A
gemeente Eindhoven
Raadsnummer 14R5866 Inboeknummer Beslisdatum B&W 6 mei 2014 Dossiernummer
Nadere toelichting bij raadsvoorstel Betreft Financieringsopgave en - constructie Integrale Onderwijs Huisvesting Opgave (IHP) Op 10 juni is het voorstel van de Financieringsopgave en –constructie Integrale Onderwijs Huisvestings Opgave (IHP) behandeld in uw commissie Ruimte en Vastgoed. Tijdens de vergadering is aanvullende informatie toegezegd over: • • • •
het afdekken van de risico’s met betrekking tot losse eindjes de overheveling buitenonderhoud schoolgebouwen Primair Onderwijs (PO); de omvang investeringen ter hoogte van € 85 miljoen voor het PO de monitoring van het IHP en de wijze waarop de raad periodiek wordt geïnformeerd; • Continue aandacht voor optimale financieringsvormen; • de rekenrente en mogelijkheden en consequenties van tussentijdse aanpassingen daarvan bij lopende projecten. Met deze nadere toelichting willen wij u meer gedetailleerd inzage geven in de wijze waarop mogelijke risico’s zijn meegewogen in de besluitvorming. De informatie treft u in deze nadere toelichting aan. Voorts hebben wij u toegezegd om met een gewijzigd voorstel te komen t.a.v. de zogeheten BUMA gelden. Het raadbesluit is naar aanleiding van de beraadslagingen in uw commissie aangepast bij punt 1 b) en punt 4. De BUMA gelden De Meicirculaire 2014 is inmiddels verschenen. Het kabinet neemt met ingang van 2015 € 256 miljoen uit het gemeentefonds en hevelt deze over naar funderend (primair en voortgezet) onderwijs. Aanleiding hiervoor is de veronderstelde onderbesteding van gemeenten voor onderwijshuisvesting (motie van Kamerlid Haersma-Buma). Voor Eindhoven betreft het een korting van het kabinet op het gemeentefonds van 3,6 miljoen (vastgesteld in de Meicirculaire 2014). Deze middelen zijn als gevolg daarvan niet meer beschikbaar voor onderwijshuisvesting. Via de VNG zijn wij hierover in discussie met het rijk. Wij zijn van mening dat de
A
Raadsnummer
korting in strijd is met de bestuurlijke afspraken rond het gemeentefonds omdat de korting niet gepaard gaat met overheveling van taken. Door de korting op het gemeentefonds ontstaat een nieuwe situatie die wij in overleg en in samenwerking met schoolbesturen willen oplossen. Conform uw wens wordt in het besluit aangesloten op artikel 3.2 van de in de bijlage 3 genoemde samenwerkingsovereenkomst. Daarbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat er geen aanvullende gemeentelijke middelen worden vrijgemaakt om de bij 1a genoemde taakstellende investeringsopgave te realiseren. Dit betekent dat het 1 op 1 korten van de uitname uit het gemeente fonds op de beschikbaar gestelde investeringsmiddelen komt te vervallen. Conform de samenwerkingsovereenkomst zullen wij in overleg treden met de schoolbesturen om te komen tot inhoudelijk en financieel passende oplossingen. Lopende projecten Lopende projecten, ook wel ‘losse eindjes’ genoemd, zijn projecten die: b ofwel vooruitlopend op het IHP doorgang vinden (zowel PO als VO en Speciaal Onderwijs) b ofwel vooruitlopend op het IHP gestart zijn (bijv. door het verstrekken van een voorbereidingskrediet) en lopende het IHP traject daarvan onderdeel zijn gaan uitmaken (uitsluitend VO). Voor de projecten die vooruitlopend op het IHP doorgang vinden zijn al gevoteerde kredieten beschikbaar (totaal 50 miljoen euro, waarvan 25 miljoen voor het PO en 25 miljoen voor het VO). Het gaat om zowel nieuwbouw, verbouw als transformatie van schoolgebouwen. Realisatie van lopende projecten in het PO is naar verwachting eind 2016 afgerond, in het VO zullen projecten die vooruitlopend op het IHP doorgang vinden naar verwachting uiterlijk 2017 gereed zijn. Overheveling buitenonderhoud schoolgebouwen PO Op 1 januari 2015 wordt het budget voor het buitenonderhoud en de aanpassing van primair onderwijsgebouwen overgeheveld van gemeenten naar schoolbesturen. Een eerste indicatie geeft aan dat voor de gemeente Eindhoven geldt dat er jaarlijks en structureel een bedrag van € 2,3 miljoen voor onderhoud en aanpassing gebouwen primair onderwijs wordt overgeheveld van gemeente naar schoolbesturen. Deze wetswijziging is inmiddels door de Eerste en Tweede Kamer aangenomen en gepubliceerd in de Staatscourant. De VNG zorgt voor een nieuwe modelverordening die rond de zomer van 2014 zal worden gepubliceerd. Ook komt er meer duidelijkheid over de wijze waarop de schoolbesturen dit geld mogen besteden.
2
A
Raadsnummer
Zoals voorgesteld zullen wij met het primair onderwijs de business cases uitwerken en hierin het mogelijke effect van de wetswijziging buitenonderhoud PO in mee nemen. Omvang Investeringen Primair Onderwijs In het door de partners opgestelde ‘Integraal Huisvestingsplan PO/KO Eindhoven 2014-2032’ is een maximum investeringsbedrag van € 73 (transformatie) tot €130 miljoen (nieuwbouw) opgenomen. Dit is ten behoeve van zowel het onderwijsgedeelte als het niet-onderwijsgedeelte (t.w. VVE, KDV en BSO). In de nu voorliggende financieringsopgave is – uitsluitend voor het onderwijsgedeelte – reeds rekening gehouden met de behoefte per locatie en wordt uitgegaan van zowel nieuwbouw als transformatie, waarvoor een bedrag van 85 miljoen euro is opgenomen. De kosten voor het niet-onderwijsgedeelte van de SPIL-centra zijn apart begroot en daarvoor zijn dekkingsmiddelen voorhanden die geen onderdeel uitmaken van de begroting onderwijshuisvesting. Ten behoeve van de raming van het benodigde investeringsbedrag voor het onderwijsgedeelte PO is per specifieke investeringsopgave (transformatie, nieuwbouw) een berekening opgesteld, inclusief een gebruikelijke risico-opslag. Deze berekening is door een externe en deskundige partij getoetst en deze partij heeft bevestigd dat het berekende bedrag toereikend is. Ons college is er van overtuigd dat het opgenomen investeringsbedrag volstaat. Aan de besturen van het primair onderwijs en kinderopvangorganisaties is toegezegd dat – indien de gezamenlijke uitwerking van de business cases hiertoe aanleiding geeft – een andere investeringsopgave ter bespreking voorligt. Voortgang IHP Zoals toegezegd zal de wethouder uw raad jaarlijks (of zoveel vaker als nodig is) informeren over de voortgang van het Integraal Huisvestings Plan. Continue aandacht voor optimale financieringsvormen De commissie heeft verzocht om ook andere vormen van financiering mogelijk te maken binnen het IHP en de voordelen daarvan te verkennen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan mogelijkheden om de totale exploitatie extern onder te brengen. Wij zijn in gesprek met bijvoorbeeld de Bank Nederlandse Gemeenten, het Nationaal Investeringsinstelling (NII) en de bouwcampus en zullen ook andere initiatieven en/of pilots (waaronder het zogenoemde exploitatiemodel) meenemen in de nog uit te werken businesscases.
3
A
Raadsnummer
Rekenrente Uw vraag om toelichting op de rekenrente wordt hierna gedetailleerd beantwoord. Voorafgaand daaraan willen wij, zoals eerder mondeling aangegeven, bevestigen dat de rekenrente – nadat u deze in de Kadernota 2015-2018 heeft vastgesteld gemeentebreed (met uitzondering van verliesgevende planexploitaties) verlaagd wordt van 4,5% naar 3,75%. Dit geldt voor zowel bestaande als voor nieuwe projecten. Technische toelichting op de rekenrente (= omslagrente) De systematiek van omslagrente De interne werking van de omslagrente systematiek Het systeem van omslagrente is een gesloten systeem. Alle aan de producten en programma’s doorgerekende rente wordt op Concernniveau als opbrengst geboekt. Reden om een omslagrente te hanteren is dat alle relevante kosten in beeld moeten zijn, dus ook de financieringskosten voor investeringen in activa. Indien de rente ieder jaar schommelt, zal bij stijgende rente extra dekking moeten worden gevonden (omdat de kosten dan hoger worden). Om de pieken en dalen te voorkomen is bij het rapport herinrichting begroting 2015 geadviseerd de omslagrente voor een periode van 4 jaar vast te zetten. Een belangrijk doel van het hanteren van een tarief voor omslagrente die meerjarig vast ligt is het brengen van rust in de begroting. In de Kadernota 2015-2018 wordt voorgesteld om de omslagrente m.i.v. 2015 te verlagen van 4,5% naar 3,75% voor een periode van vier jaar. De hoogte van de omslagrente in vergelijking met de marktrente Uitgangspunt is in principe dat een percentage gehanteerd wordt dat dicht bij de marktrente ligt (gemiddelde 10 jaars rente voor gemeenten over langere periode). Dit weerspiegelt de rente waartegen investeringen met lange looptijden op de kapitaalmarkt gefinancierd zijn. Momenteel ligt de marktrente lager dan de omslagrente. Deze marktrente geldt echter zowel voor nieuwe als voor al bestaande investeringen. Het omslagpercentage zou een weerspiegeling moeten zijn van de rente voor alle activa; dus ook voor activa die in het verleden gekocht zijn. De gemiddelde marktrente over de afgelopen 10 jaar bedraagt zo’n 4,25% (berekening uit 2012). Navraag bij andere 100.000+ gemeenten leert dat de meeste gemeenten de systematiek van omslagrente hanteren en dat de percentages niet significant afwijken van de Eindhovense omslagrente. De gevolgen voor de begroting als de omslagrente wijzigt Als de omslagrente wordt verlaagd worden er lagere lasten doorberekend naar de producten en programma’s en zijn de lasten op Concernniveau lager. Gemeentebreed gebeurt er dus niets, omdat de lagere lasten tegen de lagere baten worden weggestreept. Het is anders als er een tarief tegenover staat. Als de
4
A
Raadsnummer
omslagrente daalt, dan kunnen er minder rentelasten worden toegerekend aan afval en riolen. Aangezien de tarieven hiervoor maximaal kostendekkend mogen zijn, krijgt de gemeente minder inkomsten via de rioolheffing. De werkelijke rente (financiering) In principe verandert er niets voor de financiering van de gemeente bij een wijziging van omslagrente. De omslagrente wordt namelijk wel berekend over de investeringen, maar wordt niet daadwerkelijk uitgegeven (is dus geen kasstroom). Wat wel wordt uitgegeven is de werkelijke rente. Totaalfinanciering Wij hanteren bij het financieren van de uitgaven en inkomsten het systeem totaalfinanciering. Dit betekent dat alle uitgaven en inkomsten worden opgeteld ongeacht om wat voor soort uitgave het gaat, dus ook de uitgaven voor bijvoorbeeld een subsidieverstrekking, inkopen van goederen en diensten, investeringen. Hiertegenover worden dan alle inkomsten gezet, zoals ontvangen subsidies en de algemene uitkering. Als blijkt dat de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten, dan is sprake van een financieringsbehoefte. Totdat de kasgeldlimiet1 is bereikt (voor Eindhoven is dat € 65 miljoen) mag er worden gefinancierd met kort geld, aangezien dit in de regel goedkoper is dan langlopende leningen. Bij het bereiken van de kasgeldlimiet moet binnen 3 kwartalen worden overgegaan op het aantrekken van een langlopende lening. Bij de methodiek totaalfinanciering zijn leningen niet gekoppeld aan specifieke uitgaven of investeringen, maar aan het saldo van wat de gemeente in totaal uitgeeft en binnenkrijgt. Waarom totaalfinanciering Wij passen totaalfinanciering toe om twee hoofdredenen. Allereerst is door totaalfinanciering de administratieve verwerking eenvoudiger en efficiënter dan bij projectfinanciering. De administratieve kosten zijn daarmee ook lager. Daarnaast wordt middels totaalfinanciering optimaal gebruik gemaakt van de beschikbare middelen. Nadeel bij projectfinanciering is namelijk dat geleend wordt voor een investering, terwijl bij een andere investering een positief saldo aanwezig kan zijn. Bij totaalfinanciering wordt pas geleend als alle ‘bankrekeningen’ een negatief saldo vertonen. Hierdoor zijn de rentekosten zo laag mogelijk en wordt de kasgeldlimiet optimaal benut. Met behulp van liquiditeitsprognoses voorspellen we zo goed mogelijk hoe onze liquiditeitspositie zich ontwikkelt.
1
Opgenomen gelden met een looptijd korter dan één jaar (kasgeldleningen en rekening-courantkrediet) minus uitgezette gelden met een looptijd korter dan één jaar.
5
A
Raadsnummer
De huidige financiële situatie De opgenomen leningenpositie stijgt de laatste jaren. In het verleden waren liquide middelen aanwezig, onder andere door de verkoop van NRE. Deze middelen zijn ingezet (uitgegeven), of in onroerend goed geïnvesteerd en daarom niet op korte termijn beschikbaar. Gevolg is dat de laatste jaren meer wordt geleend om onze uitgaven te kunnen betalen. Het hebben van een lening is op zich geen probleem, als rekening wordt gehouden met de bijkomende rentekosten en als de aflossingen worden betaald. De rentekosten van leningen worden in de exploitatiebegroting opgenomen, inclusief rentekosten voor nieuw aan te trekken leningen in de toekomst (als dat nodig is). Hoe houden we grip op onze financiering? De gemeente hanteert verschillende interne regels en wettelijke kaders om te voorkomen dat de gemeente teveel risico loopt. Een wettelijk kader is de renterisiconorm. Deze norm heeft als doel het voorkomen dat gemeenten in een jaar veel renterisico loopt door herfinanciering van af te lossen leningen. In een boekjaar mag maximaal 20% van het begrotingstotaal onderhevig zijn aan een rentefluctuatie. Voor Eindhoven is dat een bedrag van € 120 miljoen. Er wordt gemonitord hoeveel leningen in een bepaald jaar aflopen en worden geherfinancierd. Bij het afsluiten van een lening wordt de looptijd van de lening zo gekozen dat de gemeente onder de renterisiconorm blijft. Bij de renterisiconorm wordt gekeken naar de hoogte van de leningen (het bedrag) niet naar de rentepercentages.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
secretaris
6
A
Raadsnummer
HERZIEN Ontwerp Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van
;
besluit: 1 a)
In te stemmen met de uit het uitvoeringsplan voortvloeiende reële en zowel collectief als per individuele opgave, taakstellende investeringsopgave: i. Van € 90 miljoen tot 2034 voor het Voortgezet Onderwijs, (Voortgezet) Speciaal Onderwijs, ii. Van maximaal € 85 miljoen tot 2034 voor het Primaire Onderwijs, welke opgave voor 1 januari 2015 nog met business cases onderbouwd wordt. b) Bij wijziging van wet- en regelgeving die gevolgen heeft voor de gemeentelijke financiering van de onderwijshuisvesting, gaan schoolbesturen en gemeente in overleg om te komen tot een inhoudelijk en financieel passende oplossing. Daarbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat er geen aanvullende gemeentelijke middelen worden vrijgemaakt om de bij 1a genoemde taakstellende investeringsopgave te realiseren.
2 a)
b)
c)
d)
Instemmen met het nu meest duurzame en financieel/inhoudelijk meest gunstigste IHP-scenario en hiervoor structureel €2,75 miljoen tegen een omslagrente van 3,75%, op te nemen in de Kadernota, Begroting 2015-2018 Voor nu instemmen met financiering van onderwijshuisvesting via de interne gemeentelijke financieringsmethode, maar de optie openhouden voor andere financieringsvormen. de jaarlijkse indexering van het beschikbare budget voor onderwijshuisvesting koppelen aan het accres van de algemene uitkering. het beschikbare budget voor rente & afschrijving binnen de onderwijsbegroting vanaf 2016 te fixeren
3 Instemmen met het instellen van een egalisatiereserve met als doel de toekomstige tekorten in het budget onderwijshuisvesting op te vangen:
7
A
Raadsnummer
-
-
4.
De voeding van de reserve wordt gevormd door de jaarlijkse overschotten binnen de (geïndexeerde) onderwijsbegroting in eerdere jaren en door verkoopwinsten van schoolpanden Onttrekking van de reserve vindt plaats op het moment dat de kosten hoger zijn dan de beschikbare middelen in de begroting. Maximale omvang van de reserve dient gerelateerd te zijn aan de toekomstige investeringsopgave, waarbij dit jaarlijks gemonitord wordt.
Instemmen met de inliggende concept samenwerkingsovereenkomst IHP VO, (V)SO onder het uitgangspunt dat bij wijziging van wet- en regelgeving die gevolgen heeft voor de gemeentelijke financiering van de onderwijshuisvesting, schoolbesturen en gemeente in overleg gaan om te komen tot een inhoudelijk en financieel passende oplossing (artikel 3.2 van de in bijlage 3 genoemde samenwerkingsovereenkomst).
5
Het college opdracht geven om: - a) de samenwerkingsovereenkomst IHP VO, (V)SO conform bijlage af te sluiten met de schoolbesturen van het VO, (V)SO en parallel hieraan ook de individuele samenwerkingsovereenkomst van de beoogde fusieschool van het Chistiaan Huygens College locatie Broodberglaan met het Bisschop Bekkers Lyceum onder bevoegd gezag van Stichting Eindhovens Protenstants Voortgezet Onderwijs uit te werken - b) de raad te informeren over de voortgang van de besluitvorming van de samenwerkingsovereenkomst IHP VO, (V)SO - c) de concept samenwerkingsovereenkomst PO verder uit te werken en dit uiterlijk 1 januari 2015 voor te leggen aan de raad. Hierin het effect wetswijziging groot onderhoud PO meenemen. 6a. Kennisnemen van de algehele conclusies van PwC dat de keuze om het IHP onderdeel te laten zijn van het gemeente brede budget en financieringsplan, een logische is. 6b. De adviezen van PwC borgen in de gemeentelijke organisatie 6c. Kennisnemen van de reacties van PwC op de ambtelijke beantwoording van de gestelde raadsvragen Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van voorzitter.
, griffier.
8
A
Raadsnummer
9