat deze niet of slechts in mindere mate hoeft te worden uitgevoerd. Overigens kunnen er ook omstandigheden optreden (calamiteiten, bijvoorbeeld een gat in de weg door een plotseling defect riool) die nu niet te voorzien zijn maar wel leiden tot het moeten uitvoeren van maatregelen.
7.3
Investeringsmaatregelen
In bijlage 5 en hoofdstuk 8 is een overzicht van de raming van de investeringsmaatregelen opgenomen. 7.3.1
Zorgplicht afvalwater
De woonboten gelegen in het Afwateringskanaal zijn (naar verwachting) eind 2014 medio 2015 aangesloten op het riool. Voor het herstel van de foutieve aansluitingen worden de werkzaamheden verder voortgezet in deze planperiode. De prioriteit ligt bij de gebieden waar klachten bekend zijn en waar via het regenwaterstelsel vuil water op oppervlaktewater loost. Door op het bedrijventerrein de Hurk verhard oppervlak van het afvalwaterstelsel af te koppelen worden de water op straat problemen ter plaatse aangepakt. 7.3.2
Zorgplicht hemelwater
Om water op straat te verhelpen worden vooral afkoppelmaatregelen uitgevoerd. De gebieden met geplande maatregelen voor afkoppelen van verhard in de planperiode zijn: b Genderbeemd (afronding inclusief Croy) b Integrale wijkvernieuwingsgebieden; meeliften met wijkvernieuwingen b Bedrijventerrein de Tempel b Bedrijventerrein Vaalserbergweg b Kanaalzone bedrijventerrein b Dr Dorgelolaan (afronding) b diverse kleine projecten (o.a parkeerterrein Parktheater) b Philipsdorp Voorts zijn aanvullende maatregelen (welke grotendeels al in het vorige GRP waren benoemd) voor het opheffen van water op straat situaties uitgewerkt. Deze staan in de onderstaande tabel. 60
gemeente Eindhoven
Locatie
Bedrijventerrein de Hurk
Croy Eindhoven Airport Acht (Kapelbeemd)t Tunnel NoordBrabantlaan/Tilburgseweg Geestenberg Doornakkers
Maatregel Afkoppelen verhard oppervlak van het afvalwaterstelsel; dit is onderdeel van het project herstel foutieve aansluitingen Aanleggen afvoerriool vanaf overstort de Hurk, verlagen weg, aanleggen buffer met afvoersloot en afkoppelen aantal panden. Dit is onderdeel van de laatste fase afkoppelproject Genderbeemd Aanleg regenwaterbuffer Opheffen beperkte afvoercapaciteit van de overstortleiding en extra regenwateroverstort Afkoppelen regenwaterstelsel Noord Brabant laan en afleiden regenwater naar locale groen laagte Aanpassen wegprofiel en aanvullend afkoppelen verhard oppervlak Afkoppelen van de Johannesburgstraat en de Stellenboschstraat
Naast deze maatregelen is er de noodzaak tot onderzoek (en zo nodig uitvoeren van maatregelen) naar een aantal specifieke locaties Dit betreft de locaties: • Achtse Barrier (Dordognelaan); • Achtseweg Noord / Mispelhoefstraat; • Meerhoven. • Heuvel Galerie / Vestdijk; Om het afgekoppelde regenwater af te kunnen voeren is aanleg en voltooiing van de waterstructuren van belang. De afkoppelmaatregelen dragen tevens bij in de reductie van de werking van de overstorten. In het kader van klimaatverandering willen we daar waar de kans zich voordoet en mits doelmatig doorgaan met het afkoppelen van regenwater en het aanleggen van waterstructuren voor de afvoer van regenwater. Dit om in te spelen op meer extremere neerslaggebeurtenissen en gebaseerd op het in de planperiode op te stellen klimaatadaptatieplan/ Roadmap Water.
7.3.3
Bescherming milieu
De maatregelen om water op straat te voorkomen, hebben (bijna) allemaal ook een positief effect om de werking van de overstorten te reduceren. Aanvullend zijn de volgende maatregelen voorzien: aanbrengen van sturing in het rioolstelsel om de aanwezige berging optimaal te benutten; aanleggen extra zinker onder de Dommel t.p.v. Onze Lieve Vrouwestraat; uitvoeren maatregelen uit het Kallisto project voor de reductie van de vuiluitworp. Om aan de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te voldoen is gezamenlijk met waterschap en de gemeenten die zijn aangesloten op de rioolwaterzuivering te Eindhoven een maatregelenpakket op basis van het onderzoeksproject Kallisto opgesteld. Het is onmogelijk de relatieve bijdrage van een
gemeente Eindhoven
61
partij aan de huidige waterkwaliteitsknelpunten exact te bepalen. We kunnen de maatregelen wel verdelen in: 1. maatregelen gerelateerd aan te hoge voedingsgehalten veroorzaakt door keuzes in het zuiveringsconcept van de RWZI 2. maatregelen veroorzaakt door gemengde rioolstelsel c.q. pieklozingen bij regenweer. Waterschap De Dommel neemt kosten van de eerste categorie maatregelen op zich. De kosten van de tweede categorie maatregelen moeten verdeeld worden tussen waterschap en gemeenten en vervolgens nog tussen de gemeenten onderling. Op basis van ieders zorgplicht leidt dit tot een verdeling van de kosten van de piekmaatregelen van 50% voor het waterschap en 50% voor de gemeenten. Voor de verdere verdeling van de kosten over de gemeenten onderling wordt uitgegaan van het aantal inwoners. De kosten van de investeringen op korte termijn (2015-2016) zijn zoals eerder aangegeven in ieder geval noodzakelijk. Na evaluatie van het effect van deze maatregelen wordt bekeken of er aanvullende maatregelen voor de langere termijn nodig zijn. De geraamde kosten van de maatregelen op langere termijn kunnen daarbij gezien worden als bovengrens op basis van het huidige inzicht. 7.3.4
In stand houden riolering
Vrijvervalriolen: Op basis van de beschikbare inspectieresultaten (schade beelden) en een gedragmodel voor de voortzetting van de schade, is de restlevensduur van de riolen bepaald. Het resultaat is geëxtrapoleerd naar het gehele stelsel. Op basis van deze uitkomsten is een vervangingsprogramma opgesteld. Op basis van de vervangingsplanning zijn de vervangingskosten berekend. De vervanging van de vrijverval riolering vormt verreweg de grootste (toekomstige) vervangingsinvestering. Binnen de gemeente Eindhoven wordt niet alle riolering vervangen, maar daar waar mogelijk worden reparaties /relinen uitgevoerd. In de berekening is rekening gehouden dat 30% van de riolering gerepareerd / gerelined kan worden en dat de kosten circa 33% van de vervangingskosten zijn. In onderstaande grafiek zijn de vervangingsmaatregelen van de vrijvervalriolering weergegeven. kosten vervangen
60.000.000
50.000.000
40.000.000
30.000.000
20.000.000
10.000.000
2093
2090
2087
2084
2081
2078
2075
2072
2069
2066
2063
2060
2057
2054
2051
2048
2045
2042
2039
2036
2033
2030
2027
2024
2021
2018
2015
0
Kosten te vervangen riool per jaar (exclusief reeds geplande projecten)
62
gemeente Eindhoven
Ten behoeve van de berekening van het kostendekkingsplan wordt een min of meer gelijkmatige vervanging de eerste decennia als reëel in geschat. De pieken aan het eind van de grafiek (vanaf 2080 en verder) worden veroorzaakt door het maximeren van de restlevensduur op 80 jaar. Deze pieken zullen mogelijk bij nieuwe restlevensduurberekeningen in de toekomst steeds verder naar achteren verplaatsen. Gemalen, persleidingen, pompunits/LPR : Binnen de gemeente zijn 139 gemalen. Pompunits/LPR in beheer en onderhoud. Voor deze gemalen is op basis van aanlegjaar, pompcapaciteit, kostenkengetallen uit de Leidraad Riolering module D1100 en een standaard levensduur van 60 jaar voor het bouwkundig deel en 15 jaar voor het mechanischelectrisch deel een vervangingsplanning opgesteld. De persleidingen zijn zoveel mogelijk gebundeld op basis van aanlegjaren en diameter. Op basis van aanlegjaar, diameter, kostenkengetallen uit de Leidraad Riolering module D1100 en een standaard levensduur van 60 jaar is een vervangingsplanning berekend. 7.3.5
Grondwaterzorgplicht
Het afkoppelproject voor de wijk Genderbeemd welke tevens een bijdrage levert aan het bestrijden van de grondwateroverlast wordt in 2015 afgerond. Voor Genderdal fase 2 wordt onderzocht welke specifieke maatregelen het beste kunnen worden toegepast mede in relatie tot het verplaatsen en uitbreiden van de drinkwateronttrekking van Brabant Water in Genneperparken. De grondwateronttrekkingen Vredeoord en Aalsterweg worden in samenspraak met de waterpartners in stand gehouden. Voor de onttrekking Aalsterweg van Brabant Water wordt medewerking verleend aan het verplaatsen en vergroten van de middeldiep onttrekking hetgeen een positief effect heeft op de grondwaterstanden in het zuiden van Eindhoven. Hiervoor is een convenant met de Waterpartners (Brabant Water, Provincie en waterschap De Dommel afgesloten. Er zijn voor het bestrijden van de grondwateroverlast geen grootschalige wijkprojecten in de komende planperiode voorzien. Daar waar uit nader onderzoek en overleg met de bewoners en Stichting GrondWaterCollectief Eindhoven blijkt dat er structureel sprake is van grondwateroverlast, zal de gemeente, mits doelmatig, maatregelen in het openbare gebied uitvoeren. Hierbij zal per locatie een maatwerkoplossingen worden nagestreefd. 7.3.6
Structuur oppervlaktewater
Een aantal waterstructuren moet nog worden voltooid. Zoals eerder genoemd dienen deze waterstructuren om het overtollige regen- en grondwater af te voeren naar oppervlaktewater, Mede door de aanleg van de waterstructuren ontstaat er een meer robuust systeem waarmee kan worden geanticipeerd op de klimaatontwikkelingen. Daar waar zich kansen voordoen zal worden bezien zo nodig aanvullende waterstructuren te realiseren. De volgende waterstructuren moeten nog worden voltooid: Eindhoven Noord Nieuwe Gender (inclusief het weer functioneel maken “oude Gender”) De Burgh e.o (laatste fase het gemaal) Koppeling Strijp S met Gender (Frederiklaan) GDC acht (zit in project bedrijventerrein GDC Acht) Rachelsmolen (van Vredesplein naar Dommel) gemeente Eindhoven
63
Huizingalaan (als onderdeel HOV baan) In het kader van de overdracht van het onderhoud van een aantal wateren aan het waterschap dient achterstallig onderhoud (baggeren) te worden opgeheven. Dit speelt (naar verwachting) met name voor de grote vijver in het Henri Dunantpark. 7.3.7
Ontwikkelingen
Samen met waterschap De Dommel wordt een roadmap water opgesteld om invulling te geven aan een duurzaam en klimaatbestendig (afval-) watersysteem. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de deltabeslissingen. Om invulling te geven aan de ontwikkelingen voor de lange termijn wordt (samen met anderen partijen) een bijdrage geleverd aan het realiseren van onderzoeksprojecten.
7.4
Exploitatiemaatregelen
In hoofdstuk 8 is een overzicht van de raming van de exploitatiemaatregelen opgenomen. Om de bestaande voorzieningen (riolering, waterstructuren drainagesystemen) in een goede staat te behouden, dient er regulier beheer en onderhoud te worden uitgevoerd. Het gaat hierbij om de volgende zaken: 1. reinigen en inspectie van de riolering. De gemeente is in 2006 gestart om in 10 jaar het gehele rioolstelsel te reinigen en te inspecteren. Aan de inspectie gaan reinigingswerkzaamheden vooraf zodat een goed inzicht ontstaat in het functioneren van het riool en de restlevensduur kan worden bepaald. Hieronder valt ook het afvoeren van slib dat uit het riool wordt verwijderd en kleinschalige spoedreparaties van geconstateerde onvolkomenheden die geen uitstel dulden. Jaarlijks wordt dus gemiddeld ca. 10% (120 km) gereinigd en geïnspecteerd. In 2015 is de 10 jaar cyclus voltooid. Daarna kan worden volstaan met het meer gericht reinigen en inspectie van riolen van kritische locaties. Hiervoor is een plan opgesteld dat voorziet in 195 km riolen te reinigen en inspecteren in deze planperiode 2. reiniging en inspectie bijzondere voorzieningen Dit betreft het periodiek inspecteren en reinigen van zinkers, overstortputten, spindelschuiven, terugslagkleppen, wervelventielen etc. Ook vallen hieronder het storten van slib en kleine spoedreparaties. Naast de wervelventielen dienen spindelschuiven te worden aangebracht om in geval van een verstopping in het wervelventiel, het rioolstelsel leeg te kunnen laten lopen. Op basis van een plan van aanpak wordt dit de komende planperiode uitgevoerd 3. Onderhoud gemalen en bergingskelders Voor de gemalen is het onderhoud op contractbasis uitbesteedt. De bergingskelders worden elk jaar gereinigd. Onder deze post valt naast reinigen en onderhoud ook onderzoek, inspectie, electra en communicatie, kleine reparaties,vervangen van onderdelen en hosting en monitoring van de werking van deze voorzieningen. 4. Onderhoud kolken Kolken dienen voor het inzamelen van hemelwater en zijn daarmee een belangrijke schakel in de afvoer van het regenwater van verhard oppervlak. Verstopping van een kolk kan leiden tot water op 64
gemeente Eindhoven
straat en overlast voor de omgeving. De reiniging van de kolken is het meest doelmatig als dit wordt afgestemd op het straatvegen. Een deel van de kosten voor het vegen de straten kan ten laste worden gebracht van het onderhoud van de kolken. Dit omdat straatvegen voorkomt dat kolken snel gevuld worden met straatvuil. Alle kolken in Eindhoven worden 2 maal per jaar leeggezogen, in het centrum en het winkelcentrum Woensel wordt dit 3 maal per jaar uitgevoerd. Deze werkzaamheden zijn uitbesteed als een onderdeel van het integrale bestek. Hieronder vallen ook het storten van het slib. Daarnaast worden geconstateerde schades zoals verstopte kolken, wortels in de kolk, kapotte deksels en ontbrekende stankschermen hersteld. 5. Onderhoud oppervlaktewateren (inclusief drainage sloten duikers etc.) Het gaat hierbij om stedelijke oppervlaktewater (zaksloten, molgoten, bergingsvijvers) in beheer en onderhoud bij de gemeente die primair een functie hebben in de directe afvoer of berging van hemelwater. Het onderhoud aan de betreffende waterpartijen behelst het periodiek, of na inspectie, verwijderen van (drijf)vuil, bomen/takken, dode waterdieren en overmatige bodemaangroei. Na inspectie wordt tevens duidelijk welke maatregelen uitgevoerd dienen te worden aan beschoeiing, oevers, eendentrapjes etc. Om te voorkomen dat grondwateroverlast ontstaat, is in het verleden op meerdere locaties in Eindhoven drainage aangelegd. Het totale areaal drainage bedraagt ca 70 km. Lange tijd is gedacht dat deze voorzieningen weinig tot geen onderhoud behoefden. De laatste jaren is echter steeds duidelijker geworden dat ook drainage structureel dient te worden onderhouden. Voor de komende planperiode is een beheer- en onderhoudvoornemen bepaald dat bestaat uit achterhalen basisgegevens, onderhoudsmogelijkheden, reinigingsnoodzaak en uitvoeren van reiniging en verbetermaatregelen. 6. Curatief rioolonderhoud Onder het curatief onderhoud vallen de maatregelen voor het herstellen op basis van meldingen. Hieronder valt vooral het herstelen van kapotte riooldeksels en verstopte huis- en kolkaansluitingen. Ook het (betalen) van het herstel van ontstoppingen in het gemeentelijk riool door burgers valt hieronder 7. Onderzoek,monitoring en communicatie Onderzoeken zijn nodig om inzicht te krijgen of te houden in de toestand van de afvalwaterketen en om het functioneren van de afvalwaterketen beter te begrijpen. Hieronder vallen onderzoeken die worden verricht in het kader van het (beter laten) functioneren van de aanwezige voorzieningen. Het betreft onderzoeken naar o.a. water op straat ten gevolge van de klimaatontwikkeling, het (modelmatige) functioneren van de riolering, oppervlaktewaterstructuren en drainagevoorzieningen en naar grondwateroverlast. De hydraulische effecten van de uitgevoerde maatregelen (zoals afkoppelen verhard oppervlak en realisatie waterstructuren) zullen (2) jaarlijks worden berekend/ gemonitoord. Voor zoveel als mogelijk en zinvol worden in het Waterportaal ZuidOostBrabant (algemene) onderzoeken gezamenlijk opgepakt. Hiernaast heeft de gemeente een meetnet voor de registratie van de neerslag, het functioneren van de overstorten en voor de registratie van de grondwaterstanden. Dit om steeds beter inzicht te krijgen in het functioneren van de voorzieningen in de praktijk en een vergelijk te kunnen maken met de theorie en gerichter maatregelen te kunnen nemen. Verder valt ook communicatie (o.a. goed rioolgebruik) en voorlichting onder deze post.
gemeente Eindhoven
65
8
Kostendekkingsplan
8.1
Kosten
8.1.1
Algemeen
De jaarlijkse kosten voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken worden veroorzaakt door: b Nieuwe investeringen. Voor de nieuwe investeringen met betrekking tot verbeter- en vervangingsmaatregelen is er een voorziening vervangingsinvesteringen. De jaarlijkse kosten hiervoor bestaan uit een storting in deze voorziening. De daadwerkelijke investeringen worden uit deze voorziening gedekt. Dit conform het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), notitie Riolering 20 oktober 2009 van de commissie BBV en de notitie Riolering en het Besluit Begroting en Verantwoording van Stichting Rioned en de Commissie BBV uit 2012, waarvan de belangrijkste voorwaarden in bijlage 8 zijn opgenomen. b Directe en indirecte exploitatiekosten (incl. personeel en overhead) voor beheer en onderhoud. Voorts wordt rekening gehouden met de BTW op zowel goederen als diensten en investeringen, die in het riooltarief mogen worden meegenomen. Daarnaast zijn er kapitaallasten (rente en afschrijvingen) van verbeter- en vervangingsmaatregelen uit het verleden; Deze paragraaf beschrijft de bovenstaande kosten. 8.1.2
Investeringen
Verbetermaatregelen In hoofdstuk 7 zijn de verbetermaatregelen benoemd. In bijlage 5 zijn deze maatregelen inclusief planning en geraamde kosten opgenomen. De eerstkomende jaren worden vooral investeringen voorzien voor het opheffen van water op straat problemen (afkoppelen en aanleg waterstructuren) welke gelijktijdig een positief effect hebben voor het milieu. Daarnaast zijn er investeringen voor de milieumaatregelen opgenomen om aan de Kader richtlijn water te voldoen. Voor het kostendekkingsplan is voor de nog onbenoemde verbetermaatregelen ten behoeve van het verder klimaatbestendig maken van de stad na deze planperiode een bedrag van ca € 1 miljoen per jaar opgenomen. De nadere invulling zal in het GRP 2019-2022 worden uitgewerkt en onderbouwd. Voor in de planperiode is voor het klimaatbestendig maken van de stad (roadmap water) een bedrag van € 1 miljoen opgenomen voor maatregelen zoals afkoppelen verhard oppervlak, vergroenen/ ontharden, aanleg waterstructuren, tijdelijke bovengrondse opvang van regenwater, welke met integraal programmeren kunnen meeliften met stedelijke ontwikkelingen dan wel projecten van derden.
Vervangingsmaatregelen Onder vervangingsmaatregelen worden alle vervangings- en renovatiemaatregelen aan het rioleringsstelsel verstaan. Hierbij is onderscheid gemaakt in vervangingen van vrijverval riolering, gemalen, persleidingen en pompunits/LPR (lucht-pers-rioolsysteem). De vervanging van de vrijverval 66
gemeente Eindhoven
riolering vormt verreweg de grootste vervangingsinvestering. In hoofdstuk 7 zijn de verschillende vervangingsmaatregelen nader toegelicht. Voor de komende jaren is met het volgende investeringsvolume voor het aanbrengen van verbeteringen en vervangingen rekening gehouden: Investeringen Zorgplicht afvalwater Zorgplicht hemelwater en milieu (m.n. afkoppelen) In stand houden riool (vervangingen) Zorgplicht grondwater Waterstructuren Diversen Totaal
2014
2015
2016
2017
2018
0,2 3,9
0,2 3,2
0,2 4,8
0,2 4,8
0,4 4,4
4,5
7,8
9,1
7,3
3,5
0,4 3,2 0,1 12,2
0,2 3,6 - 0,2 14,8
0,2 1,9 0,1 16,2
0,3 0,8 0,1 13,4
1,3 1,5 0,1 11,2
Tabel 8.1 Overzicht investeringen komende jaren (miljoenen excl btw)
8.1.3
Exploitatie
In onderstaande tabel 8.2 is een overzicht gegeven van alle jaarlijkse exploitatiekosten van het rioolstelsel. De exploitatiekosten zijn voor alle gemeentelijke watertaken geraamd. De exploitatielasten voor het beheer en onderhoud, onderzoek en monitoring zijn gebaseerd op het (voortschrijdend) inzicht in de uitgaven van de afgelopen jaren.Daarnaast zijn er, bijdragen aan Stichting Grondwatercollectief Eindhoven, stichting Rioned, Click en veegkosten en kosten voor kapitaallasten, personeel, overhead en BTW. Kostensoort Reiniging en inspectie riolering Reiniging en inspectie bijzondere voorz. Onderhoud gemalen en bergingskelders Onderhoud kolken Curatief rioolonderhoud Drainage sloten incl Duikers frontmuren Monitoring riolen, onderzoek en communicatie Bijdrage veegkosten Grondwatercollectief gemeente Eindhoven
2014
2015
2016
2017
2018
530.000
533.000
312.000
312.000
312.000
53.000
101.000
101.000
101.000
101.000
438.000 636.000 720.000
352.000 639.000 724.000
352.000 639.000 724.000
352.000 639.000 724.000
352.000 639.000 724.000
222.000
223.000
223.000
223.000
223.000
114.000 183.000 2.000
115.000 184.000 2.000
115.000 184.000 2.000
115.000 184.000 2.000
115.000 184.000 2.000
67
Kostensoort Rioned en click Beheersysteem riolering Beheer en onderhoud grondwatermeetnet Personele middelen BTW Kapitaallasten Storting in voorziening Riolen Totaal kosten Opbrengst Rioolheffing Opbrengst havengelden Totaal inkomsten
2014 21.000 52.000
2015 21.000 59.000
2016 21.000 58.000
2017 21.000 39.000
2018 21.000 30.000
30.000 1.653.000 1.544.000 4.767.000
30.000 1.371.000 1.544.000 4.158.000
30.000 1.365.000 1.544.000 4.104.000
30.000 1.366.000 1.544.000 4.050.000
30.000 1.366.000 1.544.000 3.997.000
6.224.000 17.189.000
7.050.000 17.106.000
7.348.000 17.122.000
7.428.000 17.130.000
7.490.000 17.130.000
17.189.000
17.077.000 29.000 17.106.000
17.077.000 45.000 17.122.000
17.077.000 53.000 17.130.000
17.077.000 53.000 17.130.000
17.189.000
Tabel 8.2 Overzicht jaarlijkse exploitatiekosten in euro’s
In het voorgaande GRP is gerekend met een vast bedrag aan BTW (op de goederen, diensten en investeringen) ter hoogte van € 1.544.000,- per jaar. In de planperiode zijn de uitgaven op goederen, diensten en investeringen dermate hoog dat dit bedrag rechtmatig is. Doordat het investeringsvolume met name de eerste jaren sterk varieert, fluctueert de werkelijke BTW-component ook, dit is niet wenselijk. Derhalve is in de kostendekkingberekeningen hetzelfde vaste bedrag van de afgelopen jaren meegenomen.
8.2
Rioolheffing
In de gemeentewet (art. 228a) is geregeld dat de gemeente onder de naam rioolheffing een belasting kan heffen ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de uitvoering van de gemeentelijke watertaken. De rioolheffing is een zogenaamde bestemmingsbelasting, waarvan de opbrengsten bestemd zijn voor een bepaald doel. Met deze belasting kunnen alle kosten die de gemeente maakt voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken worden verhaald op de gebruikers. Dit geldt ook voor de kosten die collectief profijt opleveren, zoals het afkoppelen van verhard oppervlak, infiltratie regenwater en klimaatmaatregelen. De huidige rioolheffing bestaat uit twee belastbare onderdelen: - een vaste heffing per rioolaansluiting,betreft het hebben van een aansluiting op het rioolstelsel; - een heffing voor het gebruik van de aansluiting op het rioolstelsel die wordt geheven indien een aansluiting meer dan 500 m³ water per jaar verbruikt De vaste heffing is een eigenarenheffing en bedraagt in 2014: €148,- per onroerende zaak. Daarnaast wordt bij waterverbruik van meer dan 500 m³ een verbruiksheffing van € 205,- per 500 m³ geheven. Op dit moment (2014) bedraagt de heffinggrondslag: 108.880 aansluitingen en 6.214 eenheden van 500 m³. In de berekeningen is rekening gehouden met een stijging van ruim 1.000 aansluitingen tot 68
gemeente Eindhoven
110.000 in 2015 voor de eigenarenheffing en het gelijkblijven van de eenheden van 500 m³ op 6.214. De stijging van ruim 1.000 eenheden is de gemiddelde stijging van de afgelopen 4 jaar. Vooruitlopend op de vaststelling van het Raadsvoorstel “Het vaststellen van de Verordeningen gemeentelijke belastingen en rechten 2015” is in dit plan reeds rekening gehouden met de in dat dossier voorgestelde tariefsverlaging en indexering van de rioolheffing per 1 januari 2015. In tabel 8.2 is de geraamde totale rioolheffing per jaar weergegeven.
8.3
Kostendekking
8.3.1
Uitgangspunten en randvoorwaarden
Op basis van de volgende uitgangspunten is de kostendekking bepaald: b Om de gemeentelijke watertaken uit te oefenen heeft de gemeente een inhoudelijk opgave te vervullen zoals beschreven in dit plan. De in paragraaf 8.2 beschreven kosten zijn hiermee gemoeid. b Alle kosten die gerelateerd zijn aan het uitvoeren van de gemeentelijke watertaken worden volledig gedekt uit de rioolheffing. b Eventuele tariefstijgingen niet op voorhand afwentelen op een volgende bestuursperiode. Daarnaast gelden de volgende randvoorwaarden: b De tarieven mogen conform wetgeving maximaal kostendekkend zijn, oftewel er mag niet meer worden geheven dan noodzakelijk voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken b Voldoen aan het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten”(BBV) nader uitgewerkt in de “Notitie Riolering” d.d. 20 oktober 2009 van de Commissie BBV b De huidige voorziening is in het kader van de BBV een voorziening vervangingsinvesteringen. De voorziening mag alleen aangewend worden ter dekking van vervangingsinvesteringen (conform de definitie BBV). b Volgens prognose is de stand van de voorziening vervangingsinvesteringen per 1 januari 2015 circa € 25 miljoen. b Bij de berekeningen is een rentevoet van 4,75 % gehanteerd voor 2010, 4,5 % vanaf 2011 en 3.75% vanaf 2015. b Volgens de huidige systematiek vinden alle afschrijvingen lineair plaats. In het jaar van investering wordt 50% van de afschrijving en 50% van de verschuldigde rente doorgerekend. Voor de overige jaren wordt rente over de gemiddelde boekwaarde tussen 1 januari en 31 december berekend. De volgende afschrijvingstermijnen worden hierbij gehanteerd: o Elektromechanische installatie gemalen 15 jaar o Elektromechanische installatie drukriolering 15 jaar o Bouwkundige onderdelen gemalen en drukriolering 60 jaar o Pers- en drukleiding 60 jaar o Vrijvervalriolering 60 jaar b De interne rente is voor de periode 2015-2018 vastgesteld op 3,75%. Dit betreft de externe rente die we betalen voor langlopende leningen met een opslag van 1% voor financieringsrisico’s op concernniveau. Deze lagere interne rente heeft als gevolg dat er lagere kapitaallasten zijn voor
gemeente Eindhoven
69
b
b
het GRP. Uitgangspunt is dat deze lagere kapitaallasten resulteren in een lager tarief voor rioolheffing. Vanaf 2015 wordt een nieuwe kostenverdeelsystematiek gehanteerd. De sleutels voor kostenverdeling zijn aangepast. Dit heeft tot gevolg dat er minder personeels- en overheadkosten worden doorberekend naar het product riolering. Uitgangspunt is dat deze lagere doorbelasting resulteert in een lager tarief. De tarieven met betrekking tot rioolheffing worden jaarlijks geïndexeerd.
8.3.2
Dekking
Inzet voorziening vervangingsinvesteringen Het jaarlijks niet meer dan indexeren van de rioolheffing kan alleen gerealiseerd worden als de storting in de voorziening vervangingsinvesteringen maximaal het verschil tussen de opbrengsten en de kosten gaat bedragen (alle kosten exclusief nieuwe investeringen met betrekking tot verbeter- en vervangingsmaatregelen) De storting over deze planperiode is dan € 29,- mln. De geraamde investeringen in dezelfde periode bedragen echter € 56,- mln. Dit betekent dat de opgebouwde voorziening vervangingsinvesteringen volledig moet worden ingezet. Het geraamde saldo per 1 januari 2015 van de voorziening is € 25,- mln. Met deze methodiek wordt voldaan aan het BBV.
Ontwikkeling Tarief De lagere interne rentevoet en gewijzigde kostenverdeelsystematiek resulteren in lagere kosten voor het GRP. Voor de periode 2015-2018 komt dit neer op gemiddeld circa 860.000 minder kosten per jaar. Aangezien de investeringen en overige exploitatiekosten gelijk blijven, kan het tarief voor rioolheffing met dit bedrag dalen. Indien we de lagere kosten evenredig verdelen naar verhouding van de inkomsten over eigenaren en grootgebruikers kan het tarief voor eigenaren met € 4,-- (van €148 naar €144) en het tarief voor grootverbruikers met € 6,-- (van €205 naar €199) dalen. Dit is inclusief 2% indexering.
70
gemeente Eindhoven
Wanneer de geraamde vervangingsinvesteringen volledig worden gerealiseerd in de planperiode, dan zal de voorziening in 2018 leeg zijn. Tevens zullen de geraamde stortingen in de jaren daaropvolgend onvoldoende zijn om de geplande vervangingsinvesteringen in die jaren te kunnen dekken uit de voorziening. Volgens de huidige prognose zal de voorziening enkele jaren negatief zijn voor een relatief gering bedrag. Dit is op te vangen door deze investeringen op dat moment te activeren. In de periode hierna zal de voorziening weer positief worden. Aangezien de uitvoering van het GRP een aantal onzekerheden kent is het niet mogelijk om harde conclusies hieraan te verbinden. Om echter in de toekomst ongewenste tariefsprongen te voorkomen, is het verstanding om de consequenties van de uitvoering van het GRP op het riooltarief jaarlijks te monitoren. Monitoring In de voorgaande paragrafen zijn strategische langjarige prognoses gemaakt voor vervangingsinvesteringen en verbetermaatregelen. Hierbij is onderscheid gemaakt in de verschillende voorbereiding- en uitvoeringstrajecten van de projecten. Afhankelijk van de complexiteit van de het project duurt de voorbereiding van een project gemiddeld 1,5 tot 2 jaar. Pas daarna wordt het merendeel van de verplichte projectgelden gebruikt. In de langjarige prognose is een zo reëel mogelijke planning aangehouden, echter op voorhand kan niet exact worden bepaald hoe het realisatietraject verloopt. Factoren die van wezenlijke invloed zijn op de planning betreffen onder andere: - afhankelijkheid van de voortgang van stedelijke ontwikkelingen / andere projecten in geval van “werk met werk” maken - voortschrijdend inzicht in (technische) ontwikkelingen en doelmatigheid - wettelijke procedures, samenspraak inspraak - marktwerking in de aannemerij - personele capaciteit Gevolg is dat mogelijk jaarlijks verschuivingen in de planning zijn waar te nemen. Derhalve wordt jaarlijks een nieuwe kostendekkingberekening uitgevoerd waarin het werkelijke uitgave patroon wordt verwerkt en waarin de planning wordt geactualiseerd. Op basis hiervan zal ook aandacht gegeven worden aan de tariefontwikkeling
gemeente Eindhoven
71
Lijst met afkortingen
AMvB ARBO BBV CBS GEP GFT GRP IPO IPCC KNMI KRW LPR NBW ODZOB OZB RWZI SGBP SGWCE UvW VEWIN VNG VROM Wabo WB21 WKO WM Wvo
Algemene Maatregel van Bestuur Arbeidsomstandigheden Besluit Begroting en Verantwoording Centraal Bureau voor de Statistiek Goed Ecologisch Potentieel Groente-, fruit en tuinafval Gemeentelijk Rioleringsplan Interprovinciaal Overleg Intergovernmental Panel on Climate Change Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut Europese Kaderrichtlijn Water Lucht-pers-rioolsysteem Nationaal Bestuursakkoord Water Omgevingsdienst Zuid Oost Brabant Onroerendezaakbelasting Rioolwaterzuiveringsinstallatie Stroomgebiedbeheerplan Stichting Grondwatercollectief Eindhoven Unie van Waterschappen Vereniging van waterbedrijven in Nederland Vereniging van Nederlandse Gemeenten Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Waterbeheer 21e eeuw Warmte Koude Opslag Wet Milieubeheer Wet verontreiniging oppervlaktewateren
72
gemeente Eindhoven
Literatuurlijst
-
GRP 2011-2014 gemeente Eindhoven NBW Actueel 2008 /2011 Bestuursakkoord Waterketen 2007 Verbindend Water, lange termijn visie waterketen Deltaprogramma Rijksoverheid (www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/deltaprogramma) KNMI klimaatscenario’s ’14 (www.klimaatscenarios.nl/) Provinciaal Waterplan 2010-2015 Waterbeheerplan 2010-2015 waterschap De Dommel Waterplan Eindhoven Leidraad Riolering van de stichting RIONED Notitie riolering commissie BBV oktober 2009
gemeente Eindhoven
73
Bijlagen en Kaarten
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Wettelijk kader en beleid overheden Lozingseisen voor grondwater op riool Tactisch beheerkader riolering Eindhoven Betrokken partijen en verzorgingsgebied rioolwaterzuivering Eindhoven Overzicht investeringsmaatregelen Besluit Begroting en Verantwoording
KAARTEN Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9
Riolering in Eindhoven Oppervlaktewater en waterstructuren in Eindhoven KRW doelen oppervlaktewater Eindhoven Inschatting hoogste grondwaterstanden in Eindhoven Water op straat huidig Water op straat autonoom Water op straat toekomst Afkoppelplannen Leeftijd riolering Eindhoven
74
gemeente Eindhoven
Bijlage 1 Wettelijk kader en beleid overheden In deze bijlage wordt aanvullend op hoofdstuk 3 “Wettelijk kader en beleid overheden” ingegaan op de meest relevante wetgeving en beleidsplannen die mede de basis vormen voor het Gemeentelijk Rioleringsplan. Wettelijk kader Met de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken (kortweg Wet gemeentelijke watertaken) zijn de Gemeentewet, de Wet op de Waterhuishouding (per december 2009 opgenomen in de Waterwet) en de Wet Milieubeheer aangepast. Volgens de wetgeving heeft de gemeente drie zorgplichten te weten: - zorgplicht voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater (art. 10.33 Wet Milieubeheer) - zorgplicht voor afvloeiend hemelwater (art. 3.5 Waterwet) - zorgplicht voor het in openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemmingen zoveel mogelijk te voorkomen of beperken (art. 3.6 Waterwet) Met de inwerkingtreding van de Wet Gemeentelijke Watertaken is in de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen dat gemeenten een nieuwe bevoegdheid hebben en in het belang van de bescherming van het milieu bij verordening regels kunnen stellen aan het lozen van hemelwater en grondwater op de riolering en op of in de bodem. Hiermee hebben gemeenten een nieuw instrument gekregen om de gemeentelijke watertaken (zorgplichten) vorm te geven. De verordeningbevoegdheid is facultatief. Dat betekent dat gemeenten niet verplicht zijn een verordening voor het lozen van afvalwater op de riolering te hebben. In de Gemeentewet (art. 228a) is geregeld dat de gemeente onder de naam rioolheffing een belasting kan heffen ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de uitvoering van deze drie zorgplichten. De wet is 1 januari 2008 in werking getreden. De Wet op de waterhuishouding en de betreffende gemeentelijke zorgplichten voor regenwater en grondwater zijn opgegaan in de Waterwet. Verder is met de wet gemeentelijke Watertaken de gemeentewet aangepast zodat de gemeente onder de naam rioolheffing een belasting kan heffen ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de uitvoering van deze drie zorgplichten. Voor de wetswijziging werden de gemeentelijke watertaken bekostigt vanuit het rioolrecht. Dit ‘oude’ rioolrecht is een retributie, wat betekent dat een aantoonbare dienst geleverd moet worden. De rioolheffing is een zogenaamde bestemmingsbelasting, waarvan de opbrengsten bestemd zijn voor een bepaald doel. Met deze belasting kunnen alle kosten die de gemeente maakt voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken worden verhaald op de gebruikers. Dit geldt ook voor de kosten die collectief profijt opleveren, zoals het afkoppelen van verhard oppervlak, infiltratie regenwater en klimaatonderzoek. In maart 2009 is onderzoek verricht naar een aantal keuzemogelijkheden, die al dan niet leiden tot aanpassen van de huidige systematiek, zie discussienotitie “van rioolrecht naar rioolheffing” welke inde commissie Wonen en Ruimte van mei 2009 is behandeld.. Dit heeft het volgende opgeleverd: 1. De rioolheffing niet te splitsen; 2. de huidige objectafbakening te handhaven. Woonboten worden betrokken in de heffing, wanneer deze zijn aangesloten op de riolering; 3. de huidige heffingsgrondslag te handhaven;
gemeente Eindhoven
75
4. een stimuleringsregeling voor het afkoppelen van verhard oppervlak (bijvoorbeeld aanleg groene daken) nader uit te werken; 5. te zijner tijd met een nieuw voorstel komen om het aangesloten verhard oppervlak als heffingsgrondslag te hanteren, zodra de registratie van verhard oppervlak technisch goed functioneert en consequenties in ondermeer lastendruk in beeld zijn gebracht Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Op enkele onderdelen heeft de Waterwet een relatie met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’ centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water en de omgeving (o.a. milieu en ruimtelijke ordening). De Waterwet integreert acht bestaande wetten voor waterbeheer en kent één watervergunning. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en regelt de juridische implementatie van Europese richtlijnen (o.a. Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn overstromingsrisico’s). De Wvo-vergunning voor lozingen vanuit gemeentelijke rioolstelsels op het oppervlaktewater (o.a. riooloverstorten) en de heffing op riooloverstorten verdwijnen, daarvoor in de plaats worden algemene regels geformuleerd in het Besluit lozen buiten inrichtingen (AMvB). Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder. Deze wijziging vraagt een andere manier van (samen)werken. Samenwerken op basis van afspraken in plaats van op basis van vergunningvoorschriften. De rode draad van de Waterwet is in lijn met de afspraken die door het Rijk met de koepels van provincie, waterschappen en gemeenten zijn gemaakt in het Bestuursakkoord Waterketen (2007) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003 en 2008), namelijk: - Centraal wat moet, decentraal wat kan; - Minder vergunningen en meer via algemene regels; - Samenwerking op basis van onderlinge afspraken.
Beleid overheden Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel het realiseren van een goede kwalitatieve (ecologische, chemische) toestand van het water, bij voorkeur in 2015 doch uiterlijk in 2027. Nederland is hiervoor opgedeeld in 4 stroomgebieden, Eindhoven valt in het stroomgebied van de Maas. Voor elk stroomgebied is een Stroomgebiedsbeheerplan (SGBP) opgesteld. Afgelopen jaren is door waterschap, gemeenten, provincie en rijk gewerkt aan waterprogramma’s waarin is vastgelegd welke waterdoelen worden nagestreefd en welke maatregelen daartoe worden genomen. Dit zijn maatregelen van al deze overheden. Een selectie van deze doelen en maatregelen is opgenomen in het 1e Stroomgebiedbeheerplan voor de Maas als uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Voor de maatregelen die zijn opgenomen in de eerste planperiode van het Stroomgebiedbeheerplan (20102015), geldt een resultaatsverplichting waarover wordt gerapporteerd aan de Europese Commissie. Bestuursakkoord Water Het Nationaal Bestuursakkoord Water -actueel (25 juni 2008) is een akkoord tussen ministerie van Verkeer en Waterstaat, provincies (IPO), gemeenten (VNG) en waterschappen (UvW). Dit betekent in algemene zin dat de omvang van de wateropgave wordt teruggebracht tot een maatschappelijk acceptabel niveau. Aanleiding is de gevoelde urgentie om het watersysteem op orde te brengen als 76
gemeente Eindhoven
gevolg van klimaatseffecten, bodemdaling en voortschrijdende verstedelijking. Het akkoord is leidend bij afspraken tussen partijen. Voor de stedelijke wateropgave is relevant of, gelet op de stedelijke ontwikkelingen, de maatgevende waterstanden tot inundaties leiden en/of toename van inundaties. In juni 2011 is het Bestuursakkoord water aangevuld. Zowel rijk als decentrale overheden hebben taakstellingen om met minder middelen de taken uit te voeren. Dat vraagt om een doelmatiger waterbeheer. Door de staatsecretaris van Verkeer en Waterstaat is aan de Unie van Waterschappen een taakstellende bezuinigingsopgave van 100 miljoen opgelegd, om de rijksbegroting te verlichten. Bij brief van 11 december 2009 van de staatsecretaris wordt het voorstel van de waterschappen aanvaardt om de kosten van de muskusratten en een deel van de kosten van het hoogwaterbeschermingsprogramma op zich te nemen. Dit om de taakstelling van € 100 miljoen structureel vanaf 2011 op de rijksbegroting te besparen, te realiseren. Om te voorkomen dat de waterschapsheffingen door deze verschuiving stijgen, zal tegenover de toename van de uitgaven voor primaire waterkeringen een doelmatigheidswinst staan die in de afvalwaterketen bereikt kan worden. Dit door rioolbeheer en waterzuivering te integreren. Het kabinet neemt daartoe als vertrekpunt om in de afvalwaterketen de uitvoering te integreren, respectievelijk onder één regie te brengen. Onder begeleiding van het ministerie van VROM en met de landelijke koepels IPO, VNG en Unie van waterschappen heeft een feitenonderzoek plaats gevonden naar doelmatigheid in de waterketen. De rapportage van het feitenonderzoek is eind maart 2010 uitgebracht. De resultaten geven een potentiële kostenbesparing van: Sectoraal Drinkwater: 70 miljoen (5% van jaarlijkse kosten drinkwater) Riolering: 140 miljoen (8% van jaarlijkse kosten riolering) Zuivering: 100 miljoen (8% van jaarlijkse kosten zuivering) Integraal (na sectorale besparing) Integraal afvalwaterbeheer: 140 miljoen Integraal waterketenbeheer: 100 miljoen Tegenover de besparing door integratie staat het risico van potentieel verlies door desintegratie, vooral door een knip in de relatie tussen riolering en inrichting/beheer van de openbare ruimte. Bestuursakkoord Waterketen Het bestuursakkoord Waterketen 2007 is een akkoord tussen de ministeries van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu, Verkeer en Waterstaat, de provincies (IPO), gemeenten (VNG) en waterschappen (UvW) en waterleidingbedrijven (VEWIN). In dit bestuursakkoord geven partijen gezamenlijk een extra impuls aan de ontwikkeling van een meer doelmatige en transparante waterketen, met behoud en versterking van de goede prestaties op het gebied van volksgezondheid, milieu en leveringszekerheid. Het akkoord bindt een individueel drinkwaterbedrijf, gemeente, waterschap of provincie niet. Deltaprogramma Het Deltaprogramma heeft 5 deltabeslissingen. Dit zijn plannen in grote lijnen om Nederland te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor genoeg zoetwater. Op Prinsjesdag 2014 verschijnt het Deltaprogramma 2015. De deltacommissaris adviseert aan het kabinet om 5 deltabeslissingen te nemen: b deltabeslissing Waterveiligheid b deltabeslissing Zoetwaterstrategie gemeente Eindhoven
77
b b b
deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie deltabeslissing IJsselmeergebied deltabeslissing Rijn-Maasdelta
In de conceptdeltabeslissingen staan de volgende onderwerpen: b een voorstel voor een nieuwe aanpak van de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening b bouwplannen die nieuwe problemen met de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening tegengaan b plannen voor het rivierengebied van de Rijn en de Maas, en het IJsselmeergebied. Deltabeslissing Waterveiligheid In de deltabeslissing Waterveiligheid staan nieuwe afspraken om Nederland te beschermen tegen overstromingen. Denk bijvoorbeeld aan afspraken over de hoogte van dijken. Het voorstel is om nieuwe normen af te spreken. Die worden bepaald door de kans op een overstroming en hoe de groot de gevolgen van een eventuele overstroming zijn. Het gaat erom de gevolgen van een overstroming zo klein mogelijk te maken. Dat kan door te zorgen dat een dijk niet kan doorbreken. Maar ook door een gebied zo in te richten dat iedereen hoog genoeg woont om veilig te blijven bij een overstroming. Ook is er een verschil tussen de plekken waar een dijk kan doorbreken. Op sommige plekken is het gevolg alleen een nat weiland. Maar een doorbraak een kilometer verder kan zorgen dat een hele stad onder water loopt. Daarom staan in de Deltabeslissing Waterveiligheid plannen om aanpassingen te doen. Het zijn aanpassingen in die gebieden waar de kans op een overstroming het grootst is. En waar de gevolgen van een overstroming het grootst zijn. Deltabeslissing Zoetwaterstrategie Als het een tijd lang niet regent, is er in Nederland soms niet genoeg zoetwater. Het gaat daarbij niet om drinkwater. Maar wel om het water dat wordt gebruikt door landbouw, industrie en natuur. De verwachting is dat er in de toekomst vaker te weinig water zal zijn. De overheid kan daar niet altijd wat aan doen. Voor watergebruikers zoals boeren, fabrieken en natuurbeheerders, is het belangrijk om te weten waar ze op kunnen rekenen. Het voorstel is om vast te stellen wat de overheid precies kan bieden in welke gevallen. Met andere woorden: er komen afspraken over de voorzieningenniveaus van zoetwater. Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie De deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie bevat plannen voor de bouw en inrichting van het landschap. En de manier waarop dit gebeurt. Het voorstel is om beter te kijken naar de gevolgen van zulke plannen voor de kans op overstromingen. Deltabeslissing IJsselmeergebied De deltabeslissing IJsselmeergebied gaat over 3 vragen: Hoe kan overtollig water naar de Waddenzee worden afgevoerd? In de plannen staat dat dit tot 2050 het beste kan gebeuren met spuien en pompen. Daarvoor moeten meer pompen op de Afsluitdijk komen. Hoe hoog mag het water komen te staan in het IJsselmeer, het Markermeer en de Randmeren? Het plan is om een flexibele waterhoogte in te stellen. Zo kunnen waterbeheerders reageren op weersveranderingen. Denk aan veel regen of grote droogte. Is het IJsselmeergebied groot genoeg voor een voorraad zoetwater waar andere gebieden gebruik van kunnen maken? In de
78
gemeente Eindhoven
conceptdeltabeslissing staat onder andere dat dit tot 2050 geen probleem is. Maar dan is wel een flexibele waterhoogte nodig. Deltabeslissing Rijn-Maasdelta De Rijn-Maasdelta is het gebied van de volgende rivieren: de Neder-Rijn, de Lek, de Waal, de Merwede en de Maas. In dit gebied liggen steden als Rotterdam, Dordrecht, Sliedrecht, Zwijndrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht en Alblasserdam. De deltabeslissing Rijn-Maasdelta gaat over 4 vragen: b Is het nodig om in dit gebied nieuwe dammen, sluizen of dijken te bouwen? In het plan staat dat dit niet nodig is. b Hoe moet de afvoer van water verdeeld worden over de verschillende rivieren? Het voorstel is om dit eerst verder te onderzoeken, omdat er nu nog teveel onduidelijk is. b Is het betaalbaar om in de Grevelingen ruimte te maken om overtollig water op te slaan? En wat zijn de gevolgen daarvan voor de waterkwaliteit, de recreatie en de visserij. De overheid onderzoekt dit. b Hoe kan er op een betere manier zoetwater naar het midden van West-Nederland stromen? En kan Nederland hiermee de aanvoer van zoetwater ook in de toekomst garanderen? In de plannen staat dat hiervoor water uit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek gebruikt kan worden. Provinciaal Waterplan Op 20 november 2009 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Waterplan 2010-2015 ‘Waar water werkt en leeft’ vastgesteld. Het Provinciaal Waterplan vormt de strategische basis voor het Brabantse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn. Daarnaast vormt het provinciaal Waterplan een structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het plan vormt zowel een beleidskader, toetsingskader en beheerplan voor grondwateronttrekkingen. Het Provinciaal Waterplan heeft beleidskaders als randvoorwaarden, die richting geven aan het waterbeleid. Water dient vele belangen. Om hiermee in dit plan evenwichtig te kunnen omgaan, hanteert de provincie Noord Brabant de principes van de people-planet-profit-benadering. In NoordBrabant zijn deze uitgangspunten vertaald in de Telos-driehoek. Vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek (people) krijgen veiligheid tegen overstroming, bescherming tegen wateroverlast, een betrouwbare drinkwatervoorziening en goede recreatievoorzieningen aandacht. Vanuit de economische invalshoek (profit) heeft dit plan aandacht voor onder meer een goede watervoorziening voor industrie en landbouw en voor het transport over water. De derde invalshoek (planet) gaat uit van het water als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Belangrijke thema's in dat kader zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en de meer natuurlijke inrichting van de watersystemen. Aandacht blijft nodig voor verbetering van de waterkwaliteit, onder meer door vermindering van stikstof afkomstig uit diffuse bronnen en voor verdrogingsbestrijding. Ook de inrichting van beken en kreken en de aanleg van Ecologische verbindingszones langs waterlopen vragen om een impuls. Voor de verbetering van de waterkwaliteit wordt primair uitgegaan van de aanpak van de bronnen. Als dit niet mogelijk is, wordt ingestoken op procesgerichte maatregelen waarbij verontreinigende stoffen zoveel mogelijk worden verwijderd vóór ze zich via de watersystemen verder verspreiden. Als ook dat niet lukt, worden stoffen uit het watersysteem verwijderd door effectgerichte maatregelen (end-ofpipe). Op het vlak van omgaan met waterkwantiteit spelen de huidige inzichten over klimaatontwikkeling een belangrijke rol. gemeente Eindhoven
79
Waterschap De Dommel Waterschap de Dommel heeft in december 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 “Krachtig Water” vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Het waterschap geeft in dit plan binnen haar kerntaken prioriteit aan het voorkomen van wateroverlast én het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden. Andere thema's van het waterbeheersplan zijn: b aanleg van gestuurde waterbergingsgebieden; b afstemming inrichting en het beheer van watergangen op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan; b samenwerking met gemeenten in de waterketen; b aanpak vervuilde waterbodems in samenhang met beekherstel; b ruimte bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie. De Keur Waterschap De Dommel 2013 bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning- en ontheffing verlening. De beleidsnotitie ‘Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk 2009’ van het waterschap geeft invulling aan het begrip hydrologisch neutraal bouwen. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben: b Er is geen (onvertraagde) toename van de waterafvoer op de rand van het plangebied. b Er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn). b Er mag geen overlast optreden door extreme neerslag gebeurtenissen. De voorkeursvolgorde bij het nemen van maatregelen tegen wateroverlast gaan uit van het principe water vasthouden cq hergebruiken, water bergen en als laatste pas water afvoeren. Het waterschap is met de komst van de Waterwet verantwoordelijk voor het operationele grondwaterbeheer en bevoegd gezag voor de regulering van het onttrekken van grondwater (via de watervergunning of een melding) voor: b bronbemalingen en grondwatersaneringen b industriële onttrekkingen < 150.000 m3 per jaar b beregeningen 80
gemeente Eindhoven
Gemeente Eindhoven Waterplan Eindhoven Het Waterplan is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord Brabant en waterleidingbedrijf BrabantWater. Éen van de belangrijkste doelstellingen uit het Waterplan is het realiseren van een waternetwerk in de stad. Het gehele Waterplan is bestuurlijk bekrachtigd met een convenant in januari 2006. Meerjarenplan uitvoeren baggeren stedelijke wateren (baggerplan) De gemeente heeft de zorg voor het onderhoud van een aantal stedelijke oppervlaktewateren. Doelstelling is een goede waterkwaliteit en een goede inrichting van de wateren. Mede bepalend hiervoor is de diepte van de wateren en de waterbodem(kwaliteit). Om hier invulling aan te geven is in 2005 het gemeentelijk baggerplan opgesteld met als doelstelling om in 2015 een goede waterbodem(kwaliteit) te hebben. In december 2005 heeft de gemeenteraad het meerjarenprogramma baggeren vastgesteld. Het baggeren van het stedelijke oppervlaktewater kan niet worden gedekt vanuit de rioolheffing, tenzij het gaat om oppervlaktewatervoorzieningen (zaksloten, bergingsvijvers) die primair een functie hebben in de directe afvoer of berging van hemelwater. Voor de uitvoering van het Baggerplan is op 21 november 2006 besloten een reserve Water in te stellen. Milieubeleid In het gemeentelijk milieubeleid wordt uiteraard rekening gehouden met Water. Bij de uitvoering van het beleid wordt dit afgestemd. Er zijn raakvlakken te onderscheiden op de milieuthema’s Grondwater en Bodembeleid, Klimaat en Duurzaamheid, en Gezondheid. Op het gebied van Grondwater en Bodembeleid zijn er de volgende raakvlakken: - schoon maken en houden van grond en grondwater - afkoppelen hemelwater - voorkomen dat door onttrekken van grondwater een grondwatervervuiling zich verspreid - koude warmte opslag (benutten van grondwater tussen 50-80 meter) - geo-thermie (benutten van grondwater op 2 a 3 km diepte) - voorkomen van onnodige /te grote grondwateronttrekkingen Op het gebied van Klimaat en Duurzaamheid zijn er de volgende raakvlakken: - warmte- en energiewinning uit rioolslib en / of zwart water (toiletwater) - warmtewinning uit rioolwater - besparen waterverbruik huishoudens/bedrijven (benutten hemelwater) - voorkomen illegale lozingen vanuit bedrijven - water en klimaatadaptatie - communicatie en participatie Op het gebied van Gezondheid zijn er de volgende raakvlakken - veiligstellen kwaliteit oppervlaktewater (voorkomen van overstorten, terugdringen gebruik bestrijdingsmiddelen) - veiligstellen kwaliteit grondwater voor drinkwater - bevorderen belevingswaarden openbare ruimte, groen en water - behoud en versterken van de biodiversiteit Klimaatverandering gemeente Eindhoven
81
Het KNMI heeft in mei 2014 vier nieuwe klimaatscenario’s berekend voor de toekomstige klimaatverandering in Nederland (www.klimaatscenarios.nl/). De KNMI’14-klimaatscenario’s zijn gebaseerd op de meest recente resultaten van het klimaatonderzoek en het nieuwe rapport van het VN-klimaatpanel IPCC. De KNMI’14-klimaatscenario’s laten zien dat het wetenschappelijk fundament van 25 jaar onderzoek naar de opwarming van het klimaat solide blijkt te zijn. Deze nieuwe generatie klimaatscenario’s zijn gedetailleerder dan ooit, zowel in tijd als in aantal klimaatvariabelen. Nu zijn ook gegevens van mist, zonnestraling, vochtigheid, verdamping, droogte en luchtkwaliteit beschikbaar. Bovendien zijn de KNMI’14-klimaatscenario’s geregionaliseerd zodat de verschillen in de toename van de temperatuur tussen de kustprovincies en het binnenland zichtbaar worden. Ze laten zien hoe groot de kans is op weerextremen, zoals zware buien met hagel en onweer, hittegolven en strenge vorst. Op deze manier geven de KNMI’14-klimaatscenario’s een samenhangend beeld van de klimaatveranderingen en het weer van de toekomst. Volgens het KNMI zullen veel van de huidige klimaattrends in de toekomst doorzetten. De temperatuur stijgt verder: het meest in de winter, het minst in de lente. Op jaarbasis ligt de opwarming in Nederland tussen 1,0 en 2,3 graden rond 2050 en kan oplopen tot 3,7 graden in 2085. De toekomstige winters in Amsterdam kunnen meer gaan lijken op de huidige winters in Bordeaux. Met de klimaatscenario’s van het KNMI kunnen de gevolgen van klimaatverandering in kaart worden gebracht om het belang en de urgentie van aanpassingen aan een veranderend klimaat te duiden. De KNMI’14-klimaatscenario’s maken het mogelijk om een inschatting te maken van de risico’s en kansen in een veranderd klimaat voor verschillende sectoren, zoals waterbeheer, gezondheid, energievoorziening, mobiliteit, landbouw en natuur. Hiermee leveren de KNMI’14-klimaatscenario’s een bijdrage bij het nemen van besluiten voor een veilig en leefbaar Nederland. Volgens alle scenarioberekeningen van het KNMI worden de Nederlandse winters fors natter en de zomers mogelijk droger.
82
gemeente Eindhoven
Bijlage 2 lozingseisen grondwater
In de onderstaande tabel staan de lozingseisen voor lozen van grondwater op het riool.
Stoffen
Emissiegrens waarde
BTEX-som (incl. naftaleen)
50 µg/l*
Vluchtige organohalogeenverbindingen uitgedrukt als chloor
20 µg/l
Aromatische organohalogeenverbindingen
20 µg/l
Minerale olie
500 µg/l
PAK’s (som van anthraceen, fluorantheen, benzo(g, h, i,)peryleen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen en indeno(1, 2, 3-cd)pyreen)
0,3 µg/l**
Cadmium
4 µg/l
Kwik
1 µg/l
Koper
11 µg/l
Nikkel
41 µg/l
Lood
53 µg/l
Zink
120 µg/l
Chroom
24 µg/l
Onopgeloste stoffen
50 mg/l
*
Effluent Waterschap de Dommel bevat µg/l naftaleen 0,2 µg/l. Als lozingsnorm wordt naftaleen toegevoegd aan de BETX-som en geldt een lozingsnorm van 50 µg/l. ** Effluent Waterschap de Dommel bevat 0,3 µg/l PAK’s. De lozingsnorm van PAK’s (zonder naftaleen) wordt daarom gelijk gesteld aan 0,3 µg/l.
gemeente Eindhoven
83
Juli 2014
Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) 2015-2018 Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu, Groen en Water
Bijlage 3
Tactisch Beheerkader Riolering Gemeente Eindhoven
Beheerobject: Bijzondere objecten interne en externe overstortvoorzieningen, wervelventielen, duikers, zinkers, afsluiters, (terugslag)kleppen, scheidingsputten, duikschotten, lamellenfilter Functionele eisen: nr
Systeemeisen
Maatstaf
meetmethode
1
De hoogte van de overstortvoorzieningen moet
Werkelijke hoogte mag maximaal 3cm afwijken
meten
Leidraad Riolering -
rekenkundig zijn bepaald 2
De capaciteit van de wervelventielen moet
Er mag in en voor het wervelventiel geen vervuiling aanwezig zijn. Visuele waarneming
Geen vervuiling
De afvoercapaciteit van duikers en zinkers moet
-Geen afvoerbelemmerende onvolkomenheden
NEN3399 en
NEN3398
gewaarborgd zijn
Ingrijpmaatstaven conform NEN 3398:
hellingshoekmeting
rekenkundig zijn bepaald 3
BBA 4; BBB 3; BBC 3; BBD 2; BBE 3. -Correct stroomprofiel. Geen grotere leidingverzakking/tegenschot dan 50% van de leidinghoogte 4
Het scheidingsprincipe van de scheidingsputten
Geen afvoerbelemmerende onvolkomenheden in de first-flush
moet gewaarborgd zijn
leiding in en na de scheidingsput:
NEN3399
NEN3398
Moeten onder de gangbare waterdruk sluiten en openen.
Camera-onderzoek
-
- doorslag mag maximaal de met het waterschap
Meten tijdens en na regenval
-
Ingrijpmaatstaven (ged) conform NEN3398: BBA 3; BBB 3; BBC 3; BBD 2; BBE 3. 5
De gangbaarheid van terugslagkleppen dient gewaarborgd te zijn
6
Functioneren lamellen filter
overeengekomen vuillast bedragen; - het filter mag geen noemenswaardige opstuwing veroorzaken.
gemeente Eindhoven
84
Objecteisen 7
De (dwa en gemengd) objecten dienen in hoge
-geen ex-filtratie
mate lekdicht te zijn
-Ingrijpmaatstaven (gedeeltelijk) conform NEN 3398:
NEN3399 en NEN3398
NEN3398
NEN3399
NEN3398
NEN3399
NEN3398 NEN3398
BBF 4; BBD 2; BAO 5; BAP 5. 8 9 10
De rwa objecten dienen in hoge mate lekdicht te
Ingrijpmaatstaven (gedeeltelijk) conform NEN 3398:
zijn
BBD 2; BAO 5; BAP 5.
De stabiliteit van de objecten (leidingen) dient
Ingrijpmaatstaven conform NEN 3398:
gewaarborgd te zijn
-BAA 4; BAB(ax.) 5; BAC 2; BAF(chemisch) 4 met plaatselijk 5.
De stabiliteit van de objecten (putten) dient
-ingrijpmaatstaven: DAB 4; DAC 2; DAD 5; DBD 5; DAF 5.
NEN3399 en meten
gewaarborgd te zijn
-putdeksel goed passend, niet gescheurd en t.o.v. omliggende
CROW
verharding niet lager gelegen dan 2,5cm 11
De gangbaarheid van afsluiters, schuiven en
Moeten zonder aanvullende hulp beweegbaar zijn.
visueel
-
Jaarlijkse inspectie
NEN3399, meten en visueel
-
kleppen dient gewaarborgd te zijn 12
Er dient inzicht te bestaan in het functioneren en toestand van de bijzondere objecten
gemeente Eindhoven
85
Beheerobject: Druk- en persleidingen
Functionele eisen: nr
Te stellen eisen vanuit het watersysteem
Maatstaf
meetmethode
Leidraad
1
Het afvalwater dient zonder overmatige aanrotting de
Maximale verblijftijd 15uur.
Meten en berekenen
Max. 10 tot 24 uur
ontvangstleidingen bereiken
M.u.v. drukriolering buitengebied
CROW standaard
Aanvullende functionele eisen 2 3
De leidingen dienen volledig waterdicht te zijn Voldoende afvoercapaciteit
Geen drukverlies bij afpersen conform CROW
Meten bij oplevering en
Standaard
tijdens reiniging
Minimaal pompdraaiuren
Berekenen en registratie.
Minimaal stroomsnelheid
Debietmeting t.p.v.
0,65m/sec
lozingspunt 4
Afvoer en afstroming moet zijn gewaarborgd
-geen obstakels in leidinggedeelte
Bij aanleg: Beheerboek.
-geen 90º bochten en T-stukken.
Bij bestaande situatie:
-
opgraven bij vermoeden 5
Een niet-functionerende druk- en persleiding moet zo spoedig -volledige verstopping dezelfde dag van melding
Registratie inclusief
mogelijk weer functioneren
herstelmoment
-bij gemengd en dwa: voordat overstort in werking treedt.
86
gemeente Eindhoven
-
Beheerobject: Gemalen
Functionele eisen: nr
Systeemeisen
Maatstaf
meetmethode
Leidraad Riolering
1
Dwa gemalen mogen geen regenwater afvoeren
Geen hoogwatermelding tijdens regenval
storingsmeldsysteem
Tabel 3.2 van C6000
2
Het afvalwater dient zonder overmatige aanrotting
Maximale verblijftijd 15uur
Meten en berekenen
Maximale verblijftijd 10-24uur
meten
-
meten
Tabel 3.2 van C6000
Tabel 3.2 van C6000
de ontvangstpunten te bereiken
C6000
3
Het bergend vermogen van rwa-kelders moet
Vervuiling mag het bergend vermogen met niet
voldoende zijn
meer dan 5% verminderen
4
De in- en uitslagpeilen moeten geborgd zijn
-inslagpeil beneden laagste inkomende bob -rekenkundig bepaald met max. afw. 2cm
Objecteisen 5
De gemalen en kelders dienen veilig te kunnen en
conform de geldende ARBO-eisen zijn
Registratie RIE`s
worden betreden
uitgevoerd, een RIE mag niet ouder zijn dan 5
Controle op correcte uitvoering
jaar 6 Gemaalcapaciteit moet voldoende zijn 7
Bedrijfszekerheid van gemalen moet verzekerd zijn
Minimaal 100% van de ontwerpcapaciteit.
Meten.
Optimale verhouding storings-, energie-,
Storingregistratie, logboek afh
onderhoudskosten en afschrijving.
storingen, klachtenreg.
-Plegen onderhoud en snelheid van verhelpen
Storingregistratie en controle
storingen in relatie tot disfunctioneren uitvoeren;
op disfunctioneringsrisico.
Tabel 3.2 van C6000
Tabel 3.2 van C6000
-Storingen aan gemalen met een hoog disfunctioneringsrisico dienen direct opgemerkt te worden; -Het aantal direct op te lossen storingen dient per jaar af te nemen, van gemiddeld nu 2 per jaar naar gemiddeld 1 per jaar in 2011. 8
Dwa gemalen dienen lekdicht te zijn
-geen exfiltratie -infiltratie max. DBF klasse 3 en DBD en DBA
gemeente Eindhoven
87
NEN3399
NEN3398
klasse 1 9 10
Rwa gemalen en kelders dienen lekdicht te zijn De stabiliteit van de voorzieningen dient gewaarborgd te zijn
11 12
-infiltratie max DBF klasse 3
NEN3399
NEN3398
-DAB max. klasse 2;
NEN3399
NEN3398
Meten en visueel
-
registratie
-
-DAC, DAD, DBD max. klasse 1; -DAF max. 4
Vervuiling mag geen invloed hebben op pompdebiet
Maximaal 10cm bodemvuil en geen drijfvuil bij
en –levensduur en totaalfunctioneren
sensoren en pompingang
Buiten de voorziening mag geen geuroverlast
Maximaal 10 klachten per jaar
ontstaan
88
gemeente Eindhoven
Beheerobject: Kolken en lijnafwatering incl. aansluiting
Functionele eisen: nr 1
Te stellen eisen vanuit het watersysteem
Maatstaf
meetmethode
Leidraad
Het reinigen van de kolken/lijnafwatering dient afgestemd te
Laagste totaalkosten
Berekening uitvoeren
-
worden op de reiniging van de goten, waarbij het optimum
(opm: verschillende budgetten) Klachtenregistratie,
-
gezocht moet worden in onderlinge frequentie. 2
Geen niet-riooleigen afvalstoffen mogen via kolken op de riolering
Binnen 1 dag na constatering
en oppervlaktewater worden geloosd.
waarnemingen reiniging- en reparatieaannemers
3
Vuildoorslag naar de riolering t.g.v. een te vervuilde zandvanger
Zandvanger max. 50% gevuld
mag niet plaatsvinden
Uitvoeren metingen en
-
controleberekeningen na reinigingsacties
4
De locatie van de kolken/lijnafwatering en afvoerleiding dienen in
Kolk/lijnafwatering ± 1 meter
Bij nieuw werk: opmeten.
het beheersysteem te zijn vastgelegd.
Afvoerleiding: Gemeentelijk beleid
Bestaande situaties,
grondroerdersregeling
Gemeentelijk beleid
-
grondroerdersregeling Aanvullende functionele eisen 5
Er moeten voldoende regenwaterontvangstpunten in het
Beheertoets/ontwerpeisen
berekenen
6
De instroming in riolen via kolken/lijnafwatering dient ongehinderd
Niet meer dan 30% vermindering. Kolk/lijnafw Visueel en meten
plaats te vinden
dient lager gelegen te zijn dan de
-
afvoerend verhard oppervlak aanwezig zijn. -
afwaterende bestrating. 7
De instroomopeningen mogen geen verspreiding van rioolgassen
Correcte stankafsluiter aanwezig
veroorzaken 8
-
controle tijdens reinigingsactie
Een niet-functionerende kolk/lijnafwatering moet zo spoedig
gemeente Eindhoven
Waarnemingen na klacht en
89
binnen 24 uur (hoofdwegen/centrum) en 1
Registratie melding en
-
9 10
mogelijk weer functioneren
week (overige) na melding/constatering.
oplevering Registratie van storingen
-
Vergelijking
-
Jaarlijks mogen er niet meer dan x% storingen zijn voorgevallen
1% (ca 800). Opvolgende jaren max. het
aan het functioneren van kolken/lijnafwatering
aantal van voorgaande jaar
Het onderhoud dient afgestemd te worden op de locatie- en
Periodieke controle en afstemming
toestandsafhankelijke noodzakelijkheid hiervan en op overige
vervuilingshoeveelheden
onderhoudsverplichtingen
90
gemeente Eindhoven
Beheerobject: Meetapparatuur
Functionele eisen: nr
Systeemeisen
Maatstaf
meetmethode
1
De instellingen moeten afgestemd zijn op het doel
De instellingen dienen rekenkundig dan wel rationeel
Berekenen en controleren
van het apparaat
zijn bepaald
uitgangspunten
Het niet functioneren moet direct worden
Geautomatiseerde melding van niet functioneren
storingsmeldsysteem
C2300
opgemerkt
(m.u.v. laag disfunctioneringsrisico)
Meten, ijken en controle
C2300
Controle tijdens onderhoud
-
2
Leidraad Riolering C2300
Objecteisen 3 4
De apparatuur moet in goede staat zijn en juiste
Controles en onderhoud afstemmen op functionaliteit
registraties uitvoeren
en disfunctioneringsrisico
Deugdelijke en molestbestendige uitvoering
gemeente Eindhoven
-opstellingseisen: Beheerboek -in afgesloten ruimte
91
Beheerobject: Perceelaansluitingen Functionele eisen: nr
Te stellen eisen vanuit het watersysteem
Maatstaf
Meetmethode
Leidraad
1
Dwa aansluitingen mogen niet voorkomen op rwa
-5% bij verbeterd gescheiden en 0% bij
Controle bij nieuwe
Geen maatstaf
systeem
volledig gescheiden stelsel.
aansluitingen. Roken en
-DWA aanvoer minder dan 5%
meetlint. Pompdraaiuren.
pompcapaciteit. 2
Rwa aansluitingen mogen maar beperkt voorkomen op
-Geen overlast (borrelende toiletten of
Klachtenregistratie. Controle
dwa systeem
erger).
afvoerdebiet vrijverval
-Tijdens regenval geen hoogwater geen
riolering tijdens regenval.
hoogwatersituatie in dwa-gemalen.
Storingsmeldsysteem
Industrie dwa aansluitingen mogen niet voorkomen op
-5% bij verbeterd gescheiden stelsel.
Controle bij nieuwe
rwa systeem
-Dwa aanvoer minder dan 5%
aansluitingen. Roken en
Geen maatstaf
gemalen. 3
4
pompcapaciteit.
meetlint. Pompdraaiuren.
Geen niet-riooleigen afvalstoffen mogen via
Grenswaarden aansluitverordening en
Bedrijven met
perceelaansluitingen op de riolering en
milieuvergunning.
milieuvergunning regelmatig
oppervlaktewater worden geloosd.
Geen maatstaf
A3100
controleren door milieudienst. Controle lozingen bij verdenking of klachten. Controle kwaliteit tijdens inspectie.
Aanvullende functionele eisen 5
De gebruikers van de riolering dienen bekend te zijn
-Alle aansluitingen dienen te zijn
-Op basis van verdenking of
geregistreerd in gem. systeem.
klachten inspecteren.
- elk perceel eigen aansluiting
-Controle via gemeentelijke
-verdachte aansluitingen opsporen
administratie rioolheffing
tijdens rioolinspectie.
92
gemeente Eindhoven
A3100
6
Voldoende afvoercapaciteit
-dwa huishoudens: Ø125mm
-Bij nieuwe aanleg
Dwa huishoudens: A3100
-rwa huishoudens: Ø125mm
uitvoeringscontrole.
Bedrijven: NEN3215
-dwa en rwa bedrijven: rekenkundig
-In bestaande situaties bij
bepaald door aanvrager en getoetst door problemen controle op gemeente.
diameter en-of
-geen klachten
berekeningsuitgangspunten.
-geen uittreden van afvalwater mogelijk.
Opgraven bij storingen of
-geen ingroei van wortels en instroming
camera-onderzoek.
-klachtenregistratie 7
Perceelleidingen moeten waterdicht zijn
NEN3398
van omgevingsgrond mogelijk. 8
Afvoer en afstroming moet zijn gewaarborgd
-verhang dwa min. 1%
-Bij nieuwe aanleg
Nieuw: CROW Standaard
-verhang rwa min. 0,5%
uitvoeringscontrole.
Bestaand: geen maatstaf.
-geen obstakels in leidinggedeelte
-Bij bestaande situaties bij
-max. 45º richtingsveranderingen
problemen controle dmv opgraving. -camera-inspectie -hoogtemeting
9
Jaarlijks mogen er niet meer dan x% storingen zijn
Aantal storingen minder of gelijk aan
Klachtenregistratie en
voorgevallen aan het functioneren van de
voorgaande jaar met max van 1%
registraties bij curatief
perceelaansluitingen 10
11
onderhoud.
Een niet-functionerende perceelaansluiting moet zo
-volledige verstopping dezelfde dag van
Klachtenregistratie en
spoedig mogelijk weer functioneren
melding
registraties bij curatief
-overige gebreken binnen 4 dagen na
onderhoud incl.
melding/constatering
gereedregistratie.
De locatie van het doorstroomputje (overgangspunt)
Bij bedrijven met milieuvergunning en bij
Meten
moet bekend zijn.
gescheiden stelsels.
gemeente Eindhoven
Geen maatstaf
93
Geen maatstaf
Geen maatstaf
Beheerobject: Leidingen
Functionele eisen: nr
Systeemeisen
Maatstaf
meetmethode
Leidraad Riolering
1
De afstroming in dwa/gemengde leidingen
-Geen afvoerbelemmerende onvolkomenheden
NEN3399 en
NEN3398
dient gewaarborgd te zijn
Ingrijpmaatstaven conform NEN 3398:
hellingshoekmeting
BBA 4; BBB 3; BBC 3; BBD 2; BBE 3. -Correct stroomprofiel. -Geen grotere leidingverzakkingen/tegenschot dan 50% v/d leidinghoogte. 2
De afstroming in rwa en drainageleidingen
-Geen afvoerbelemmerende onvolkomenheden
dient gewaarborgd te zijn.
Ingrijpmaatstaven rwa conform NEN 3398:
NEN3399
NEN3398
Meten en registreren
Tabel 6.15 en 6.16
BBA 4; BBB 3; BBC 3; BBD 2; BBE 3. 3
De infiltratiesnelheid van de
Minimaal 50% van de ontwerpcapaciteit.
infiltratievoorzieningen en -leidingen dient
Water op straat pas na 4 tot 8 uur na bui.
C3200
gewaarborgd te zijn. 4
Riolering mag geen geuroverlast
- De verblijftijd van het afvalwater is maximaal 15 uur
veroorzaken
- maximaal 20 klachten per jaar
Klachtenregistratie en meten
Max. 10 tot 24uur
NEN3399
NEN3398
NEN3399
NEN3398
NEN3399
NEN3398 NEN3398
- Geen structurele klachten Objecteisen 5
6 7 8
De objecten dienen in hoge mate lekdicht te
- Ingrijpmaatstaven (gedeeltelijk) conform NEN 3398:
zijn (dwa, gemengd en verbeterd
BBF 4; BBD 2; BAO 5; BAP 5.
gescheiden)
- Geen ex-filtratie
De rwa objecten dienen in hoge mate
Ingrijpmaatstaven (gedeeltelijk) conform NEN 3398:
lekdicht te zijn
BBD 2; BBF 4; BAO 5; BAP 5.
De stabiliteit van de leidingen dient
Ingrijpmaatstaven conform NEN 3398:
gewaarborgd te zijn
-BAA 4; BAB(ax.) 5; BAC 2; BAF(chemisch) 4 met plaatselijk 5.
De stabiliteit van de putten dient
-DAB max. klasse 2;
NEN3399
gewaarborgd te zijn
-DAC, DAD, DBD max. klasse 1;
Meten
-DAF max. 4
94
gemeente Eindhoven
-putdeksel goed passend, niet gescheurd en niet dieper t.o.v. omliggende verharding gelegen zijn dan 2,5 cm 9
De leidingen moeten toegankelijk zijn
Toegangskokers voor mensen dienen minimaal Ø 800mm te bedragen en
Meten
de overigen minimaal 1,5 maal de diameter v/d betreffende leiding met een
Putafstand max. 100m.
minimum van 500mm. Maximale onderlinge afstand 80m. 10 11
Er dient inzicht te bestaan in de toestand van Leiding/putinspectie mag bij objecten ouder dan 25jaar niet ouder zijn de leidingen en putten
12jaar. De herinspectie afhankelijk stellen van eerdere inspectie-uitkomsten
De objecten moeten in gemeentegrond
Kadasterinfo
liggen
gemeente Eindhoven
95
Registratie en NEN3398
Dwa: 10jaar Rwa: 20jaar
Vergelijken en meten
-
Juli 2014
Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) 2015-2018 Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu, Groen en Water
Bijlage 4: Betrokken partijen en verzorgingsgebied rioolwaterzuivering Eindhoven Onderstaande kaart geeft een overzicht van de omvang van het verzorgingsgebied van rwzi Eindhoven, dat loopt vanaf grens met België bij de bovenloop van de Dommel tot de gemeente Son en Breugel in het noorden van het gebied. De gemeenten die geheel of gedeeltelijk afvoeren naar rwzi Eindhoven zijn (van stroomopwaarts naar stroomafwaarts): Bergeijk, Valkenswaard, Eersel, Waalre, Veldhoven, Eindhoven, Heeze-Leende, Geldrop-Mierlo, Nuenen en Son en Breugel. Deze gemeenten werken intensief samen met het waterschap De Dommel in het Waterportaal Zuid Oost Brabant.
Figuur 1: overzicht verzorgingsgebied
gemeente Eindhoven
96
36.170 168.275 204.445
2014
Afkoppelen diverse 533-15 533-15-00 Afkoppelen diverse projecten projecten 533-15-03 waterberging compensatie 533-15-xx Parktheater 726-02 afkoppelen philipsdorp incl riool frederiklaan 726-03 afkoppelen Kapelbeemd west 726-04 afkoppelen Achtse molen 726-05 afkoppelen Geestenberg Zuid 726-08 verbinding N-Brabantlaan 726-09 bedrijventerrein Airport 726-10 Achtseweg Nrd en de Schakel Doornakkers klimaatbestendig maken van de stad subtotaal 3.637.496
0 250.000
25.000
533-11-03 kanaaldijk zd uitvoering Afkoppelen 533-12 533-12-00 Afkoppelen Strijp R,S,TStrijp en Stadionkwartier 15.000 R,S,T,+Stadionkwartier 533-12-02 wielewaal 49.025 Afkoppelen Dr. Dorgelolaan 533-14 533-14-00 Afkoppelen Dr. Dorgelolaan 336.853
zorgplicht hemelwater (en milieu) Heizoom 204-06 204-06-00 Afkoppelen Heizoom 25.000 Woenselse Heide en en Tempel 533-02 533-02-00 Afkoppelen Woenselse Heide Tempel West 515.622 West Genderbeemd 533-03 533-03-00 Grondwateroverlast en afkoppelen Genderbeemd 1.653.672 GRP -wijkvernieuwing IWV onbenoemd 533-06 533-06-01 GRP: Integrale 200.000 Afkoppelen 533-07 533-07-00 Afkoppelen De TempelDe Tempel 50.000 Afkoppelen bedrijventerr. 533-08 533-08-00 Afkoppelen bedrijventerrein Vaalserbergweg 0 Vaalserbergweg Woensel NoordWoensel Noord 533-09 533-09-00 Afkoppelen sportterrein 6.895 Afkoppelen kanaalzone 533-11 533-11-00 Afkoppelen Kanaalzone bedrijventerrein bedrijventerrein 533-11-01 kanaaldijk nrd 460.429 533-11-02 kanaaldijk zd voorbereiding 50.000
zorgplicht afvalwater 726-00 aansluiten woonboten 726-01 herstel foutieve huisaansluitingen subtotaal
BIJLAGE 5 INVESTERINGSMAATREGELEN
2.138.654
40.000
185.000
3.779.709
75.000
457.967
125.000
0
139.468
100.000
310.000 500.000 3.884.978
225.000 250.000 250.000
300.000 500.000 3.382.967
300.000
457.967
250.000
350.000
500.000
400.000 400.000
457.967
67.011
750.000
313.588
625.000
1.500.000
200.000
200.000 200.000
250.000
250.000
0
2019
1.000.000 1.500.000
PROGNOSE UITGAVEN 2017 2018
200.000 1.500.000 483.154
200.000 200.000
2016
625.000
194.798 200.000 724.388 30.000
200.000 200.000
2015
1.000.000 1.500.000
250.000
250.000
0
2020
1.000.000 1.500.000
250.000
250.000
0
2021
1.000.000 1.250.000
250.000
0
2022
in stand houden riolering herinrichting Heezerweg 590-08 590-08-04 Rioolvervanging, afkoppelen en herinrichting 30.000 679.791 750.000 590-08 590-08-04 KORIANDERLAAN 250.000 Javalaanafkoppelen (ged) 590-08 590-08-05 Rioolvervanging, en herinrichting 590-08 590-08-07 kruidenbuurt zuid 450.000 1.200.000 1.200.000 Rioolreparatie 590-09 590-09-04 Rioolvervanging 2009 Fellenoord + 192.761 Fokkertunnel 590-09 590-09-09 Rioolvervanging 2009 300.000 Rioolreparatie/delkousen/inlaten/frez en Brahmslaan 590-10 590-10-08 Rioolvervanging 2010R 149 40.000 Schuttersbos 590-10 590-10-12 Rioolvervanging 2010 R 193 138.000 590-11 waterroos stekelroos zonneroos 230.125 wilgenroosstr R 93 en R 119 590-18 Tjalkstraat R 205 54.760 590-21 relinen div stengen 1.249 590-22 rioolreparatie (relinen stengen) uit 397.450 inspectie 2008-2009 590-23 R 211 Normandielaan 110.000 590-24 R 213 Huizingalaan-fakkellaan 28.392 590-29 R 209 Mercuriuslaan 35.000 590-30 R 208 Bosrank e.o. 10.000 1.100.000 344.805 590-31 R 212 hagenheldlaan-Zwaluwstaartweg 336.585 536.584 590-32 R 215 d'Hondecoeterstraat e.o. 300.000 300.000 590-33 huisaansluitingen 45.000 590-34 590-34-01 dillenburg 350.000 590-34 590-34-02 03 en 04 botenlaan, artois- hondsruglaan en patorielaan 800.000fransebaan 571.447 590-36 prof holstln 47.700 590-37 anconalaan 10.000 590-38 j v maerlantlaan meursstraat 40.281 680.000 200.000 590-39 Frederiklaan 50.000 1.000.000 2.000.000 590-40 stoutheuvel 30.000 100.000 796.469 590-42 Beatrixkade 37.000
974.000
764.000
2.000.000
759.375
250.000 750.000
901.000
901.000
901.000
PROGNOSE UITGAVEN 2017 2018
1.031.000
211.218
1.007.231
33.231 764.000
75.000 100.000
210.000
36.218
210.000
2016
subtotaal
2015
130.000
2014
bescherming milieu Sturing afvalwater 602-01 602-01-00 Sturing afvalwater Eindhoven Eindhoven 602-01 602-01-01 Kallisto en vervolg 726-12 reductie vuiluitworp 726-13 spindelschuiven bij wervelventielen zinker olv vrouwestraat onder dommel
BIJLAGE 5 INVESTERINGSMAATREGELEN
901.000
901.000
2019
901.000
901.000
2020
901.000
901.000
2021
250.000
250.000
2022
zorgplicht grondwater 600-01 600-01-03 grondwaterproblematiek berenkuil 600-01-04 dommel en dorgelolaan Grondwateroverlast 600-03 600-03-00 Grondwateroverlast Genderdal fase 2 Genderdal fase 2 Grondwateroverlast 600-04 600-04-00 Grondwateroverlast Gijzenrooi Gijzenrooi 600-06 600-06-00 grondwater aanpak 600-06-01 filters boschdijk 600-06-02 grondwateroverlast fellenoord 600-06-03 grondwateroverlast Thijmlaan 600-06-04 grondwateroverlast Tilburgseweg 600-06-05 berenkuil 600-06-06 koudenhovenseweg 600-07 Vredeoord / A'weg e.a. subtotaal
590-43 Kersbergenstraat 590-44 huisaansluitingen ohp 2014 590-93 vervangen riolen 2015 590-94 vervangen riolen 2016 590-95 vervangen riolen 2017 590-96 vervangen riolen 2018 vervangen riolen 2019 vervangen riolen 2020 vervangen riolen 2021 vervangen riolen 2022 599-91 investeringen gemalen 2012 599-92 investeringen gemalen 2013 599-93 investeringen gemalen 2014 599-94 investeringen gemalen 2015 599-95 investeringen gemalen 2016 599-96 investeringen gemalen 2017 599-97 investeringen gemalen 2018 investeringen gemalen 2019 investeringen gemalen 2020 investeringen gemalen 2021 investeringen gemalen 2022 subtotaal
BIJLAGE 5 INVESTERINGSMAATREGELEN
0 14.880 35.000 351.624
6.606
1.042
4.743
25.000
3.292
246.593
14.468
4.513.907
261.450 128.154
60.000
2014
118.000 218.000
100.000
7.781.818
100.000 177.764
1.251.232
2015 85.000
118.000 218.000
100.000
9.126.362
318.973
3.266.115
2016
145.966 285.034
139.068
7.247.741
114.547
179.239
3.194.580
145.966 1.300.034
139.068
1.015.000
3.496.318
225.549
3.270.769
300.000
3.787.454
2019
200.000
200.000
4.087.454
PROGNOSE UITGAVEN 2017 2018
100.000
100.000
4.168.919
300.000
3.868.919
2020
100.000
100.000
3.916.979
300.000
3.616.979
2021
100.000
100.000
300.000 4.359.922
4.059.922
2022
3.229.883
5.000 81.255 86.255
12.234.828
diversen 700-00 700-00-00 Stadspoortonderzoeksprojecten Water 700-01-02 Prepared 700-00-03 Aqqua Add subtotaal
TOTAAL
330.000 0 1.621.569 90.000
29.319 150.000 5.000 50.000 10.000 0 28.838 1.500.000
53.302
53.302
1.860.000
200.000
10.000
600.000 300.000
750.000
2016
14.757.662
16.211.373
(negatief vanwege subsidieinkomsten)
-156.610 -151.610
5.000
3.563.569
222.000 200.000
100.000 0
0
-300.000
2015
800.000 300.000 200.000
48.551
100.000
7.754 1.115.000 185.421
2014
waterstructuren Kennedylaan 010-01 010-01-00 Riolering vervanging Kennedylaan Nieuwe Gender 282-02 282-02-00 Nieuwe Gender Waterstructuur 603-02 603-02-00 Waterstructuur Stratum Stratum kruising Aalsterweg tot H. Gorterweg Waterstructuur Eindhoven 603-03 603-03-00 Waterstructuur Eindhoven Noord Noord 603-03-01 l de keylaan oude bosschebaan 603-03-02 vijvers Aanschotse beemden (helofytenfilter) Waterstructuur 603-04 603-04-00 waterstructuur De Burgh De eo Burgh e.o 603-04-03 watersysteem de burgh 603-04-04 brug bonifaciuspark 603-04-05 duikers vijver gijzenrooi 603-04-06 gemaal en persleiding 603-05 diverse kleinere plannen waterstructuren bijdrage HOV 603-06 baggeren H Dunantvijver / J. van Eijckgracht Oude Gracht 742-00 Parklaan Waterstructuur Rachelsmolen naar Dommel waterstructuur huizingalaan 603-06 onderhoud vijvers ihkv overname waterschap subtotaal
BIJLAGE 5 INVESTERINGSMAATREGELEN
13.360.448
53.302
53.302
788.393
38.393
750.000
11.194.004
53.302
53.302
1.530.383
410.000
250.000
870.383
75.000
250.000
870.383
2019
7.883.837
0
1.195.383
PROGNOSE UITGAVEN 2017 2018
7.790.302
0
1.120.383
250.000
870.383
2020
6.667.979
0
250.000
250.000
0
2021
6.209.922
0
250.000
250.000
2022
Bijlage 6
Besluit Begroting en verantwoording (BBV)
De Gemeentewet en de Provinciewet schrijven voor dat elke gemeente en elke provincie jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken moet opstellen. Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) bevat de regelgeving daarvoor. De taak van de commissie Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is om een eenduidige toepassing van de BBV te bevorderen. De commissie heeft in de afgelopen jaren vanuit de praktijk veelvuldig vragen over het onderwerp riolering gehad. Aan de hand van die vragen heeft de commissie besloten een notitie over riolering op te stellen om de zaken te verduidelijken. Onderstaand zijn de belangrijkste voorwaarden opgenomen: b Investeringen in het riool moeten worden geactiveerd, het gaat om investeringen met economisch nut. Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Een specifieke bijdrage van derden die in directe relatie staat tot de investering mag in mindering worden gebracht. b Ter bestrijding van de kosten van de watertaken kan de gemeente een rioolheffing in rekening brengen (228a Gemeentewet). Wat wel en wat niet onder de kosten valt is primair een fiscaal vraagstuk. b In het tarief kan een egalisatiebedrag meegenomen worden voor toekomstig groot onderhoud. Egaliseren is mogelijk op grond van 44,1c BBV. (De onderhouds-voorziening krijgt bij vorming uit het tarief het karakter van een 44,2voorziening). b In het tarief mogen spaarbedragen voor toekomstige vervangingsinvesteringen worden meegenomen. Deze worden als last in de exploitatie toegevoegd aan een voorziening ex. artikel 44 lid 2 BBV. b Bij realisatie van de vervangingsinvestering wordt deze voor het volle bedrag geactiveerd. Het bedrag voor toekomstige vervangingsinvesteringen in de rioolvoorziening kan op het te activeren bedrag in mindering worden gebracht (afboeking in de balanssfeer). b Ook wanneer “idealiter” de jaarlijkse spaarbedragen precies gelijk zijn aan de jaarlijkse vervangingsinvesteringen moeten vanwege de wettelijke regels de “spaarbedragen” als last worden geboekt en wordt vervolgens de daarmee gevormde voorziening afgeboekt op de geactiveerde vervangingsinvesteringen. b Wanneer van een vervangingsinvestering een boekwaarde resteert, hoeft hierop niet te worden afgeschreven maar kunnen bedragen voor vervanging die in latere begrotingsjaren worden ontvangen, op de boekwaarde worden afgeboekt. De gemeente kan er echter ook voor kiezen om de kapitaallasten van de resterende boekwaarde in het tarief op te nemen. b De geraamde BTW mag worden meegenomen in de berekening van de tarieven. b De rioolheffing mag alleen worden uitgegeven aan het doel waarvoor het is ingesteld (zogenaamd gebonden besteding). b Rente wordt niet via de resultaatsbestemming aan de voorziening toegevoegd. Dit is alleen toegestaan indien de waardering op basis van contante waarde heeft plaatsgevonden. In feite betreft het hier ook geen rente maar de noodzakelijke toevoeging om de voorziening op het gewenste niveau te houden.
gemeente Eindhoven
97